Anda di halaman 1dari 51

Magnetisme

Cursus/Handleiding/Naslagwerk Magnetisme

Magnetisme

INHOUDSTAFEL
Inhoudstafel Inleiding Doelstellingen 1 Permanente magneten 1.1 Soorten en vormen 1.2 Kenmerken 1.2.1 Iedere magneet heeft een noord- en zuidpool 1.2.2 Ongelijknamige polen trekken elkaar aan, gelijknamige polen stoten elkaar af 1.3 Materialen voor permanente magneten 2 Magnetische veld 2.1 Magnetische krachtlijnen 2.2 Zin van de krachtlijnen 3 Elektromagnetisme 3.1 Magnetisch veld veroorzaakt door elektrische stroomsterkte 3.2 Zin van het magnetisch veld veroorzaakt door een stroom in een rechte geleider 3.3 Spoelen 3.3.1 Een stroomvoerende spoel gedraagt zich als een magneet 3.3.2 Experiment 1: stroom wekt magnetisme op 3.3.3 Spoel met ijzerkern 3.3.4 Remanent magnetisme 3.4 Toepassingen van elektromagneten 3.4.1 Relais 3.4.2 Elektrische bel 3.4.3 Hefmagneet 4 Elektrodynamische krachten 4.1 Ontstaan van de Lorentz-kracht 4.2 Toepassingen van de elektrodynamische krachten 4.2.1 Elektrische motor 4.2.2 Draaispoelmeter 4.2.3 Luidspreker 4.2.4 Experiment 2: Lorentzkracht 5 Het genereren van spanning via elektro-magnetische weg 5.1 Experiment 3 : genereren van een elektrische spanning 5.2 Genereren van een spanning in een winding of in een spoel 5.3 Wet van Lenz 2 4 5 6 6 6 6 7 7 9 9 10 11 11 11 13 13 14 15 16 17 17 18 19 21 21 21 21 23 24 25 27 27 28 29

Magnetisme

5.4 Toepassing : de generator 5.4.1 Een eenvoudige generator 5.4.2 De wisselspanningsgenerator 5.4.3 Gelijkstroomgenerator 6 Elektromagnetische inductie 6.1 Wederzijdse inductie 6.1.1 Twee spoelen op n kern 6.1.2 Energie aanwezig in het magnetisch veld 6.1.3 Toepassing : de transformator 6.2 Zelfinductie 6.2.1 Verschijnsel 6.2.2 Zin van de zelfinductiespanning 6.2.3 Cofficint van zelfinductie ( L ) 6.2.4 Symbool 7 8 Samenvatting Oplossingen ACOs

31 31 33 35 41 41 42 43 44 46 47 47 48 48 50 52

Magnetisme

INLEIDING
In dit project bestuderen we wat de eigenschappen zijn van magneten en hoe je met elektrische stroom magnetisme kan opwekken. Met elektromagnetisme kan je krachtige magneten vormen, die we gebruiken in een elektrische bel, in een relais, in een elektrisch deurslot. Hoe een elektromotor werkt vind je in het hoofdstuk over het ontstaan van elektrodynamische krachten. Bijna alle elektrische energie die wij gebruiken wordt verkregen via machines die mechanische energie omzetten in elektrische energie. Het werkingsprincipe van generatoren waarbij het ontstaan van een spanning wordt veroorzaakt door een mechanische beweging berust eveneens op eigenschappen van magnetisme en elektromagnetisme. In het hoofdstuk over elektromagnetische inductie bestuderen we het ontstaan van spanningen die geen mechanische oorzaak hebben. Een toepassing die gebruik maakt van de elektromagnetische inductie is de transformator. Met transformatoren kan je een willekeurige (wissel)spanning omzetten in een willekeurige andere (wissel)spanning.

Magnetisme

DOELSTELLINGEN
De kenmerken van permanente magneten omschrijven. Begrip magnetisch veld verduidelijken. Het ontstaan van magnetisme door elektrische stroom verklaren (elektromagnetisme). Het werkingsprincipe van een relais, een elektrische bel en een hefmagneet verklaren. Het ontstaan van elektrodynamische krachten verklaren. Het werkingsprincipe van een elektrische motor, een draaispoelmeter en een luidspreker verduidelijken. Het elektromagnetisme voor het genereren van elektrische spanning verklaren. De Wet van Lenz verduidelijken. Het werkingsprincipe van een generator omschrijven. Begrippen zelfinductie en wederzijdse inductie verklaren. Het werkingsprincipe van een transformator verklaren.

Magnetisme

1
1.1

PERMANENTE MAGNETEN
Soorten en vormen

Al in de oudheid was bekend dat sommige stenen, als je ze ophangt aan een draadje, altijd dezelfde richting aannemen. Zo zou de Chinese keizer Hoang-Ti, die vijfduizend jaar geleden leefde, stenen bij zich hebben gehad die hem de weg naar het noorden wezen. Nu weten wij dat deze stenen ijzererts bevatten dat magnetisch was en daardoor als kompas werkte. Hier is sprake van natuurlijk magnetisme, ook de aarde zelf gedraagt zich als een magneet met gigantische afmetingen. Later zullen we zien dat sommige materialen ook kunstmatig magnetisch worden gemaakt. Magneten die hun magnetische eigenschappen behouden nadat ze eenmaal magnetisch zijn gemaakt, noem je permanente magneten. Je kent ze ongetwijfeld wel. Ze zijn er in allerlei vormen waarvan we er enkele hebben getekend in figuur 1.

Fig. 1

1.2

Kenmerken

1.2.1 IEDERE MAGNEET HEEFT EEN NOORD- EN ZUIDPOOL Als je al eens met magneten hebt gewerkt, zal het je zijn opgevallen dat ze elkaar kunnen aantrekken en afstoten. De oorzaak daarvan is dat iedere magneet, groot of klein en ongeacht de vorm, twee polen heeft: een noordpool en een zuidpool. Op figuur 2 a hebben we een staafmagneet getekend. Noord- en zuidpool bevinden zich tegenover elkaar. Wat gebeurt er als we de staaf middendoor zagen? Dan ontstaan er twee kleinere magneten zoals weergegeven in figuur 2 b, die ieder weer een noord- en een zuidpool hebben.

Magnetisme

Fig. 2 Iedere magneet heeft dus een noord- en een zuidpool. Magneten met alleen een noordpool of een zuidpool bestaan niet. 1.2.2 ONGELIJKNAMIGE POLEN TREKKEN ELKAAR AAN, GELIJKNAMIGE POLEN STOTEN ELKAAR AF Breng je twee staafmagneten met de gelijknamige polen (twee noord- of twee zuidpolen) kort bij elkaar, dan blijkt het dat de magneten elkaar afstoten (figuur 3a). Benader je met de zuidpool van de ene magneet de noordpool van de andere, dan trekken ze elkaar aan (figuur 3b).

Fig. 3 Met andere woorden: ongelijknamige polen trekken elkaar aan; gelijknamige polen stoten elkaar af. Opmerking: Een kompasnaald is een permanente magneet. Ook de aarde is een reusachtige magneet. De kant van de kompasnaald die steeds naar de magnetische noordpool van de aarde wijst, noemen we noordpool. De magnetische noordpool van een magneet is daarom de kant die naar het geografische noorden wijst als de magneet vrij wordt opgehangen.

1.3

Materialen voor permanente magneten

Er zijn maar weinig materialen die je magnetisch kan maken. Van de zuivere stoffen zijn dat alleen ijzer, nikkel en kobalt. Het is echter gebleken dat je aanzienlijk krachtigere permanente magneten kan maken van bepaalde legeringen van deze materialen met andere materialen. Een voorbeeld daarvan is siliciumstaal, een legering van ijzer (wel magnetiseerbaar) en silicium (niet magnetiseerbaar). Een ander voorbeeld is koolstofstaal. Met Ticonal, een legering van titaan, kobalt, nikkel en aluminium kan je zeer krachtige permanente magneten maken.

Magnetisme

Een ander materiaal dat zeer geschikt is voor het maken van permanente magneten is ferroxdure. Ferroxdure bestaat uit ijzeroxyde dat in fijngemalen toestand eerst in de juiste vorm wordt geperst en daarna wordt gebakken, waardoor een zeer harde donkergrijze magneet ontstaat. Dergelijke magneten, in allerlei maten en vormen, worden onder meer gebruikt in luidsprekers, kastdeursluitingen, meetinstrumenten, kleine elektromotoren en generatoren.

Magnetisme

MAGNETISCHE VELD

De ruimte waarin de aantrekkings- of afstotingskracht van een magneet zich voordoet noemen we magnetisch veld. Theoretisch is het magnetisch veld oneindig groot. Maar de krachtwerking neemt zeer snel af naarmate de afstand tot de magneetpool toeneemt. We kunnen dus zeggen dat het magnetisch veld zich beperkt tot de onmiddellijke nabijheid van de magneet. Figuur 4 geeft weer hoe je op een proefondervindelijke manier het bestaan van het magnetisch veld kan aantonen door het gebruik van een magneet en wat ijzervijlsel. Je houdt de magneet onder een kartonnetje en strooit op de bovenkant daarvan het ijzervijlsel. Je zal dan een patroon zien zoals figuur 4 a of 4 b toont.

Fig. 4 Wat gebeurt er? Tussen de polen van de magneet bevindt zich een magnetisch veld. De ijzerdeeltjes worden onder invloed van dat magnetisch veld zelf ook magnetisch. Ze gaan zich gedragen als kompasnaalden en wijzen de richting aan van het magnetisch veld.

2.1

Magnetische krachtlijnen

Het magnetische veld is schijnbaar opgebouwd uit krachtlijnen die van de ene magneetpool vertrekken en aan de andere pool binnentreden. Dicht bij de polen liggen de krachtlijnen vlak bij elkaar. Naarmate de afstand tot de polen groter is, liggen ze verder uit elkaar. Deze krachtlijnen bestaan in werkelijkheid niet, maar ze zijn voor ons een hulpmiddel om aan te geven welke richting en sterkte het magnetisch veld op een bepaalde plaats heeft. Door de krachtlijnen te tekenen, vormen we ons een indruk van de sterkte van het magnetisch veld op iedere plaats in de buurt van de magneet. Hoe dichter de krachtlijnen bij elkaar getekend zijn, des te sterker het magnetisch veld.

Magnetisme

10

In figuur 4 kan je ook zien dat de sterkte van dat veld het grootst is nabij de polen.

2.2

Zin van de krachtlijnen

We spreken af dat de krachtlijnen vertrekken vanuit de noordpool en naar de zuidpool toestromen, zoals de pijltjes in figuur 4 b aangeven.

Magnetisme

11

3
3.1

ELEKTROMAGNETISME
Magnetisch veld veroorzaakt door elektrische stroomsterkte

In figuur 5 hebben we een draad getekend waardoor een stroom I van boven naar beneden vloeit. Er blijkt nu een magnetisch veld rondom de draad te ontstaan. Op deze figuur hebben we dat weergegeven met enkele ringvormige krachtlijnen.

Fig. 5 Hieruit blijkt dat een elektrische stroom een magnetisch veld laat ontstaan. Dit belangrijke verschijnsel noemen we elektromagnetisme.

3.2

Zin van het magnetisch veld veroorzaakt door een stroom in een rechte geleider

Op figuur 6a kan je zien dat de krachtlijnen cirkels zijn die naar buiten toe steeds verder uit elkaar liggen. Het magnetisch veld is dus het sterkst dicht bij de stroomvoerende geleider. Als de stroom zoals in figuur 6 a. getekend, van boven naar onder vloeit, is de zin van het veld rechtsom gericht.

Magnetisme

12

Fig. 6 Een handige regel om de zin van het magnetisch veld te bepalen is de kurkentrekkerregel. We plaatsen de kurkentrekker zodanig op de geleider dat als we eraan draaien hij zich in dezelfde zin verplaatst als de stroom. De draaizin van de kurkentrekker geeft dan de zin van het magnetisch veld rond de geleider aan. In figuur 6 b. hebben we de stroomvoerende geleider nogmaals getekend, maar dan nu van boven af gezien. De stroom gaat dus van boven naar beneden (het blad in), wat we aangeven door een (+)-teken in de doorsnede van de geleider te tekenen (het is alsof je tegen de achterkant van de stroompijl aankijkt). De krachtlijnen zijn volgens de kurkentrekkerregel rechtsom weergegeven. We hebben er twee kompasnaalden bijgetekend. Ga zelf na of ze de juiste zin hebben.

Magnetisme

13

3.3

Spoelen

Wat zou er gebeuren als we twee stroomvoerende draden naast elkaar leggen, zoals aangegeven in figuur 7? We nemen aan dat er dezelfde stromen door vloeien en dat de stromen dezelfde zin hebben (van ons weg; aangegeven door een (+)).

Fig. 7 Omdat de stromen even groot zijn, zal in punt A het magnetisch veld van de beide geleiders even sterk zijn. Maar in dat punt is de zin van beide krachtlijnen tegengesteld. Dit betekent dat in punt A de magnetische velden elkaar opheffen! Wat blijft is een magnetisch veld dat beide geleiders omvat. In figuur 7 b. hebben we zes stroomvoerende geleiders vlak naast elkaar getekend. Er ontstaat een magnetisch veld dat alle zes de geleiders omvat. Een spoel is nu niets anders dan een opgewikkelde draad bestaande uit n of meer windingen. 3.3.1 EEN STROOMVOERENDE SPOEL GEDRAAGT ZICH ALS EEN MAGNEET Figuur 8 toont een spoel met zes windingen. Je ziet dat de bovenste doorsnede van deze spoel gelijk is aan figuur 7 b.

Fig. 8 Aan de onderkant van de spoel komt de stroom naar ons toe (aangegeven met een punt; je kijkt tegen de punt aan stroompijl aan). Volgens de kurkentrekkerregel is de zin van het magnetisch veld zoals afgebeeld in figuur 8. Je ziet dat binnen de spoel alle krachtlijnen van rechts naar links stromen. Dit betekent dat ze elkaar versterken: in de spoel ontstaat een

Magnetisme

14

tamelijk krachtig magnetisch veld. De spoel gedraagt zich als een staafmagneet, met links de noord- en rechts de zuidpool (de krachtlijnen buitenom gaan immers van noord- naar zuidpool). We noemen ze elektromagneten. Het magnetisch veld van een spoel is sterker naarmate de stroom door de spoel groter is. Maar hangt ook af van het aantal windingen. Iedere winding levert een bijdrage aan het magnetisch veld, dus hoe meer windingen, des te krachtiger is het magnetisch veld bij dezelfde stroomsterkte. 3.3.2 EXPERIMENT 1: STROOM WEKT MAGNETISME OP Als je een kompas ter beschikking hebt kan je op een eenvoudige manier aantonen dat stroom magnetisme veroorzaakt. Benodigdheden : Een kompas Batterij van 9V 1 m koperdraad

Fig. 9 Meting Wikkel de koperdraad een 4 5 keer rond het kompas zoals aangegeven in figuur 9. Zorg ervoor dat de wikkelingen parallel lopen met de noord-zuid-as die de wijzer van het kompas aangeeft. Sluit n zijde van de wikkeling op de (-)-klem van de batterij aan. Vervolgens sluit je kortstondig de (+)-klem van batterij op het andere uiteinde van de koperdraad aan. Eventjes aanstippen is voldoende omdat je met de koperdraad die een kleine weerstand heeft de batterij kortsluit. Je zal zien dat de kompasnaald uitwijkt en soms zelfs gaat draaien. Het magnetisme dat in de koperdraad wordt opgewekt is kennelijk groot genoeg om de wijzer van het kompas dat normaal naar het magnetische noorden wijst te benvloeden. Ga zelf na wat er gebeurt met de wijzer van het kompas als je de (-)- en (+)-klem van de batterij wisselt.

Magnetisme

15

3.3.3 SPOEL MET IJZERKERN Magnetische flux We kunnen met de spoelen besproken in vorige paragraaf geen krachtige elektromagneten maken. De oorzaak daarvan is dat de lucht in de spoel de magnetische "krachtlijnen" of beter gedefinieerd de magnetische flux ( ), niet zo goed geleidt. Materialen die de magnetische flux goed geleiden zoals ijzer (Fe), nikkel (Ni) en cobalt (Co), hebben een lage magnetische weerstand (Rm). Materialen die de magnetische flux niet of slecht geleiden hebben een hoge magnetische weerstand (Rm). Uit vorig hoofdstuk weten we ook dat een elektromagneet krachtiger is naarmate de stroomsterkte (I ) en het aantal windingen (N) van de spoel groter zijn. Deze "elektromagnetische kracht" vergelijken we met de inwendige elektrische spanning van de bron. Zoals bij de Wet van Ohm bestaat er een verband tussen elektromagnetische kracht, magnetische flux (te vergelijken met elektrische stroom) en magnetische weerstand.
magnetische flux = elektromagnetische kracht magnetische weerstand

[ =

N .I ] Rm

Uit die "magnetische Wet van Ohm" volgt dat we de magnetische flux op twee manieren kunnen vergroten. 1. Door vergroting van de elektromagnetische kracht: spoel met meer windingen en een grotere elektrische stroomsterkte. 2. Door verlaging van de magnetische weerstand. De symbolen die we hier voornamelijk ter informatie toevoegen laten ons toe de link met de elektrische stroomkring te leggen. IJzerkern Met de spoel uit figuur 8 kan je moeilijk een krachtige elektromagneet maken omdat de magnetische weerstand van de lucht in de spoel veel te groot is. We kunnen de magnetische flux alleen maar vergroten door de magnetische weerstand te verlagen. Dit kan door in de spoel materiaal aan te brengen dat de magnetische flux beter geleidt dan lucht. Zo'n materiaal is gewoon ijzer (zacht staal), ook wel weekijzer genoemd. Doordat ijzer de magnetische flux beter geleidt, zal het magnetisch veld zich concentreren in het ijzer. Dit verklaart waarom een magneet ijzer aantrekt.

Magnetisme

16

Fig. 10 Ook de magnetische krachtlijnen zoeken de weg van de minste weerstand. Dit hebben we getekend in de figuur 10. Figuur 10 a. toont een elektromagneet met een ijzerkern, die vrij in de lucht hangt. De krachtlijnen kunnen alleen maar door de lucht van noord- naar zuidpool. In figuur 10 b. is dezelfde elektromagneet getekend, nadat hij in de buurt is gebracht van een ijzeren plaat. Zodra het ijzer dicht genoeg in de buurt van de elektromagneet komt, wordt het aangetrokken, zodat de magnetische flux door het ijzer kan gaan. Deze ijzeren plaat wordt zelf ook een magneet, onder invloed van het magnetisch veld van de elektromagneet. Tegenover de zuidpool van de elektromagneet ontstaat een noordpool in de ijzeren plaat. Je kan dit gemakkelijk controleren. Denk de elektromagneet even weg en je ziet dat de krachtlijnen van de plaat buitenom van noord- naar zuidpool lopen. 3.3.4 REMANENT MAGNETISME Als je de stroom door de spoel van een elektromagneet uitschakelt, dan verliest de kern niet al zijn magnetisme. Er blijft een zwak magnetisch veld over, we noemen dit remanent magnetisme. Bij weekijzer en andere materialen die we voor elektromagneten gebruiken is dat remanent magnetisme te verwaarlozen klein. Maar er zijn ook materialen die na het uitschakelen van de stroom door de spoel magnetisch blijven. Dit zijn onder meer gehard staal (ijzer met koolstof), speciale legeringen (zoals ticonal) en ferroxdure. Deze materialen gebruiken we dan ook voor het vervaardigen van permanente magneten. Een voorbeeld hiervan zijn de magneten die gebruikt worden bij luidsprekers. Dat ook gehard staal zijn magnetisme behoudt kan je constateren door een permanente magneet enkele keren in dezelfde richting langs een schroevendraaier te strijken. De schroevendraaier blijft dan een beetje magnetisch, wat erg makkelijk kan zijn als je schroefjes of boutjes op moeilijk bereikbare plaatsen moet los- of aandraaien (behalve als het schroefjes van koper zijn ). Voor elektromagneten kies je materiaal met zo weinig mogelijk remanent magnetisme, zoals weekijzer of ferroxcube. Evenals ferroxdure wordt ferroxcube geperst en gebakken. Het heeft ook dezelfde donkergrijze kleur, maar het gedraagt zich totaal anders. Ferroxdure heeft een zeer groot remanent magnetisme, ferroxcube bijna niet.

Magnetisme

17

3.4

Toepassingen van elektromagneten

3.4.1 RELAIS In figuur 11a. hebben we een relais getekend, bestaande uit een spoel (s), een kern (k), een anker (a) en een aantal contacten (c).

Fig. 11 Als er stroom door de spoel (s) vloeit, wordt het ijzeren anker (a) aangetrokken en sluiten de contacten (c) zich. Er zijn relais met een groot aantal contacten. Daardoor kan je met n schakelaar, waarmee je de stroom van de spoel inschakelt, een groot aantal contacten sluiten of openen. Hoe je een relais met n contact symbolisch voorstelt in een elektrisch schema geeft figuur 11b weer. Je kan de relaiscontacten gebruiken om gevaarlijke hoge spanningen in en uit te schakelen. Neem je een spoel die geschikt is voor een lage spanning, dan kan je, eventueel op afstand, de hoge spanning veilig- in en uitschakelen met behulp van een relais en een schakelaar die zelf slechts een lage, veilige spanning hoeft in te schakelen (figuur 12).

Fig. 12

Magnetisme

18

Relais worden gebruikt in machinebesturingssystemen, alarminstallaties, als afstandsschakelaar voor verlichting (zie lespakket 3 van de cursus Comfortschakelingen Brand- en inbraakbeveilliging- en lespakket 3 van de cursus Basisvaardigheden en basisschakelingen. Veiligheid -Basisschakelingen). Figuur 13 toont een voorbeeld van een elektromagnetische relais van het merk Omron.

Fig. 13 3.4.2 ELEKTRISCHE BEL In de meeste woningen is wel een elektrische bel aanwezig (figuur 14 a.).

Fig. 14 Hij is opgebouwd uit een hoefijzervormige kern (K) met twee spoeltjes (die in serie zijn geschakeld en elkaar ondersteunen). Druk je op de drukknop, dan gaat er stroom vloeien van de (+) van de batterij, via A, via de spoeltjes, via C, via het juk ( J ), het contact (S), punt B en daarna terug naar de batterij.

Magnetisme

19

Zodra er stroom gaat vloeien, trekt de elektromagneet het juk aan en slaat de klepel tegen de bel. Maar op hetzelfde ogenblik wordt bij S de stroom verbroken. Het juk wordt niet langer aangetrokken. Het veert terug waardoor het contact bij S weer wordt gesloten en alles van vooraf aan begint. Dit gaat zeer snel, zodat de klepel snel achtereen de bel raakt. Het contact S bestaat uit een stelschroefje en een contactveer op het juk. Met het stelschroefje kan binnen bepaalde grenzen het aantal onderbrekingen per seconde worden ingesteld, d.w.z. het geluid dat de bel voortbrengt. In figuur 14 b. is het elektrische schema van de elektrische bel getekend. Let hierbij op het symbool van de bel en de drukknop. 3.4.3 HEFMAGNEET Elektromagneten worden ook gebruik om zware ijzeren voorwerpen op te hijsen (figuur 15) Dergelijke magneten gebruiken we ook om ijzer, zoals conservenblikjes, uit het huisafval af te scheiden.

Fig. 15

A.C.O.
1. Welk materiaal kan je gebruiken voor het maken van permanente magneten? a. b. c. d. weekijzer zacht staal ferroxcube ferroxdure

2. Welke uitspraak is fout? a. Iedere magneet heeft een noord- en zuidpool. b. Magneten met alleen een noodpool of zuidpool bestaan niet.

Magnetisme

20

c. Breng je twee staafmagneten met de zuidpolen kort bij elkaar dan trekken ze elkaar aan. d. Breng je twee staafmagneten met de noordpolen kort bij elkaar dan stoten ze elkaar af.

3. Magnetische krachtlijnen zijn a. de kortste verbinding tussen een noord- en een zuidpool. b. getekende hulpmiddelen om richting en sterkte van het magnetische veld aan te geven. c. magnetische lijnen die ijzervijlsel aantrekken. d. lijnen die aangeven hoe groot de aantrekkingskracht van de aarde is.

4. Uitspraak 1: de sterkte van een elektromagneet kan je vergroten door het aanbrengen van een ijzerkern. Uitspraak 2: de sterkte van een elektromagneet kan je vergroten door een spanningsbron met een hogere spanning te nemen. a. b. c. d. Beide uitspraken zijn juist. Uitspraak 1 is juist en uitspraak 2 is niet juist. Uitspraak 1 is niet juist en uitspraak 2 is juist. Beide uitspraken zijn niet juist.

5. Onder remanent magnetisme verstaan we a. het magnetisch veld dat ontstaat in een spoel wanneer dat er een elektrische stroom doorvloeit. b. het zwak magnetisch veld dat overblijft in de ijzerkern van een elektromagneet als je de stroom door de spoel uitschakelt. c. het zwak magnetisch veld dat veroorzaakt wordt door de geografische noordpool. d. het magnetisch veld dat ontstaat rond een stroomvoerende geleider.

6. Een spoel met tien windingen is aangesloten op een spanningsbron van 3 V. De weerstand van de spoel is 10 . Je geeft de spoel tweemaal zo veel windingen. a. b. c. d. Het magnetisch veld wordt sterker. Het magnetisch veld wordt zwakker. De sterkte van het magnetisch veld verdwijnt. De sterkte van het magnetisch veld blijft gelijk.

Magnetisme

21

4
4.1

ELEKTRODYNAMISCHE KRACHTEN
Ontstaan van de Lorentz-kracht

Uit vorig hoofdstuk weten we dat rond een geleider waar stroom door vloeit altijd een magnetisch veld onstaat. Wat gebeurt er nu als deze stroomvoerende geleider zich in een ander magnetisch veld bevindt? Veronderstel dat we een geleider hebben die zich in een magnetisch veld bevindt zoals aangegeven in figuur 16a. (stroomzin het blad in en het magnetisch veld loodrecht op de geleider)

Fig. 16 Boven de geleider nemen de krachtlijnen toe omdat het magnetisch veld rond de geleider en het magnetisch veld van de permanente magneet elkaar versterken. Onder de geleider werken de twee magnetisch velden elkaar tegen zodat het magnetisch veld er kleiner is dan erboven. Omdat de krachtlijnen de weg van de minste weerstand zoeken, trachten ze de geleider weg te drukken naar de kant met het zwakste magnetische veld. Dit is in dit geval dus naar beneden. Draait de stroomzin door de geleider om, dan krijg je het resultaat dat weergegeven wordt door fig. 16b. De geleider wordt nu naar boven gedrukt. Er ontstaat in de stroomvoerende geleider die zich in een magnetisch veld bevindt een elektrodynamische kracht die men de "Lorentz-kracht" heet.

4.2

Toepassingen van de elektrodynamische krachten

4.2.1 ELEKTRISCHE MOTOR In figuur 17a. is een gelijkstroommotor getekend, die bestaat uit een stilstaand gedeelte met een veldspoel of veldwikkeling en een draaiend gedeelte (anker) met de ankerspoel.

Magnetisme

22

Als beide spoelen worden aangesloten op een batterij (of een andere gelijkspanningsbron), dan zorgt de veldspoel voor een magnetisch veld. Bovendien wekt ook de ankerspoel een magnetisch veld op. Beide velden met hun respectieve N- en Z-pool werken op elkaar in en doen het anker draaien. De spoelen zijn zo aangesloten dat, met het anker in de getekende stand, de bovenkant van het anker een zuidpool wordt. Deze zuidpool zal aangetrokken worden door de noordpool van de veldmagneet. Het anker zal dus rechtsom gaan draaien. Aan de onderkant van het anker gebeurt hetzelfde, zij het dat N en Z hier verwisseld zijn. Het anker zal proberen in de verticale stand te blijven staan (ongelijknamige polen trekken elkaar immers aan), maar op het moment dat het anker verticaal staat zorgt de commutator of collector (figuur 17c.) ervoor dat de stroomzin door de ankerspoel omkeert met als gevolg dat ook noord- en zuidpool van het anker plotseling van plaats verwisselen. We hebben dan de situatie van figuur 17b. Aan de bovenkant staan twee noordpolen tegenover elkaar en aan de onderkant twee zuidpolen, die elkaar afstoten. Het anker zal 180 doordraaien, maar dan zorgt de commutator (collector) opnieuw voor het omkeren van de stroomzin.

Fig. 17

Magnetisme

23

In figuur 18 hebben we een opengewerkte gelijkstroommotor afgebeeld.

Fig. 18 4.2.2 DRAAISPOELMETER Voor meetinstrumenten met een wijzeraanduiding wordt meestal een draaispoelmeter gebruikt. In figuur 19 b. is zo'n draaispoelmeter getekend. Figuur. 19 a. toont een praktische realisatie.

Fig. 19 Een draaispoelmeter bestaat uit een draaibaar spoeltje waaraan een wijzer is bevestigd, die zich langs een schaalverdeling kan bewegen. Enkele zeer kleine veertjes trekken de wijzer naar links. Het spoeltje bevindt zich in een magnetisch veld van een permanente magneet. Als door het spoeltje de te meten elektrische stroom vloeit ontstaat er een Lorent-kracht.

Magnetisme

24

De grootte van deze kracht hangt af van de stroomsterkte door het spoeltje en doet de wijzer tegen de kracht van de veertjes uitslaan. Hoe groter de stroom door het spoeltje, des te verder zal de wijzer uitslaan. In Figuur 20 zijn paneelmeters afgebeeld die gebruikt worden voor het meten van stroomsterkten.

Fig. 20 4.2.3 LUIDSPREKER Een luidspreker bestaat uit een permanente magneet en een spoeltje waaraan de conus is bevestigd (figuur 21). Als we op het spoeltje de uitgangsspanning van een geluidsversterker aansluiten, dan zal deze wisselende spanning in het spoeltje een wisselende stroom veroorzaken. Het spoeltje dat zich in het magnetisch veld bevindt van de permanente magneet zal nu een Lorentz-kracht ondervinden. Door deze kracht gaan het spoeltje en de conus die er aan bevestigd is bewegen op het ritme van de wisselende stroom door het spoeltje. De bewegingen van de conus veroorzaken luchttrillingen en dus geluidsgolven. In lespakket 1 van de cursus comfortschakelingen (Deurtelefonie en videofooninstallaties) leer je nog meer over de werking, soorten en toepassingen van luidsprekers.

Magnetisme

25

Fig. 21 4.2.4 EXPERIMENT 2: LORENTZKRACHT Sluit je op een luidspreker een batterij aan dan zal de conus naar voren of naar achteren bewegen afhankelijk van de stroomzin door de spoel van de luidspreker. Benodigdheden 1 luidspreker 1 batterij 2 verbindingssnoeren met klemmen.

Magnetisme

26

Meetopstelling

Fig. 22 Meting: Observeer wat er gebeurt als je de luidspreker achtereenvolgens aansluit op een batterij zoals weergeven in fig. 22 a. en fig. 22 b. De conus van de luidspreker zal bewegen door de ontstane Lorentkracht. Kan je verklaren waarom de luidspreker de ene keer naar voren en de andere keer naar achteren beweegt?

Magnetisme

27

HET GENEREREN VAN SPANNING VIA ELEKTROMAGNETISCHE WEG

In het vorige hoofdstuk van dit lespakket heb je kunnen lezen dat de elektromotor of een luidspreker gebruik maakt van de magnetische eigenschappen van een elektrische stroom om een mechanische beweging op te wekken. Het omgekeerde is ook het geval. Je kan met een mechanische beweging via magnetisme een spanning genereren.

5.1

Experiment 3 : genereren van een elektrische spanning

Als we de conus van de luidspreker van experiment 2 zelf in beweging brengen (door er met een vinger lichtjes op te drukken en los te laten) dan ontstaat er in het spoeltje een spanning. Benodigdheden 1 luidspreker 1 V-meter verbindingssnoeren met klemmen. Meetopstelling (figuur 23)

Fig. 23 Meting: Sluit een V-meter aan op de aansluitklemmen van een luidspreker en observeer wat er gebeurt met de gemeten spanning als je de luidspreker zelf in beweging brengt. Let hierbij op de polariteit die de display van de V-meter aangeeft! Verder in dit lespakket vind je de verklaring van dit verschijnsel.

Magnetisme

28

5.2

Genereren van een spanning in een winding of in een spoel

In figuur 24 hebben we een "winding" aangebracht tussen de polen van een krachtige magneet

Fig. 24 Op de uiteinden van de winding is een gevoelige meter aangesloten. Zolang de winding niet beweegt, gebeurt er niets. Pas als we de winding op en neer bewegen (richting b), dan slaat de meter uit. Blijkbaar wordt door het bewegen een elektrische spanning opgewekt in de winding. Houden we de winding stil, dan slaat de meter niet uit. Bewegen we de winding in de richting a dan wordt er ook geen spanning gegenereerd. Hieruit volgt: in een winding die beweegt in de richting b in een magnetisch veld wordt een spanning gegenereerd. Hetzelfde effect kunnen we krijgen door de winding stil te houden en de magneet te bewegen. Besluit: Er wordt enkel een spanning in de winding opgewekt als de winding, door het bewegen, van een sterker naar een zwakker deel van het magnetisch veld komt, of omgekeerd van een zwakker in een sterker deel. Het verschijnsel wordt als volgt geformuleerd: In een winding wordt een elektrische spanning gegenereerd als de door die winding omvatte magnetische flux verandert. (Inductiewet van Faraday) Essentieel is dat door het bewegen van de geleider of van de magneet de sterkte van de magnetische flux die door de winding gaat verandert. De spanning die in de winding ontstaat is maar uiterst zwak, zelfs als je een zeer krachtige magneet gebruikt.

Magnetisme

29

Bij de bespreking van de elektromagneten hebben we gezien dat het magnetisch veld dat om een stroomvoerende winding ontstaat ook zeer zwak is. We konden dat veld echter versterken door in plaats van n winding een spoel te gebruiken. Dat doen we nu weer. Op figuur 25 hebben we een spoel getekend, waarop een meter is aangesloten. De spoel wordt weer op en neer bewogen in het magnetisch veld. De uitslag van de meter is nu aanzienlijk groter. Maar ook nu geldt dat er alleen een spanning in de spoel wordt gegenereerd als de magnetisch flux in de spoel van sterkte verandert. Staan spoel en magneet stil, dan verandert de sterkte van de magnetische flux niet en wordt er geen spanning opgewekt.

Fig. 25

5.3

Wet van Lenz

Als er een spanning in de spoel van figuur 25 wordt opgewekt, zal deze een stroom laten vloeien door de meter. De spoel levert dan een vermogen van P (W) = I (A) x U ( V ). Per seconde is dat een hoeveelheid elektrische energie van 1 J die in de kring omgezet wordt in warmte. Waar zou die energie vandaan moeten komen? De permanente magneet verliest immers geen magnetisme. De elektrische energie kan alleen maar afkomstig zijn van de mechanische energie die nodig is om de spoel of de magneet te bewegen. Om deze beweging uit te voeren moet een hoeveelheid mechanische arbeid worden geleverd (kracht x verplaatsing, ( J )). In figuur 26 hebben we dit nader uitgewerkt. Figuur 26a. toont een losse permanente magneet. Verplaatsen we die over een bepaalde afstand met een bepaalde kracht, dan is daarvoor een bepaalde hoeveelheid mechanische arbeid nodig.

Magnetisme

30

Fig. 26 In figuur 26b. hebben we dezelfde magneet getekend, die over dezelfde afstand wordt verplaatst. Maar nu bewegen we hem in de richting van een spoel met een ijzerkern. Door die beweging wordt in de spoel een spanning opgewekt die een stroom doet vloeien. Een stroomvoerende spoel gedraagt zich echter als een elektromagneet. De richting van de spanning, en daarmee de stroom, is nu zo dat tegenover de noordpool van de permanente magneet een noordpool van de elektromagneet ontstaat. Die twee noordpolen stoten elkaar af. Het gevolg is dat je meer kracht moet zetten om de magneet over een bepaalde afstand te verplaatsen. Met andere woorden: het product van kracht maal verplaatsing is voor afbeelding 26b. groter dan voor figuur 26a. De extra mechanische arbeid die je moet leveren wordt omgezet in elektrische energie. Wat zou er gebeuren als we de magneet weer wegtrekken van de spoel? Dat hebben we getekend in figuur 26d.. De spoel gaat zich weer gedragen als een elektromagneet, maar nu onstaat er een zuidpool tegenover de zich verwijderende noordpool van de permanente magneet. Dit betekent dat er een stroom in tegengestelde zin door de spoel vloeit. De zuidpool van de elektromagneet trekt de noordpool van de permanente magneet aan en je moet dus meer arbeid verrichten om de magneet weg trekken, dan de bij de opstelling van figuur 26c.. Die extra mechanische arbeid wordt weer omgezet in elektrische energie. Hieruit volgt: In een gesloten geleider, die zich in een veranderend magnetisch veld bevindt, ontstaat een spanning die een stroom veroorzaakt die zo gericht is dat hij de oorzaak van zijn ontstaan tegenwerkt.

Het spreekt vanzelf dat we in plaats van een permanente magneet ook een elektromagneet heen en weer kunnen bewegen t.o.v. de spoel met de meter. Uiteraard moet die elektromagneet dan "bekrachtigd" zijn, d.w.z. aangesloten zijn op een spanningsbron, zodat er een stroom door de spoel van de elektromagneet vloeit.

Magnetisme

31

Het effect zal hetzelfde zijn: naderen we met de elektromagneet de spoel, dan zal de meter de ene kant uitslaan. Bewegen we de elektromagneet in tegenovergestelde richting, dan slaat de meter de andere kant uit. En houden we de elektromagneet stil, dan wijst de meter nul aan.

5.4

Toepassing : de generator

5.4.1 EEN EENVOUDIGE GENERATOR In figuur 27 hebben we een eenvoudige generator getekend. Hij bestaat uit een ijzerkern met spoel, waarop een voltmeter is aangesloten, en een draaibare permanente magneet.

Fig. 27 Wat gebeurt er als de magneet stilstaat? Het antwoord is: niets. De krachtlijnen van de magneet zoeken de weg van de minste weerstand en gaan voor een groot deel door de ijzerkern van de spoel. De spoel omvat dus een magnetisch flux van een bepaalde grootte, maar die grootte verandert niet. Er wordt dus geen spanning in de spoel opgewekt. Verdraaien we de magneet, dan verandert de situatie. Het magnetische veld in de spoel wordt dan zwakker en in de spoel zal een spanning worden opgewekt die een stroom veroorzaakt die de oorzaak van zijn ontstaan tegenwerkt (Wet van Lenz). In figuur 28 hebben we weergegeven wat er gebeurt als we de magneet laten draaien. De noordpool van de permanente magneet is gearceerd en de krachtlijnen zijn weggelaten om de tekeningen overzichtelijk te houden.

Magnetisme

32

Fig. 28 In figuur 28a. nadert de noordpool van de magneet de spoel. Dit is dezelfde situatie als in figuur 26b. Door de spoel gaat een stroom vloeien die de oorzaak van zijn ontstaan tegenwerkt, d.w.z. dat aan de linkerkant van de ijzerkern een noordpool ontstaat. De wijzer van de meter slaat uit naar rechts. Op het moment dat de noordpool de ijzerkern passeert is de magnetische flux van de ijzerkern op zijn sterkst. Maar de sterkte verandert nauwelijks als we een zeer kleine verplaatsing veronderstellen. Als het magnetische veld in de spoel niet verandert, wordt er geen spanning opgewekt. De wijzer van de meter staat op nul (figuur 28b.)

Magnetisme

33

Hierna verwijdert de noordpool zich weer (figuur 28c) en ontstaat aan de linkerkant van de ijzerkern een zuidpool (zie eveneens figuur 26d). Die zuidpool ontstaat omdat er een stroom gaat vloeien die de tegengestelde zin heeft dan die van figuur 28a. De wijzer van de V-meter slaat naar links uit. De maximale verandering van de magnetisch flux vindt plaats als de magneet verticaal staat (figuur 28d). De wijzer slaat dan helemaal naar links uit. In figuur 28e. nadert de zuidpool van de permanente magneet de ijzerkern en in figuur 28 f. passeert de zuidpool de ijzerkern. De verandering van het magnetisch veld is dan weer minimum en de wijzer van de meter staat op nul. In figuur 28g. verwijdert de zuidpool zich weer van de kern en er begint aan de linkerkant van de ijzerkern weer een noordpool te ontstaan. In figuur 28h. tenslotte staat de magneet verticaal en zal de wijzer maximaal naar rechts uitslaan. Als we de permanente magneet uit figuur 28 met een constante snelheid ronddraaien, zal de V-meter een spanning meten die voortdurend van grootte en zin verandert. De stroom veroorzaakt door deze spanning zal dus ook voordurend van grootte en zin veranderen. We hebben dan ook in ieder geval te maken met een wisselende stroom. 5.4.2 DE WISSELSPANNINGSGENERATOR Wisselspanningsgenerator met ronddraaiende magneet De generator van figuur 28 is nogal primitief. Toch kan het principe worden gebruikt voor een heel praktische generator: de dynamo op je fiets). Zon generator hebben we getekend in figuur 29.

Fig. 29 Hij is opgebouwd uit een draaiende permanente magneet, de rotor en twee stilstaande spoelen, die men stator noemt. Als je deze tekening vergelijkt met figuur 28 vallen enkele verbeteringen op. Er is gebruik gemaakt van twee spoelen (wikkelingen) die om dezelfde ijzerkern zijn gewikkeld.

Magnetisme

34

De vorm van die ijzerkern is zo gekozen dat de magnetische krachtlijnen bijna uitsluitend door het ijzer gaan en niet, zoals bij de primitieve generator, voor een belangrijk deel door de lucht moeten. Daardoor ontstaat een krachtige magnetische flux (veel krachtlijnen) in de ijzerkern als de rotor de stand heeft zoals in figuur 29 is getekend. Nadat de rotor over een hoek van 90 gedraaid is, is de magnetische flux bijna herleid tot nul. Dit betekent dat de magnetische flux in de spoelen periodiek sterk verandert. In de spoelen wordt dus een spanning opgewekt. De twee spoelen zijn in serie geschakeld en ze zijn zo met elkaar verbonden dat de spanningen die in de spoelen worden opgewekt elkaar versterken. De spoelen zijn gewikkeld om de poolschoenen. Deze hebben aan de binnenkant een ronde vorm. Daardoor blijft tussen rotor en poolschoenen maar een zeer smalle luchtspleet bestaan en hoeven de magnetische krachtlijnen slechts een kleine afstand door de lucht af te leggen. Het is duidelijk dat de generator van figuur 29 een wisselende spanning opwekt, net als de primitieve generator uit figuur 28. Verloop van de opgewekte spanning De opgewekte spanning verandert echter niet alleen van zin, maar ook van grootte. Het is niet eenvoudig dat te constateren. Laten we aannemen dat je de V-meter in figuur 29 kan aflezen bij elke stand van de draaiende rotor. De verdraaiingshoek is 0 als de noordpool van de rotor zich tegenover de poolschoenen bevindt. Bij 0 is de spanning nul. Naar 90 neemt de spanning voordurend toe, om bij 90 zijn maximum te bereiken. Daarna neemt de spanning af tot nul bij 180. Bij verder draaien neemt de spanning weer toe, maar nu in tegengestelde zin. Bij 270 bereikt hij zijn maximum en daarna neemt de spanning weer af tot nul bij 360 (=0). Als je op deze manier bij elke stand van de magneet de spanning (U ) uitzet, krijg je de grafiek van figuur 30. Deze vorm van spanning benadert de vorm van de wisselspanning die we via het elektriciteitsnet aangeboden krijgen. In lespakket 5 "Eenfasige wisselspanning" gaan we nader in op de zuiver sinusvormige spanning.

Fig. 30

Magnetisme

35

Wisselspanningsgenerator met stilstaande elektromagneet Bij de generator van figuur 29 draait de magneet en staan de spoelen stil. Het is echter ook mogelijk een generator te maken waarvan de spoelen draaien en de magneet stil staat. Zon generator hebben we getekend in figuur 31

Fig. 31 Hierbij doet zich een probleem voor. De spanning, die we willen gebruiken voor het voeden van lampen of het bekrachtigen van elektromotoren, wordt opgewekt in de rotor, die voortdurend ronddraait. Het spreekt vanzelf dat we de rotorspoel niet door middel van vaste leidingen kunnen aansluiten, want die zouden na de eerste de beste omwenteling afbreken. Om de draaiende rotorspoel met de stilstaande buitenwereld te verbinden gebruikt men sleepringen, die gesoleerd om de as van de rotor zijn gemonteerd. De spanning wordt van de draaiende sleepringen afgenomen met behulp van stilstaande koolborstels. De sleepringen zijn gemaakt van koper. Voor de borstels gebruikt men kool omdat dit een tamelijk zacht materiaal is, dat zich door slijtage goed vormt naar de sleepringen en dus steeds een goed contact maakt. Doordat de koolborstels tamelijk zacht zijn, veroorzaken ze weinig slijtage van de sleepringen. Zelf slijten ze natuurlijk wel, maar de generatoren zijn zo geconstrueerd dat de koolborstels snel en gemakkelijk kunnen worden vervangen. 5.4.3 GELIJKSTROOMGENERATOR Principe Je zal je misschien afvragen waarom we niet uitsluitend generatoren bouwen met stilstaande spoelen en draaiende magneten; dan zijn er immers geen sleepringen nodig. En van de redenen is dat we de wisselstroomgenerator van figuur 31 gemakkelijk zo kunnen veranderen, dat hij gelijkstroom levert (met de generator van figuur 29 kan dit niet zonder meer). Een dergelijke gelijkstroomgenerator ontstaat als we de sleepringen vervangen door een commutator (wisselaar), ook wel collector (verzamelaar) geheten. Het principe hebben we getekend in figuur 32a.

Magnetisme

36

Fig. 32 Voor de duidelijkheid hebben we een spoel met maar n winding en zonder ijzerkern getekend. De uiteinden van de spoel zijn verbonden met de twee lamellen van de commutator. De spanning die in de spoel ontstaat wordt afgenomen door middel van twee koolborstels. In figuur 32b hebben we dezelfde gelijkstroomgenerator nogmaals schematisch getekend, zodat duidelijker te zien is wat er gebeurt als de rotor draait. Als de winding linksom draait, wordt er een spanning in opgewekt die zo is gericht, dat de stroom aan de bovenkant van de winding (A) naar ons toe en aan de onderkant (B) van ons af is gericht. Dit betekent dat de bovenste koolborstel een positieve en de onderste een negatieve spanning krijgt. Als de winding een halve omwenteling heeft gemaakt is de spanning, die in de winding wordt genduceerd, eigenlijk van zin omgekeerd. Maar dat maakt geen verschil, want de koolborstels hebben van lamel gewisseld. De bovenste koolborstel is ook nu verbonden met de kant van de winding die de positieve spanning levert. Ondanks het feit dat de winding een halve omwenteling heeft gemaakt, is de situatie net zo als we in figuur 32b hebben getekend. We kunnen het ook zo zeggen: elke keer als de spanning van zin wil omkeren, verwisselen de lamellen van koolborstel. Het gevolg is dat we van de koolborstels een spanning kunnen afnemen die het verloop heeft dat we in figuur 33 hebben getekend.

Magnetisme

37

Fig. 33 Die spanning verandert wel van grootte, maar niet van zin. Het is dus een gelijkspanning. Nauwkeuriger gezegd: een pulserende gelijkspanning (zie Hoofdstuk 1 van lespakket 5). Elektromagnetische bekrachtiging In het voorgaande heb je gelezen dat van een gelijkstroomgenerator de magneten stilstaan en de spoelen draaien. Dat heeft het voordeel dat we de machine kunnen uitrusten met een commutator, zodat hij gelijkstroom door de verbruiker stuurt. Een nadeel is echter dat de magneten, die aan de buitenkant zitten, al voor betrekkelijk kleine generatoren grote afmetingen moeten hebben. Een gelukkige omstandigheid is echter dat deze generatoren gelijkspanning leveren. We kunnen ze dus uitrusten met elektromagneten in plaats van met permanente magneten. Een gedeelte van de geleverde gelijkstroom gebruiken we dan om die elektromagneten te bekrachtigen. In figuur 34 hebben we een dergelijke generator schematisch getekend.

Fig. 34 De wikkeling die voor het magnetische veld zorgt noemen we veldspoel of veldwikkeling Veldspoel en ankerspoel kunnen in serie met, of parallel aan elkaar worden aangesloten.

Magnetisme

38

De vraag rijst hoe een dergelijke generator op gang komt. Als hij stil staat, loopt er geen stroom door de veldspoel en is er dus geen magnetisch veld. Als we de rotor laten draaien, wordt er geen spanning in de ankerspoel opgewekt doordat er geen magnetisch veld is. Dit is de bekende vraag wat er eerder was, de kip of het ei. Als er geen spanning in de ankerspoel wordt opgewekt ontstaat er geen magnetisch veld, en zonder magnetisch veld wordt er geen spanning opgewekt. In de praktijk blijkt dat erg mee te vallen. De elektromagneet heeft altijd enig remanent magnetisme, dat voldoende is om een lage spanning op te wekken in de ankerwikkeling. Daardoor gaat er een kleine stroom door de veldwikkeling lopen, die het magnetisme versterkt en binnen de kortste keren levert de generator de vereiste spanning. Voor grote gelijk- en wisselstroomgeneratoren gebruiken we een afzonderlijke kleine generator voor het opwekken van de stroom van de veldspoelen (figuur 35).

Fig. 35

Magnetisme

39

A.C.O.
7. De inductiewet van Faraday luidt: a. de stroomzin en de richting van de magnetische krachtlijnen kunnen bepaald worden door de regel van de kurkentrekker. b. een stroomvoerende spoel gedraagt zich als een magneet. c. in een winding die zich in een veranderend magnetisch veld bevindt, ontstaat een stroom die de oorzaak van zijn ontstaan tegengewerkt. d. in een winding wordt een elektrische spanning opgewekt als het door die winding omvatte magnetisch veld verandert. 8. In de figuur van deze vraag is een winding getekend die zich bevindt tussen de polen van een magneet. In de winding wordt een inductiespanning opgewekt als a. we de winding op en neer bewegen in het magnetisch veld. b. we de winding bewegen van de noord- naar de zuidpool in de richting van de krachtlijnen. c. we de winding heen en weer bewegen in de richting van de krachtlijnen. d. we de winding stil houden.

9. Een machine die elektrische energie omzet in mechanische energie noemen we a. b. c. d. een spanningsbron een elektromotor een generator een rotor

10. Het stilstaande deel van een generator en een elektromotor noemen we a. b. c. d. de stator de rotor het anker de veldspoelen

Magnetisme

40

11. Sommige generatoren en motoren zijn uitgerust met koolborstels. Deze dienen om a. b. c. d. de wisselspanning om te zetten in een pulserende gelijkspanning. de spanning periodiek om te keren. de draaiende ankerspoelen te verbinden met de voedingsspanning. de stroom te beperken.

12. Een pulserende gelijkspanning is een spanning waarvan a. b. c. d. grootte en stroomzin periodiek veranderen. de grootte constant is en de stroomzin periodiek verandert. de stroomzin gelijk blijft en de grootte periodiek verandert. grootte en stroomzin constant zijn.

13. Een andere naam voor commutator is a. b. c. d. lamel sleepring stator collector

14. Een knutselaar monteert een paar wieken aan een gelijkstroomgenerator en plaatst de constructie op het dak. De spanning die de generator opwekt gebruikt hij voor het laden van een accu. Hij merkt na een poosje dat de molen op een windstille dag toch draait, en als hij goed kijkt ziet hij dat de molen de verkeerde kant op draait. Wat is de oorzaak van dit verschijnsel? a. De accu is volledig opgeladen. b. Er is zo weinig wind, dat de generatorspanning lager is dan de accuspanning, waardoor de generator als motor gaat werken. c. De wind komt van de verkeerde kant. d. De veldspoelen zijn verkeerd aangesloten.

Magnetisme

41

6
6.1

ELEKTROMAGNETISCHE INDUCTIE
Wederzijdse inductie

Op afbeelding 36 hebben we twee spoelen getekend, die in elkaars verlengde liggen. De linkerspoel kan via een schakelaar worden aangesloten op een batterij. De rechterspoel is vast verbonden met een voltmeter. Als we de schakelaar sluiten, wordt spoel I een elektromagneet. Voor spoel II is het net alsof we plotseling een permanente magneet in zijn buurt brengen. Zoals we in het vorige hoofdstuk hebben gezien, zal hij daarop reageren door zich als een elektromagneet te gedragen, die spoel I afstoot. Er ontstaat een spanning die een stroom door spoel II doet vloeien. Het gevolg is dat tegenover de zuidpool van spoel I een zuidpool van spoel II ontstaat (zie ook figuur 26b).

Fig. 36 De stroom door spoel I heeft enige tijd nodig om op volle sterkte te komen, maar als dat is gebeurd, hebben we de situatie van figuur 26 d. op het moment dat we de magneet stil houden. Het magnetische veld blijft constant, en dat betekent dat er geen spanning meer wordt opgewekt in spoel II. De meter staat weer op nul. Daar de oorzaak van de opgewekte spanning een stroomverandering en niet een mechanische beweging is, spreken we van genduceerde spanning. Schakelen we nu de stroom in spoel I weer uit, dan verdwijnt vrij plotseling het magnetische veld van spoel I. Spoel II reageert daarop met een poging de verdwijnende magneet vast te

Magnetisme

42

houden. Hij doet dat door middel van een inductiespanning die een inductiestroom doet vloeien die precies tegengesteld is aan die in figuur 36a en 36b. De meter zal dus kortstondig de andere kant op uitslaan, totdat het magnetische veld van spoel I helemaal is verdwenen. Deze situatie is getekend in figuur 36c en 36d. Samenvattend: bij het inschakelen van de stroom in spoel I ontstaat in spoel II een inductiestroom in tegengestelde zin. Bij het uitschakelen van de stroom in spoel I ontstaat in spoel II een stroom in dezelfde zin als in spoel I. In figuur 36 kan je dit zelf nagaan met behulp van de kurkentrekkerregel. 6.1.1 TWEE SPOELEN OP N KERN Het zal duidelijk zijn dat we de twee kernen van de spoelen in figuur 36 tegen elkaar kunnen houden. We hebben dan twee spoelen, gewikkeld op n kern (zie figuur 37). Eigenlijk maakt dit weinig verschil. Het enige verschil is dat op afbeelding 37 de spoelen beter gekoppeld zijn.

Fig. 37 De krachtlijnen van de ene spoel hoeven nu immers geen stuk lucht te overbruggen. Ze blijven liever in het ijzer van de kern. Wat we in figuur 37 hebben getekend is in feite een transformator, een veel gebruikt onderdeel waarop we later in dit vak uitvoerig terugkomen. Eigenlijk is een groot deel van de theorie in deze les bedoeld om later de werking van transformatoren te kunnen begrijpen. Nu we het toch over de transformator hebben, kunnen we meteen de spoelen hun gangbare naam geven. De actieve spoel, die is verbonden met de batterij, noemen we de primaire wikkeling van de transformator. De tweede spoel noemen we de secundaire. Die twee woorden betekenen niets anders dan eerste en tweede. Er is pas sprake van primaire en secundaire wikkeling als de spoelen zijn aangesloten. Verwissel je in figuur 37 de meter en de batterij met schakelaar, dan wordt spoel II de primaire en spoel I de secundaire wikkeling. Als op afbeelding 37 de schakelaar wordt gesloten, gaat er door de primaire wikkeling een stroom vloeien zoals met pijltjes is aangegeven. Daardoor wil er in de secundaire wikkeling een stroom gaan vloeien die de oorzaak van zijn ontstaan tegenwerkt, en die dus de richting van de pijl heeft. Sluiten we tussen A en B een meter aan, dan zal er dus van A, via de meter, een stroom lopen naar B. Dit betekent dat punt A positief moet zijn ten opzichte van punt B want alleen in dat geval loopt er stroom van A naar B.

Magnetisme

43

Maar er is helemaal geen meter aangesloten tussen A en B. Dat neemt niet weg dat er toch een spanning wordt opgewekt. De secundaire wikkeling gedraagt zich als een batterij waarop niets is aangesloten. Zetten we de schakelaar weer open, dan loopt er geen stroom meer door de primaire wikkeling. Ook het magnetische veld verdwijnt dus.

Fig. 38 De secundaire wikkeling wil daarop reageren door een stroom te laten vloeien in de richting die op figuur 38 met een pijl is aangegeven. Er kan echter geen stroom vloeien, maar er wordt wel een spanning opgewekt. De zin van deze spanning is precies andersom als bij het inschakelen van de batterij (figuur 38). Dit betekent dat bij het uitschakelen punt B positief wordt ten opzichte van punt A. Hieruit volgt: De zin van de inductiespanning bij afnemende sterkte van het magnetische veld is omgekeerd aan die bij toenemende sterkte

6.1.2 ENERGIE AANWEZIG IN HET MAGNETISCH VELD In hoofdstuk 5 van dit lespakket hebben we aangetoond dat er extra mechanische energie moet worden geleverd als we een permanente magneet bewegen ten opzichte van een spoel waarop een meter is aangesloten (figuur 26). Wat zou er gebeuren als we in de schakelingen van figuur 26 de meter weglaten zodat de kring met de spoel open is? Het is duidelijk dat er dan geen stroom kan vloeien en dat de spoel dus ook geen magnetisch veld kan vormen om de naderende magneet af te duwen en de zich verwijderende magneet aan te trekken. In dat geval hoeft er dus geen extra mechanische energie te worden geleverd. Sluiten we in de figuren 37 en 38 een meter aan tussen de punten A en B, dan hebben we eigenlijk dezelfde situatie. Bij het inschakelen van de batterij gaat er een stroom van A naar B door de meter. De secundaire wikkeling levert dus energie en die energie is afkomstig van de batterij. Bij het uitschakelen van de batterij loopt er korte tijd stroom in tegengestelde richting door de meter (van B naar A). Ook die energie is afkomstig van de batterij. Het is de energie die aanwezig is in het magnetische veld. Nemen we nu de meter weg, dan kan de secundaire wikkeling geen energie meer leveren doordat er geen stroom kan lopen. De batterij levert dan ook geen energie.

Magnetisme

44

6.1.3 TOEPASSING : DE TRANSFORMATOR Twee wikkelingen op een gemeenschappelijke ijzerkern vormen een transformator. Als we de stroom in de primaire wikkeling in- of uitschakelen, wordt in de secundaire wikkeling een spanning genduceerd (figuur 37 en 38). Wat zou er gebeuren als we de primaire wikkeling van de transformator aansluiten op een wisselspanning in plaats van op een batterij met schakelaar? Dat hebben we geschetst in figuur 39. Bij wisselstromen wordt de stroom iedere halve periode nul. Het is dus net alsof we op dat moment de polariteit van de batterij omkeren. Het gevolg is dat in de secundaire wikkeling van de transformator een spanning wordt genduceerd met dezelfde frequentie als de primaire wisselspanning.

Fig. 39 We zullen later in deze cursus nog wat dieper ingaan op de eigenschappen van de transformator. Het is op dit moment voldoende als je aanneemt dat de secundaire wikkeling van een transformator een wisselspanning levert. Belangrijk hierbij is dat de primaire en de secundaire spanningen zich verhouden als de aantallen windingen van primaire en secundaire wikkelingen: primaire spanning aantal primaire windingen = secundaire spanning aantal secundaire windingen Het vermogen, toegevoerd aan de primaire is identiek aan het vermogen dat de secundaire kan leveren aan de verbruiker. Hebben beide wikkelingen evenveel windingen, dan is de secundaire spanning gelijk aan de primaire. Heeft de secundaire wikkeling tweemaal zo veel windingen als de primaire, dan is de secundaire spanning tweemaal zo hoog. Door het kiezen van de juiste wikkelverhouding kunnen we een gegeven wisselspanning omzetten in elke willekeurige andere spanning. De secundaire spanning kan hoger of lager zijn dan de primaire spanning. De belangrijkste eigenschap van een transformator is dat we daarmee wisselspanningen omhoog of omlaag kunnen transformeren. Met een transformator kan je een wisselspanning omzetten in een willekeurige andere wisselspanning.

Magnetisme

45

Voorbeeld : transformatoren (figuur 40) Een transformator moet secundair een wisselspanning van 10 V leveren. De primaire wikkeling wordt aangesloten op de netspanning (230V). De verhouding tussen het aantal windingen van de primaire en de secundaire wikkeling moet dan 230: 10 = 23 : 1 zijn. De primaire wikkeling moet dus 23 zoveel windingen hebben als de secundaire.

Fig. 40 Gebruik van transformatoren Met transformatoren kunnen we iedere gewenste wisselspanning verkrijgen die we nodig hebben. Zo werken de meeste elektronische apparaten met lage spanningen, die je bekomt door de netspanning met een transformator omlaag te transformeren naar de gewenste wisselspanning. Ook voor de elektriciteitsdistributie is het gebruik van transformatoren van groot belang. De distributie van elektriciteit vanuit de elektriciteitscentrale gebeurt langs hoogspanningsleidingen. Deze hoogspanning (tot 380 000 V) wordt omgezet naar de netspanning van 230 V door het gebruik van transformatoren. (figuur 41).

Magnetisme

46

Fig. 41 Galvanische scheiding Een bijkomend voordeel van transformatoren is dat de beide wikkelingen afzonderlijk gesoleerd zijn. De wikkelingen zijn galvanisch gescheiden. De overdracht van energie van primaire naar secundaire wikkeling verloopt immers via het magnetisch veld van de kern, zonder dat de wikkelingen contact met elkaar maken. Een uitzondering hierop vormen sommige regeltransformatoren. Voorstelling van een transformator in elektrische schema's

Fig. 42 6.2 Zelfinductie

We zagen dat in de secundaire wikkeling een inductiespanning ontstaat in twee gevallen: als de batterij wordt ingeschakeld en er een magnetisch veld van toenemende sterkte wordt opgebouwd. als de batterij wordt uitgeschakeld en de sterkte van het magnetische veld afneemt tot nul.

Magnetisme

47

Wat voor de secundaire spoel geldt, geldt natuurlijk ook voor de primaire want die omvat hetzelfde toenemende en afnemende magnetische veld. 6.2.1 VERSCHIJNSEL In figuur 43 hebben we een enkele spoel getekend die via een schakelaar kan worden aangesloten op een batterij.

Fig. 43 Op het moment dat we de schakelaar sluiten wil er een stroom gaan vloeien van de (+) van de batterij, via de spoel, naar de (-) van de batterij. Deze stroom is aangegeven met volle pijltjes. Die stroom veroorzaakt een magnetisch veld, waarvan je de zin kan bepalen met de kurkentrekkerregel. Op het ogenblik dat de schakelaar sluit veroorzaakt de plotse toename van de stroomsterkte een plots stijgende magnetische flux. De spoel omvat een veranderlijke magnetisch flux en volgens de Wet van Lenz ontstaat in de spoel een spanning die een stroom laat vloeien die de oorzaak van zijn ontstaan tegenwerkt (in figuur 43 voorgesteld door de pijltjes in stippellijn). Omdat deze spanning veroorzaakt wordt door een stroomverandering in de spoel zelf, noemen we dit zelfinductiespanning. Bij het weer openen van de schakelaar zal de magnetisch flux plots dalen. Er zal ook dan een zelfinductiespanning ontstaan die de stroomsterkte in stand wil houden. 6.2.2 ZIN VAN DE ZELFINDUCTIESPANNING Volgens de wet van Lenz is de zelfinductiespanning zo gericht dat de oorzaak, die hier een stroomtoename of -afname is, wordt tegenwerkt. Bij het sluiten van de schakelaar zal de zelfinductiespanning EL een stroomtoename willen tegenhouden (figuur 44a). Bij het openen van de schakelaar is de zelfinductiespanning EL zo gericht dat ze de stroomsterkte in stand wil houden (figuur 44b)

Magnetisme

48

Fig. 44 Wanneer we zoals in figuur 44 a. een spoel aansluiten op een spanningbron, dan ontstaat een zelfinductiespanning die zich tegen een stroomtoename verzet. Hierdoor stijgt de stroomsterkte I niet plots maar geleidelijk tot een waarde die wordt bepaald door de Wet van Ohm. In figuur 44 b zie je dat bij het openen de zelfinductiespanning EL in serie komt te staan met de bronspanning. Daardoor onstaat tussen de klemmen van de schakelaar een hoge spanning die een vonk doet ontstaan tussen de contacten van de schakelaar. 6.2.3 COFFICINT VAN ZELFINDUCTIE ( L ) De inductiespanningen die in een spoel ontstaan zijn evenredig met de grootte van de stroomveranderingen per tijdseenheid door de spoel. De inductiespanning hangt ook af van de zelfinductiecofficint ( L ) van de spoel. De zelfinductiespanning in een spoel is groter naarmate de cofficint van zelfinductie ( L ) groter is. De waarde van L hangt af van de constructie van de spoel en heeft als eenheid de Henry ( H ). Hiermee komen we tot de 2de passieve component naast de gelijkstroomweerstand R de zelfinductie L. 6.2.4 SYMBOOL De zelfinductie van een spoel wordt in elektrische schema's voorgesteld zoals weergeven in figuur 45.
L1 L2

met ijzerkern

Fig. 45

Magnetisme

49

A.C.O.
15. Als in de schakeling van volgende figuur de schakelaar wordt gesloten, verzet de spoel zich tegen een snelle toename van de stroomsterkte. Deze eigenschap is het gevolg van

a. b. c. d.

remanent magnetisme zelfinductie wederzijdse inductie de Wet van Ohm

16. In de volgende figuur wordt de elektromagneet bewogen in de richting van de spoel waarop een V-meter is aangesloten. Bij het bewegen van de elektromagneet slaat de meter uit. Waar komt de energie vandaan die daarvoor nodig is?

a. uit de spanningsbron b. uit het magnetisch veld c. uit de extra mechanische arbeid die we moeten verrichten om de elektromagneet in de richting van de spoel te verplaatsen d. uit de krachtlijnen. 17. In de figuur zijn een spoel met een meter en een elektromagneet vast opgesteld. Op het ogenblik dat de schakelaar wordt gesloten slaat de meter even uit. De energie die daar voor nodig is komt van

a. b. c. d.

de spanningsbron het magnetisch veld de mechanische energie de krachtlijnen

Magnetisme

50

SAMENVATTING
Iedere magneet heeft een noord- en een zuidpool. Ongelijknamige polen trekken elkaar aan, gelijknamige polen stoten elkaar af. Een elektrische stroom veroorzaakt steeds een magnetisch veld. De dichtheid van de magnetische krachtlijnen geven de sterkte van het magnetisch veld aan. Spoelen wekken een sterker magnetisch veld op dan rechte geleiders. De magnetische flux van een spoel is afhankelijk van het aantal windingen en de stroomsterkte door de spoel. Een ijzerkern in een spoel zorgt voor een krachtiger magnetisch veld. Als je de stroom door een spoel uitschakelt, blijft er in de ijzeren kern een remanent magnetisme over. Een relais is een schakelaar die werkt met elektromagnetisme. In een stroomvoerende geleider die zich in een magnetisch veld bevindt ontstaat een elektrodynamische kracht die men de Lorentzkracht heet. De elektrische motor is een toepassing die gebruik maakt van de Lorentzkracht. In een winding ontstaat een elektrische spanning als in de winding het omsloten magnetisch veld verandert. Wanneer een spoel zich in een veranderlijk magnetisch veld bevindt, wordt in de spoel een spanning genduceerd die een stroom veroorzaakt die zich verzet tegen de oorzaak van haar ontstaan. In een winding die ronddraait in een magnetisch veld ontstaat een wisselspanning. Een gelijkstroomgenerator heeft een commutator die ervoor zorgt dat de opgewekte wisselspanning wordt omgezet in een pulserende gelijkspanning. De stroom in een spoel kan niet van het ene op het andere ogenblik veranderen. Een spoel slaat elektrische energie in de vorm van magnetische energie op. Een transformator zet wisselspanning om naar een willekeurige andere wisselspanning met behulp van twee of meer spoelen. Bij een transformator verhouden de primaire en secundaire spanningen zich tot de aantallen primaire en secundaire windingen.

Magnetisme

51

8
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.

OPLOSSINGEN ACOS
d. c. b. a. b. a. d. a. b. a. c. c. d. b. b. c. a.

Anda mungkin juga menyukai