Mentor
Datum
Groep
Aantal lln
Judy Knook
22-3-16
3
17
Persoonlijk leerdoel:
- Ik kan tijdens de les gestructureerd en duidelijk over komen zodat de kinderen weten waar ze aan toe zijn.
- Ik kan tijdens mijn les de kinderen op een duidelijke en rustige manier vertellen wanneer ze iets doen wat ik niet fijn vind. Dit vertel ik in de ik-vorm.
- Ik kan aan het einde van de periode mijn planning volgen zodat ik alles op tijd stuur.
Lesdoel(en):
Productdoelen:
- De kinderen kunnen aan het einde van de les vertellen wat er
gebeurt bij de verschillende proeven.
- De kinderen kunnen aan het einde van de les een hypothese
stellen en controleren of deze klopt.
Procesdoelen:
- De kinderen oefenen om samen een veronderstelling te bedenken.
- De kinderen oefenen met samenwerken.
Kerndoel 42: De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en
natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht,
magnetisme en temperatuur.
Kerndoel 44:De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving
relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.
Kerndoel 45: De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen
te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.
Beginsituatie:
Voorkennis en kunde:
- De kinderen krijgen geen technieklessen, ze zullen dus niet veel van de verschillende onderwerpen afweten. In mijn instructie geef ik hier meer uitleg over
zodat dit tijdens de proef duidelijk is.
Betrokkenheid en actualiteit:
- De kinderen vinden een techniekles erg leuk. Ze zullen erg enthousiast zijn waardoor het wat drukker kan zijn. Dit is niet erg zolang ik kan uitleggen wanneer ik
dat wil
Bekendheid met de in te zetten didactische instrumenten
- Tijdens deze les zullen er veel materialen gebruikt worden. Hier maak ik duidelijke afspraken over met de kinderen
- Wanneer ik mij hand omhoog steek wil ik dat de kinderen stil zijn en naar mij luisteren. Dit zal nog niet bekend zijn. Ik ga voor ik met de les begin daarom
duidelijk de regels bespreken met de kinderen. Evt. schrijf ik deze regels op het bord zodat ik de kinderen erop kan wijzen wanneer dit niet helemaal goed
gaat.
- Er hangt een plaat aan het bord over het gebruik van de stem ook hier zal ik de kinderen aan herinneren tijdens de les.
Lesverloop
Tijd
5 min
10 min
Leeractiviteit
leergedrag leerling(en)
- De kinderen maken samen met mij de afspraken
- De kinderen houden zich aan deze afspraken
- De kinderen steken hun vinger op wanneer ze iets
willen zeggen
Materialen / Organisatie
-
Digibord?
Materialen voor de
proeven
10 min
Instructie
Stap 3: Onderzoek
Ik begin met uitleggen hoe de proef in
zijn werk gaat. Ik laat alle materialen
zien en vertel wat ik moet doen. Ik voer
de proef nog niet uit.
Ik laat de kinderen in tweetallen
bedenken wat er gaat gebeuren. Dit
schrijven zij op een blaadje op.
Vervolgens bespreken de tweetallen de
veronderstelling met een ander tweetal.
Wanneer iedereen iets bedacht heeft
voer ik de proef uit. De kinderen zien nu
wat er gebeurt en bedenken of dit klopt
met wat zij dachten. (Coperatieve
werkvorm: van-twee-naar-meer)
Stap 4: rapportage
De kinderen schrijven weer met het
tweetal op of ze het wel of niet goed
hadden.
Stap 5: extra informatie
Ik vertel de kinderen informatie over de
proeven. Hoe kan het dat het gaat
bruisen? Wat gebeurt er nou eigenlijk?
Etc.
Als ik alle proeven heb uitgevoerd
mogen zij dit zelf doen.
Pen en papier
+- 1 uur
Uitvoering
Rozijnenproef:
In een beker wordt soda gedaan en 10
rozijnen. Wanneer er in de beker azijn
wordt gegoten ontstaan er gasbelletjes
waardoor de rozijnen gaan springen.
De vraag die ik stel is wat
gebeurt er als ik bij de soda en
de rozijnen azijn toevoeg?
Zadenproef
De zaden nemen water op waardoor de
zaden uitzetten. Zelfs een bakje en een
groot aantal elastieken houdt de zaden
niet tegen.
Een vraag die je kan stellen is:
wat gebeurt er met de zaden
wanneer zij in het water
komen?
Wat zou er gebeuren met het
bakje en de elastieken?
Fles huishoudazijn
Zak soda
Rozijnen
Glas
Lepel
Ballonproef
In een fles wordt azijn gedaan. In een
ballon zit bakpoeder. Je doet de ballon
op de fles en het bakpoeder valt uit de
ballon in de azijn. Het azijn reageert
met het bakpoeder en er ontstaat
gasvorming. De ballon blaast zich op.
Een vraag bij deze proef kan
zijn: wat gebeurt er met de
ballon als je deze op de fles
zet? Hoe zou dit kunnen
komen?
Stapelproef
In een beker wordt olie, stroop en water
gegoten. Daarna doe ik er een
legoblokje, kurk en druif in. Alle
voorwerpen blijven verschillend in het
glas drijven.
Twee vragen die je bij deze
proef kunt stellen zijn: welke
vloeistof komt op de bodem,
welke daarop en welke daarop?
Hoe kan dit?
En: welk voorwerp blijft waar in
het water drijven? Zinken ze
allemaal of blijven ze allemaal
drijven?
http://www.veiliglerenlezen.nl/Voorgebruikers/Gratis-materiaal-per-kern/2emaanversie/Kern-9.htm
Maatbeker
Natuurazijn
Leeg flesje
Bakpoeder
Ballon
Schaar
Water
Zonnebloemolie
Schenkstroop
Maatbeker
Kurk
Druif
legoblokje
5 min
Evaluatie
Ik heb ervoor gekozen om alle proeven eerst voor te doen voordat de kinderen dit zelf gaan doen. Dit omdat er een aantal kinderen in
de klas zitten die het erg moeilijk vinden om vanuit een mondelinge uitleg iets uit te gaan voeren. Wanneer ik dit aan deze kinderen laat
zien, krijgen deze kinderen een beeld van hoe de proef in elkaar steekt en weten zij wat ze moeten doen.
Persoonlijke reflectie
Wat wilde ik?
- Ik kan tijdens de les gestructureerd en duidelijk over komen zodat de kinderen weten waar ze aan toe zijn.
- Ik kan tijdens mijn les de kinderen op een duidelijke en rustige manier vertellen wanneer ze iets doen wat ik niet fijn vind. Dit vertel ik in de ik-vorm.
- Ik kan aan het einde van de periode mijn planning volgen zodat ik alles op tijd stuur.
Wat deed ik?
- Om mijn eerste doel te bereiken heb ik veel structuur in mijn lessen gebracht. Ik heb mijn lesvoorbereiding zo duidelijk mogelijk gemaakt zodat het voor mijzelf
en voor de kinderen zo duidelijk mogelijk is. Ook probeer ik de feedback van mijn mentor toe te passen in mijn volgende lessen. Dit leerdoel gaat al een stuk
beter daarom focus ik me vooral op mijn laatste leerdoel.
- Mijn tweede doel sluit aan op mijn eerste doel. Ik heb gemerkt dat wanneer ik druk in mijn hoofd word de kinderen dit ook worden en ik volledig dicht sla. Ik
probeer in mijn lessen zo rustig mogelijk te blijven zodat de kinderen in ieder geval niet drukker door mij worden. Wanneer ik merk dat het in mijn hoofd erg
onrustig wordt probeer ik mijn rust weer te nemen en mij hiervan bewust te worden. Als dit lukt kan ik de rust weer terugpakken en verloopt mijn les zoals ik het
wil. Structuur is voor mij en de kinderen dus erg belangrijk zodat ik enig houvast heb wanneer het druk wordt.
- Om mijn laatste doel te bereiken heb ik veel gesprekken met mijn mentor. Mijn mentor en ik maken duidelijke afspraken waar ik me aan probeer te houden
zodat ik mijn lessen tijdig inlever. Dit zodat mijn mentor mij nog feedforward kan geven op mijn lesvoorbereiding zodat ik mijn twee doelen hierboven beter kan
bereiken.
Welke betekenis heeft het voorgaande voor jou?
Doel 1:
1. Positieve ervaringen: in mijn instructie ben ik erg duidelijk geweest over de regels en de aanpak van de les. In het begin waren er veel vragen over de les, deze
vragen werden beantwoord en de les kon beginnen. Door de structuur die ik de kinderen aan het begin van de les gaf wisten de kinderen wat ze konden
verwachten en konden ze tijdens het zelfstandig werken snel aan de slag.
2. Wat anders ging: tijdens het voordoen van de proeven ging er een proef anders dan gedacht. Ik moest deze proef verplaatsen naar de wasbak. Dit was voor
veel kinderen niet duidelijk en tijdens het doordraaien ging dit nog een aantal keer fout. Ik had duidelijker van tevoren kunnen zeggen dat de proef verplaatst
was. Ook had ik op het bord kunnen schrijven hoe je moest doordraaien zodat dit voor de kinderen duidelijker is en ik ze kan wijzen naar het bord wanneer ik
de vraag krijg waar zij heen moeten. Dit had ik met plaatjes kunnen visualiseren zodat het voor de kinderen nog duidelijker is.
Ook tijdens het opruimen had ik beter kunnen aan geven wat ik graag gewild had zodat dit sneller en minder rommelig verliep.
Doel 2:
1. Positieve ervaringen: tijdens mijn uitleg over de proeven werd er door de klas geroepen. Ik gaf toen aan het desbetreffende kind aan dat ik dit niet fijn vond en
dat hij de volgende keer zijn vinger moest op steken. De eerst volgende keer dat hij een vraag had stak hij netjes zijn vinger op en gaf ik hem zo snel mogelijk
een beurt als beloning.
2. Wat anders ging: Doel 3:
1. Positieve ervaringen: Ik merk wanneer ik mijn lesvoorbereidingen op tijd stuur dit meer rust voor mij geeft. Ook is het fijn om met mijn mentor dingen te kunnen
bespreken over mijn les waar ik nog niet aan had gedacht.
2. Wat anders ging: Door het laat sturen heb ik niet veel tijd gehad om met mijn mentor veel te kunnen bespreken over mijn les. Dit komt omdat het net stagetoetsweek was geweest, ik had met mijn mentor afgesproken dat ik mijn lesvoorbereidingen zondag mocht sturen in plaats van vrijdag. Dit had ik dan ook
gedaan. Dit is alsnog vrij laat waardoor mijn mentor niet veel feedback meer kon geven.
Ook het testen van de proefjes heb ik niet gedaan waardoor er tijdens de les verschillende dingen anders liepen dan ik het verwacht had. De volgende keer
moet ik deze proefjes eerst thuis doen om nog beter voorbereid de les te geven.