Cursus/Handleiding/Naslagwerk
Basisschakelingen
Basisschakelingen
Basisschakelingen
INHOUDSTAFEL
Inhoudstafel
Inleiding
Doelstellingen
7
7
11
1.2.1 Gloeilampen
11
1.2.2 Gasontladingslampen
17
1.3 Lamphouders
21
1.4 Armaturen
23
Signalisatieschakeling
26
26
2.1.1 Bellen
26
2.1.2 Gongschellen
27
2.1.3 Zoemers
27
2.2 Drukknoppen
28
2.3 Beltransformator
29
2.3.1 Materialenkennis
29
2.3.2 Etiket
29
30
Lichtschakelingen
31
31
32
33
3.4 Wisselschakeling
34
35
36
37
4.1 Situatieschema
37
4.2 Installatieschema
38
39
Beveiligingen
42
5.1 Smeltzekering
42
42
Basisschakelingen
5.1.2 De werking
42
43
5.1.4 Veiligheid
43
44
5.2 Zekeringhouder
44
45
5.4 Differentieelschakelaar
45
Oplossingen ACOs
48
Basisschakelingen
INLEIDING
In dit onderdeel maken we kennis met de meest gebruikte toestellen en onderdelen van een
elektrische installatie, zoals schakelaars, stopcontacten, lampen, armaturen en beveiligingstoestellen. De basisschakelingen en de verschillende elektrische schemas worden hier ook
besproken.
Basisschakelingen
DOELSTELLINGEN
Een verantwoorde keuze kunnen maken uit het aanbod en oordeelkundig gebruiken.
Basisschakelingen
1.1
Schakelmateriaal, schakelaars
- Een schakelaar (fig. 1, fig. 2) opent of sluit een stroomkring. De bediening gebeurt met de
hand, automatisch op afstand, elektromagnetisch Lichtschakelaars worden vervaardigd
van isolatiemateriaal, hoofdzakelijk kunststoffen. Ze vormen de behuizing en de basis
waarop het mechanisme gemonteerd wordt en voorkomen dat onder spanning staande
delen aangeraakt kunnen worden. De stroomvoerende delen, die uiteraard geleidend
moeten zijn worden meestal van messing gemaakt.
- Bij de onderbreking van een stroomkring is er kans dat er een vonk ontstaat, die de
onderbrekingscontacten kan beschadigen door inbranding. Om dat te vermijden, zal er bij
de constructie op gelet moeten worden dat de contacten vlug onderbroken worden.
Fig. 1
Fig. 2
Basisschakelingen
Fig. 3
- Opbouwschakelaars worden dikwijls gemonteerd op montageplaten of rechtstreeks op
de muur.
Fig. 4
- Modulaire schakelaars (Fig. 5) worden gebruikt voor het schakelen van verlichting
vanuit het verdeelbord. Ze worden gemonteerd op een rail in de schakelkast.
Fig. 5
- Draaischakelaars (Fig. 6) kunnen gebruikt worden als hoofdschakelaar of als
motorschakelaar. De breedte bedraagt 4 modules. Ze hebben een stroomsterkte vanaf
32 A. Vergrendeling in nulstand is mogelijk.
Fig. 6
Basisschakelingen
Fig. 7
Fig. 8
Technische gegevens
De maximale bedrijfsspanning en de nominale stroom worden vermeld.
Basisschakelingen
10
Enlijnige voorstelling
Fig. 9
Fig. 10
Fig. 11
Fig. 12
Fig. 13
Fig. 14
Fig. 15
Fig. 16
Dat zijn enkele symbolen. Een volledig overzicht vind je in het AREI. Verder in deze cursus
zullen we die symbolen nog gebruiken.
Basisschakelingen
1.2
11
lampen
1.2.1 GLOEILAMPEN
Gloeilampen bestaan al meer dan honderd jaar. Ze worden nog altijd het meest gebruikt en
tellen het grootste aantal lamptypes. Door de vooruitgang in de productie en techniek werd
van deze lampen een technologisch geavanceerd product gemaakt.
A. Gewone gloeilamp
Samenstelling
Fig. 17
De glazen ballon
De glazen ballon is luchtledig en dikwijls met een chemisch niet-reagerend gas gevuld,
bijvoorbeeld stikstof of krypton, om het oxideren en verdampen van de gloeidraad bij hoge
temperatuur te beletten. De ballon kan mat, wit, helder of gekleurd zijn.
Technische gegevens: op de ballon zijn de spanning in volt, het vermogen in watt, soms ook
de lichtstroom in lumen of decalumen en het fabrieksmerk vermeld. Bij kleine lampen staan
de gegevens op de huls.
De glazen steun
Fig. 18
De glazen steun vormt n geheel met de ballon. Er is binnenin een buisje geplaatst waarin de
toevoerdraden lopen. Het buisje dat je binnenin ziet, noemen we de pompstengel, die gebruikt
Basisschakelingen
12
wordt om de lucht uit de ballon te pompen en het neutrale gas in te laten. Na die bewerking
wordt het uiteinde dichtgesmolten.
De gloeidraad
Fig. 19
De gloeidraad is vervaardigd van enkel of dubbel spiraalvormig gewikkelde wolframdraad. Er
is gekozen voor wolfram omdat het een hoog smeltpunt heeft en heel geschikt is voor hoge
temperaturen.
Vloeit door de wolframdraad de juiste stroom, dan is hij witgloeiend, dus lichtgevend en
ontstaat er een grote warmteontwikkeling. De weerstand van de gloeidraad is ongeveer
zestienmaal groter dan in koude toestand. Er treedt oververhitting op als de stroom te groot
wordt, waardoor de gloeidraad doorsmelt.
De steundraden voor de gloeidraad
Aangezien de gloeidraad heel dun is en bij verhitting de neiging heeft om door te hangen en te
breken, moet hij ondersteund worden door enkele draden die ook in de glazen steun
ingesmolten zijn.
De stroomtoevoerdraden
Een van de toevoerdraden is gesoldeerd aan de zijkant van de huls, de andere toevoerdraad
aan het centrale contactpunt. Tussen de huls en het centrale contactpunt is er een isolatiestof
aangebracht. De toevoerdraden hebben ongeveer dezelfde uitzettingscofficint als het glas
waarin ze verwerkt zijn.
De lampvoet of huls
De lampvoet is doorgaans vervaardigd van dunne messingplaat of van een aluminiumlegering. Het voordeel van aluminiumlegering is dat die beter bestand is tegen oxidatie en ook
goed de warmte afvoert. De lampvoet wordt aan het uiteinde van de ballon geplakt.
Lampvoeten worden meestal aangeduid door een letter gevolgd door een getal:
- E voor Edison of schroeflampvoet;
- B voor bajonet of Swanlampvoet.
Het getal is een maat voor de diameter van de lampvoet.
Soorten:
De schroeflampvoet: ook Edison of E-huls genoemd.
Basisschakelingen
13
Fig. 20
- De E 27 of gewone schroeflampvoet wordt gebruikt bij lampen voor huisverlichting.
(fig. 20 - links op ware grootte).
- De E 14 wordt o.a. gebruikt bij sommige luchters. (fig. 20 - midden op ware grootte).
- De E 10 wordt gebruikt bij de zaklantaarnlampen. (fig. 20 - rechts op ware grootte).
De bajonetlampvoet: ook Swanlampvoet genoemd.
Fig. 21
De bajonetlampvoet bestaat uit een cilindrisch gedeelte met 2 of 3 pennen aan de zijkant,
die op een verschillende afstand bevestigd zijn. Zo kun je ze maar op n manier
bevestigen. Swanlampvoeten worden gebruikt op plaatsen waar de lamp blootgesteld is aan
mechanische trillingen, zoals in autos en werktuigmachines. Schroeflampvoeten zouden
door het trillen kunnen loskomen en het contact verbreken.
Fig. 22
Basisschakelingen
14
E 14
E 14
E 14
E 27
E 27
E 27
E 27
E 27
15 W 200W
15 W 60 W
15 W 60 W
5 W 40 W
15 W 200 W
10 W 25 W
35 W 120 W
E 14
Vermogen
gloeilamp
( Watt )
Lichtstroom
( Lumen )
Lichtopbrengst
( Lumen/ Watt )
Lampvoet
15
25
40
60
75
100
120
230
430
730
960
1380
8,0
9,2
10,7
12,1
12,8
13,8
E 27
E 27
E 27
E 27
E 27
E 27
Fig. 23
Basisschakelingen
15
Gekleurde lampen
Gewone gekleurde lampen bestaan in rood, oranje, geel, blauw en groen.
Lampen met gekleurd voorvlak
Gloeilampen met ingebouwde reflector
Bij deze lampen hoeft de armatuur niet voorzien te zijn van een reflector, behalve bij
kopspiegellampen. De gloeilampen met ingebouwde reflector worden ook uitgevoerd met
een gekleurd voorvlak. Ze kunnen van geblazen glas (dunwandig) of geperst glas (dikwandig)
gemaakt zijn. De lichtbundel is afhankelijk van de constructie.
Gebruik
Gloeilampen worden gebruikt op plaatsen waar:
het licht onmiddellijk moet aangaan zodra de spanning aangesloten is
een gezellige verlichting gewenst is
de lichtsterkte plaatselijk verhoogd moet worden
de lichtbundel geconcentreerd moet zijn
de kosten beperkt worden
In een huisinstallatie kunnen op veel plaatsen gloeilampen worden gebruikt: woonkamers,
trappen, gangen, kelders, toiletten enz.
Gloeilampen kunnen ook gebruikt worden bij de wegbebakening of als verwarming.
Voordelen
Goedkoopste soort
Eenvoudige installatie
Uitstekende kleurweergave
Nadelen
Korte levensduur (1000 uur)
Laag lichtrendement (15 lm/W)
B. Halogeenlampen
Fig. 24
Fig. 25
Basisschakelingen
16
Halogeenlicht
Het sprankelend witte licht van halogeenlampen wordt steeds omschreven als schitterend,
stralend, flatterend en van superieure kwaliteit. Ook eigenschappen als een uitstekende
kleurweergave, een lange levensduur, een betere controle van de stralingshoek, een beter
visueel comfort en een gemakkelijke installatie worden vaak in n adem met halogeenlicht
genoemd. En er is meer. Inderdaad, halogeenlicht kan worden gedimd en gemakkelijk worden
scherp gesteld. Bovendien zijn er lampen voor laag- en voor netspanning.
Werking van de halogeenlamp
Het licht wordt geproduceerd door een wolfraamfilament met een werkingstemperatuur van
ongeveer 3000 K. De gloeidraad bevindt zich in een atmosfeer van inerte gassen (krypton,
argon, stikstof), waaraan een halogeengas (jodium, broom of beide) werd toegevoegd. Als de
lamp brandt, kan de druk in de ballon tot 25 atmosfeer en meer oplopen. Gezien de hoge
temperatuur en druk moet de ballon van een halogeenlamp zo klein mogelijk zijn. Bovendien
moet hij van hittebestendig glas zijn gemaakt. Aangezien de stevigheid ook een rol speelt,
wordt meestal hard glas of kwarts gekozen.
De hogere temperatuur van de gloeidraad (3000 K t.o.v. 2700 K bij een gewone gloeilamp) en
het gebruik van de halogeentechniek verlenen aan halogeenlampen de volgende
eigenschappen:
Wit licht:
Sprankelend licht:
Meer licht:
Betere scherpstelling:
Langere levensduur:
Kleinere verlichtingsarmaturen:
Soorten
Halogeenlampen die rechtstreeks aangesloten zijn op de netspanning met vermogens van
60 tot 2000 watt. De meest voorkomende uitvoeringen zijn de buisvormige met aan beide
kanten aansluitingspunten, de halogeenlamp met schroeflampvoet E 27 of E 40 met een
bijkomende glazen omhulling van hittebestendig glas en de halogeenlamp met
bajonetlampvoet.
Halogeenlampen die op lage spanning werken met vermogens van 10 tot 100 watt. De
voordelen zijn: langere levensduur, meer gericht licht, hogere lichtopbrengst, witter licht
door hogere gloeidraadtemperatuur, kleinere armaturen, minder warmteontwikkeling, lager
verbruik voor gelijke lichtopbrengst en hogere veiligheid door gebruik van de lage
spanning.
Gebruik
Halogeenlampen zijn bijzonder geschikt voor geconcentreerde lichtbundels en worden ook
gebruikt voor een sfeervolle verlichting omdat ze voor decoratieve effecten zorgen. Ze
worden steeds in aangepaste armaturen geplaatst.
Let op: voor sommige lampen is de brandstand van de lampen van belang. De lamp afgebeeld
in figuur 24 moet je bijvoorbeeld steeds horizontaal plaatsen.
Basisschakelingen
17
Basisschakelingen
18
Fig. 26
De glazen buis is gevuld met een edelgas onder lage druk, waaraan kwik is toegevoegd. Om
de buis te ontsteken, zou een heel hoge spanning nodig zijn. Om het ontsteken te
vergemakkelijken, is aan beide kanten van de buis een gloeidraad aangebracht.
Hoe fluorescentielampen elektrische stroom in licht omzetten
Een fluorescentielamp is een elektrische ontladingsbron die gebruik maakt van ultraviolette
energie. De energie, die ontstaat als een elektrische stroom door een atmosfeer van kwikdamp
onder lage druk gestuurd wordt, activeert de fosforlaag die op de binnenwand van de glazen
buis werd aangebracht. Fosfor heeft de eigenschap ultraviolette energie op te slorpen, om die
vervolgens in bredere golflengten van het zichtbare spectrum opnieuw uit te stralen.
De golflengte of kleur van het door een fluorescentielamp geproduceerde licht hangt af van de
chemische samenstelling van het fosformengsel.
Licht en kleur
Wat in de volksmond wit licht wordt genoemd, weerspiegelt in feite de manier waarop wij
verschillende lichtkleuren, gaande van blauw tot dieprood, gelijktijdig waarnemen. We vinden
al die nuances touwens ook terug in daglicht, waarvan de lichtkleur varieert naar gelang van
de plaats, het jaargetij, de weersomstandigheden en het tijdstip.
Een elektrische lichtbron, zoals een fluorescentielamp, kan daarentegen zo worden ontworpen
dat het geproduceerde witte licht aangepast wordt aan bepaalde eisen. In referentietabellen
kun je een lampkleur kiezen voor industrile toepassingen, ziekenhuizen, supermarkten enz.
Een speciaal type is de TL-D-lamp, waarvan de buis dunner is dan die van de vroegere typen.
De lichtopbrengst is 43 tot 80 lumen/W voor lampen met een vermogen van 36 W. De
werkelijke lichtopbrengst is afhankelijk van de gewenste lichtkleur. In elk geval is die 3 tot 6
keer zo hoog als die van een vergelijkbare gloeilamp.
Basisschakelingen
19
Voordelen
In vergelijking met gloeilampen hebben fluorescentielampen een hogere
lichtopbrengst. ( 90 lm/W)
Een TL-lamp geeft minder schaduwwerking.
De levensduur is opmerkelijk langer (10.000 uur).
Nadelen
Er is altijd een voorschakelapparaat nodig, dat bovendien enig ernergieverlies
veroorzaakt.
De armaturen nemen meer plaats in beslag.
Handelsvormen
TL-lampen zijn er voor vermogens van 4 tot 65 W en ze zijn in verschillende vormen
verkrijgbaar (fig. 27).
Fig. 27
Het aanbod van fluorescentielampen is door het grote aantal toepassingen zo ruim geworden,
dat het voor de leek heel moeilijk is om nog een keuze te maken.
Bij Philips kunnen we drie grote groepen TL-lampen onderscheiden met enkele specifieke
kenmerken:
Lamptype
TL-D Standaard
Kenmerk
Standaardkleurweergave
TL-D Super 80
TL-D de Luxe
Toepassing
Waar de kleurweergave van minder
belang is.
Waar een betere kleurweergave en
een hoog rendement vereist zijn..
Alleen waar een hele goede
kleurweergave vereist is.
Basisschakelingen
20
Van elk type bestaan lampen met verschillende kleuren en eigen toepassingen:
(De vergelijking is opgesteld voor lampen van 58 W).
Lamptype
Vermogen/kleur
TL-D
58W/29
Standaard
58W/33
TL-D Super 58W/827
80
58W/830
58W/840
58W/865
TL-D de
58W/927
Luxe
58W/930
58W/940
58W/965
Kleur
omschrijving
Warm wit
Neutraal wit
Warm wit
Aangenaam wit
Neutraal wit
Koel wit
Warm wit
Aangenaam wit
Neutraal wit
Koel wit
Kleurindex Lichtstroom
(Ra)
(lm)
51
4700
63
4600
85
5200
85
5200
85
5200
80
5000
95
3350
95
3650
95
3850
98
3350
Brutoprijs
in euro
3,75
3,75
7,50
7,50
7,50
7,50
9,66
9,66
9,66
9,66
- De meest gebruikte lamp voor garage, berging, kelders enz. is de TL-D standaard met
kleur 33, vooral omdat de kleurweergave van minder belang is, de lichtstroom is goed en
de kostprijs is laag.
- Voor in woonvertrekken, kantoorruimten, leslokalen enz. nemen we meestal de TL-D
super 80 met kleur 830. Die zorgt voor een prettigere verlichting, een betere
kleurweergave en een hoger rendement. De kostprijs van deze lamp is echter merkelijk
hoger.
B. Spaarlampen
Fig. 28
Om de voordelen van TL-buizen en die van gloeilampen te verenigen, is de zogenaamde SLlamp ontwikkeld (figuur 28). Eigenlijk is die lamp een TL-buis die opgevouwen is en die met
een voorschakelapparaat in de glazen ballon is gezet. De lamp heeft een normale lamphouder
en kan dan ook in een gewone lamphouder ingedraaid worden. De lamp is aanzienlijk
zwaarder dan een gewone gloeilamp en heeft grotere afmetingen.
Er zijn typen voor een vermogen van 9, 13, 18 en 25 W. Dat lijkt niet veel, maar de
lichtopbrengst is vier keer zo hoog als die van een gloeilamp.
Basisschakelingen
21
Voordelen
Eenvoudige installatie
Hij gaat heel lang mee (10.000 uur)
Goed lichtrendement (60 lm/W)
Nadelen
Hoge prijs.
1.3
Lamphouders
Schroeflamphouders of Edisonlamphouders
Delen
Basisschakelingen
22
Fig. 29
Fig. 30
- De beschermingsgeleider moet niet verbonden worden bij toestellen van
isolatieklasse II ( dubbele isolatie, versterkte isolatie).
2.
Bajonetlamphouders
Bajonetlamphouders worden hoofdzakelijk gebruikt bij autos, schepen, trams, treinen en
op plaatsen waar trillingen de lampen met schroeflampvoet zouden kunnen losmaken.
Delen
Basisschakelingen
23
uiteinde van een gloeidraad, terwijl het andere uiteinde van beide gloeidraden
gemeenschappelijk verbonden is met het cilindrisch metalen gedeelte van de
lampvoet.
3.
Speciale lamphouders
Naast de schroeflamphouders en de bajonetlamphouders bestaan er lamphouders die
aangepast zijn aan de lampvoeten van speciale lampen:
lamphouders voor projectielampen
lamphouders voor halogeenlampen met twee pennen
lamphouders voor buisvormige halogeenlampen.
Handelsvormen en maten
Lamphouders zijn in de handel verkrijgbaar voor de verschillende types en grootten zoals
aangegeven bij de lampen.
Veel voorkomende lamphouders:
De gewone lamphouder voor huishoudelijk gebruik om op te hangen of
gemonteerd in een armatuur.
Een lamphouder met n of twee spanringen. Bij die met n spanring wordt de
armatuur geklemd tussen de spanring en de kraag op het einde van de
schroefdraad. Bij twee spanringen wordt de armatuur tussen de 2 ringen
geklemd.
Een lamphouder met een schuine of rechte basis (figuur 31).
Lamphouders die rechtstreeks gemonteerd kunnen worden op een ronde
aftakdoos.
Fig. 31
1.4
Armaturen
Basisschakelingen
24
Gebruik
Het gebruik van een armatuur hangt af van de omstandigheden en wordt benvloed door
verschillende factoren, zoals: de plaats waar de lamp opgesteld wordt, bijvoorbeeld een droge
of een vochtige ruimte, binnen of buiten. Ook de warmteontwikkeling van de lamp speelt een
rol.
Fig. 32
Basisschakelingen
25
A.C.O.
1. Uitspraak 1: een schakelaar opent of onderbreekt de stroomkring.
Uitspraak 2: een schakelaar is noodzakelijk om een stroomkring te hebben.
a.
b.
c.
d.
2. Een schakelaar:
a.
b.
c.
d.
moet aangepast zijn aan de aard van het lokaal waar hij gemonteerd wordt.
mag willekeurig gekozen worden.
wordt alleen bepaald door de aard van het lokaal.
hangt af van het aantal lampen in de stroomkring.
3. Gloeilampen:
a.
b.
c.
d.
4. Gloeilampen:
a.
b.
c.
d.
Basisschakelingen
2
2.1
26
SIGNALISATIESCHAKELING
Bellen, zoemers
2.1.1 BELLEN
Bellen werken veelal op een lage spanning, die bij gebruik van wisselspanning verkregen
wordt door middel van een transformator. Bellen werken volgens het elektromagnetische
principe en kunnen voor wisselspanning, voor gelijkspanning of voor beide geschikt zijn.
Constructie
Een bel bestaat uit:
- twee zachtstalen kernen gemonteerd op een gemeenschappelijk magnetisch juk;
- twee in serie verbonden spoelen gemonteerd op deze twee kernen;
- een zachtstalen anker dat aan de bovenkant voorzien is van een veer;
- een klepel die onderaan het anker bevestigd is;
- een klok waarin het geluid ontstaat;
- de normaal gesloten contactpunten.
Fig. 33
Werking
Fig. 34
Als je een spanning aansluit aan de klemmen, dan vloeit er een stroom van de ene klem door
de in serie geschakelde spoelen over de contactpunten naar de andere klem. Hierdoor worden
de kernen magnetisch en trekken ze het anker aan. Op dat moment slaat de klepel tegen de
klok. Doordat het anker aangetrokken is, worden op hetzelfde moment de contactpunten
onderbroken en hebben we een open kringloop, die het magnetisme onderbreekt.
Basisschakelingen
27
Het anker komt weer in ruststand en het contact keert terug in zijn oorspronkelijke stand. We
krijgen opnieuw een gesloten kringloop; het anker wordt aangetrokken en die situatie blijft
zich herhalen zolang er spanning is aan de aansluitklemmen.
Bij een eenslagschel zijn geen contactpunten gemonteerd; de in serie geschakelde spoelen
blijven bekrachtigd zolang er spanning is aan de aansluitklemmen.
Indeling
-
2.1.2 GONGSCHELLEN
Fig. 35
Een gongschel werkt ook volgens het elektromagnetisch principe, maar heeft een andere
constructie. Hier stoot een beweegbare kern tegen ingebouwde klankplaten of tegen
klankbuizen met een enkel, dubbel of herhalend signaal.
Als bron kan een transformator of een batterij gebruikt worden.
2.1.3 ZOEMERS
Fig. 36
Zoemers geven doorgaans een zachter geluid dan schellen en zijn minder storend. Ze zijn
doorgaans ook kleiner; het werkingsprincipe is hetzelfde als schellen. Het verschil is dat er
geen klepel is en het anker zelf trilt en zo het zoemende geluid voortbrengt.
Wisselstroomzoemers hebben geen onderbrekingscontacten, gelijkstroomzoemers wel.
Basisschakelingen
28
2.2
Drukknoppen
Drukknoppen worden meestal gebruikt om een signaal door te geven. Een drukknop is een
normaal open contact. Dat wil zeggen dat het open is in ruststand en geloten als je erop drukt.
Er zijn ook drukknoppen met een normaal geloten contact in de handel.
Drukknoppen sluiten bij een belinstallatie de kring zolang erop gedrukt wordt.
Soorten
-
Inbouw- en opbouwtypes
Geschikt voor heel lage spanning of voor netspanning.
Met of zonder plaats voor een naamplaatje
Met ingebouwde verlichting, wat verkregen wordt door een ingebouwd lampje in serie te
plaatsen met de spoel van de bel en parallel met het drukknopcontact. Het lampje dooft als
er gedrukt wordt en dan krijgt de spoel de volledige spanning.
Fig. 37
- Verschillende constructies: peervormig, deurcontacten
Fig. 38
Fig. 39
Fig. 41
Fig. 40
Fig. 42
Basisschakelingen
2.3
29
Beltransformator
2.3.1 MATERIALENKENNIS
De transformatoren zijn geschikt voor het voeden van kringen op heel lage spanning, zoals
belinstallaties. Ze kunnen ook gebruikt worden als stuurspanning voor impulsschakelaars,
relais, contactoren als de bediening op een veilige spanning moet gebeuren.
Beschikbare vermogens: 4 tot 40 VA.
De primaire spanning is 230 / 240 VAC, de secundaire spanning is 8, 12, 12-24 of
8-12-24 V.
De transformatoren beschikken over een dubbele isolatie (veiligheidstransformatoren) en
zijn kortsluitvast.
De transformatoren zijn geruisloos omdat ze omsloten werden met hars. Hun breedte
bedraagt 2 of 3 modules.
Fig. 43
2.3.2 ETIKET
Fig. 44
Basisschakelingen
30
Basisschakelingen
31
LICHTSCHAKELINGEN
3.1
Enkelpolige schakeling
Doel
Vanaf n plaats een lamp of lampengroep kunnen aansteken en doven.
De enkelpolige schakelaar
- wordt aangegeven door het referentienummer 1;
- heeft twee aansluitklemmen;
- onderbreekt of sluit slechts n draad van het net; de andere voedingsdraad (nulleider) is
rechtstreeks aan de lamp verbonden; het liefst aan de huls (figuur 10);
- wordt gebruikt om vanaf n plaats n lamp of een lampengroep in of uit te schakelen.
Toepassing
In droge lokalen, kamers met n deur bijvoorbeeld toilet en zolder.
Schakeling
Fig. 45
Leidingschema:
Fig. 46
Basisschakelingen
3.2
32
Dubbelpolige schakeling
Doel
Vanaf n plaats een lamp kunnen aansteken en doven.
De dubbelpolige schakelaar
- wordt aangegeven door het referentienummer 2;
- heeft vier aansluitklemmen;
- onderbreekt of sluit beide draden van het net; vanaf de schakelaar worden twee
verbindingsdraden aan de lamp verbonden;
- kan tot kortsluiting leiden als niet gelet wordt op de markering van de overeenkomstige
klemmen van de tweepolige schakelaar;
- wordt gebruikt om vanaf n plaats n lamp of een lampengroep in of uit te schakelen.
Toepassing
Verplicht in vochtige lokalen en voor alle buitenverlichting.
Het is een heel veilige schakeling, omdat er geen stroomdraden aan de lamp komen als de
schakeling in open stand staat.
Voorbeelden: badkamers, kelders, buitenlicht.
Schakeling
Fig. 47
Basisschakelingen
3.3
33
Doel
Twee lampen of lampengroepen, eventueel behorend tot n lichtpunt, vanaf n plaats
bedienen door middel van een serieschakeling.
De serieschakelaar
-
Fig. 49
Fig. 50
Basisschakelingen
3.4
34
Wisselschakeling
Doel
Vanaf twee plaatsen een lamp kunnen aansteken en doven.
De wisselschakelaar
- De wisselschakelaar wordt aangegeven met referentienummer 6.
- De schakelaar heeft drie aansluitklemmen
- Hij wordt gebruikt om vanaf twee plaatsen n lamp of een lampengroep in of uit te
schakelen.
Toepassing
In gangen en plaatsen met 2 deuren of doorgangen.
Voorbeelden: woonkamer, trappen, slaapkamers (1 schakelaar aan de deur, n trekschakelaar
boven het bed).
Schakeling
- Als de nulleider aanwezig is, moet hij rechtstreeks verbonden worden met de lamphouder.
- De fasedraad wordt verbonden met de gemerkte klem van n wisselschakelaar.
- De gemerkte klem van de andere wisselschakelaar wordt verbonden met de vrije klem van de
lamphouder.
- De 2 vrije wisselklemmen van de eerste schakelaar worden verbonden met de vrije klemmen
van de tweede wisselschakelaar met 2 wisseldraden.
Fig. 51
Fig. 52
Basisschakelingen
3.5
35
Tweepolige wisselschakeling
Doel
Een lichtpunt tweepolig bedienen vanaf twee plaatsen met tweepolige wisselschakelaars.
De tweepolige wisselschakelaar
- De tweepolige wisselschakelaar wordt aangegeven met referentiegetal.
- De schakelaar heeft aansluitklemmen.
- De nulleider en de fasedraad worden verbonden met de twee gemerkte (overeenkomstige
klemmen) van n van de wisselschakelaars.
- De lamphouder wordt verbonden met de twee gemerkte klemmen van de andere
wisselschakelaar.
- De overeenkomstige wisselklemmen van de beide schakelaars worden met elkaar
verbonden met vier wisseldraden, liefst van verschillende kleuren om foutieve aansluiting
te voorkomen.
Fig. 53
Fig. 54
Basisschakelingen
3.6
36
Kruisschakeling of drierichtingschakeling
Doel
Een lamp of lampengroep eenpolig bedienen vanaf 3 of meer plaatsen met twee
wisselschakelaars of n of meer kruisschakelaars.
De kruisschakelaar
- De kruisschakelaar wordt aangegeven met referentienummer 7.
- De schakelaar heeft aansluitklemmen.
- Bij deze schakeling worden de wisseldraden van de wisselschakelaars onderbroken door
een kruisschakelaar.
- De wisseldraden van dezelfde wisselschakelaar worden steeds verbonden met de
overeenkomstige gemerkte klemmen van de kruisschakelaar.
- Een bedradingsfout veroorzaakt een verstoorde werking van de schakeling.
Fig. 55
Fig. 56
Basisschakelingen
4
4.1
37
Het situatieschema is een plan dat door middel van symbolen de plaats aangeeft van de
borden, verbindingsdozen, wandcontactdozen, lichtpunten, schakelaars en gebruikstoestellen
die op het ndraadschema voorkomen (AREI art. 269).
Het plan wordt getekend op het grondplan van het gebouw. Ook de stroomkring waartoe de
verschillende toestellen behoren, wordt op dat plan aangegeven. De leidingen worden
weggelaten.
Figuur 57
Basisschakelingen
4.2
38
Installatieschema
Figuur 58
Basisschakelingen
4.3
39
Eendraadschema of grondschema
Figuur 59
Basisschakelingen
40
Figuur 60
Een ndraadschema is een schematische voorstelling van een vaste elektrische installatie die
geen rekening houdt met de plaats van het elektrisch materiaal, maar die met behulp van
symbolen de samenstelling van elke elementaire stroombaan geeft en hun onderlinge
verbinding om een elektrische installatie te vormen.
Basisschakelingen
41
A.C.O.
6. Een enkelpolige schakeling:
a. kan maar n lamp bedienen.
b. kan vanaf n plaats een lamp of lampengroep bedienen.
c. is de enige schakeling die gebruikt kan worden om een lamp of lampengroep
van op n plaats te bedienen.
d. mag gebruikt worden in droge of vochtige ruimten.
wisselschakeling
werieschakeling
enkelpolige schakeling
dubbelpolige schakeling
serieschakeling.
kruisschakeling.
wisselschakeling.
enkelpolige schakeling.
Basisschakelingen
5
5.1
42
BEVEILIGINGEN
Smeltzekering
Fig. 61
Fig. 62
Die hoge stroom kan het gevolg zijn van kortsluiting, overbelasting of grote stroomstoten.
1. overbelasting: een hoge stroom omdat er te veel verbruikers aangeschakeld zijn.
2. kortsluiting: een plotseling heel hoge stroom door een fout in de leiding of in een
verbruiker. De hoge stroom ontstaat doordat de twee stroomdraden rechtstreeks met elkaar
verbonden worden zonder dat er een verbruiker tussen staat.
Basisschakelingen
43
Fig. 63
De waarde wordt aangegeven in ampre (A), de eenheid van stroomsterkte.
De waarde van de zekering is gebonden aan de doorsnede van de draad.
Fig. 64
10 A
16 A
draaddoorsnede 1,5 mm
draaddoorsnede 2,5 mm
verlichting
stopcontacten
5.1.4 VEILIGHEID
We mogen nooit een smeltveiligheid herstellen met een draadje aan de buitenkant omdat we
de smeltwaarde van de draad niet kennen en omdat tijdens het smelten de vonk niet geblust
wordt (geen bluszand).
Fig. 65
Basisschakelingen
44
5.2
Zekeringhouder
Fig. 66
Een penautomaat kan zonder noemenswaardige wijziging aan de installatie een
smeltveiligheid vervangen. Zo dienen bij oudere installaties de bestaande stiften en/of bussen
vervangen te worden. Gebruik voor het vervangen van bussen/stiften het juiste gereedschap.
Fig. 67
Basisschakelingen
5.3
45
Fig. 68
Fig. 69
In tegenstelling tot een smeltveiligheid kun je een automaat meerdere keren gebruiken.
Automaten worden dan ook veel toegepast omdat ze handig en gemakkelijk te bedienen zijn.
Ze zijn wel duurder dan een smeltveiligheid.
Fig. 70
Fig. 71
5.4
Differentieelschakelaar
Basisschakelingen
46
Fig. 72
Een verliesstroom of foutstroom is een stroom die vloeit via de beschermingsgeleider tussen
het net en de aarde. Die stromen kunnen plaatselijk oververhitting veroorzaken, waardoor
brand kan ontstaan.
De isolatiefout doet ook een contactspanning ontstaan die kan leiden tot elektrocutie als die
spanning niet tijdig wordt afgeschakeld door de differentieelschakelaar. We spreken van
indirecte aanraking van de spanning (aanraking van delen die via een isolatiefout onder
spanning komen).
We spreken van directe aanraking als een actieve geleider wordt aangeraakt.
De uitschakeltijd mag maximaal 0,2 s bedragen.
Differentieelschakelaars met grote (30 mA) en heel grote ( 10 mA) gevoeligheid bieden een
bijkomende bescherming bij directe aanraking.
Kenmerken van een differentieelschakelaar:
Fig. 73
Basisschakelingen
47
A.C.O.
10. Een smeltveiligheid heeft tot doel:
a.
b.
c.
d.
a.
b.
c.
d.
Basisschakelingen
6
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
OPLOSSINGEN ACOS
c.
a.
c.
b.
c.
b.
d.
b.
c.
c.
a.
d.
a.
48