Anda di halaman 1dari 10

Erasmus Universiteit Rotterdam

Faculteit Bedrijfskunde Vakgroep Financieel Management

Examennummer:

Naam:

Handtekening:

Management Accounting basisdoctoraal


Vrijdag 19 maart 2004 9:30 uur - 12:30 uur

Dit is een gesloten boek tentamen. Het gebruik van een rekenmachine zonder datamogelijkheden is toegestaan. Dit tentamen bestaat uit 6 genummerde bladzijden. Indien u onvoldoende ruimte heeft in het daartoe bestemde antwoordenkader, schrijf dan het antwoord op de tegenoverliggende lege pagina en geef duidelijk aan om welke opgave het gaat. Als u blijft steken bij een bepaalde opgave, ga dan verder met de volgende opgave, zodat u niet teveel tijd verliest. Indien om een motivatie of berekening wordt gevraagd, dan wordt het totale aantal punten slechts toegekend als een juiste motivatie of berekening wordt gegeven. Lever het tentamen als n geheel in, losse blaadjes worden niet geaccepteerd. Schrijf duidelijk leesbaar. Veel succes!

Opgave 1 Correctie 1 Correctie 2

Opgave 2

Eindcijfer = score/13

Opgave 1

80 punten

Monty Roberts is een bijzondere paardentemmer, die in zijn werkzaamheden uitgaat van vrijwilligheid en niet van dwang. Met behulp van deze vredelievende methode temt hij ieder paard, zelfs wilde mustangs. Reacties van ongelovigen en sceptici hebben Monty doen besluiten in te gaan op een verzoek van een televisiemaatschappij om een documentaire te maken van het temmen van de mustang Shy Boy. In 1995 worden de voorbereidingen getroffen, zoals het schrijven van het script, het vinden van acteurs (en paarden) en het bepalen van de settings. In 1996 vindt het filmen plaats en wordt de film gemonteerd. Begin 1997 wordt de film op band gezet voor vertoning in de bioscopen. Als de film eind 1997 is uitgedraaid in de bioscopen, wordt hij vanaf 1998 verkocht aan andere televisiezenders. Vanaf 1998 wordt de film op DVD en video gezet en verkocht. Met betrekking tot het bovenstaande zijn de volgende kosten geraamd: Kostenonderdeel 1995: voorbereidingen 1996: filmen en monteren 1997: banden maken + promotie voor bioscopen 1998 t/m 2009: productie DVDs 1998 en 1999: productie videos Geraamde opbrengsten en bijkomende kosten: 1. 2. 3. De opbrengst van de verkoop van de film aan de bioscopen over 1997 bedraagt $ 5.000.000. De geraamde opbrengst van de filmverkoop aan andere televisiezenders bedraagt $ 100.000 per jaar, gedurende 20 jaar. Voor 1998 en 1999 wordt een productie en verkoop van 100.000 DVDs en 50.000 videos per jaar verwacht. Vanaf het jaar 2000 wordt de productie van videos gestopt en wordt de productie en verkoop van DVDs geschat op 20.000 per jaar gedurende 10 jaar. Een DVD wordt verkocht voor $ 15, een video voor $ 10. De bijkomende marketingkosten bedragen $ 0,25 voor zowel een DVD als een video. Geraamde kosten ($) 1.000.000 8.000.000 300.000 5.000 per jaar + 0,50 per DVD 2.500 per jaar + 0,90 per video

Alle ingaande en uitgaande kasstromen vinden plaats aan het einde van ieder jaar. Vraag 1 Bereken de payback time (de terugverdientijd) van deze investering. Antwoord: Berekening: jaar 10 punten

Management Accounting 19 maart 2004

Vraag 2

10 punten

Wat is de Net Present Value (NPV), oftewel de netto contante waarde van de investering, bij een Required Rate of Return (RRR) (= disconteringsvoet) van 10%? De formule voor de contante waarde is: Pn = 1 / (1 + r)n De formule voor de contante waarde van een annuteit is: Pn = 1/r [1 (1 / (1 + r)n)] Antwoord: Berekening:

Vraag 3 Bepaal de verwachte totale winst (of het verlies) over de gehele levenscyclus van de film Shy Boy. Antwoord: Berekening:

10 punten

Management Accounting 19 maart 2004

Vraag 4

10 punten

Stel dat een levenscyclus analyse gebruikt zou worden ten behoeve van milieuaspecten m.b.t. het maken van de film (en de DVDs en videos). Welke activiteiten/ kosten zouden dan verder kunnen worden meegenomen, waar we nu geen rekening mee hebben gehouden? Noem tenminste twee voorbeelden en licht deze kort toe. Antwoord:

Over het eerste kwartaal van 2000 zijn in werkelijkheid 6.000 DVDs geproduceerd, waarvan er 5.000 zijn verkocht tegen een verkoopprijs van $ 14. De verwachte en tevens normale productie bedraagt 5.000 DVDs per kwartaal. Naast de $ 5.000 vaste kosten per jaar wordt per kwartaal $ 25.000 voor afschrijvingskosten (over de investering in de film) aan de DVDs toegerekend. Er was begin 2000 geen voorraad. Vraag 5 10 punten

Vul de onderstaande winst- en verliesrekening verder in op basis van Absorption Costing (integrale kosten). Neem alleen de opbrengsten en de kosten van de DVDs mee.

1e kwartaal 2000 - DVDs


Revenues Cost of goods sold: Opening stock Variable manufacturing costs Fixed manufacturing costs Cost of goods available for sale Closing stock Total cost of goods sold (at standard) Adjustment for manufacturing variances Gross margin Marketing costs: Variable marketing costs Operating profit

Management Accounting 19 maart 2004

Vraag 6

10 punten

De werkelijke productie en verkoop over heel 2000 bedragen 21.000 DVDs tegen een gemiddelde verkoopprijs van $ 14. Bepaal de veiligheidsmarge in %. Ga er van uit dat er geen voorraad is. Rond af op hele percentages. Antwoord: Berekening:

Vraag 7

10 punten

Bepaal de sales volume variance (het verkoopvolumeverschil) en de flexible budget variance (het verkoopprijsverschil) m.b.t. de verkoop van DVDs over 2000. Vermeld of het een positief of negatief verschil betreft. Antwoord: Berekening:

Vraag 8

10 punten

Stel dat er een speciale order komt vanuit een ander land. Tegen welke prijs kan deze order geleverd worden als de onderneming capaciteit over heeft en er geen gevaar bestaat voor prijsvervuiling? Geef een prijs of een range aan waarbinnen de prijs kan vallen, zodanig dat er extra winst wordt gemaakt. (De variabele kosten blijven gelijk.) Antwoord: Berekening:

Management Accounting 19 maart 2004

Opgave 2

(meerkeuzevragen)

50 punten

Geef het meest juiste antwoord aan op het bijgevoegde antwoordvel. Slechts n antwoord is mogelijk. Vraag 1 Stelling 1: Stelling 2: a b c d Iedere methode die wordt gebruikt om gezamenlijke kosten (joint costs) toe te rekenen naar producten, is in zekere mate arbitrair. Joint costs dienen beheerst te worden op totaalniveau en niet op productkostprijs-niveau.

Stelling 1 en stelling 2 zijn beiden juist Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist Stelling 1 en stelling 2 zijn beiden onjuist

Vraag 2 Stelling 1: Stelling 2: Bij het gebruiken van activity-based costing hoeft geen keuze meer gemaakt te worden tussen de direct, de step-down of de reciprocal method om ondersteunende kosten te alloceren. Als activity-based costing voor de eerste keer in een organisatie wordt ingevoerd en de organisatie voor die tijd de opslag (mark-up) methode gebruikte, dan zullen producten die in kleine hoeveelheden worden vervaardigd veelal een lagere kostprijs krijgen dan voorheen.

a b c d

Stelling 1 en stelling 2 zijn beiden juist Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist Stelling 1 en stelling 2 zijn beiden onjuist

Vraag 3 Stelling 1: Een onderneming gebruikt hetzij een job costing systeem hetzij een process costing systeem ten behoeve van de (product)kostprijsbepaling. Combinaties van deze twee methoden zul je in de praktijk weinig tegen komen. De drie hoofdredenen om kosten te alloceren zijn: 1) voorraad- en winstbepaling, 2) prijsbepaling en 3) sturing en beheersing.

Stelling 2:

a b c d

Stelling 1 en stelling 2 zijn beiden juist Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist Stelling 1 en stelling 2 zijn beiden onjuist

Vraag 4 Stelling 1: De reciprocal methode is de meest nauwkeurige methode om ondersteunende kosten door te belasten. De methode kan echter verwarrend werken, omdat de doorbelaste kosten per ondersteunende afdeling hoger zijn dan de eerstverdeelde (eigen) kosten van die afdeling. Een onderneming met een lage veiligheidsmarge is minder flexibel dan een vergelijkbare onderneming met een hoge veiligheidsmarge, vanwege de verhouding tussen de vaste kosten en de totale kosten.

Stelling 2:

a b c d

Stelling 1 en stelling 2 zijn beiden juist Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist Stelling 1 en stelling 2 zijn beiden onjuist

Management Accounting 19 maart 2004

Vraag 5 Het verschil tussen directe en indirecte kosten wordt niet specifiek bepaald door: a b c d De omvang van de kosten in kwestie Het relevante gebied (the relevant range) De beschikbare informatie - theorien Het operationele proces

Vraag 6 Welke van de volgende aannames zijn niet van belang voor het onderscheid tussen variabele en vaste kosten? a b c d De periode Het bestaan van slechts een enkele cost-driver Contractuele verplichtingen De totale kosten zijn lineair

Vraag 7 Gezamenlijke kosten (joint costs) kunnen over producten worden verdeeld door middel van de volgende methoden: a b c d De Net Realizable Value method, de Physical Measure method, en de Relative Sales Value method De Weighted-average method, de FIFO-method, en de Standard Costing method Zowel a als b Geen van beiden

Vraag 8 De indeling van kwaliteitskosten in prevention, appraisal, internal failure en external failure costs kan ook worden gebruikt voor milieukosten. In dat geval wordt reputatieschade als gevolg van milieuvervuiling gerekend tot de: a b c d Prevention costs Appraisal costs Internal failure costs External failure costs

Vraag 9 Welke van de volgende punten zal waarschijnlijk niet optreden als gevolg van de invoering van een 'just-in-time productiesysteem? a b c d Lagere investeringen in voorraad- en productieruimte Lagere handlingkosten van voorraden Lagere kosten doordat de productie minder vaak stil komt te liggen Lagere inkoopkosten

Vraag 10 Een manager van een investeringscentrum is verantwoordelijk voor: a b c d Winst en investeringen Investeringen Omzet en investeringen Kosten en investeringen

- einde tentamen -

Management Accounting 19 maart 2004

Shy Boy FC / I $ 1.000.000 $ 8.000.000 $ $ 5.000 2.500 $ $ $ 300.000 0,50 0,90 VC

Kostenonderdeel

1995 1996 1997 1998 e.v. 1998 e.v.

Voorbereidingen Filmen en monteren Banden maken + promotie voor bioscoop Productie DVDs Productie videos

Geraamde opbrengsten en bijkomende kosten: $ 5.000.000 $ 100.000 100.000 50.000 Een DVD wordt verkocht voor $ 15, een video voor $ 10. 20.000 Bijkomende marketingkosten zijn $ 0,25 per DVD of video. Opbrengsten

1997 1998-2017 1998-1999 2000-2009

Bioscopen Jaarlijkse verkoop aan televisiezenders Jaarlijkse verkoop DVD's en videos Jaarlijkse verkoop DVD's

1. 1995 1996 1997 1998 1999 2000 1.000.000 8.000.000 300.000 140.000 140.000 20.000 $ $ $ $ 5.000.000 2.100.000 2.100.000 400.000

Kosten $ $ $ $ $ $

Netto cashflows $ -1.000.000 $ -8.000.000 $ 4.700.000 $ 1.960.000 $ 1.960.000 $ 380.000

CUM CFs Years $ -1.000.000 $ -9.000.000 $ -4.300.000 $ -2.340.000 $ -380.000 $ -

0 1 2 3 4 5

Kosten $ $ $ $ $ 5.000.000 2.000.000 2.000.000 100.000 300.000

2. 1995 1996 1997 1998 1999 1998-2017 2000-2009 Totale NPV 9.780.000 $ 14.000.000 $ 4.220.000

Opbrengsten 1.000.000 8.000.000 300.000 $ 140.000 $ 140.000 $ $ 20.000 $

Netto cashflows $ -1.000.000 $ -8.000.000 0,9091 $ 4.700.000 0,8264 $ 1.860.000 0,7513 $ 1.860.000 0,6830 $ 100.000 8,5136 $ 280.000 6,1446

Discounted CFs $ -1.000.000 $ -7.272.727 $ 3.884.298 $ 1.397.446 $ 1.270.405 0,8264 $ 703.600 0,6830 $ 1.175.110 $ 158.131

3.

4.

Afval, uitval, energieverbruik (totaal en uitgesplitst in duurzame en niet duurzame energie), milieubelasting door verpakkingen en gebruik niet duurzame grondstoffen (plastics, chemicalien), transport. 6.000 5.000 (ook normale productie) $ 26.250 $ 5,25 per DVD

5.

Productie DVD's Verkoop DVD's Vaste kosten

Shy Boy

$ $ $ 3.000 $ 31.500 $ 34.500 $ 5.750 $ 28.750 $ $ 46.500 $ 1.250 $ 45.250 5.250

Revenues Cost of goods sold: Opening stock Variable manufacturing costs Fixed manufacturing costs Cost of goods available for sale Closing stock Total cost of goods sold (at standard) Adjustment for manufacturing variances Gross margin Marketing costs: Variable marketing costs Operating profit 70.000

6. 7.925 62%

Vaste kosten = 4 * $ 25.000 + $ 5.000

BEP = FC / CM = $ 105.000 / ($ 14 - $ 0,75) =

Veiligheidsmarge = (21.000 - BEP) / 21.000 =

7. $ 15.000 $ -21.000 $ -6.000

Sales-volume variance: = (21.000 - 20.000) * $ 15 Flexible budget variance: = ($ 14 - $15) * 21.000

Check

8.

Verkoopprijs kan tegen marginale kosten, dus alles wat hoger is dan $ 0,75 geeft extra winst. Marge: $ 0,75 - $ 14.

2. MC

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

a d c a b d a d d a

Anda mungkin juga menyukai