Anda di halaman 1dari 5

KUNST-ALGEMEEN VANUIT KUNSTHISTORISCH PERSPECTIEF

Voor het elfde achtereenvolgende jaar zal de Opleiding Kunstgeschiedenis van de Radboud Universiteit Nijmegen een symposium organiseren dat zich in het bijzonder richt op docenten KunstAlgemeen in het middelbaar onderwijs. Al is het programma qua inhoud en toon op de eerste plaats gericht op docenten, ook deze keer willen wij leerlingen de gelegenheid geven aan deze dag deel te nemen. Dit betekent dat u als docent (maximaal 5) echt genteresseerde leerlingen mag meenemen. Leerlingen kunnen op het symposium kennismaken met de wijze waarop kunsthistorici te werk gaan. Bovendien kan deze dag meetellen als culturele activiteit binnen het Kunst-Algemeen programma. Bewust Beschouwen Centraal op deze dag staat de intensieve relatie tussen kunstwerk en beschouwer. Programma 10.00 10.30 uur: 10.30 10.45 uur: 10.45 11.15 uur: Inschrijving en ontvangst Welkomstwoord Bram de Klerck De voorsprong van de kijker: participatie en dramatische ironie in de kunst van late middeleeuwen en renaissance Koffie/thee Jan Dirk Baetens Kijken en bekeken worden: het schilderij als (anti-)schouwspel in de achttiende en negentiende eeuw Marijke Goeting Witte verf en kogelgaten: over de wisselwerking tussen kunst en ruimte Lunch Mette Gieskes De intiemste eenwording met kunst : liasons amoureuses in werk van Picasso, Acconci en Abramovic Matthijs Ilsink Kijken in de spiegel van de kunst: over de relatie tussen kunst en kijker en de bemiddelende rol van spiegels 15.00 15.30 uur: 15.30 16.00 uur: Koffie/thee Daantje Meuwissen Niets is onveranderlijk: over het aanpassen van schilderijen naar eigen voorkeuren 16.00 16.15 uur: 16.15 17.30 uur: Afsluiting Borrel

11.15 11.45 uur: 11.45 12.15 uur:

12.15 12.45 uur:

12.45 14.00 uur: 14.00 14.30 uur:

14.30 15.00 uur:

De voorsprong van de kijker: Participatie en dramatische ironie in de kunst van late middeleeuwen en renaissance . Dr. Bram de Klerck Uit de vijftiende en zestiende eeuw stamt een groep kunst-werken die de beschouwer im-pliciet maar toch onontkoombaar oproepen zich te verstaan met de uitgebeelde personen en gebeurtenissen. De lezing zal ingaan op schilderijen en sculpturen, zowel uit Itali als Noord-Europa, die de beschouwer niet alleen betrekken bij de voorstelling maar zelfs een voorsprong geven op wat figuren in de voorstelling zelf zien (of menen te zien). Aan de hand van voorbeelden uit de late middeleeuwen en de renaissance zal dit fenomeen worden toegelicht, waarbij onder meer werken van beroemde Noordelijke schilders zoals de Meester van Flmalle en Jan Brueghel, en fameuze Italianen als Titiaan, Correggio en Tintoretto ter sprake zullen komen. Maar ook in het werk van minder bekende kunstenaars krijgt de kijker een actieve rol toebedeeld. Op een pregnante wijze gebeurt dat in een aantal raadselachtige, zestiende-eeuwse decoratie-complexen waarin schilderkunst en sculptuur samengaan, in een pelgrimsheiligdom boven op de Heilige Berg (Sacro Monte) nabij het Noord-Italiaanse stadje Varallo.

Kijken en bekeken worden: het schilderij als (anti-)schouwspel in de achttiende en negentiende eeuw . Dr. Jan Baetens Wanneer we het hebben over realisme in de schilderkunst, denken we meestal in de eerste plaats aan een schilderij als een technisch perfect uitgevoerde kopie van de werkelijkheid, met veel aandacht voor correct perspectief, de uitwerking van details, stofweergave, enz. Dat het schilderij zo duidelijk tot een andere werkelijkheidssfeer dan de onze behoort, hangend aan de muur en netjes afgegrensd van de ruimte waarin wij ons bevinden door de lijst erom heen, verliezen we daarbij gemakshalve uit het oog. Precies de relatie tussen onze werkelijkheid en die van het schilderij bepaalt echter mee of we het schilderij als realistisch kunnen aanvaarden. Lijkt het alsof we het schilderij in kunnen stappen of botsen we tegen een muur? Zijn de personages in het schilderij zich bewust van onze aanwezigheid of merken ze ons niet op? Spelen ze louter theater ter onzer vermaak of gaan ze volledig op in hun bezigheden? Deze lezing gaat in op de ontwikkeling tijdens de achttiende en negentiende eeuw van een groeiend bewustzijn bij kunstenaars en kunstcritici van het belang van deze vragen, waarbij het schilderij steeds balanceert tussen voorstelling en werkelijkheid, kunstmatig theater en de perfecte illusie van een werkelijke werkelijkheid. Opvallend genoeg hebben deze vragen vandaag de dag nog niets aan relevantie verloren: ze spelen nog steeds een bepalende rol in onze omgang met beeldende kunstwerken, televisie, film, enz.

Witte verf en kogelgaten: over de wisselwerking tussen kunst en ruimte. Marijke Goeting MA In 2008 opende een voormalige Nazibunker in het centrum van Berlijn zijn deuren als tentoonstellingsruimte voor de collectie hedendaagse kunst van de Pools-Duitse verzamelaar en reclameman Christian Boros. Het gebouw, met zijn rijke historische aura, is een ongebruikelijke plek voor kunst. Binnenin getuigen oude ventilatieschachten, geschilderde witte pijlen, zwarte verflagen en sporen van graffiti van de uitzonderlijke geschiedenis van de bunker als schuilplaats (1942), gevangenis (1945), opslagplaats voor tropisch fruit (1957) en hardcore club (1990). De bunker bleef echter niet geheel in zijn originele staat. Tijdens een vijf jaar durende renovatie werd een groot aantal muren en plafonds verwijderd, waarbij sommige ruimtes werden getransformeerd tot standaard white cube tentoonstellingsruimtes, terwijl andere ruimtes hun historisch karakter behielden. Het contrast tussen deze tentoonstellingsruimtes zorgt ervoor dat de identiteit en het effect van de ruimtes door de toeschouwer kan worden opgemerkt en mee gaat spelen in de ervaring en betekenisgeving van de kunst. Andersom benvloeden de sculpturen, lichtinstallaties en ruimtelijke installaties die te zien zijn ook de ervaring en betekenis van de bunker. Het resultaat is een wisselwerking tussen kunst en ruimte die tot onverwachte ervaringen en interpretaties leidt. De intiemste eenwording met kunst : liasons amoureuses in werk van Picasso, Acconci en Abramovic. Dr. Mette Gieskes Van alle verschillende relaties die kunstwerken aangaan met beschouwers is de erotische een van de meest ongemakkelijke. Het werk dat de aankondiging van dit symposium siert, de Bar aux Folies-Bergres (1882) van Edouard Manet, is een van de eerste schilderijen die de toeschouwer in de schoenen plaatst van de (mannelijke) klant van een prostitue en daarmee een erotische verhouding impliceert tussen de afgebeelde vrouw en de museumbezoeker. Met Pablo Picassos Les Demoiselles dAvignon (1907) kan de toeschouwer er niet langer omheen: hij bevindt zich niet in het veilige bolwerk van het museum waarin hij van een afstandje mooie objecten tot zich kan laten komen, maar is binnengestapt in een bordeel, om zich binnen de kortste keren lichamelijk te verenigen met de dames in het schilderij en zo een te worden met de kunst. In latere werken heeft Picasso zijn fantasie van de semiseksuele penetratie van het kunstwerk door de toeschouwer/ kunstenaar op nog minder verhulde wijze in beeld gebracht. In deze lezing wordt een selectie erotisch getinte werken van Picasso in verband gebracht met recentere performance werken van Valie Export, Vito Acconci en Marina Abramovic, die op meer of minder vulgaire wijze een erotisch-intieme relatie aangaan met de toeschouwer. Geen van deze werken geven de toeschouwer de gelegenheid om het kunstwerk veilig vanaf een afstandje, als voyeur, te observeren. De gemeenschap met het kunstwerk waartoe we hier worden uitgenodigd, dwingt ons om op onbehaaglijk intieme wijze een interactieve relatie met de kunst aan te gaan, een die minstens zo veeleisend en confronterend is als interpersoonlijk contact ook kan zijn. De ethische implicaties van een dergelijke omgang met kunst zijn mooi in woorden gevat door Lucy Lippard, volgens wie performance-kunst doordringt tot the bare bones of aesthetic communication art/self confronting audience/society.

Kijken in de spiegel van de kunst: over de relatie tussen kunst en kijker en de bemiddelende rol van spiegels daarbij. Dr. Matthijs Ilsink

Aan de hand van vier meesterwerken uit vier eeuwen kan het verhaal van de Westerse kunst sinds de Renaissance worden verteld. Centraal daarin staat een intensieve relatie tussen kunstwerk en beschouwer, waarbij spiegels een fundamentele bemiddelende rol spelen. Spiegels benadrukken het feit dat kunst kijkers heeft en nodig heeft. Tegelijkertijd vestigen spiegels de aandacht op wat een centrale gedachte is in de Westerse kunst zoals al geformuleerd door Plato, namelijk dat kunst een afspiegeling is van de werkelijkheid. Daarmee worden de vier bovenstaande kunstwerken extreem 'zelfbewuste' beelden, waarin steeds opnieuw wordt gedefinieerd wat kunst is en vermag. Niets is onveranderlijk: over het aanpassen van schilderijen naar eigen voorkeuren Dr. Daantje Meuwissen In vroegere tijden werden schilderijen niet beschouwd als statische kunstwerken waar niets aan veranderd mocht worden: niet zelden lieten opdrachtgevers of eigenaren kunstwerken simpelweg naar hun eigen maatstaven aanpassen als zij daar behoefte aan hadden. Zo kon je een later geboren kind gemakkelijk laten bijschilderen op een al eerder geschilderd familieportret. Ook kon je bijvoorbeeld je familiewapens laten plaatsen op schilderijen die niet voor jouw gezin gemaakt waren maar wel op een of andere manier in jouw bezit gekomen waren. In deze lezing zal worden ingegaan op hoe schilderijen in de loop der tijd door eigenaren, beschouwers of ander publiek werden aangepast om ze te laten functioneren in hun eigen context. Omdat Meuwissen een tentoonstelling voorbereidt over de laatmiddeleeuwse schilder Jacob Cornelisz van Oostsanen (14701533), zal met name in worden gegaan op de aanpassingen aan schilderijen van deze Amsterdamse schilder en prentmaker.
Voor eventuele vragen en/of suggesties kunt u contact opnemen met: Drs. Wieneke Weusten of Heleen Regenspurg MA (cordinatie Kunst-Algemeen symposium) tel: 024-3612623 email: congreskunstgeschiedenis@let.ru.nl Heeft u belangstelling om aan dit symposium deel te nemen, meldt u dan vr 25-02-2013 aan via www.ru.nl/congreskunstgeschiedenis. De kosten voor het symposium bedragen voor docenten 40,- p.p. (incl. lunch) voor VWO-leerlingen 10,- p.p. (incl. lunch) voor WO- en HBO-studenten 10,- p.p. (zonder lunch) Betaling geschiedt bij de inschrijving ter plaatse of op basis van een factuur, die na afloop aan de school wordt verzonden. Graag gepast betalen! (Omdat opgave plaatsing betekent, ontvangt u hiervan geen extra bevestiging meer, wij rekenen dan op uw komst. Voor het meenemen van leerlingen van te voren graag even overleg).

Anda mungkin juga menyukai