Vooraf
Opzet en doelstellingen van het Educatief Beleefparcours Antwerpen bouwt bruggen 1914-2014 4
Voorbereidingsactiviteit
Verwerkingsactiviteiten
Plan
13
Reacties en informatie
14
Bijlage 1
15
Bijlage 2
17
Vooraf
Over de brug
Klassen die deelnemen aan het Educatief Beleefparcours krijgen een ticket om met de klas als eerste over de tijdelijke brug over de Schelde te wandelen. Wij hopen een Vredesstoet van duizenden kinderen over de brug te zien stappen tijdens de officile opening van de brug op 3 oktober 2014. Tijdens de Eerste Wereldoorlog, in 1914, legde de Belgische genie een pontonbrug over de Schelde als belangrijke aanvoeren evacuatieroute voor leger en bevolking. 100 jaar later bouwen de Belgische en Nederlandse genietroepen precies op dezelfde plaats een symbolische vredesbrug. We kijken ernaar uit u te verwelkomen om samen bruggen te bouwen op weg naar vrede.
Opzet en doelstellingen van het Educatief Beleefparcours Antwerpen bouwt bruggen 1914-2014
Inleiding
Met het beleefparcours Antwerpen bouwt bruggen 1914-2014 wil het Vredescentrum leerlingen actief betrekken bij maatschappelijke themas als conflict en vrede. Vertrekkend vanuit Antwerpen tijdens de Eerste Wereldoorlog kijken we naar de wereld toen en vandaag. Wat is er veranderd? Wat is er nog steeds herkenbaar? De bezoekers worden aangemoedigd om zelf op pad te gaan en te ontdekken, maar het belang van samenwerken wordt extra onderlijnd. Al doende ontdekken ze dat dit niet altijd eenvoudig is en dat meningen kunnen verschillen en kunnen leiden tot conflicten. Interactie en dialoog, maar ook het vormen van compromissen wordt gestimuleerd.
Interactieve methodiek
Het Educatief Beleefparcours is interactief opgebouwd. Er zal inleidend in groepsverband actief worden nagedacht over de betekenis van termen als oorlog en vrede. Vervolgens worden de bezoekers in groepjes geloot en vertrekken ze op pad met een tas vol hulpmiddelen waaronder een landkaart waarop hun parcours is uitgestippeld en de opdrachten worden ingeleid. Elk groepje wordt op uitdagende momenten bijgestaan door een mascotte, een dier dat in oorlogstijd werd/wordt ingezet. Juiste oplossingen worden beloond met brugonderdelen die achteraf gebruikt worden om conflictgebieden op de grote, centrale landkaart te overbruggen. De ervaring heeft geleerd dat leerlingen uit de derde graad lager onderwijs vlot in kleinere groepjes kunnen werken. Zelfstandigheid wordt aangemoedigd en in geval van nood biedt de begeleider steeds ondersteuning.
Werkvormen en leeractiviteiten
Er is gekozen om te werken met uiteenlopende werkvormen. Zo zullen de verschillende intelligenties worden aangesproken en is er ruimte voor de doener, de dromer, de durver en de denker. Er zal zowel in groep als individueel ruimte zijn om uitgedaagd te worden tot volgende activiteiten: Analytisch waarnemen Samenwerken en overleggen Onderzoeken van linken tussen heden en verleden Zich inleven in situaties van anderen Zoeken naar oplossingen Een eigen mening vormen Keuzes maken Taken verdelen Waarderen van elkaar Beslissen onder tijdsdruk Antwerpen bouwt bruggen 1914-2014 is ontworpen op maat van het 5de en 6de leerjaar lager onderwijs of groepen met een gelijkaardig niveau. Zowel scholen als jeugdverenigingen zijn van harte welkom.
Leergebieden
Muzische vorming Nederlands Wereldorintatie
Algemene doelstellingen
De leerlingen: begrijpen en verwoorden de betekenis van oorlog en vrede. kunnen samenwerken om tot het bouwen van een brug te komen. kunnen aandachtig lezen wat er van hen verwacht wordt. kunnen digitale media gebruiken. kunnen zich inleven in het verhaal van anderen. kunnen binnen een bepaalde tijd opdrachten uitvoeren. denken na over de impact van oorlog en de noodzaak voor vrede.
nemen actief deel aan het onderwerp oorlog en vrede. maken kennis met het vluchtelingenthema en het belang van de Schelde en de haven voor Antwerpen. krijgen historisch inzicht in lokale en internationale conflicten en vredesprojecten. kunnen verbanden leggen tussen heden en verleden. kunnen verbanden leggen tussen hier en elders. geven aan hoe zij zich kunnen inzetten voor vrede. Leergebiedoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen (volgens de officile onderverdelingen van Onderwijs Vlaanderen)
ICT
> http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/basisonderwijs/lager-onderwijs/leergebiedoverschrijdend/ict/eindtermen.htm
De leerlingen: 1 hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren. 2 gebruiken ICT op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier. 3 kunnen zelfstandig oefenen in een door ICT ondersteunde leeromgeving. 4 kunnen zelfstandig leren in een door ICT ondersteunde leeromgeving. 8 kunnen ICT gebruiken om op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier te communiceren.
Leren leren
> http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/basisonderwijs/lager-onderwijs/leergebiedoverschrijdend/leren-leren/eindtermen.htm
De leerlingen: 1 kunnen losse gegevens verwerven en gebruiken door ze betekenis te geven en te memoriseren. 2 kunnen op systematische wijze verschillende informatiebronnen op hun eigen niveau zelfstandig gebruiken. 3 kunnen op systematische wijze samenhangende informatie (ook andere dan teksten) verwerven en gebruiken. 4 kunnen eenvoudige problemen op systematische en inzichtelijke wijze oplossen. 6 houdingen en overtuigingen De leerlingen kunnen op hun niveau leren met: Nauwkeurigheid Efficintie Voldoende zelfvertrouwen Houding van openheid Kritische zin
Sociale vaardigheden
> http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/basisonderwijs/lager-onderwijs/leergebiedoverschrijdend/sociale-vaardigheden/eindtermen.htm
1 Domein relatiewijzen 1.2 De leerlingen kunnen in omgang met anderen respect en waardering opbrengen. 1.3 De leerlingen kunnen zorg opbrengen voor iets of iemand anders. 1.4 De leerlingen kunnen hulp vragen en zich laten helpen. 1.5 De leerlingen kunnen bij groepstaken leiding geven en onder leiding van een medeleerling meewerken. 1.6 De leerlingen kunnen kritisch zijn en een eigen mening formuleren. 1.7 De leerlingen kunnen zich weerbaar opstellen naar leeftijdgenoten en volwassenen toe door signalen te geven die voor anderen begrijpelijk en aanvaardbaar zijn. 1.8 De leerlingen kunnen zich discreet opstellen 1.9 De leerlingen kunnen ongelijk of onmacht toegeven, kritiek beluisteren en eruit leren. 2 Domein gespreksconventies De leerlingen kunnen in functionele situaties een aantal verbale en niet-verbale gespreksconventies naleven. 3 Domein samenwerking De leerlingen kunnen samenwerken met andere, zonder onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische origine.
hebben dan andere groepen. Na afloop van het parcours zal de gids al het materiaal verzamelen en de groep begeleiden tot aan de Schelde waar een tijdelijke pontonbrug zal worden gelegd in oktober 2014.
Voorbereidingsactiviteiten
Inleiding
Het bezoek aan het Educatief Beleefparcours is vooral gericht op beleving. Het is belangrijk dat er voorheen nog niet teveel door de begeleiders onthuld wordt. Wel is het een pluspunt als leerlingen gemotiveerd zijn om eraan te beginnen. We leven in een tijd en op een locatie waar vrede heerst. Voor de meesten onder ons is dat een evidentie. Maar stel je voor dat dit niet het geval was. Wat als je in oorlogsgebied leefde? Volgende opdracht biedt een aantal concrete, hedendaagse situaties aan. Hoe zouden leerlingen hier persoonlijk mee omgaan? Of sterker nog, hoe denken ze dat anderen ermee om zouden gaan? Deze stel je voor dat oefening geeft de leerlingen niet enkel inzicht in zichzelf, maar ook in anderen.
Concrete situaties
Stel je voor dat je morgen op school hoort dat een ander land ons land die dag nog zal aanvallen omdat ze het niet eens zijn met hoe wij hier in Belgi leven. Wat zijn jouw eerste gedachten?/ Wat zijn de eerste gedachten van je buur? Hoe zou jij je voelen?/ Hoe zou je buur zich voelen? Wat zou je vinden van dat land?/ Wat zou je buur vinden van dat land? Stel je voor dat jij en je familie jullie huis moeten achterlaten om weg te vluchten van oorlog bij jou in de straat omdat je anders gewond kan raken of erger nog, kan sterven. Hoe zou jij je voelen?/ Hoe zou je buur zich voelen? Hoe komt het dat jij je zo voelt?/ Hoe komt het dat je buur zich zo voelt? Waar zou je naartoe vluchten?/ Waar zou je buur naartoe vluchten? Wat zou je meenemen?/ Wat zou je buur meenemen? (Opgelet ja kan niet veel meenemen) Stel je voor dat je niet meer naar school kan gaan omdat de oorlog het te gevaarlijk heeft gemaakt om ernaartoe te gaan. Hoe zou jij je voelen?/ Hoe zou je buur zich voelen? Is er een verschil tussen even niet meer naar school kunnen en langere tijd niet meer naar school kunnen gaan? Wat zou je heel de dag doen als het te gevaarlijk is om op straat te komen?/ Wat zou je buur heel de dag doen als het te gevaarlijk is om op straat te komen? Wat zou je het meeste missen op school?/ Wat zou je buur het meeste missen op school? Stel je voor dat je als kind moet vechten tijdens de oorlog. Je krijgt een wapen in je handen gedrukt en je moet helpen de vijand te verslaan. Hoe zou jij je voelen?/ Hoe zou je buur zich voelen? Wat zou je het meest missen als je elke dag moest meevechten in een leger?/ Wat zou je buur het meest missen als hij elke dag moest meevechten in het leger? Zou je anderen willen verwonden/doden?/ Zou je buur anderen willen verwonden/doden? Hoe zou je omgaan met het doden van een andere mens?/ Hoe zou je buur omgaan met het doden van een andere mens? Stel je voor dat je oog in oog komt te staan met de vijand die je land is binnengevallen. Hoe zou je reageren?/Hoe zou je buur reageren?
Het hoeft echter niet altijd slecht te zijn Stel je voor dat heel de wereld in vrede leeft, (zowel grote als kleine vrede). Hoe zou jij je voelen als het overal veilig was?/ Hoe zou je buur zich voelen? Hoe zou jij je voelen als je altijd gesteund zou worden in alles wat je doet en niemand opmerkingen zou hebben? / Hoe zou je buur zich voelen in diezelfde situatie?
Extra
Laat de leerlingen nadenken over deze situaties en een antwoord formuleren. Het kan zinvol zijn de vraag klassikaal te stellen en een klasdiscussie op poten te zetten. De begeleider kan dan extra vragen stellen om het gesprek bepaalde wendingen te geven. Bijvoorbeeld: Hoe komt het dat je?-vragen. Deze zijn persoonlijker dan waarom vragen. Indien de klas in groepjes van 2 wordt gedeeld kan iedereen eerst individueel werken. Daarna kan in klasverband overlopen worden wat de leerlingen is opgevallen bij/over elkaar. Bijvoorbeeld: Hadden ze verwacht dat hun buur op een bepaalde manier zou reageren in bepaalde situaties? Indien de opdracht geheel op individuele basis verloopt kan de opdracht thuis worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld: Het schrijven van een verhaal omtrent n bepaalde situatie. Deze opdracht kan ook na het Beleefparcours worden aangeboden als verwerkingsopdracht.
Verwerkingsactiviteiten
Inleiding
Na het afleggen van het Educatief Beleefparcours kunnen leerlingen zowel in als buiten de klas verder werken rond de behandelde themas met de volgende verwerkingsopdrachten.
1. Thema napraten Deze verwerkingsopdracht is eenvoudig, maar daarom niet minder waardevol. Zo snel mogelijk na het bezoek kan even worden teruggekomen op wat de leerlingen hebben gedaan, geleerd, onthouden dit kan aan de hand van een onderwijsleergesprek in groep. De themas die expliciet aan bod komen tijdens het Educatief Beleefparcours zijn: Dieren: Welke dieren zijn ze allemaal tegengekomen? Hoe werden of worden ze tijdens conflicten/oorlogen ingezet? Waarvoor dienen ze in vredestijd? Hoe kennen de leerlingen deze dieren? Het front: Hoe werd en wordt er gevochten aan het front? Wat hebben de leerlingen onthouden over de forten van Antwerpen? Waaruit waren ze gemaakt? Door wie werden ze verdedigd? Waar waren die forten gelegen? Kindsoldaten: Waar kwam de jongen (Artan) vandaan die voor het leger moest vechten? Herinneren ze zich nog een aantal kinderrechten die ophingen rond het verhaal van Artan? Communicatie: Hoe communiceerden mensen vroeger? En hoe communiceerden ze tijdens de oorlog? Wat waren de risicos? Hoe communiceren mensen nu? Kunnen de leerlingen zich inbeelden hoe het is om zonder televisie, telefoon, gsm, computer te leven? Welke code hebben ze moeten kraken? Schuilen/bedreiging: waartegen moeten mensen schuilen? Welke vragen hebben ze moeten oplossen omtrent wapens op de tablet? Herinneren ze zich die nog? Wat waren de sterkste wapens tijdens WOI en hoe zijn die veranderd? Bezette stad: Welke Antwerpse gebouwen waren belangrijk tijdens de oorlog? Waar heeft men allemaal ziekenhuizen opgericht? Welke medicijnen bestonden er al wel/nog niet? Bezette gebieden vandaag: Waar in Europa zijn er nog conflicten? Wat is Europa precies en wat voor afspraken hebben de landen onderling gemaakt als het gaat om vrede? Vrede: Hoe kan vrede tot stand komen? Hoe kun je zorgen dat er vrede blijft? Ben jij zelf goed in het bewaren van vrede, in je klas en thuis?
2. Thema kinderrechten Het verdrag van de universele rechten van de mens is ook de basis voor het Internationale verdrag inzake de rechten van het kind. Onder kind verstaat men iedere mens jonger dan 18 jaar. Dit verdrag dient om de kinderen te verdedigen en te beschermen, want ze hebben andere behoeftes, verwachtingen en zorgen dan volwassenen. Maar weten kinderen wel dat ze rechten hebben? En welke rechten hebben ze dan precies? Er zijn drie soorten rechten van het kinderrechtenverdrag: Protectierechten of bescherm-mij-rechten Provisierechten of geef- mij- toegang-rechten Participatierechten of laat-mij-meedoen-rechten Deel de klas op in groepjes van twee. Elk groepje krijgt de beschrijving van een kinderrecht (deze kunnen worden afgedrukt en uitgeknipt vanop de volgende bladzijde). Het is aan hen om die beschrijving te ontleden en die in hun eigen woorden uit te leggen aan de rest van de klas. Bij welk van de drie soorten rechten hoort de wet die ze bespreken? En kunnen de leerlingen een voorbeeld geven van deze wet in hun eigen leven? Laat de leerlingen een woordenboek gebruiken om eventueel de moeilijke woorden op te zoeken. Of loop als begeleider actief rond om hen te ondersteunen waar nodig en zet moeilijke woorden op het bord. Deze opdracht kan uitgebreid worden met een discussie omtrent de vraag: Wat als deze wet niet bestond? Een zeer nuttig hulpmiddel met duidelijke achtergrondinformatie alsook een vertaling van de wet naar de eigen taal van de jongeren is terug te vinden op volgende link:
> http://issuu.com/kinderrechten/docs/06df562e-53db-4ea8-8642-d17567aa22e6/5?e=0
Of in pdf
> http://www.kinderrechten.be/sites/kom/files/bestanden/k30katern_2012_new.pdf
De wetten in bijlage 1 (p.15) kunnen uitgedeeld en besproken worden. Er kunnen ook delen uit geselecteerd worden om ze wat in te korten.
3. Thema schrijf je geheime brief Deze opdracht grijpt terug naar het thema communicatie. Tijdens het Educatief Beleefparcours hebben de leerlingen codes moeten kraken. Brieven werden vaak in code geschreven, vooral wanneer men dacht dat ze onderschept zouden worden door de vijand. Om geheimen te communiceren moest er dus in codetaal worden geschreven. Elk groepje heeft tijdens het Beleefparcours een andere codesleutel gebruikt om een code te ontcijferen. Overloop kort met hen deze sleutels. Morse A=Z/Z=A het alfabet wordt omgekeerd ROT 1: A=B, B=C, C=D, enz. Van achter naar voor Caesar code: kies voor a een andere letter uit het alfabet, bijvoorbeeld g. Schrijf deze letters onder elkaar. Schrijf dan vervolgens de opvolgende letters in beide rijen. Dit is de sleutel: Abcdefghijklmnopqrstuvwxyz Ghijklmnopqrstuvwxyzabcdef Cijfers worden letters Vervolgens schrijven de leerlingen een brief (met een vredesboodschap/wens/compliment/of misschien wel een geheim) naar een medeleerling in de klas. Deze moet de brief ontcijferen met behulp van n van de zes codes. Aan hen om uit te zoeken welke code (morsecode kan eventueel weggelaten worden aangezien het misschien wat voor de hand ligt).
4. Thema vredesvlag: knutselopdracht Elk groepje heeft tijdens het Educatieve Beleefparcours de opdracht gekregen in n woord of symbool het thema vrede te vervatten op een klein vlaggetje. Deze vlaggetjes worden na het parcours meegegeven om in de klas verder verwerkt te worden tot reuzenvredevlag die de klas meeneemt voor de opening van de pontonbrug over de Schelde op 3 oktober 2014. Maak een eigen, originele vlag of een spandoek en vertrek vanuit de kleine vredesvlaggetjes. Zorg ervoor dat de vredevlag van je klas herkenbaar is van op afstand (door ouders die zich misschien op de oevers van de Schelde bevinden). Hoe groter en zichtbaarder de vlag of het spandoek, hoe mooier en beter. Benodigdheden en uitleg 6 vlaggetjes met het woord/symbool dat met vrede te maken heeft. Textielstiften/verf en penseel en water en kledijbescherming/bankbescherming/ Stikmachine/naald en draad/nietjes/lijm/veiligheidsspelden Stok/touw/schaar Extra stukken stof Om een vredesvlag te maken worden de zes kleine vlaggetjes aan elkaar genaaid. Dit kan met een stikmachine of met de hand. Ook lijm, nietjes of veiligheidsspelden kunnen gebruikt worden om het geheel aan elkaar te zetten, maar naald en draad blijven het handigst en sterkst. De vlaggetjes mogen natuurlijk op voorhand nog extra versierd worden met verf of stiften of Geef de vlag monumentale proporties door extra stof tussen of rond de vredevlaggen te naaien. Dit liefst in bonte kleuren, met prints of eigen versieringen. Om de vlag makkelijker vast te kunnen houden maak je gaten in de hoeken waardoor je touwen kan rijgen of maak je er een spandoek van door aan beide zijden een stok te bevestigen. Vergeet de vlag zeker niet bij de opening.
5. Thema kleine vredesmedailles: knutselopdracht Benodigdheden en uitleg Papier/karton Kleurpotloden/stiften/verf/gekleurd papier/stof/ Touw Perforator De leerlingen maken voor elkaar een vredesmedaille. Elke leerling krijgt een persoon uit de klas toegewezen waarvoor zij een medaille zullen maken. Eventueel kunnen ze zelf een naam trekken uit een zakje waar alle namen van de klas inzitten. Uit papier of karton knippen ze een cirkel van ongeveer 7cm-10cm diameter.
10
Dit is de basis voor de medaille. Vervolgens geven ze de medaille een bepaalde kleur die past bij een goede eigenschap van de persoon voor wie ze de vredesmedaille zijn aan het maken. Ze kunnen kiezen uit volgende kleuren die bij bepaalde eigenschappen dienen. Druk deze eventueel af of schrijf ze over op het bord. Blauw: Waarheid, helderheid, waardigheid Geel: Energie, vreugde, geestkracht Geelgroen: Nieuw leven, voorjaar en groeikracht Groen: vrede en natuur Oranje: Feest en overvloed Paars: Rijkdom en verfijning Rood: Liefde, passie, warmte en vlammen Violet: Helderziendheid, wijsheid, succes, kracht Roze: Liefde, humor, vriendschap en trouw Wit: Licht, zuiverheid, netheid en leegte Op de achterzijde van de medaille kan de maker van de medaille een boodschap schrijven, eventueel in code (zie thema 3). Daarna wordt er een gaatje in de medaille gemaakt met de perforator en kan er een touwtje door getrokken worden. De leerlingen bezorgen dan de medaille aan de juiste persoon. Als iedereen klaar is kan klassikaal overlopen worden wat de leerlingen voor elkaar gemaakt hebben en waarom. De medailles kunnen achterin de klas gehangen worden als herinnering van de kleine vrede of kan aan ieders bank opgehangen worden. Vergeet de medailles niet mee te nemen als je over de brug komt!
6. Thema de bezette stad (Buiten de klas) Deze verwerking vindt plaats buiten de klas en kan meteen aanvullend volgen op het Educatief Beleefparcours. Er wordt langs de belangrijke gebouwen uit 1914 door de stad gewandeld. Deze gebouwen zijn ook aan bod gekomen in het thema bezette stad. Deze rondleiding wordt verder uitgewerkt en zal vanaf januari 2014 ook aangeboden worden met gids. Voorlopig volgt een oplijsting van de belangrijkste gebouwen waarlangs de tocht kan verlopen alsook een zeer korte uitleg met betrekking tot deze plaatsen. Benodigdheden en uitleg Stoepkrijt Plan (bijgevoegd) Bijlage 2: beknopte historische achtergrond over de bezetting van Antwerpen in 1914 (p.17) 1. t Steen en Steenplein: Aan dit plein zal in oktober 2014 de tijdelijke pontonbrug over de Schelde komen. In oktober 1914 stonden hier duizenden mensen aan te schuiven om de toenmalige brug te kunnen oversteken en zo de stad die snel ingenomen zou worden door de vijand te ontvluchten. De brug was gebouwd op schepen die met een loopoppervlak verbonden waren. Opdracht: Laat de leerlingen met stoepkrijt hun eigen brug ontwerpen over de Schelde. Opgelet ze moet ergens openkunnen voor de grote schepen die langs moeten varen. 2. De haven (langs de Schelde): De haven zorgde ervoor dat Antwerpen nog steeds bereikbaar bleef via Nederland. Hierlangs kon voedsel en belangrijke goederen getransporteerd worden. Nederland had het wel verboden dat legers gebruik mochten maken van de monding van de Schelde die zich in Nederland bevindt. Nederland was immers neutraal. Kennen de leerlingen misschien een Europees land dat zich vandaag de dag nooit mengt in conflicten? * Zwitserland. Langs de kade waren schepen aangemeerd die dienst deden als hospitaal. Er waren immers te veel gewonden om allemaal in de ziekenhuizen opgevangen te kunnen worden. 3. De O.L.V. Kathedraal: De Kathedraal was de trots van de stad. Het was ook een plek waar de bezetter zijn vlag graag liet wapperen. Regelmatig klommen er echter dappere Antwerpenaren naar boven om de vlag van de Duitsers eraf te halen. Ze moesten wel voorzichtig zijn want met de Duitsers werd niet gesold.
11
Opdracht: Stel je voor dat de toren was geraakt door een bom van de Duitsers. Jij mag een nieuwe toren ontwerpen. Hoe ziet die eruit? Teken deze toeren met stoepkrijt op de grond voor de kathedraal. 4. Paleis op de Meir: Antwerpen is ooit een aantal maanden hoofdstad van Belgi geweest. De stad werd gezien als onneembaar, dat wil zeggen dat de Belgen dachten dat de vijand Antwerpen nooit zou kunnen binnenvallen. De koning en alle ministers en diplomaten verbleven toen in de stad en het land werd van hieruit geleid. Dit paleis werd bewoond door koning Albert I en zijn gezin. Toen bleek dat Antwerpen in 1914 niet opgewassen was tegen de Duitse wapens is de koning en alle politici die hem waren gevolgd gevlucht. Het heeft tot 1918 geduurd tot koning Albert I terug naar Antwerpen is kunnen komen. 5. Centraal station: het station was in die tijd splinternieuw. De Belgische spoorwegen behoorden tot de beste van de wereld en heel veel mensen zijn het station gepasseerd in 1914. Veel mensen van buiten de stad kwamen hier aan om een veilige plek tegen de Duitsers te vinden, maar eens duidelijk werd dat de Duitsers Antwerpen zouden innemen zijn duizenden mensen met de trein gevlucht. Mensen zaten zelfs op het dak van de treinen omdat er binnenin geen plaats meer was. 6. De Zoo van Antwerpen: De dierentuin heeft tijdens de Grote Oorlog dienst gedaan als hospitaal. Gewonden werden er verzorgd. Nadat eerst alle wilde dieren zijn gedood om er zeker van te zijn dat ze niemand kwaad zouden doen als ze per ongeluk ontsnapten uit hun kooien.
12
13
Reacties of informatie
Vredescentrum
Lombardenvest 23 2000 Antwerpen Tel: 032923655 info@vredescentrum.be www.vredescentrum.be
14
BIJLAGE 1
Kinderrechten
1. Alle kinderen hebben dezelfde rechten. Geen enkel kind mag gediscrimineerd worden op basis van huidskleur, taal, godsdienst, geslacht, handicap, rijk of arm. 2. Volwassenen moeten rekening houden met wat voor kinderen belangrijk is. Ze moeten beslissingen nemen die in het voordeel zijn van kinderen. 3. Kinderen hebben het recht om op te groeien in de beste levensomstandigheden. Volwassenen moeten zorgen dat het leven van elk kind verloopt in goede omstandigheden. Kinderen hebben daarbij het recht op een zo goed mogelijke ontwikkeling. 4. Volwassenen dienen met kinderen rekening te houden. Kinderen zijn jonge burgers en ze hebben het recht om, net zoals volwassenen, aan de samenleving deel te nemen. Kinderen mogen over die samenleving ook hun mening zetten. 5. Kinderen dienen bij hun ouders op te groeien. Het zijn in de eerste plaats de ouders die moeten zorgen voor de opvoeding van het kind. Zij dienen het kind alle zorg en steun te geven zodat het kind opgroeit tot een zelfstandige volwassene. 6. Kinderen en hun ouders kunnen niet tegen hun wil in uit elkaar getrokken of gescheiden worden. Als het toch dient te gebeuren, dan moeten die kinderen goed verzorgd worden en voldoende steun krijgen. 7. Kinderen hebben het recht om in bepaalde gevallen op andere plaatsen dan in het gezin op te groeien Het gaat dan om plaatsingen in speciale tehuizen. Of om als pleegkind tijdelijk door een ander gezin opgevangen te worden. Een kind heeft ook het recht om geadopteerd te worden, bij voorkeur door volwassenen uit het eigen land. 8. Elk kind heeft bij de geboorte recht op een eigen naam en op een nationaliteit. 9. Kinderen hebben het recht om hun mening te geven over zaken die voor hen belangrijk zijn. Kinderen moeten dus hun stem kunnen laten horen als ze dat wensen. Ze moeten daarbij ook de kans krijgen een mening te vormen. Daarvoor hebben kinderen voldoende en begrijpelijke informatie nodig. Volwassenen moeten met die mening van kinderen rekening houden en deze niet zomaar naast zich neerleggen wanneer ze beslissingen nemen. 10. Elk kind heeft het recht om een eigen godsdienst te kiezen en eigen opvattingen te hebben. Deze opvattingen moeten ze in alle vrijheid kunnen uitdrukken. Kinderen hebben hierbij soms andere overtuigingen dan ouders. De ouders moeten het kind wel op een goede manier begeleiden. 11. Kinderen dienen de kans te krijgen om zich op een prettige en ontspannende manier bezig te houden. Ze hebben recht op voldoende vrije tijd en rust. De overheid heeft de opdracht om aan kinderen een uitgebreid aanbod te doen aan vrijetijdsactiviteiten en te zorgen voor voldoende ruimte om zich te ontspannen. 12. Kinderen hebben het recht om met leeftijdsgenoten een vereniging of een clubje op te richten of er lid van te worden. Dus moeten ze met vrienden en vriendinnen kunnen samenkomen, vergaderen en plannen maken. Maar die vereniging of club mag de rechten van anderen niet schenden. 13. Elk kind heeft recht op onderwijs. Het is de taak van de overheid om te zorgen dat het onderwijs elk kind zoveel mogelijk helpt om verschillende dingen aan te leren. Elk kind moet zich zo volledig mogelijk kunnen ontwikkelen en dus niet alleen zijn talenten kunnen gebruiken. De school moet rekening houden met zowel de sterke als de zwakke mogelijkheden van elk kind. 14. Het lager onderwijs moet gratis zijn. Het volgen van de lessen op school mag dus niets kosten aan de ouders.
15
15. Elke school moet ervoor zorgen dat de regels op de school niet overdreven streng zijn. Die regels moeten dus rekening houden met de kinderen en hun rechten. 16. Elk kind heeft recht op een gezond leven. De overheid moet dus zorgen voor voldoende diensten waar ouders met hun kinderen terechtkunnen. Het is niet alleen belangrijk dat zieke kinderen vlug herstellen of de juiste verzorging krijgen, maar men moet gezonde kinderen ook vertellen hoe ze gezond kunnen blijven. Daarom dienen kinderen begrijpbare informatie te krijgen. Men dient ook te onderzoeken wat allemaal schadelijk of ziekmakend is voor kinderen. 17. Kinderen hebben recht op privacy. Anderen mogen zich niet zomaar mengen in het privleven van een kind. Ook binnen het gezin op thuis moet een kind deze privacy kunnen ervaren. 18. Kinderen moeten beschermd worden tegen kind onvriendelijke arbeid. Een kind mag geen (lichamelijke of geestelijke)arbeid doen onder de 15 jaar om daar geld mee te verdienen. Deze arbeid mag geen bedreiging zijn voor de gezondheid, opvoeding of ontwikkeling van het kind. De werktijden en de werkomstandigheden moeten ook voldoende rekening houden met wat kinderen aankunnen. Elk kind heeft recht op bescherming tegen allerlei soorten van geweld. Dat kan gaan over elke vorm van fysiek en/of psychische mishandeling, verwaarlozing en seksueel misbruik. Kinderen moeten ook beschermd worden tegen ontvoering of kinderhandel. Tenslotte dient elk kind beschermd te worden tegen het gebruik van verslavende middelen zoals drugs. Het is de opdracht van de ministers om te zorgen dat deze vormen van geweld op kinderen niet gebeuren. 19. Geen enkel kind onder de 15 jaar mag vechten in een oorlog en mag zich aansluiten bij het leger. Bovendien moet elk kind dat slachtoffer is van een oorlog beschermd en verzorgd worden. 20. Kinderen met een handicap, van welke aard ook, hebben recht op speciale zorg en aangepast onderwijs. Het is de taak zowel van de ministers als van elke school om ervoor te zorgen dat deze kinderen zo goed mogelijk geholpen worden. Ze moeten een volwaardig leven kunnen leiden. 21. Kinderen die op de vlucht zijn naar een ander land moeten goed opgevangen worden. Ze hebben recht op een goed dak boven het hoofd, op verzorging, op voldoende voeding en op onderwijs. Deze kinderen hebben ook het recht om hun ouders, die mogelijk in een ander land wonen, op te zoeken. 22. Kinderen van minderheidsgroepen hebben het recht om hun eigen cultuur en hun eigen godsdienst te beleven en hun eigen taal te spreken. 23. Ook kinderen die een misdrijf begaan, hebben rechten. Als men kinderen beschuldigt of wanneer men een straf oplegt, moet er met hun leeftijd rekening gehouden worden. Een kind moet de wijze waarop het beschuldigd wordt, begrijpen. Elk kind heeft ook het recht om zich voor de rechtbank te verdedigen, bijvoorbeeld via een advocaat. Er moet vermeden worden om kinderen in een instelling te plaatsen. Men moet bovendien alles doen om het kind weer een gewoon leven te laten leiden.
16
BIJLAGE 2
17