Anda di halaman 1dari 9

Ecuador: De logica van het ‘goede leven’

Op zoek naar een socialisme van de 21ste eeuw

Francine Mestrum
www.globalsocialjustice.com

Begin oktober was het weer prijs. Wegblokkeringen door inheemse volken in
Ecuador. Eén dode en verschillende gewonden in botsingen met de politie.
Protesten van een lerarenvakbond met leerlingen van een middelbare school die
auto’s in brand steken en met knuppels door de straten lopen. Dit alles om te
protesteren tegen een evaluatiesysteem voor de leraren, nadat de regering het
onderwijs volledig gratis heeft gemaakt en nu ook de matige kwaliteit wat wil
optrekken. Ja, er is dus oppositie in Ecuador, niet enkel van de rijke rechterzijde.

Vooraleer ik deze oppositie in detail ga bekijken, wil ik eerst de logica uitleggen


die achter de radicale veranderingen in Ecuador schuilgaan. In een eerste artikel
besprak ik de belangrijkste maatregelen die al genomen zijn en die duidelijk een
socialistische richting uitgaan. Het is wel een nieuw ‘socialisme van de 21ste
eeuw’ dat ons in West-Europa zou kunnen inspireren.

Een economie voor het leven

De regering van Ecuador voert een pragmatische en tegelijk radicale koers. Ze


wil af van ‘de lange nacht van het neoliberalisme’ zoals de president het noemt.
Ze bouwt aan een ‘andere wereld’, een andere logica om politiek te bedrijven en
de economie te laten draaien.

Het centrale concept dat hiervoor werd bedacht werd ontleend aan de inheemse
bevolking: de ‘suma kawsay’ of ‘het goede leven’. Dit is veel meer dan een
slogan maar een poging om vanuit een geherdefinieerde economie een geheel
ander denken in te voeren.

Een kapitalistische economie produceert voor de winst en de accumulatie van


rijkdom. Dat systeem heeft met de jongste crises op de voedselmarkt, de sociale
rampen van het neoliberalisme, het falen van de banken en de vernieling van het
leefmilieu, eens te meer bewezen dat het zijn beloften – meer groei en welvaart –
niet kan waarmaken. In het kapitalisme wordt de democratie ondermijnd door de
belangenvermenging met het economische leven en door het miskennen van
collectieve rechten. De economie produceert winst en rijkdom, maar tegelijk
armoede en ongelijkheid. De economie wordt ondermijnd door een speculatief
financieel kapitalisme dat de productie ondergeschikt maakt. Het kapitalisme buit
mens en natuur uit tot beiden er aan ten onder gaan.
Het inheemse begrip van ‘buen vivir’ slaat op een economie van en voor het
leven. Door dit leven en alle leven – dus ook de natuur – voorop te stellen,
verandert de hele kijk op de productie en op de productiemiddelen. In die nieuwe
logica moet de natuur rechten krijgen, want de natuur is van het grootste belang
voor het leven. En vanuit datzelfde leven vloeien logischerwijs een aantal
rechten voort. Vandaar dat de nieuwe Grondwet in eerste instantie de rechten
van de ‘buen vivir’ opsomt: recht op water, recht op voedsel en
voedselsoevereiniteit, recht op een schoon leefmilieu, recht op onderwijs en
gezondheid.

Dat ‘leven’ slaat ook op alle menselijke leven en niet op de ‘homo oeconomicus’.
Het betekent dat niet groei en winst bovenaan staan, maar wel productie en
reproductie. De nieuwe Grondwet erkent de gelijkwaardigheid van productief en
reproductief werk. Alle arbeid is noodzakelijk voor het voortbestaan van het leven
en moet respect tonen voor dat leven.

Dit is de kern van het nieuwe ‘socialisme van de 21ste eeuw’ in Ecuador: het is de
suprematie van het leven, van de natuur en van mensen, niet als
productiefactoren maar als het doel zelf van de economie en van de productie.
Vandaar dat de ‘buen vivir’, het ‘goede leven’ neerkomt op een uitbreiding van
vrijheden en van rechten, van meer kansen en van meer potentieel. Het komt
neer op een wederzijdse erkenning van eenieder, met samenwerkingsverbanden
om meer sociale, economische, democratische en intergenerationele
rechtvaardigheid te bereiken. Die samenwerking en die solidariteit moeten leiden
tot een gedeelde toekomst.

Vandaar dat de sociale en solidaire economie centraal staat. Al moet de Staat de


rechten garanderen en sociale diensten ter beschikking stellen , de dynamiek
moet komen uit een economie die niet langer (uitsluitend) op winst is gebaseerd
maar zoveel mogelijk op solidariteit berust en zelfs gedeeltelijk gedemonetiseerd
is. Het komt erop neer dat het productieve en reproductieve werk van iedereen,
en vooral van vrouwen en van kleine producenten, naar waarde wordt geschat,
dat mensen en gemeenschappen met zelfbeschikking zelf kunnen beslissen wat
en hoe ze produceren.

De Staat kan deze economie wel ondersteunen, b.v. met overheidsaankopen. Zo


wordt nu een netwerk opgericht om de gratis schooluniformen ook lokaal te
produceren. De overheid staat hier niet buiten de maatschappij, maar is er deel
van.

In dit ‘socialisme van de 21ste eeuw’ is het niet de bedoeling dat alle economische
activiteiten in handen van de Staat zijn, maar zijn er verschillende vormen van
bezit en eigenaarschap mogelijk, zowel privé, publiek, gemengd en coöperatief.
De Staat zal dit wel streng moeten reguleren en moeten zorgen voor een
herverdeling.
Door het proberen creëren van een andere logica, een andere Staat, een andere
economie en derhalve een andere samenleving, komen sommige klassieke
vraagstukken van het socialisme in een andere daglicht te staan en verliezen ze
hun relevantie. Het kapitalisme wordt immers niet uitgeschakeld maar komt
eveneens in een andere logica terecht. In die zin is het programma tegelijk
radicaal en pragmatisch.

Maar vanuit deze nieuwe visie kan gewerkt worden aan andere definities en
andere invullingen van concepten zoals ‘ontwikkeling’, ‘markt’, ‘plan’ of ‘bezit’.
Het zijn immers nooit de groei of de rijkdom die centraal staan, wel het bereiken
van het ‘goede leven’ en daarom het beschermen en het voortbestaan van het
leven.

Hoe pragmatisch ook, dit is duidelijk geen makkelijke opdracht. Niet enkel omdat
de economie van het land nu grotendeels kapitalistisch is met daarnaast een
deels op solidariteit gebaseerde inheemse economie, maar omdat moet worden
vermeden dat de nieuwe ‘solidaire’ economie zich parallel en naast de
kapitalistische economie ontwikkelt of, erger nog, er in dienst van staat.

Niet alle problemen en vragen zijn vandaag uitgeklaard. Het is een zoektocht
naar nieuwe concepten en nieuwe praktijken. Ik bezocht een coöperatieve die
met deze nieuwe concepten werkt maar waar ook duidelijk werd dat dit niet
zomaar kan veralgemeend worden. Alles hangt er immers van af hoe goed
mensen met elkaar leren samenwerken en hoe ze hun relatie bepalen tot de
economie en de samenleving in hun geheel. Over de valkuilen en de risico’s zal ik
het in het laatste deel van dit artikel hebben.

De oppositie

Dat de dominante klassen van het verleden dit alles met lede ogen aanzien hoeft
geen betoog. Net als in Venezuela of in Bolivië wordt er een radicale oppositie
gevoerd, vooral via de media – kranten en televisie – die zo goed als volledig in
hun handen zijn. Die oppositie is grof en leugenachtig. Er is ondertussen wel
openbare televisie bijgekomen en de president geeft elke week een praatje op
televisie. Op die manier kunnen de leugens worden ontkracht en komen de
argumenten van de regering ten minste aan bod.

Opvallend is echter dat ook bij de eerste medestanders van de President en zijn
project ondertussen heel wat opposanten zijn ontstaan. Daar zijn verschillende
verklaringen voor. De makkelijkste is te verwijzen naar de autoritaire trekjes van
Correa die bovendien weinig geduld heeft. Het komt dus al gauw tot botsingen
met mensen. Een tweede verklaring zit bij de mensen die in een regering
stappen met een eigen project, een hoop om snel een of ander te verwezenlijken
– niet altijd met de meest nobele doelstellingen – en die van zodra het ze is
gelukt of van zodra ze merken dat het niet zal lukken, weer overstappen naar de
oppositie. Tenslotte is er een groep van mensen, vooral bij de betere
middenklasse, die het nieuwe project bij het begin zeer genegen waren, maar
van zodra ze merken dat ze zelf een of ander moeten inleveren, eveneens van
kamp veranderen.

Dit is grosso modo de oppositie van rechts. Maar ook aan de linkerzijde groeit de
oppositie aan. In eerste instantie door de hang naar ‘zuiverheid’ van een aantal
mensen die moeilijk kunnen leven met de compromissen die bij het schrijven van
een nieuwe Grondwet of van nieuwe wetten altijd moeten gemaakt worden. Het
zijn, bij manier van spreken, de ‘perfectionisten’.

Een tweede groep wordt gevormd door diegenen die vasthangen in en aan het
verleden. Het huidige conflict met de linkse onderwijsvakbond is er een
voorbeeld van. Afgelopen jaar werd ontzettend veel geïnvesteerd in de sociale
sector. Het onderwijs werd volledig gratis gemaakt, boeken en schooluniformen
worden niet meer betaald. Als tegenprestatie wil de President ook een betere
kwaliteit, en er werd daarom een evaluatie van de leraren ingevoerd. Het werd
erg soepel georganiseerd, maar voor de corporatistische vakbond die zijn
privileges zag verloren gaan, was dit er te veel aan. Er werd een staking
georganiseerd die weliswaar niet veel succes kent – slechts 5 % van de scholen
ging dicht – maar die wel met veel geweld gepaard gaat. Middelbare scholieren
steken auto’s in brand en lopen met knuppels over straat. Ze worden
gemanipuleerd door mensen die niets met de onderwijssector hebben te maken
maar wel een lange geschiedenis van brandstokers hebben. Het voorlopige
resultaat is dat één linkse partij haar parlementaire steun aan Correa heeft
opgezegd. Als men weet dat de regerende partij geen parlementaire
meerderheid heeft - slechts 59 van de 124 zetels - maar op linkse allianties moet
rekenen, dan ziet men hoe snel het nieuwe elan zou kunnen verloren gaan.

De inheemse oppositie vraagt wat meer uitleg. De grootste oppositie bestaat


tegen de nieuwe mijnwet, de wet op voedselsoevereiniteit en op water. Ook hier
komt het telkens neer op het weigeren van compromissen, het eisen van een
vetorecht en het onderste uit de kan willen halen.

De Grondwet stelt in, art. 13 en art. 133 het recht op een gezonde voeding vast
en garandeert in art. 400 de bescherming van de biodiversiteit in de
landbouwsector. De wet op de voedselsoevereiniteit stelt in art. 26 dat Ecuador
‘vrij wordt verklaard van transgene teelten en zaden’. Slechts in uitzonderlijke
gevallen en in het nationale belang kunnen de President en het Parlement hier
een uitzondering op maken. Nog los van het feit dat een wetgeving op de
voedselsoevereiniteit erg uitzonderlijk is ter bevordering van de nationale
productie, lijkt me dit niet meteen een vrijgeleide te zijn voor de import van
genetisch gemodificeerde organismen.

In de mijnbouwwet wordt naar de artikelen 408 en 313 van de Grondwet


verwezen, wordt een nationaal Mijnbouwbedrijf in het vooruitzicht gesteld en
wordt extractie van niet-hernieuwbare hulpbronnen verboden in beschermde
gebieden. Ook hier kan in uitzonderlijke omstandigheden door de President en
het Parlement een uitzondering op gemaakt worden. Doordat inmiddels een
concessie werd verleend aan Canadese mijnbouwbedrijven voor het ontginnen
van goud en koper, is het verzet tegen deze wetgeving aangezwollen. Sommige
organisaties van inheemsen eisen een vetorecht.

Tenslotte is er de wetgeving op water. Hierin worden duidelijke prioriteiten


gesteld voor het gebruik van water – eerst naar de huishoudens en dan naar de
landbouwproductie voor de binnenlandse markt – en wordt gesproken van een
Nationale waterraad. Sommige inheemsen menen hierin de intentie te zien om
water te privatiseren. Het is mij persoonlijk een raadsel waar dit vandaan komt,
wel kan worden vermoed dat de nationale waterraad de macht en de
bevoegdheden van de lokale raden zal verminderen.

Het moet gezegd dat de inheemse bewegingen momenteel verdeeld zijn in hun
verzet tegen de regering. De CONAIE, de grootste koepel van inheemse volken
verklaarde onlangs dat de regering ‘kapitalistisch en neoliberaal’ is en trok haar
steun in. De andere grote koepel, FENOCIN, van inheemsen, boeren en zwarten,
blijft de regering steunen en is het niet eens met de kritiek.

Al te makkelijk worden inheemse volken door de sociale bewegingen in het


Westen over één kam gescheerd. Telkens opnieuw worden ze beschouwd als
hulpeloze slachtoffers die alle steun verdienen. En het klopt natuurlijk dat de
blanke Noordamerikanen en Europeanen een zware schuld hebben ten aanzien
van een bevolkingsgroep die 500 jaar lang werd uitgebuit, miskend en
gediscrimineerd.

Toch moeten we ook beseffen dat inheemse volken, net zoals blanke, zwarte en
andersgekleurde volken volwassen sociale en politieke actoren zijn die, gelukkig
maar, de spelregels kennen. En, net zoals bij andere volken zijn sommigen eerder
links en anderen eerder rechts. Echt geïsoleerde groepen bestaan er nog
nauwelijks, bij de enen kwamen de katholieke en protestantse missionarissen
eerst langs, bij de anderen de antropologen. En allemaal zijn ze perfect
vertrouwd met GSM’s en computers. Of met andere woorden, inheemsen worden
best au sérieux genomen en niet paternalistisch afgedaan als hulpbehoevende
‘slachtoffers’ die per definitie altijd gelijk hebben. Ze leven met een geschiedenis,
een ervaring en een wijsheid waar de westerse beschaving veel van kan leren.

Sommige groepen werden of worden gefinancierd door internationale


instellingen, zoals de Wereldbank. Maar sinds de Wereldbank uit het land werd
gezet, is die financiering in gevaar. En ook dat verklaart een deel van de
oppositie. Of met andere woorden, indien de protesten van begin oktober geen
groot succes waren, heeft het veel te maken met de grote politieke verdeeldheid
van de inheemsen en met eisen die geen compromissen dulden. Tegelijk moet
men beseffen dat in geen enkel ander Latijnsamerikaans land de inheemsen
zoveel rechten hebben verworven.
Betekent dit dat alle protest onverantwoord is? Geenszins. Uiteraard schort er
heel wat aan het regeringswerk en uiteraard zou de ‘burgerrevolutie’ meer tijd
kunnen uittrekken voor participatie en onderhandelingen met sociale
bewegingen. Maar ook hier moet toch een en ander genuanceerd worden.
Hoeveel participatie er ook is, de beslissingen worden genomen door een
verkozen parlement, en zo hoort het ook. Politiek betekent compromissen zoeken
en niet de grote zuiverheid voorstaan. En uiteraard betekent dit dat het
socialisme van de 21ste eeuw nooit een zuiver socialisme zal zijn, dat is nu
eenmaal de prijs die moet betaald worden voor democratie, duurzaamheid en
overleven.

Valkuilen en risico’s

Veranderingen zijn nooit makkelijk. Alle sociale en politieke actoren moeten zich
aanpassen, moeten privileges inleveren, moeten hun bestaansreden soms ter
discussie stellen. De aanpassing voor veel sociale bewegingen bestaat er ook in
dat ze voor het allereerst moeten leren omgaan met macht. Dat vergt tijd en
moeite.

Waar deze regering vooral zal moeten mee afrekenen is met de risico’s die
inherent zijn aan haar aanpak. Nieuwe praktijken worden mogelijk door het
invoeren van nieuwe concepten en een nieuwe inhoud voor bestaande
concepten. Dat is een vernieuwende aanpak, die er echter en helaas ook kan toe
leiden dat bij een machtsverschuiving sommige concepten opnieuw worden
gerecupereerd en/of een andere invulling krijgen. Met andere woorden, de
verworvenheden van vandaag zouden heel snel de vijanden van morgen kunnen
worden. Concepten als ‘buen vivir’ en ‘solidaire economie’ kunnen zo weer
passen in een neoliberale logica waar ze nu zijn aan onttrokken.

‘Buen vivir’ leunt morfologisch sterk aan bij ‘bien vivir’, of het welvaartsdenken
van de geneoliberaliseerde sociaal-democratie. Het is niet moeilijk in te zien dat
eventuele nieuwe machtshebbers zich het begrip toeëigenen en er iets helemaal
anders mee gaan doen.

Dat hangt trouwens samen met die ‘solidaire economie. In Europa bestaat er
geen duidelijke definitie van en er gaan erg tegenstrijdige praktijken achter
schuil. Ook dat kan in Ecuador gaan gebeuren. Ik zie twee risico’s die ook in dit
regime niet onvermijdelijk zijn.

Het eerste is dat er zich een ‘solidaire economie’ ontwikkelt, zoals gepland,
zonder echter te raken aan de bestaande kapitalistische economie. De solidaire
economie bestaat dan naast en parallel met het kapitalisme en wordt niets
anders dan een economie voor de armen die solidair kunnen zijn met elkaar
zonder dat de samenleving als geheel solidair is.
Een ‘solidaire economie’ die niet raakt aan de kern van de kapitalistische
economie kan makkelijk uitlopen op een ‘socialisme op mensenmaat’, een
‘microsocialisme’ met een ’nieuwe mens’ op kleine schaal dat de samenleving
klein houdt t.a.v. een machtig blijvend kapitalistisch systeem dat hen niet langer
nodig heeft. In die context kan met enige argwaan worden gekeken naar de
pogingen om die ‘armeneconomie’ te demonetiseren.

Het tweede risico is dat de solidaire economie in dienst gaat staan van de
ernaast bestaande kapitalistische economie, net zoals dat vandaag het geval is
met de informele sector. Mocht dat gebeuren, dan mist de hele hervorming haar
doel en worden de verwijten van ‘neoliberalisme’ wel degelijk verantwoord.

De Minister van Sociale Ontwikkeling verzekerde me dat dit geenszins het geval
kan zijn. Het is niet de bedoeling te komen tot ‘insluiting’ in het kapitalisme, wel
tot een maatschappelijke integratie. Insluiting betekent al te vaak een toegang
van de armen tot de markt en tot het kapitalisme, met integratie wordt een
beweging van twee zijden verondersteld. Aan de onderkant kunnen mensen zich
organiseren en kan de informele economie geleidelijk aan geformaliseerd
worden. De kapitalistische economie wordt sterk ingeperkt en er wordt een
systeem van progressieve belastingen en herverdeling ingevoerd, met openbare
diensten en een geherstructureerde sociale bescherming.

Het grootste probleem zie ik echter voor de sector van de olie-ontginning en de


mijnbouw. Inheemsen die wijzen op de onverenigbaarheid van ‘rechten voor de
natuur’, ‘zelfbeschikking’ en ‘olie-ontginning’ hebben gelijk. Hier zit een grote
contradictie in en ik zie niet in hoe dat kan worden opgelost. Uiteraard zal elke
mijnbouw en elke ontginning met de grootste milieuzorg moeten gebeuren, maar
zonder problemen kan het gewoon niet. En zonder mijnbouw of olie-ontginning
kan het land met zijn Dollareconomie niet overleven, kan er geen sociale
bescherming worden uitgebouwd en kunnen er geen overheidsdiensten zoals
onderwijs en gezondheidszorg komen. Laat staan dat de buitenlandse
schuldenlast zou kunnen afbetaald worden of dat er nog zou kunnen
geïmporteerd worden. De President heeft wel een punt wanneer hij sommige
ecologisten verwijt ‘infantiele fundamentalisten’ te zijn. ‘We kunnen toch niet
zitten bedelen vanop een grote zak goud’, zo stelde hij terecht. Hij wijst er op dat
Ecuador enkel plaats heeft voor ‘verantwoorde mijnbouw’ en dat de veehouderij
van de inheemsen heel wat meer milieuschade veroorzaakt dan sommige mijnen.

Conclusie

‘Amerika, de hoop van het universum’. Zo dacht men erover in de zestiende


eeuw nadat men de immense rijkdom van het continent had ontdekt en er
romantische denkbeelden over de bevolking werden verspreid. Zo dacht men er
nog steeds over in het begin van de negentiende eeuw nadat de
verlichtingsidealen uit Europa werden gebruikt om een onafhankelijkheidsstrijd te
voeren. Emancipatie was toen de grote droom. Simon Rodriguez, de leermeester
van Bolivar, moest echter vaststellen dat hoe goed de nieuwe grondwetten en
wetten ook mochten zijn, als de mensen niet volgen, als ze de nieuwe ideeën niet
in zich opnemen, dan mislukt het project. ‘We hebben nu een Republiek. Waar
zijn de republikeinen?’

Ook vandaag weer kijkt met in West-Europa met een grote belangstelling naar
het Latijnsamerikaanse continent. Wat de sociale bewegingen hier niet meer
kunnen omdat het hen aan dynamiek ontbreekt en omdat het linkse denken na
de val van de Muur in Berlijn zich nog steeds niet heeft vernieuwd, wordt nu
stukje bij beetje werkelijkheid in Ecuador, Bolivië en Venezuela. Maar ook hier en
nu dreigt het risico dat de bevolking niet mee kan. Dat er te weinig aan
‘onderwijs’ wordt gedaan. Dat er te weinig participatie is en te weinig uitleg
wordt gegeven. Vandaar het grote belang van het zapatistische advies: ‘hay que
ir al paso del mas lento’, men moet niet sneller willen lopen dan wat de traagste
aankan.

Wat de burgerrevolutie in Ecuador alvast mee heeft is haar positieve


ingesteldheid. Hier wordt geen tijd verloren met het aanklagen van ‘het
kapitalisme’ of ‘het neoliberalisme’. Hier wordt niet afgebroken maar constant
opgebouwd. De revolutie is een feest, aldus Correa, iedereen moet meevieren en
iedereen moet mee opbouwen. Op een ogenblik dat andere bewegingen in
Latijns-Amerika, zoals de neozapatisten in Mexico of de ‘piqueteros’ in Argentinië
in een impasse zijn beland, is dit een meer dan welgekomen verademing. Zeker,
deze bewegingen blijven inspirerend voor wie volkomen vast zit, maar veel
vooruitgang wordt er niet langer van verwacht.

De burgerrevolutie van Ecuador houdt vooralsnog geen radicale breuk met het
kapitalisme in. Ze kan daar enkel toe leiden wanneer de logica van de ‘buen
vivir’ volledig wordt doorgetrokken, en daar ziet het niet meteen naar uit, zeker
niet zolang er Dollars nodig zijn om het land draaiende te houden. Hoe dan ook
kan die ‘buen vivir’ vermijden dat de revolutie uitdraait op een marxistisch-
leninistisch project waar moeilijk een meerderheid van de bevolking kan voor
gewonnen worden. Na de militaire dictaturen van de jaren ’70 is de bevolking
zeer gehecht aan democratie, aan burgerrechten en aan sociaal-economische
rechten. Men kan rustig stellen dat het huidige project in Ecuador een zoektocht
is tussen twee gefaalde projecten: het socialisme van Oost-Europa en het
neoliberalisme van Washington.

Men kan enkel hopen dat de president niet wordt gedwongen om toegevingen te
doen aan zijn huidige medestanders van de betere klassen om zo ook voldoende
steun over te houden in het Parlement. Zolang de huidige koers wordt
aangehouden moet deze burgerrevolutie door de linkerzijde worden gesteund. Ze
is lang niet perfect, de regering maakt fouten, ze heeft te kampen met een
fundamentele contradictie tussen de ontginning van grondstoffen en de rechten
van de natuur, maar ze is wel een goede marsrichting ingeslagen en werkt zeer
vernieuwend.
Men kan begrijpen dat sociale bewegingen hun utopie nastreven, men kan
begrijpen dat inheemse volken hun soevereiniteit opeisen, maar ook zij zullen
moeten beseffen dat ze nooit eerder zoveel hebben kunnen verwezenlijken als
met deze president. Nooit eerder kregen ze zoveel rechten, nooit eerder werden
zoveel mooie principes in fundamentele teksten ingeschreven, nooit eerder
werden zulke progressieve wetten goedgekeurd. Het zou een onvergeeflijke fout
zijn mochten progressieve bewegingen hun steun aan dit regime opzeggen en
daardoor opnieuw de rechterzijde aan de macht brengen. Dit is een zware
verantwoordelijkheid voor de linkerzijde. Oppositie voeren is één ding, een
regering doen vallen en de deur openzetten voor een nieuwe lange nacht van het
neoliberalisme, iets anders.

Anda mungkin juga menyukai