quote:

1 - b (pagina 217)

2 - a (pagina 37)

3 - d (pagina 133)

4 - b (pagina 140)

5 - c (pagina 148)

6 - d (pagina 163)

7 - a (pagina 313)

8 - c (pagina 343)

9 - d (pagina 402)

10 - c (pagina 432)

11 - c (daar is de gevraagde en aangeboden hoeveelheid gelijk)

12 - b (de vraag daalt voor elke prijs met de helft (-2,5*20))

13 - c (de vraag daalt voor elke prijs met de helft)

14 - b (pagina 237)

15 - b (de gelijkmatige daling doet de iskostencurve weg van de oorsprong

verschuiven naar t1. daarmee kan de ondernming nu x1 produceren en dit is meer dan
xe)

16 - a (arbeid wordt aangeworven zolang het loon van elke extra arbeider groter is
dan het marginaal geldproduct. vermits de prijzen in de opgave niet wijzigen moet
de marginale productiviteit dus gestegen zijn (je zou dit ook kunnen zien aan het
feit dat te wentelt naar t2)
is volgens mij c

17 - a (de loonkosten stijgen dus verschuift de mk-kromme (en dus de a kromme)

naar boven. de economie komt dus in i terecht.)

18 - c (inkomen stijgt => vraag verschuift (voor een gegeven prijs meer consumptie
want het is een normaal goed cfr. opgave)

19 - d (substituut komt op de markt => de totale markt voor het betrokken goed
wordt kleiner (voor een gegeven prijs wordt minder geconsumeerd)

20 - b (cs = oppervlakte onder de vraag maar boven de prijs) in e is dit groter

dan in i.