Wat wil de islam eigenlijk van mensen die geen moslim zijn?
De geschiedenis leert ons,
dat we nooit iets geleerd hebben van de geschiedenis!!
De Joods Islamitische traditie.
Hoofdstuk 2 deel 1.
Voor een groot deel van de Middeleeuwen omvatte de Joden onder Islam het grotere en meer actieve deel van het Joodse volk. De Joden die in Christelijke landen woonden, dat is in Europa, waren een minderheid en een relatief onbelangrijke. Op enkele uitzonderingen na, wat creatief en belangrijk was in het Joodse leven gebeurde in de Islamitische landen. De Joodse gemeenschappen van Europa vormden een soort van culturele afhankelijkheid van de Joden van de veel geavanceerder en dus geavanceerde Islamitische wereld, dat zich uitstrekt van het Islamitische Spanje in het Westen van Irak, Iran en Centraal-Azi in het Oosten. In de latere Middeleeuwen - het is onmogelijk om met enige nauwkeurigheid de chronologie vast te stellen - een belangrijke verschuiving plaatsgevonden. De Joden van de Islam namen in aantallen af, zowel relatief als absoluut, en het zwaartepunt van de Joodse wereld verplaatste zich van Oost naar West, van Azi naar Europa, van de Islam naar het Christendom. We hebben natuurlijk geen bevolkingsstatistieken en kunnen niet meer dan gissen naar de aantallen Joden in Islamitische landen. Maar uit de documenten die ons ter beschikking staan, met name uit ongeveer het jaar 900 en verder, kunnen we bij benadering een A.D. idee geven van het Joden aandeel op de algemene bevolking. Professor S.D. Goitein schat dat Joden ongeveer n procent van de bevolking van Islamitische landen vormden, maar in aantal veel meer in de steden voorkwamen, aangezien ze meestal een stedelijk volk waren met slechts een gering en afnemende plattelandsbevolking. De Joden van de Islamitische wereld werd ook een kleiner deel van de Joden als geheel. Ooit de overgrote meerderheid van het Joodse volk te zijn, slonk hun aantal, terwijl die van de Joden van het Christendom groeide, totdat tenslotte de Joden van de Islam een minderheid werden van het Joodse volk en de Joden van het Christendom de meerderheid werden - in het kader van het Joodse leven, zelfs een dominante meerderheid. Uiteraard moet de belangrijkste redenen voor deze verschuiving worden gezocht in de veranderende relatie van Joden naar de ontvangende samenlevingen waarvan ze deel uitmaakten. Maar dat is niet het hele verhaal. Het tempo en de modaliteiten van de veranderingen onder de Joden voldoen niet geheel aan het grotere geheel en bepaalde aspecten, althans van de verandering onder de Joden, moet tegen de achtergrond van specifieke Joodse gebeurtenissen en trends gezien worden. Voor dit perspectief is een beter begrip van de Joods - Islamitische traditie en van de Joods - Islamitische symbiose die er aanleiding toe gaf, een voorwaarde. De Joodse bijdrage aan de Islam, of preciezer de herkenbare Joodse component in de Islamitische beschaving, is een favoriet onderwerp van de Joodse wetenschap sinds Abraham Geiger in 1833 zijn beroemde boek publiceerde: Was hat Mohammed aus dem Judenthume aufgenommen? (Wat erkende Mohammed van het Jodendom?download hier ), waarin hij de aandacht vestigde op bepaalde Bijbelse en Rabbijnse elementen in vroeg- Islamitische teksten, met de duidelijke implicatie dat deze door Islamieten ontleend waren uit Joodse bronnen of, om meer in bekende termen, Joodse bijdragen waren aan de Islam. Deze voorloper- studie werd gevolgd door vele anderen, met sommige geleerden die zelfs beargumenteerde dat Mohammed Joodse leraren of instructeurs had die hem de eerste beginselen van zijn godsdienst gaven. Voor een lange tijd bleven dergelijke argumenten onopgemerkt door Islamitische geleerden. Echter zij riepen een bepaalde reactie van rivaliserende eisers op, van anderen die blijkbaar ook krediet wilden claimen voor de komst van de Islam en betogen dat de vormende invloeden voor Mohammed niet Joods maar Christelijk waren geweest. Dergelijke opvattingen lag vooral goed bij die geleerden wiens achtergrond in de Protestantse theologie lag, bijvoorbeeld de Schotse arabist Richard Bell en de grote Zweedse geleerde Tor Andrae, die beiden hoogleraar waren van vergelijkende godsdienstwetenschappen en een Lutherse bisschop. Nog een ander zicht is dat terwijl Mohammed inderdaad zowel Joodse als Christelijke leraren heeft gehad deze geen Rabbijnse Joden of Orthodoxe Christenen waren, maar aanhangers van sommige bizarre sektarische groepen. Meer recent zijn er een nieuwe benaderingen geweest over het onderwerp van de vermeende Joodse invloeden. Terwijl de Joodse oorsprong van sommige Islamitische ideen oorspronkelijk door Joodse, meestal Rabbijnse geleerden werden aangevoerd in een soort van trots van afkomst, is hetzelfde argument gebruikt door anti-Islamitische polemisten, voornamelijk rooms-katholiek, wiens doel het was het Jodendom niet te verheerlijken maar de Islam in diskrediet te brengen. Een meest recent werk van twee jonge geleerden welke kan worden omschreven als post Christelijk, presenteerde de historische relatie tussen het Jodendom en de Islam in een geheel nieuw licht, waarbij het aandeel van het Jodendom in de Islam wordt afgeschilderd als iets veel en veel groter dan een bijdrage of invloed. Dit werk, dat de Islam afschildert als een soort uitloper of aberratie van het Jodendom, heeft heftige controverse gewekt. Het hele probleem van de Joodse, of wat dat betreft van Christelijke of andere externe invloeden op de Islam, is uiteraard een probleem voor Joodse en andere niet - Islamitische geleerden. Het is geen probleem voor Moslimgeleerden, voor wie een dergelijke vraag gewoon niet aan de orde kan zijn. Zoals Moslims het zien is Mohammed de Profeet van God en is de Koran in zekere zin meer goddelijk zowel letterlijke als nauwkeuriger dan in de Joodse of Christelijke perceptie van het Oude en Nieuwe Testament. Wat vervolgens is uitgegroeid tot de geaccepteerde soennitische doctrine, is de Koran eeuwig en ongeschapen en co-existeert met God van eeuwigheid tot eeuwigheid. De Korantekst heeft dus een letterlijke goddelijke onschendbaarheid die geen parallel heeft in de normale vormen van het Jodendom of het Christendom. Dus het lenen of de invloed suggereren, vanuit een Islamitische oogpunt, is een godslasterlijke absurditeit. Leent God? Is God benvloed? Voor een Moslim is zowel het Jodendom als het Christendom een achterhaalde voorganger van de Islam. De Joodse en Christelijke geschriften waren authentieke goddelijke openbaringen gegeven door God gezonden profeten. Maar zij werden verwaarloosd en bedorven door de Joden en Christenen en zijn vervangen door Gods finale en volmaakte openbaring, welke de Koran is. Als er gemeenschappelijke elementen of gelijkenissen tussen de Bijbel en andere Joodse en Christelijke geschriften en de Islamitische onaantastbaarheid zijn, is dit te wijten aan de gemeenschappelijke goddelijke bron. Waar ze verschillen, zijn de Joodse of Christelijke teksten vertekend door hun onwaardig bewaarders. Sommige Joodse invloed wordt genoemd door de vroege juristen en theologen van de Islam, maar waar het als zodanig wordt gezien en erkend, wordt het gezien als een vernedering of een verwatering van de authentieke boodschap - als iets wat in de Christelijke geschiedenis een ver-joodste ketterij werd genoemd. Er is een hele massa van het vroeg Islamitisch religieus materiaal dat noch een deel van de Koran is noch een deel van de geaccepteerde en gewaarmerkte Hadith, maar wat gebruikt wordt om ze aan te vullen. Het bestaat uit verhalen over de profeten , verhalen van andere soort en interpretaties van deze verhalen, velen van Midrasj oorsprong, waarschijnlijk gentroduceerd en verspreid door Joodse bekeerlingen tot de Islam. Dit materiaal is in de Islamitische literatuur in zijn totaliteit bekend als Isra'iliyyat, Israliet spullen of Isralitische fabels. Om te beginnen was deze term in het Arabisch gebruik louter beschrijvend. Nooit in enig opzicht een uitlating van lof, eerst was het neutraal en daarna kwam een duidelijk negatieve connotatie. Later werd Isra'iliyyat bijna een synoniem voor bijgelovige onzin, en werd afwijzend gebruikt om verhalen, interpretaties en toepassingen die geen deel uitmaken van de authentieke Islam, maar als een gevolg van Joodse en daarom onaanvaardbare invloed van buitenaf, te veroordelen. Over het algemeen wanneer een Joodse invloed of element als zodanig erkend is, word het om die reden afgewezen. Als het wordt geaccepteerd als onderdeel van authentieke Islam dan is het per definitie niet Joods maar van goddelijke oorsprong. Als de Joden iets dergelijks hebben, dan is het omdat ook zij waren voorheen de ontvangers van goddelijke openbaringen. Er zijn echter een paar interessante gevallen waarin het niet meteen duidelijk was of een geloof of een gewoonte vanuit Joodse of goddelijke inspiratie was en was daarom soms een argument onder de Islamitische autoriteiten. Een dergelijk geval is de lange discussie tussen de artsen van de Heilige Wet op de heiligheid van Jeruzalem. Is Jeruzalem een heilige stad voor de Islam of niet? Sinds enige tijd is het algemeen geaccepteerd door de Moslims dat Jeruzalem een heilige stad is; inderdaad, de meeste geven het een derde status na Mekka en Medina. Dit werd echter niet altijd door Moslims geaccepteerd en in vroegere tijden was er een sterke weerstand onder veel theologen en juristen die dit begrip als een verjoodste (?) (Judaizing) fout - zoals n van de vele pogingen van Joodse bekeerlingen die Joodse ideen of praktijken infiltreerden in de Islam. Een verhaal verteld door de grote historicus Tabari uit de 9 de eeuw, beschrijft een bezoek van de kalief ' Umar aan de nieuw veroverde stad Jeruzalem, wat dit punt illustreert: Toen ' Umar kwam . . . naar Aelia ... zei hij: Breng mij Ka'b. Ka'b was naar hem toegebracht en ' Umar vroeg hem: Waar denk je dat we moeten bidden? Bij de Rots, antwoordde Ka'b. Bij God, Ka'b, zei 'Umar, je doet als in het Jodendom. Ik zag je je sandalen uitdoen. Ik wilde het voelen met mijn blote voeten, zei Ka'b Ik zag je, zei ' Umar. Maar nee ... we kregen geen gebod met betrekking tot de Rots, maar we kregen wel een gebod over de Ka'ba (in Mekka). Ka'b al - Ahbar was een bekende Joodse bekeerling tot de Islam en een belangrijke figuur die vaak genoemd wordt in verband met hetgeen men ziet als verjoodste (? Judaiserende, Judaizing) invoegingen in de ware islamitische leer. Het punt van het verhaal is duidelijk dat de heiligheid van Jeruzalem een Joodse is en geen moslim geloof, dat Ka'b fout was in het behouden ervan ondanks zijn bekering, en dat alleen Mekka de richting is van het gebed en de bedevaartsoord is voor Moslims. Het verhaal is vrijwel zeker verzonnen, waarschijnlijk als gevolg van de controverses van de volgende decennia. Er zijn ook andere verhalen van dit type, de strekking daarvan is dat Jeruzalem vereren als een heilige stad een teken van Joodse invloed is en dus slecht. Dit is een zienswijze die geen stand hield en na een tijd vergeten was. Na wat perikelen werd het principe over het algemeen aangenomen dat Jeruzalem inderdaad een heilige stad van de Islam was. Het verlies en de herovering van de stad tijdens de kruistochten en daarmee duidelijke enorm belang voor de Christenen, had zonder twijfel ook enig effect, net als de grote controversen tussen de Europese mogendheden over de heilige plaatsen in Jeruzalem tijdens de late Ottomaanse periode. Inmiddels is de Islamitische heiligheid van Jeruzalem, ongeacht de herkomst, vastgelegd. Een ander voorbeeld is de oprichting van vrijdag als de Islamitische Sabbat, duidelijk een weerspiegeling van de Joodse zaterdag en de Christelijke zondag. Zoals de Christenen zich distantieerde van hun Joodse voorgangers door de sabbat te verschuiven van zaterdag op zondag, namen ook de Moslims afstand van hun voorgangers door te kiezen voor vrijdag. Maar zij verschilden ook in een ander belangrijk opzicht. Niet alleen kozen ze voor een andere dag van de week; ze veranderden ook de hele opvatting van de aard van de Sabbat. De Moslim Sabbat is vooral een dag van openbaar gebed, zoals wordt aangegeven door de Arabische naam aan vrijdag gegeven, yawm al- jum'a (de dag van de bijeenkomst). In de klassieke oudheid was vrijdag was niet geen dag van rust en het idee dat het als zodanig moest worden behandeld, hoewel men er vaak op attendeerde, werd veroordeeld door de meeste Islamitische autoriteiten als afkeurenswaardige imitatie van de praktijken van Joden en Christenen. Gaandeweg zegevierde de verleiding van de rustdag over theologische twijfels betreffende zijn oorsprong, en tegenwoordig hebben de meeste Islamitische Staten de wekelijkse rustdag, wat nu de universele praktijk is, aangenomen. Voor de vroege periode van de Islamitische geschiedenis , in de 7 de en het grootste deel van de 8 ste
eeuw, is de historicus van de Joods - Islamitische traditie vooral bezig met het identificeren van de Joodse elementen in de Islam, met wat men zou kunnen noemen de Joodse invloeden of Joodse bijdragen. Dit is op zichzelf geenszins een gemakkelijke taak. Ondanks de vele verhalen van Joodse bekeerlingen en hun (meestal schadelijke ) invloed, is er weinig harde informatie. Het enige bewijs voor de vroege Islam is dat in de Koran en de Islamitische tradities en, zoals bekend, de interpretatie en evaluatie van deze tradities, zelfs hun datering en authenticiteit, veel problemen aansneden. Het is ook de vraag in hoeverre de Joodse component in de Islam rechtstreeks van Joodse bronnen kwam en hoever het overgebracht was via het Christendom. De Christelijke element in de vroege Islam is niet minder dan de Joodse en soms zelfs groter en de Christelijke component op zich bepaalde Joodse elementen die al deel uitmaken van het Christendom samengevat was. De taak van de historicus wordt verder gecompliceerd door de activiteiten in of nabij Arabi van Joods-Christelijke groepen en andere Joodse en Christelijke (sectaries?) stromingen over wiens overtuigingen en praktijken we slecht genformeerd zijn. Tijdens de laat 8 ste eeuw kwam er een nieuwe complicatie bij. In die tijd was invloed niet langer n manier. De Joden waren niet langer omstanders, misschien assistenten, bij de geboorte van een nieuwe religie, maar waren een onderdeel van vele in een diverse en pluralistische beschaving. In deze situatie kunnen parallellen en gelijkenissen tussen Joodse en Islamitische overtuigingen en praktijken te wijten zijn aan Islamitische invloeden op het Jodendom en niet alleen - zoals eerder geleerden geloofden - Joodse invloeden op de Islam. Een paar voorbeelden kunnen dienen om de verschillende soorten problemen, die geleerde tegenkomen, illustreren. De Islamitische wet bepaald dat het verplichte vasten tijdens de Ramadan alleen overdag geldt. Tijdens de nacht, van zonsondergang tot zonsopgang, is het toegestaan om te eten en te drinken. Het vasten begint weer bij het ochtendgloren, wanneer een witte draad kan worden onderscheiden van een zwarte draad (Koran II, 187). Abraham Geiger12 wees eerst op de gelijkenis tussen dit mandaat en de uitspraak in de Talmoed die het aanbreken van de dag definieert, in het kader van de Shema' gebed, zoals het moment waarop men blauw en wit kan onderscheiden of, volgens een andere mening, tussen blauw en groen. De Jeruzalem Talmoed is een iets specifieker en verwijst naar de vezels, dat blauw draad bevatte en gebruikt wordt bij het reciteren van de Shema'. In dit geval, zoals bij Jeruzalem, twijfelt men niet aan de chronologie. Zowel de Misjna en Gemara, zowel van Baylon en Jeruzalem, werden voor de komst van de Islam voltooid. De gelijkenis tussen de twee is nauw genoeg om in ieder geval een samenhang te suggereren; zelfs het verschil zwart en wit in plaats van blauw en wit of blauw en groen, kon een opzettelijke distantiring zijn, zoals de goedkeuring van Zondag en later Vrijdag in plaats van Zaterdag als een dag van openbaar gebed. Voor de Moslim gelovige vertegenwoordigen de Talmoed passages verdraaide restanten van enkele verloren eerdere openbaring, herhaald in zijn volledige en definitieve vorm in de Koran. Voor degene die vergelijkt is de keuze tussen Joodse invloed en gemeenschappelijke oorsprong. Soms wordt de Islamitische versie van een Joods thema of verhaal veranderd en aangepast om een andere boodschap uit te dragen of om verschillende omstandigheden tegemoet te komen. Een voorbeeld hiervan is het verhaal van Korach, die tegen het gezag van Mozes rebelleerde en naar behoren verzwolgen werd door de aarde, samen met zijn volk. In de Joodse versies van dit verhaal, zowel Bijbelse en Aggadic, is Korachs misdrijf dat hij het gezag van de Thora en haar handhavers bevraagd en zelfs in opstand komt tegen hen, afwisselend genoemd als Mozes, de Priesters of de Rabbijnen. In sommige van de Aggadic versies verschijnt Korah als Farao's penningmeester en een man van grote rijkdom. Het is dit aspect dat overheerst in de Islamitische versies, waar Qarun, zoals hij wordt genoemd in de Koran, het prototype van de arrogantie van rijkdom wordt. Hij bezit immense rijkdom en wordt gekenmerkt door hebzucht en uiterlijk vertoon, niet verlicht door liefde of goede werken. De boodschap van zijn val, toen hij en zijn paleis en schatten door de aarde werden verzwolgen, is dat rijkdom en de macht die het wordt toegekend in deze wereld, vluchtig en onbeduidend zijn. Alleen God heeft ware kracht; alleen Gods vergelding heeft werkelijke waarde. Andere Bijbelse en Rabbijnse thema's, bijvoorbeeld de verhalen van Elia en van de vloek van Cham, die ook verschillende significante Islamitische analogen hebben. Tijdens de Middeleeuwen werden zelfs Joodse discussies van een aantal van deze thema's soms benvloed door Islamitische versies welke bekend waren bij de Joden. Joden in Arabi ten tijde van de komst van de Islam. Hier waren ze gering in aantal en afgezien van de rol die ze speelden of wat de Islamitische geschiedschrijving traditie daaraan toekent in de omstandigheden van de carrire van de profeet, waren ze niet van grote betekenis in de Joodse geschiedenis en zijn vrijwel onbekend bij Joodse geschiedschrijving. Van veel groter belang waren de grote en actieve Joodse gemeenschappen in Zuidwest-Azi en Noord-Afrika, landen waar de Arabieren in een grote veroverings-golf kwamen in de 7 de en 8 ste eeuw en die de kern van het Islamitische kalifaat vormde. Onder de Joden van het Midden-Oosten op dat moment waren twee belangrijke divisies, n cultureel, de andere politiek, de twee vielen niet geheel samen. Cultureel was er een grote kloof tussen de Aramees sprekende Joden en de hellenistische (gehelleniseerde vorm van Juda , gehandhaafd in de Bijbel voor de namen van twee leerlingen van Christus, om ze te onderscheiden van Judas) Joden. De meeste van hen die in de Vruchtbare Halve Maan leefde spraken Aramees en hadden een cultuur uitgedrukt in die taal. Specifiek Joodse vormen van Aramees diende als de media van zowel de Babylonische als de Jeruzalem Talmoed, evenals vele andere veelal religieuze geschriften. De tweede groep bestond uit de Joden in Alexandri en andere steden in de Oostelijke Provincies van het Romeinse Rijk, die de Griekse taal overnamen en deel werden van de hellenistische beschaving van de tijd. Naast deze culturele divisie, was er ook een politieke verdeeldheid tussen de Joden van het Romeinse Rijk, of later het Byzantijnse Rijk aan de ene kant en de Joden in het Perzische Rijk anderzijds. De voormalige behelst alle mediterrane landen; de laatste, naast het plateau van Iran, heerste over Irak, waar inderdaad het Sassanid Keizers (dynastie die het Perzische Rijk 211-651 CE, 1776, regeerde van Middeleeuws Latijn Sassanid (meervoud), uit Sasan, grootvader van Ardashir ik, die de dynastie stichtte) hadden hun kapitaal, tegen Ctesiphon. De oude en geleerde Joodse gemeenschappen van Babyloni en hun broeders in Palestina en Syri waren dus onderdanen van twee Rijken, tussen wie er eeuwigdurende rivaliteit en geregelde oorlog was. Arabi, waar het Islamitisch geloof werd geboren, behoorde tot geen enkel Rijk. Maar zowel Rome als Perzi waren actief op het schiereiland, wat soms de arena was van de commercile en diplomatieke en militaire confrontaties tussen de twee. Tijdens de 6 de
eeuw, dat wil zeggen, aan de vooravond van de missie van Mohammed, speelden Arabische Joden een obscure maar mogelijk belangrijke rol in deze Keizerlijke competitie. De Arabische veroveringen en de oprichting van het Islamitisch Kalifaat bracht de Oostelijke en Westelijke helften van het Midden-Oosten voor de eerste keer samen sinds de dood van Alexander de Grote. Het Perzische Rijk werd omvergeworpen en het gehele gebied opgenomen. Het Byzantijnse Rijk bleef staan, maar werd gereduceerd tot Anatoli (toevoeging vertaler: Klein Azi) en Zuidoost- Europa. Syri, Palestina, Egypte en Noord-Afrika werden veroverd en hun Joodse gemeenschappen die nu samengevoegd waren met die van Irak en Iran, vormden de overgrote meerderheid en ook de meest geavanceerde en actieve deel van het Joodse volk. In deze gemeenschappen van Zuidwest-Azi en Noord-Afrika, verenigd onder Islamitische heerschappij, vonden een aantal belangrijke veranderingen plaats. De eerste was het proces van eenwording zelf, de samenvoeging van de zeer verscheidene en diverse groepen die nu zijn samengevoegd onder n heerschappij. Joden uit de kust van de Atlantische Oceaan tot aan de grens van India en China, vormden voor een tijdje een samenleving onder n gemeenschap. En zelfs toen die gemeenschap, om verschillende redenen, in vele kleine gemeenschappen uiteen viel, werd de culturele, sociale en in zekere mate de economische eenheid van de samenleving gehandhaafd met een opmerkelijke mate van persoonlijke en fysieke mobiliteit tussen de landen, zo ver uit elkaar als Iran en Marokko of Spanje en Jemen. Door de Middeleeuwen heen was er een actieve commercile en culturele onderlinge communicatie tussen de verafgelegen regio's van deze uitgestrekte Islamitische wereld en dus ook tussen de Joodse gemeenschappen. Een van de grote veranderingen die plaats vond in het Joodse leven was het proces van Arabisering, wat betekent dat hoofdzakelijk maar niet uitsluitend de vervanging van oudere talen door het Arabisch. Het Aramees stierf als gesproken taal uit, overleefde, afgezien van een paar afgelegen en gesoleerde gemeenschappen, alleen in juridisch en liturgisch gebruik. Het Grieks was vergeten en Latijns werd nauwelijks door de Joden overgenomen. Het Hebreeuws is natuurlijk gebleven, maar het gebruik ervan was beperkt. Het was vooral een religieuze taal, gebruikt in de liturgie van de Synagoge en in de Pozie, soms meer in het algemeen in mooie brieven. Maar voor de meeste doeleinden werden Hebreeuws en alle andere talen die vroeger gebruikt werden door de Joden, vervangen door het Arabisch, welke de taal van de wetenschap en filosofie werd, van de overheid en handel, zelfs de taal van de Joodse theologie toen zich een dergelijke discipline begon te ontwikkelen onder Islamitische invloed. Yehuda ha - Levi stelde pozie samen en Maimonides schreef de Joodse wet in het Hebreeuws, maar wanneer ze een filosofie uiteen wilde zetten gebruikte ze Arabisch, welke de nodige lingustische middelen bezat. Arabisch heerste overal behalve in de meest Oostelijke delen van het Islamitische Rijk, in Iran en daarbuiten. Zelfs daar, was Arabisch een tijdje de dominante taal, maar blijkbaar werd het niet de gesproken taal onder Perzische Joden, zoals onder de andere Perzen. In Iran en wijzend naar het Oosten werd nog Perzisch gesproken en later, in een nieuwe vorm, herstelde zijn literaire -status. Ten Westen van Iran werd Arabisch de taal, niet alleen van de literatuur en de overheid, maar ook van het dagelijks taalgebruik. Dit was in schril contrast met de situatie in het Middeleeuwse Christendom waar de Joden zeer weinig Grieks gebruikte en vrijwel geen Latijn. Joodse geschiedenis toont twee contrasterende patronen van culturele betrekkingen aan tussen Joden en hun buren. In n zijn de Joden cultureel gentegreerd in de maatschappij waarin zij leven, met dezelfde taal en voor een groot deel met dezelfde culturele waarden als de omringende meerderheid. Dit is de situatie in het moderne West-Europa en Amerika. Het andere patroon is er n waarin de Joden taalkundig en dus cultureel gescheiden zijn, met behulp van Hebreeuws of, meer algemeen, een andere taal die zij van elders brachten en omgevormd hadden tot een Joodse taal die uitsluitend werd gebruikt door de Joden. Dat was het Joods - Spaans van de Sefardische Joden in het Ottomaanse Rijk of het Joods - Duits (Jiddisch) van de Asjkenazische Joden (Ashkenazi is een Jiddisch woord voor de besnijdenis ceremonie, van bris milah, Ashkenazi uitspraak van brit mila "verbond der besnijdenis") in het Poolse Koninkrijk en het Russische Rijk. Ook waren de Joods - Aramese dialecten eerder gebruikt in de Vruchtbare Halve Maan en daarbuiten. Deze twee situaties produceren verschillende soorten Joods leven en natuurlijk een andere relatie tussen de Joodse minderheid en de dominante meerderheid. De Middeleeuwse symbiose van Joden en Arabieren lijkt in dit opzicht veel dichter het moderne West-Europa en Amerika en lijkt geheel anders dan de situatie in de Romeinse, Ottomaanse en Russische Rijken. Zoals professor Goitein heeft opgemerkt, produceerde deze symbiose niet alleen een Joodse cultuur in het Arabisch. Het was een Joods- Arabisch, of men zou zelfs kunnen zeggen een Joods- Islamitische cultuur. Er waren een paar kleine verschillen in taal. De Joden ontwikkelden, net als de Christenen, hun eigen specifieke dialecten van het Arabisch met onderscheidende lexicale en fonetische kenmerken. Voor sommige doeleinden schreven de Joden Arabisch in Hebreeuwse geschriften, terwijl Christenen soms Arabisch schreven in het Syrische manuscripten. In Midden-Oosterse religies is, op basis van geopenbaarde geschriften en uitgedrukt in geschreven liturgien, er een intieme relatie tussen geschrift en cultuur, geschrift en geloof. Maar de daaruit voortvloeiende verschillen in Islamitische, Christelijke en het Joods- Arabische waren in de Middeleeuwen betrekkelijk gering. Wat veel belangrijker was, was het delen van de taal en van de culturele waarden daarin, de hele culturele referentiekader dat een zekere mate van communicatie mogelijk maakte van samenwerking, dat is relatief zeldzaam in de geschiedenis van de Joodse Diaspora. Het proces van de acculturatie van de Joden in de Arabisch Islamitische wereld, gaat voorbij het punt van Arabisering, een term die misschien te taalkundig is en misschien beter kan worden aangeduid als Islamisering. Dit betekent niet noodzakelijk een bekering tot de Islam, al waren er natuurlijk vele Joodse bekeerlingen, waarvan sommigen een grote rol speelden. Wat hier wordt bedoeld is niet de goedkeuring van de Islamitische godsdienst, maar assimilatie aan Islamitische denkwijzen en gedragspatronen - in n woord, een Joods- Islamitische traditie parallel aan de Joods - Christelijke traditie, waarvan we in de moderne wereld gewend zijn te spreken. We hebben al enkele problemen opgemerkt van de onderlinge relatie tussen het Jodendom en de Islam, en de invloeden die beiden op elkaar hebben uitgeoefend. Het is vaak moeilijk en soms onmogelijk te zeggen of de n of de andere toepassing of idee, welke de vroegere en welke de latere is, dus wie inspireerde of benvloede de ander. Voor het moment is het is veiliger een neutrale formulering te gebruiken en te spreken van een reeks opmerkelijke gelijkenissen tussen de ontwikkelingen in het Jodendom en parallelle ontwikkelingen in de Islam. In sommige zaken geven de simpele chronologische feiten zonder redelijke twijfel de bron aan van invloed. Bij de anderen is de ontwikkelingslijn moeilijk te bepalen. De late Rabbi Ignaz Maibaum, een hervormende Rabbijn in Londen, was ooit betrokken bij een polemiek met een aantal van zijn Orthodoxe Rabbijnse collega's in de kolommen van een Joodse weekblad. Op een gegeven moment merkte een Orthodoxe Rabbijn in een brief dat hervormde Rabbijnen slechts 'Joodse geestelijken zijn, een term die duidelijk bedoeld was om aan te geven dat ze vertrokken waren van de authentieke Joodse traditie en de wegen van Christelijke priesters en dominees imiteerden. Maibaum antwoordde dat als de hervormde Rabbijnen kunnen worden omschreven als Joodse geestelijken, Orthodoxe Rabbijnen evengoed kunnen worden omschreven als Joodse Ulema (geleerden van islamitische religieuze wet," 1680s, uit het Arabisch "ulema" geleerden, wetenschappers, "meervoud van 'alim" geleerd, "van' alama" om te weten) De betekenis van de tegengestelde bewering is duidelijk genoeg. Er zijn inderdaad bepaalde gelijkenissen tussen de positie van de Ulema in het Islamitische leven en dat van het Rabbinaat in de Orthodoxe Joodse gemeenschappen. Noch de 'Alim (het enkelvoud van Ulema) noch de Rabbijn is een gewijde priester noch enig priesterlijk ambt. Noch het Jodendom noch Islam heeft sacramenten, altaren, ordening of priesterlijke bemiddeling. Er is geen religieuze ambt dat een 'Alim of een Rabbijn kan vervullen wat een gewone volwassen mannelijke gelovige, die over de nodige kennis beschikt, evengoed kan vervullen. Beide zijn professionele religieuzen, maar geen van beide is in geen enkel opzicht een priester. Ze verwierven hun status door kennis, door te leren en door erkenning, die ze een soort certificatie gaf- de semikha van de Rabbijn vertonen gelijkenis met de ijaza een nieuwe 'alim van hun leraar. In al deze opzichten evenals een aantal anderen, zijn er opvallende gelijkenissen in opleiding, kwalificatie en functie tussen de Orthodoxe Rabbijn en de Soennitische Moslim 'alim. (De Sjiitische Mullah is iets anders) Dus een opvallende gelijkenis, onderstreept door het verschil tussen hun gemeenschappelijke status en die van het priesterschap in het Christendom en andere religies, pleit duidelijk voor een aantal historische verbindingen. De gelijkenis gaat verder dan juridisch en kan worden gezien, zelfs in de wet zelf, - een ander punt waarin het Jodendom en de Islam op elkaar lijken en verschillen van het Christendom. De twee religies hebben veel gemeen in hun opvatting van de wet, het toepassingsgebied, de volgorde van onderwerpen die de wet omarmt en de plaats overeenkomstig de wet in het dagelijkse persoonlijke, openbare en privleven. Beiden waren het wezenlijk over de goddelijke bron en dubbele aard van de wet eens, schriftelijk en mondeling, in de openbaring en traditie. Het Joodse begrip Halacha en het Islamitische begrip Sharia, betekenen beiden pad of weg en zijn zeker nauw verwant. Aangezien de Halacha zowel als term en als bestaande wet, enkele eeuwen eerder dan het begin van de Sharia is ontstaan, lijkt het erop dat in dit geval de eerste invloed vanuit het Jodendom naar de Islam was en niet visa versa. Maar zelfs hier, in de verdere ontwikkeling van beide rechtsstelsels, zijn er duidelijk wederzijdse invloeden. De woordenschat van fiqh, Islamitische jurisprudentie, is te danken aan Rabbijnse precedenten.
Voorgaande afleveringn zijn te lezen door op de cijfers aan te klikken
12345 ------------
Iets anders. Wij van de werkgroep willen op onze website www.tolereergeenintolerantie.n l in samenwerking met gelijkgestemde websites zoals PopNed, E.J.Bron, Filantropius en anderen wekelijks een video column met een NieuwOnderwerp plaatsen. Ongeveer vergelijkbaar met die van Pat Condell en Danny Ayalon. Onze bedoeling is dan ook diverse schrijvers te vragen om een column te schrijven, die o.a. ikzelf dan voordraag. Ook willen we interviews houden met diverse BNers, debatten filmen en willen we onze lezingen opnemen, zodat onze lezers die door omstandigheden niet in staat waren om er bij aanwezig te zijn alsnog in de gelegenheid stellen het te zien.
Eveneens zijn we van plan om documentaires te maken over diverse spraakmakende onderwerpen die niet algemeen bekend zijn bij het brede publiek. Maar ook onderwerpen die juist meer in het daglicht moet komen. Documentaires worden gemaakt onder de enthousiaste en zeer deskundige begeleiding van Roelf Jan Wentholt. Wij zijn dus op zoek naar een videocamera. De Camcorder die wij op het oog hebben is een Sony HXR NX30. 2e hands is ook prima. De genoemde camera komt in de diverse testen als beste uit de bus. In het bijzonder voor de doeleinden waarvoor wij deze camera willen gebruiken. Helaas hebben wij van de werkgroep niet de financile middelen om zon camera aan te schaffen. Onze huidige financile middelen worden gebruikt om e-boeken aan te schaffen. Kosten Camcorder bedragen 2000,00 met toebehoren. Daarom vragen wij u dan ook uiterst vriendelijk om financile ondersteuning om dit project te doen slagen. Iedere bijdrage is welkom, want vele kleine bijdragen worden gezamenlijk groot.
Helaas zijn we, of gelukkig, geen anti-Isral organisatie, want dan hadden we een aanvraag kunnen indienen bij n van de NGOs. Er zijn geen pro-Isral organisaties die o.a. mede gefinancierd worden door de regering waar men een verzoek ter ondersteuning kan indienen. Iedere bijdrage van u is daarom dan ook zr welkom. Met uw bijdrage kunnen wij de benodigde camera en toebehoren aanschaffen en u blijvend up-to-date informatie, debatten, lezingen/ bijeenkomsten, bevindingen en documentaires in de toekomst laten zien en horen.
U kunt de zeer welkome bijdrage aan het Video-project overmaken op: Naam en bankrekeningnummer: J.P. Siepman Sneek ING 3607055 onder vermelding van: donatie-Video-Camera-Project.
Bij voorbaat, hartelijk dank voor uw gulle gift. Mocht u vragen hebben, neem gerust contact met ons op: Mail: yaakov.siepman@live.nl
Mvgr Yaakov Siepman & Jolanda van der Vorst-Molleman Namens de werkgroep Tolereer geen intolerantie.