Anda di halaman 1dari 100

Gemeentelijke Duurzaamheidsindex GDI 2014

GDI uw kompas op weg naar een duurzame gemeente

Een duurzame gemeente is een gemeente waarin elke inwoner kan voorzien in zijn of haar behoeften, die zorgdraagt dat ook toekomstige generaties in hun behoeften kunnen voorzien en waarbij elke inwoner de mogelijkheid heeft om zich in vrijheid te ontwikkelen, binnen een stabiele samenleving, in harmonie met zijn of haar omgeving. (Vrij naar de Brundtland definitie van duurzame ontwikkeling)

De aarde biedt genoeg voor ieders behoefte, niet voor ieders hebzucht. Mahatma Gandhi

GDI 2014 Gemeentelijke Duurzaamheidsindex 2014


De GDI laat in een oogopslag het niveau van duurzaamheid zien van alle 408 gemeenten in Nederland

Geurt van de Kerk

met een voorwoord van dr. Jan Terlouw

Stichting Duurzame Samenleving

Sustainable Society Foundation

De Stichting Duurzame Samenleving, gevestigd in Den Haag, stelt zich ten doel de ontwikkeling naar een duurzame samenleving te helpen bevorderen. Daartoe is een nieuwe duurzaamheidsindex ontwikkeld, de Sustainable Society Index (SSI) voor 151 landen met 99% van de wereldbevolking waarvan de eerste editie in 2006 is verschenen. Elke twee jaar komt er een update van de SSI. De meest recente verscheen eind 2012. Het werk van de stichting heeft tot nu toe vooral zij het niet uitsluitend betrekking gehad op het buitenland. Daartoe is de naam veranderd in Sustainable Society Foundation SSF, en is de oorspronkelijk tweetalige website uitsluitend Engelstalig geworden. Vanuit het besef dat ontwikkeling naar duurzaamheid iets is dat vooral van onderop moet komen van burgers en bedrijven, meer dan van landelijke overheden is er nu ook een duurzaamheidsindex op gemeentelijk niveau, te beginnen in Nederland. En is er dus ook weer een Nederlandstalige website: www.gdindex.nl. Sustainable Society Foundation Stichting Duurzame Samenleving www.ssfindex.com www.gdindex.nl

Projectteam: Geurt van de Kerk Arthur Manuel Wim Tuit

Sustainable Society Foundation, Den Haag, 2014 Alle gegevens zijn vrij beschikbaar en kunnen kosteloos worden gedownload van de website. Niets uit deze uitgave dan wel van de website mag worden gebruikt voor commercile doeleinden. Boekontwerp en boekverzorging: Krekdesign, De Bilt, www.krekdesign.nl ISBN 978-90-76224-28-2 www.gdindex.nl info@gdindex.nl

Woord vooraf

De geschiedenis van de mens en de aarde nadert in ras tempo het moment waarop we meer van de aarde vragen dan zij kan leveren. Misschien is dat moment zelfs al gepasseerd. Het blijkt uit de dalende visstanden in de oceanen. Uit de groeiende plastic soep die in drie oceanen het water vervuilt. Uit de toenemende erosie van landbouwgronden. Uit het dreigende tekort aan schoon drinkwater. Uit de afnemende biodiversiteit. Uit de smeltende ijsmassas aan de polen. Er is een simpele economische wet die zegt dat als de vraag groter is dan het aanbod, de prijs stijgt. Dat zien we dan ook gebeuren. Al enkele jaren stijgen wereldwijd de prijzen van grondstoffen en voedsel. We weten al geruime tijd dat we er verstandig aan doen duurzamer te handelen. Inmiddels is het onvermijdelijk geworden. De planeet dwingt het af met steeds krachtiger waarschuwingen: grotere droogte, stijgende zeewaterspiegel, verwoestender stormen. Dat zijn geen lineaire processen en het moment van onherstelbare uitputting kan dan ook niet nauwkeurig worden vastgesteld. Het kan snel gaan, het kan stagneren, maar de seinen staan op rood. Dat is de overtuiging van het overgrote deel van klimatologen, geologen, natuurkundigen. Van gerespecteerde natuurwetenschappers die zich met het probleem bezighouden. En dus is het zaak ons er op voor te bereiden en nadelige effecten alsnog zoveel mogelijk proberen te vermijden. Iedereen heeft er mee te maken: burgers, bedrijven, bestuurders en politici. De politiek laat het op mondiaal niveau nog afweten. Internationale afspraken komen tergend langzaam tot stand

en worden slecht nageleefd. Wel is er van onderop iets aan het opbloeien. Kleinere, soms ook grotere bedrijven beginnen te beseffen dat ze straks, als duurzaam produceren een steeds grotere rol gaat spelen, op achterstand zullen staan als ze niet tijdig omschakelen. Individuele burgers maken zich zorgen en laten van zich horen. En dat niet alleen, ze ontplooien tal van initiatieven die gericht zijn op een duurzame samenleving. Ook gemeenten worden zich meer en meer bewust van hun taak om een visie op duurzaamheid te ontwikkelen, doelstellingen voor de langere termijn te formuleren op alle fronten van het brede terrein van duurzaamheid en maatregelen te treffen om een werkelijk duurzame gemeente te worden. Het is daarbij voor elke gemeente van belang om te weten waar hij nu staat, waar hij nog achterblijft, waar verbetering het meest effectief is. Sinds 2006 bestaat al een index die het niveau van duurzaam handelen in 151 landen aangeeft. Nu is er ook deze index van het duurzaamheidsniveau van de 408 gemeenten in Nederland. Een belangrijk hulpmiddel, denk ik, voor alle gemeentebesturen die inzien dat de veranderingen inmiddels onafwendbaar zijn en dat het zich richten op duurzaamheid dus hoe dan ook moet gebeuren, of we willen of niet. Het is vanuit die overtuiging dat ik deze publicatie graag aanbeveel en de wens en de verwachting uitspreek dat deze een zinvolle bijdrage levert aan een goede toekomst voor onze nakomelingen op een prachtige planeet. Jan Terlouw

De scores voor de 16 indicatoren Legenda Zeer goed Goed Redelijk Matig Ontoereikend Slecht

Minima

Onderwijs

Sociale zekerheid

Gender gelijkheid

Gezondheid

Sport

Burgerparticipatie

Veiligheid

Water

Lucht

Natuur

Energieverbruik

Hernieuwbare energie

Consumptie

Jeugdwerkloosheid

Financile weerbaarheid

Inhoud
Samenvatting 10 Deel 1 De Gemeentelijke Duurzaamheidsindex 13 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Inleiding 14 ntwikkeling van de Gemeentelijke Duurzaamheidsindex GDI O 16 Werkwijze 20 Resultaten 22 Analyse 25 Gebruik van de Gemeentelijke Duurzaamheidsindex 31 Website 32 Verantwoording 33 34 35

Tot slot Deel 2 Indicatoren Toelichting per indicator Deel 3 Bijlagen A. Notulen B&W vergadering gemeente Wakkerstad dd 28 januari 2014 B. Ranglijst gemeenten naar GDI scores C. Geraadpleegde bronnen

89 90 93 99

Samenvatting

De nieuw ontwikkelde Gemeentelijke Duurzaamheidsindex (GDI) laat aan de hand van 16 indicatoren het actuele niveau van duurzaamheid zien in elke gemeente in Nederland. Het doel hiervan is om gemeenten, hun inwoners en bedrijven een praktisch instrument in handen te geven waarmee eenvoudig en snel kan worden bepaald waar het qua duurzaamheid in de gemeente goed gaat (ook al kan het altijd beter) en waar actie is vereist voor verdere ontwikkeling naar duurzaamheid. Duurzaamheid wordt hiertoe opgevat in brede zin, zoals beschreven is in de Brundtland-definitie van duurzame ontwikkeling. Het omvat Mens en Maatschappij, Milieu en Natuur, en Economie. Het raamwerk van de GDI bestaat uit 16 indicatoren, 7 categorien, 3 dimensies en 1 overall index, de GDI, zoals onderstaand schema laat zien.

Op basis van data, verzameld uit openbare bronnen, zijn de waarden van de indicatoren berekend. Hieruit zijn vervolgens de waarden voor de drie hogere aggregatieniveaus berekend. De data en de daarop gebaseerde resultaten voor elk van de 408 gemeenten zijn te vinden op de website www.gdindex.nl. Gemeenten De duurzaamheidsscores van de gemiddelde gemeente in Nederland zien er als volgt uit:
De gemiddelde gemeente in Nederland
Financile weerbaarheid Jeugdwerkloosheid Consumptie Hernieuwbare energie Energieverbruik Natuur Lucht Water Minima Onderwijs Sociale zekerheid Gender gelijkheid Gezondheid Sport Burgerparticipatie Veiligheid

Gemeentelijke Duurzaamheidsindex

Mens & Maatschappij

Basisbehoeften

1. Minima 2. Onderwijs 3. Sociale zekerheid 4. Gender gelijkheid 5. Gezondheid 6. Sport 7. Burgerparticipatie 8. Veiligheid

Persoonlijke ontwikkeling Sociale ontwikkeling Kwaliteit Milieu & Natuur Klimaat & Energie Grondstoffen

Ter toelichting: het middelpunt van het spinnenweb geeft een score 0 weer: geen duurzaamheid. De buitenste cirkel geeft de score 10 weer, volledige duurzaamheid. Het blijkt dat er nog een wereld is te winnen voordat er sprake is van een duurzame samenleving. De GDI biedt aan de hand van kwantitatieve gegevens een goed handvat om prioriteiten in het duurzaamheidsbeleid aan te geven en daarop gebaseerde uitvoeringsmaatregelen te treffen. Het gemeentebestuur kan de resultaten van beleid en maatregelen hiermee monitoren en waar nodig het beleid tijdig bijsturen. De GDI scores van de gemeenten variren van 3,0 tot 7,1. Het landelijk gewogen gemiddelde is 5,0.

Milieu & Natuur

9. Water 10. Lucht 11. Natuur 12. Energieverbruik 13. Hernieuwbare energie 14. Consumptie

Economie

Economie

15. Jeugdwerkloosheid 16. Financile weerbaarheid

10

Op grond van de berekeningen van de GDI mag Zeewolde zich nu de duurzaamste gemeente noemen. En daarmee de uitdaging op zich nemen om die positie te handhaven en daartoe voortvarend verder te gaan op het pad naar volledige duurzaamheid. Heerlen verkeert in de positie dat het de laagste score heeft en dus de meeste ruimte voor verbetering. De grote steden scoren laag op de duurzaamheidsranglijst. Amsterdam, Den Haag en Rotterdam bevinden zich in de staartgroep, bij de laatste 13 gemeenten. Mede daarom is gekeken naar de correlatie tussen het aantal inwoners en de GDI score van een gemeente. Er blijkt een statistisch significante correlatie te zijn, met een neerwaartse trend bij een toenemend aantal inwoners, zoals onderstaande grafiek laat zien.
10 9 8

Provincies De GDI scores van de 12 provincies variren van 4.6 tot 5.4. Flevoland voert de ranglijst aan, Zuid-Holland sluit de rij, zoals de volgende grafiek laat zien.
GDI score
Flevoland Friesland Gelderland Utrecht Noord-Brabant Overijssel Zeeland Limburg Drenthe Noord-Holland Groningen Zuid-Holland Nederland
4,0 4,2 4,4 4,6 4,8 5,0

5,4 5,3 5,2 5,2 5,2 5,0 5,0 4,9 4,9 4,9 4,7 4,6 5,0
5,2 5,4

GDI score

7 6 5 4 3 2 1 0 1 10 100 1.000 10.000 100.000 1.000.000

Aantal inwoners

Flevoland dankt de koppositie vooral aan hoge scores voor Natuur en Hernieuwbare energie en daarnaast ook Lucht en Energieverbruik, en ondanks lage scores voor Onderwijs en Jeugdwerkloosheid. Zuid-Holland heeft de laatste plaats vooral te wijten aan lage scores voor Water, Lucht en Consumptie, ondanks een relatief hoge score voor Sociale zekerheid. GDI In deze publicatie vindt u de bevindingen en resultaten van de eerste uitgave van de GDI. Het is een duurzaamheidsindex die niet slechts ontwikkeling wil stimuleren, maar ook zelf in ontwikkeling is. De komende jaren zullen er zonder twijfel verdere verbeteringen in kunnen worden aangebracht. De eerstvolgende update, naar verwachting eind 2015, zal moeten uitwijzen in hoeverre we daar in slagen.

Daarmee wil geenszins gezegd zijn dat er ook sprake is van een causaal verband tussen het aantal inwoners en de GDI score. Tal van andere oorzaken kunnen daar aan ten grondslag liggen. Er blijkt geen statistisch significante correlatie te zijn tussen de GDI scores en de bevolkingsdichtheid, de oppervlakte van de gemeente en het gemiddeld inkomen per inwoner.

11

De GDI is een instrument dat voor veel geheel verschillende gebruikers nuttig kan zijn: Gemeentebesturen en het ambtelijk apparaat van gemeenten, inwoners en bedrijven, scholen en NGOs. Ieder kan er op zijn of haar manier gebruik van maken om de ontwikkeling naar duurzaamheid in de eigen gemeente te stimuleren en te versnellen. Met behulp van de GDI kunnen de resultaten van de getroffen maatregelen, de initiatieven die in de gemeente genomen zijn en alle mogelijke acties en activiteiten, op de voet gevolgd worden. Een verslag van een bespreking van de mogelijkheden van de GDI voor een gemeentebestuur is opgenomen als Bijlage A.

12

Deel 1 Gemeentelijke Duurzaamheidsindex

Inleiding

Een duurzame samenleving is een samenleving

die voorziet in de behoeften van de tegenwoordige generatie, die niet tekortdoet aan de mogelijkheid voor toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien, waarbij elk individu de mogelijkheid heeft om zich in vrijheid te ontwikkelen, binnen een stabiele samenleving, in harmonie met zijn omgeving.

Er gebeurt heel veel op weg naar een duurzame samenleving. De laatste jaren zien we steeds meer initiatieven opbloeien, die door enthousiaste burgers en bedrijven worden ontplooid. De energiecorporaties schieten de grond uit, de transition towns, de initiatieven voor ruilhandel en circulaire economie, lokale voedselproductie, bio- en natuurwinkels, Fair Trade. Initiatieven van mensen die weten wat ze willen en dat gewoon doen, met en voor elkaar. Een gemeentebestuur hoeft hierbij niet meer te doen dan deze initiatieven van onderop te stimuleren en daarbij desgewenst een faciliterende rol te spelen. Wel vraagt dit van iedere gemeente om een duidelijke visie op duurzaamheid en op de weg die zal worden afgelegd om een duurzame samenleving te realiseren. Dan moet om te beginnen duidelijk zijn wat we bedoelen als we het over duurzaamheid hebben. Daarvoor kunnen we ons oor te luisteren leggen bij de oude indianen: Wij willen de aarde ongeschonden en mooier doorgeven aan onze kinderen en kleinkinderen. Het is het enige erfgoed dat we hebben. In onze cultuur noemen we de aarde moeder aarde. Je moet je moeder goed verzorgen en niet gedachteloos uitbuiten en leegplunderen. We kunnen ook te rade gaan bij de bekende Commissie Brundtland die iets recenter, in 1987, het begrip duurzaamheid heeft omschreven. Ter voorkoming van mogelijke misverstanden hebben we een derde zin aan de Brundtland definitie toegevoegd:

Tien jaar geleden publiceerden we het boekje Lang leve de aarde en al haar bewoners. Sindsdien proberen we de ontwikkeling naar een duurzame samenleving te stimuleren. Vanuit het besef dat deze ontwikkeling vooral van onderop, van burgers, bedrijven en gemeenten moet komen, hebben we nu een instrument ontwikkeld dat juist hier een bijdrage aan kan leveren: een duurzaamheidsindex voor elke gemeente, de Gemeentelijke Duurzaamheidsindex, GDI. De GDI laat aan de hand van 16 indicatoren in een oogopslag zien hoe ver ieder van de 408 gemeenten in Nederland is op weg naar een werkelijk duurzame gemeente. Er zijn al veel initiatieven op dit gebied genomen, varirend van gemeenten die zelf duurzaamheid meten, tot de lokale duurzaamheidsmonitor. En dan toch nog weer iets nieuws? Ja. Wij verwachten dat dit zinvol is omdat de Gemeentelijke Duurzaamheidsindex, anders dan bestaande monitoringinstrumenten het begrip duurzaamheid in brede zin omvat: Mens en Maatschappij, Milieu en Natuur, Economie, gebaseerd is op kwantitatieve gegevens en dus niet uitgaat van beleidsvoornemens en andere kwalitatieve gegevens, eenvoudig en transparant is, uitdaagt om concrete doelen te stellen, de mogelijkheid biedt tot onderlinge vergelijking tussen gemeenten om zo van elkaar te leren en elkaar te stimuleren.

14

De GDI geeft elke gemeente een kwantitatief inzicht hoe ver de gemeente is op weg naar een werkelijk duurzame gemeente, welke prioriteiten er gesteld moeten en kunnen worden om voortvarend verder te gaan op die weg en om nauwlettend te volgen of de genomen maatregelen daadwerkelijk het gewenste effect hebben. Daarnaast, of zo u wilt daarboven, is de GDI een nuttig instrument voor burgers en bedrijven om waar mogelijk en nodig zelf een oordeel te vromen over de stand van zaken en bestuurders te stimuleren tot verdergaande actie. Dit is de eerste editie van de GDI. We realiseren ons terdege dat ook deze index nog volop in ontwikkeling is. De komende jaren zullen er zonder enige twijfel verdere aanvullingen en verbeteringen kunnen worden aangebracht. Enkele eigen wensen op dit punt hebben we in hoofdstuk 2 aangegeven. Dit boekje geeft in deel 2 een overzicht van de resultaten voor elk van de 16 indicatoren. Het is redelijkerwijs onmogelijk om voor alle 408 gemeenten alle data en resultaten hier weer te geven. Die vindt u op onze website: www.gdindex.nl. Omdat de gegevens per gemeente bekend zijn en we weten welke gemeente in welke provincie ligt, kunnen we in n moeite door de resultaten van elke provincie weergeven. Ook die resultaten zijn te vinden op www.gdindex.nl. Velen zullen de vraag stellen: welke gemeente mag zich de duurzaamste noemen? Ranglijsten voorzien in een geweldige behoefte, iedereen is benieuwd naar de positie van de eigen gemeente op de ranglijst. We hebben overwogen om geen lijstjes te presenteren, want die leiden maar af van waar het werkelijk om gaat: het gezamenlijk bereiken van een duurzame samenleving. Toch hebben we uiteindelijk besloten om het wel te doen. We willen u niet teleurstellen.

We houden ons zeer aanbevolen voor uw opmerkingen en suggesties.

15

Ontwikkeling van de GDI

Gemeentelijke Duurzaamheidsindex

2.1 Raamwerk van de GDI Voor de opzet van de GDI baseren we ons op de Brundtland definitie van duurzaamheid, waarin drie pijlers belangrijk zijn: Mens en Maatschappij: de mens en zijn of haar mogelijkheden om in de eigen behoeften te voorzien, zich te ontplooien en te leven in een stabiele en harmonieuze samenleving. Milieu en Natuur: een gezonde omgeving waarin de mens kan leven, met respect en aandacht voor de natuur en de daarin levende planten en dieren, en zorgvuldig omgaat met de natuurlijke grondstoffen. Economie: de mogelijkheid om een duurzame samenleving te bereiken en te behouden.

Gemeentelijke Duurzaamheidsindex

Mens & Maatschappij

Basisbehoeften

1. Minima 2. Onderwijs 3. Sociale zekerheid 4. Gender gelijkheid 5. Gezondheid 6. Sport 7. Burgerparticipatie 8. Veiligheid

Persoonlijke ontwikkeling Sociale ontwikkeling Kwaliteit Milieu & Natuur Klimaat & Energie Grondstoffen

Milieu & Natuur

9. Water 10. Lucht 11. Natuur 12. Energieverbruik 13. Hernieuwbare energie 14. Consumptie

Binnen deze 3 pijlers, de drie dimensies van de GDI, onderscheiden we 7 categorien, die samen 16 indicatoren omvatten. A. Basisbehoeften: de mogelijkheid om in onze basisbehoeften te voorzien: voldoende budget om de eerste levensbehoeften te kunnen kopen hetzij door een eigen inkomen, hetzij door een uitkering en het volgen van voldoende onderwijs. B. Persoonlijke ontwikkeling: gelijke kansen voor vrouwen en mannen om zich te ontplooien en een gezond leven voor iedereen, uitgedrukt door de indicatoren Gezondheid en Sport, een indicator voor voldoende lichaamsbeweging. C. Sociale ontwikkeling: de sociale cohesie van de samenleving, uitgedrukt door middel van burgerparticipatie en veiligheid van de samenleving. D. Kwaliteit Milieu en Natuur: de kwaliteit van het oppervlaktewater en van de lucht en de hoeveelheid natuur (land en water) die er is. E. Klimaat en Energie: de hoeveelheid energie die we verbruiken en de mate waarin daarin wordt voorzien door hernieuwbare energie. F. Grondstoffen: de hoeveelheid consumptiegoederen, hier uitgedrukt als de hoeveelheid huishoudelijk afval die niet wordt hergebruikt. G. Economie: de werkgelegenheid die mensen in staat stelt om voldoende inkomen te verwerven hier uitgedrukt door de jeugdwerkloosheid en de financile weerbaarheid van gemeenten die een indicatie is van de mogelijkheid van een gemeente om op langere termijn zelf te kunnen bepalen waaraan de beschikbare gelden worden besteed en daarmee aan de ontwikkeling van een duurzame samenleving.

Economie

Economie

15. Jeugdwerkloosheid 16. Financile weerbaarheid

16

2.2 Selectie van de indicatoren De keuze voor de 16 indicatoren die samen de GDI vormen, is primair bepaald door het hierboven beschreven raamwerk. Maar daarnaast noodgedwongen ook door praktische overwegingen. Er moeten voldoende gegevens zijn voor elke gemeente en de gegevens moeten ook voldoende recent zijn. Voorts heeft ook de uitgevoerde statistische analyse (zie par. 2.3) invloed op de uiteindelijke keuze van de indicatoren en op de plaats van de indicatoren in het raamwerk van de GDI. Voor een goed begrip geven we hier een korte omschrijving van elke indicator. In Deel 2 wordt dit verder uitgewerkt.
Indicator Minima Onderwijs Sociale zekerheid Gender gelijkheid Gezondheid Sport Burgerparticipatie Veiligheid Water Lucht Natuur Energieverbruik Hernieuwbare energie Consumptie Jeugdwerkloosheid Financile weerbaarheid Omschrijving % personen met inkomen < 105% van het sociaal minimum % voortijdig schoolverlaters Aantal uitkeringen per 1000 inwoners Arbeidsparticipatie vrouwen % volwassenen ernstig overgewicht; % kinderen overgewicht Sportdeelname per persoon Opkomstpercentage GemeenteraadsverkiezIngen Aantal misdrijven per 1000 inwoners Biologische kwaliteit oppervlaktewater Concentraties NO2, PM10 Natuurkwaliteit (land en water) in % totale grondgebied Huishoudelijk elektriciteits- en gasverbruik per inwoner Productie hernieuwbare elektriciteit per inwoner Hergebruik huishoudelijk afval per inwoner Werkloosheid jongeren 16 - 22 jaar Ratio Eigen vermogen - Vreemd vermogen; OZB-tarief

In de volgende paragrafen gaan we dieper in op de selectie van de indicatoren, waarbij we aandacht besteden aan Validatie van de GDI Ontbrekende indicatoren Uitgevallen indicatoren Beperkingen van de GDI. 2.3 Validatie van de GDI door het JRC Wij hebben het Joint Research Centre (JRC) van de Europese Commissie in Ispra (Itali) gevraagd om een statistische analyse uit te voeren van het raamwerk van de GDI, de berekeningswijze van de indicatoren en de aggregatie tot waarden voor de categorien, dimensies en de overall index. De analyse van het JRC heeft geleid tot een aantal suggesties voor verdere verbetering van de GDI. In samenspraak met het JRC hebben we de suggesties geanalyseerd en grotendeels doorgevoerd. Het resultaat voldoet nu geheel aan de door het JRC gestelde eisen. Daarmee is de GDI door een onafhankelijk instituut gevalideerd. 2.4 Ontbrekende indicatoren Er ontbreekt een aantal indicatoren in het raamwerk, die o.i. wel in de GDI behoren te zijn opgenomen. Dit is een gevolg van het ontbreken van adequate gegevens dan wel aan het nog niet voldoen aan de statistische eisen die behoren te worden gesteld. Hierbij denken we aan: Bodemkwaliteit: er is heel veel bekend over de Nederlandse bodem. Eenduidige gegevens die in een oogopslag laten zien wat de bodemkwaliteit van elke gemeente is, zijn echter nog niet beschikbaar. Uitstoot van CO2: de beschikbare data hebben we nog niet op een statistisch verantwoorde wijze kunnen opnemen in de GDI. Dit vergt nadere studie. Data van de CO2 uitstoot voor elke gemeente zijn wel op onze website beschikbaar. Mobiliteit: we missen een goed beeld in welke mate er gebruik wordt gemaakt van de verschillende middelen van vervoer: auto, motor, fiets of openbaar vervoer. Gegevens per gemeente zijn niet beschikbaar.
17

Transitie: we missen een indicator die de transitie naar


een duurzame samenleving uitdrukt, althans daar een benadering voor is. We hebben gezocht naar data over bijvoorbeeld Fair Trade producten of over biologische producten e.d., maar hebben geen data gevonden die voor voldoende gemeenten beschikbaar zijn.

Zonder twijfel zullen velen weer andere indicatoren missen en graag willen toevoegen. Suggesties daartoe zijn welkom, onder de randvoorwaarde dat recente gegevens voor alle 408 gemeenten beschikbaar zijn. 2.5 Uitgevallen indicatoren Een aantal indicatoren is onderzocht, maar uiteindelijk toch niet in de GDI opgenomen, zoals: Levensverwachting: De geringe correlatie van Levensverwachting met de andere indicatoren binnen de categorie Persoonlijke ontwikkeling gaf de doorslag om levensverwachting niet op te nemen. Kindersterfte: Evenals Levensverwachting laat Kindersterfte een geringe correlatie met de andere indicatoren in dezelfde categorie zien. Voorts is een argument geweest dat Kindersterfte nauwelijks door een gemeentebestuur is te benvloeden. Aantal vrouwelijke bestuursleden: voor de indicator Gender gelijkheid hebben we het % vrouwelijke leden van de gemeentebesturen genventariseerd (burgemeester, wethouder, raadslid). Dit geeft echter een beperkt en mogelijk ook nogal fluctuerend beeld. Derhalve hebben we de voorkeur gegeven aan de nu gebruikte data voor Arbeidsparticipatie van vrouwen, die een breder beeld schetsen. Aantal banen binnen een gemeente: het CBS geeft data van het aantal banen binnen elke gemeente. Dat geeft inzicht in de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de gemeente, zij het dat het gaat om het aantal banen en niet om het aantal ftes. We hebben besloten om dit gegeven toch niet in de GDI op te nemen, zowel om

het ontbreken van informatie over het aantal ftes als om de geringe correlatie met de andere indicatoren in de categorie Economie. Bruto Binnenlands Product (BBP): ondanks alle terechte bezwaren tegen het BBP in het kader van duurzaamheid, hebben we deze indicator toch overwogen. Ook het BBP is evenwel gewogen en te licht bevonden, niet alleen vanwege het feit dat er alleen data per COROP1-gebied zijn, maar vooral omdat data inzake werkgelegenheid o.i. relevanter zijn voor een gemeentebestuur om maatregelen te kunnen treffen.

2.6 Beperkingen van de GDI We hebben hier boven al aangegeven dat er o.i. enkele indicatoren node worden gemist. Hopelijk kan daar op korte termijn verandering in worden gebracht. Dat geldt ook voor de data van enkele indicatoren die verdere verbetering behoeven, zoals Gezondheid: de data voor Obesitas zijn nu alleen per GGD2 regio beschikbaar, hetgeen met slechts 28 GGD regios voor 408 gemeenten niet meer dan een globaal beeld oplevert. Sport: de gebruikte data zijn nu alleen voor elk van de 40 COROP-gebieden beschikbaar (en binnenkort mogelijk ook voor de grotere steden), maar niet voor alle gemeenten. Belangrijker is o.i. nog om over data te kunnen beschikken, die meer betekenis voor de indicator Sport hebben, zoals bijvoorbeeld data voor Sportbeoefening (aantal minuten sport per week), die nu wel op landelijk niveau beschikbaar zijn maar (nog) niet per gemeente. Energieverbruik: er zijn nu alleen gegevens per woning beschikbaar en dus nog niet van het overige energieverbruik in een gemeente. Hernieuwbare energie: er zijn geen gegevens per gemeente beschikbaar van het verbruik van hernieuwbare energie, wel van de productie. Gegevens van het verbruik in een gemeente geven een eerlijker beeld dan uitsluitend de productiegegevens.

18

Water: er moet gezocht worden naar een verbetering

van de wijze waarop we uit de beschikbare data de waterkwaliteit per gemeente hebben berekend. Natuur: er is nu door ons gewerkt met een benadering, die o.i. verdere verfijning behoeft. Werkgelegenheid: we missen veel data van het werkloosheidspercentage in gemeenten, waardoor we dit element niet in de GDI konden opnemen. De data van jeugdwerkloosheid die we hebben gebruikt zijn van 2010 en zijn dus, zeker voor deze indicator, niet erg actueel.

In het algemeen is er uiteraard een wens om over meer recente data te kunnen beschikken. Individuele gemeenten kunnen mogelijk zelf wel meer recente data voor de eigen gemeente invullen, hetgeen de waarde van de index ten goede komt. Er is dus nog volop ruimte voor verdere verbetering van de GDI. Met nadruk zij gezegd dat bovenstaande wensen zeker geen narrige opmerkingen zijn in de richting van de data leveranciers. Integendeel. Niets dan lof voor alle steun die we ook van die kant hebben ontvangen.

COROP-gebied: Nederland is ingedeeld in 40 COROP-gebieden, een regionaal niveau tussen provincies en gemeenten in, die bestaan uit meerdere aangrenzende gemeenten. De indeling in COROP-gebieden wordt gebruikt voor regionaal onderzoek. 2 GGD: Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst.
1

19

Werkwijze

Financile weerbaarheid Jeugdwerkloosheid Consumptie

Minima

Onderwijs Sociale zekerheid Gender gelijkheid Gezondheid Sport Burgerparticipatie

3.1 Data verzamelen Voor de gegevens hebben we uitsluitend gebruik gemaakt van openbare bronnen. Een enkele keer hebben we ook een gemeente geraadpleegd voor het vinden van een ontbrekend gegeven. Een complicatie vormen de gemeentelijke herindelingen, die er voor zorgen dat lang niet alle data netjes op een rij staan voor de huidige 408 gemeenten. Dat probleem is met enig rekenwerk echter goed oplosbaar. Moeilijker is het als er missing data blijven. Die moeten op een verantwoorde wijze worden ingevuld. Soms kan dat door een gegeven van oudere datum te gebruiken, soms door uit te gaan van de gegevens van buurgemeenten, soms door het gemiddelde van Nederland toe te passen. Het invullen van ontbrekende gegevens is maatwerk. 3.2 Berekeningswijze Vanuit de verzamelde basisgegevens zijn de waarden voor elk van de 16 indicatoren berekend, op een schaal van 0 tot 10. Daartoe zijn berekeningsformules opgesteld die zo eenvoudig mogelijk zijn. Veelal zijn het lineaire minimum/ maximum formules. Waar nodig is de formule verbijzonderd, gelet op de specifieke kenmerken van de indicator. Alle gebruikte formules vindt u op de website www.gdindex.nl. De aldus berekende waarden van de 16 indicatoren kunnen nu voor elke gemeente zodanig worden gepresenteerd dat u in een oogopslag kunt zien hoe de vlag er bij hangt in uw eigen gemeente evenals in alle 407 andere gemeenten in Nederland. Onderstaand is een voorbeeld gegeven van de wijze waarop de resultaten worden gepresenteerd, door middel van spinnenwebben.

Hernieuwbare energie Energieverbruik Natuur Lucht Water

Veiligheid

Ter toelichting: het middelpunt van het spinnenweb geeft een score 0 weer: geen duurzaamheid. De buitenste cirkel geeft de score 10 weer, volledige duurzaamheid. 3.3 Aggregatie Vanuit de waarden voor elk van de 16 indicatoren zijn de waarden voor de 7 categorien, de 3 dimensies en de overall index GDI berekend. Mede op grond van de statistische analyse van de data hebben we de volgende berekeningsmethode gebruikt voor de aggregaties: indicator categorie: rekenkundig gemiddelde van de indicator waarden categorie dimensie: meetkundig gemiddelde van de categorie waarden dimensie overall index: meetkundig gemiddelde van de dimensie waarden. De keuze voor het meetkundig gemiddelde in plaats van het rekenkundig gemiddelde is gemaakt om compensatie van waarden te beperken. Zo is het bijvoorbeeld ongewenst dat een lage score voor luchtkwaliteit gecompenseerd zou kunnen worden door een hoge score voor onderwijs; beide scores moeten immers hoog zijn. Binnen eenzelfde categorie is onderlinge compensatie wel acceptabel. Tussen categorien, en a fortiori tussen dimensies, zou dat echter een misleidend beeld kunnen opleveren.

20

Een gevolg van de keuze voor het meetkundig gemiddelde is dat lage scores extra zwaar tellen. Dat betekent tevens dat een verbetering van een lage score meer effect heeft op de geaggregeerde cijfers dan een zelfde verbetering van een hoge score. Bij aggregatie van de indicatoren tot categorien moet de vraag worden beantwoord welk gewicht de indicatoren krijgen. Eenzelfde gewicht, zodat elke indicator dus even zwaar weegt? Of een verschillend gewicht? Omdat er geen wetenschappelijke onderbouwing is voor het geven van verschillende gewichten aan de indicatoren hebben alle een gelijk gewicht gekregen. Datzelfde geldt voor het aggregeren naar dimensies en naar de overall index. Doordat de 7 categorien, en meer nog de 3 dimensies, niet hetzelfde aantal indicatoren hebben, leidt dit onbedoeld toch tot een verschillend gewicht. Naarmate het aantal indicatoren in een categorie of dimensie kleiner is, zal het gewicht van deze indicatoren op de geaggregeerde cijfers groter zijn. Derhalve moeten we ons niet blind staren op de geaggregeerde cijfers, maar altijd kijken naar de onderliggende waarden. Aggregeren betekent immers per definitie dat er informatie verloren gaat.

21

Resultaten

Dit hoofdstuk bevat in vogelvlucht de resultaten van de uitgevoerde berekeningen, zoals aangegeven in hoofdstuk 3. Voor een toelichting op elke indicator (zoals de verzamelde basisgegevens, de te bereiken doelstelling, het maximum en minimum van de basisgegevens evenals het gewogen gemiddelde, de eerste 10 en de laatste 10 gemeenten) verwijzen we u naar Deel 2. Bij elke indicator is ook een overzichtskaart van Nederland gepresenteerd met de waarden voor alle 408 gemeenten. 4.1 Indicatoren Onderstaande grafiek laat het gemiddelde van de Nederlandse gemeenten voor iedere indicator zien. Dit gemiddelde is berekend door middel van weging op basis van het aantal inwoners dan wel van de oppervlakte van elke gemeente. U ziet in een oogopslag waar de gemeenten gemiddeld hoog scoren en waar er nog volop ruimte voor verbetering is, om het positief te formuleren. De gemiddelde scores variren van 2,0 tot 8,7. Hoge scores voor
De gemiddelde gemeente in Nederland 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
le z wi nd eke js rh er ge eid lij k Ge he zo id nd he Bu id rg S er pa po rti rt cip Ve atie ilig he id W at er Lu ch He En Na t e rn r t g u ie uw iev ur ba erb re ru en ik Co erg Je ie ns Fin ug an dw um ci erk pt lo ie le o w ee she rb i aa d rh ei d M On de r in im a

Sport en Jeugdwerkloosheid (dus een laag % werkloze jongeren!), lage scores voor Hernieuwbare energie, Gezondheid, Financile weerbaarheid en Water. Blijkbaar zijn wij een sportief, zij het te dik volk. Kan dat samen gaan? Het lijkt er wel op. Maar, het zij gezegd, de doelstelling voor de indicator sport is laag, ook al is die volgens onderzoekers nu al niet haalbaar. De data voor Sport geven mogelijk een te rooskleurig beeld. Met de cijfers voor Jeugdwerkloosheid, die nu een gunstig beeld laten zien, moeten we voorzichtig zijn. Sinds 2010 is de jeugdwerkloosheid opgelopen. Dit komt nog niet tot uitdrukking in de data die ons ter beschikking staan. Het geheel overziend blijkt dat er nog een flinke weg te gaan is voordat elke gemeente zich werkelijk duurzaam kan noemen. Voor iedere gemeente is de situatie natuurlijk anders dan het hierboven getoonde gemiddelde. Elke gemeente kan zich aan de hand van de gegevens zoals die op onze website te vinden zijn, een eigen oordeel vormen op welke wijze het beste kan worden gewerkt aan een verdere ontwikkeling naar duurzaamheid: Wat willen we in de komende periode bereiken? Welke prioriteiten stellen we daarbij? Welke maatregelen gaan we nemen? 4.2 Categorien Op basis van de waarden van de indicatoren zijn de waarden voor de categorien berekend. De scores variren van 3,8 tot 6,1 zoals in de volgende grafiek is te zien. De hoogste score is voor Persoonlijke Ontwikkeling, de laagste voor Klimaat & Energie. Er blijken maar drie categorien te zijn die (net) meer dan een 5 halen, halverwege de weg naar een duurzame gemeente. Twee van de 3 hebben betrekking op Mens en Maatschappij. Blijkbaar gaat het met ons mensen relatief gesproken goed, met de nadruk op relatief, want zoals duidelijk is staan alle categorien nog voor een geweldige uitdaging.

So

22

Ge

cia

De gemiddelde gemeente in Nederland 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0


be ho ef

GDI-score van de gemiddelde gemeente in Nederland


Maximum 3,0 5,0 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 7,1

6,1 4,9 5,3 4,8 3,8 4,5

Minimum 5,4 Nederland

De overall scores van de GDI voor alle 408 gemeenten in Nederland variren van 3,0 tot 7,1, met een gewogen gemiddelde van 5,0. De verschillen in GDI-score tussen alle 408 gemeenten zijn uiteraard kleiner dan de verschillen in waarden van de 16 onderliggende indicatoren.

te n

on t w So ik cia ke le lin g M ilie K u w & ali Na te tu it Kl ur im aa t& En er gi e

to ffe n

P on erso tw on ik lij ke ke lin g

4.3 Dimensies Vanuit de 7 categorien zijn de waarden van de 3 dimensies berekend: de scores variren van 4,4 tot 5,4. Voor de dimensies geldt uiteraard in nog sterkere mate dat de verschillen geringer zijn dan bij de categorien. Milieu en Natuur lijkt het stiefkindje te zijn, ook al zijn de scores voor de beide andere dimensies eveneens laag.

Ba sis

Gr on ds

Ec on om

ie

GDI-score per gemeente

De gemiddelde gemeente in Nederland


Mens en maatschappij 5,4 4,4 5,4 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Milieu en Natuur

Economie

4.4 De overall index GDI Tot slot kunnen we de waarden aggregeren tot een overall index, de GDI, voor elke gemeente. Op basis daarvan is de voor bevolkingsomvang gewogen gemiddelde score voor alle gemeenten berekend.

23

Het histogram laat de verdeling van de scores voor elk van de gemeenten zien, in volgorde van hoog tot laag.
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 gemiddelde

GDI-score

408 Gemeenten

We zien de bekende S-curve, zij het zonder een evenwichtige verdeling onder en boven het gewogen gemiddelde van 5,0. Ruim twee derde van de gemeenten zit boven het gemiddelde, minder dan een kwart zit er onder. Dit is een gevolg van de lagere scores van veel gemeenten met hoge(re) aantallen inwoners. We komen hier in paragraaf 5.5 op terug.

24

Analyse

voor verdergaande acties en maatregelen. De eerste 10 gemeenten hebben gemiddeld een score die bijna 2 keer zo hoog is als de laatste 10. 5.2 Zeewolde Heerlen We vergelijken de resultaten van Zeewolde de best presterende gemeente met een GDI score 7,1 en van Heerlen de slechtst presterende gemeente met een GDI score 3,0.
Zeewolde
Financile weerbaarheid Jeugdwerkloosheid Consumptie Hernieuwbare energie Energieverbruik Minima Onderwijs Sociale zekerheid Gender gelijkheid Gezondheid Sport Burgerparticipatie Lucht Water Veiligheid

De analyse van de gegevens kan natuurlijk het beste door elke gemeente zelf worden gedaan. Daar is de kennis van de lokale omstandigheden aanwezig en de ervaring met de specifieke ontwikkelingen binnen de gemeente. Hieronder treft u enkele eerste analyses aan. 5.1 Rankings Op basis van de scores van de GDI is een ranglijst gemaakt. De eerste 10 en de laatste 10 gemeenten staan in onderstaande tabellen. De volledige ranglijst van alle gemeenten vindt u in bijlage B.
Overall index Eerste 10 Zeewolde Staphorst Sint Anthonis Someren Dalfsen Lopik Maasgouw Scherpenzeel Mill en Sint Hubert Putten 7,1 6,9 6,8 6,7 6,6 6,6 6,5 6,5 6,4 6,3 Spijkenisse s-Gravenhage Kerkrade Hulst Rotterdam Schiedam Oldambt Pekela Heerlen Laatste 10 Vlaardingen 3,7 3,7 3,6 3,6 3,5 3,5 3,5 3,3 3,2 3,0

Natuur

Heerlen
Financile weerbaarheid Jeugdwerkloosheid Consumptie Hernieuwbare energie Energieverbruik Minima Onderwijs Sociale zekerheid Gender gelijkheid Gezondheid Sport Burgerparticipatie Lucht Water Veiligheid

Lijstjes spreken tot de verbeelding, ook als we niet goed horen wat de boodschap daar achter is. Te gemakkelijk kan de conclusie worden getrokken: wij staan bovenaan, dus wij doen het goed. Of omgekeerd: wij staan zo ver naar onderen, waar zouden we ons nog druk om maken? Het is altijd zinvol om data te analyseren, te kijken wat er achter de cijfertjes zit, vergelijkingen met andere gemeenten te maken, teneinde daaruit impulsen te krijgen

Natuur

Opvallend is de lage score van Zeewolde voor Gezondheid, waarbij moet worden opgemerkt dat dit de score is van de GGD regio. De cijfers voor Gezondheid in Zeewolde kunnen hiervan afwijken. De score 10 voor Hernieuwbare energie heeft Zeewolde te danken aan het grote aantal windmolens.
25

Het spinnenweb van Heerlen ziet er totaal anders uit dan van Zeewolde. Ook al zijn de inwoners in Heerlen ook heel sportief, op vele fronten is er nog volop ruimte voor verbetering. Als we de verschillen wat beter bekijken zien we een aantal opmerkelijke zaken. Het verschil in score voor Hernieuwbare energie is erg hoog (9,0), verklaarbaar vanuit de al genoemde windmolens. Voorts grote verschillen, ten gunste van Zeewolde, in scores voor Jeugdwerkloosheid (6,3) Sociale zekerheid (5,7) Financile weerbaarheid (5,1) Veiligheid (4,9) Minima (4,7). Gezondheid is de enige indicator waar Heerlen hoger scoort dan Zeewolde, zij het dat het verschil gering is (1,0). 5.3 Utrecht - Lelystad
Indicator scores Utrecht
Financile weerbaarheid Jeugdwerkloosheid Consumptie Hernieuwbare energie Energieverbruik Natuur Lucht Water Minima Onderwijs Sociale zekerheid Gender gelijkheid Gezondheid Sport Burgerparticipatie Veiligheid

Een andere vergelijking is die tussen twee gemeenten die eenzelfde GDI score hebben, maar toch heel verschillend zijn, zoals Utrecht met een GDI score 4,60 en Lelystad met een GDI score 4,58, beide afgerond 4,6. De verschillen tussen de beide gemeenten in indicator scores zijn aanzienlijk, zoals ook duidelijk uit onderstaande grafiek blijkt.
Utrecht - Lelystad
Mimima Onderwijs Sociale zekerheid Gender gelijkheid Gezondheid Sport Burgerparticipatie Veiligheid Water Lucht Natuur Energieverbruik Hernieuwbare energie Consumptie Jeugdwerkloosheid Financile weerbaarheid

-10 -9 -8 -7 -6 -5 -4 -3 -2 -1 0

verschil in indicator scores

Indicator scores Lelystad


Financile weerbaarheid Jeugdwerkloosheid Consumptie Hernieuwbare energie Energieverbruik Natuur Lucht Water Minima Onderwijs Sociale zekerheid Gender gelijkheid Gezondheid Sport Burgerparticipatie Veiligheid

Lelystad heeft een hogere waarde voor 6 indicatoren, met als uitschieters Hernieuwbare energie (veel windmolens) en Natuur (zowel veel droge als natte natuur). Alle drie indicatoren van de categorie Milieu en Natuur laten hogere scores voor Lelystad zien, zowel te land, te water als in de lucht. Utrecht scoort hoger voor 10 indicatoren, met de grootste verschillen (bijna + 3) voor Sociale zekerheid en Jeugdwerkloosheid.

26

5.4 Grote steden Van de 6 steden met meer dan 200.000 inwoners haalt alleen Tilburg een score (net) boven het landelijk gemiddelde. De andere 5 zitten er onder, met Amsterdam, Den Haag en Rotterdam bijna onderaan de lijst van alle gemeenten. Waar zitten de verschillen tussen deze zes gemeenten? Onderstaande spinnenwebben geven hier inzicht in.
Indicator scores Amsterdam
Financile weerbaarheid Jeugdwerkloosheid Consumptie Hernieuwbare energie Energieverbruik Natuur Lucht Water Minima Onderwijs Sociale zekerheid Gender gelijkheid Gezondheid Sport Burgerparticipatie Veiligheid

200.000+ gemeenten GDI score Amsterdam Rotterdam s-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg
Financile weerbaarheid Jeugdwerkloosheid Consumptie Hernieuwbare energie Energieverbruik Natuur Lucht Water Minima

inwoners 799.278 616.294 505.856 321.916 218.433 208.527

3,7 3,5 3,6 4,6 4,3 4,9


Indicator scores Rotterdam
Onderwijs

Sociale zekerheid Gender gelijkheid Gezondheid Sport Burgerparticipatie Veiligheid

Indicator scores Den Haag


Financile weerbaarheid Jeugdwerkloosheid Consumptie Hernieuwbare energie Energieverbruik Natuur Lucht Water Minima Minima Onderwijs Sociale zekerheid Gender gelijkheid Gezondheid Sport Burgerparticipatie Veiligheid

Indicator scores Utrecht


Financile weerbaarheid Jeugdwerkloosheid Consumptie Hernieuwbare energie Energieverbruik Natuur Lucht Water Minima Onderwijs Sociale zekerheid Gender gelijkheid Gezondheid Sport Burgerparticipatie Veiligheid

Indicator scores Eindhoven


Financile weerbaarheid Jeugdwerkloosheid Consumptie Hernieuwbare energie Energieverbruik Natuur Lucht Water Onderwijs Sociale zekerheid Gender gelijkheid Gezondheid Sport Burgerparticipatie Veiligheid

Indicator scores Tilburg


Financile weerbaarheid Jeugdwerkloosheid Consumptie Hernieuwbare energie Energieverbruik Natuur Lucht Water Minima Onderwijs Sociale zekerheid Gender gelijkheid Gezondheid Sport Burgerparticipatie Veiligheid

27

De spinnenwebben van Amsterdam en Den Haag lijken sterk op elkaar, maar vertonen bij nauwkeuriger studie toch een paar opmerkelijke verschillen, waarvan de grootste zijn: Amsterdam scoort hoger voor Gezondheid (dus procentueel minder mensen met overgewicht), voor Energieverbruik (stadsverwarming?) en Jeugdwerkloosheid (dus een lager % werkloze jongeren), terwijl Den Haag hoger scoort voor Onderwijs en voor Natuur. Aan de andere zijde van het spectrum staat het spinnenweb van Tilburg dat duidelijk laat zien dat Tilburg over een breed front hoger scoort dan de andere 200.000+ gemeenten, met Utrecht als goede tweede. In nevenstaande tabel staan de - nu 27 - 100.000+ gemeenten. De vraag dringt zich op of er een directe relatie ligt tussen het aantal inwoners en de GDI score. Uit onderstaande grafiek is dat niet direct af te leiden. Het lijkt of er een neerwaartse trend is bij een stijgend aantal inwoners, maar bijvoorbeeld Emmen en Amsterdam gedragen zich niet conform deze trend.
Correlatie GDI score - aantal inwoners 100.000+ gemeenten
10 9 8 GDI-score 7 6 5 4 3 2 1 0 100.000 1.000.000

100.000+ gemeenten
GDI score Ede Westland Apeldoorn Amersfoort Tilburg Almere Haarlemmermeer Zwolle Venlo Zoetermeer Breda Utrecht s-Hertogenbosch Dordrecht Leiden Groningen Maastricht Eindhoven Nijmegen Zaanstad Haarlem Arnhem Enschede Amsterdam Emmen s-Gravenhage Rotterdam 5,3 5,2 5,1 4,9 4,9 4,9 4,8 4,7 4,7 4,6 4,6 4,6 4,5 4,5 4,5 4,4 4,4 4,3 4,3 4,2 4,2 4,0 3,9 3,7 3,7 3,6 3,5 inwoners 109.823 102.698 157.315 149.662 208.527 195.213 144.153 122.562 100.159 123.092 178.140 321.916 142.817 118.466 119.800 195.418 121.819 218.433 166.382 149.622 153.093 149.827 158.627 799.278 108.392 505.856 616.294

Aantal inwoners

In de volgende paragraaf gaan we verder in op deze en andere correlaties.

28

5.5 Correlaties Wij hebben een aantal mogelijke correlaties onderzocht: oppervlakte (ha) bevolkingsdichtheid gemiddeld inkomen per inwoner aantal inwoners De eerste drie kenmerken van een gemeente hebben geen duidelijke, statistisch significante correlatie met de GDI scores, zoals de grafieken laten zien.
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 100 1.000 10.000 100.000

10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 10 15 20 25 30 35 40

GDI score

Gemiddeld inkomen per inwoner (x 1.000 euro)

GDI score

Ook met het gemiddeld inkomen per inwoner blijkt er nauwelijks een correlatie te zijn. Voor de correlatie tussen GDI score en het aantal inwoners ligt dat duidelijk anders. Hier is wel een statistisch significante correlatie tussen het aantal inwoners van de gemeente en de GDI score.
Oppervlakte (ha)
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 1 10 100 1.000 10.000 100.000 1.000.000

10 9 8

GDI score

7 6 5 4 3 2 1 0 1 10 100 1.000 10.000

GDI score

Er is nauwelijks sprake van een correlatie tussen GDI score en oppervlakte.

Aantal inwoners

Bevolkingsdichtheid (inw/ha)

Bevolkingsdichtheid heeft een statistisch zwakke correlatie met de GDI scores, met een lichte neerwaartse trend.

Deze correlatie betekent niet zonder meer dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen het aantal inwoners van de gemeente en het niveau van duurzaamheid, zoals berekend in de GDI. Daar kunnen hele andere oorzaken een (belangrijke) rol bij spelen, zoals bevolkingssamenstelling, samenstelling van de woningvoorraad, ligging in Nederland, centrumfunctie, vakantiegemeente en mogelijk nog veel meer.
29

Nader onderzoek kan verhelderend en zinvol zijn. Maar, we moeten constateren: het valt blijkbaar niet mee om zowel groot als duurzaam te zijn. 5.6 Provincies De scores per gemeente kunnen worden geaggregeerd tot scores per provincie. De resultaten voor elke indicator vindt u op de website www.gdindex.nl. Hieronder laten we de GDI scores voor de twaalf provincies in Nederland zien.
GDI score
Flevoland Friesland Gelderland Utrecht Noord-Brabant Overijssel Zeeland Limburg Drenthe Noord-Holland Groningen Zuid-Holland Nederland
4,0 4,2 4,4 4,6 4,8 5,0

Indicator scores Flevoland


Financile weerbaarheid Jeugdwerkloosheid Consumptie Hernieuwbare energie Energieverbruik Natuur Lucht Water Minima Onderwijs Sociale zekerheid Gender gelijkheid Gezondheid Sport Burgerparticipatie Veiligheid

5,4 5,3 5,2 5,2 5,2 5,0 5,0 4,9 4,9 4,9 4,7 4,6 5,0
5,2 5,4

Indicator scores Zuid-Holland


Financile weerbaarheid Jeugdwerkloosheid Consumptie Hernieuwbare energie Energieverbruik Natuur Lucht Water Minima Onderwijs Sociale zekerheid Gender gelijkheid Gezondheid Sport Burgerparticipatie Veiligheid

Flevoland - Zuid-Holland
Mimima Onderwijs Sociale zekerheid Gender gelijkheid Gezondheid Sport Burgerparticipatie Veiligheid Water Lucht Natuur Energieverbruik Hernieuwbare energie Consumptie Jeugdwerkloosheid Financile weerbaarheid

Flevoland heeft met 5,4 de hoogste GDI score, ZuidHolland met 4,6 de laagste. Om inzicht te krijgen in de verschillen van beide provincies in de onderliggende indicator scores hebben we hieronder de twee spinnenwebben gepresenteerd. De verschillen zitten vooral, zij het niet uitsluitend, in het zuidwesten van het spinnenweb: van Veiligheid tot en met Consumptie, zoals de nevenstaande grafiek toont. Zuid-Holland scoort duidelijk beter op 2 indicatoren: Sociale zekerheid en Jeugdwerkloosheid. Flevoland scoort vooral beter op Veiligheid en de 6 indicatoren van de categorien Milieu en Natuur, Klimaat en Energie en Grondstoffen, de indicatoren van duurzaamheid in enge zin.
30

-2,0 -1,5 -1,0 -0,5 0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0

verschil in indicator scores

Gebruik van de GDI


Voor wie is de GDI bedoeld? Er zijn veel mogelijke gebruikers. Het is moeilijk om daar een rangorde in aan te brengen. 1. Gemeentebestuur Het gemeentebestuur en in het bijzonder de eerst verantwoordelijke portefeuillehouder duurzaamheid, treft in de GDI een overzichtelijk hulpmiddel aan, dat behulpzaam is bij het vaststellen van de state of the art van duurzaamheid in brede zin binnen de gemeente. Er kunnen vergelijkingen worden gemaakt met buurgemeenten en andere, met mogelijk verdere analyse van het hoe en waarom van de verschillen. Daarnaast kan de gemeente eigen indicatoren opstellen om het beeld breder te maken en nog meer specifiek op de eigen gemeente toe te snijden. Mede op basis hiervan kan het bestuur prioriteiten stellen en uitvoeringsprogrammas maken. Die vervolgens gemonitord kunnen worden om te zien of de in de programmas gestelde doelen worden gehaald, dan wel of er mogelijk een tandje bij moet worden gezet. 2. Gemeenteambtenaren Zij kunnen op vergelijkbare wijze als het bestuur de GDI benutten bij hun werk en hun advisering aan het gemeentebestuur. 3. Inwoners van de gemeente Iedere genteresseerde inwoner kan de GDI benutten om een kwantitatief beeld te krijgen van de duurzaamheid van de eigen gemeente. Hij of zij kan waar nodig initiatieven nemen voor activiteiten en projecten die bijdragen tot verdere stappen op weg naar een werkelijk duurzame gemeente. En kan, mede op basis van de informatie uit de GDI, het eigen gemeentebestuur aanspreken en stimuleren tot verdergaande actie.

4. Bedrijven Hiervoor geldt hetzelfde als voor de inwoners van de gemeente. Zij kunnen zowel zelf actie ondernemen om het eigen bedrijf verder te verduurzamen, als het gemeentebestuur stimuleren om waar mogelijk maatregelen te treffen die de duurzaamheid vergroten en versterken. 5. NGOs, verenigingen e.d. Ook voor NGOs en andere organisaties is de GDI een geschikt hulpmiddel om prioriteiten te bepalen bij het voorbereiden en vaststellen van hun programmas en projecten. En om te werken aan het verduurzamen van de eigen organisatie, huisvesting e.d. 6. Scholen In het onderwijs kan duurzaamheid heel praktisch en dichtbij worden uitgelegd aan de hand van de situatie in de eigen gemeente. Leerlingen kunnen op zoek gaan naar mogelijke verbeteringen in hun directe omgeving, kunnen allerhande onderzoeksopdrachten uitvoeren met gebruikmaking van de uitgebreide dataset van de GDI en nog veel meer. 7. Wie missen we nog? De kaboutertjes? Maar kaboutertjes bestaan niet. We zullen het gewoon zelf moeten doen. Gewoon doen! Dat is de meest effectieve en efficinte aanpak om iets tot stand te brengen. We hebben via ons eigen netwerk de hand kunnen leggen op de nog vertrouwelijke notulen van de B&W vergadering van 28 januari 2014 van de gemeente Wakkerstad. Ter informatie hebben we deze als bijlage A opgenomen, met het uitdrukkelijke verzoek aan u om de notulen nog vertrouwelijk te behandelen.

31

Website

Op onze website (www.gdindex.nl) vindt u de data van alle 408 gemeenten en verdere achtergrondinformatie. Met deze data kan elke gemeente eigen analyses uitvoeren, vergelijkingen met andere gemeenten maken en er eigen data aan toevoegen. Mede met behulp hiervan kan een gemeente prioriteiten stellen voor het duurzaamheidsbeleid en de daaruit volgende uitvoeringsmaatregelen. Naast de data die in de GDI zijn verwerkt hebben we ook informatie van andere relevante onderwerpen op de website gezet, die om verschillende redenen niet in de GDI zijn opgenomen maar toch waard zijn om kennis van te nemen. Dit betreft uiteenlopende onderwerpen als De totale oppervlakte aan zonnepanelen in elke gemeente. De levensverwachting bij geboorte. De afstand tot het dichtstbijzijnde treinstation. De CO2 uitstoot door consumenten en verkeer en vervoer. Deze lijst is niet uitputtend en kan dat ook niet zijn, omdat er naar verwachting steeds aanvullingen zullen komen. Alle data zijn vrij toegankelijk en kunnen kosteloos worden gedownload. Suggesties voor aanvullingen hierop zijn meer dan welkom: info@gdindex.nl.

32

Verantwoording

Het is een clich dat we het werk voor de Gemeentelijke Duurzaamheidsindex nooit hadden kunnen doen zonder de hulp van velen. Soms is een clich echter waar. Zo ook nu. We hebben heel veel steun ondervonden van heel veel mensen uit zeer uiteenlopende organisaties. De bereidwilligheid om ons te helpen bij de zoektocht naar data, bij de interpretatie daarvan, het geduld om ons uit te leggen hoe het werkelijk zit, is heel bijzonder. Soms was die hulp langdurig en uitvoerig, soms kort maar toch uiterst zinvol en soms was het met name morele steun om vooral door te zetten. Wij zeggen hier dank aan: Aldert Hanemaaijer PBL Planbureau voor de Leefomgeving Bas Tierolf Verwey-Jonker Instituut Betty Jacobi Gemeente Arnhem Dick de Vries UWV (divisie Uitkeren) Fons Savelberg Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KIM) Frank van den Haak Gemeente Smallingerland Henk-Jan Donderwinkel Tien Organisatieadvies Henriette Giesbers RIVM Jan van der Lei Vereniging van Nederlandse Gemeenten Jeroen Boelhouwer SCP Jochum Veerman Stichting Max Havelaar Laurens Brandes PBL Planbureau voor de Leefomgeving Lex van Alphen consultant Lex van Deursen Pijnacker Lou Keune Universiteit Tilburg Margje Penning Hogeschool INHolland Martijn Kosterman Stichting Duurzaam Den Haag Monique van Merrebach Gemeente Rheden

Paddy No NMPO Peter B. Boorsma Universiteit Twente Peter Seinen Tien Organisatieadvies Peter van Puijenbroek PBL Planbureau voor de Leefomgeving Piet Ververgaert Utrecht Remco Hoekman Mulier Instituut Ron de Ligt Ede Ruud Smeets Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) Sietze van den Berg Ministerie BZK, Directie Bestuur, Democratie en Financin Theo Edelman Bodemkunde, Wageningen Thirza Monster Fairtrade Gemeenten Wout de Vogel Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Niet op de lijst staan de vele anonieme medewerkers van het CBS, die voor ons werk onmisbaar zijn geweest. En er zijn ook mensen die ten onrechte uit bescheidenheid niet genoemd willen worden. Ook hen willen we zeer bedanken voor alle hulp die zij ons geboden hebben. Voorts willen we de staf van het Joint Research Centre (JRC Ispra, Italy) van de Europese Commissie, met name Michaela Saisana en Dorota Bialowolska, danken voor hun snelle en uiterst adequate statistische analyses van de data. Wij hebben dankbaar gebruik gemaakt van hun expertise op het gebied van comprehensive indicators en de daaraan vanuit statistisch oogpunt te stellen eisen. Hoeveel dank we ook verschuldigd zijn aan allen die ons gesteund hebben bij de ontwikkeling van de eerste Gemeentelijke Duurzaamheidsindex, de verantwoordelijkheid voor ons werk rust uitsluitend op onze schouders.

33

Tot slot

Het kan zijn dat u opgetogen bent als u de resultaten van uw gemeente bekijkt. Het kan ook zijn dat de moed u in de schoenen zakt. In beide gevallen moet u eerst goed bedenken dat: de data veelal van 2011 of zelfs van nog oudere datum zijn. Bedenk dus dat de huidige situatie in uw gemeente inmiddels anders kan zijn, er bijzondere omstandigheden in uw gemeente kunnen zijn die de score verklaren. Zijn dat omstandigheden die u als een gegeven moet accepteren of kunt u die veranderen? Hoe het ook zij, U beslist zelf of het glas half vol of half leeg is. Put u hier nieuwe energie uit of laat u de moed zakken? De keuze is aan u. Gelukkig zijn er altijd en overal genoeg inwoners die voldoende inspiratie, energie en doorzettingsvermogen hebben om er met elkaar de schouders onder te zetten. Het is de moeite waard. Voor uw kinderen en kleinkinderen. En hoe nu verder, vraagt u zich wellicht af. Zoals gezegd is de GDI niet af. We zullen de komende tijd trachten de GDI verder te ontwikkelen, te verbeteren en wellicht uit te breiden. Daarbij zullen we dankbaar gebruik maken van de ervaringen die het werken met de GDI u en ons leren. Het voornemen is om over 2 jaar een volgende, verbeterde versie van de GDI aan u te kunnen aanbieden. Namens het Projectteam, Geurt van de Kerk Het mag onbetekenend lijken wat je doet, het is belangrijk dat je het doet. Mahatma Gandhi

34

Deel 2 Indicatoren
Op de volgende paginas vindt u een toelichting op elke indicator en indien van toepassing, sub-indicator: omschrijving van de indicator, de bron waar de gegevens zijn verkregen, het jaar waarop deze betrekking hebben en het te bereiken doel van de indicator. Voorts is er een kaartje waarop de stand van zaken in alle 408 gemeenten is weergegeven. Na de toelichting zijn voor elke indicator vijf standaard grafieken en tabellen weergegeven. Deze geven een beeld van de basisgegevens waarop de verdere berekeningen zijn gebaseerd. Dit betreft dus nadrukkelijk de basisgegevens en niet de daaruit berekende scores voor de indicator. De formules die zijn gebruikt voor het berekenen van de indicatorwaarden vindt u op de website. Bronvermelding: voor zover bij de figuren en tabellen geen bron is vermeld zijn de gegevens door ons gepresenteerd op basis van de gegevens uit openbare bronnen, die bij elke indicator zijn vermeld. Waar in de grafieken en tabellen staat Nederland wordt daarmee het gewogen gemiddelde van alle gemeenten dan wel alle provincies in Nederland aangegeven. In de correlatiegrafieken is steeds een lineaire trendlijn gegeven, aangepast aan de logaritmische horizontale as, alsmede de gemiddelde waarde voor alle gemeenten. Legenda Zeer goed Goed Redelijk Matig Ontoereikend Slecht

Indicator 1 Minima
Omschrijving: % personen in particuliere huishoudens met een inkomen lager dan 105% van het sociaal minimum Bron: CBS Jaar: 2010 Doel: 0%

Maximum

14,4 2,3 7,0 0 2 4 6 8 10 12 14 16

Minimum

Nederland

% personen inkomen <105% soc. min.

Elk mens moet in de omgeving waar hij of zij leeft, in de basisbehoeften kunnen voorzien. Daarvoor worden verschillende normen gehanteerd. Het CBS publiceert statistieken van de lage-inkomensgrens en van het sociaal minimum (het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld), het SCP gebruikt de budgetbenadering. Om het transparant en eenvoudig te houden gaan we uit van een inkomen lager dan 105% van het sociale minimum. Van 2000 tot 2011 varieert het landelijke cijfer van het % personen met een inkomen tot 105% van het sociaal minimum sterk, tussen 6,3 en 7,8%. Het landelijke cijfer voor 2010 (6,7%) wijkt af van het cijfer zoals berekend vanuit de gemeentelijke cijfers (7,0%). Gemeentelijke cijfers over 2011 zijn nog niet gepubliceerd.
Nederland
% personen inkomen < 105% soc. min.
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0

Het histogram laat een sterke spreiding in de data zien, met enkele uitschieters, waaronder met name de grote steden. Opmerkelijk is dat rijke gemeenten zoals Bloemendaal, Aerdenhout, Wassenaar, niet in de Top 10 staan waar de laagste percentages minima zijn te vinden. Vier provincies hebben procentueel meer minima dan het landelijke gemiddelde: Groningen, Noord- en ZuidHolland en, in geringe mate, Limburg. Er blijkt een significante correlatie te bestaan tussen het percentage minima in een gemeente en het aantal inwoners. Hier kan echter niet direct een oorzakelijk verband uit worden afgeleid.

36

20 0

0 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08 20 09 20 10 20 11

% personen inkomen < 105% soc. min. Eerste 10 Rozendaal Hardinxveld-Giessendam Montfoort Molenwaard Zoeterwoude Edam-Volendam Houten Scherpenzeel Castricum Oldebroek 2,3 2,8 2,8 2,8 2,9 3,1 3,2 3,2 3,3 3,3 Schiedam Kerkrade Enschede Arnhem Groningen Heerlen s-Gravenhage Vaals Amsterdam Rotterdam Laatste 10 9,8 10,2 10,4 10,5 11,4 11,6 12,0 12,8 14,1 14,4 Nederland
16 14 12 10 8 6 4 2 0 1 10

% pers. inkomen <105% soc.min. 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg 14,1 14,4 12,0 7,9 8,4 8,3 7.0

% personen inkomen <105% soc. min.

16 14 12 10 8 6 4 2 0

% personen met inkomen < 105% soc. min.

100

1.000

10.000

100.000 1.000.000

408 Gemeenten

Aantal inwoners

% personen inkomen <105% soc. min.

10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Dr en Ov the er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg ge nd in sla Fr ie de Ne rla nd n

Provincies

Gr on

37

Indicator 2 Onderwijs
Omschrijving: % voortijdig schoolverlaters in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs Bron: Kinderen in Tel, Databoek 2012, Verweij-Jonker Instituut Jaar: 2010 Doel: 0%

Maximum

6,1 0,7 3,7 0 1 2 3 4 5 6 7 8

Minimum

Nederland

% voortijdig schoolverlaters

De indicator Onderwijs geeft het percentage voortijdig schoolverlaters (vsvers) weer van leerlingen van het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. De statistieken van het CBS laten zien dat landelijk het % sinds 2004 gestaag gedaald is.
Nederland
% voortijdig schoolverlaters VO en MBO
5,0 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0

De correlatie met het aantal inwoners is sterk aanwezig, zonder dat het zij nog eens opgemerkt hieruit direct een oorzakelijk verband mag worden afgeleid.

0 4/ 0

0 5/ 0

0 6/ 0

0 7/ 0

0 8/ 0

0 9/ 1

Inzoomend op de gemeenten zien we een grote spreiding in de resultaten, waarbij de twee grootste gemeenten het hoogste percentage vsvers hebben. Ook tussen de provincies bestaat er een grote variatie in aantallen vsvers. Noord- en Zuid-Holland en Flevoland zitten als enige provincies boven het landelijk gemiddelde.

38

1 0/ 1

Bron: CBS

% voortijdig schoolverlaters Eerste 10 Tubbergen Dinkelland Rozendaal Alphen-Chaam Wierden Sint Anthonis Sint-Oedenrode Voerendaal Staphorst Ten Boer 0,7 0,8 0,8 1,1 1,1 1,2 1,2 1,4 1,4 1,4 Alkmaar Dordrecht Heerlen Lelystad Maastricht Laren Oisterwijk Rotterdam Amsterdam Laatste 10 Noord-Beveland 5,1 5,3 5,4 5,5 5,5 5,5 5,6 5,9 6,0 6,1
7 6
7

% voortijdig schoolverlaters 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland 6,1 6,0 5,0 4,8 5,1 4,5 3,7

% voortijdig schoolverlaters

5 4 3 2 1 0

% voortijdig schoolverlaters

6 5 4 3 2 1 0

10

100

1.000

10.000

100.000 1.000.000

408 Gemeenten

Aantal inwoners

% voortijdig schoolverlaters

4 3 2 1 0
n Dr d en t O v he er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg en ng sla

Gr on i

Fr ie

Provincies

Ne

de

rla

nd

39

Indicator 3 Sociale zekerheid


Omschrijving: Aantal uitkeringen sociale zekerheid per 1000 inwoners (excl. volksverzekeringen en ziektewet) Bron: CBS Jaar: 2011 Doel: Minimum waarde

Maximum

192 46 113 0 25 50 75 100 125 150 175 200

Minimum

Nederland

Aantal uitkeringen per 1000 inwoners

Deze indicator geeft weer hoeveel uitkeringen er in elke gemeente worden verstrekt per 1000 inwoners. Hierbij is uitgegaan van de uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid (AO), werkloosheid (WW), de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). Landelijk gezien fluctueert het aantal uitkeringen per 1000 inwoners vrij sterk in de tijd, met een (grotendeels) dalende tendens van 2000 tot 2011. In 2011 is het aantal uitkeringen per 1000 inwoners 14,1% lager dan in 2000.
Nederland
140

De spreiding in aantal uitkeringen per 1000 inwoners over de 408 gemeenten is aanzienlijk. De 200.000+ gemeenten zitten rond het landelijk gemiddelde. Van de provincies laat Zuid-Holland het laagste aantal uitkeringen per 1000 inwoners en Limburg het hoogste. Ook het aantal uitkeringen per 1000 inwoners vertoont een statistisch significante correlatie met het aantal inwoners.

Aantal uitkeringen per 1000 inwoners

130 120 110 100 90 80

40

20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08 20 09 20 10 20 11

Bron: CBS

Aantal uitkeringen per 1000 inwoners Eerste 10 Rozendaal Schagen Molenwaard Midden-Delfland Renswoude Wassenaar Ouderkerk Vlist Lansingerland Nederlek 46 52 54 57 59 60 60 61 63 63 Stadskanaal Echt-Susteren Sittard-Geleen Vlagtwedde Gennep Pekela Landgraaf Brunssum Kerkrade Heerlen Laatste 10 167 167 169 170 174 181 182 183 192 192
250

Aantal uitkeringen per 1000 inwoners 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland 118 104 112 107 122 119 113

Aantal uitkeringen per 1000 inwoners

200

Aantal uitkeringen per 1000 inwoners

250 200 150 100 50 0

150

100

50

10

100

1.000

10.000

100.000 1.000.000

408 Gemeenten

Aantal inwoners

Aantal uitkeringen per 1000 inwoners

160 140 120 100 80 60 40 20 0


n Dr d en t O v he er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg en ng sla Fr ie de Ne rla nd

Provincies

Gr on i

41

Indicator 4 Gender gelijkheid


Omschrijving: Arbeidsparticipatie vrouwen in % van de potentile beroepsbevolking vrouwen Bron: CBS Jaar: gemiddelde over 2010-2012 Doel: Het maximum van de arbeidsparticipatie van mannen (90%)

Maximum

77,9 43,2 60,2 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Minimum

Nederland

Arbeidsparticipatie vrouwen (in % beroepsbevolking vrouwen)

Gender gelijkheid is een belangrijke factor, zowel in de persoonlijke ontwikkeling van mensen als in de sociale ontwikkeling van de maatschappij. Maar hoe meet je het? Op gemeentelijk niveau zijn weinig data beschikbaar: de arbeidsparticipatie van vrouwen als percentage van de vrouwelijke beroepsbevolking en het aantal vrouwelijke bestuursleden van een gemeente (burgemeester, wethouder, raadslid). We hebben gekozen voor arbeidsparticipatie van vrouwen, omdat dat een meer algemeen beeld geeft dan de beperkte invalshoek van het percentage vrouwelijke bestuursleden.
Nederland
80 75 70 65 60 55 50 45 40 totaal mannen vrouwen

Sinds 2001 is de Gender gelijkheid, uitgedrukt als Arbeidsparticipatie vrouwen, in Nederland duidelijk toegenomen, zij het na 2008 nauwelijks meer. De arbeidsparticipatie van mannen is in deze periode juist afgenomen. De arbeidsparticipatie van vrouwen varieert van 43 tot 78%. 7 gemeenten zitten boven de 70%, 15 gemeenten zitten onder de 50%. De verschillen tussen de provincies zijn geringer, met Utrecht en Noord-Holland aan kop en de provincie Groningen, die de rijen sluit.

% netto arbeidsparticipatie

42

20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08 20 09 20 10 20 11 20 12 20 13 2e

Bron: CBS

kw .

Arbeidsparticipatie vrouwen (in % beroepsbevolking vrouwen) Eerste 10 Uitgeest Maasdonk Midden-Delfland Haaren Weesp Sint Anthonis Kaag en Braassem Bodegraven-Reeuwijk Bunnik Dalfsen 77,9 75,1 73,7 73,0 72,2 71,3 69,8 69,5 69,1 68,8 Urk Lemsterland Heerde Harlingen Vlagtwedde Veendam Slochteren Hardinxveld-Giessendam Pekela Laatste 10 Edam-Volendam 49,2 49,1 49,0 48,9 47,7 47,4 47,3 47,1 46,2 43,2

Arbeidsparticipatie vrouwen (in % beroepsbevolking vrouwen) 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland
90 80

65,2 55,5 57,8 65,3 60,8 62,3 60,2

80 (in % beroepsbevolking vrouwen)

(in % beroepsbevolking vrouwen)

Arbeidsparticipatie vrouwen

70 60 50 40 30 20 10 0 1 10 100 1.000 10.000 100.000 1.000.000

Arbeidsparticipatie vrouwen

75 70 65 60 55 50 45 40

408 Gemeenten

Aantal inwoners

70
(in % beroepsbevolking vrouwen)

Arbeidsparticipatie vrouwen

60 50 40 30 20 10 0
n Dr d en t O v he er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg en ng sla

Gr on i

Fr ie

Provincies

Ne

de

rla

nd

43

44

Indicator 5 Gezondheid
Gezondheid wordt in de GDI uitgedrukt door middel van de data voor obesitas. Obesitas wordt wereldwijd als een als een ernstig en toenemend probleem gezien, met grote gevolgen voor zowel de individuele gezondheid van velen als voor de volksgezondheid als geheel. Gegevens over obesitas worden door het CBS per GGD regio gepresenteerd. Nederland kent 28 GGD regios. Elke gemeente binnen een GGD regio heeft noodgedwongen eenzelfde cijfer gekregen.
Nederland
25 20 15 10 5

% kinderen met overgwicht

% volwassenen met ernstig overgewicht

10

15

20

Bron: CBS

Als we overgewicht bij kinderen afzetten tegen ernstig overgewicht bij volwassenen blijkt er geen duidelijke correlatie te bestaan. Er is blijkbaar geen sprake van een direct oorzakelijk verband tussen beide. Op de volgende paginas worden Obesitas voor volwassenen en Obesitas voor kinderen verder uitgewerkt.

45

Indicator 5a Obesitas volwassenen


Omschrijving: % volwassenen (> 20 jaar) met ernstig overgewicht, per GGD regio Bron: CBS Jaar: het gemiddelde over 2008 2011 Doel: 0% volwassenen met ernstig overgewicht

Maximum

15,3 8,3 11,6 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

Minimum

Nederland

% volwassenen met ernstig overgewicht

Voor volwassenen is door de Wereldgezondheidsorganisatie WHO als norm voor overgewicht een Body Mass Index (BMI) van 25 en voor ernstig overgewicht een BMI van 30 vastgesteld. De jaarlijkse gezondheidsenqute uit het Permanent LeefSituatie Onderzoek geeft landelijke cijfers over de jaren 2000 t/m 2009. Anders dan bij de cijfers per GGD regio, betreft dit de gegevens voor alle personen van 15 jaar en ouder. De stijgende tendens voor zowel mannen als vrouwen blijkt duidelijk uit de grafiek.
Nederland
% volwassenen met ernstig overgewicht
15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 totaal mannen vrouwen

dwongen eenzelfde cijfer gekregen. De gemeente Utrecht heeft met 8,3% het laagste percentage volwassenen met ernstig overgewicht. Amsterdam zit met 10% ook onder het landelijk gemiddelde, terwijl Den Haag er met 13,6% aanzienlijk boven zit. De provincie Friesland doet het met 9,9% net iets beter dan Utrecht met 10,0%.

20 01

20 02

20 03

20 04

20 05

20 06

20 07

20 08

20 0

Bron: Permanent LeefSituatie Onderzoek, CBS

Gegevens over obesitas worden door het CBS per GGD regio gepresenteerd. Nederland kent 28 GGD regios. Elke gemeente binnen eenzelfde GGD regio heeft noodge46

20 09

% volwassenen met ernstig overgewicht Eerste 10 Utrecht Buren Culemborg Geldermalsen Lingewaal Maasdriel Neder-Betuwe Neerijnen Tiel Zaltbommel 8,3 9,3 9,3 9,3 9,3 9,3 9,3 9,3 9,3 9,3 Sliedrecht Strijen Zederik Zwijndrecht Almere Dronten Lelystad Noordoostpolder Urk Zeewolde Laatste 10 13,9 13,9 13,9 13,9 15,3 15,3 15,3 15,3 15,3 15,3
18

% volwassenen met ernstig overgewicht 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland 10,0 12,3 13,6 8,3 11,7 11,4 11,6

% volwassenen met ernstig overgewicht

18 16 14 12 10 8 6 4 2 0

% volwassenen met ernstig overgewicht

16 14 12 10 8 6 4 2 0 1 10 100 1.000 10.000 100.000 1.000.000

408 Gemeenten

Aantal inwoners

% volwassenen met ernstig overgewicht

16 14 12 10 8 6 4 2 0
Dr en Ov the er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No U t r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg n Fr ie de r la nd Ne ge in sla nd

Provincies

Gr on

47

Indicator 5b Obesitas kinderen


Omschrijving: % kinderen ( 2 20 jaar) met overgewicht, per GGD regio Bron: CBS Jaar: gemiddelde over 2008 2011 Doel: 0% kinderen met overgewicht

Maximum

20.4 9.4 13.3 0 5 10 15 20 25

Minimum

Nederland

% kinderen met overgewicht

Voor deze indicator gaan we uit van het percentage kinderen van 2 tot 20 jaar met overgewicht, dus inclusief kinderen met ernstig overgewicht. Omdat kinderen nog groeien en langzaam volwassen worden is n vaste waarde voor overgewicht en obesitas, zoals dat bij volwassenen het geval is, niet bruikbaar. Bovendien is de BMI bij kinderen geslachtsafhankelijk. Bij meisjes is de waarde gemiddeld iets hoger dan bij jongens. In 2000 zijn door de WHO criteria vastgesteld voor het bepalen van overgewicht bij kinderen (CBS).
Nederland
% kinderen 2 - 20 jaar met overgewicht
15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 totaal jongens meisjes

het CBS gesignaleerde mogelijk onderrapportage door kinderen resp. de ouders. De tendens is duidelijk dat het percentage kinderen met overgewicht in de loop der jaren toeneemt. De GGD-regio Hollands Noorden heeft het laagste % kinderen met overgewicht: 9,4%. De gemeente Den Haag heeft met 20,4% verreweg het hoogste percentage. De verschillen tussen de provincies zijn ook aanzienlijk, varirend van 11,2% in Utrecht tot 17,5% in Zeeland.

20 01

20 02

20 03

20 04

20 05

20 06

20 07

20 08

20 00

Bron: Permanent LeefSituatie Onderzoek, CBS

De jaarlijkse gezondheidsenqute van het CBS laat een grillig verloop van het overgewicht van kinderen in de periode 1998 2009 zien. Hierbij kan een rol spelen de door
48

20 09

% kinderen met overgewicht Eerste 10 Alkmaar Bergen (NH.) Castricum Den Helder Drechterland Enkhuizen Graft-De Rijp Heerhugowaard Heiloo Hollands Kroon 9,4 9,4 9,4 9,4 9,4 9,4 9,4 9,4 9,4 9,4 Zaanstad Zeevang Aalsmeer Amstelveen Amsterdam Diemen Ouder-Amstel Uithoorn 's-Gravenhage Laatste 10 Wormerland 17,6 17,6 17,6 17,8 17,8 17,8 17,8 17,8 17,8 20,4
25

% kinderen met overgewicht 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland 17,8 15,1 20,4 16,0 11,2 11,1 13,3

25

% kinderen met overgewicht

% kinderen met overgewicht

20

20 15 10 5 0

15

10

0 1

10

100

1.000

10.000

100.000 1.000.000

408 Gemeenten

Aantal inwoners

18

% kinderen met overgewicht

16 14 12 10 8 6 4 2 0
n Dr d en t O v he er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg en ng sla nd Ne de rla

Gr on i

Provincies

Fr ie

49

Indicator 6 Sport
Omschrijving: Sportdeelname volgens de RSO-norm in % bevolking van 6 tot 79 jaar Bron: Sportaccommodaties in beeld. Mulier Instituut / Arko Sports Media. Data per COROP gebied. Jaar: 2010-2011 Doel: deelname 75%

Maximum

74 53 65 0 10 20 30 40 50 60 70 80

Minimum

Nederland

Sportdeelname in %

Er zijn veel gegevens over sportbeoefening beschikbaar, maar niet standaard voor elke gemeente. De meest gedetailleerde gegevens op dit moment, gepresenteerd in Sportaccommodaties in beeld, zijn uitgesplitst per COROP gebied. Die zijn voor de index gebruikt. Deze data geven het percentage van de bevolking tussen 6 en 79 jaar dat voldoet aan de RSO, de Richtlijn Sportdeelname Onderzoek. De RSO-norm laat zien hoeveel % van de 6 tot 79 jarigen tenminste 12 keer per jaar sport beoefent. De doelstelling voor de RSO-norm is 75% in 2016, uitgesproken door NOC*NSF en onderstreept door het Ministerie VWS. Naast de RSO-norm is er ook de veel strengere FIT norm: tenminste drie keer per week gedurende tenminste 20 minuten intensief bewegen. Er zijn echter geen data van de FIT-cijfers per gemeente.
Nederland
180 totaal jongens meisjes

Het CBS geeft wel landelijke cijfers van het aantal minuten per week dat er gemiddeld wordt gesport door actieve sporters, d.w.z. mensen die tenminste eens in de 12 maanden hebben gesport. De hieronder afgebeelde cijfers hebben betrekking op alle leeftijden tussen 6 en 79 jaar. De sportdeelname ligt tussen de 53 en 74%. Geen enkel COROP-gebied voldoet al aan de RSO-norm van 75%. Dat sluit niet uit dat er binnen een COROP-gebied gemeenten zijn die wel aan de norm voldoen. De zes 200.000+ gemeenten zitten rond het landelijk gemiddelde, met Utrecht (69%) royaal daar boven en Tilburg (59%) royaal daaronder.

aantal minuten sport per week

170 160 150 140 130 120 110 100 90 80

01

02

03

04

05

06

07

08 20

00

20

20

20

20

20

20

20

20

50

20

09

Bron: CBS

Sportdeelname in % Eerste 10 De Wolden Hoogeveen Meppel Westerveld Bloemendaal Gaasterln-Sleat Haarlem Haarlemmerliede en Spaarnwoude Heemstede Lemsterland 74 74 74 74 72 72 72 72 72 72 Laatste 10 Bellingwedde Menterwolde Oldambt Pekela Stadskanaal Veendam Vlagtwedde Hulst Sluis Terneuzen 57 57 57 57 57 57 57 53 53 53
80 70
80 75

Sportdeelname in % 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland 65 61 64 69 62 59 65

60

Sportdeelname in %

50 40 30 20 10 0 1 10 100 1.000 10.000 100.000 1.000.000

Sportdeelname in %

70 65 60 55 50 45 40

408 Gemeenten

Aantal inwoners

70 69 68 67 66 65 64 63 62 61 60
n Dr d en t O v he er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg en ng sla Gr on i Fr ie de Ne rla nd

Provincies

Sportdeelname in %

51

Indicator 7 Burgerparticipatie
Omschrijving: Opkomstpercentage Gemeenteraadsverkiezingen 2010 Bron: Kiesraad Jaar: De meest recente gemeenteraadsverkiezing, dat wil zeggen 2010, dan wel 2009, 2011 of 2012 voor heringedeelde gemeenten Doel: 100%

Maximum

82,5 40,4 53,8 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Minimum

Nederland

Opkomst % GR 2010

Er zijn vele manieren om burgerparticipatie of sociale cohesie of de participatie samenleving waar nu zoveel over wordt gesproken, te meten: het aantal vrijwilligers, mantelzorgers, verenigingen, leden van verenigingen, wijk- en buurtcomits, noem maar op. Menige gemeente heeft daar gegevens over beschikbaar. Om data voor alle gemeenten te hebben, hanteren we noodgedwongen als benadering van Burgerparticipatie het opkomstpercentage van de meest recente gemeenteraadsverkiezing. Dat geeft weliswaar slechts een beperkt beeld van de mate van betrokkenheid van de burgers bij de samenleving in de gemeente, maar het biedt enig inzicht en maakt onderlinge vergelijking tussen gemeenten mogelijk. Hopelijk komen er de komende tijd meer data beschikbaar voor alle gemeenten.
Nederland
Opkomst% gemeenteraadsverkiezingen
70 65 60 55 50 45 40

Nevenstaande grafiek laat geen positief beeld zien van de ontwikkeling in de loop der jaren. Als de komende jaren meer data van meer aspecten van burgerparticipatie beschikbaar komen, kan dit beeld duidelijker worden. Het hoogste opkomstpercentage in 2010 was in het hoge noorden, in Schiermonnikoog met 82,5%. Gennep had met 40,4% het laagste opkomstpercentage. De twee uitersten van de provincies waren voor twee buren: Zeeland met 58,2% en Noord-Brabant met 50,5%. De grafiek van de correlatie met het aantal inwoners laat een dalende tendens zien bij toenemend aantal inwoners.

19 90

19 94

19 98

20 02

20 06

Bron: Kiesraad
52

20 10

Opkomst % GR 2010 Eerste 10 Schiermonnikoog Staphorst Ameland Rozendaal Rijssen-Holten Urk Bunnik Barneveld Haren Aalburg 82,5 80,1 80,0 77,8 74,4 74,1 72,3 71,9 71,5 70,6 Heerlen Schiedam Kaag en Braassem Eindhoven Weesp Oss Oldambt Hollands Kroon Gennep Laatste 10 Bergen (Limburg) 44,0 43,9 43,9 43,7 43,6 43,2 42,9 42,3 40,5 40,4
90 80 70
90 80 70 60 50 40 30

Opkomst % GR 2010 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland 52,6 47,9 52,9 52,6 43,6 44,9 53,8

Opkomst % GR 2010

60 50 40 30 20 10 0 1 10 100 1.000 10.000 100.000 1.000.000

Opkomst % GR 2010

408 Gemeenten

Aantal inwoners

60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50
n Dr d en t O v he er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg en ng sla Gr on i Fr ie de Ne rla nd

Provincies

Opkomst % GR 2010

53

Indicator 8 Veiligheid

Maximum

129,6 16,3 71,5 0 20 40 60 80 100 120 140

Minimum

Omschrijving: Geregistreerde misdrijven per 1000 inwoners Bron: CBS Jaar: 2011 Doel: geen misdrijven
Nederland

Geregistreerde misdrijven per 1000 inwoners

Veiligheid wordt in de index uitgedrukt in aantal geregistreerde misdrijven per 1000 inwoners. Landelijk gezien is er een duidelijke afname: in 2012 zijn bijna 18% minder misdrijven geregistreerd dan in 2005. Het beeld per gemeente is gevarieerd. De grootste afname is behaald in IJsselstein, waar het aantal bijna is gehalveerd, de grootste toename is met ruim 33% te zien in Leeuwarderadeel.
Nederland
Geregistreerde misdrijven per 1000 inw.
100 95 90 85 80 75 70 65 60 55 50

laagste percentage geregistreerde misdrijven. De correlatie met het aantal inwoners is sterk en met een duidelijk stijgende trend. Er zijn echter ook bij deze indicator veel gemeenten die sterk van de gemiddelde trend afwijken.

20 0

20 0

20 0

20 0

20 0

20 1

20 1

De cijfers voor 2011 laten een verschil met een factor 8 zien tussen de gemeente Littenseradiel, die met 16 het laagste aantal en Amsterdam dat met 130 geregistreerde misdrijven per 1000 inwoners het hoogste aantal heeft. Drie provincies zitten boven het landelijk gemiddelde: Noord- en Zuid-Holland en Limburg. Friesland heeft het
54

20 1

Bron: CBS

Geregistreerde misdrijven per 1000 inwoners Eerste 10 Littenseradiel Dantumadiel Millingen aan de Rijn Grootegast Winsum Ten Boer Tubbergen Menameradiel Kollumerland en Nieuwkruisland Opsterland 16,3 22,6 23,8 24,2 24,4 24,8 25,0 25,6 25,9 25,9 Heerlen Terschelling Utrecht Arnhem Ouder-Amstel s-Gravenhage Eindhoven Rotterdam Maastricht Amsterdam Laatste 10 105,9 108,5 108,8 110,9 111,8 113,5 117,4 118,5 127,3 129,6
140

Geregistreerde misdrijven per 1000 inwoners 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland 129,6 118,5 113,5 108,8 117,4 88,0 71,5

Geregistreerde misdrijven per 1000 inw.

140 120 100 80 60 40 20 0

Geregistreerde misdrijven per 1000 inw.

120 100 80 60 40 20 0

10

100

1.000

10.000

100.000 1.000.000

408 Gemeenten

Aantal inwoners

Geregistreerde misdrijven per 1000 inw.

100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Dr en Ov the er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No U t r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg n Fr ie de r la nd Ne ge in sla nd

Provincies

Gr on

55

Indicator 9 Water

Maximum

7,0 1,0 3,6 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Minimum

Omschrijving: Biologische kwaliteit oppervlaktewater Bron: Kader Richtlijn Water Jaar: 2009 Doel: Kwaliteit Zeer goed
Nederland

Biologische kwaliteit oppervlaktewater

Voor het weergeven van de kwaliteit van het oppervlaktewater gaan we uit van de officile data van de Kader Richtlijn Water (KRW), herleid naar gemeente-niveau. Als waarde is gekozen voor de biologische kwaliteit, omdat deze het dichtst bij de mensen staat en omdat een gemeente maatregelen kan nemen die invloed op de biologische kwaliteit hebben (natuurvriendelijke oevers, beplanting, bevorderen van het voorkomen van verontreiniging e.d.). De biologische kwaliteit wordt bepaald aan de hand van de kwaliteitselementen algen, waterplanten, macrofauna en vissen. De KRW hanteert het one-out-all-out principe voor de aggregatie van deze vier elementen tot de biologische kwaliteit. Dat levert al snel een onvoldoende kwaliteit op, omdat het vaak voorkomt dat een van de kwaliteitselementen onvoldoende scoort. Voor een verdere toelichting op de waterkwaliteit zie Compendium voor de Leefomgeving. De voor deze index gebruikte data omvatten alle wateren waar metingen zijn verricht, met uitzondering van de Rijkswateren. In geen enkele gemeente is de aldus berekende kwaliteit van het oppervlaktewater zeer goed. Vier gemeenten krijgen het etiket goed: Meerssen, Rijnwaarden, Vaals en Valkenburg aan de Geul. De Bilt zit er met 6,98 net onder. In de Top-10 staan vijf gemeenten in Limburg. Desondanks vinden we de hoogste score in Flevoland. Noord- en ZuidHolland komen uit op de verreweg laagste score: een 2,2. De biologische waterkwaliteit is in die provincies onvol56

doende doordat het oppervlaktewater is ingericht op een maximale waterafvoer en berging met weinig ruimte voor een natuurlijke ontwikkeling van de biodiversiteit, zoals meanderende beken, natuurvriendelijke oevers etc. De waterkwaliteit is ook onvoldoende door de hoge concentraties aan de nutrinten stikstof en fosfor, vooral afkomstig van de intensieve landbouw; een andere bron zijn de lozingen van rioolwaterzuiveringsinstallaties. Voor vissen zijn migratiemogelijkheden van belang, die in Nederland erg beperkt zijn door vele stuwen in het hogere deel van Nederland en gemalen in het lagere deel van Nederland.

Biologische kwaliteit oppervlaktewater Eerste 10 Meerssen Rijnwaarden Vaals Valkenburg aan de Geul De Bilt Lelystad Zeewolde Gulpen-Wittem Almere Eijsden-Margraten 7,0 7,0 7,0 7,0 7,0 6,9 6,8 6,2 5,9 5,9 Maassluis Oud-Beijerland Rheden Ridderkerk Spijkenisse Velsen Vlaardingen Westland Woensdrecht Zwijndrecht Laatste 10 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0
8

Biologische kwaliteit oppervlaktewater 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland 2,2 3,1 2,8 4,8 3,5 2,8 3,6

Biologische kwaliteit oppervlaktewater

7 6 5 4 3 2 1 0 1 10 100 1.000 10.000 100.000 1.000.000

Biologische kwaliteit oppervlaktewater

8 7 6 5 4 3 2 1 0

408 Gemeenten

Aantal inwoners

Biologische kwaliteit oppervlaktewater

6 5 4 3 2 1 0
Dr en Ov the er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No U t r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg n Fr ie de r la nd Ne ge in sla nd

Provincies

Gr on

57

58

Indicator 10 Lucht
Gezonde lucht is uiteraard van levensbelang voor mens en dier en plant. Dus is ook luchtkwaliteit van belang voor een duurzame samenleving. De Europese Unie heeft normen vastgesteld voor de luchtkwaliteit. Voor Nederland zijn vooral de normen (grenswaarden) voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) belangrijk. De metingen van deze twee stoffen vormen de basis voor de indicator Luchtkwaliteit. De data zijn afkomstig van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een samenwerkingsprogramma van de Rijksoverheid en lokale overheden om de luchtkwaliteit te verbeteren ten behoeve van de volksgezondheid. Het NSL, dat van kracht is sinds 1 augustus 2009, bevat een pakket aan maatregelen waarmee overal in Nederland tijdig wordt voldaan aan de Europese grenswaarden. Daarbij is rekening gehouden met de effecten van ruimtelijke ontwikkelingen waarover binnen de looptijd van het NSL een besluit wordt genomen. Sinds 2010 vindt jaarlijks een monitoring plaats van het NSL. Daarin wordt de ontwikkeling van de luchtkwaliteit gevolgd en wordt de uitvoering van de maatregelen en projecten, die zijn opgenomen in het NSL, bijgehouden. Indien blijkt dat de doelstellingen van het NSL niet worden gehaald, kunnen extra maatregelen worden getroffen. De gehanteerde cijfers geven de jaargemiddelden per gemeente weer. Dat zijn voor bevolking gewogen gemiddelden, waarbij concentraties van NO2 resp. PM10 die voorkomen op plekken waar veel mensen wonen, zwaarder meetellen dan concentraties in dunbevolkte gebieden. Op de volgende paginas worden de data voor NO2 en PM10 beschreven.
59

Indicator 10a Luchtkwaliteit NO2


Omschrijving: Voor bevolking gewogen jaargemiddelde concentratie van NO2, in g/m3 Bron: NSL - Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Jaar: 2011 Doel: Jaargemiddelde 40 g/m NO2
3

Maximum

35,2 9,2 23,4 0 5 10 15 20 25 30


3

Minimum

Nederland

35

40

Concentratie NO2 (g/m ))

De door NSL berekende jaargemiddelden per gemeente zitten alle beneden de vastgestelde norm (zie Compendium voor de Leefomgeving). Daarmee lijkt het dat alle gemeenten aan de norm voldoen. Dat hoeft echter niet het geval te zijn, omdat alle toetspunten binnen een gemeente beneden de norm moeten zitten. De overschrijdingen voor NO2 komen vooral voor op locaties in de Randstad met veel verkeer. Om tot uitdrukking te brengen in hoeverre niet alle toetspunten binnen een gemeente aan de norm voldoen, zou een correctiefactor kunnen worden toegepast voor het aantal punten waar de norm wordt overschreden. Vanwege het geringe aantal overschrijdingen heeft dit echter geen statistische betekenis.

Op grond van prognoses voor 2015, mede gebaseerd op inschattingen van elke gemeente over het te verwachten verkeer, wordt een verdere afname van de NO2 concentraties en van het aantal overschrijdingen daarvan verwacht (zie nevenstaande grafiek). Daarbij tekent het NSL aan dat er een grote onzekerheidsmarge in de prognoses bestaat. Aangezien de berekende concentraties net onder de grenswaarde liggen, is er een aanzienlijke kans dat het nu ingeschatte aantal overschrijdingen juist groter in plaats van kleiner kan zijn.

Nederland
40 35

maximum Nederland minimum

Concentratie NO2(g/m3 )

30 25 20 15 10 5 0

11

20

20

15

Bron: NSL 60

Concentratie NO2 (g/m3) Eerste 10 Ameland Terschelling Vlieland Schiermonnikoog De Marne Eemsmond Het Bildt Texel Loppersum Ferwerderadiel 9,2 9,4 9,4 9,7 10,7 10,8 11,0 11,2 11,3 11,4 Laatste 10 Midden-Delfland Leidschendam-Voorburg Maassluis Ridderkerk s-Gravenhage Delft Vlaardingen Rijswijk (ZH.) Rotterdam Schiedam 31,7 31,9 32,2 32,7 33,0 33,6 33,7 33,7 35,1 35,2
40 35

Concentratie NO2 (g/m3) 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland 30,1 35,1 33,0 28,7 25,5 25,6 23,4

Concentratie NO2 (g/m3)

40

30 25 20 15 10 5 0 1 10 100 1.000 10.000 100.000 1.000.000

Concentratie NO2 (g/m3)

35 30 25 20 15 10 5 0

408 Gemeenten

Aantal inwoners

35

Concentratie NO2 (g/m3)

30 25 20 15 10 5 0
n Dr d en t O v he er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg en ng sla

Gr on i

Fr ie

Provincies

Ne

de

rla

nd

61

Indicator 10b Luchtkwaliteit PM10


Omschrijving: Voor bevolking gewogen jaargemiddelde concentratie van PM10, in g/m3 Bron: NSL - Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Jaar: 2011 Doel: Jaargemiddelde 40 g/m PM10
3

Maximum

28,2 17,8 25,6 0 5 10 15 20


3

Minimum

Nederland 25

30

Concentratie PM10 (g/m ))

Evenals voor NO2 geldt ook voor de concentraties van PM10 dat de berekende jaargemiddelden van alle gemeenten beneden de doelstelling liggen. Mogelijk geldt dit echter niet voor alle toetspunten binnen een gemeente. De overschrijdingen doen zich lokaal voor bij veehouderijen en in gebieden waar zich lokale fijnstofbronnen bevinden met een hoge achtergrondconcentratie. Op grond van berekeningen voor de prognoses voor 2015, verwacht het NSL een verdere afname van de PM10 concentraties, zoals aangegeven in onderstaande grafiek.
Nederland
30 25 20 15 10 5 0 maximum Nederland minimum

Concentratie PM10(g/m3 )

20 11

20 15

Bron: NSL

62

Concentratie PM10 (g/m3) Eerste 10 Vlieland Terschelling Schiermonnikoog Ameland Texel Eemsmond De Marne Het Bildt Dongeradeel Harlingen 17,8 18,4 19,3 19,4 20,1 20,3 20,4 20,5 20,7 20,8 Nederweert Nieuwegein Delft Beverwijk Velsen Utrecht Alblasserdam Amsterdam Schiedam Rotterdam Laatste 10 27,3 27,3 27,4 27,4 27,6 27,6 27,7 28,0 28,1 28,2
30 25
30

Concentratie PM10 (g/m3) 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland 28,0 28,2 27,3 27,6 26,6 26,8 25,6

Concentratie PM10 (g/m3)

Concentratie PM10 (g/m3)

28 26 24 22 20 18 16 14 12 10

20 15 10 5 0

10

100

1.000

10.000

100.000 1.000.000

408 Gemeenten

Aantal inwoners

30

Concentratie PM10 (g/m3)

25 20 15 10 5 0
n Dr d en t O v he er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg en ng sla

Gr on i

Fr ie

Provincies

Ne

de

rla

nd

63

Indicator 11 Natuur
Omschrijving: Natuurkwaliteit van de land- en wateroppervlakten in relatie tot de totale oppervlakte van de gemeente Bron: CBS, PBL, Compendium voor de Leefomgeving Jaar: 2010, of 2008 indien er geen data voor 2010 zijn Doel: 15%

Maximum

52,9 4,1 15,5 0 10 20 30 40 50 60

Minimum

Nederland

Natuurkwaliteit (land en water)

Deze indicator geeft een beeld hoeveel natuur elke gemeente heeft, zowel land als water. We houden daarbij rekening met de natuurkwaliteit van die gebieden, zoals de CBD (Convention of Biological Diversity) voorstelt. Het doel van 15% natuur komt voort uit de CBD-targets, dat in 2020 15% van de oppervlakte hersteld moet zijn, d.w.z. een kwaliteit van 100% moet hebben. De oppervlakte natuur moet dan, rekening houdend met de kwaliteit van de gebieden, tenminste 15% bedragen. In de grafieken en tabellen betekent Natuurkwaliteit 100% dat de totale oppervlakte (land en water) in de gemeente de kwaliteit zeer goed zou hebben. Voor de kwaliteit van landnatuur is, anders dan voor water, nog niet veel lokale informatie per gemeente beschikbaar. Daarom is teruggevallen op landelijk gemiddelde getallen. Hierdoor is de uiteindelijke berekening van de Natuurkwaliteit slechts een eerste benadering, die verdere verfijning behoeft. Voor elke gemeente is de oppervlakte genomen van recreatiegebied, incl. parken en plantsoenen, bos en open natuurlijk terrein, agrarisch gebied excl. glastuinbouw en binnen- en buitenwater, als % van de totale oppervlakte van de gemeente. Hierbij zijn voor de natuurkwaliteit factoren (Bron: Compendium voor de Leefomgeving, PBL) toegepast voor de gemiddelde natuurkwaliteit per soort gebied: recreatiegebied: 20% bos en open natuurlijk terrein: 40% agrarisch gebied: 5%
64

binnen- en buitenwater: de biologische kwaliteit op-

pervlaktewater conform indicator 9 Water. Met een gemiddelde natuurkwaliteit van 13% is Nederland al een eind op weg naar het doel van 15%. Het totaalbeeld wordt mede bepaald door de grote wateroppervlakten die menige gemeente langs kust en IJsselmeer heeft. De gemeente met de hoogste natuurkwaliteit is Urk, dat een groot stuk van het IJsselmeer binnen zijn grenzen heeft, met een relatief hoge biologische waterkwaliteit. Mede daardoor is Flevoland de provincie met de hoogste natuurkwaliteit. De Waddeneilanden scoren ook hoog, met name dankzij het water.

Natuurkwaliteit (land en water) Eerste 10 Lelystad Vlissingen Urk Vlieland Schiermonnikoog Den Helder Terschelling Zandvoort Rozendaal Ameland 52,9 45,5 41,9 39,9 39,2 39,1 39,1 38,9 38,0 36,7 Gouda Beek Haarlemmermeer Lansingerland Oud-Beijerland Alkmaar Veenendaal Bodegraven-Reeuwijk Leiden Hendrik-Ido-Ambacht Laatste 10 4,7 4,7 4,6 4,6 4,4 4,4 4,4 4,3 4,3 4,1
60

Natuurkwaliteit (land en water) 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland 9,2 16,7 14,5 6,4 7,4 9,7 15,5

60

Natuurkwaliteit (land en water)

50 40 30 20 10

Natuurkwaliteit (land en water)

50 40 30 20 10 0

10

100

1.000

10.000

100.000 1.000.000

408 Gemeenten

Aantal inwoners

35

Natuurkwaliteit (land en water)

30 25 20 15 10 5 0
n Dr d en t O v he er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg en ng sla

Gr on i

Fr ie

Provincies

Ne

de

rla

nd

65

66

Indicator 12 Energieverbruik
Gezien de beschikbare data voor elke gemeente, moeten we ons bij de indicator Energieverbruik beperken tot het energieverbruik van huishoudens. Deze data geven het gemiddeld jaarverbruik van elektriciteit en gas voor individuele aansluitingen van particuliere woningen weer. Dit verbruik is omgerekend naar verbruik per inwoner per jaar. Het beeld zal vertekend zijn als er in een gemeente (veel) woningen zijn aangesloten op stadsverwarming. De daarvoor benodigde energie zit ten onrechte niet in de gepresenteerde cijfers.
Nederland
1600 Elektriciteit

Menige individuele gemeente heeft een aanzienlijk ambitieuzere doelstelling, om bijvoorbeeld in 2030 klimaatneutraal te zijn, te bereiken door energiebesparing en inzet van hernieuwbare energie. Voor elke gemeente zijn data beschikbaar voor 2010 en 2011, te weinig om de ontwikkeling van het energieverbruik per gemeente te kunnen laten zien. Het CBS presenteert de verbruiksgegevens per woningtype. Voor de indicator Energieverbruik hanteren we de gemiddelden voor alle woningtypen, weergegeven in afgeronde getallen. Op de volgende paginas worden de data voor het elektriciteits- resp. het gasverbruik beschreven.

E in kWh, G in m3, per inwoner

1400 1200 1000 800 600 400 200 0 Gas

Voor Nederland geldt een niet-bindend Europees doel om van 2006 tot en met 2016 gemiddeld bijna 1% energie per jaar te besparen. Het energiebesparingstempo in Nederland bedroeg in de periode 2000 - 2010 gemiddeld 1,1 % per jaar. De nationale energiebesparing nam vanaf het begin van de economische crisis in 2008 af. In 2010 is er weer een opleving te zien (Compendium voor de Leefomgeving).
67

95 19 9 19 6 97 19 9 19 8 99 20 0 20 0 0 20 1 0 20 2 03 20 0 20 4 0 20 5 0 20 6 07 20 0 20 8 09 20 1 20 0 1 20 1 12

19

Bron: CBS

Indicator 12a Energieverbruik Electriciteit (E)


Omschrijving: Het gemiddeld huishoudelijk verbruik van elektriciteit voor individuele aansluitingen van particuliere woningen, per inwoner per jaar Bron: CBS Jaar: 2011 Doel: De minimumwaarde van 1131 kWh per inwoner per jaar

Maximum

1.871 1.131 1.445 0 500 1000 1500 2000

Minimum

Nederland

Huishoudelijk E-verbruik per inwoner (kWh/jaar)

Het elektriciteitsverbruik van huishoudens verschilt vrij sterk per gemeente. De hoogste verbruikscijfers liggen 65% boven de laagste. Opvallend is dat Amsterdam na Urk het laagste huishoudelijk elektriciteitsverbruik per inwoner heeft. De verschillen tussen provincies zijn geringer dan tussen gemeenten maar eveneens aanzienlijk. Friesland heeft het laagste huishoudelijk elektriciteitsverbruik (1371 kWh/ inwoner/jaar) en helemaal in het zuiden van het land heeft Limburg het hoogste verbruik (1593 kWh/inwoner/jaar).

68

Huish. E-verbruik per inw. (kWh/jaar) Eerste 10 Urk Amsterdam Het Bildt Groningen Utrecht Dantumadiel Gouda Dongeradeel Haarlem Reimerswaal 1131 1223 1249 1258 1261 1266 1287 1290 1299 1304 Ommen Alphen-Chaam Zandvoort Laren Maasdonk Onderbanken Westvoorne Blaricum Rozendaal Schiermonnikoog Laatste 10 1755 1757 1760 1771 1772 1790 1803 1804 1825 1871
2000 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 1

Huish. E-verbruik per inw. (kWh/jaar) 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland 1223 1320 1317 1261 1432 1403 1445

Huish. E-verbruik per inw. (kWh/jaar)

2000 1800 1600 1400 1200 1000

Huish. E-verbruik per inw. (kWh/jaar)

10

100

1.000

10.000

100.000 1.000.000

408 Gemeenten

Aantal inwoners

Huish. E-verbruik per inw. (kWh/jaar)

1600 1550 1500 1450 1400 1350 1300


n Dr d en t O v he er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg en ng sla Gr on i Fr ie de Ne rla nd

Provincies

69

Indicator 12b Energieverbruik Gas (G)


Omschrijving: Het gemiddeld huishoudelijk verbruik van gas voor individuele aansluitingen van particuliere woningen, per inwoner per jaar Bron: CBS Jaar: 2011 Doel: De minimumwaarde van 176 m per inwoner per jaar
3

Maximum

1205 176 645 0 250 500 750 1000 1250


3

Minimum

Nederland

1500

Huishoudelijk gasverbruik per inw. (m /jaar)

Bij het vergelijken van de cijfers moet rekening worden gehouden met het al dan niet aanwezig zijn van stadsverwarming. Zoals gezegd zit het energieverbruik voor de stadsverwarming niet in de cijfers per huishouden. Het verschil tussen het hoogste en het laagste verbruik is voor gas aanzienlijk groter dan voor elektriciteit. Het zal niet verbazen dat gemeenten als Purmerend, Almere en Duiven in de top 10 staan; het zijn grootgebruikers van stadsverwarming. Aan de andere kant van de ranglijst staat Schiermonnikoog op eenzame hoogte, met een gemiddeld verbruik dat bijna zeven keer zo hoog is als in Purmerend. Het gemiddelde huishoudelijk verbruik van gas per provincie ligt tussen een kleine 600 (Zuid-Holland) en 800 (Drenthe), met Flevoland als positieve uitschieter met gemiddeld nog geen 400 m3 per inwoner per jaar.

70

Huish. gasverbruik per inw. (m3/jaar) Eerste 10 Purmerend Almere Duiven Nieuwegein Westervoort Capelle aan den IJssel Utrecht Houten Pijnacker-Nootdorp Zeewolde 176 201 268 307 378 414 436 436 445 449 Laatste 10 Bloemendaal Bellingwedde Wassenaar Vlagtwedde Haren De Marne Rozendaal Blaricum Laren Schiermonnikoog 949 958 963 969 971 973 1078 1083 1090 1205
1400

Huish. gasverbruik per inw. (m3/jaar) 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland 520 473 585 436 634 460 645

Huish. gasverbruik per inw. (m3/jaar)

1400 1200 1000 800 600 400 200 0

Huish. gasverbruik per inw. (m3/jaar)

1200 1000 800 600 400 200 0

10

100

1.000

10.000

100.000 1.000.000

408 Gemeenten

Aantal inwoners

Huish. gasverbruik per inw. (m3/jaar)

900 800 700 600 500 400 300 200 100 0


n Dr d en t O v he er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg en ng sla Gr on i Fr ie de Ne rla nd

Provincies

71

Indicator 13 Hernieuwbare energie

Maximum

35.947 0 312 0 10.000 20.000 30.000 40.000

Minimum

Omschrijving: Productie van hernieuwbare elektriciteit Bron: Klimaatmonitor Jaar: 2011 Doel: 16% hernieuwbare energie in 2023
Nederland

Productie hernieuwbare E (kWh/inw.)

Vrijwel elke gemeente stelt zich ten doel om het gebruik van hernieuwbare energie aanzienlijk te verhogen, soms ver boven de (huidige) landelijke doelstelling van 16% in 2023. Met 4,42 % in 2012 (CBS) is er nog een lange weg te gaan. In onderstaande grafiek staat de doelstelling op eenzame hoogte. In de grafiek ontbreekt de EU-doelstelling, waaraan ook Nederland zich heeft gecommitteerd, van 20% in 2020, meer en eerder dan de huidige landelijke doelstelling.
Nederland
18

particuliere huishoudens 12.358 kWh per inwoner. Als dit geheel uit de elektriciteitsproductie moet komen, vergt dit bij een doel van 16% hernieuwbare energie jaarlijks 1977 kWh per inwoner aan hernieuwbare elektriciteit. 19 gemeenten voldoen nu al aan deze doelstelling, 389 zitten daar onder, soms ver daaronder. Gemiddeld zitten de gemeenten nu op 1/6 van het vereiste niveau. Flevoland, Groningen Zeeland en Friesland zijn koplopers met cijfers ver boven het landelijk gemiddelde, alle andere provincies zitten daar onder of zelfs ver daar onder.

Verbruik hernieuwbare energie in % totaal energieverbruik

16 14 12 10 8 6 4 2 0

doelstelling 2023

Door het ontbreken van data van het gebruik van hernieuwbare energie per gemeente, hebben we de productiecijfers moeten gebruiken. In 2011 bedroeg het energieverbruik dat een gemeente min of meer direct kan benvloeden het eigen gebruik en het gebruik door
72

9 19 0 9 19 2 94 19 96 19 98 20 00 20 02 20 04 20 06 20 08 20 10 20 1 20 2 14 20 16 20 18 20 2 20 0 22

19

Bron: CBS

Productie hernieuwbare elektriciteit in kWh/inwoner Eerste 10 Eemsmond Zeewolde Noord-Beveland Harlingen Renkum Hollands Kroon Dronten Moerdijk Delfzijl Tholen 35.947 16.673 8.471 5.969 5.615 5.520 5.143 4.939 4.808 3.208 Laatste 10 Capelle aan den IJssel Geldrop-Mierlo Beverwijk Blaricum Maasdonk Mook en Middelaar Oostzaan Rozendaal Scherpenzeel Urk 1 1 1 0 0 0 0 0 0 0

Productie hernieuwbare elektriciteit in kWh/inwoner 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland
3.000

170 626 4 25 69 85 312

Productie hernieuwbare E (kWh/inw.)

2.500 2.000 1.500 1.000 500 0

Productie hernieuwbare E in kWh/inw.

6000 5000 4000 3000 2000 1000 0

<6.000kWh per inwoner

405 Gemeenten

405

10

100

1.000

10.000

100.000 1.000.000

Aantal inwoners

Productie hernieuwbare E in kWh/inw.

2500 2000 1500 1000 500 0


n Dr d en t O v he er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg en ng sla Gr on i Fr ie de Ne rla nd

Provincies

73

Indicator 14 Consumptie

Maximum

783 73 267 0 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000

Minimum

Omschrijving: Niet-hergebruikt huishoudelijk afval Bron: CBS / Afvalmonitor Jaar: 2011 Doel: 100 kg per inwoner
Nederland

Niet-hergebruikt afval (kg per inwoner)

Het consumptiepatroon van mensen heeft grote invloed op de mogelijkheid om een duurzame samenleving te bereiken en te behouden. Het meten daarvan is evenwel makkelijker gezegd dan gedaan. Voor landen, met name de rijke landen, zijn data op landelijk niveau beschikbaar, ook al geven ook die slechts een beperkt beeld. Landelijk is ook de Ecologische Voetafdruk als benadering van het niveau van consumptie beschikbaar. Voor gemeenten zijn er echter geen vergelijkbare gegevens voorhanden. Een benadering is wel te maken door te kijken wat we weggooien. De totale hoeveelheid ingezameld huishoudelijk afval per inwoner is voor elke gemeente bekend (zie 14a. Huishoudelijk afval). Door dit cijfer te combineren met het scheidingspercentage van het totale (grof + fijn) huishoudelijk afval (zie 14b. Hergebruik) weten we welke hoeveelheid afval per inwoner er wordt weggegooid, zonder dat er verder iets nuttigs mee wordt gedaan. Dat gaat dus als grondstof verloren. Hooguit wordt het verbrand en wordt er energie uit gewonnen. De doelstelling voor deze indicator zou natuurlijk 0 moeten zijn: alles wordt hergebruikt, er gaan geen grondstoffen verloren. (Dan vergeten we nu maar dat hergebruik niet zonder meer betekent dat er geen grondstoffen verloren gaan.) Een doelstelling van 0 kg niet-hergebruikt afval is vooralsnog onhaalbaar. We hanteren daarom nogal arbitrair een doelstelling van 100 kg niet-hergebruikt afval
74

per inwoner. Die doelstelling is realistisch: 11 gemeenten voldoen daar nu al aan. Geen enkele provincie haalt de doelstelling van 100 kg per inwoner nu al. Wel zitten 8 van de 12 provincies op of onder het landelijk gemiddelde. Vier provincies, Zuid-Holland, Noord-Holland, Zeeland en in geringe mate Utrecht, halen het landelijk gemiddelde flink omhoog.

Niet-hergebruikt afval (kg per inwoner) Eerste 10 Groesbeek Boekel Druten Millingen aan de Rijn Cuijk Boxmeer Sint Anthonis Grave Mill en Sint Hubert Zundert 73 78 82 82 84 84 85 86 93 Eemsmond Zandvoort s-Gravenhage Krimpen aan den IJssel Capelle aan den IJssel Rotterdam Terschelling Schiermonnikoog Vlieland 78 Texel Laatste 10 392 393 399 400 405 431 433 451 721 783
900

Niet-hergebruikt afval (kg per inwoner) 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland 390 433 400 313 244 276 267

Niet-hergebruikt afval (kg per inwoner)

800 700 600 500 400 300 200 100 0 1 10 100 1.000 10.000 100.000 1.000.000

Niet-hergebruikt afval (kg huish. per inwoner) Scheidings % fijn + grof afval

900 800 700 600 500 400 300 200 100 0

408 Gemeenten

408

Aantal inwoners

Niet-hergebruikt afval (kg per inw.)

350 300 250 200 150 100 50 0


n Dr d en t O v he er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg en ng sla Gr on i Fr ie de Ne rla nd

75

Indicator 14a Huishoudelijk afval


Omschrijving: Totale hoeveelheid ingezameld fijn en grof huishoudelijk afval (in kg per inwoner) Bron: CBS / Afvalmonitor Jaar: 2011 Doel: 250 kg per inwoner

Maximum

1949 302 534 0 250 500 750 1000 1250 1500 1750 2000

Minimum

Nederland

Huishoudelijk afval in kg per inwoner

De ingezamelde hoeveelheid huishoudelijk afval per inwoner is in Nederland tussen sinds 1993 toegenomen, met een lichte daling vanaf 2007.
Nederland
600

als we de beide uitschieters Schiermonnikoog en Vlieland (gemeenten met veel toeristen en vakantiegangers) buiten beschouwing laten is er nog altijd sprake van een factor drie tussen de laagste (Staphorst, 302 kg/inwoner) en de hoogste (Veere, 979 kg/inwoner; ook veel toeristen). Vooral Zeeland, maar ook Friesland en Drenthe laten hoge cijfers voor de ingezamelde hoeveelheid huishoudelijk afval zien.

totaal huish. afval (kg per inwoner)

500 400 300 200 100 0

93

95

97

99

01

03

05

07

09 20

19

19

19

19

20

20

20

20

Bron: afvalmonitor

De doelstelling van 250 kg per inwoner is eveneens nogal arbitrair gekozen omdat dit een ambitieuze maar ook haalbare doelstelling is. Gelet op de ontwikkelingen in de tijd, behoort een verdere verlaging van het huidige minimum van 302 kg per inwoner tot de mogelijkheden. Kijken we naar de data per individuele gemeente dan blijkt er een factor zes tussen het hoogste en het laagste aantal kilos afval per inwoner te zitten: 302 kg/inwoner in Staphorst en 1949 kg/inwoner in Schiermonnikoog. Ook
76

20

11

Huishoudelijk afval in kg per inwoner Eerste 10 Staphorst Putten Deurne Zwartewaterland Renswoude Bergeijk Olst-Wijhe Ermelo Oostzaan Kampen 302 312 315 318 329 346 348 371 374 378 Coevorden Woensdrecht Schouwen-Duiveland Terschelling Noord-Beveland Reimerswaal Sluis Veere Vlieland Schiermonnikoog Laatste 10 791 797 820 835 880 900 973 979 1.283 1.949
2500

Huishoudelijk afval in kg per inwoner 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland 448 522 465 474 542 484 533

Huishoudelijk afval in kg per inwoner

Huishoudelijk afval in kg per inwoner

2000

2000 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0

1500

1000

500

408 Gemeenten

408

10

100

1.000

10.000

100.000 1.000.000

Aantal inwoners

Huishoudelijk afval in kg per inwoner

800 700 600 500 400 300 200 100 0


n Dr d en t O v he er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg en ng sla Gr on i Fr ie de Ne rla nd

Provincies

77

Indicator 14b Hergebruik


Omschrijving: Het percentage van de totale hoeveelheid ingezameld fijn en grof huishoudelijk afval dat wordt gescheiden Bron: CBS / Afvalmonitor Jaar: 2011 Doel: 60% in 2015

Maximum

88 13 57 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Minimum

Nederland

Scheidings % fijn + grof huishoudelijk afval

De hoeveelheid afval dat wordt hergebruikt wordt bepaald door de totale hoeveelheid afval en het scheidingspercentage. Zoals gezegd wil het scheiden van afval nog niet zeggen dat er geen grondstoffen verloren gaan en dat het opnieuw gebruiken van de grondstoffen geen extra energie vergt. Het is wel een belangrijke stap in een duurzame richting. De data van de Afvalmonitor laten een stijging van het scheidingspercentage van huishoudelijk afval in Nederland zien van 46% in 2000 tot 50% in 2011. Op basis van de data per individuele gemeente hebben we een scheidingspercentage voor geheel Nederland berekend van bijna 57%. Indien dit laatste percentage juist is, is Nederland een eind op weg naar de landelijk vastgelegde doelstelling van 60% afvalscheiding in 2015.
Nederland
Scheidings % fijn + grof huish. afval 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0

Het scheidingspercentage van huishoudelijk afval varieert enorm tussen de gemeenten: van 13% in Amsterdam tot 88% in Boekel. Er is een duidelijke correlatie met het aantal inwoners per gemeente. Amsterdam, Den Haag en Rotterdam zijn bij deze sub-indicator de hekkensluiters. Relateren we de scheidingspercentages aan de bevolkingsdichtheid van gemeenten, dan blijkt er een statistisch significante correlatie te zijn. Deze wordt nog duidelijker als we de gemeenten met een bijzonder lage bevolkingsdichtheid buiten beschouwing laten. Van de provincies zitten er qua hergebruik zes onder en zes boven het landelijk gemiddelde.

10

100 1.000 Bevolkingsdichtheid (inw/ha)

10.000

78

Scheidings % fijn + grof huish. afval Eerste 10 Boekel Boxmeer Grave Mill en Sint Hubert Sint Anthonis Cuijk Zundert Groesbeek Druten Millingen aan de Rijn 88 87 87 87 87 86 85 84 82 82 Den Helder Leiden Zandvoort Diemen Capelle aan den IJssel Schiedam Vlaardingen Rotterdam s-Gravenhage Amsterdam Laatste 10 31 31 30 29 27 25 24 17 14 13
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 1

Scheidings % fijn + grof huish. afval 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland 13 17 14 34 55 43 57

Scheidings % fijn + grof huish. afval

100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0

Scheidings % fijn + grof huish. afval

408 Gemeenten

408

10

100

1.000

10.000

100.000 1.000.000

Aantal inwoners

Scheidings % fijn + grof huish. afval

80 70 60 50 40 30 20 10 0
n Dr d en t O v he er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg en ng sla Fr ie de Ne rla nd

Provincies

Gr on i

79

Indicator 15 Jeugdwerkloosheid
Omschrijving: Percentage niet-werkende werkzoekende jongeren van 16 t/m 22 jaar Bron: Verwey-Jonker Instituut Jaar: 2010 Doel: 0%

Maximum

5,8 0 1,4 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Minimum

Nederland

Werkloosheid jongeren 16-22 jaar

Het CBS presenteert werkloosheidsdata per gemeente, maar daarin ontbreken nog veel gegevens. Daarom zijn die gegevens nu nog niet bruikbaar voor de GDI. Voor data van jeugdwerkloosheid, uitgesplitst naar gemeente, baseren we ons op de gegevens van het VerweyJonker Instituut, zoals gepubliceerd in Kinderen in Tel, Databoek 2012. De meest recente data zijn van 2010. Sindsdien is in het algemeen de jeugdwerkloosheid toegenomen, zoals te zien is in de landelijke cijfers die het CBS presenteert. De CBS data betreffen het aantal jongeren van 15-25 jaar dat werkloos is. De leeftijdsgrens is dus een andere dan het Verwey-Jonker Instituut gebruikt.
Nederland
Werkloze jongeren (in % werkzame beroepsbevolking)
5 4 3 2 1 0

De 10 slechtst presterende gemeenten zijn allemaal gemeenten langs de Zuid- en de Oostgrens van Nederland. Van de provincies zitten Utrecht, Noord-Holland, Gelderland, Noord-Brabant en Zuid-Holland (iets) onder het landelijk gemiddelde. Drenthe heeft, evenals in 2009, de hoogste jeugdwerkloosheid.

80

01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08 20 09 20 10 20 11 20 12 20 13 2e

20

Bron: CBS

kw .

Werkloosheid jongeren 16-22 jaar Eerste 10 Ameland Baarle-Nassau Beemster Bergambacht Blaricum Giessenlanden Graft-De Rijp Haarlemmerliede en Spaarnwoude Korendijk Lopik 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Laatste 10 Menterwolde Harlingen Terneuzen Emmen Hoogeveen Veendam Heerlen Oldambt Hulst Pekela 3,3 3,4 3,4 3,8 3,9 3,9 4,2 5,1 5,2 5,8
7%

Werkloosheid jongeren 16-22 jaar 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland 1,3 2,0 1,9 0,8 1,7 2,1 1,4

Werkloosheid jongeren 16-22

7 6 5 4 3 2 1 0

Werkloosheid jongeren 16-22 jaar

6% 5% 4% 3% 2% 1% 0%

10

100

1.000

10.000

100.000 1.000.000

408 Gemeenten

Aantal inwoners

3,0

Werkloosheid jongeren 16-22

2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0


n Dr d en t O v he er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg en ng sla

Gr on i

Fr ie

Provincies

Ne

de

rla

nd

81

82

Indicator 16 Financile weerbaarheid


Omschrijving: De verhouding Eigen Vermogen/Vreemd Vermogen van een gemeente met een correctie voor de hoogte van het OZB-tarief. In welke mate kan een gemeente tegenvallers en langdurige tegenwind opvangen, zonder dat er ernstige financile problemen ontstaan? Uit het oogpunt van ontwikkeling naar een duurzame samenleving is dit een belangrijke vraag. Het antwoord op deze vraag geeft inzicht in de mate waarin een gemeente zelf beslissingen kan blijven nemen over de besteding van de gelden en dus ook over de mate waarin blijvend aandacht aan relevante onderwerpen van duurzaamheid kan worden besteed. Er is geen algemeen erkende maat voor de financile weerbaarheid van een gemeente. In overleg met deskundigen op dit terrein hebben we gekozen voor twee elementen: 1. De verhouding tussen het Eigen Vermogen en het Vreemd Vermogen (EV/VV). 2. Het gemiddelde OZB-tarief. De verhouding EV/VV is een algemeen erkende indicator, die aangeeft hoe sterk de financile positie van een gemeente is en in welke mate zij aan haar financile verplichtingen kan voldoen. Hoe hoger de ratio, hoe sterker de financile positie. Daarnaast is het belangrijk om te zien in hoeverre een gemeente in staat is om zo nodig haar inkomsten te vergroten. Hiervoor wordt vaak naar de onbenutte belastingcapaciteit gekeken. Het belangrijkste onderdeel hiervan is het OZB-tarief. Het tweede element van de indicator Financile weerbaarheid is daarom het gemiddelde OZB-tarief in een gemeente. Naarmate dit lager is, zijn er meer mogelijkheden tot verhoging en dus tot versterking van de financile weerbaarheid.

Beide sub-indicatoren worden samengevoegd tot de indicator Financile weerbaarheid. Daarbij telt de subindicator EV/VV drie keer zo zwaar als de sub-indicator OZB-tarief. Gehanteerde begrippen: 1. Eigen vermogen. Het eigen vermogen omvat de algemene reserve, de bestemmingsreserves en het resultaat van de exploitatie na bestemming. Het resultaat na bestemming wordt het saldo van de rekening genoemd. Bestemming betreft het geheel van toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves. 2. Vreemd vermogen Het balanstotaal minus het totaal aan eigen vermogen. 3. Het gemiddelde OZB-tarief Het gemiddelde OZB-tarief is het gemiddelde tarief voor woningen (eigenaren en niet eigenaren) en niet-woningen, berekend uit de opbrengst van de OZB (Onroerend Zaak Belasting).

83

Indicator 1 Ratio EV/VV Organic Farming Eerste 10


Hillegom 7,5 Gouda

Ratio EV/VV Laatste 10 0,1 0,1 0,1 0,1 0,0 0,0 0,0 -0,1 Nederland
8 7 6 5

Amsterdam

Maximum

200.000+ gemeenten

14,4

0,9 0,3 0,7

Giessenlanden 5,6 Nuenen, Gerwen en Nederwetten Omschrijving: % personen in particuliere huishoudens met een Waalre 4,5 Hengelo inkomen lager dan 105% van het sociaal minimum Someren 4,4 Gemert-Bakel Bron: CBS Brielle 4,4 Haaksbergen Jaar: 2010 Vlagtwedde Doel: 0% Huizen Baarle-Nassau 4,2 4,0 3,8 Apeldoorn Brummen Heerenveen

Rotterdam Minimum 's-Gravenhage Utrecht Nederland Eindhoven Tilburg


0 2

2,3 7,0 4 6 8 10 12 14

0,5
16 0,5

% personen inkomen <105% soc. min.

2,8 0,6

Elk mens moet in de3,7 omgeving waar hij of zij leeft, in -0,1 Midden-Delfland Boarnsterhim de basisbehoeften kunnen voorzien. Daarvoor worden -0,1 Dalfsen 3,6 Beuningen verschillende normen gehanteerd. Het CBS publiceert statistieken van de lage-inkomensgrens en van het sociaal minimum (het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de 8 politieke 7 besluitvorming is vastgesteld), het SCP gebruikt de budgetbenadering. Om het transparant en eenvoudig 6 te houden gaan we uit van een inkomen lager dan 105% 5 4 sociale minimum. van het 3 Van 2000 tot 2011 varieert het landelijke cijfer van het % 2 personen met een inkomen tot 105% van het sociaal mi1 sterk, tussen 6,3 en 7,8%. Het landelijke cijfer voor nimum 0 2010 (6,7%) wijkt af van het cijfer zoals berekend vanuit -1 de gemeentelijke cijfers (7,0%). Gemeentelijke cijfers over 408 Gemeenten 2011 zijn nog niet gepubliceerd.
Ratio EV/VV

Ratio EV / VV

4 3 2 1 0 -1 1 10 100 1.000 10.000 100.000 1.000.000

Aantal inwoners

Nederland
% personen inkomen < 105% soc. min.
9 8

1,2 1,0

6 5 4 3 2 1 0

Ratio EV/VV

0,8 0,6 0,4 0,2 0,0


n Dr d en t O v he er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg en ng sla

Gr on i

Fr ie

84

20 0

0 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08 20 09 20 10 20 11

Ne

de

rla

nd

Indicator 16a inkomen < 105% soc. min. % personen Verhouding Eerste 10 EV/VV Laatste 10
Rozendaal 2,3 Schiedam 9,8 10,2 10,4 10,5 11,4 11,6 12,0 12,8 Hardinxveld-Giessendam 2,8 Kerkrade Omschrijving: De verhouding Eigen Vermogen/Vreemd Montfoort 2,8 Enschede Vermogen Molenwaard 2,8 Arnhem Bron: CBS Zoeterwoude 2,9 Groningen Jaar: 2011 Edam-Volendam 3,1 Heerlen Doel: Hoogste van Nederland Houten 3,2 s-Gravenhage Scherpenzeel 3,2 Vaals

% pers. inkomen <105% soc.min. Amsterdam


Maximum

200.000+ gemeenten

7,5

14,1 14,4 12,0

Rotterdam Minimum 's-Gravenhage Utrecht Nederland Eindhoven Tilburg Nederland


90 80 70
-2

-0,1 0,6 -1 0 1 2 3 4 5 6 7

7,9
8 8,4

Ratio EV / VV

8,3 7.0

% personen inkomen <105% soc. min.

14 12

Opkomst % GR 2010

De ratio EV/VV laat een grote Castricum 3,3 spreiding Amsterdamzien. Voor 3 ge-14,1 meenten hetgeen betekent dat deze Oldebroek is deze zelfs negatief, 3,3 Rotterdam 14,4 gemeenten een negatief Eigen Vermogen hebben. De grote steden schommelen rond het landelijke gemiddelde, 16 met Tilburg als positieve uitschieter. Ook de verschillen tussen provincies zijn groot. De ratio 10 voor Noord-Brabant is bijna het dubbele van het gemiddelde 8 in Nederland.
6 4 2 0

60 50 40 30 20 10 0 1 10 100 1.000 10.000 100.000 1.000.000

408 Gemeenten

Aantal inwoners

% personen inkomen <105% soc. min.

10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Dr en Ov the er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg ge nd in sla Fr ie de Ne rla nd n

Provincies

Gr on

85

Indicator 16b OZB-tarief

Maximum

0,243 0,041 0,116 0,00 0,05 0,10 0,15 0,20 0,25 0,30

Minimum

Omschrijving: Het gemiddelde OZB-tarief Bron: Ministerie BZK, Directie Bestuur, Democratie en Financin Jaar: 2011 Doel: Laagste van Nederland
Nederland

Gemiddeld OZB-tarief

De spreiding van het gemiddelde OZB-tarief is aanzienlijk kleiner dan van de ratio EV/VV. Het gemiddelde tarief van 271 gemeenten is lager dan het tarief (0,1201) dat geldt als n van de toelatingseisen voor artikel 12 van de Financile verhoudingswet, waarbij een gemeente onder financieel toezicht van het Rijk wordt geplaatst. Hierbij is geen rekening gehouden met een eventuele onderdekking bij het riool- en reinigingsrecht. 137 gemeenten hebben een gemiddelde tarief dat hoger is dan de art. 12 grens. Noord-Brabant, Noord-Holland en Utrecht zitten onder het landelijk gemiddelde tarief en hebben dus de meeste ruimte voor verhoging van het OZB-tarief.

86

Gemiddeld OZB-tarief Eerste 10 Koggenland Bussum Texel Huizen Heiloo Renswoude Westerveld Geldermalsen Groesbeek De Ronde Venen 0,041 0,048 0,048 0,059 0,062 0,067 0,075 0,075 0,075 0,076 Groningen Appingedam Arnhem Oldambt Leiden Lelystad Delfzijl Sittard-Geleen Nijmegen Eemsmond Laatste 10 0,201 0,202 0,204 0,208 0,214 0,215 0,223 0,224 0,241 0,243
0,30 0,25

Gemiddeld OZB-tarief 200.000+ gemeenten Amsterdam Rotterdam 's-Gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Nederland 0,097 0,179 0,103 0,134 0,103 0,106 0,116

Gemiddeld OZB-tarief

0,30

0,20 0,15 0,10 0,05 0 1

Gemiddeld OZB-tarief

0,25 0,20 0,15 0,10 0,05 0,00

10

100

1.000

10.000

100.000 1.000.000

408 Gemeenten

Aantal inwoners

0,18 0,16

Gemiddeld OZB-tarief

0,14 0,12 0,10 0,08 0,06 0,04 0,02 0


n Dr d en t O v he er ijs Fle sel vo Ge land ld er la nd No Ut r or ec dht H Zu oll id an -H d ol la nd Z ee No la or nd dBr ab an Lim t bu rg en ng sla Gr on i Fr ie de Ne rla nd

87

88

Deel 3 Bijlagen

Notulen B&W-vergadering Wakkerstad dd 28 januari 2014


Burgemeester: Laat ik beginnen met een ongewoon ingekomen stuk. Het gaat over een nieuwe gemeentelijke duurzaamheidsindex. Het is nogal beknopt, er staat een griezelig spinnenweb in met een korte toelichting er bij. Secretaris, jij hebt voor ons allemaal een kopie gemaakt. Kijk dit is het. Als ik het goed begrijp wil het spinnenweb ons duidelijk maken hoe we er als gemeente voor staan op het gebied van duurzaamheid.
Wakkerstad
Financile weerbaarheid Jeugdwerkloosheid Consumptie Hernieuwbare energie Energieverbruik Natuur Lucht Water Minima Onderwijs Sociale zekerheid Gender gelijkheid Gezondheid Sport Burgerparticipatie Veiligheid

Het spinnenweb bevat 16 onderwerpen, die blijkbaar iets zeggen over duurzaamheid. Wat moeten we hier mee? Hebben we hier iets aan? Wethouder Van Trommelen: Gaat het over duurzaamheid? Daar doen we al meer dan genoeg aan. Wethouder Jankovic: Je hebt gelijk, Pieter. We besteden best veel aandacht aan duurzaamheid, in ieder geval in onze College vergaderingen. Maar laten we eens kijken of we hier iets mee kunnen? Heb jij enig idee, Henk? Secretaris: Ik heb er al even naar kunnen kijken. Het spinnenweb is een leuk ding, dat ons in een oogopslag laat zien waar onze prioriteiten moeten liggen.
90

Wethouder Van Trommelen: Dat mag je mij dan uitleggen. Secretaris: Kijk maar eens goed naar het spinnenweb. Als we het op alle onderwerpen helemaal goed doen, dan moet het hele spinnenweb tot de rand gevuld zijn. Op een paar onderwerpen zijn we blijkbaar al een aardig eind op weg. Kijk maar eens naar Sport, belangrijk voor de gezonde mens, waar we bijna aan de rand zitten. Als ik het zo zie, krijgen we daar een ruime 9 voor. Of naar Consumptie en ook wel Jeugdwerkloosheid. Wethouder Duursema: Goed om te zien dat er een aantal positieve punten is. Maar kijk ook eens naar de onderwerpen waar we bar slecht scoren, zoals Hernieuwbare Energie, of Gezondheid, Water en ook Financile Weerbaarheid. Blijkbaar hebben we daar nog een hele weg te gaan voordat we een duurzame gemeente zijn. Burgemeester: En dat willen we wel. Niet alleen omdat de Raad die wens nog niet zo lang geleden heeft uitgesproken, ook omdat ik het belangrijk vind. En bovendien is het mijn taak om een duidelijke visie te hebben op de toekomst van onze gemeente. Wethouder Jankovic: Zeker, zeker, helemaal mee eens, burgemeester. En ik zie nog wel een paar onderwerpen waar we nog eens goed naar moeten kijken. Hier, Onderwijs. Weet je wat daarmee wordt bedoeld, Henk? Secretaris: Ja, dat geeft het percentage voortijdig schoolverlaters weer. Wethouder Van Trommelen: En wat dachten jullie van Veiligheid, of hier, Natuur, dat scoort nog iets lager. Ik vind het allemaal reuze boeiend, maar wat kunnen we daar als gemeente aan doen? We kunnen toch moeilijk van onze gemeente n groot natuurgebied maken? En bovendien is er geen geld. Burgemeester: Maar we hoeven het ook niet allemaal zelf te doen. We mogen ons gelukkig prijzen met een bloeiend gemeenschapsleven en veel particuliere initiatieven. Daar moeten we dus gebruik van maken. Ik stel voor om de secretaris te vragen om voor de volgende

Collegevergadering een lijstje te maken met een aantal praktische voorstellen. Secretaris: Ik verwachtte die vraag al, burgemeester, en heb me daar dus al op voorbereid. Hier is een eerste voorstel, ik heb voor jullie allemaal een kopie gemaakt. Burgemeester: Dankjewel, Henk. Jij bent tenminste voortvarend en duurzaam bezig. Wil je je lijstje toelichten? Secretaris: Graag. Ik heb een paar suggesties die m.i. op korte termijn uitvoerbaar zijn. Om te beginnen de hernieuwbare energie. Wethouder Van Trommelen: Nee h, nu niet weer beginnen met windmolens. Secretaris: Jullie weten dat hier nu een lokale energiecoperatie wordt opgericht. Dat gebeurt dus al. Daar hoeven wij als bestuur geen initiatief in te nemen. Maar wat we wel kunnen doen is de kersverse coperatie aanbieden om tijdelijk in het gemeentehuis kantoor te houden of in ieder geval te vergaderen. En we kunnen eens kijken welke daken we als gemeente beheren en of daar zonnepanelen op kunnen worden gelegd. En speciaal voor de wethouder Financin: laten we maar eens goed kijken wat we zelf nog meer aan energiebesparing kunnen doen, naast de lantaarns met dimlicht en de led verlichting op de fietspaden. En het lijkt mij geweldig om in onze wekelijkse paginas in de Wakkere Koerier ruim baan te geven aan informatie en voorlichting over hernieuwbare energie. Burgemeester: Dat zijn nuttige suggesties. En verder? Secretaris: Als tweede heb ik op mijn lijstje Gezondheid gezet. Ik vind het wel raar dat we hoog scoren bij Sport en blijkbaar toch veel volwassenen en kinderen met overgewicht hebben. Maar goed, we kunnen met de GGD bespreken of er vanuit die hoek meer aandacht aan gegeven kan worden, we kunnen met de sportverenigingen gaan praten of zij speciale programmas voor bewegen kunnen opzetten, we kunnen met scholen praten over het beleid rond frisdrankautomaten en zo. Afijn, ik zie best veel mogelijkheden zonder dat dat ons als gemeente veel extra geld kost. Maar waarschijnlijk wel

gezondheidswinst oplevert. En als derde punt heb ik op mijn lijstje staan Water. Ik heb al op de website van deze index gekeken. Met Water bedoelen ze de biologische kwaliteit van het oppervlaktewater. Ik vind eerlijk gezegd dat we daar best zorg voor hebben. We werken goed samen met het waterschap en hebben een vast programma om alle grachten en sloten schoon te maken. Jullie weten zelf hoeveel troep daar iedere keer uitkomt. Maar misschien kunnen we wel meer doen. Dan moeten we denken aan natuurvriendelijke oevers bij onze watergangen. Misschien is een gesprek met onze landbouwers over het gebruik van bestrijdingsmiddelen nu nog te moeilijk voor ons, maar we kunnen wel met het waterschap overleggen wat we gezamenlijk kunnen bereiken. Wethouder Duursema: Wat gaat ons dat kosten, Henk? Burgemeester: De vraag is vooral wat het ons oplevert. Maar je hebt gelijk, Marjolein, we moeten het wel kunnen betalen. Wethouder Jankovic: Ik zie in het spinnenweb niks over mobiliteit en daar zijn best nog veel mogelijkheden voor verdere verduurzaming. We hebben nu een strak netwerk van fietspaden. We zouden ook het autodelen kunnen stimuleren. Of met de winkeliers om tafel gaan zitten en de hele logistiek van bevoorrading van de winkels eens goed tegen het licht houden. Misschien moeten we de laad- en losfaciliteiten langs de havenkade verbeteren om het vervoer per schip te bevorderen. Wethouder Van Trommelen: Wat gaan we doen met sociale zekerheid? Als we daar hoger willen scoren, zal het aantal uitkeringen omlaag moeten. Nu, daar moeten we toch al intensief mee aan de slag, met dank aan het Rijk. Wethouder Duursema: Ik wil als portefeuillehouder graag ook meer aandacht besteden aan de financile weerbaarheid van de gemeente. Maar dat is niet zo gemakkelijk. We zijn nu vooral bezig met het hoofd boven water te houden en te zien dat we geen artikel 12 gemeente worden.

91

Burgemeester: Ik ben blij dat je dat aanroert, Marjolein. Daar moeten we het maar een keer apart over hebben. Het feit dat we daar naar kijken is al belangrijk en het moet toch mogelijk zijn om daar ook wat meer aan te doen, meer nog dan we al doen? Wethouder Duursema: Ik denk het wel, burgemeester, al doen we nu inderdaad al veel. Te veel denk ik soms wel eens. Maar het zal niet met grote stappen gaan. En ik ben er van overtuigd dat maatregelen zoals we die nu bespreken ook leiden tot lagere kosten voor de gemeente. Dus dat helpt ook mee. Wethouder Jankovic: Ondertussen zit ik naar het spinnenweb te kijken. Burgerparticipatie, daar doen we het ook niet al te best, terwijl we hier juist een bloeiend gemeenschapsleven hebben. Burgemeester: Stop, stop. De secretaris begon met een lijstje met drie punten. We hebben er nu al heel wat meer. Straks passen we niet eens meer in het spinnenweb. Dat kan nooit duurzaam zijn. Ik stel voor dat we de secretaris vragen om een iets uitgewerkte maar toch vooral beknopte lijst te maken zodat we daar de volgende vergadering een besluit over kunnen nemen. We kunnen het dan nog deze maand aan de Raad voorleggen. Zijn er verder nog belangrijke agendapunten, secretaris? O ja, by the way, heb je ook gekeken op welke plaats Wakkerstad staat? Secretaris: Natuurlijk, burgemeester. Maar ik vrees dat ik u moet teleurstellen. We staan op plaats 306 van de 408 gemeenten. Burgemeester: Dan stel ik voor dat jullie, want dat kan ik natuurlijk niet doen, straks in het nieuwe collegeprogramma opnemen dat Wakkerstad over 4 jaar op plaats 250 staat. Hoger mag ook.

92

Ranglijst gemeenten naar GDI-scores


Aa en Hunze Aalburg Aalsmeer Aalten Achtkarspelen Alblasserdam Albrandswaard Alkmaar Almelo Almere Alphen aan den Rijn Alphen-Chaam Ameland Amersfoort Amstelveen Amsterdam Apeldoorn Appingedam Arnhem Assen Asten Baarle-Nassau Baarn Barendrecht Barneveld Bedum Beek Beemster Beesel Bellingwedde Bergambacht Bergeijk Bergen (L.) Score Rangnr 5,2 245 5,6 129 5,3 191 6,2 18 4,7 328 4,9 296 5,1 265 4,7 336 3,9 393 4,9 302 4,9 297 5,1 267 6,0 34 4,9 298 5,4 164 3,7 397 5,1 253 4,3 369 4,0 390 4,4 365 5,6 102 6,1 26 5,3 215 4,7 339 5,7 90 5,2 240 5,1 249 5,2 241 5,8 62 4,2 381 5,7 92 5,7 93 5,5 136

Bergen (NH.) Bergen op Zoom Berkelland Bernheze Bernisse Best Beuningen Beverwijk Binnenmaas Bladel Blaricum Bloemendaal Boarnsterhim Bodegraven-Reeuwijk Boekel Borger-Odoorn Borne Borsele Boskoop Boxmeer Boxtel Breda Brielle Bronckhorst Brummen Brunssum Bunnik Bunschoten Buren Bussum Capelle aan den IJssel Castricum Coevorden Cranendonck Cromstrijen Cuijk Culemborg Dalfsen Dantumadiel

5,0 283 4,7 330 5,1 262 5,8 66 4,7 343 5,6 125 4,9 301 4,1 386 5,2 236 5,7 97 5,0 284 5,1 260 5,3 205 5,0 281 5,5 134 5,1 268 5,0 292 5,9 47 5,2 227 5,7 81 5,0 282 4,6 346 4,9 309 5,8 55 5,2 234 4,3 370 5,6 119 5,4 159 5,9 42 5,2 233 4,0 388 5,6 115 4,8 312 5,7 77 5,7 86 5,8 54 5,1 251 6,6 5 5,5 145
93

De Bilt De Marne De Ronde Venen De Wolden Delft Delfzijl Den Helder Deurne Deventer Diemen Dinkelland Doesburg Doetinchem Dongen Dongeradeel Dordrecht Drechterland Drimmelen Dronten Druten Duiven Echt-Susteren Edam-Volendam Ede Eemnes Eemsmond Eersel Eijsden-Margraten Eindhoven Elburg Emmen Enkhuizen Enschede Epe Ermelo Etten-Leur Ferwerderadiel Franekeradeel Gaasterln-Sleat
94

5,3 209 5,5 152 5,5 132 5,7 84 4,6 349 4,7 342 3,9 394 5,4 168 4,7 331 4,5 355 5,6 109 5,1 259 4,9 307 5,1 272 5,5 135 4,5 356 5,7 73 5,8 58 6,1 25 5,7 79 5,7 83 5,1 270 5,1 263 5,3 183 5,3 193 4,7 338 5,7 74 5,6 124 4,3 371 5,9 40 3,7 398 5,1 261 3,9 391 5,5 131 6,2 19 5,2 223 5,8 68 5,7 101 6,3 11

Geertruidenberg Geldermalsen Geldrop-Mierlo Gemert-Bakel Gennep Giessenlanden Gilze en Rijen Goeree-Overflakkee Goes Goirle Gorinchem Gouda Graft-De Rijp Grave Groesbeek Groningen Grootegast Gulpen-Wittem Haaksbergen Haaren Haarlem Haarlemmerliede en Spaarnwoude Haarlemmermeer Halderberge Hardenberg Harderwijk Hardinxveld-Giessendam Haren Harlingen Hattem Heemskerk Heemstede Heerde Heerenveen Heerhugowaard Heerlen Heeze-Leende Heiloo Hellendoorn

5,1 255 5,3 190 5,3 212 5,9 49 5,4 169 6,2 17 5,4 177 5,8 57 4,6 350 5,1 257 4,4 366 4,5 358 6,1 29 5,7 80 5,6 130 4,4 360 5,4 171 5,3 204 5,1 256 5,8 63 4,2 384 5,3 200 4,8 315 5,2 230 5,3 184 5,5 143 5,3 213 5,5 151 5,2 224 5,6 121 5,4 175 5,3 206 5,6 104 5,0 289 5,1 274 3,0 408 5,9 48 5,4 179 5,4 166

Hellevoetsluis Helmond Hendrik-Ido-Ambacht Hengelo Het Bildt Heumen Heusden Hillegom Hilvarenbeek Hilversum Hof van Twente Hollands Kroon Hoogeveen Hoogezand-Sappemeer Hoorn Horst aan de Maas Houten Huizen Hulst IJsselstein Kaag en Braassem Kampen Kapelle Katwijk Kerkrade Koggenland Kollumerland en Nieuwkruisland Korendijk Krimpen aan den IJssel Laarbeek Landerd Landgraaf Landsmeer Langedijk Lansingerland Laren Leek Leerdam Leeuwarden

4,6 344 4,2 380 4,4 363 4,4 362 6,1 23 5,5 138 5,5 142 5,8 60 6,0 37 5,0 285 5,7 87 6,0 38 4,1 387 4,4 367 4,9 306 5,5 137 5,6 106 6,3 14 3,5 403 5,1 273 5,0 276 5,4 161 6,2 16 5,7 75 3,6 402 6,3 12 5,5 147 5,4 170 4,2 385 6,0 32 5,7 95 4,8 313 4,8 316 5,4 167 4,9 308 4,8 322 4,8 320 4,9 311 4,3 378

Leeuwarderadeel Leiden Leiderdorp Leidschendam-Voorburg Lelystad Lemsterland Leudal Leusden Lingewaal Lingewaard Lisse Littenseradiel Lochem Loon op Zand Lopik Loppersum Losser Maasdonk Maasdriel Maasgouw Maassluis Maastricht Marum Medemblik Meerssen Menameradiel Menterwolde Meppel Middelburg Midden-Delfland Midden-Drenthe Mill en Sint Hubert Millingen aan de Rijn Moerdijk Molenwaard Montferland Montfoort Mook en Middelaar Muiden

5,6 112 4,5 359 4,8 321 4,7 329 4,6 348 4,8 326 5,5 149 6,1 31 5,3 194 5,4 172 5,7 85 6,2 21 5,5 133 5,5 144 6,6 6 4,8 318 4,8 324 5,2 238 4,9 300 6,5 7 4,4 364 4,4 361 5,6 128 5,6 120 5,3 187 5,8 59 3,8 396 5,0 277 5,0 290 6,1 27 5,2 244 6,4 9 5,3 185 5,7 72 5,6 122 5,3 207 5,3 192 5,4 158 5,6 118
95

Naarden Neder-Betuwe Nederlek Nederweert Neerijnen Nieuwegein Nieuwkoop Nijkerk Nijmegen Noord-Beveland Noordenveld Noordoostpolder Noordwijk Noordwijkerhout Nuenen, Gerwen en Nederwetten Nunspeet Nuth Oegstgeest Oirschot Oisterwijk Oldambt Oldebroek Oldenzaal Olst-Wijhe Ommen Onderbanken Oost Gelre Oosterhout Ooststellingwerf Oostzaan Opmeer Opsterland Oss Oud-Beijerland Oude IJsselstreek Ouder-Amstel Ouderkerk Oudewater Overbetuwe
96

5,5 154 5,7 88 5,2 220 5,8 56 5,2 225 4,9 303 5,6 110 5,7 91 4,3 376 5,4 178 5,0 294 6,1 22 5,3 198 5,6 108 5,2 218 6,2 15 5,2 216 5,2 222 6,3 13 5,1 258 3,3 406 5,4 163 5,2 235 5,5 141 5,3 182 5,0 295 5,6 114 5,5 155 5,3 181 5,3 196 6,1 24 5,2 229 4,8 314 5,1 271 5,3 203 5,8 64 5,7 76 5,9 51 5,6 117

Papendrecht Peel en Maas Pekela Pijnacker-Nootdorp Purmerend Putten Raalte Reimerswaal Renkum Renswoude Reusel-De Mierden Rheden Rhenen Ridderkerk Rijnwaarden Rijnwoude Rijssen-Holten Rijswijk Roerdalen Roermond Roosendaal Rotterdam Rozendaal Rucphen Schagen Schermer Scherpenzeel Schiedam Schiermonnikoog Schijndel Schinnen Schoonhoven Schouwen-Duiveland s-Gravenhage s-Hertogenbosch Simpelveld Sint Anthonis Sint-Michielsgestel Sint-Oedenrode

5,0 278 5,6 123 3,2 407 5,2 221 4,0 389 6,3 10 6,0 35 5,8 67 5,7 78 6,0 39 5,5 150 5,2 246 5,3 188 4,7 341 5,1 269 6,0 36 5,6 111 3,8 395 5,8 65 4,5 357 4,9 304 3,5 404 5,8 52 5,1 250 5,9 50 5,5 148 6,5 8 3,5 405 4,3 373 5,6 116 5,2 232 5,2 219 4,9 305 3,6 401 4,5 353 5,3 214 6,8 3 5,7 100 5,8 61

Sittard-Geleen Skarsterln Sliedrecht Slochteren Sluis Smallingerland Soest Someren Son en Breugel Spijkenisse Stadskanaal Staphorst Stede Broec Steenbergen Steenwijkerland Stein Stichtse Vecht Strijen Sdwest-Frysln Ten Boer Terneuzen Terschelling Texel Teylingen Tholen Tiel Tilburg Tubbergen Twenterand Tynaarlo Tytsjerksteradiel Ubbergen Uden Uitgeest Uithoorn Urk Utrecht Utrechtse Heuvelrug Vaals

4,2 383 6,2 20 5,2 226 4,8 323 4,3 372 4,8 317 5,6 113 6,7 4 6,1 30 3,7 400 4,5 351 6,9 2 5,0 275 5,3 201 5,2 217 5,0 286 5,2 237 5,7 82 5,7 89 5,8 53 4,3 377 4,7 335 4,3 375 5,8 69 5,3 197 4,5 354 4,9 299 5,7 98 5,4 173 5,7 71 5,1 247 5,9 45 5,0 291 5,3 208 5,2 243 6,0 33 4,6 347 5,5 153 4,7 327

Valkenburg aan de Geul Valkenswaard Veendam Veenendaal Veere Veghel Veldhoven Velsen Venlo Venray Vianen Vlaardingen Vlagtwedde Vlieland Vlissingen Vlist Voerendaal Voorschoten Voorst Vught Waalre Waalwijk Waddinxveen Wageningen Wassenaar Waterland Weert Weesp Werkendam West Maas en Waal Westerveld Westervoort Westland Weststellingwerf Westvoorne Wierden Wijchen Wijdemeren Wijk bij Duurstede

5,4 174 4,7 337 4,3 368 5,2 242 5,6 127 5,5 139 5,1 248 5,0 288 4,7 340 5,1 264 5,4 176 3,7 399 4,8 319 4,8 325 4,3 379 5,9 46 5,3 210 5,4 162 5,4 165 5,6 107 6,1 28 5,3 195 5,3 189 5,4 180 5,0 279 5,5 140 5,0 287 5,1 254 5,7 99 5,6 126 5,2 239 5,3 186 5,2 228 4,7 332 4,5 352 5,7 94 5,0 280 5,4 157 5,3 202
97

Winsum Winterswijk Woensdrecht Woerden Wormerland Woudenberg Woudrichem Zaanstad Zaltbommel Zandvoort Zederik Zeevang Zeewolde Zeist Zevenaar Zoetermeer Zoeterwoude Zuidhorn Zuidplas Zundert Zutphen Zwartewaterland Zwijndrecht Zwolle

5,6 105 4,7 334 4,9 310 5,6 103 5,1 252 5,8 70 5,7 96 4,2 382 5,1 266 3,9 392 5,4 160 5,5 156 7,1 1 5,3 199 5,3 211 4,6 345 5,9 43 5,9 44 5,2 231 5,5 146 5,0 293 5,9 41 4,3 374 4,7 333

98

Geraadpleegde bronnen Een selectie


Giesbers, Henriette (projectleider). Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, RIVM. Nationale Atlas Volksgezondheid 2011. Hoekman, Remco; Hoenderkamp, Karin; Poel, Hugo van der. Sportaccommodaties in beeld, Utrecht / Nieuwegein: Mulier Instituut / Arko Sports Media, 2013. Merens, Ans (SCP); Hartgers, Marijke (CBS); Brakel, Marion van den (CBS). Emancipatiemonitor 2012. Sociaal en Cultureel Planbureau / Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag 2012. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Contactpersonen Ruud Smeets en Joep Severens. Staat van het Bestuur 2012. Den Haag, 2012. Steketee, Majone e.a. Kinderen in Tel. Databoek 2012, Kinderrechten als basis voor lokaal jeugdbeleid, VerweyJonker Instituut, 2012. Zanten, Margreet van, e.a.. Monitoringsrapportage NSL 2012. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Afvalmonitor http://afvalmonitor.databank.nl/Default.aspx?cat_ open=Gemeentelijk%20niveau/Ingezamelde%20 hoeveelheden%20en%20scheidingspercentages%20 huishoudelijk%20afval CBS Statline http://www.cbs.nl/nl-nl/menu/cijfers/statline/zelf-tabellenmaken/default.htm

Compendium voor de leefomgeving http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/ Convention on Biodiversity Strategic Plan 2011 - 2020 http://www.cbd.int/doc/strategic-plan/2011-2020/AichiTargets-EN.pdf Duurzaamheidsindex Amsterdam http://www.amsterdam.nl/gemeente/organisatie-diensten/ dienst-ruimtelijke/nieuws/2012/amsterdam-publiceert/ Energie databank http://senternovem.databank.nl/Quickstep/qsBasic. aspx?sel_guid=641da270-bae9-40a4-a913-3b21376109af Fair Trade gemeenten http://fairtradegemeenten.nl/gemeente/zoek/all.html Gemeentelijke herindelingen http://home.kpn.nl/pagklein/gemhis.html Global City Indicators facility http://www.cityindicators.org/ Green city index http://www.siemens.com/entry/cc/en/greencityindex.htm ICLEI Local Governments for Sustainability http://www.iclei.org/ Kader Richtlijn Water http://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/wetgevingbeleid/kaderrichtlijn-water/ Kennisplatform verkeer en vervoer: KpVV Dashboard duurzame en slimme mobiliteit http://kpvvdashboard.blogspot.nl/?m=1

99

Kiesraad https://www.kiesraad.nl/artikel/gr-gemeenteraad Klimaatmonitor http://www.klimaatmonitor.databank.nl/ Klimaatverbond Nederland http://www.klimaatverbond.nl/ Lokaal klimaatbeleid http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/lokaal_ klimaatbeleid/ Lokale duurzaamheidsmeter http://www.duurzaamheidsmeter.nl/LDM Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) http://www.infomil.nl/onderwerpen/klimaat-lucht/ luchtkwaliteit/nsl Rabobank Monitor Duurzaamheid Van welvaart naar welzijn https://www.rabobank.com/ Richtlijn Sportdeelname Onderzoek (RSO) http://www.mulierinstituut.nl/projecten/ monitoringprojecten.html Rotterdamse duurzaamheidsmonitor 2011 Investeren in duurzame groei. Gemeente Rotterdam. http://www.rotterdam.nl/Stadsontwikkeling/ Document/010Duurzaam/ Duurzaamheidsmonitor_2011_%20DEF.pdf STAR Community Rating System http://www.starcommunities.org/rating-system

Sustainable Cities United Nations Sustainable Development Knowledge Platform http://sustainabledevelopment.un.org/index. php?menu=1510 Sustainable Cities McKinsey & Company http://www.mckinsey.com/client_service/sustainability/ expertise/sustainable_cities TEEB The Economics of Ecosystems and Biodiversity http://www.groenkennisnet.nl/Pages/ GroenloontmetTEEBstad.aspx?utm_ source=feedburner&utm_medium=feed&utm_campaign=F eed%3A+GroenKennisnetNieuws+%28Groen+Kennisnet+Ni euws%29

100

Anda mungkin juga menyukai