Nr
COLOFON Organisatie reco.mo.mo seminar Stichting DOCOMOMO Nederland Bestuur Stichting DOCOMOMO Nederland Janneke Bierman (voorzitter) Sara Stroux (secretaris) Wido Quist (penningmeester) Harrin van Dijk Bianca Eikhoudt Frank Foole Sander Nelissen Willem Stevens Stichting DOCOMOMO Nederland p/a TU Delft, Faculteit Bouwkunde, MIT Postbus 5043 2600 GA Delft info@docomomo.nl www.docomomo.nl Uitgave Publikatieburo Bouwkunde ISBN: 9789052693965 NUR: 648 Pb-bk@tudelft.nl Nummer 2, mei 2011 Onwerp: Studio Lampro Opmaak: Skizzie
Inhoudsopgave
Inleiding ............................................................................................. 4 Reco.mo.mo: Hoe echt is namaak, hoe dierbaar het origineel?
Sara Stroux en Wido Quist
Oorspronkelijkheid versus reconstructie waar ligt de grens? ............................................................................................... 12 Een verkenning in de restauratiepraktijk van moderne monumenten
Wessel de Jonge
Restauratie is een vorm van reconstructie.............................. 64 Vragen aan Wytze Patijn Is De Kiefhoek kitsch? .................................................................. 68
Maarten Mesman
InleIdIng
reco.mo.mo: hoe echt is namaak, hoe dierbaar het origineel?
Het reconstrueren van (modern) erfgoed is de laatste jaren een fel omstreden thema in erfgoedkringen, maar ook bij ontwerpers en daarbuiten. Het idee om een gebouw of een interieur, een park, een plein met nieuwe materialen te herbouwen staat haaks op n van de belangrijkste principes van de westerse monumentenzorg: behoud van het fysieke object in zijn oorspronkelijke materialiteit als historische bron. Een sleutelrol in deze discussie neemt het begrip authenticiteit in. Is een gebouw alleen authentiek als het in zijn materile substantie en op de oorspronkelijke locatie wordt bewaard?
Sara Stroux en Wido Quist
Een praktijk die we tegenwoordig reconstructie zouden noemen. Met het verschijnen van de Grondbeginselen en Voorschriften voor het behoud, de herstelling en de uitbreiding van oude bouwwerkenin 1917 werd de stelling behouden gaat voor vernieuwen het adagium van de Nederlandse monumentenzorg en raakte reconstructie een besmette term. Tot op de dag van vandaag is behouden gaat voor vernieuwen n van de belangrijkste uitgangspunten bij restauratie van monumentale gebouwen Toch maken spraakmakende reconstructies van volledige gebouwen en de vervanging van versleten bouwdelen van oudsher, en nog steeds, deel uit van de dagelijkse restauratiepraktijk. Uit de tegenwoordige discussie rond reconstrueren blijkt dat met het begrip reconstructie bewust of onbewust nogal eens verschillende handelingen en bouwtoestanden worden beschreven. Ook de grens tussen restauratie, herbouw en reconstructie blijkt moeilijk te trekken. Zo is voor de n de gedeeltelijke vervanging van bouwonderdelen zoals gevelelementen een reconstructie, terwijl de ander dit een vorm van restauratie noemt. Wytze Patijn bijvoorbeeld gaat zo ver te stellen dat restauratie een vorm van reconstructie is. De bijdragen in deze bundel tonen aan dat de mate van vervanging van de oorspronkelijke materialiteit een belangrijke indicator is als het gaat om de vraag wanneer we over restauratie of reconstructie praten. Wessel de Jonge noemt het de verhouding tussen materialiteit en immaterialiteit. Ook de continuteit van de locatie speelt hierbij een rol. Maar een algemeen erkende meetlat of definitie ontbreekt en die moeten wij misschien ook helemaal niet willen. Want begrippen zijn tijdgebonden en hun betekenis varieert per land en taalgebied.[1] Dat dit in een internationale context tot begripsverwarring kan leiden moge duidelijk zijn. Zo kan bijvoorbeeld het klakkeloos vertalen van het begrip restauratie naar restoration in het Engels leiden tot miscommunicatie, omdat restauratie in Nederland gebruikt wordt als containerbegrip voor bijna alle werkzaamheden aan een monument terwijl de Engelsen er veel meer het terugbrengen in een eerdere staat onder verstaan.[2] Opmerkelijk is echter dat tegenwoordig in de Westerse architecten- en erfgoedkringen het begrip reconstructie, ondanks het ontbreken van een heldere definitie, vaak een negatieve klank heeft. Dat de op zich neutrale handeling (reconstruere: Latijns voor herstellen of herbouwen; in bredere zin: herstellen van een verloren toestand) in de omgang met historische gebouwen gepaard gaat met
Figuur 1 Icoon van de Moderne Beweging: het in de jaren tachtig gereconstrueerde Barcelona-paviljoen. Foto: Frank Foole, 2009.
verlies van historische bouwmassa en latere bouwfases is de belangrijkste reden hiervoor. Een genuanceerde discussie rond het onderwerp in al zijn facetten en zonder vooroordelen is op zijn plaats. Welke argumenten zijn er vr en welke tgen de reconstructie van modern erfgoed? En wat zijn, zo vraagt Marieke Kuipers, de motieven voor herbouw?
Figuur 2 De fundering en kelder van Walter Gropius directeurswoning in Dessau met daarop het in de jaren vijftig gebouwde huis Emmer. Huis Emmer wordt in 2011 door een reconstructie van Gropius directeurswoning vervangen. Foto Janneke Bierman, 2011.
Figuur 3 Reconstructie van de voormalige showroom van het Servicestation aan de Larenseweg in Hilversum. Foto: Arie den Dikken.
noten
[1] Zie voor een geslaagde poging de verschillende begrippen rond het onderwerp nader te belichten: Nerdinger, Winfried (red.), Geschichte der Rekonstruktion. Konstruktion der Geschichte, Mnchen 2010, pp. 478-479. Voor het Nederlands taalgebied ontbreekt een dergelijke inventarisatie. [2] Zie Temminck Groll, C.L., Uitgangspunten bij het restaureren; B035A02, Delft 1979 en British Standard 7913 : 1998 7
onherhaalbare orIgInalIteIt?
Vanaf de jaren tachtig heeft DOCOMOMO ervoor gepleit om binnen de monumentenzorg een soort status aparte te hanteren voor de moderne monumenten. Dit vanwege de bijzondere ideen van de oorspronkelijke ontwerpers en de bijzondere technische problemen bij de instandhouding van de materialisaties. De omgang met deze bouwkundige erfenis is echter vol complexiteit en contradicties, vooral omdat onduidelijk is waar architectuur ophoudt en monumentenzorg begint. De werken van het Nieuwe Bouwen worden soms letterlijk als iconen behandeld en bijna bevroren naar het beeld van historische fotos. Reconstruerend restaureren lijkt verdedigbaar op grond van de grote beschikbaarheid van historische bronnen en documentatie, al gaat dit vaak ten koste van latere bouwfasen en de historische Bausubstanz. Door de sterke focus op het oorspronkelijk ontwerp en de overgeleverde ideen van de oorspronkelijke architect gaan deze restauraties vaak verder in het terugbrengen in de oorspronkelijk staat dan indertijd gebruikelijk of gewenst was in de traditionele monumentenzorg. Herstel van de architectonische beeldwaarde staat meestal voorop, niet het conserveren van historische materie. De bouwhistorische bronwaarde verschuift van het gebouw naar het papier door middel van grondige documentatie. Een aspect als historische gelaagdheid is vaak ondergeschikt gemaakt aan het ideaalbeeld van het oorspronkelijk ontwerp. Tegelijkertijd wordt afgeweken van het oorspronkelijke principe form follows function, aangezien restauratie veelal
8
gepaard gaat met herbestemming en hiervoor nieuwe elementen moeten worden toegevoegd. Voor handhaving van de oorspronkelijke functie zijn soms nog ingrijpender oplossingen bedacht, zoals bij de herbouwde en vergrote woningen van de Kiefhoek. In beide gevallen blijkt dat het oorspronkelijk ontwerp zich niet 1:1 laat herhalen en evenmin handhaven.
nIeuwe vragen
De reco.mo.mo-vraag of je modern erfgoed kan herbouwen zou, gelet op de actuele praktijk, simplistisch beantwoord kunnen worden met een yes we can, maar daarmee worden zes belangrijke deelvragen genegeerd die te maken hebben met de fundamentele vraag of je het kan maken om verdwenen monumenten in een nieuwe gedaante terug te toveren: 1. zijn de replicas bedoeld als erfgoed en worden zij als zodanig gepresenteerd? Of zijn het opnieuw uitgevoerde architectuurontwerpen? 2. hoe wordt de historische dimensie behandeld in de conceptvorming en de ruimtelijke context? 3. maakt het verschil of de reconstructie een verdwenen bouwwerk van de Moderne Beweging betreft en zo ja, waarom? 4. maakt het uit of een replica/reconstructie wordt uitgevoerd van een nog bestaand gebouw of van een al lang verdwenen bouwwerk? En maakt de duur der afwezigheid nog verschil? 5. zijn de argumenten voor herbouw ook valide voor traditionele of oudere dan twintigste-eeuwse monumenten die verdwenen zijn? 6. wat is het ware motief voor herbouw? Nostalgie naar het nieuwe van destijds, gemak van het nieuwe van nu, verfraaien van de geschiedenis of...? Over deze vragen zou ik graag een discussie op gang willen brengen, mede genspireerd door de Duitse kritiek op de historische misleidingen (attrappen) van de recente reconstructies van verdwenen monumenten.[1]
Figuur 1 De herbouwde woningen van de Kiefhoek te Rotterdam, waarbij de smaak van de bewoners niet altijd spoort met de oorspronkelijke bedoelingen van de architect. Foto Marieke Kuipers, 2011.
Icoon of attrappe?
Bijna niemand staat er meer bij stil dat het Mies van der Rohepaviljoen in Barcelona een reconstructie is. Ook de bronzen sculptuur van Georg Kolbe is een replica. De figuur is nagegoten van het origineel dat naar Berlijn was overgebracht. Het Duitse paviljoen uit 1929 was slechts een half jaar te zien geweest op de toenmalige Wereldtentoonstelling en direct na afloop afgebroken. Mies van der Rohe s meesterwerk van glas, travertin en marmer bleef echter op papier voortleven dankzij vele gellustreerde publicaties. Naarmate de architectuur van de Moderne Beweging een sterkere positie kreeg in de historiografie, steeg ook het verlangen om het verdwenen referentiewerk te reconstrueren en zodoende de ruimtelijke en tactiele sensaties van weleer opnieuw te laten beleven. Desgevraagd had Mies van der Rohe nog bij leven ingestemd met het Spaanse herbouwplan, maar het duurde tot ver na zijn dood voordat de reconstructie was voltooid (in 1986). Sindsdien is de icoonwaarde van het nieuwe paviljoen alleen maar toegenomen. Tegenwoordig is het internationale secretariaat van DOCOMOMO hier gevestigd. Na een halve eeuw van afwezigheid staat het herbouwde paviljoen weer op de oorspronkelijke plaats, in vrijwel dezelfde vorm en met verwante materialen als bij het origineel, alsof het er altijd is blijven staan. Het heet naar Mies van der Rohe, maar hij heeft het niet gebouwd, zelfs nooit gezien. Anders dan in de oorspronkelijke, tijdelijke opzet, is de replica nu bedoeld voor permanent gebruik en dat heeft zijn weerslag op bepaalde detailleringen. Een kniesoor die daarop let? Ja, soms. In de restauratie-ethiek gaat het om dergelijke nuances teneinde de historische bronwaarde zo goed en integer mogelijk te bewaren. In de architectuur gaat het meestal om auteurschap en de Vitruviaanse beginselen. Originaliteit heeft dan een andere betekenis dan authenticiteit.
eerlIjke nep?
Figuur 2 Het herbouwde Rietveldpaviljoen te Otterlo uit 1965 kort voor de afbraak; duidelijk zijn de verschillende kleurtoepassingen zichtbaar. Foto Marieke Kuipers, 2009.
Het Nara Document on Authenticity (1994) heeft, meer dan het Burra Charter (1979/99), voor nieuw debat gezorgd in de omgang met monumenten, de interpretatie van authenticiteit en de definitie en eventuele toelaatbaarheid van reconstructies. Inmiddels is het ideaal van historische waarachtigheid voor de instandhoudingspraktijk van monumenten aan het vervagen onder druk van cultuurtoerisme, politiek en exploitatie, getuige bijvoorbeeld de nieuwe inrichting
10