Anda di halaman 1dari 21

Uit het boek WRAAKGEVOELENS

KATJA SURINGA

Door Beb Suringa

Intense woede kolkt als kokende lava door mijn lichaam. In explosies moet het eruit. Dood moet hij, enorm dood. Antoon (heden) Ik bevind mij in een ruimte vol warme kleuren, die mij in een goede stemming brengen. Het daglicht komt van twee kanten de kamer binnen. Ik voel me rustig worden. Thuis is alles chaos, hier staat alles op zijn plaats. Een ouderwets theelichtje voorkomt dat de verse kruidenthee afkoelt, twee glazen staan al klaar. Ik ben alleen met Antoon. Hoewel ik heb besloten om nooit meer bang te zijn, ben ik het wel. Ik voel argwaan. Mijn vertrouwen in mensen is geslonken, tot ver onder het nulpunt gedaald. Terwijl ik tegenover Antoon zit, voel ik hoe verkrampt ik ben, geen spiertje in mijn gezicht verlaat zijn plek, als in was verzonken. De aangename sfeer in deze kamer omsingelt mijn denken, dit voelt goed, mijn voelsprieten staan immers op waakstand. Antoon heeft een warme stem, bedenk ik, terwijl hij de geurige thee inschenkt. De vloerbedekking voelt zacht onder mijn voeten, er heerst volmaakte rust in een wereld van onvolmaakte zielen. Ik weet dat ik mensen niet meer in hun ogen kijk. Ook Hans, mijn man, niet. Fotos van Katja, mijn dochter, neem ik niet cht waar, haar ogen zijn te moeilijk. Mijn geest worstelt met pijnen, verdriet en een oneindige stroom van gedachten die rondgaan in mijn hoofd. Antoon maakt makkelijk contact. Zijn persoonlijke benadering, zijn liefdevolle aandacht, wint mijn vertrouwen in hem. Langzaam durf ik me open te stellen. Er is geen klinische kille afstand die een goede verbinding in de weg staat. Antoon en ik mediteren op verbondenheid, dit doen we via oogcontact. Het is nieuw voor mij en niet eenvoudig. Langzaam maar zeker vindt er een verschuiving plaats in de manier waarop ik de dingen zie, beleef. Katja (verleden) Met licht gekriebel tegen mijn buikwand, als gefladder van een vlinder, laat ons kindje mij weten dat zij in mij is. Ik voel dit voor de
2

eerste keer. Dit gelukkig samenzijn bewaar ik die avond voor mijzelf. Mijn wangen gloeien van vreugde. Hans weet nog van niets. Het is december 1974. Negen maanden zijn we een twee-eenheid. Samen slapen, samen wandelen, samen werken, samen dansen. Zij hoort mij ritmisch ademen, het kloppen van mijn hart, mijn stem, soms fluisterend, soms zingend. Ons kindje, een meisje, maar dat weet ik dan nog niet. Verlangt zij naar mij en Hans, zoals wij naar haar verlangen? Hans en ik zijn elkaar tegengekomen in de trein naar Noorwegen. Met een grote groep jongeren, allemaal begin twintig, gingen we in februari 1972 naar de wereldkampioenschappen schaatsen in Oslo, waar Ard Schenk voor de derde keer op rij de titel won. De vrolijke, rustige uitstraling van Hans voelde direct vertrouwd. Op zijn lange wat krullende zwarte haren raakte ik smoorverliefd. Bij hem vond ik de rust waar ik zo naar hunkerde. Ik sta in de zonnige huiskamer van ons nieuwe huis in Amersfoort en leg mijn hand waar ongeveer haar hoofdje moet zitten. Het voelt als een stevig bal, weggezakt tussen mijn benen, mijn lange broek zit niet meer op zijn plek. Met een onstuitbaar verlangen kijk ik naar ons kindje uit. Het kan niet lang meer duren, droom ik voor mij uit. Haar brede schouders zitten in de weg, zegt de verloskundige. Ik moet het tempo van het persen verlagen. Ze vertelt ons niet dat de navelstreng om haar halsje zit. Het is 28 mei 1975. Onze prachtige dochter Katja wordt geboren. Ze heeft donzige bakkenbaarden, een ronde toet die een beetje blauw lijkt en een bijna kaal hoofd, de voorbode voor haar blonde krullen. Hans en ik huilen van geluk, nu zij niet meer in maar op mijn warme buik ligt. Zij voelt hetzelfde moederhart kloppen. Onze liefde is onmetelijk. Enkele weken na Katjas geboorte word ik ziek. Ik blijf haar intens knuffelen, hoewel mijn gevoel is gesmoord. Mijn wereld tuimelt voor de eerste maal, ik ben ten einde raad. Hoe kan dit nu toch met mij gebeuren? De bevalling is een feest geweest, wij hebben een mooi kindje, waarom ben ik zo verdrietig? Ik heb een postnatale depressie, zo blijkt, een herschikking van wat geweest is. Gelukkig kan ik mijn zuivere gevoelens vertalen. Ik schrijf alles over Katja en
3

ons gezinnetje op. Fotos uit die tijd en de blauwe pennenstreken zijn vruchten die voor altijd zoet zullen blijven. Katja is een levenslustig kind, altijd lekker vies, altijd scheuren in haar kleding. Zij is amper twee jaar als zij over het tuinhekje klimt. Ze negeert barricades die haar vader aanbrengt. Ze komt waar ze wil zijn en Katja wil alles. Ze is creatief en slim, muzikaal en sportief, ze leeft en beleeft. Tot haar tweentwintigste zit ze bij de scouting. Met carnaval tip ik haar gezonde blozende wangen nog eens extra rood. Ze draagt een boerenkiel, een luciferdoosje houdt de punten van haar rode zakdoek bijeen. Haar olijke gezicht nodigt mij uit om op haar pas gestifte lipjes een dikke zoen te geven. Wat is het toch een heerlijk kind, besef ik liefdevol. Paarden zijn haar grote liefde. Tijdens fietstochten moeten we vaak afstappen, omdat Katja weer een paard ziet dat geaaid en gezoend moet worden. Zij gaat naar maneges en krijgt een eigen verzorgpaard op een boerderij. Als in n nacht slapen het puberen binnensluipt, wordt zij opstandig. Ze houdt haar stijfkoppigheid langer vol dan ik gewend ben. Hoewel ik weet dat dit zou komen, verschijnt het zo onverwacht als de eerste barenswee. De overgang naar de middelbare school valt niet mee, ze heeft het zwaar. De moeilijke jaren, waarin ik een aantal keren ziek was, trekken een wissel op haar. Ze sluit vriendschappen. Op vrijdagmiddag hangt de hele vriendenclub na een drukke schoolweek bij ons in de banken. Ze drinken warme thee of een glas fris en Hans kookt een pasta. Wij genieten van het huis vol jonge mensen. Dorothe is n van hen. Al snel wordt duidelijk dat Katja anders dan ons wil zijn. Ze toont haar eigen kwaliteiten, ze wil geen kloon zijn. Ze neemt de volle ruimte om zich te ontwikkelen tot wie ze is. Als ze zestien jaar is, breekt er iets. Ze huilt bijna elke dag, de huisarts verwijst haar door naar een psycholoog. Ze mist veiligheid, denk ik. De eerste jaren van haar leven zijn te zwaar geweest, vermoed ik. In de holte van mezelf wil ik haar het liefste terugnemen, beschermen, zoals ik dit eerder negen maanden lang kon doen. Je wilt als ouder dat je kind gelukkig is, geen verdriet
4

heeft. Katja, Hans en ik voeren lange gesprekken. Uit testen blijkt dat zij voor haar leeftijd sociaal zeer sterk ontwikkeld is. We hoeven ons geen zorgen te maken. Katja zal een krachtige persoonlijkheid worden, vertrouwt de psycholoog ons toe, een vrouw met veel mogelijkheden. Katja bewijst, hoogstpersoonlijk, zijn gelijk. Eenmaal volwassen kiest ze een creatief beroep, ze wil zelf iets maken met haar mooie handen. Het wordt de opleiding Grafisch Vormgeven in Utrecht. Dt is wat ik wil, zegt ze na de eerste dag. Dorothe (verleden) Dorothe is n van Katjas allerbeste vriendinnen, sinds haar dertiende. Ze is anderhalf jaar ouder, maar kleiner van postuur. Als ze thee drinkt, omsluiten haar fijne vingers de warme beker op een speciale manier. Hans en ik mogen haar graag. Dorothe is een open meisje. Moeiteloos knokt zij zich boven de vriendengroep van langere mensen uit. Als zij bij ons blijft slapen, hangen haar lange donkerblonde haren over het overhemd van haar vader, in innige verbondenheid, terwijl ze warm over hem spreekt. Net als over haar moeder en haar jongere broer, op wie ze erg trots is, hij speel gitaar. Katja en Dorothe maken als tiener beiden een moeilijke periode door. De toekomst buitelt boven hun hoofd, is soms een te zware last, te veel, te moeilijk, ze willen alles ook altijd veel te goed doen. Samengebald rollen scherpe klanken uit hun opengesperde kelen, luid zingend vechten zij tegen wat komen gaat. In een vierkwartsmaat laden zij zich op als ze stampend iedere tree raken, als heeft hun omvangrijk verschiet zich bovenaan de trap genesteld. Desondanks laten zij ook hun kracht zien. Zij ondersteunen elkaar in hun groei naar volwassenheid, n telefoontje is genoeg. Als er een gebroken liefde is, blijven zij bij elkaar slapen en huilen allebei. 1999/2000 Vol vertrouwen stappen Hans en ik het nieuwe millennium binnen.
5

Katja is afgestudeerd als Grafisch Vormgever en heeft een leuke baan. Ze woont in Stroe op een boerderij. Ze huurt de helft van een bovenverdieping van het H-vormig huis. Het is een paardenpension. Katja traint er een draver tot dressuurpaard. Complimenten van haar trainer maken haar dag. Hans en ik vinden het de juiste plek voor onze dochter. Sinds 1996 heeft Katja een relatie met Jack. Een vriendin heeft hem tijdens een avondje stappen aan haar voorgesteld. Rond de eeuwwisseling is het nog steeds aan, nu al meer dan drie jaar. Katja en Jack onderhouden een LAT-relatie. Oktober 1999. In Parc du Morvan (Bourgondi, Frankrijk) kopen we een huis. Hans is eenenvijftig en ik word in 2000 vijftig, een fase waarin je nadenkt of het mogelijk is je leven een wending te geven. Hans en ik zoeken uit of het financieel haalbaar is om over een aantal jaren te stoppen met werken en in Frankrijk te gaan wonen. Ik ben werkzaam op het examenbureau van een ROC in Amersfoort, de bedoeling is dat ik deze afdeling ga runnen, Hans is hoofdboekhouder bij NS-reizigers en heeft wel behoefte om een andere weg in te slaan. December 1999. Katja gaat naar het jaarlijkse kerstbal, Jack houdt niet van dansen en heeft geen zin. Wanneer ze bij ons thuis de trap afschrijdt bekijkt mijn vriendin haar met bewondering en zegt: Ze heeft iets speciaals. Ik glunder. Als zij een ruimte binnenkomt, houden de mensen direct van haar, antwoord ik trots. Zwarte glachandschoenen reiken tot ver boven haar ellebogen, haar zwartfluwelen jurk vormt haar stevig lichaam zeer vrouwelijk, ze heeft mooie lange benen. Ze draagt haar gouden ketting die zij van ons cadeau heeft gekregen toen zij achttien jaar werd. Katja, van Amazone tot Dancing Queen, een dochter waar iedere ouder trots op kan zijn. 21 december 2000. Hans en ik vertrekken naar ons tweede huis in Frankrijk. De zon schijnt volop. Het is erg warm voor de tijd van het jaar. Ik geniet van de kerstversiering in de kleine dorpen die wij passeren. Onderweg bel ik Katja om te vertellen
6

waar we zijn en dat alles goed gaat. Het wordt een beangstigend gesprek. Mama, zegt ze, ik maak me zorgen. Ik heb vanochtend zon naar bericht gelezen in de Telegraaf. Op de Ringweg Randenbroek in Amersfoort is een vrouw van zevenentwintig jaar vermoord. Ik ben bang dat het Dorothe is. Ik begrijp haar bezorgdheid. Het adres, het geslacht, de leeftijd, alles wijst in de richting van Dorothe. Al een aantal dagen is zij telefonisch onbereikbaar, vertelt Katja verder, en ik heb haar een kerstkaart geschreven, maar daar heeft zij niet op gereageerd. Ik stel voor dat ze de ouders van Dorothe belt en daarna ons. De ongerustheid van Katja blijkt terecht. De dag ervoor is Dorothe s morgens niet op haar werk verschenen. Ze heeft een baan bij een verzekeringskantoor in Amersfoort. Het afdelingshoofd belde haar moeder. Toen zij bij de flat van Dorothe arriveerde, verrieden drommen mensen dat het goed mis was. Op het politiebureau werden de ouders genformeerd over de dood van hun dochter. Ze is dinsdagavond 19 december om het leven gebracht. 22 december 2000. Het bereik van onze telefoons is vaak slecht in Frankrijk. Katja krijgt ons na vele vergeefse pogingen eindelijk te pakken. Omdat de verbinding buiten beter is, staan Hans en ik op het balkon. Hier vernemen wij het afschuwelijke nieuws over Dorothe. Ik gil onbeschaamd: N, n, n!! Mijn lichaam trilt heftig. Wat verschrikkelijk, Dorothe is vermoord. N, n, n!! We besluiten om meteen terug te keren naar Nederland. We willen Katja met dit verdriet niet alleen laten, zij moet maar een tijdje bij ons komen wonen, bedenk ik me direct. Onderweg kijk ik met andere ogen en gedachten naar de kerstversiering, ik weet dat ze nooit meer zon indruk op me zullen maken. Alles lijkt glansloos, de zon schijnt ook niet meer zo helder. Hans en ik spreken nauwelijks met elkaar, wij draaien muziek om de enorme stilte te verbreken. Ik huil, nog niet wetend dat dit huilen jaren zal duren. Binnen vierentwintig uur zijn wij weer thuis. Katja komt samen met haar vriend Jack bij ons logeren. Haar verdriet is immens, maar zij blijft sterk en daadkrachtig, zoals
7

we haar kennen. Jack en Katja zijn al bij de ouders van Dorothe geweest. Met andere vrienden zoeken zij de bloemen en de muziek voor de begrafenis uit. Katja wil graag iets zeggen tijdens het afscheid van haar vriendin en zij besluit uit De profeet van Kahlil Gibran te citeren. Jack luistert aandachtig mee. We huilen als Dorothe naar haar laatste rustplaats wordt gebracht. We houden elkaar stevig vast, Katja zoekt troost bij mij. Een politieteam van twintig rechercheurs onderzoekt de moord op Dorothe. Omdat er brand is geweest in haar woning zijn er geen sporen gevonden. We hebben het er thuis vaak met elkaar over. Hoe zal de dader zich voelen als hij s morgens opstaat? vraag ik op een dag aan Jack. Ik kijk hem hierbij recht in zijn ogen aan. Uit zijn blik valt niets op te merken. Toch zal hij later de moordenaar van Dorothe blijken te zijn... Jack (verleden) Jack is een lange, stevige, wat mollige jongeman met een te dik buikje voor zijn leeftijd. Hij heeft blonde haren, een vriendelijke glimlach, blauwe ogen en lange donkere wimpers. Katja is, wanneer ze elkaar in 1996 voor het eerst ontmoeten, niet onmiddellijk verliefd. Maar een bos rozen op haar verjaardag doet wonderen. Zes weken later vertrekt Katja voor bijna drie maanden naar Isral. Jack gaat mee naar Schiphol en neemt daar innig afscheid van haar. Tijdens haar afwezigheid komt hij elke woensdagavond trouw naar ons toe en belt Katja hem. Zonder aanleiding voel ik ineens dat er met hem iets niet klopt en dit gevoel zal nooit meer verdwijnen. Als zij na een aantal weken door de telefoon bijna niets tegen hem zegt, maakt hij zich zorgen. Dit heb ik eerder meegemaakt met een vroegere vriendin, vertrouwt hij mij toe. Hij wil van mij weten of zij ook tegen mij zo weinig heeft gezegd. Een paar uur na haar terugkeer uit Isral kruipt Katja bij mij in bed en vertelt huilend dat ze de verhouding met Jack wil beindigen. Ik weet dat Jack in haar slaapkamer sfeerlichtjes en bloemen voor
8

Katja heeft neergezet. Om haar te troosten zeg ik: Joh, hij heeft het nog zo gezellig voor je gemaakt. Hiervan heb ik nog altijd spijt. Jack verhuist naar een kamer in het pand waar Dorothe woont. Als hij na een maand de huur niet kan betalen bekent hij aan Katja dat hij gokschulden heeft. Het advies van een vriend om met Jack te breken, volgt Katja nog niet op. Jack belooft zijn leven te beteren, maar op een dag ontdekt Katja dat hij niet naar huis gaat, maar naar een speelhal. Ze verbreekt hun relatie nu wel, voor het eerst, maar niet voor het laatst. Jack weet haar steeds weer voor zich te winnen. Katja en Jack leiden elkaar hun levens binnen. Katja probeert de trage, logge Jack te leren leven, te laten bruisen, te laten genieten zoals zij dit doet. Jack komt uit een gezin waarbinnen weinig gebeurt. Zijn ouders zijn altijd thuis, hebben nauwelijks vrienden. Zijn moeder kan Jack niet loslaten. Als hij bij Katja blijft slapen, belt ze s morgens in de vroegte op om te vragen waar hij blijft. Hoewel Jack intelligent is en gezegend met een fotografisch geheugen is hij nergens in genteresseerd. Zijn baan als servicemonteur vindt hij voldoende. Hij is liever lui dan moe. Als wij in Frankrijk gaan fietsen, kost het hem moeite ons bij te blijven. Een vijfjarige snelt hem zelfs voorbij. Wij begrijpen niet wat Katja in hem ziet en voeren hierover felle discussies. Hans houdt zich dan op de achtergrond en bewaart de rust. Maar ik ben anders. Met een arendsblik blijf ik hun relatie volgen. Katja houdt vol. Ik verzet me. Het wordt een krachtmeting tussen ons, die me niet in dank wordt afgenomen. Ik besluit me niet meer met haar relatie te bemoeien, want Katja heeft recht op haar eigen keus. Katja komt ons vertellen dat ze hebben besloten om samen een huis te kopen. We zijn met zn drietjes, we zijn onder ons. Op het moment dat ik dieper wil ingaan op haar relatie, mijn visie over Jack, besluit Katja naar huis te gaan. Ze is erg moe en wil gaan slapen, zegt ze. Ze gaat naar huis, wij laten haar gaan. Een aantal maanden later komt Katja fotos van hun nieuwe meubels laten zien. Ze blijft gezellig eten, de sfeer is ontspannen. Tijdens de afwas legt zij haar hand op mijn hoofd. Ze neemt de maat, denk ik. Zij noemt me kleintje. Het verschil in lengte is maar
9

liefst acht centimeter. We gieren van de lach als zij mij even later van de bank optilt en kindje met mij wiegt met me speelt. 12 december 2000. Katja en Jack tekenen de hypotheekakte n een samenlevingsovereenkomst. Ze zijn nu officieel een stel. Hans en ik gaan s avonds naar ze toe. We worden getrakteerd op een taartje bij de koffie. Ik realiseer me dat ik geen bloemen heb gekocht. Deze verbintenis voelt voor mij niet goed. Ik probeer het goed te maken door de kerstschaal te betalen, die Katja later op de avond tijdens een workshop koopt. 2001 Het nieuwe jaar begint met een lichtpuntje. Katja vindt een nieuwe baan als grafisch ontwerper bij een bedrijf in Utrecht. Goede mogelijkheden, fijne mensen, ze heeft er enorm veel zin in. Meteen nadat ze hoort dat ze is aangenomen, komt ze het ons vertellen. Ik krijg een blik met drop van haar cadeau. Op het etiket staat: Er zijn miljoenen moeders, maar jj bent de allerliefste. Een vriend van ons zegt dat hij het sterke vermoeden heeft dat Jack iets te maken heeft met de moord op Dorothe. We durven het niet tegen Katja te zeggen. Binnen enkele weken blijkt dat hij gelijk heeft. Halverwege de maand januari belt Katja mij op een zondagmorgen om half elf op. Zij en Jack lopen door de ongerepte bossen bij Stroe. Het heeft gesneeuwd, roept ze, en ik kan de markering niet meer onderscheiden. Maagdelijk witte sneeuw brengt mij altijd in betovering, alsof het mijn zelf zuivert, maar deze keer word ik bevangen door paniek. Vanwege de moord op Dorothe, vanwege Jack en de blik in zijn ogen, vanwege het vermoeden van onze vriend. Na het telefoongesprek praten Hans en ik uitvoerig over mijn angst, maar we kunnen er niks mee. Ruim vier weken later breekt Katjas eerste werkdag bij haar nieuwe werkgever aan. Het is donderdag 22 februari 2001.

10

Die ochtend word ik wakker na een zeer onrustige droom. Ik sta maar direct op en maak een ontbijt klaar. Rond half negen bellen er twee rechercheurs aan. Ze hebben een bizarre mededeling. Ze vertellen me dat Jack zelfmoord heeft gepleegd. Jack??? Zelfmoord??? Het bericht dringt amper tot mij door. De politiemensen komen binnen, ik zit vol vragen. Zelfmoord??? Waarom??? Ik vertel over de mogelijke betrokkenheid van Jack bij de dood van Dorothe. En van de agenten loopt de gang in, hij krijgt een telefoontje. Als hij in de huiskamer terugkeert, vertelt hij dat Katja ook dood is. Vermoord. Net als Dorothe. Het is niet waar, dit kan niet waar zijn. Ik ben ervan overtuigd dat de agent zich vergist. De menselijke geest heeft de neiging om te ontkennen, als een emotie te heftig is. Uw dochter is vanochtend om half zes gevonden in haar bed, vertelt de jonge rechercheur. Ze is doodgestoken. Katja zou vandaag beginnen met haar nieuwe baan in Utrecht. s Morgens in alle vroegte zag de eigenaar van de boerderij waar Katja woonde bloed in de gang liggen. Het zat ook aan de deurknop. Hij dacht aanvankelijk dat n van zijn medewerkers zich had bezeerd en schonk er nauwelijks aandacht aan. Maar toen hij zag dat Katjas auto nog onder de carport stond, rook hij onraad. Hij snelde naar de bovenverdieping en zag dat er ook bloed op de overloop lag. Hij liep naar de kamer van Katja, ging naar binnen en zag haar liggen, dood, in bed. Haar matras lag achter een schuifwand in haar kamer, waar het plafond schuin naar beneden loopt. Daar sliep ze en had ze haar klerenkast. Ze lag op haar buik. Haar T-shirt was gescheurd door het gebeuk met een mes in haar lichaam. Bloedspatten zaten op het boek De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch, dat ze pas had gekocht en naast haar bed lag. Een vriendin, die ook een kamer in de boerderij huurt, probeerde Katja nog te reanimeren. Je wilt iets doen, het onvermijdelijke ongedaan maken, ook al is het tegen beter weten in. Al het gevoel is uit mijn lichaam. Mijn geest, opgevouwen in haar geest, heeft in n vlucht mijn lichaam verlaten. Gn traan, geen enkele traan, zelfs niet op het moment dat Hans
11

binnenkomt, nietsvermoedend. Ik heb hem eerder die ochtend gebeld en verteld van de zelfmoord van Jack. Hij is direct vanuit Utrecht met de trein naar huis gekomen. Katja moet maar weer een tijdje bij ons komen wonen, had hij tegen een hem bekende conducteur gezegd. Ik kijk Hans aan en zeg: Katja is k dood. Hans valt bijna flauw. De eerste nacht is een spooknacht, er zullen nog velen volgen. In n nacht worden diepe groeven in mijn huid getrokken. Met zoveel geweld is zij gestorven. Dood en ver weg van ons ligt zij nu in Rijswijk. Twee dagen mogen wij Katja niet zien. Justitie beschikt en beslist over haar. Ze snijden haar nogmaals open, Hans en ik hebben hier niets over te zeggen, er wordt ons niets gevraagd, we weten van niets. De dader is bekend, maar haar organen moeten alsnog worden onderzocht. We mogen pas naar haar toe als we haar moeten identificeren. Naakt onder een wit laken krijgen we ons meisje terug. Ze is onze Katja niet meer. Dit prachtige lichaam heeft geen ziel, mist dat wat haar tot zon prachtig mens maakte, vol liefde en begrip voor anderen. Zij leefde en beleefde haar leven. Ik betast haar hele lichaam, haar krachtige lijf, maar nu voor altijd krachteloos. Het lijkt of ze slaapt. Haar ogen zijn niet helemaal gesloten, alsof zij mij nog een laatste blik gunt. Zij kan zo opstaan. Katja heeft een transparante pleister over haar borstkast, van oksel tot oksel, ik zie er ook eentje in haar zij. Men neemt ons ongevraagd in bescherming. Ik krijg niet de kans om de dodelijke wonden te betasten, om haar, in haar dood, te troosten. Dat is mij ontnomen, dat vind ik onvergeeflijk, dat doet nog altijd pijn. Katja is zes maal in haar rug gestoken, waarvan twee steken door en door. In haar borstkast zit een zwaluwstaart, een gat, van zeven bij drienhalve centimeter. Haar longen zijn geraakt, haar hart is doorboord, evenals haar lever. Het is hetzelfde steekpatroon als bij Dorothe, het is ook dezelfde dader. Jack! Hij heeft eerst Dorothe, daarna Katja en ten slotte zichzelf om het leven gebracht. Jack is een
12

meervoudige moordenaar. Beetje bij beetje krijgen we te horen wat hij heeft aangericht. En hoe. En waarom ons kind dood moest. Na de moord op Katja is hij met zijn bedrijfsauto vanuit Stroe naar Hoevelaken is gereden, waar hij de wagen bij de spoorlijn heeft neergezet en voor de trein is gesprongen. In de auto vindt de recherche een afscheidsbrief en het moordwapen, een vleesmes uit Katjas eigen messenblok. In de brief noemt hij de dood van Dorothe een ongeluk. Ik geloof dat niet. Ik denk dat hij geld nodig had voor zijn gokverslaving. Hij schrijft verder dat Katja niet mocht weten dat hij haar vriendin had doodgestoken en dat hij haar het verdriet wilde besparen. Ons huis stroomt vol met bekende en onbekende mensen, in geschokte toestand, maar ik ben verstild, ik besta niet meer. Dat ons meiske begraven moet worden, dringt niet tot me door. Gevoel voor tijd en ruimte ben ik kwijt. Dit zal jaren duren. Ik heb geen besef dat ik moet eten of drinken. Stukjes brood en lepels soep worden in mijn mond gestopt. Als ik s morgens opsta geef ik over, ik spuw mijn gal, omgevingswarmte neem ik niet goed waar, de temperatuur van de centrale verwarming staat op drientwintig graden. Wij kleden Katja aan: haar nieuwe blouse, aubergine fluwelen broek en jasje, de kleren waarmee ze zo graag mooi wilde zijn, voor de laatste maal bij Dorothe. Ik geef haar mijn laarzen, het is buiten koud, ik wil haar voeten nog nmaal verwarmen. Ik heb het gevoel dat ik heb gefaald. Ik had Katja beter moeten beschermen. Schuldgevoel is een verharding van jezelf, zelfhaat, afwijzing. Later weet ik beter. Met haar niet geheel gesloten ogen lijkt ze ons flauw te volgen. Haar wangen worden bepoederd, met mascara maken we haar wimpers voller, haar lippen worden gestift. Alleen krijgen we haar haren niet goed in model. Zo ziet ze eruit zoals zij was.
13

Zoveel toekomst gaat met haar verloren, zoveel zuivere schoonheid. Ze blijft achter in het sfeerloze uitvaartcentrum. Ik realiseer me niet dat ik haar liever thuis heb, niemand komt op het idee, ook die pijn zit nog altijd diep in mij. De ouders van Dorothe stellen voor om Katja dichtbij hun dochter te begraven, hoofd aan hoofd. Hans en ik vinden dat goed. De bloemen van Dorothe verwarmen het plekje van Katja een tijdje voor. Amper twee dagen voor haar overlijden heeft Katja tegen een goede vriendin gezegd, dat zij de plaats waar Dorothe begraven ligt zo mooi vindt. Nu zijn ze voor altijd met elkaar verbonden. Was dit voorbestemd?! Heeft Katja dit soms voorvoeld?! Katja schittert nog nmaal, in haar blankhouten kist, in een roomwitte koets, getrokken door vier Friese paarden, gehuld in smetteloze witte gewaden. Wel vijfhonderd mensen bewijzen haar de laatste eer. De eerste weken blijven de mensen komen, elke dag is het huis gevuld. Dat is goed, zo hoef ik niet te denken, het intense verdriet blijft in de diepe afgrond liggen. Vanuit mijn bed bekijk ik Hans, hij staat daar zo verloren, hij is zijn trots kwijtgeraakt, gestolen uit het nest. Hans en Katja deden altijd zoveel samen, soms was hij moeder en vader tegelijk. Zij hielden intens van elkaar. Vervolgens komen de onvermijdelijke stiltes en de rust. Het voelt en voelt en voelt Het zonlicht snijdt in mijn ogen, de warmte van de zon priemt door mijn huid. Het is lente, maar het uitkomen van nieuw leven past niet meer. Het snijdt en snijdt en snijdt Een perpetuum mobile van herinneringen en gedachten begint te dolen in mijn geest. Paniek schiet als een vuurbal door mijn lichaam, als ik besef dat Katja er nooit meer zal zijn. Als je enig kind vermoord is, dan bn je wel moeder, maar je kunt het nooit meer zjn. Stoffen die zijn aangemaakt om moeder te kunnen zijn, hebben geen functie meer, terwijl ze nog wel door mijn
14

lichaam stromen, als moedermelk die alsmaar blijft komen, terwijl het kindje is overleden. Als je kind bedreigd wordt, komt er een oerkracht in je los. Je wilt het beschermen, je bent dan in staat om te doden. Als je kind is vermoord, dan krijg je die oerkracht in het kwadraat. Wraakgevoelens Enorme energien, die ik niet eerder kende, komen in me los. Intense woede kolkt als kokende lava door mijn lichaam. In explosies moet het eruit. Dood moet hij, enorm dood. Met een kussen sla ik op het bed en gil ik alle hoeken vol. Ik denk hierbij aan hem. Als vacum gezogen in een cocon, zo beleef ik de wereld of juist niet. Ik leef in een tijd- en ruimteloze wereld, verleden, heden en toekomst smelten ineen. Ik kan niet meer terugdenken en geen uur vooruit. Alles is nu! Ik heb nooit geweten dat ik z agressief kon zijn. Mijn fantasien over de moord worden steeds groter. Ik wil alsnog de beschadigingen zien, die gemaakt zijn op haar prachtig gevormde rug, die ik niet mocht zien en aanraken. Als ouder wil je alles weten, tot in het kleinste detail, het ergste is al gebeurd, erger kan het niet meer worden. Met de officier van justitie maken wij een afspraak om toch in elk geval de fotos van Katjas wonden te mogen bekijken. Terwijl ik ze waarneem, vluchten de beelden direct mijn hoofd uit. Dit wil ik me niet blijven herinneren. De eigenaar van de boerderij die Katja vond, is dermate getraumatiseerd dat hij zijn bedrijf moet verkopen. Hij bekijkt elke dag zijn erf, alsof het onraad zich daar permanent heeft genesteld. Bij de ingang van de oprijlaan heeft hij een slagboom gemaakt om ongewenste gasten buiten te sluiten. Hij ziet Jack steeds lopen. Bij de verhuizing van een bewoonster ziet hij de verhuiswagen voor de zwarte lijkauto van de recherche aan, waarin Katja werd weggereden. Jack vermoordde niet alleen Katja en Dorothe, maar maakte cirkels van slachtoffers. Een spoor van vernietiging liet hij achter.
15

De relatie met Hans gaat slecht. Zoals we nu zijn hebben we elkaar niet uitgezocht. Toch komt het niet tot een scheiding. Ik geef het verlangen op, het verlangen om het verdriet met Hans te kunnen delen, te spreken over ons kind. Wij leven in onze eigen wereld van verdriet, waarin de pijn altijd vers blijft. We kunnen elkaar hierin niet bereiken en dit maakt eenzaam. Hans wil niet praten, wel zingen. Hij wordt lid van een mannenkoor. In het voorjaar zingt hij, samen met het Brabants Operakoor, het Requiem van Verdi: Een lofzang aan de doden. Na n van de repetities komt hij verdrietig thuis, voor het eerst huilend. Ineens is er het besef dat Katja hem niet meer zal kunnen zien. Nooit meer. Tijdens de concerten schreeuwt hij bijna zijn partij, terwijl de muziek aanzwelt. Katja moest mij kunnen horen, zegt hij na afloop. Ik sleep de woede met mij mee. Lange vormloze seringenbomen snoei ik tot een menshoge heg. De dikke takken knip ik met volle kracht van de moederschoot en ik denk hierbij aan hem. De jonge pruimenboom uit de tuin in Amersfoort gaat mee naar het huis in Frankrijk. In wilde razernij hak ik een gat in de grond en ik denk daarbij aan hem. De zomerhitte heeft de leemgrond uitgedroogd en met gebalde kracht ga ik het te lijf. Ik denk daarbij aan hem. Het gat vul ik met verse aarde en hierin plant ik de fruitboom. De bemeste grond besprenkel ik met wijn uit de streek. Ik vernoem de boom naar twee prachtvrouwen: KatDoor. Zijn bloesem geeft in het voorjaar wat troost, zijn vruchten vermengen zich met ons, hun kernen zullen een cirkel van nieuw leven voortbrengen. Nieuw leven voor hun leven. Ik denk daarbij niet meer aan hem. In ons huis in Frankrijk verschijnt Katja op een dag voor mij. Ik heb hard in de tuin gewerkt en ga wat uitrusten. Op het moment dat ik op de bank in de huiskamer ga liggen, zie ik haar, met mijn ogen open. Ze lijkt levensecht, alleen raken haar voeten de grond niet aan. Ze draagt een combinatie paardrijkleding die ik niet eerder heb gezien, een auberginekleurige broek met een leverkleurig jasje. Terwijl ik schrik verdwijnt zij op dezelfde wijze als waarop zij was gekomen. De schoonheid van dit moment werkt als een betovering. Een directe ontmoeting met de dood kan een werkelijke verandering van onze benadering van het leven teweegbrengen. Avondlicht komt vanuit het oosten, nevels hangen als sluiers tussen
16

de toppen van de bergen. Imaginaire volmaaktheid! Ik ben wel gebarsten, maar niet gebroken. Ik besluit om verder te willen leven. Prof. G. Mijn huisarts stelt voor om in therapie te gaan, het gaat niet goed met mij. Mijn lichaam doet overal pijn, maar ik weiger te bewegen bij de Caesartherapeut. Bewegen staat voor mij gelijk aan accepteren, dat nooit. Ik zeg dat ik alleen wil worden behandeld door iemand die weet wat het is om een kind door moord te verliezen, iemand die weet wat dit trauma inhoudt, anders ga ik niet. Ik wil naar Prof. G. in Amsterdam. 7 maart 2003. In ons eerste gesprek vertelt Prof. G. mij dat het jren zal duren voordat wij weer aan een beetje toekomst kunnen denken. Vijf jaar, mogelijk nog langer. Tot die tijd zullen we in het verleden leven. Ik vertel hem meteen over mijn woede, mijn haat tegen Jack, alsook over mijn nachtmerries, die elke nacht als sluipmoordenaars mijn hoofd binnenkomen. De therapeut vindt de woede-uitbarstingen goed. Ik vertel dat ik in staat ben zelf een moord te plegen. Beschaving is dus een dun laagje bakpapier. Bij hitte smelt het direct. Prof. G. steekt zijn duimen omhoog en zegt: Jij zult nooit zover komen, jij zult dat nooit doen. Ik hoop dat hij gelijk heeft. Er zijn, behalve psychologische, ook materile aanleidingen voor mijn explosies. De zakelijke afwikkeling van het overlijden van Katja (en Jack) maakt mij soms ongeremd woest. Jack heeft bijvoorbeeld een uur langer geleefd dan Katja. Dat heeft gevolgen voor het koophuis, de hypotheek en de levensverzekeringen. Hans en ik worden daar financieel verantwoordelijk voor. De ouders van Jack hebben de erfenis van hun zoon beneficiair aanvaard. Wij dreigen met een grote schuld te komen zitten door het pas gekochte huis. De levensverzekering valt echter buiten de erfenis. De ouders van Jack erven daarom de levensverzekering die op ons meisje was
17

afgesloten. Ik bijt me erin vast. Hans kan dat niet meer opbrengen. Lijdzaam kijkt hij s avonds naar de televisie, terwijl ik veel op mijn schouders neem. Als je kind wordt vermoord komen er vreemde krachten in je los. Uiteindelijk wordt de levensverzekering niet uitbetaald en wordt het huis verkocht. We blijven gelukkig gevrijwaard van een enorme schuld. De woede blijft mij bespelen, als een plaaggeest. Een omgezaagde wilgenboom krijgt van mij geen kans om weer uit te botten. Zodra ik uitlopers zie ga ik met een hakbijl het overgebleven stukje stam te lijf. Spieren ballen zich dan tot een enorme kracht, terwijl iedere klap de resterende woede losweekt. Deze blijkt verscholen te zitten onder diepere lagen. Ik sla mezelf in trance. Jack moet enorm dood, doder dan dood en dit geldt ook voor de boom. Prof. G. vraagt mij de afscheidsbrief van Jack te mogen lezen. Jack is eigenlijk iemand geweest die medelijden oproept, zegt Prof G. Alles mag hij tegen mij zeggen, maar medelijden, dat nooit! Toch is deze uitspraak een ommekeer voor mij, want ik begin na te denken over Jack als mens. Wat is er zo mis met hem geweest? Wat gebeurt er in een brein als je in staat bent een moord te plegen? Hoe zit het met je geweten, als je een moord hebt gepleegd en in staat bent het nog eens te doen? Vergeven is aan het slachtoffer en bij moord is het slachtoffer er niet meer. Een moordenaar blijft dus altijd moordenaar. Vergeven zal ik Jack nooit, maar vergeten wel. Hoe meer ik over hem nadenk, als mens, hoe meer ik hem kan vergeten en dat geeft innerlijke rust. Ik heb bedacht dat hij ziek is geweest, een zieke, verwarde geest. Ik heb hem kunnen verbannen naar het Rijk der Anoniemen. Hans en ik zijn blijvend veranderd, vrienden herkennen ons niet meer als de vrienden waarmee ze zich eertijds verbonden. Vaak is er maar weinig nodig om de vriendschap met ons te verbreken. Rouwen is een eenzaam proces. Vrienden en familie kunnen je wel ondersteunen, maar niemand kan het van je overnemen. Waar zijn de mensen gebleven die ons na de begrafenis beloofden dat ze er altijd voor ons zouden zijn? Het leven is een web van onvolmaaktheden, ik weet dat zij niet
18

hebben geleerd om met zon immens verlies om te gaan. Ik blijf kijken en zoeken naar Katja; in vele vormen vind ik haar terug. Al het verdriet heeft me steeds meer van het aardse afgesloten. In de stilte van het onmetelijke veld voel ik me tevreden, opgenomen in de ruimte van het grote geheel. Hiermee sluit ik een verbond, meer heb ik niet nodig. Ik richt me niet meer op vriendschappen, elk verlies is een kras op mijn ziel. Als het verdriet te groot is, blijf ik in bed. Ik heb mezelf eens drie dagen in slaap gedronken. De vader van een vroegere vriendin van Katja maakt zich zorgen over mij. Een eindeloze stroom tranen, een onophoudelijke vloedgolf, brengt hem ertoe om mij in contact te brengen met Antoon, een Boeddhistisch counselor. Ik ben welkom en word ontvangen in een gompha, een Tibetaanse meditatieruimte. Antoon (heden) Antoon leert mij dat niets blijvend is, dat alles vergankelijk is. Veranderlijk en onvolmaakt. Hij laat mij op zoek gaan naar mijn innerlijke kracht, die er ooit is geweest. In mijn diepste kern ligt zij verscholen. Ze hield zich schuil. Samen halen wij haar naar boven. Antoon leert mij de woede te beschouwen, het verdriet, de pijn, de emotionele reacties tijdens meditatie. Hij vraagt mij om mijn hervonden kracht hierbij te gebruiken. Baren is lijden, haar dood is lijden, de pijnen moet ik voelen en vooral niet onderdrukken. Niet vluchten maar beschouwen, dat is wat ik leer. Ik begin zuivere aandacht te gebruiken om mijn onrustige geest te temmen. Niet langer leef ik mijn pijnen uit door er woest op te reageren. Ik ervaar hoe mijn lichaam ritmisch ademt, hoe zuivere aandacht mij innerlijke kalmte geeft. Antoon leert mij om mijn kind achter mij te plaatsen, terwijl zij mij voortduwt. Ik plaatste haar vr mij, waardoor zij een hindernis
19

werd, een hindernis om verder te durven leven. Ik leer los te laten, vrij te worden van het grijpen naar het verleden. Opnieuw leren leven, is leren los te laten. Antoon en ik mediteren op vriendelijkheid en mededogen, hierin vind ik mezelf terug. Tijdens de meditatie gebruiken wij visualisatie als een middel om denkpatronen van negatief in positief te doen veranderen; de helende kracht van de geest. Antoon heeft zich steeds goed voorbereid op onze ontmoetingen, het gesprek van de vorige keer uitgediept. Samen zijn we steeds hard aan het werk. Hij een goede leermeester en hij zal dit voor mij nog wel een tijdje blijven. Alleen als het nodig is, ga ik nog naar hem toe. Ieder mens ontmoet in zijn of haar leven zeer bijzondere mensen. Antoon is dit voor mij. Dankzij Antoon is mijn relatie met Hans nu rustiger. Anders dan vroeger, maar we beleven het leven weer samen. Het huis in Parc du Morvan is ons rustoord geworden, we zijn er vaak. Ieder heeft er zijn eigen taak, in alle rust, sfeervol, in ons eigen tempo. We maken geen echte plannen meer, want wij weten hoe ruw deze verstoord kunnen worden. Ik plant er veel bomen, stukjes leven voor haar leven. De eerste jaren stop ik zelfs elke pit van elke vrucht obsessief in de grond. Bronnen van nieuw leven. Alsof ik me nog verder moet voortplanten, alsof iets van mij op aarde achter moet blijven, niets mag meer verloren gaan. Elk jaar schenken wij op 28 mei, Katjas geboortedag, een boom aan Israel, in het woud dat naar Jitzchak Rabin is vernoemd. Katja was destijds zeer onder de indruk van de moord op Rabin, zij heeft zijn graf bezocht in Jeruzalem. Nu zijn er al tien bomen geplant, het zal een bosje worden. Als we op koude avonden in de Morvan voor ons kacheltje zitten, kijken we dromend in de vlammen. Onze dochter zou het hier fijn gevonden hebben, ons meisje hield van warmte en sfeer. Ik heb veel van Katja geleerd, zij haalde het goede in mij naar boven.

20

In extreme vormen hebben Goed en Kwaad zich in dit leven aan mij getoond. Door Katjas dood ben ik niet meer bang voor de dood, jaag ik geen materialistische zaken meer na, heeft geld weinig waarde meer voor mij. Liefde en mededogen zijn nu het belangrijkste in mijn leven. In stille eenzaamheid geef ik verlangens op. Steeds vaker vind ik geluk in de kleinste dingen om mij heen. Ik zoek naar zingeving en het oneindige. Water gaat nooit verloren, Katja gaat nooit verloren. Het leven bekijk ik niet meer in zijn geheel, maar in snippers. Ik ontdek weer mooie momenten waarin ik me gelukkig voel. Als je kind geboren wordt, dan laat je het al los, wanneer je kind is overleden, dan neem je het in je terug. Voor altijd. In elke vezel van mij zit Katja nu verweven, tot een oneindig sterk verbond.

21

Anda mungkin juga menyukai