Anda di halaman 1dari 170

1

VAN

D I T G E D E N K B O E K ; 18761926" W E R D E N IN

OPDRACHT

V A N DE VEREENIG1NG

VOOR

DEN

E F F E C T E N H A N D E L " O P D E P E R S E N V A N DE F I R M A
J. H . DE BUSSY TE A M S T E R D A M

IN DE M A A N D

M E I V A N H E T J A A R 1926 G E D R U K T : 30 E X E M P L A REN

OP

HOLLANDSCH

GESCHEPT

PAPIER V A N

V A N GELDER ZONEN,GENUMMERD EN GETEEKEND,


1200 E X E M P L A R E N O P H O U T V R I J
VAN

PAPIER,

WAAR-

200 E X E M P L A R E N IN D E N H A N D E L

TEGEN

D E N PRIJS V A N Z E V E N G U L D E N E N V I J F T I G C E N T S .

VEREENIGING VOOR DEN EFFECTENHANDEL TE AMSTERDAM


1876 - G E D E N K B O E K - 1926

Interieur van de Effectenbeurs 1913. Bouwwerk van den Ing. Jos. T h . J . Cuypers.

Gedenkboek V. v. d. E. 18761925.

Vereeniging voor den Effectenhandel

GEDENKBOEK
1876 = 1926
IN O P D R A C H T V A N H E T B E S T U U R
SAMENGESTELD DOOR

D R \ A. W. DE IONGH

U I T G E G E V E N DOOR DE VEREENIGING
T E A M S T E R D A M O P 17 M E I
1926

Het Bestuur van de Vereeniging voor den Effectenhandel gaf mij de vereerende opdracht, het Gedenkboek samen te stellen, dat het ter gelegenheid
van het vijftig-jarig bestaan der Vereeniging het licht wenschte te doen zien.
Bij de uitvoering van deze opdracht heb ik mij laten leiden door de overtuiging, dat een gedenkschrift, door een feestvierende vereeniging uitgegeven,
niet de allures mag hebben van een historisch werk dat aanspraak maakt op
zuiver wetenschappelijke waarde. Om deze reden scheen het mij dan ook het
beste toe, niet in voetnoten, die meestal den loop van het verhaal storend
onderbreken, mijn bronnen te vermelden, doch in plaats daarvan een lijst van de
voornaamste door mij geraadpleegde werken aan deze hoofdstukken toe te voegen.
Bij het beindigen van mijn taak voel ik mij gedrongen mijn oprechten
dank te betuigen aan Prof. Dr. H. Brugmans, mijn hooggeschatten leermeester,
onder wiens auspicin dit werkje geschreven werd, en die de groote bereidwilligheid had het historisch gedeelte met mij door te lezen. Ook ben ik
grooten dank verschuldigd aan Mr.J. van Sonsbeeck, Secretaris der Vereeniging
voor den Effectenhandel, wiens groote vakkennis voor mij van onschatbare
waarde was. Een helper, zonder wiens medewerking ik op tallooze moeilijkheden
zou zijn gestuit vond ik in den Heer Frank Luns, Bibliothecaris der Vereeniging
voor den Effectenhandel, die mij niet alleen in staat stelde ten allen tijde
gebruik te maken van de uitmuntend georganiseerde bibliotheek der Vereeniging,
doch die mij ook bij het ordenen en raadplegen van oude archiefstukken
behulpzaam was, en zich bovendien met de verzorging van het technisch
gedeelte der uitgave belastte.
A. W. DE IONGH.
Amsterdam, Mei 1926.

EEN WOORD V O O R A F

De Beurs van Amsterdam! Een groot en ruim historisch perspectief


opent zich voor ons, dat zich in den nevel der tijden verliest, toen de kooplieden van oud-Amsterdam op de Nieuwe Brug samen kwamen om hun
zaken te bespreken. Maar een perspectief, dat steeds duidelijker vormen
aanneemt en meer en meer wordt tot een belangrijk onderdeel van Amsterdams
economische en daardoor ook maatschappelijke geschiedenis. De ontwikkeling
is betrekkelijk snel gegaan. Nog in het begin der zestiende eeuw zijn de
toestanden zoo eenvoudig, dat men het de gewoonste zaak van de wereld
vindt, dat de kooplieden bij regen en ontijd gingen schuilen onder de luifels
der huizen in de buurt van de Nieuwe Brug. Maar reeds een eeuw later
bouwt Amsterdam zijn eerste beurs, die van Hendrick de Keyser, aan het
Rokin. En dan is ook al heel spoedig het handelsleven ter beurze zeer
modern, zoo modern, dat men het gerust met dat van onzen tijd kan vergelijken.
In den loop der zestiende eeuw wordt de beurs hoe langer hoe meer
het middelpunt van het economische leven der stad. Dan ook worden de
grondslagen gelegd van wat ten slotte de effectenbeurs zou worden. De oude
beursnoteeringen van Amsterdam vermelden alleen goederen, geen fondsen.
Eerst in 1746 komen eenige weinige effecten, actin of wat dan ook, op de
noteering voor. Maar wij weten met volkomen zekerheid, dat reeds veel
vroeger allerlei fondsen ter beurze werden verhandeld; in ieder geval in de
tweede helft der zeventiende eeuw werd een levendige handel gedreven in
actin der Indische compagnien, in schuldbrieven der Staten-Generaal, van
Holland, van de admiraliteiten enz. En hebben wij niet in 1720 den befaamden
actiehandel gehad, veel gesmaad en bespot, maar toch kenmerkend teeken
van den tijd, die den modernen, in den grond zoo eenvoudigen beurshandel
kende. Er is iets onweerstaanbaar komisch in de verbazing van den Keizer,
die Hollandsche schuldbrieven als oorlogssubsidie krijgt en dan plotseling
tot de ontdekking komt, dat deze papieren niet meer tegen pari realiseerbaar
zijn, omdat de Amsterdamsche beurs ze nu eenmaal lager noteert. Wat van
zelf sprak, maar wat men te Weenen toen nog niet kon begrijpen.
De beurs was toen nog de algemeene beurs; alleen de korenbeurs had

een afzonderlijk houten gebouw aan het Damrak. Maar dat de effectenhoek
reeds in de zeventiende eeuw wel sterk in the public eye" was, blijkt wel
uit de bekende regels van Vondel:
Hier wort Merkuur gedient, geviert, en aangeben.
Met zijnen slangestok, en vleuglen aen de hielen.
Hier zweet het koopmansbrein, gepropt van vrachten, kielen,
Papieren, wisselkansse, en munte, en beurskrackeel,
En winninge en verlies. Elck grijpt naer 't beste deel
In schipbreuk, haverij, verzekert kist en packen,
En berght zijn have en 't lijf op masten, en op wracken.
Zoo is het gebleven tot het einde der achttiende eeuw. Zware slagen
onderging ook de beurs in den Franschen tijd. Maar juist deze bracht ook
iets nieuws, de eerste beurscourant van effecten, de eerste scheiding van den
fondsenhandel van den goederenhandel. In die richting is de ontwikkeling
sedert voortgegaan, al kwam er voorloopig nog geen effectenbeurs. Ook als
de beurs van Hendrick de Keyser zich ten slotte begeeft en er een nieuw
gebouw, van Zocher, aan het Damrak wordt gesticht, blijft de effectenbeurs
zich beperken tot een hoek". Maar de afzonderlijke noteering blijft; ook
worden organisaties gesticht ten behoeve van den fondsenhandel in den toen
gebruikelijken vorm van een sociteit of een maatschappij. Dat was versnippering van krachten, die ten slotte tot eenheid drijft. Omstreeks het midden
der vorige eeuw komt die eenheid dan ook tot stand, al blijkt ten slotte de
organisatie te wenschen over te laten.
Die organisatie is eerst tot stand gekomen, toen in 1876 de Vereeniging
voor den Effectenhandel werd opgericht. Dat was ook een teeken des tijds.
Na 1870 zet zich de economische opbloei van Amsterdam in, die tot den
grooten oorlog in gezonde, regelmatige ontwikkeling zich steeds verder heeft
ontplooid; kort na 1870 vinden wij allerlei nieuwe organen en organisaties
in het Amsterdamsche handelsleven, alle symptomen van gezonden en daardoor aantrekkelijken groei.
Ter gelegenheid van haar gouden feest wil de Vereeniging voor den
Effectenhandel haar gedenkstuk geven. Zij droeg de bewerking daarvan op
aan mej. A . W. de Iongh, die daarvoor door studie en praktijk aangewezen
was. Men verzocht mij het boek van mijn oud-leerling bij het belangstellend
publiek in te leiden. Ik doe dat gaarne, omdat het werk van mej. de Iongh
een historische arbeid is, die op klare, duidelijke wijze ons de ontwikkeling
laat zien van een zoo gewichtig deel van Amsterdams leven als de fondsenhandel de eeuwen door is geweest.
H. BRUGMANS.

Gedenkboek V . v. d. E . 1 8 7 6 - 1 9 2 6 .

HOOFDSTUK I

HET ONTSTAAN VAN DEN GELDHANDEL

Koophandel was in de vroege Middeleeuwen een bedrijf met een


weinig gecompliceerde techniek. Door de geringe ontwikkeling van het
internationale verkeer was de handel meestal tot de eigen landstreek
beperkt en ook het begrip eigen land" was in die tijden zeer nauw
begrensd.

Daar in de meeste landstreken productie en consumptie

tegen elkander opwogen, was de handel voornamelijk een handel in


luxe-artikelen.
Het handeldrijven was dan ook aanvankelijk een klein, persoonlijk
bedrijf. De koopman trok er zelf met zijn waren op uit naar de markten
van andere steden, waar hij ze aan de klanten te koop aanbood. De
kooper nam op zijn beurt de goederen persoonlijk in oogenschouw
en betaalde contant, nadat de koop gesloten was. De koopman kon
zich nu in de vreemde stad van andere waren voorzien, die in zijn
vaderstad in trek waren, om zoodoende de kosten van zijn terugreis
goed te maken en deze wijze van handeldrijven, die. dus nog dicht bij
den primitieven ruilhandel stond en waarbij het geld slechts even als
waardemaatstaf diende, kwam dan ook aanvankelijk het meest voor.
Naarmate de verkeersmiddelen beter werden, ontstond de mogelijkheid zonder al te groote moeite en kosten verdere zakenreizen te
ondernemen. Zoo breidt met het internationaal verkeer ook de internationale handel zich uit en al spoedig was het voor den koopman
niet langer mogelijk alle zakenreizen persoonlijk te ondernemen. Hij
nam dan zijn toevlucht tot vertegenwoordigers, zoogenaamde faktoors",
die in zijn plaats met de waren op reis gingen, die een uitgebreide
11

volmacht bezaten, om naar hun beste weten zaken te doen en die ook
de finantin regelden, om bij hun thuiskomst rekening en verantwoording
aan den koopman af te leggen. Het spreekt vanzelf, dat bij een zoo
eenvoudige wijze van handeldrijven nog geen behoefte bestond aan
hulpmiddelen als crediet-wezen en wisselverkeer, zonder welke onze
tegenwoordige binnen- en buitenlandsche handel niet zon kunnen bestaan. Het eenige hulpmiddel dat men noodig had was de wisselbank, of
tafel, waar achter de wisselaars hun bedrijf uitoefenden. Waar goederenhandel is, moet ook vreemd geld zijn, en de wisselaars wisselden het
vreemde geld tegen de in de stad gangbare muntsoort in, of verstrekten
bedragen in vreemde munt aan den koopman, die elders betalingen
te doen had. Hun tafels hadden al spoedig een vaste plaats, meestal
op een plein in het centrum der stad, waar het verkeer het drukst
was, en waar in vele gevallen ook markt gehouden werd. Dat de
wisselaars een onmisbare factor in de toenmalige handelswereld vormden is gemakkelijk af te leiden uit de enorme verscheidenheid van
munten die men vroeger had. De verwarde toestand van het muntwezen was niet alleen in de Middeleeuwen, maar zelfs nog later, in
de 16 en 17 eeuw, een groote belemmering voor den koophandel.
In verschillende landen waren, vaak onder denzelfden naam, munten
van totaal verschillende waarde in omloop. Het gebied waar een munt
geldig was, was meestal klein. Elke vorst, graaf, elke republiek had
eigen muntrecht. Nog in de 17 eeuw hadden in de Nederlanden de
steden Zwolle, Kampen, Zutphen, Deventer, Nijmegen, Groningen het
eigen muntrecht, terwijl bovendien nog de verschillende gewesten een
duizelingwekkende hoeveelheid eigen munten sloegen. In de in 1780
verschenen druk van Le Long's: De koophandel van Amsterdam, worden
de volgende, toen in Amsterdam gangbare muntsoorten genoemd:
In goud: Nieuwe heele en halve gouden rijders, gouden dukaten.
In zilver: Dncatons van 63 stuivers, drieguldenstukken, daalders
van 30 stuivers, tweeguldensstukken, guldens van 20 stuivers, halve
guldens, heele, halve en kwart rijksdaalders van 50, 25 en 127z stuiver,
heele, halve en kwart Albertrijksdaalders.Goudguldens van 28 stuivers,
die, ongestempeld, slechts voor 26 stuivers werden aangenomen. Halve
en kwart goudguldens, gestempelde schellingen van 6 stuivers, ongestempelde van 57a stuiver, achtstuiverstokken, dubbeltjes, stuiverstukken.
de

de

12

en tenslotte in koper duiten van Vs stuiver of 2 penningen elk, een


verscheidenheid, die stellig voor zichzelf spreekt
Bovendien werden de munten niet altijd gelijk geslagen en de
vorsten veranderden willekeurig de waarde er van. Hoe had de koopman
of de reiziger dan ook aan het vreemde geld moeten komen dat hij
noodig had, wanneer de wisselaar hem niet ten dienste had gestaan?
Deze kende de verschillende muntsoorten, wist wat ze waard waren
en waar ze gangbaar waren, en had ze in voorraad.
Het was in de Italiaansche stedenrepublieken, wier handel na de
kruistochten tot hoogen bloei was gekomen, dat in de 14 eeuw de
kantoren der wisselaars zich ontwikkelden tot een belangrijke factor in
het internationale handelsleven. De slechte verkeerstoestanden maakten
het verzenden van gemunt vreemd geld buitengewoon moeilijk. Bovendien
was het vaak onmogelijk een groot bedrag aan vreemd geld bijeen te
krijgen, daar men meestal slechts het in zijn eigen woonplaats gangbare
geld in groote hoeveelheden tot zijn beschikking had. Men werd dus
genoodzaakt een surrogaat te vinden voor het werkelijk transporteeren
van gelden, en de behoefte aan zulk een surrogaat was des te grooter
waar in sommige landen, zoo bijvoorbeeld in Engeland, de uitvoer van
baar geld geheel verboden was. De praktijk deed de volgende oplossing
van dit vraagstuk aan de hand: Wanneer men in een vreemde stad een
betaling te doen had, richtte men zich schriftelijk tot een zakenvriend,
met het verzoek de bedoelde som aan den brenger van den brief uit
te betalen. Toen de handel zoo'n uitgebreidheid verkregen had, dat de
reizende faktoren niet langer voldoende waren, richtten vele groote
Italiaansche handelshuizen in verschillende steden filialen, zoogenaamde
faktorijen op, en het lag voor de hand, dat men de betalingen, die men
in zoo'n stad te doen had, door deze faktorijen liet afdoen. Had men
geen eigen filiaal, dan kon men den brief, die den naam wisselbrief droeg,
omdat er in de meeste gevallen ook een omwisseling van de eene
muntsoort in de andere mee gepaard ging, aan een bevriend handelshuis of aan een debiteur adresseeren.
In deze wisselbrieven had men dus een hulpmiddel gevonden, om
de kostbare en riskante transporten van baar geld uit te schakelen. Zij
konden echter slechts dan van algemeene beteekenis worden, wanneer
een speciale klasse van menschen zich met het uitoefenen van dit bedrijf
de

13

ging bezig houden. Het lag voor de hand, dat de wisselaars hiervoor
het meest in aanmerking kwamen. Zij immers waren van oudsher bekend
met het vreemde geld en den handel er in, velen van hen hadden
aanzienlijke kapitalen verzameld en bezaten vaak faktorijen in een groot
aantal plaatsen. Natuurlijk bleven de kooplieden zelf ook wisselbrieven
uitschrijven, maar het leeuwendeel van dit bedrijf kwam toch in handen
der wisselaars, die, naar de tafels of banken waaraan zij eerst hun
primitief bedrijf hadden uitgeoefend, ook bankiers genoemd werden.
Naarmate hun zaken zich uitbreidden, lieten zij hun oorspronkelijk bedrijf,
het wisselen van vreemd geld, aan de kleine wisselaars over, en legden
zich geheel op het bankiersvak toe. Zij namen deposito's van kooplieden
aan, belastten zich met betalingen per giro en gebruikten in vele gevallen
de hun toevertrouwde gelden ook voor goederenhandel. De bankier
ontving soms provisie voor het bewaren en gereedhouden der gedeponeerde som, meestal betaalde hij echter iets, hoewel een vaste regel
in dit opzicht niet bestond.
Wanneer het geval zich voordeed, dat een koopman in een stad
waar hij niet over een deposito beschikken kon, een betaling te doen
had, behoefde hij zich slechts tot een der groote wisselaars of bankierskantoren te wenden. Men betaalde voor een wisselbrief natuurlijk iets
meer dan de som waarop hij luidde, maar men spaarde de transportkosten en het risico dat het geld op reis verloren zou gaan, was sterk
verminderd. Wat men voor den wisselbrief betalen moest was afhankelijk
van het crediet, dat de verkooper genoot, en van den afstand tusschen
de twee plaatsen in kwestie. De kerkelijke doctrine had vastgesteld
dat geld geen vrucht dragen kon, rente trekken van geld was niet
geoorloofd, wisselzaken echter werden getolereerd, daar men de winst,
die de trekker nam, beschouwen kon als vergoeding van transportkosten en als arbeidsloon van den wisselaar.
Steeds uitgebreider werd de handel in deze wisselbrieven. Het
ligt voor de hand dat hij zich concentreerde op het plein waar de
wisselaars, nu meestal bankiers genaamd, hun standplaatsen hadden,
en waar de kooplieden geregeld, meestal zelfs dagelijks, te vinden
waren. Men kocht en verkocht, de koersen varieerden, niet alleen naar
het vertrouwen dat de verkooper genoot, maar ook naar den politieken
toestand van den dag, daar men wel. degelijk rekening diende te houden
14

met wat de toekomst zou kunnen brengen. De plaats waar de wissel


getrokken werd was vaak een maand of meer reizen verwijderd van
de plaats waar de betaling moest geschieden. De vorsten, door hun
tallooze oorlogen meestal in zeer moeilijkefinancieeleomstandigheden,
ontzagen zich niet de munt te besnoeien om aan geld te komen, zoodat
de mogelijkheid altijd bestond dat men het bedrag waarvoor men
betaald had in minderwaardige munt kreeg uitbetaald. Het is duidelijk,
dat hier een uitnemende gelegenheid tot spekulatie geboden werd,
waarvan zoowel door de bankiers als door partikulieren gaarne gebruik
werd gemaakt.
Voor den goederenhandel waren de missen en jaarmarkten al vroeg
van groote beteekenis geworden. In de steden waar deze missen op
geregelde tijden gehouden werden, hadden de wisselaars bij voorkeur
hun kantoren of faktorijen gevestigd en toen eenige dezer missen, bijv.
die van Lyon, in de 15 eeuw tot een wereldmarkt geworden waren,
vond de handel, steeds bedacht op concentratie, hierin een krachtig
hulpmiddel tot het vereenvoudigen van zijn betalingssysteem. Men liet
eenvoudig alle betalingen die men te doen had geschieden op een mis,
en gedurende deze mis werden de verschillende posten gerescontreerd,
of zoo noodig met nieuwe wissels op een volgende mis verrekend.
Men zou de missen waar een dergelijke wisselhandel gedreven
werd eigenlijk reeds wisselbeurzen kunnen noemen, beurzen, die twee
of viermaal per jaar gedurende eenige weken gehouden werden. En
niet alleen op de jaarmarkten, ook op de pleinen der groote handelssteden, Veneti, Genua, Florence, was een geregelde dagelijksche
handel in wissels ontstaan, die geheel het karakter van een beurs aannam.
de

Onder het begrip beurs" verstaat men tegenwoordig elke, binnen


korte tijdsruimte, meestal dagelijks, terugkeerende samenkomst van kooplieden en andere bij den handel betrokken personen, met het doel
handelszaken af te sluiten, zonder dat tegelijkertijd de goederen getoond,
geleverd en betaald worden. Het feit, dat de verhandelde goederen
niet ter beurze aanwezig zijn, onderscheidt de beurs van de gewone
markt. In de Middeleeuwen leende de goederenhandel er zich nog niet
toe om door middel van een beurs gedreven te worden, daar men
15

slechts kocht nadat men de goederen gezien en gekeurd had, terwijl


de levering eerst geschiedde, nadat beedigde wegers en meters de
hoeveelheid

hadden vastgesteld. Slechts bij eenige waren kende men

merken, die ongezien geleverd konden worden, zoo bijvoorbeeld bij


haring, die men verkocht voordat ze gevangen was. Verder kende men
koop van wol op het schaap en van graan op het veld, doch dit waren
uitzonderingsgevallen.

Uit de behoefte aan concentratie, de behoefte

om vraag en aanbod zoo dicht mogelijk samen te brengen, waren op


het gebied van den goederenhandel de jaarmarkten en missen ontstaan,
waarvan de schaduwzijde vooral hierin bestond, dat men de waren naar
de plaats waar de mis gehouden werd moest transporteeren, ze aldaar in
pakhuizen moest opslaan, om wat niet verkocht was na afloop van de
mis weer terug te transporteeren naar de plaats van herkomst.
Met de wissels echter was het een ander geval. Die kon men gemakkelijk vervoeren, men behoefde ze niet op te slaan, men kon ze
koopen, zonder ze eerst gezien en gekeurd te hebben, men kon verschillende posten rescontreeren, in n woord, de wissel was een zeer
geschikt object voor beurshandel. Terwijl dus de missen voor den
goederenhandel nog slechts markten waren, vervulden zij in den geldhandel het eerst de rol van beurzen, en in die plaatsen waar deze
wisselhandel

belangrijk genoeg was, ontwikkelde hij zich tot een ge-

regeld dagelijksch beursverkeer.


In de Italiaansche handelssteden was dit reeds in de 1 4

de

eeuw het

geval. Zooals vanzelf spreekt vond men deze beurzen bij de kantoren
der wisselaars en bankiers, waar men dagelijks bijeen kwam om geldzaken
af te sluiten. In de Italiaansche steden bevond zich op het voornaamste
plein van de stad meestal een openbare zuilengaanderij, een zoogenaamde
loggia, en daar was het dat de groote bankiers, door de gaanderij beschut
tegen weer en wind, hun kantoren hielden, terwijl de tafels der minder
aanzienlijke wisselaars eenvoudig in de open lucht op het plein zelf
stonden. In Florence had tegen het einde der 15

de

eeuw de Mercato

Nuovo zich reeds geheel en al tot wisselbeurs ontwikkeld, terwijl in


Veneti het wisselverkeer zich concentreerde op den Rialto en op het
bekende plein van San Marco.
Het ligt voor de hand, dat het ook de Italiaansche

kooplieden

waren, die door hun wijdvertakten handel het zoo gemakkelijk betaalmiddel
16

van den wisselbrief ten Noorden van de Alpen in zwang brachten. De


groote Genueesche en Florentijnsche handelshuizen hadden weldra hun
faktorijen in de voornaamste Noord- en West-Europeesche handelssteden,
en wij zien hoe mt deze Italiaansche faktorijen niet alleen de wisselbrieven,
maar ook de beurshandel daarin en de geldhandel in het algemeen in
de verschillende landen hun intrede doen. Het behoeft dan ook geen
verwondering te wekken, dat in de steden van West-Europa, waar in
de 15 en 16 eeuw sprake is van beurshandel in wissels, deze handel
zich concentreert bij de woonplaatsen en kantoren der Italianen. Is in
Londen Lombard Street, oorspronkelijk de straat waar de Lombarden
wonen, niet nog steeds het centrum van den geldhandel? En dat de
Italianen zich ook nog met andere soorten van geldhandel bezig hielden
blijkt wel uit het feit, dat in onze taal het woord lommerd" nog steeds
de plaats aanduidt waar men geld tegen onderpand krijgen kan, terwijl
de Duitschers voor een bepaalde transactie den naam Lombardgeschaft" hebben.
Ook het woord beurs", waarmede men heden ten dage in bijna
alle moderne talen de vaste plaats van samenkomst der kooplieden pleegt
aan te duiden, dankt zijn tegenwoordige beteekenis aan de Italianen,
en aan de belangrijke rol die deze speelden in de middeleeuwsche
handelswereld.
Een van de voornaamste handelssteden van West-Europa was
in die dagen de Nederlandsche stad Brugge en daar was het, dat
men het eerst het woord beurs" in zijn huidige beteekenis gebruikte.
De Florentyn Lodovico Guicciardini geeft in zijn in 1567 verschenen werk over de Nederlanden') als verklaring van de in Brugge
gangbare benaming beurs" het feit, dat aldaar een bekende patricische
familie van den Burse woonde, die in haar wapen drie geldbuidels
of beurzen voerde. Deze familie bezat een huis, dat naar den steen
met het familiewapen in den gevel als het huis De Burse" bekend
stond. Naar dit huis zou ook het plein waarop het stond Burse"
genoemd zijn. Tot zoover Guicciardini.
Dat het woord beurs echter zijn tegenwoordige beteekenis kreeg,
was te danken aan het volgende feit. Na het uitsterven van de familie
van den Burse hadden de Venetiaansche kooplieden in het huis de
de

de

') Descrittione di tutti i Paesi Bassi, altrimenti detti Germania inferiore, druk 1581, pg. 99.
17

Burse*' hun faktorij gevestigd, hetgeen ten gevolge had, dat op het
plein van gelijken naam de Italianen, die in Brugge hun zaken hadden,
geregeld bijeen kwamen. Brugge onderscheidde zich namelijk van
andere handelssteden hierdoor, dat er niet een bepaald plein was,
waar alle kooplieden te zamen kwamen, doch dat men naar nationaliteiten
op verschillende plaatsen bijeen kwam. Wanneer men nu geldzaken
te doen had, wissels te koopen of te verkoopen, dan begaf men zich
naar het plein de Burse", waar de Italianen samen kwamen, die
zich voornamelijk met deze soort van zaken bezig hielden. De Brugsche
kooplieden brachten deze benaming naar andere steden over en toen
de goederenhandel zich er in den loop der tijden meer en meer toe
ging leenen op dezelfde wijze gedreven te worden als de wisselhandel,
kreeg ook de plaats van samenkomst der goederenhandelaars den naam
beurs '. Nog heden ten dage draagt een plein in het centrum der
oude handelsstad Dordrecht, waar nog steeds weekmarkt gehouden
wordt, in den volksmond den naam de beurs", hoewel het officieel
onder een geheel anderen naam bekend staat.
Antwerpen, dat, toen Brugge zijn beteekenis als wereldmarkt begon
te verliezen, in eenige tientallen jaren de belangrijkste koopstad van
de Nederlanden werd, zag het eerst de noodzakelijkheid van een
officieele plaats van samenkomst der kooplieden in. In het jaar 1531
besloot het tot de stichting van een publieke beurs, waar de kooplieden van alle nationaliteiten bijeen zouden kunnen komen, teneinde
handelszaken af te sluiten. Op deze beurs werd niet alleen in wissels,
maar ook steeds meer in goederen handel gedreven, in het bijzonder
in specerijen. Er was reeds een hevige speculatie, vooral in peper. De
koning van Portugal, die het monopolie voor dezen handel bezat,
verkocht de peper aan groote maatschappijen, die de prijzen in Antwerpen
reguleerden. De prijs van de peper had grooten invloed op de prijzen
der andere goederen. Dit alles klinkt zeer modern; dat men zich
echter nog steeds in de Middeleeuwen bevond blijkt wel uit het feit
dat vele kooplieden zich van geheimzinnige astrologische systemen
bedienden, waarmee men uit den stand der sterren het prijsverloop
der goederen vooruit kon bepalen.
Als bouwwerk is de Antwerpsche beurs het klassieke voorbeeld
van tallooze andere beursgebouwen geweest. Het bestond, naar het
18

voorbeeld dat de Italiaansche steden leverden, uit een ruim plein, omgvefl
door een zuilengaanderij en nog tot op onzen tijd houdt men zich bij
het bouwen van nieuwe beurzen aan dit principe.
Naar het voorbeeld van Antwerpen werd in Londen in 1566 een
beurs gesticht, the Royal Exchange genoemd, terwijl in Nederduitschland
in de voornaamste steden van dien tijd, namelijk in Keulen, Hamburg,
Lbeck en Bremen, respectievelijk in 1553, 1558, 1605 en 1614 beurzen
tot stand kwamen.

Toen de Italiaansche kooplieden, nadat de kruistochten het Oosten


toegankelijk hadden gemaakt, met hun handel reeds het geheele bekken
van de Middellandsche Zee beheerschten, was Amsterdam nog slechts
een stad van zeer geringe beteekenis. Aan het feit dat de Zuiderzee
zich in de 12 en 13 eeuw tot een binnenzee uitgebreid had, en niet
het minst aan de talrijke privilegin die zij in den loop der tijden wist te
verwerven, had de stad het echter te danken, dat zij reeds op de helft der
15 eeuw als de belangrijkste koopstad van Holland beschouwd werd.
Het spreekt vanzelf, dat men in een stad waar ten gevolge van
den uitgebreiden goederenhandel van alle kanten het vreemde geld binnen
stroomde, al vroeg wisselaars aantrof, die voor den koopman onontbeerlijke helpers, die den weg wisten in den doolhof van het muntwezen.
Daar hun ambt terecht als zeer belangrijk beschouwd werd, werden
zij door de regeering aangesteld. Zij hadden zich aan bepaalde instructies
te houden, waarop zij een eed moesten afleggen. In Amsterdam genoten
zij desondanks echter niet veel vertrouwen. Zij knoeiden vaak met de
verschillende muntsoorten, verkochten de zware, goede munten naar
het buitenland en brachten de lichte onder het publiek, dat daardoor
ernstig benadeeld werd. Men beschouwde tengevolge daarvan niet alleen
de wisselaars, maar ook de bankiers als niet veel beter dan woekeraars
en hield het voor wenschelijk een instelling te stichten, waardoor hun
diensten voortaan ontbeerd zouden kunnen worden.
Zoo werd bij resolutie der Vroedschap in 1609 tot de oprichting
eener stedelijke wisselbank besloten, die tevens de algemeene kassier
werd van hen, die er hun penningen in vertrouwen wilden". De stad
bleef borg voor de gedeponeerde gelden. Voor het wisselen van specie
de

de

de

19

zouden zoo weinig mogelijk kosten berekend worden. Voor het bij haar
gedeponeerde geld gaf de bank een crediet op haar boeken. Een aanwijzing op zulk een crediet noemde men bankgeld. Dit circuleerde als
baar geld en deed meestal van 35 pCt. agio boven het gewone kasgeld,
daar bekend was, dat de bank slechts munten van allereerste zwaarte
en gehalte aannam, zoodat men nooit de kans liep voor bankgeld minderwaardige specie te ontvangen. In het jaar 1693 deed het bankgeld zelfs
12 en 13 pCt. agio boven het kasgeld, doordat er zeer veel zoogenaamde
kwade schellingen" in omloop waren, die in plaats van 6 stuivers
slechts 5'/2 stuiver waard waren.
Deze wisselbank, die de aanzienlijkste was van de vier te dien
tijde in Europa, namelijk in Amsterdam, Hamburg, Veneti en Neurenberg
bestaande banken, heeft aan den Amsterdamschen handel onschatbare
diensten bewezen. Zij bezorgde de meeste betalingen der Amsterdamsche
kooplieden onderling per giro, en werd de stapelplaats van het goud
en zilver, dat uit Amerika via Spanje Europa binnenvloeide. Amsterdam
dreef met alle landen van Europa een levendigen handel in deze
edele metalen, hetgeen weer tengevolge had, dat de stad aan het Y
op den duur het centrum werd van den Europeeschen wisselhandel.
Doch dat de stad dit niet alleen aan haar wisselbank te danken had,
maar vooral ook aan de groote rijkdommen, die de ondernemingslust
en de vlijt harer handeldrijvende bewoners er deden samenstroomen,
spreekt vanzelf.

Dat op het einde der 15 eeuw Amsterdam reeds een dergelijke


beteekenis als handelsstad gekregen had, dat de kooplieden er dagelijks
vergaderden, om geregeld contact met elkaar te hebben, blijkt uit een
waarschijnlijk in dien tijd geschreven kroniek, voorkomende achter
Pontanus' beschrijving van Amsterdam, waarin wij de volgende zinsnede aantreffen:
In dese oude syde (van Amstelredam) is oock de Warmoesstraet,
alwaer de Coopluyden dagelicx bi den anderen komen."
Deze primitieve beurs werd gehouden aan het Noordelijk einde
van de Warmoesstraat. Tegen regen en wind plachten de kooplieden
eenige beschutting te zoeken onder de breede luifels der huizen. Het
de

20

Byrsa Amsterodamer sis.


De Beurs van bet Rokin af te zien.
Gravure van C i s . Jsz. Visscher 1612.

De Beurs van Binnen.


Gravure van BoStius a Bolswert 1609
met verzen van P. C . Hooft, T h . Rodenburgh en C o r n . Plemp.
Gedenkboek V. v. d. E . 18761926.

spreekt vanzelf, dat de bewoners der Warmoesstraat, die bij goed


weer toch al genoeg last van het voortdurend gewoel ondervonden,
bij ongunstig weer door het gedrang onder de luifels hunner huizen
tot wanhoop werden gedreven. Toen nu het aantal der kooplieden
steeds toenam, nam men het besluit de plaats van samenkomst te
verleggen naar de Nieuwe Brug, die, vroeger van hout, in 1561 geheel
van steen was gemaakt. Hier had men echter in het geheel geen
beschutting tegen weer en wind, zoodat de Vroedschap besloot de
Sint Olofs Kapel ter beschikking te stellen, voor het geval dat het
weer niet toestond in de open lucht beurs te houden. Zelfs de Oude
Kerk gebruikte men voor dit doel, hetgeen begrijpelijkerwijze velen
tegen de borst stuitte, daar de vergaderende kooplieden zich niet altijd
gedroegen zooals dat in een kerk behoort. Rumoer en geschreeuw
was er natuurlijk altijd, maar zelfs scheld- en vechtpartijen waren geen
zeldzaamheid. Men kwam tot de overtuiging, dat het noodzakelijk was
den kooplieden een geschikte vergaderplaats te verschaffen, evenals
Antwerpen en Londen dit gedaan hadden. Een commissie

uit de

Vroedschap werd in 1607 belast met het kiezen van een geschikt
terrein, en het keuren van de ontwerpen van het gebouw, en het
resultaat van haar bemoeiingen was, dat in April 1608 de grondslagen
gelegd werden voor de beroemde Oude Beurs, die onder groote
belangstelling op 1 Augustus 1611, niet 1613 zooals men algemeen
aannam, omdat een gedenksteen zulks vermeldde, geopend werd.
Het was een gebouw, waarop de Amsterdammers met recht trotsch
mochten zijn. Het verhief zich aan het Rokin, ten Zuiden van den
Vijgendam, werd gedragen door vijf bogen, een groote in het midden,
twee kleinere aan weerszijden, en had een toren waarin zich een
klokkenspel bevond. Rond het middenplein stonden 42 pilaren, terwijl
het geheele gebouw ongeveer honderd meter lang en ruim zestig meter
breed was. In een hoek van de gaanderij was een zwart marmeren
steen ingemetseld, met het volgende inschrift:
Door Godes zegen is tot gerief der
Coopluyden dese Borse gesticht anno
CIDIDCVIII den XXIX Meye den eersten
steen geleyt en den eersten Augusti
CI3I0CXIII de eerste vergaderinge geweest".
21

Daar de stad zich steeds uitbreidde en het aantal beursbezoekers


gestadig toenam, werd in 1668 tot een vergrooting van het beursgebouw,
dat in 1660 reeds verschillende reparatin had ondergaan, besloten.
Bij deze gelegenheid werd ook het middenplein eerst geplaveid. Vandaar kwam men met twee treden op de gaanderij, die met blauwe
steenen bevloerd was, welke 's winters met planken bedekt werden.
De gaanderij werd door 46 pilaren gedragen, die elk van een nummer
voorzien waren, teneinde het mogelijk te maken de kooplieden, die
meestal een vaste plaats hadden, gemakkelijk te vinden. Bovendien
stonden op deze pilaren de namen der gewesten of steden, waarop
de kooplieden, die zich daar plachten op te houden, handel dreven,
benevens de namen der goederen waarin zij handelden. Boven de
bogen van de gaanderij bevonden zich nissen, die waarschijnlijk bestemd waren om standbeelden van de graven van Holland te bevatten.
Boven de gaanderij bevonden zich vier vertrekken, waarin aanvankelijk eenige winkels van boeken en plaatwerken gevestigd waren,
terwijl men er ook verschillende andere artikelen, als wapens, linten
en hoeden verkocht. Het middenplein van de beurs werd op de uren,
dat er geen beurs gehouden werd, gebruikt als exercitie-veld voor de
schutters en de soldaten van het stedelijk garnizoen, welke laatsten
er ook hun soldij uitbetaald kregen. Bovendien werd de brandweer
er onderricht in de behandeling van het brandbluschmateriaal.
In dit beursgebouw werden alle goederen verhandeld, behalve
graan. De handel in graan was sinds Amsterdam's opkomst van buitengewoon groot belang, zoodat de noodzakelijkheid van een aparte
graanbeurs zich sterk deed gevoelen. In 1616 werd deze gesticht, op
de plaats, waar de graanhandelaars van ouds samengekomen waren,
namelijk aan het Water, of Damrak, niet ver van de Oude Brug. Het
was een eenvoudig houten bouwsel, niet veel meer dan een aan drie
zijden door een overdekte zuilengaanderij omsloten plein, dat aan de
vierde zijde geheel open was. Onder de gaanderij bevonden zich
kleine kastjes, waarin de kooplieden monsters graan bewaarden, in
kleine zakjes, die onder beurstijd aan haken in de gaanderij werden
opgehangen. Pas in 1768 werd een nieuwe, uit steen opgetrokken
graanbeurs in gebruik genomen.
Ook de schippers en reeders kwamen van ouds op een afzonderlijke
22

plaats te zamen. Het spreekt vanzelf, dat zij zich zoo dicht mogelijk
bij den waterkant ophielden, en Fokkens vertelt in zijn beschrijving
van Amsterdam dan ook het volgende:
De Nieuwe Brugh is de eerste van de Waterkant. Boven op de
Brugh staat een Huys, dat al gebout is in 1560. Bezyden is een Galdery,
daar men uytzicht heeft na 't Y en alle de schepen. Op deze Brugh
ist alle Avonden vol Schippers en Kooplieden en Reders, die van haar
uytredinge, koophandel en 't bevrachten van Schepen spreken". En
iets verder:
By en op deze Brugge ziet men alle Dage by duyzenden van
Zeevarende-lieden, Bootsgezellen, Stierlieden, en Schippers, hier krielt
het altyd van Neptunis' bende zoo vol, dat men der naulix kan deurkomen : men ziet hier van allerhande slagh van volk uyt alle gewesten
der Werelt met de Schepen herwaards komende: By deze Brugh is nu
int Jaer 1661 gemaekt een Schippers Beurs of Wandelplaats, redelyk
groot, ter zyden met een Galdery met Pilaren, daar men onder voor
den regen kan schuilen."

Wanneer men echter in het zeventiende-eeuwsche Amsterdam van


de Beurs" sprak, dan verstond men daaronder de koopmansbeurs aan
het Rokin, door Jeremias de Decker aldus bezongen:
Hier heft zich uit den grond des Amstels na de woleken
een plaats die 's middags krielt van allerhande volcken,
een wandelperck, daer Moor met Noorman handel dryft,
een kerk, daar Jode, Turk en Christen in vergaeren,
een aller taelen school, een Mercktveld aller waeren,
een Borse, die alleen al 's Werelds Borsen styft."

Zoo een beurs in de zeventiende Eeuw, toen Amsterdam het


centrum was van den wereldhandel, moet inderdaad een interessant,
en vooral schilderachtig beeld hebben opgeleverd. Immers het waren
niet alleen de Amsterdamsche kooplieden die op de beurs kwamen. Daar
het door de trage postdiensten veelal niet doenbaar was zaken per brief af te
sluiten, kwamen tallooze buitenlandsche kooplieden zelf naar Amsterdam
om zaken te doen, en men kan de Decker dan ook op zijn woord
23

gelooven wanneer hij vertelt, dat men ter beurze Moor met Noorman"
kon zien handeldrijven.
Om onder dit heterogeen publiek de orde te handhaven en een
geregelden gang van zaken mogelijk te maken, was zeker geen gemakkelijke
taak. In 1592, toen er nog op de Nieuwe Brug en in de Oude Kerk
beurs gehouden werd, had het stadsbestuur reeds verschillende keuren
uitgevaardigd die bepalingen betreffende den beurstijd en de maatregelen
van orde bevatten. Daarbij was, om slechts het voornaamste te noemen,
o.a. het volgende vastgesteld:
De beurstijd was bepaald op 's morgens van elf tot twaalf uur. In
de maanden Mei, Juni, Juli en Augustus werd bovendien nog 's avonds
beurs gehouden van half zeven tot half acht Om de orde op de beurs
te handhaven, was een beursknecht aangesteld, wiens taak het was bij
het eindigen van de beurs een clocxken" te luiden. Beursbezoekers, die
na dit gelui de beurs nog niet verlaten hadden, moesten een boete
van zes stuivers betalen, die den beursknecht ten goede kwam. Verder
moest deze toezien, dat onder beurstijd zich geen bedelaars of kinderen
om te spelen" op het beursplein ophielden, en dat niemand goederen
over de beurs vervoerde, waardoor den kooplieden overlast zou
kunnen worden aangedaan. Onder beurstijd moest de knecht op verschillende plaatsen de uren omroepen, waarop boden of koeriers naar
andere plaatsen vertrokken, opdat de bezoekers eventueele brieven
zouden kunnen meegeven. Tenslotte en dat was zeker niet het
lichtste deel van zijn taak had de beursknecht er voor te zorgen,
dat het onder de bezoekers zelve ordelijk en vreedzaam toeging, dat
men niet eenigh geweer" tegen iemand trok of met elkander handgemeen raakte. Op het overtreden van al deze bepalingen stonden
boeten, die grootendeels den beursknecht ten goede kwamen. Of deze
eenvoudige man echter voldoende overwicht bezat om altijd strubbelingen
te voorkomen, staat zeer te bezien.
Toen het beursgebouw eenmaal in gebruik was genomen, werden deze
bepalingen voortdurend uitgebreid. Zoo werd het in 1621 zelfs noodig
geoordeeld het kijven en schelden op de beurs te verbieden. Ook de
beurstijd werd nog vele malen veranderd, en de boeten op het te laat
ontruimen der beurs werden verzwaard. In 1645 werd hij, die na half
een nog op de beurs werd aangetroffen, veroordeeld tot een boete van
24

De beursknecht: Jobannes de Paep.


Gravure van C o r n . de Visscber.
Rechts hiervan: Nieuwjaarsvers van den Beursknecht.
Gedicht door J . van Vondel 1643
in geornamenteerden rand door S. Savry.

Gedenkboek V. v. d. E . 18761926.

30 stuivers, terwijl het hem bovendien niet werd toegestaan vr drie


uur de beurs te verlaten. Een kostbare gevangenschap dus. "Wilde hij
echter toch vrijgelaten worden, dan had hij hiervoor een boete van
zes Karolus-guldens te betalen. In 1667 werd de beurstijd op nmaal
daags gesteld, namelijk op 12 uur 's middags. Op dat uur werden dan
de beurshekken gesloten, en wie na dien tijd tot de beurs toegelaten
wilde worden, verbeurde een boete van zes stuivers, ten bate van de
armen. De makelaars echter verbeurden een halve ducaton, dat is ruim
anderhalven gulden.
Al deze in keuren vastgelegde bepalingen waren niet anders dan
politievoorschriften, en hielden zich niet bezig met het eigenlijk bedrijf
ter beurze, met den handel zelf. Wat men tegenwoordig als een eerste
vereischte voelt, de inwendige regeling van den beurshandel, ontbrak zoo
goed als geheel. Slechts n bepaling was er, die zich direct met den
handel bezighield, en wel die, welke slechts aan beedigde makelaars
toestond bemiddelaar te zijn tusschen twee kooplieden.
Het beursbezoek was geheel vrij. Een ieder mocht ter beurze
komen, en zaken doen met wien hij wilde. Teneinde het tot stand
komen van transacties tusschen een dergelijk internationaal publiek te
vergemakkelijken, waren er van stadswege sinds het jaar 1530 beedigde
makelaars aangesteld, wier taak het was voor den verkooper een kooper
te zoeken, of omgekeerd. Hun aantal was aanvankelijk slechts klein,
in het jaar 1531 waren er in Amsterdam slechts elf beedigde makelaars
doch met de uitbreiding van den handel nam hun aantal sterk toe. In
1612 werden door 300 beedigde makelaars bemiddelaarsdiensten
bewezen. Daar het makelen een geldelijk vrij voordeelbrengend bedrijf
was, trof men op de Amsterdamsche beurs al spoedig naast de beedigde makelaars, die dus eigenlijk stedelijke beambten waren, en wier
rechten en verplichtingen dan ook door het stedelijk bestuur geregeld
werden, een groot aantal zoogenaamde beunhazen" aan, personen,
die makelaarsdiensten bewezen, zonder een officieele aanstelling als
makelaar te bezitten. Om te kunnen concurreeren tegen de beedigde
makelaars werkten zij veelal tegen veel lagere provisie, dan deze volgens
voorschrift van het stadsbestuur verplicht waren te berekenen. Het
stadsbestuur trok, ter bescherming der stedelijke ambtenaren, in tallooze keuren tegen de beunhazen" te velde, doch zelfs dreigen met
25

de zwaarste straffen mocht niet baten. In 1838 verloren tenslotte de


beedigde makelaars hun monopolie, zoodat sinds dien tijd de beunhazen ongestraft hun bedrijf konden uitoefenen.
Dat de makelaars in de 17
Eeuw niet bepaald een benijdbare
positie hadden blijkt bijvoorbeeld uit het feit, dat zij veel hoogere
boeten te betalen hadden bij te laat komen dan de kooplieden, als
wier ondergeschikten zij beschouwd werden. In 1645 werd hun verboden binnen twee uur na het sluiten van de Beurs op den Dam
terug te keeren, op straffe van de niet geringe boete van 25 gulden
voor de eerste, en honderd gulden voor de tweede keer.
Behalve het bemiddelen tusschen kooper en verkooper hadden
eenige speciaal door het stadsbestuur aangewezen makelaars nog een
andere taak. Zij hadden namelijk voor het samenstellen van de prijscourant van waren en wissels te zorgen, die sinds 1613 in Amsterdam
verscheen. Het aantal dezer prijscourantiers bedroeg aanvankelijk
vijf, later vier en nog later twee, terwijl sinds 1717 slechts een makelaar
de prijscourant samenstelde.
Zij moesten wekelijks de prijzen der waren en de wisselkoersen
op een lijst brengen, die, van het stadswapen voorzien, werd gedrukt.
Voor vier gulden per jaar kon men zich op deze prijscourant abonneeren,
en kreeg dan n nummer per week thuis bezorgd, voor zes gulden
ontving men twee exemplaren. Tevens was de prijscourant a raison
van twee stuivers bij den beursknecht verkrijgbaar, die U stuiver per
exemplaar provisie ontving.
de

Tot dusverre was de ontwikkeling van de Amsterdamsche beurs


langs dezelfde lijnen gegaan als in andere West-Europeesche handelssteden, zooals Antwerpen en Londen, het geval was geweest. Men
dreef voornamelijk handel in goederen, en ook, hoewel veel minder
dan elders, in wissels, en spekuleerde in beide, maar met mate. In
het begin der 17 eeuw echter deed zich in ons land een verschijnsel
voor, dat niet alleen voor de Amsterdamsche beurs, maar ook voor
de ontwikkeling van den beurshandel in het algemeen van groot belang
is geweest. De Vereenigde Oost Indische Compagnie werd opgericht,
en het oogenblikkelijke gevolg daarvan was: de handel en de spekulatie
in effecten.
de

26

Op zichzelf was de Oost-Indische Compagnie niets nieuws. Dat


men, wanneer meerdere personen geld bij elkaar brachten, dingen
ondernemen kon, die voor elk afzonderlijk onbereikbaar zouden zijn,
was een regel, die door de Romeinen reeds in praktijk werd gebracht.
In Genua hadden zich in de 12 en 13 eeuw reeds meerdere
personen aaneengesloten, om met een gezamenlijk kapitaal de stedelijke
belastingen te pachten. In de Nederlanden kende men reeds van ouds
het verschijnsel, dat eenige kooplieden te zamen een schip bouwden,
van handelswaar voorzagen en uitstuurden, de zoogenaamde reederijondernemingen. Naarmate men geld in de onderneming gestoken had,
kreeg men ook van de winst uitbetaald. In aansluiting met dit systeem,
dat veel toegepast werd, was in Amsterdam de Compagnie van
Verre" opgericht, die in 1595 de beroemde tocht om de Kaap organiseerde onder leiding van Houtman. Deze tocht had het succes, dat
men Java bereikte, hoewel de gemaakte winst onbelangrijk geweest
schijnt te zijn. Men zag echter in, dat de handel op Indi op den
duur onbegrensde mogelijkheden bood, en het gevolg hiervan was,
dat in verschillende steden dergelijke Compagnien werden opgericht,
alle met hetzelfde doel. Door hun groot aantal deden deze Compagnien elkaar echter hevige schade, zij concurreerden scherp, zoowel
in Indi bij den inkoop als bij den verkoop in het Vaderland. De
noodzakelijkheid om met dit systeem te breken en tot concentratie te
komen deed zich hoe langer hoe sterker gevoelen. Het was aan de
bemoeiingen van Johan van Oldenbarneveldt te danken, dat de verschillende concurrenten tot een geheel vereenigd werden. De op deze
wijze tot stand gekomen Compagnie droeg den naam: Vereenigde
Oost-Indische Compagnie. Tot dusverre waren de Compagnien slechts
voor n reis naar Indi opgericht, terwijl voor eventueele volgende
reizen een nieuwe overeenkomst werd aangegaan. De Ver. O.-I. C.
echter kreeg van de Staten-Generaal voor een termijn van 21 jaar
het recht van den alleenhandel op Indi.
Het is in dit verband onnoodig, de inrichting der Compagnie in
details na te gaan. Een belangrijk verschil met al haar voorgangsters
echter was, dat de inschrijving op haar kapitaal aan elk inwoner der
republiek was toegestaan, dat men er dus een publieke zaak van
maakte. Een ieder kreeg daardoor het recht, deel te nemen aan den
de

de

27

winstgevenden Indischen handel, hetgeen anders, door het aan de


Compagnie verleende monopolie, niet mogelijk ware geweest. Men kon
een aandeel nemen voor elk gewenscht bedrag, de aandeelen hadden
geen nominale waarde, evenmin als dit bij de reederij-ondernemingen
of bij de Compagnie van Verre en haar opvolgsters het geval was geweest.
Men schreef eenvoudig bij de comptoiren" der Compagnie voor een
bepaald bedrag in de boeken in.
In de aandeelen van de Compagnie van Verre, die evenmin op
vaste, ronde bedragen luidden, was nooit beurshandel gedreven. Bij de
Oost Indische Compagnie was dit echter van het eerste begin af wel
het geval. De Compagnie trok al dadelijk sterk de aandacht, men beloofde
zich gouden bergen van den handel op Indi, en bovendien had men
in de actin der Compagnie voor het eerst een fonds, dat belichaamd
was in talrijke stukken, die in verhouding tot de ingelegde geldsom alle
dezelfde kansen op winst boden, die door een gemakkelijk te hanteeren
aandeelbewijs werden gerepresenteerd, en zonder veel formaliteiten
overdraagbaar waren." ) In tegenstelling met van Brakel, die duidelijk
van aandeelbewijzen" spreekt, vestigt Dr. M . F . J . Smith in zijn
Tijdaffaires in Effecten aan de Amsterdamsche Beurs", pg. 35 v.v. de
aandacht op het feit, dat de Compagnie naar het schijnt nooit aan degenen
die een actie bezaten, een verhandelbaar aandeelbewijs heeft gegeven.
Terwijl de inteekenlijsten ten kantore der Compagnie nog niet gesloten waren, werden de aandeelen ter beurze reeds 10 a 15 pCt. boven
pari verhandeld.
De aandeelen in de vroegere reederij-ondernemingen en compagnien
droegen den naam part", of paert" of portie", die van de O . I . C .
en van de in 1621 opgerichte West-Indische Compagnie, werden echter
weldra met den naam actie" aangeduid, naar de actio", of aanspraak, die
de bezitter op de winstuitkeering had. De oude benaming part" schuilde
echter nog steeds in den naam participanten" voor aandeelhouders.
A l kon men inteekenen voor elk gewenscht bedrag, in den handel
bediende men zich al spoedig het meest van actin die op ronde bedragen,
meestal 500 pond vlaamsch, of 3000 gulden luidden. Uit de boeken
der Compagnie blijkt echter, dat dit bedrag van 3000 gulden geenszins
1

) Mr. Dr. S. van Brakel, De Hollandsche Handels-compagnien der Zeventiende Eeuw,


pag. 154.
]

28

officieel als waarde der actin was gefixeerd. Het was mogelijk met
meerdere personen samen een actie te bezitten.
Aanvankelijk bedienden de effectenspekulanten aan de Amsterdamsche beurs zich uitsluitend van dit weinig gevarieerde en weinig
beweeglijke materiaal.
Hoewel obligaties aan toonder en ook aandeelen aan toonder in
de Nederlanden niet onbekend waren, hield de O. I. C , waarschijnlijk
met de bedoeling het spekuleeren zooveel mogelijk te remmen, krampachtig vast aan de aandeelen op naam, die slechts door overschrijving
in het actinboek der Compagnie in andere handen konden overgaan.
Het resultaat van deze politiek was echter, dat men er ter beurze meer
en meer toe overging slechts de verschillen te verrekenen, zoodat de
spekulatie eerder in de hand gewerkt dan bemoeilijkt werd. Bovendien
droegen de enorme koersschommelingen, waaraan de actin onderhevig
waren er in sterke mate toe bij, van dit fonds een geliefd spekulatieobject te maken. Er heerschte nooit zekerheid omtrent de toestanden
in Indi, men wist nooit of de schepen veilig het vaderland zouden
bereiken, en het was geen zeldzaamheid, dat een enkel gerucht een
koersdaling of stijging van 30 pCt. of meer tengevolge had.
Evenals tegenwoordig hielden zich zeer uiteenloopende kategorien
van menschen met den handel in actin bezig. Daar waren ten eerste
de groote kapitalisten, die actin kochten als geldbelegging en zich
weinig aan de koersveranderingen stoorden. Zij verschenen niet zelf
op de beurs, doch gaven hun orders aan makelaars op. Ook vele
voorname kooplieden kwamen niet zelf ter beurze, anderen echter, die
de actin niet alleen als geldbelegging kochten, doch tevens in de hoop
van eventueele koersschommelingen te profiteeren, mengden zich persoonlijk in het gewoel, en sloten zaken met elkaar af buiten de makelaars
om, teneinde de courtage uit te sparen. Tenslotte waren er de spekulanten,
wier eenig doel was invloed uit te oefenen op den koers der actin.
Hoewel het spekuleeren a la hause in een stad die haar rijkdom
aan den goederenhandel dankt misschien meer voor de hand ligt, had
zich toch aan de Amsterdamsche beurs al spoedig een hevige spekulatie
in actin a la baisse ontwikkeld, die zich in haar strijd tegen de hausse
van de verwerpelijkste middelen bediende. De beurs was in twee
vijandelijke legerkampen verdeeld en het gold voor hoogverraad wanneer
29

men van de haussiers naar de baissiers overliep, of omgekeerd, tenzij


dan dat men het slechts voor een oogenblik deed om van een plotselinge
koersverandering te profiteeren of om de tegenpartij om den tuin te
leiden. Ook de makelaars waren in dezen strijd betrokken, men had
hausse- en baisse-makelaars.
Deze handel in actin ontwikkelde zich binnen buitengewoon
korten tijd tot een algemeen spel, dat gespeeld werd volgens de regels,
die nog heden ten dage van kracht zijn. De officieele beurstijd was
niet voldoende voor de hartstochtelijke spekulanten. Reeds in den
morgen, van tien tot twaalf uur, werd er op den Dam, en in de
Coffy-Huysen" daaromtrent handel gedreven. Om twaalf uur vloog
iedereen naar de beurs, om nog voor het sluiten der hekken binnen
te zijn, en geen boete te krijgen. Van twaalf tot twee uur werd het
spel dan op de beurs voortgezet, en na dien tijd vond men elkaar
vaak weer in de koffiehuizen of op den Dam terug.
Voor de makelaars was het een vermoeiend en ongezond leven
In zijn Confusion de Confusiones", dialogen over de Amsterdamsche
Beurs, zegt Don Jos de la Vega dan ook van hen, dat zij flinke kerels
moesten zijn om het te kunnen volhouden. Er ging geen dag voorbij,
of ze moesten vijf uur in den regen en de modder, in een ijskouden
wind of in de gloeiendste zon staan. Ook de beroepsspekulanten hadden,
evenmin als nu, een rustig leven. De la Vega zegt van hen: Wanneer
de spekulanten praten, zijn de actin het onderwerp, wanneer ze loopen
zijn de actin er de reden van, blijven ze staan, dan zijn de actin de
teugel, als ze naar iets kijken zijn het actin, als ze ergens over piekeren
zijn het actin, eten ze, dan zijn de actin hun voedsel, als ze iets denken
of bestudeeren zijn het actin, hun droomen zijn over actin, in hun
koortsfantasien houden zij zich met actin bezig, en zelfs op hun sterfbed
zijn de actin hun laatste zorg".
De verschillende affaires werden bij handslag afgesloten. Bij de eerste
slag werd de prijs genoemd, bij een tweede de koop gesloten. Bij
' contante affaires begaven de partijen zich naar de kantoren der Compagnie,
waar de aandeelen op naam van den kooper werden overgeschreven.
Deze betaalde dan per giro Wisselbank, waarna de verkooper in het
actin boek quiteerde.
Van deze omslagtige wijze van zakendoen bedienden zich natuurlijk
#

30

alleen de beleggers. De spekulanten sloten affaires af op langen of


korten termijn. De meeste dezer transacties werden op de vier maandelijksche vervaldagen, die in het midden van de maanden Februari,
Mei, Augustus en November vielen, gerescontreerd, zoodat weinig
baar geld en weinig actin voldoende waren om groote posten af te
sluiten. Ook kende men in de 17 eeuw prolongatie van effecten,
die dan tegen /s van hun waarde beleend werden. O m zich voor al
te groote verliezen te vrijwaren sloot men premie-affaires af, die toen
den naam opties" droegen, volgens dezelfde regels, die hiervoor thans
nog gelden.
Men had de gewoonte, meestal posten van 20 actin, zoogenaamde regimenten" af te sluiten. Bij een koers van ongeveer 500 p C t ,
hetgeen voor aandeelen O.-I. C . niets vreemds was, waren er dus
met zulke transacties enorme bedragen gemoeid, daar een regiment"
dan ongeveer 300.000. gulden kostte. Tengevolge hiervan ontstond
in het jaar 1683 een nieuwe vorm van spekulatie, namelijk die in
kleine, of ducaton-actin, van honderd ducaton, of ongeveer 300 gulden.
Op deze markt waagden aanvankelijk vooral de kleine luyden" hun
spaarpenningen, voor wie het spekuleeren met groote actin een al te
riskant bedrijf was. Daar de partijen zelden vermogende lieden waren,
werden de transacties in kleine actin nooit voor langere termijnen
dan een maand afgesloten. Terwijl de zaken in groote actin mondeling
en bij handslag tot stand kwamen, heerschte bij den handel in ducaton-actin de gewoonte, dat men zich bediende van een man, die
generaal-kassier" genoemd werd, teneinde een controle te hebben op
het eerlijk afhandelen der zaken. Deze noteerde alle transacties in een
boek en ontving van beide partijen hiervoor een vergoeding. Op de
eerste van elke maand, klokslag half twee, vroeg de kassier aan twee
onpartijdige beursbezoekers den koers der groote actin en stelde daarna
den koers der ducaton-actin vast. Vervolgens vond de afrekening plaats,
meestal nauwkeuriger dan bij de groote actin het geval placht te zijn.
Met de spekulatie in kleine actin hield Jan en alleman zich
bezig. Vrouwen stuurden een knecht naar de beurs om actin te
koopen, en zoozeer had de zucht tot spekuleeren zich van het volk
meester gemaakt, dat de kinderen het zelfs deden, met nog kleinere
actin dan de ducaton-actin, waarbij elk punt der groote actin een
de

31

stuiver vertegenwoordigde, Volgens de la Vega zou een vreemdeling,


als hij geblinddoekt door Amsterdam zou worden geleid, op de vraag
waar hij meende zich te bevinden, antwoorden: Onder louter spekulanten", want er was geen hoekje van de stad, of er werd over
actin gesproken.
Aanvankelijk beperkte zich de effecten-spekulatie uitsluitend tot
de actin der Compagnien, en zelfs nog zeer speciaal tot die, welke
door de Amsterdamsche kamers dier Compagnien waren uitgegeven.
In de door andere kamers uitgegeven aandeelen werd weinig of niet
gespekuleerd, hetgeen ten gevolge had, dat deze ter beurze steeds veel
lager noteerden dan de Amsterdamsche. Wel koos men andere waarden,
zooals staatspapier van de Generaliteit, van het gewest Holland vooral
en schuldbrieven van Amsterdam en andere steden als geldbelegging.
Voor spekulatiedoeleinden werden deze papieren echter niet gebruikt.
Eerst in 1672, het rampjaar, toen de Vereenigde Nederlanden
door Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen van alle kanten werden
aangegrepen, werden de staatspapieren in de spekulatie betrokken en
vertoonden zich aan de Amsterdamsche beurs de eerste symptomen
van een ontwikkeling, die leiden zou tot het ontstaan van de moderne
effectenbeurs, die niet alleen voor het land zelf, doch ook voor het
buitenland beteekenis heeft.
Tot nu toe kende men in het buitenland het Amsterdamsche spel
met actin slechts van hooren zeggen. De Republiek had den Keizer
Leopold I door subsidin weten over te halen haar met troepen te
ondersteunen, doch niet in staat deze in contant geld te voldoen, gaf
zij staatspapier in betaling. Door de benarde omstandigheden, waarin
de Republiek zich bevond, Amsterdam was nog beschermd door
de waterlinie, doch bij invallende vorst zou ook dit laatste redmiddel
niet meer baten daalden de staatspapieren, die tot nu toe steeds
op dezelfde hoogte gebleven waren, plotseling aanzienlijk in koers.
De Keizer, voor wien dit verschijnsel iets geheel nieuws was, bemerkte
wantrouwend, dat de subsidin, die hij gekregen had, dagelijks verminderden, en aarzelde troepen tot redding der Nederlanden in het veld
te brengen. Zijn gezant Lisola, die de Amsterdamsche beurstoestanden
van nabij kende, deed zijn uiterste best hem het begrip bij te brengen,
dat slechts door een spoedige hulp, de in betaling gegeven staats32

PRIJSCOURANTEN UIT DE JAREN 1634 EN 1665.

Gedenkboek V. v. d. E . 1876 1926.

Uit de Collectie, in 1926 aangekocht met medewerking van de


Ver.v.d. Effectenh. door het Econ.-Hist Archiej'te suravenh.

papieren weer tot op hun vroegeren stand konden stijgen. Zoo was
voor het eerst de Amsterdamsche beurs de thermometer der Europeesche politiek" en omgekeerd wijzigde de stemming ter beurze zich
naar den politieken toestand van het oogenblik. Van dien tijd af kende
men in Europa de gevolgen, die de handel in geldswaardig papier
hebben kon, en sindsdien bleef de beurs steeds een voorname factor
in de buitenlandsche politiek der verschillende staten.
Ondanks het feit, dat de effectenhandel in Amsterdam zeer zeker
niet in belangrijkheid voor den goederenhandel onderdeed, is er eerst
heel laat behoefte gevoeld aan een meer speciaal voor dezen tak van
handel geschikte reglementeering. Dat deel van de beursbezoekers, dat
zich met den handel in actin, obligatin en staatspapieren bezig hield,
had zich natuurlijk te houden aan dezelfde politie-voorschriften en
ordemaatregelen als de gewone goederenkooplieden. Ook voor de
effectenmakelaars golden dezelfde bepalingen, die voor de goederenmakelaars van kracht waren. Maar dat was dan ook alles. Het ontbrak
geheel aan eenig reglement, waaraan men zich bij het afsluiten van
zaken kon houden. Terwijl sinds het jaar 1613 van stadswege een
officieele prijscourant van waren en wissels werd uitgegeven, bestond
iets dergelijks op het gebied van den. effectenhandel niet.
Er kan om twee redenen behoefte bestaan aan beursnoteeringen;
hetzij dat men omtrent de verschillende prijzen en koersen ingelicht
wil zijn, hetzij dat men dengeen, wien men een opdracht gegeven
heeft, controteeren wil. Daar men in de 17 en 18 eeuw vaak
persoonlijk zaken deed, of ze anders door een makelaar liet afsluiten, die
vanzelf door beide partijen gecontroleerd werd, was er weinig behoefte
aan een officieele contrle-noteering. Informatiekoersen waren natuurlijk
altijd noodig, maar deze werden niet officieel verstrekt, waarsclujalljk
gaven verschillende firma's ze aan hun clinten. Pas toen meer en
meer zaken door commissionnairs werden afgesloten, had men de
noteering ter controle van noode.
Toen John Law met zijn Mississippi-Compagnie het voorbeeld gaf
tot de stichting van tallooze dergelijke compagnien, in de groote
Bubbelorkaan", zooals Le Long dat tijdperk noemde, deed de behoefte
aan een prijscourant zich gevoelen. Vr dien tijd immers was het aantal
fondsen niet zoo groot geweest, dat een dergelijke behoefte zou bestaan
de

de

33

hebben. De eerste in Amsterdam uitgegeven effectenprijscourant die


bekend is, dateert dan ook van het jaar 1720. Zij bevat 34 soorten actin.
Het zou nog 75 jaar duren, eer een uitvoeriger prijscourant het
licht zag. In de onrustige, verwarde tijden kort na de Fransche
revolutie waren veel vermogende lieden verarmd, en deze controleerden
natuurlijk bij de liquidatie van hun bezit in effecten nauwkeurig de
koersen die zij konden maken. Vandaar dat door den boekverkooper
Nicolaas Cotray, een Prijscourant der Effecten" werd uitgegeven die
naar alle waarschijnlijkheid samengesteld werd door een vereeniging,
die zich eenige jaren eerder gevormd had, en die de eerste organisatie
was der Amsterdamsche effectenhandelaren en makelaars.
Over deze organisatie, die den naam droeg van Collegie tot
Nut des Obligatiehandels", en die de eerste schrede was op den weg
die geleid heeft tot de stichting der Vereeniging voor den Effectenhandel, zal in een volgend hoofdstuk gesproken worden.

34

H O O F D S T U K II

DE ORGANISATIES IN DEN AMSTERDAMSCHEN


EFFECTENHANDEL

Op het einde van de 18 eeuw werden aan de eens zoo roemrijke Republiek der Vereenigde Nederlanden slagen toegebracht, die zij
nooit meer geheel teboven zou komen. De vierde Engelsche Oorlog
vernietigde haar handel en haar prestige in Europa zoo goed als geheel.
En wat haar nog restte aan kracht werd verbruikt in den strijd om de
macht tusschen patriotten en prinsgezinden, die in 1787 bijna het
karakter van een burgeroorlog aannam.
Het spreekt vanzelf, dat ook de fondsenhandel sterk van den
treurigen economischen toestand te lijden had. De West-Indische
Compagnie, die gedurende de laatste helft van de 18 eeuw een
kwijnend bestaan had geleid, werd in 1791 opgeheven. De OostIndische Compagnie wist zich evenmin te handhaven. Sinds den noodlottigen oorlog met Engeland was de koers harer actin sterk gedaald
en in 1790 overtroffen haar schulden het bedrag harer bezittingen met
80 miljoen gulden. In 1798 werd de Compagnie opgeheven. De Bataafsche
Republiek heeft later haar schulden overgenomen.
Het is niet te verwonderen dat, toen de eens zoo machtige
Compagnien het zelfs op moesten geven, tallooze kleinere, nog niet
lang geleden opgerichte ondernemingen te gronde gingen. Daardoor
verdween een groot aantal fondsen van de Amsterdamsche effectenmarkt,
terwijl bovendien de handel in Engelsche waarden door den oorlog
met Engeland elke beteekenis verloor. De spekulanten in actin moesten
een groot deel van hun object missen, en het is dan ook goed te
begrijpen, dat zij een ander terrein van werkzaamheid gingen zoeken.
de

de

35

Naast den vooral spekulatieven handel in actin bestond die in


obligatinen schuldbrieven, die door een geheel andere kategorie van
personen gedreven werd, en uitsluitend belegging ten doel had. O p
deze obligatie-markt nu, waar de prijzen door de onrustige politieke
toestanden aan grootere schommelingen onderhevig waren dan vroeger
het geval was geweest, wierpen zich de spekulanten. De solide bankiers
in den obligatie-hoek zagen zich plotseling in gezelschap van een uiterst
onbetrouwbaar soort lieden, die den goeden naam van den in hun hoek
gedreven handel in gevaar dreigden te brengen.
Hoe slechter de tijden zijn, des te noodzakelijker is een eendrachtig
samengaan. De effectenhandelaars, en in de eerste plaats de handelaars
in obligatin, hadden zware tijden door te maken. Het is dan ook niet
te verwonderen, dat zij zich juist nu enger aaneensloten; terwijl heden
ten dage de Vereeniging voor den Effectenhandel een onmisbare organisatie
is, wier taak zich in tallooze richtingen uitstrekt, was de nood der tijden
de voornaamste aanleiding tot deze aaneensluiting. In de laatste decennin
van de 18 eeuw kwam het Collegie tot Nut des Obligatiehandels"
tot stand. Zoo vereenigd was men beter in staat op te treden tegen
buiten- en binnenlandsche dubieuse schuldenaren, en men kon al het
mogelijke doen om den fondsenhandel uit den toestand van verval weer
op te richten.
Het is niet nauwkeurig bekend, wanneer het Collegie tot Nut des
Obligatiehandels is opgericht. In elk geval blijkt uit het jaarverslag over
1859 van het later opgerichte Algemeen Beurscomit voor Publieke
Fondsen", dat het Collegie bij zijn uiteengaan in 1857 ruim 70 jaar had
bestaan. De oprichting zal dus omtrent het jaar 1787 hebben plaats gehad.
Kort na de stichting dezer vereeniging komt de Prijscourant der
Effecten tot stand, die sinds 1795 bij Nicolaas Cotray werd uitgegeven,
en twee maal per week verscheen. Hoewel het niet met zekerheid
vaststaat, dat het Collegie deze courant samenstelde, kan men dit met
gerustheid afleiden uit het feit, dat dezelfde organisatie in 1833 de nog
steeds in onveranderden vorm verschijnende prijscourant uitgaf.
De prijscourant van 2 Augustus 1795, de eerste van de in het
archief der Vereeniging voor den Effectenhandel aanwezige verzameling,
bevat de noteering van 86 fondsen, benevens opgave van den WisselCours van Amsterdam", en van een Specie-Cours". Bovendien werden
de

36

achter in de courant vaak de prijzen vermeld van geveilde effecten en


in veiling gebrachte huizen.
De

noteering kwam op de volgende wijze tot stand. Wanneer

een fonds bijvoorbeeld voor h verhandeld was, noteerde men ' A a A ,


l

gebleven V2. Men beschouwde

om zoo te zeggen den gedanen prijs

als middenkoers, en noteerde een fictieven, uit dien middenkoers


afgeleiden hoogsten en laagsten koers. Men vergrootte deze spanning
tusschen de twee genoteerde koersen, wanneer het effect in kwestie
aan sterke prijsschommelingen onderhevig was. In de genoemde prijscourant treft men bijvoorbeeld noteeringen aan als: 76 a 84, 140 a 170 enz.
Het

behoeft geen betoog, dat deze noteering verre van nauw-

keurig was. Vooral in latere jaren gaf zij veel aanleiding tot grove
misbruiken. De te groote spanning der koersen stelde den opdrachtgever niet in staat, na te gaan, of de commissionnair inderdaad een
post tegen den koers dien hij berekende, had afgesloten. Toch schijnt
gedurende de jaren van herstel na het Napoleontische tijdperk de
toestand van den fondsenhandel in zooverre gunstig geweest te zijn,
dat men van de in zwang zijnde wijze van noteeren niet al te zeer
misbruik maakte. Eerst in de dertiger jaren deden zich verschijnselen
voor, waaruit blijkt, dat de ruime spanningen van het noteeringssysteem niet langer toestonden de noodzakelijke controle uit te oefenen,
en dat het verlangen opgekomen was, daarin verandering te brengen.
Het

oude Collegie tot Nut des Obligatiehandels", dat door de

leden kortweg Beurszigt" genoemd werd, droeg in deze jaren den


naam Sociteit tot Nut des Obligatiehandels". Het bezat inderdaad
een eigen sociteitslokaal in een huis in de Kalverstraat, waar naar
alle waarschijnlijkheid ook handel werd gedreven, en waar de prijscourant zal zijn samengesteld.
In het archief van de Vereeniging voor den Effectenhandel is
een schrijven aanwezig van 15 April 1833, waarin een aantal leden
van de Handel

Sociteit in de Kalverstraat" aan het bestuur dier

sociteit mededeelt, dat zij de sociteit in haar tegenwoordigen vorm


niet langer wenschen te frequenteeren", en waarin zij verzoeken een
algemeene vergadering uit te schrijven, teneinde over een eventueele
opheffing van de vereeniging te beraadslagen.
De heeren, die dit schrijven tot de Commissarissen der sociteit
37

richtten, ) hadden ongeveer een maand tevoren een nieuwe vereeniging


gesticht, de Nieuwe Handel Sociteit genaamd, en het is dan ook
niet te'verwonderen dat het bestuur van de Sociteit tot Nut des
Obligatiehandels" aan deze afvalligen te kennen gaf, dat er van een
opheffing dezer sociteit geen sprake kon zijn, daar 95 leden de lijst
tot continuatie der sociteit" geteekend hadden, zoodat haar bestaan
weer voor een zekeren tijd verzekerd was.
Zoo bezat in het jaar 1833 de Amsterdamsche effectenhandel dus
twee afzonderlijke organisaties. Welk doel bij de oprichting der Nieuwe
Handel Sociteit had voorgezeten, is vrij duidelijk. Het door de oude
Sociteit, die wij gemakshalve met den onder de leden gebruikelijken naam
Beurszigt" zullen aanduiden, gebruikte noteeringssysteem voldeed niet
langer aan de eischen, die degelijke fondsenhandelaars daaraan stelden,
en het was voornamelijk, zoo niet uitsluitend, om hierin verandering
te brengen, dat een deel der bij den effectenhandel betrokken personen
zich had afgescheiden en de Nieuwe Handel Sociteit had opgericht
Terwijl vroeger de door de commissionnairs berekende provisie
reeds in den koers besloten lag, zoodat de ruime koersspanningen van
de prijscourant verklaarbaar waren, was het in latere jaren meer en
meer gewoonte geworden de commissie afzonderlijk te berekenen, terwijl
men toch de ruime koersnoteering behield. Hierdoor was controle op
de commissionnairs vrijwel onmogelijk geworden, hetgeen natuurlijk
steeds tot erger misbruiken aanleiding gaf. Het Handelsblad, dat dagelijks
de Prijscourant der Elfecten" in zijn kolommen afdrukte, publiceerde
dan ook reeds sedert Juli 1832 een aantal koersen, waarvoor werkelijk
transacties tot stand gekomen waren. Het gaf deze prijzen aan onder
de officieele noteering van Beurszigt, en noemde ze: De Fluctuaties
der Prijzen van sommige Effecten". Het ligt voor de hand, dat het
deze koersen ontving van beursbezoekers, die van oordeel waren, dat
de oude wijze van noteeren niet voldoende controle bood.
Deze ontevredenheid over de noteering van Beurszigt schijnt ook
de voornaamste aanleiding te zijn geweest van de stichting der Nieuwe
Handel Sociteit. O p 18 Maart 1833 hielden 90 leden der nieuw op
te richten vereeniging een vergadering, waarin o.a. de Commissarissen
werden gekozen, en die dus waarschijnlijk wel de oprichtingsvergadering
1

i) Zie Bijlage I.

38

De groote Beurs te Amsterdam.


Gravure naar J . Smies (omstreeks 1825).
(Rechts de koffie- en suiker-hoek, links de effecten- en geldbeurs).

Gedenkboek V. v. d. E

18761926.

geweest zal zijn. Op 14 April, toen de statuten der nieuwe vereeniging


nog niet vastgesteld waren, richtte haar bestuur zich reeds in een
schrijven tot de Sociteit tot Nut des Obligatiehandels, en noodigde
de Commissarissen van deze instelling uit tot een gezamenlijke Comparitie", teneinde een verandering in het noteeringssysteem te bespreken.
Zij hopen met Beurszigt, dat meerdere ondervinding en uitgebreider
relatin heeft", dan waarover zij zelf nog kunnen beschikken, een
noteering tot stand te brengen, die de Amsterdamsche beurs tot eer
zou kunnen strekken.
Het kwam inderdaad tot een gemeenschappelijke vergadering van
de beide besturen, doch de door de Nieuwe Handel Sociteit op deze
vergadering voorgestelde wijziging in de noteering werd door een
algemeene vergadering van Beurszigt verworpen. Waarschijnlijk hadden
de leden der oude Sociteit te veel belang bij het behoud der groote
spanningen, om op het voorstel der Nieuwe Handel Sociteit in te gaan.
Daar het dus voorloopig nog niet mogelijk bleek in dit opzicht
met de oude organisatie samen te werken, besloot de Nieuwe Handel
Sociteit zelf een aparte prijsnoteering te gaan samenstellen, volgens
haar eigen principes. Uit een in December van het jaar 1841 opgemaakt
rapport blijkt, dat de sociteit voor het opnemen der koersen een
bezoldigd persoon had aangesteld, omdat het van de leden niet te verwachten was, dat zij al hunne transacties zelf zouden komen opgeven.
Uit dit rapport blijkt verder dat de nieuwe noteering den hoogsten
en laagsten koers met zestiende procenten aangaf. Men klaagt er echter
over, dat gedane prijzen soms niet in de noteering begrepen werden.
Geheel volmaakt was dus ook deze nieuwe methode niet! Toch was
het een groote verbetering, en de nieuwe noteering werd dan ook
oogenblikkelijk door het Handelsblad gepubliceerd, terwijl ook de
Amsterdamsche Courant, die zich eerst aan de noteering van Beurszigt
had gehouden, er later toe over ging daarnaast ook de noteering der
Nieuwe Handel Sociteit op te nemen. Men had in dit dagblad dus
twee verschillende noteeringen, berustende op dezelfde transacties,
afgesloten op een en dezelfde beurs.
Men zag wel in, dat deze toestand vrij onmogelijk was, en men
heeft dan ook herhaalde malen pogingen in het werk gesteld, om tot
eenheid van noteering te komen. Voordat echter nader op deze pogingen
39

kan worden ingegaan, dient allereerst een oogenblik aandacht geschonken


te worden aan de Nieuwe Handel Sociteit zelve.
In het archief van de Vereeniging voor den Effectenhandel is een
aantal stukken voorhanden, waaruit wel het een en ander te concludeeren
valt aangaande de inrichting en de geschiedenis dezer sociteit.
Op 18 Maart 1833 had de vergadering plaats, waarin het bestuur
gekozen werd, en op 24 Maart daaraanvolgende werd een verdere gewichtige stap gedaan, de sociteit kreeg de beschikking over een eigen
lokaliteit in een huis, gelegen op den hoek van het Rokin en de^Papersteeg,
en bestaande uit twee zalen, een beneden, waar handel gedreven zou
kunnen worden, een boven, meer geschikt voor het gezellig verkeer
harer leden. Tegelijkertijd nam zij den heer J. R. Mulder, den eigenaar
van het bedoelde huis, als kastelein in haar dienst.
De huurprijs voor de twee vertrekken bedroeg 1200gulden. Daarvoor
verbond de kastelein zich, voor de beide lokaliteiten meubelen en
ornamenten te leveren, zooals in eene deftige sociteit vereischt wordt".
Hij zal in beide kamers zorgen voor een wel geassorteerd Bufet,
van goede en zuivere ververschingen voorzien", benevens voor twee
bekwame, active, beleefde en geschikte knechts". Hij zorgt dat de vertrekken in den winter van 's ochtends 9 uur tot 's nachts 12 uur verwarmd
zijn, en neemt ook de zorg voor een goede verlichting, in dien tijd een
belangrijk punt, op zich. In de bovenkamer levert hij een billiard. De
verhuurder-kastelein mag van de leden, die niets bij hem verteren en
dagelijks de sociteit bezoeken, een dubbeltje presentiegeld vragen, doch
niet vaker dan een maal 's morgens, 's middags of 's avonds. Hij zal
couranten of tijdschriften in orde houden, en verder alles doen, wat tot
voordeel der sociteit kan strekken.
De sociteit schijnt dadelijk in gebruik genomen te zijn. Gedurende
de eerste weken van Mei lag een ontwerp der reglementen van de
vereeniging in de bovenkamer ter lezing, terwijl den leden verzocht
werd eventueele op- en aanmerkingen ter kennis van het bestuur te
willen brengen. Op een algemeene vergadering van 20 Mei werd de
Wet" van de Nieuwe Handel Sociteit aangenomen, die 50 artikelen
telde. Zij behelsde in hoofdzaak het volgende:
Doel der sociteit is een vereenigingvan handelaren, commissionnairs
en makelaars in publieke fondsen, om in uren buiten de beurs gelegen40

heid te vinden in een gezellig verkeer de uitoefening van den handel


in fondsen te bevorderen. De deelneming in de sociteit geschiedde
telkens voor een jaar, en liep van 1 Mei tot 30 April daaraanvolgende.
Wanneer men tusschen 1 November en 1 December zijn lidmaatschap niet
opzegde, werd men voor het volgende vereenigingsjaar als lid beschouwd.
Het bestuur werd toevertrouwd aan vier, door en uit de leden te
benoemen commissarissen, wier functies verdeeld waren in die van
president, secretaris, penningmeester en commissaris van het lokaal.
Zoodra de kas van de sociteit het veroorloofde zouden commissarissen
een bezoldigd persoon als assistent in dienst mogen nemen, die ook
de dagelijksche prijscourant zou opmaken. Jaarlijks zullen de twee oudste
in functie zijnde bestuursleden aftreden en dadelijk herkiesbaar zijn.
Wanneer zij herkozen worden en bedanken, behoeven zij geen boete
te betalen. Nieuw benoemde commissarissen echter betalen, wanneer
zij voor de hun opgedragen waardigheid bedanken, een boete vanfls.25..
Niemand zal als lid der sociteit kunnen worden aangenomen, tenzij
behoorlijk bekend staande als handelaar, commissionnair of makelaar in
publieke fondsen, en door leeftijd of mondig-verklaring bevoegd tot het
afsluiten van handelstransacties. Zoons en procuratiehouders van leden
mogen, wanneer zij nog niet de bevoegdheid of den leeftijd bezitten,
om op eigen naam handel te drijven, slechts op naam van hun vader
of patroon handelen, terwijl deze laatsten verantwoordelijk zijn voor de
daden van zoons of procuratiehouders.
Wanneer een lid in gebreke blijft aan zijn verplichtingen te
voldoen, wordt hij als lid afgezet. Wanneer hij zijn schuldeischers
tevredengesteld heeft kan hij op voordracht of met toestemming van
zijn crediteuren (mits deze lid der sociteit zijn) zonder ballotage
opnieuw als lid worden aangenomen.
Om lid te kunnen worden moet men door een lid der sociteit
worden voorgesteld, en 8 dagen ter ballotage voorhangen. Het entre
bedraagt tien gulden, de contributie vijftien gulden. Deze bedragen
boden dus nog geen zekerheid omtrent de kapitaalkrachtigheid der leden.
Vreemdelingen konden slechts in het bovenvertrek, aangewezen
voor het gezellig verkeer der leden, gentroduceerd worden.
Er zal een Comit bestaan van vijf leden, te kiezen uit die
handelaars, commissionnairs of makelaars, die de meeste ervaring
41

bezitten, dat den naam draagt van Committ der Handel Sociteit".
Dit comit neemt den last op zich, alle handelsgeschillen tusschen
de leden onderling, voortkomende uit ter beurze of in de sociteit
afgesloten transacties, te beslissen. De beslissing van het comit, door
beide partijen ingeroepen, is voor hen bindend, op verbeurdverklaring
van hun lidmaatschap. Het comit zal op gedane aanvraag uitspraak
doen over al hetgeen men verstaat onder beursstijl". Haar uitspraak
over de leverbaarheid van eenig effect zal bindend zijn voor de leden
der Handel Sociteit. Wanneer van een nieuwe emissie de leverbare
stukken nog niet voorhanden zijn, zal het comit de condities regelen
waarop transacties zullen kunnen geschieden.
De Nieuwe Handel Sociteit, aldus georganiseerd en in het
bezit van eigen lokaliteiten, was dus gereed al haar krachten aan het
bevorderen van den fondsenhandel te wijden. In 1841 schijnt de
kwestie van de dubbele prijsnoteering weer meer de aandacht getrokken
te hebben. Uit het hierboven reeds genoemde rapport blijkt, dat de
noteering met ruime spanning, die de Sociteit tot Nut des Obligatiehandels samenstelde, weinig practisch nut meer had. Men bediende
zich voor controle meestal van de nauwkeuriger opgaven der Nieuwe
Handel Sociteit. Een eerste poging om tot eenheid van noteering te
geraken, ging dan ook uit van Beurszigt". Commissarissen deden
op 7 October 1841 het voorstel aan het bestuur der Nieuwe Handel
Sociteit, voortaan bij het samenstellen van de prijscourant den
middenweg te kiezen tusschen de beide tot nu toe gebruikelijke
methoden. Zij stelden voor de variatin met een achtste hoger en
lager, en dan wel met inbegrip van Vie te noteeren." Wanneer een
fonds bijvoorbeeld verhandeld is voor 54 /ie, zal men noteeren
3

547i6 a 54 /ie.
5

De leden der Nieuwe Handel Sociteit, wier aantal in 1841 290


bedroeg, wenschten echter niet van hun principe af te wijken. In een
op 8 November gehouden vergadering wezen zij het voorstel van
Beurszigt" van de hand, doch op 18 November deden eenige leden
reeds het voorstel een vergadering bijeen te roepen, teneinde Commissarissen te machtigen om met bet bestuur van Beurszigt" de
noodzakelijke veranderingen in de noteering aan te brengen.
42

Het resultaat van deze onderhandelingen was, dat op 18 December


1841 commissarissen van Beurszigt aan het bestuur der Nieuwe
Handel Sociteit mededeelen, dat bij hen in een algemeene vergadering
besloten is, voortaan de prijscourant samen te stellen volgens het
voorstel van den Heer W. Aikema, mits de Nieuwe Handel Sociteit
zich in het vervolg ook van dit noteerings-systeem zou bedienen.
Volgens dit voorstel zou er:
Een commissie voor de Noteering benoemd worden, van zes of
vier leden der Sociteit tot Nut des Obligariehandels, met als voorzitter
den secretaris van het bestuur. Deze commissie zal dagelijks om A h uur
in een daartoe bestemd lokaal van de Sociteit de noteering van alle
verhandelde effecten opmaken, geholpen door speciaal met de opneming
der prijzen belaste personen. Elk belanghebbende kan gedane prijzen
voor een voldoend bedrag, bij de Wet der Noteering nader vast te
stellen, aan de commissie tot 472 uur opgeven. Dadelijk na het sluiten
der noteering zullen exemplaren, door de commissie geteekend, in
een besloten lijst'' circuleeren.
Bij dit voorstel behoorde een reglement voor de Noteering der
Publieke Fondsen, waaraan een uiteenzetting van den toestand vooraf
ging, uit welk rapport reeds een en ander is medegedeeld. Men zal
den hoogsten, den laagsten en den gebleven prijs noteeren. Den
hoogsten en laagsten koers zal men tot op een achtste afronden; bij
den gebleven prijs meende men echter ook het zestiende in aanmerking te moeten nemen. Kleinere breuken wilde men niet noteeren,
teneinde niet het gebruik van nog kleinere fracties dan nu reeds in
den handel gebezigd werden, in de hand te werken.
De gebleven prijs is de het laatst gedane koers. Voornamelijk
contante affaires komen voor de noteering in aanmerking, behalve
aandeelen Nederlandsche Handel-Maatschappij en Fransche en Engelsche
fondsen op de eerstvolgende rescontre. Het Comit zal bepalen, welke
fondsen voor opname in de noteering in aanmerking komen. Het heeft
verder de beslissing in alle gevallen, waarin door het reglement niet
wordt voorzien.
Dit voorstel, met het daarbij gevoegde ontwerp-reglement werd in
een vergadering der nieuwe Handel Sociteit afgekeurd, zoodat ondanks
de groote concessies, die Beurszigt reeds gedaan had, een overeenl

43

stemming in de zaak der noteering ook ditmaal niet werd bereikt.


In de volgende jaren blijkt van samenwerking tusschen de beide
instituten niet veel. O o k binnen de muren van de Nieuwe Handel
Sociteit deden zich geen bijzonderheden voor. In April 1845 schreven
heeren commissarissen een leening uit van fis. 12.000., in stukken
van fis. 100., dragende 3% rente, teneinde meubelen en verdere
toebehooren aan te schaffen voor de lokalen der Sociteit. In 1846
verhuisde de Sociteit naar een nieuw lokaal in een huis in de
Warmoesstraat.
De Sociteit was niet alleen op werkdagen doch ook op Zondag
geopend, en op dien dag werden er ook zaken gedaan. Een deel der
leden was dit echter onaangenaam, en zij deden het verzoek, de
Sociteit op Zondagen alleen voor het gezellig verkeer open te stellen,
doch er het afsluiten van zaken niet meer toe te staan. Het blijkt niet
of dit verzoek ingewilligd is, doch het had in zoover resultaat, dat het
bestuur der Sociteit op 5 Mei 1845 aan het Handelsblad verzocht,
geen koersen meer te willen publiceeren van op Zondagen in de
Sociteit verhandelde fondsen. Ook de Nieuwe Rotterdamsche Courant
ontving een dergelijk verzoek. Het Handelsblad antwoordde, dat het
de koersen niet meer zou publiceeren, wanneer ook de andere dagbladen zulks voortaan zouden nalaten, doch daar de Nieuwe Rotterdamsche Courant ten antwoord gaf, dat de redactie niet genegen was
deze koersen, die het publiek interesseerden, voortaan weg te laten,
ging ook het Handelsblad op den gewonen weg voort. Tengevolge
hiervan maakten commissarissen bekend, dat zij niets uitstaande hadden
met de koersen van op Zon- en feestdagen verhandelde fondsen, die
in sommige dagbladen werden gepubliceerd, zoodat deze elk officieel
karakter misten. Tegelijk waarschuwden zij het publiek, evenmin de
beursberichten, die onder de officieele noteeringen plachten voor te
komen, voor bekendmakingen der Nieuwe Handel Sociteit aan te zien.
Uit dit optreden, en uit de vasthoudendheid, welke de Nieuwe
Handel Sociteit tegenover de oude Sociteit tot Nut des Obligatiehandels aan den dag legde, blijkt duidelijk, hoezeer de aangelegenheid
der noteering haar ter harte ging. Verscheidene in het archief aanwezige
stukken wijzen hier op. O p 5 September van hetzelfde jaar 1845 verzochten de Commissarissen aan het Handelsblad een duidelijke schei44

dingslijn te willen aanbrengen tusschen de officieele noteeringen die zij,


van hun handteekening voorzien, ter publicatie inzenden, en de zoogenaamde vijf-uur koersen" en beursoverzichten, die het blad daaronder
placht af te drukken. Nog denzelfden dag gaf het Handelsblad aan dit
verzoek gevolg.
Ondanks deze duidelijke scheidingslijn schijnen de beursberichten
van het Handelsblad toch nog den schijn gewekt te hebben, als zouden
zij van de Nieuwe Handel Sociteit afkomstig zijn. Eenige jaren later,
op 2 November 1849, ontving het bestuur der Sociteit een schrijven
van eenige leden, die verontwaardigd waren over de dagelijksche
Politique Articulen in het Handelsblad, en over de soms zotte en kinderachtige beursberichten, geplaatst onder de Prijscourant van de Nieuwe
Handel Sociteit (waarvan ten bewijze het laffe Beursbericht onder de
Prijscourant van 31 October, in het Handelsblad van 1 November)
welke articulen of beursberichten al het voorkomen hebben, als kwamen
dezelve uit den Boezem van de Handel Sociteit". Zij stelden voor,
in een vergadering het besluit te nemen, voortaan de prijscourant aan
het Handelsblad te weigeren, en de reden van die weigering algemeen
bekend te maken. In hun verontwaardiging raden de Heeren zelfs aan,
algemeen het Handelsblad af te schaffen, meenende dat dit het beste
middel zoude zijn, om den redacteur van gemeld blad te overtuigen,
zij niet het orgaan van de natie zijn, maar hoogstens het orgaan van
een zeer klein gedeelte daarvan".
De Commissarissen zonden op 7 November aan deze heeren een
zeer kalmeerend antwoord, waarin zij hun geheel gelijk gaven. De
prijscourant had altijd hun grootste zorg, immers dat is het eenige teeken
van leven, dat de Sociteit naar buiten geeft. Maar zij zijn bang dat het
Handelsblad, wanneer de officieele noteering niet langer verstrekt wordt,
toch zal voortgaan met het publiceeren van noteeringen, die dan elk
officieel karakter zullen missen en waarschijnlijk toch den naam der
Nieuwe Handel Sociteit als hoofd zullen blijven dragen. O m erger te
voorkomen willen zij dus den toestand maar bij het oude laten. Zij geven
den leden echter de verzekering, dat het Handelsblad zich stellig voortaan
niet meer aan een dergelijke handelswijze zal schuldig maken.
Terwijl de Nieuwe Handel Sociteit in deze kwesties alleen optrad,
heeft zij in enkele andere gevallen met de Sociteit tot Nut des Obligatie45

handels samengewerkt. De tweede Fransche omwenteling, de Februarirevolutie van 1848 bracht ook in ons land heftigen schrik teweeg. De
besturen van de Sociteit tot Nut des Obligatiehandels en de Nieuwe
Handel Sociteit richtten op 28 Februari 1848 een oproep in de
couranten tot alle beursbezoekers in publieke fondsen, om zich in het
welbegrepen belang van het algemeen" gedurende twee dagen van allen
handel in fondsen finaal te willen onthouden, en den aanstaanden
rescontre van 1 Maart tot op 13 Maart te willen verschuiven. De beurs
bleef tot 6 Maart gesloten, hetgeen echter niet verhinderen kon, dat een
groot aantal faillissementen voor kwam en dat ook de Nederlandsche
staatsfondsen van 54 pCt. tot 34 pCt. daalden.
O p dezen crisistijd volgde een periode van rust, zoodat de beurs
zich weer van de haar toegebrachte slagen herstellen kon.
Hoewel Amsterdam het voorrecht genoot twee vereenigingen te
bezitten, die de belangen van den fondsenhandel behartigden, kan
men toch niet spreken van een eigenlijke organisatie van dezen tak
van handel. Daar de noteering van Beurszigt elk praktisch nut
verloren had, had deze vereeniging weinig reden van bestaan meer.
Maar het grootste bezwaar was, dat een officieel lichaam ontbrak, dat den
Amsterdamschen fondsenhandel naar buiten kon vertegenwoordigen.
In October van het jaar 1856 echter werden pogingen in het
werk gesteld, om aan dezen toestand een einde te maken. Allereerst
verscheen een oproep in de couranten, onderteekend door de besturen
der beide Sociteiten, alsmede door het Committ der Nieuwe Handel
Sociteit," waarbij alle gepatenteerde kooplieden, commissionnairs en
makelaars in publieke fondsen werden uitgenoodigd tot een vergadering
op 2 October 1856. Het resultaat van die vergadering, waaraan meer dan
200 personen deelnamen, was de benoeming van een commissie van
twaalf handelaren in effecten, die een algemeen comit zouden vormen,
dat waken zou over den effectenhandel en over de belangen der
fondsenhouders. Dit lichaam droeg den naam: Algemeen Beurscomit
voor Publieke Fondsen. Het bestuur was samengesteld uit leden
van de Sociteit tot Nut des Obligatiehandels en de Nieuwe
Handel Sociteit, zoodat deze vereenigingen nauw contact met elkander
behielden.
46

In een vergadering van 12 November 1856 werd een Reglement


voor het Algemeen Beurscomit voor Publieke Fondsen te Amsterdam
vastgesteld, dat terstond in werking trad, en in hoofdtrekken den
volgenden inhoud had.
Het Comit zal bestaan uit 12 leden, die uit hun midden een
president, vice-president, eersten en tweeden secretaris en een penningmeester zullen kiezen. De werkking van dit Comit zal in 't algemeen zijn:
1. het daarstellen van billijke bepalingen en het ontwerpen en uitvoeren
van maatregelen, die kunnen strekken om orde en regelmatigheid
in den effectenhandel te bevorderen en tot nut en voordeel zijn
van alle daarbij betrokkenen.
2. zooveel mogelijk het oog te houden op alle geldleeningen en ondernemingen waarvan de obligatin of aandeelen ter beurze van Amsterdam
worden verhandeld, ten einde in het belang van de Nederlandsche
houders zoodanige stappen te beramen en te doen, als noodig en
nuttig zullen geoordeeld worden."
Om dit doel te bereiken zal het Comit o.a.:
1. een reglement ontwerpen voor den handel in publieke fondsen, op
grondslag van de bestaande usantin, echter met zulke wijzigingen als
voor verbeteringen gehouden zullen worden.
2. den inhoud der in den effectenhandel te bezigen contracten bepalen.
3. de rescontredagen vaststellen, waar die niet bij bijzondere reglementen
zijn geregeld.
4. beslissen omtrent het al of niet in de beursnoteering opnemen
van nieuwe leeningen of aandeelen in nieuwe ondernemingen, en
bepalingen maken omtrent den handel daarin.
5. omzien naar middelen om het handelen met onbevoegde personen
tegen te gaan en tot wering van zoodanigen, die zich aan niet
nakoming hunner verbintenissen schuldig maken.
6. pogingen aanwenden tot verkrijging van eenheid in de noteering
der effectenprijzen ter beurze van Amsterdam.
Het Comit is bevoegd de behandeling van aangelegenheden met
betrekking tot binnen- en buitenlandsche leeningen en ondernemingen
in het belang der obligatie- of aandeelhouders voor ieder bijzonder
geval op te dragen aan een commissie, uit zijn midden gekozen, en
47

eventueel vermeerderd met leden, wier medewerking bevorderlijk zal


zijn voor het bereiken van het gestelde doel.
Het Comit of de door hetzelve benoemde commissies zijn bevoegd
in onderhandeling te treden met gouvernementen of besturen, en
kunnen zich ook met elders bestaande comit's in verbinding stellen.
Geschillen tusschen handelaars in fondsen zullen met wederzijdsch
goedvinden der partijen aan de uitspraak van het Comit kunnen
worden onderworpen. Het kan turbes wegens bestaande usantin in
den fondsenhandel uitreiken.
Voor het eerst zien wij hier een organisatie in het leven geroepen,
wier taak het niet alleen was den fondsenhandel in benarde tijdsomstandigheden te beschermen, of meer in het bijzonder zorg te
dragen voor een zoo nauwkeurig mogelijke noteering, zooals bij de
Sociteit tot Nut des Obligatiehandels en bij de Nieuwe Handel
Sociteit het geval was geweest, doch die zich bezighield met alle
belangen van den effectenhandel in den ruimsten zin des woords.
Men zorgde niet alleen op directe wijze voor eigen voordeel, doch
ook op indirecte wijze, door namelijk den Nederlandschen fondsenhouder in bescherming te nemen. Men wilde den toestand ter beurze
verbeteren, door maatregelen te nemen tegen personen, wier aanwezigheid aldaar minder gewenscht was. Er zouden zelfs afzonderlijke
commissie's worden ingesteld, wier taak zich dekte met die der
tegenwoordige beschermingscomit's.
De bedoelingen, die bij de oprichting van het Algemeen Beurscomit voor Publieke Fondsen hadden voorgezeten, waren waarlijk
uitnemend. Men had echter n ding vergeten: het ontbrak het
Beurscomit aan elk gezag, om de regels, die het voor den geld- en
fondsenhandel voorschreef, door de leden der beide corporatie's van
effectenhandelaren, n.1. de Sociteit tot Nut des Obligatiehandels en de
Nieuwe Handel Sociteit, te doen naleven. Daar het slechts uit twaalf
personen bestond, had het zelfs niet den steun die een verenigingsbestuur geniet van het ledenaantal dat het achter zich weet. Ontstaan
door den wensch van de leden der beide Sociteiten, was het voor
de uitvoering van zijn voorschriften geheel van den goeden wil dezer
personen afhankelijk, en zag het zijn maatregelen in vele gevallen
met tegenzin ontvangen, en daardoor tot nutteloosheid gedoemd. Zelfs
48

toen later, zoo als wij zullen zien, de beide Vereenigingen door
toedoen van het Algemeen Beurscomit tot een fusie gebracht waren,
liet men na de verhouding tusschen het Algemeen Beurscomit en
de door die fusie ontstane corporatie voldoende te regelen, zoodat
ook toen van eenig juridisch gezag van het wetgevend lichaam geen
sprake was.
Het Reglement voor den Handel in Publieke Fondsen, waarvan
in het reglement voor het Beurscomit sprake is, werd in een algemeene
vergadering van belanghebbenden op 23 December 1856 goedgekeurd,
en trad op 1 Januari 1857 in werking. Het behelsde bepalingen omtrent
contante affaires, affaires in nog niet uitgegeven fondsen, tijdaffaires,
premieaffaires, en omtrent beleening en prolongatie. Verder treft men
daarin een regeling aan van affaires waarbij een der partijen nalatig
blijft en eenige algemeene bepalingen, terwijl een afzonderlijke rubriek
gewijd was aan den handel in recepissen.
In dit Reglement bracht het Beurscomit in 1873 eenige veranderingen aan. Overigens bleet het in hoofdtrekken van kracht, totdat
het bij de stichting van de Vereeniging voor den Effectenhandel in 1876
nogmaals grondig herzien werd en als nieuw reglement werd vastgesteld.
Een taak, die het Algemeen Beurscomit op zich genomen had,
was het brengen van orde en regelmaat in den fondsenhandel. Het
bestaan van twee afzonderlijke organisaties, de Nieuwe Handel Sociteit
en de Sociteit tot Nut des Obligatiehandels, was een groot bezwaar,
en de eerste belangrijke daad van het Beurscomit, waarop het in
zijn eerste jaarverslag terecht met voldoening wijst, was het tot stand
brengen van een fusie tusschen die twee Sociteiten. De nieuwe
Vereeniging droeg den naam: Effecten-Sociteit, opgerigt door het
Algemeen Beurscomit, en kwam op 2 April 1857 tot stand. Alle leden
moesten het Reglement voor den handel in Publieke Fondsen onderteekenen, en naar het eerste jaarverslag van het Comit mededeelt,
waren dit genoegzaam alle Handelaars, Makelaars en Commissionnairs
in Effecten".
Tengevolge van de stichting der nieuwe Vereeniging werden de
Sociteit tot Nut des Obligatiehandels en de Nieuwe Handel Sociteit
op 1 Mei 1857 ontbonden.
49

Volgens haar Wet" was de nieuw opgerichte Effecten Sociteit


een Vereeniging van Handelaars, Makelaars en Commissionnairs in
Publieke Fondsen, ten doel hebbende:
1.

Het uitoefenen van den handel in fondsen.

2. Het vaststellen van de dagelijksche prijscourant der fondsen na


afloop der beurs.
3.

Het bevorderen van een gezellig verkeer.


De Sociteit werd gehouden in een lokaal in de nabijheid der
beurs, dat van 's ochtends negen uur tot middernacht geopend zou zijn.
Handel drijven in de sociteit was geoorloofd op werkdagen voor
en na beurstijd, doch verboden op Zondagen, op de tweede Paaschen Pinksterdagen, op Hemelvaartsdag en op de beide Kerstdagen.
De

vaststelling van de prijscourant der fondsen zal geschieden

volgens een afzonderlijk reglement.


Tot leden der Sociteit kunnen alleen worden voorgesteld:
1. Gepatenteerde handelaars, makelaars en commissionnairs in publieke
fondsen,

hetzij

op

eigen

naam, of als

leden

eener firma in

Amsterdam gevestigd.
2. Zonen of procuratiehouders van leden, ten hunnen kantore werkzaam.
Ieder lid betaalt een entre van fis. 20. en een jaarlijksche
contributie van fis. 30..
Ieder lid is verplicht mede te werken tot een juiste en nauwkeurige samenstelling der dagelijksche prijscourant, hetzij ter beurze,
hetzij in de sociteit. Indien een lid in gebreke blijft aan zijn in de
sociteit of ter beurze aangegane verplichtingen te voldoen, zal hem
dadelijk door het bestuur zijn lidmaatschap ontnomen worden. Bij
schikking met zijn crediteuren zal hij, op voordracht of met toestemming
zijner crediteuren die leden der sociteit zijn, door het bestuur zonder
ballotage in zijn lidmaatschap kunnen worden hersteld.
Alle in de sociteit afgesloten affaires zijn even verbindend alsof zij
ter beurze waren gedaan. De patroon is aansprakelijk voor de handelingen
van zijn zoon of procuratiehouder, ten zijnen kantore werkzaam.
In hoofdzaken komt deze Wet" overeen met de Statuten der
vroegere Nieuwe Handel Sociteit. Het entre en de contributie was
verhoogd, maar bedroeg toch nog niet voldoende om een waarborg
te bieden voor de kapitaalkrachtigheid der leden.
50

De voornaamste taak der Effecten Sociteit was zeker de samenstelling der prijscourant, volgens het in haar Wet vermelde reglement.
Uit dit reglement blijkt, dat het bestuur der Sociteit de prijscourant
dagelijks om 2 A uur in een vergadering van leden der sociteit
samenstelde. De prijscourant bevatte den hoogsten, den laagsten en
den gebleven prijs, alsmede den koers van het geld op beleening en
prolongatie. De verschillende prijzen werden ter beurze door daartoe
aangestelde personen, guides, opgeteekend, terwijl de leden ter vergadering nadere opgaven konden doen, mits die opgaven berustten op
affaires die door henzelf of van hunnentwege bewerkstelligd waren, of
vergezeld gingen van opgave van den naam van verkooper en kooper.
Alleen prijzen a contant werden ter noteering aangenomen, terwijl
een afzonderlijke rubriek in de prijscourant werd opgenomen voor
fondsen, die meerendeels op rescontre verhandeld werden.
Wanneer blijkt, dat iemand een hoogeren prijs besteed heeft, dan
waarvoor hij op hetzelfde oogenblik kon koopen, of omgekeerd bij
verkoop, dan zal die prijs niet worden genoteerd.
Geen andere affaires komen bij de noteering in aanmerking dan
die, welke op de daartoe bestemde plaats (hoek) gesloten zijn, eenerzijds
door leden der Sociteit, hun associs, of van hunnentwege door
hun bedienden.
Om IV2 uur beginnen de guides met hun voorloopige aanteekeningen, die ze om 2 A uur beindigen. Als slotprijs geldt de
koers, door het bestuur om 2 A uur opgenomen.
De noteering geschiedt met fracties van minstens Vs pCt. voor
fondsen boven pari, en van V16 pCt. voor fondsen beneden pari.
Bij geschillen omtrent de noteering of in gevallen waarin bij het
reglement niet is voorzien, beslist het bestuur der Effecten Sociteit.
Zoodra de prijscourant is vastgesteld en door een bestuurslid
is onderteekend, kunnen er geen veranderingen meer in worden aangebracht. Van de definitieve prijscourant wordt een afschrift ter
plaatsing aan een of meer dagbladen gezonden.
Eindelijk was dan het doel bereikt, waarnaar de beide oude
Sociteiten vergeefs gestreefd hadden er kwam eenheid in de
koersnoteering. Van 1 Mei 1857 af zag een prijscourant der effecten
het licht, die volgens dit reglement werd samengesteld.
3

51

Zoo bezat de Amsterdamsche effectenhandel dus verschillende


reglementen, die ten doel hadden een zoo goed mogelijken gang van
zaken in het leven te roepen. Het dient echter niet uit het oog verloren
te worden, dat al deze bepalingen slechts van kracht waren voor de leden
der Effecten Sociteit, die ter beurze toch nog steeds met vele niet georganiseerde handelaars te maken hadden. Toch valt het niet te ontkennen,
dat de bemoeiingen van het Algemeen Beurscomit voor den Amsterdamschen fondsenhandel van groot nut zijn geweest. Want terwijl de
Effecten Sociteit de eigenlijke organisatie der fondsenhandelaars was,
had het Algemeen Beurscomit meer in het bijzonder de taak den
fondsenhandel te beschermen en naar buiten te vertegenwoordigen.
De verhouding tusschen de beide lichamen was uit den aard der zaak
vrij gecompliceerd en het is dan ook niet te verwonderen, dat wrijving
niet altijd vermeden kon worden. De Effecten Sociteit kon beslissen,
of een fonds al dan niet in de officieele noteering zou worden
opgenomen, zoodat menig besluit van het Algemeen Beurscomit daardoor waardeloos werd. Wanneer in het jaarverslag over 1863 van het
Beurscomit geconstateerd wordt, dat de verhouding tot de Effecten
Sociteit goed was, doch dat de leden van het Comit het meermalen
betreurd hebben, dat de eigenlijke verhouding tusschen de beide
lichamen en het karakter van het Comit niet vast bepaald zijn, en
dat eenige effectenhandelaren de besluiten van het Comit niet altijd
in acht nemen, heeft het er allen schijn van, dat het Comit, ondanks
de gematigde woorden, waarin het zich uitdrukt, op een zeer onaangenamen toestand de aandacht vestigt. Het zou echter twintig jaar
duren, eer hierin verandering kwam en elke aanleiding tot tweedracht
voor goed uit den weg werd geruimd.
Over de wijze, waarop het Algemeen Beurscomit zijn taak ten
uitvoer heeft gebracht, bevatten de jaarverslagen die het, aanvankelijk
in handschrift, sinds 1866 in druk, deed verschijnen, vele wetenswaardigheden. Reeds in het eerste jaar van zijn bestaan trad het
Comit als vertegenwoordigend lichaam op, vooral tegenover het buitenland. Het stelde zich in verbinding met het Londensche Committee
of the Stock Exchange, om in samenwerking met deze instelling op
te komen voor de belangen der Nederlandsche fondsenhouders, o. a.
tegenover Spanje en Griekenland. Het Comit zag zich in dat jaar
52

reeds in 109 gevallen belast met de uitspraak in geschillen over de


leverbaarheid van fondsen.
Het beschermen van houders van buitenlandsche effecten bleef in
de volgende jaren een zeer belangrijke zorg voor het Comit. Vooral
tegenover Spanje en Griekenland, en in de Nieuwe Wereld tegenover
Venezuela, Ecuador en Mexico, liet het zich gelden. Ook tegenover
Amerikaansche spoorwegmaatschappijen trad het krachtig op, en zond
zelfs in 1867 een vertegenwoordiger naar Amerika, die persoonlijk de
belangen van Nederlandsche fondsenhouders behartigde. Het werd al
spoedig in het buitenland als de vertegenwoordiger van den Nederlandschen effectenhandel erkend en kon dan ook in zijn jaarverslag
van 1864 met voldoening de volgende mededeeling doen:
Moge het ook gebleken zijn, dat de pogingen van het Comit
niet altijd met den gewenschten uitslag bekroond worden, toch merkt
het met genoegen op, dat deszelfs waarde in het buitenland hoe langer
hoe meer wordt erkend en het verheugt zich inzonderheid in de goede
verstandhouding met het Comit te Londen, dat vroeger of later, waar
het nuttig of gewenscht moge worden, gunstig schijnt te zullen kunnen
werken. Bij uitspraken in geschillen tusschen effectenhandelaren heeft
het tot zijn genoegen bemerkt, dat alle partijen zich aan zijn oordeel
hebben onderworpen."
In 't bijzonder de interne aangelegenheden van den fondsenhandel
hadden de aandacht van het Algemeen Beurscomit. De toestanden in
den effectenhoek van de groote Koopmansbeurs waren niet zeer
aangenaam en reeds in 1861 wilde het Comit een middel vinden, om
de talrijke personen, die slechts uit pure nieuwsgierigheid in den
effectenhoek kwamen, te weren. Het gedrang was er, door het voortdurend aangroeiend aantal handelaren, toch al zeer hinderlijk voor een
goeden gang van zaken. Het volgend jaar bleken maatregelen inderdaad
nog noodzakelijker geworden te zijn. In samenwerking met het bestuur
der Effecten Sociteit vaardigde het Comit een waarschuwing uit tegen
die personen, die de ter beurze heerschende ergerlijke wanorde veroorzaakten. In 1865 moesten nieuwe bepalingen in dit opzicht uitgevaardigd worden, doch dat ook deze niet het gewenschte resultaat
hadden, blijkt wel uit een op 12 April 1867 aan het Beurscomit
gericht adres van een aantal effectenhandelaren, die in een algemeene
53

Vergadering het voorstel wenschten te doen, een vereeniging te vormen,


die haar samenkomsten houden zou in een nevengebouw ten Noorden
van de Koopmansbeurs. Hoe langer hoe meer kwam men tot de
overtuiging, dat het voor een goeden, ordelijken gang van zaken noodzakelijk was, dat de effectenhandel uitgeoefend werd in een afzonderlijke,
besloten ruimte.
In 1845 had de oude Beurs, die, bouwvallig en te klein geworden,
niet langer aan de eischen voldeed, plaats gemaakt voor de Nieuwe
Beurs op den Dam, die op 10 September van dat jaar in tegenwoordigheid van den Koning en twee zijner zoons geopend was. Terwijl
vroeger de beurs gratis voor iedereen toegankelijk geweest was, kreeg
men na 1845 toegang tegen betaling van 25 cent, of wel men kon zich
voor fl 25. per jaar abonneeren. In elk geval bood dit gering bedrag
geen enkele waarborg voor de finantieele draagkracht der beursbezoekers,
zoodat men in den effectenhoek de kans liep, met onbetrouwbare en
insolvente lieden zaken te moeten afsluiten.
. Het adres van April 1867 schijnt nog niet veel uitwerking gehad
te hebben. In het jaarverslag over 1869 van het Algemeen Beurscomit echter wordt nogmaals gezegd, dat er alleszins gegronde
klachten waren over de moeijelijkheden en kwade praktijken, die dagelijks
het opnemen eener juiste noteering beletten". Er werd een commissie
van vijf leden benoemd, om hierin verandering aan te brengen, doch
zoolang een groot deel der transacties nog door niet georganiseerde
handelaren werd afgesloten, was het onmogelijk een noteering tot stand
te brengen, die met eenige nauwkeurigheid den toestand van de markt
weergaf.
In het jaarverslag over 1870 eindelijk maakt het Beurscomit
melding van een poging om te geraken tot de insgelijks reeds lang
gewenschte verbetering van een niet langer houdbaar geworden toestand", namelijk de onaangename en hinderlijke wijze waarop de
handel in effecten ter Amsterdamsche beurze wordt uitgeoefend, het
groote ongerief steeds ondervonden door hen, die in den fondsenhandel werkzaam zijn, en dat zijnen oorsprong heeft in het gebrek aan
orde en regel hetwelk ontstaat uit de meer dan beperkte ruimte, waarover die handel ter genoemde plaatse kan beschikken". Aan een
commissie van onderzoek werd opgedragen de mogelijkheid van de
54

De Beurs met de Kolommen" van 1845.

De Beurs van 1845. (Intrieur).


Gedenkboek V . v. d. E . 1 8 7 6 - 1 9 2 6 .

stichting eener nieuwe effectenbeurs in bestudeering te nemen, en


toen het rapport dier commissie op 28 September 1870 in een algemeene vergadering behandeld werd, verklaarden 160 van de 163 aanwezige
handelaren, makelaars en commissionnairs in effecten, dat zij het stichten
eener nieuwe effectenbeurs wenschelijk achtten. De leden van het
Beurscomit stelden pogingen in het werk, om het tot dit doel vereischte kapitaal door inschrijving bijeen te krijgen. De bovengenoemde
commissie werd belast met het nemen van al die maatregelen, welke
zij, onder goedkeuring van het Beurscomit, nuttig en noodig zou
achten. Op 12 November 1870 werd een adres bij den Gemeenteraad
ingediend, behelzende het volgende verzoek:
ij
om zoo mogelijk kosteloos afstand te doen van een oppervlakte water met ondergrond achter de Groote Koopmansbeurs, tusschen
het Damrak en de Warmoesstraat,
om vergunning om op dat terrein te bouwen een lokaal, dat van
binnen gemeenschap heeft met de Groote Koopmansbeurs, in dier
voege, dat de leden der op te richten Vereeniging, die in het nieuwe
gebouw bijeen komen, gedurende beurstijd onbelemmerd naar en van de
Groote Koopmansbeurs toegang hebben van en naar het nieuwe lokaal."
Dit adres werd door 232 belanghebbenden geteekend, en het
Beurscomit verwachtte dan ook, dat op deze wijze een einde zou
worden gemaakt aan een toestand, die aan Amsterdam en aan den
fondsenhandel ter Amsterdamsche beurze tot schande strekt". Tegelijkertijd was door een aantal belanghebbenden bij den fondsenhandel
een verzoek tot verbouwing der Koopmansbeurs bij den Gemeenteraad aanhangig gemaakt. In verband hiermede koesterde men de verwachting eindelijk tot betere toestanden in den fondsenhandel te zullen
geraken. Niet langer twee organisaties, zooals de Effecten Sociteit en
het Algemeen Beurscomit waren, wier samenwerking nooit volmaakt
kon zijn, maar n vereeniging, waarvan het bestuur de verschillende
functies van het Beurscomit overnemen zou. Niet langer een veel
te nauwe hoek van de groote Koopmansbeurs waar het gedrang en de
volte, veroorzaakt door lieden, die niets met den fondsenhandel te
maken hadden, het zakendoen bemoeilijkten, doch een eigen lokaliteit,
waar slechts de leden der vereeniging toegang zouden hebben. Dit
waren de voorwaarden, die men noodzakelijk achtte, opdat de fond55

senhandel zich tot vollen bloei zou kunnen ontwikkelen. Het zou
echter nog tot 1903 duren, eer deze beide wenschen in vervulling
zouden gaan.
De commissie, belast met het nemen van de noodzakelijke maatregelen had in September 1870 een ontwerp der Statuten voor de op
te richten vereeniging gereed. Men dacht zich de organisatie als volgt:
Het doel der Vereeniging is, op een daartoe nader te bepalen
plaats en onder later vast te stellen bepalingen handel te drijven in
effecten, en alle handelingen te verrichten die daarmede verbonden
zijn, als het opmaken van noteeringen, het houden van publieke veilingen van fondsen enz.
Alle gepatenteerde handelaren, makelaars en commissionnairs in
publieke fondsen, benevens bankiers, kunnen zich als lid der Vereeniging aanmelden. Is de Vereeniging eenmaal geconstitueerd, dan moeten
zij, die het lidmaatschap wenschen te verkrijgen, aan de volgende
voorwaarden voldoen:
1. Zij moeten bewijzen, dat zij den leeftijd van 23 jaar bereikt hebben,
of meerderjarig zijn verklaard.
2. Op eigen naam of als lid eener firma in den handel in fondsen
in Amsterdam gevestigd zijn.
3. Driejaren op een effectenkantoor te Amsterdam werkzaam geweest zijn.
4. Als lid voorgesteld worden door vijf stemhebbende leden der
Vereeniging.
Wanneer men deze voorwaarden vergelijkt met die, welke indertijd
de Effecten Sociteit aan haar leden stelde, blijkt wel, dat de eischen
nu heel wat strenger waren. De voorwaarde, dat men drie jaar op een
effectenkantoor werkzaam geweest moest zijn, was nieuw, en hierdoor
voorkwam men, dat personen, die in het geheel geen vakkennis bezaten,
zich met den fondsenhandel bezig hielden.
De leden werden verdeeld in stemhebbende en niet stemhebbende.
De eersten betaalden een jaarlijksche contributie van fis. 75.. Leden,
deel uitmakende van een firma, waarvan reeds een deelgenoot fis. 75.
betaalt, zouden jaarlijks slechts fis. 50.- te betalen hebben. Ook de
contributie zou dus hooger zijn, dan bij de Effecten Sociteit het geval
was geweest. Van een waarborgsom was echter nog geen sprake.
Uit de stemhebbende leden werden de bestuursleden gekozen. De
56

niet stemhebbende leden betaalden een contributie van fis. 25.. Zij
hebben alle rechten der leden, behalve het stemrecht, en kunnen geen
deel uitmaken van het bestuur.
De leden zijn verplicht zich te onderwerpen aan de uitspraken van
het bestuur. Bij verzet daartegen kan hun door het Bestuur het lidmaatschap ontnomen worden. Elk lid is aansprakelijk voor de handelingen
zijner bedienden, aan wie op hun verzoek toegangsbewijzen a fis. 10.
worden uitgereikt.
Geen lid der Vereeniging mag buiten deze op publieke of besloten plaatsen handel in effecten drijven. Door deze bepaling werd
het dus onmogelijk gemaakt, dat een lid der vereeniging met niet-leden
zaken afsloot. Een dergelijke maatregel ware ten tijde der Effecten
Sociteit nog niet mogelijk geweest.
Personen buiten de stad woonachtig, kunnen op voorstel van een
der leden door het Bestuur voor n dag gentroduceerd worden.
Het bestuur bestaat uit 15 leden, en wordt met volstrekte meerderheid
van stemmen gekozen. De voorzitter wordt door de vergadering aangewezen. Een Secretaris, aangesteld door het bestuur, en door de vereeniging gesalarieerd, staat het bestuur ten dienste.
Het bestuur verdeelt zich in commissies:
1. voor de noteering der fondsen,
2. voor het onderzoek der fondsen, welke tot de noteering toegelaten
zullen worden,
3. voor het huishoudelijk beheer en de geldmiddelen,
4. voor geschillen tusschen de leden, en voor de toelating van candidaten,
en verdere commissies, voor zoover zulks noodig zal zijn.
Het bestuur vertegenwoordigt de vereeniging in al haar handelingen,
en oefent al haar rechten uit. Het waakt voor de belangen der Nederlandsche Fondsenhouders, het handhaaft de reglementen, het beslist
in geschillen den handel betreffende, het reikt verklaringen uit, omtrent
bestaande usantin, het houdt toezicht op de lokalen en het gebouw
en benoemt dienstdoend personeel.
Er zullen afzonderlijke bepalingen worden uitgevaardigd omtrent
het lokaal, den handel, de prijscourant en de noteering en omtrent
de bevoegdheden van het bestuur.
Hoewel de vereeniging, waarvoor deze statuten gedacht waren, in
57

1870 niet tot stand gekomen is, vinden wij toch de principes, waarop
later de Vereeniging voor den Effectenhandel gebaseerd zou zijn, reeds
duidelijk aangegeven. Controle, zoo nog niet van de credietwaardigheid,
dan toch van de vakkennis der leden, en het verbod van handeldrijven
met niet-leden waren middelen om onbetrouwbare en niet vakkundige
personen uit te sluiten, en een zoo groot mogelijke zekerheid in den
fondsenhandel in het leven te roepen.
Terwijl in 1871 de kansen op het bouwen van een effectenbeurs
zeer gering waren, vernam het Beurscomit in Februari 1872, dat
bij B . en W. een plan tot het bouwen eener nieuwe beurs in behandeling was, en dat aan de Kamer van Koophandel om advies was gevraagd.
Verder kwam het echter weer niet, totdat in 1873 de effectenhandelaren
de zaak zelf ter hand namen. Veertien leden der Effecten Sociteit
deden het voorstel, een commissie te benoemen, belast met het onderzoek naar de wenschelijkheid eener fusie van het Algemeen Beurscomit en het bestuur der Effecten Sociteit. Deze commissie werd
inderdaad in een algemeene vergadering van 24 April 1873 benoemd,
en bracht op 3 Juli rapport over haar onderzoek uit. Een commissie
uit het Beurscomit onderzocht dit rapport en bracht er advies over
uit. Het Beurscomit kwam echter na rijpe overweging tot het besluit,
dat aangezien de bepalingen, vervat in het rapport van 3 Juli 1873
als onuitvoerbaar zijn aan te merken, en zij overigens, bij het ontbreken
van de middelen om die te handhaven, het voorgestelde doel niet
zouden doen bereiken, het oprigten eener handelsvereeniging, op de
grondslagen, in genoemd rapport aangegeven, ongeraden is te achten."
Dit besluit werd aan het Bestuur der Effecten Sociteit medegedeeld,
hetgeen de bijeenroeping van een algemeene vergadering ten gevolge
had, waarin de wenschelijkheid werd uitgesproken te komen tot de
oprichting van een Vereeniging van Effectenhandelaars" en waarin
het Bestuur gemachtigd werd, met het Beurscomit in overleg te treden,
teneinde de grondslagen voor zulk een vereeniging te ontwerpen. Een
gecombineerde vergadering van het Bestuur der Sociteit, het Beurscomit en de Commissie van 24 April 1873 volgde op 23 April 1874,
waar men na langdurige discussie tot het besluit kwam, het Beurscomit te verzoeken, het plan nog eens in beraad te nemen. In de
eerstvolgende zitting van het Comit verklaarde de meerderheid der
58

aanwezige leden, het oprichten eener Vereeniging voor den Effectenhandel" in beginsel goed te keuren.
Een commissie, bestaande uit leden van het Beurscomit, van het
Bestuur der Effecten Sociteit en van de Commissie van 24 April 1873
werd belast met het ontwerpen der statuten der op te richten vereeniging. Deze Commissie bestond uit de Heeren: P. H . Testas,
P. A . L . van Ogtrop, en A . L . Wurfbain als leden van het Beurscomit, H . J . Middendorp Jr. en H . Franco Mendes als Bestuursleden
der Effecten Sociteit, en A . C . Wertheim, H . j . de Marez Oyens
en H . C . Veltman Jr. als leden der Commissie van April 1873.
Voorzitter was de Heer L . H . Weetjen, president van het Algemeen
Beurscomit.
In het jaarverslag over 1874 van het Algemeen Beurscomit waarin
de zoo juist medegedeelde bijzonderheden voorkomen, wordt er op
gewezen, dat de pogingen om bedoelde vereeniging op te richten verband hielden met den inderdaad niet langer houdbaren toestand, waarin
ter beurze van Amsterdam de effectenhandel verkeerde. Algemeen
achtte men een algeheele hervorming, een organisatie van reorganisatie kon, meende men, geen sprake zijn, hoogst noodzakelijk, en
na het mislukken van de plannen betreffende den bouw van een nieuw
beurslokaal voor den effectenhandel, moest op andere wijze gehandeld
worden, wilde men zich eens verheugen in de verwezenlijking van een
reeds zoo lang gekoesterden wensch. Er hadden zich op 29 en 30 Juli
1874 op de beurs tooneelen afgespeeld, waarbij men de hulp der
politie had moeten inroepen en waar de commissarissen der groote
Koopmansbeurs machteloos tegenover stonden. Het werd hoog tijd,
dat hierin verandering kwam en dat voorkomen werd, dat de fondsenhandel geheel in discrediet geraakte.
Nadat de hiervoor genoemde commissie de zaak behandeld had,
werden door een sub-commissie in overleg met een rechtsgeleerde de
statuten der vereeniging ontworpen, die door een gecombineerde vergadering van het beurscomit het bestuur der Effecten Sociteit en de
Commissie van 24 April 1873 werden goedgekeurd.

59

H O O F D S T U K III

DE VEREENIGING V O O R DEN E F F E C T E N H A N D E L

In een algemeene vergadering van 17 Mei 1876 werd tot de


opheffing van het Algemeen Beurscomit besloten, en werd de Effecten
Sociteit ontbonden. Op dien dag werden de Statuten van de Vereeniging voor den Effectenhandel aangenomen, die bij Koninklijk
besluit van 5 Juni werden goedgekeurd.
De nieuwe vereeniging telde reeds 465 leden. Een Bestuur van
15 leden werd benoemd, met de Heeren A. L. Wurfbain, D. P.
Jacobs en N. S. Calisch respectievelijk als voorzitter, penningmeester
en secretaris.
Uit de statuten van de Vereeniging, die in hoofdzaken overeenkwamen met het hierboven besproken, in 1870 samengestelde ontwerp,
is het volgende te vermelden.
De Vereeniging, die den naam draagt van Vereeniging voor den
Effectenhandel, heeft ten doel de bevordering van de belangen van
den effectenhandel.
Om lid te kunnen zijn moet men zijn bankier of handelaar,
commissionnair of makelaar in effecten te Amsterdam, hetzij op eigen
naam, hetzij als lid eenerfirma,of als procuratiehouder van een persoon
of firma te Amsterdam in effecten handelende. Twee of meer leden
eener firma moeten of alle leden der Vereeniging zijn, of worden
geacht geen van alle lid te zijn. Om lid te worden moet men worden
voorgesteld door tien leden. Wanneer binnen acht dagen, nadat de
candidatuur door het bestuur is bekend gemaakt, minstens tien leden
zich daartegen verzetten, wordt een ballotage-vergadering gehouden, en
bij meerderheid van stemmen over de aanneming van den voorgestelde
60

Het tegenwoordig Bestuur.


O m de tafel van links naar rechts:
de H e e r e n : G . G . D. A . van der Werff M r . H . M . Roelofsz M r . W. M . J . van Lutterveld J h r . W . H . van Loon B . W . van Vloten
M r . E . F e n n e m a J . Stroeve J . E z n . F . J . M . van Ogtrop Dr. A . F. van H a l l M r . J . A . van Sonsbeeck Mr. W. Cnoop Koopmans A . J z n .
A . de Bijll Nachenius C . van Oldenborgh G . W . A . van Laer J . C z n . K . Lansberg A . H . van Walchren
afwezig de Heer P. P. J . Jonas van 's Heer Arendskerke.
Gedenkboek V. v. d. E . 18761926.

beslist. Hij verkrijgt het lidmaatschap door onderteekening der statuten


en verliest het lidmaatschap door opzegging, door niet langer te voldoen
aan de bovengenoemde voorwaarden, en door vervallenverklaring,
wanneer men bijv. opgaven doet voor de prijscourant in strijd met
het reglement voor de noteering of een der reglementen overtreedt
wanneer men voor eenzelfde vergrijp reeds eerder met boete of
schorsing gestraft is. Verder kan hem, die niet aan zijn verbintenissen
voldoet tegenover leden der Vereeniging, of zijn betalingen staakt, het
lidmaatschap ontnomen worden.
Elk lid geeft aan het Bestuur de namen op van bedienden, die
voor hem zaken doen. Hij is voor hun handelingen, den effectenhandel betreffende, en gedaan ter beurze van Amsterdam of in het
lokaal der Vereeniging, aansprakelijk.
Elk lid betaalt een jaarlijksche contributie van 3 0 . benevens
een entree van 25. .
Het bestuur der Vereeniging bestaat uit minstens 15 leden. Jaarlijks treden vijf leden af, wier volgorde door het lot wordt bepaald.
De algemeene Vergadering kiest de bestuursleden uit een door het
bestuur samen te stellen voordracht van drie leden voor elke te vervullen plaats. Twee of meer leden eener firma kunnen niet tegelijk lid
van het bestuur zijn.
Het bestuur stelt een reglement van orde vast, en kan aan commissin uit zijn midden een deel zijner bevoegdheden opdragen.
Ter Algemeene Vergadering, die jaarlijks minstens n maal en
wel in April gehouden wordt, worden beslissingen bij volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen genomen.
De Vereeniging streeft naar de bereiking van haar doel:
!. Door het inrichten van een lokaal tot het drijven van handel
tusschen de leden,
2. Door het vaststellen van bepalingen voor den effectenhandel tusschen
de leden,
3. Door het uitgeven van een prijscourant van effecten,
4. Door het invoeren van een eenvoudige en snelle wijze van beslissing van geschillen tusschen de leden der Vereeniging,
5. Door het optreden voor de rechten en belangen van de houders
van fondsen.
61

Alle bestaande bepalingen, gemaakt door het Algemeen Beurscomit voor Publieke Fondsen te Amsterdam, worden beschouwd,
alsof zij van de Vereeniging zijn uitgegaan, en blijven als zoodanig
bestaan, totdat zij door haar gewijzigd, vervangen of ingetrokken zijn.
De Prijscourant der Effecten wordt dagelijks door het Bestuur
opgemaakt, volgens een nader vast te stellen reglement. Een exemplaar
der Prijscourant is dagelijks kosteloos ter beschikking van elk lid
der Vereeniging.
Geschillen tusschen de leden, hun bedrijf betreffende, worden
beslist door een Commissie uit het Bestuur.
Deze eenvoudige statuten zijn in den loop der jaren vaak veranderd,
ten einde te komen tot een zoo volmaakt mogelijke inwendige organisatie
van de Vereeniging.
Toen de statuten in hun primitieven vorm op 5 Juni 1876
koninklijk waren goedgekeurd, ving het Bestuur der jonge Vereeniging
aan met de verdeeling der werkzaamheden. Drie leden, onder wie
de voorzitter, werden als Dagelijksch Bestuur belast met de behandeling
der loopende zaken. Ter bevordering van een geregelden gang van
zaken werden vier commissin ingesteld, te weten:
1. de huishoudelijke commissie,
2. de commissie voor de noteering,
3. de commissie voor de fondsen,
4. de commissie voor de geschillen.
De nieuwe toestand, geschapen door de ontbinding der Effecten
Sociteit, de altreding van het Algemeen Beurscomit en de vervanging
van deze twee lichamen door de Vereeniging voor den Effectenhandel,
vereischte nieuwe bepalingen en voorschriften voor dien handel. Het
ontwerpen van een algemeen reglement was dus de eerste taak van
het Bestuur, en bij de vervulling van deze taak, moest zoowel op
bestaande usantin als op de eischen van den nieuwen tijd gelet
worden. Met veel, dat oud of verouderd was, moest gebroken, het
goede van vroeger moest gehandhaafd, en waar het noodig bleek met
de veranderde begrippen in overeenstemming gebracht, bovendien
moest veel, wat tot dusverre ontbroken had, ingevoerd worden. Een
commissie uit het Bestuur, voorgelicht door Mr. M. J. Pijnappel,
62

stelde een ontwerp reglement samen, dat, na in vele bestuursvergaderingen onderzocht te zijn, op de algemeene vergaderingen van 18 en
27 December 1876 en van 4 Januari 1877 aan de goedkeuring der
leden werd onderworpen en aangenomen werd. De essentiele deelen van
dit Reglement zijn zoo goed doordacht, dat daarin in den loop der
vijftig jaren nagenoeg geene wijzigingen van belang zijn aangebracht.
Op dezelfde wijze kwam een reglement voor de noteering en een
huishoudelijk reglement tot stand.
Het zou te ver voeren, het reglement voor den Effectenhandel,
dat op 1 Maart 1877 in werking trad, met al de in latere jaren aangebrachte wijzigingen te bespreken en wij zullen volstaan met, evenals
bij de statuten, enkele veranderingen, aangebracht in de verschillende
voornaamste bepalingen, na te gaan.
Bij de algemeene bepalingen werd de levering van contant verkochte fondsen bepaald op uiterlijk den vierden dag na dien, waarop
de affaire is gesloten, des voormiddags tusschen negen en twaalf uur,
of, wanneer de vierde dag geen beursdag is, op den daarop volgenden
beursdag. Verdere bepalingen omtrent het leveren van fondsen, omtrent nota's en kennisgevingen en het leveren voor of aan derden en
omtrent het berekenen van rente volgden. De maand werd op 30,
het jaar op 360 dagen gefixeerd.
Het reglement bevatte verder bepalingen omtrent den handel in
recepissen, in aandeelen van Maatschappijen en in inschrijving op de
grootboeken der Nederlandsche Schuld en coupons. Verder omtrent
tijdaffaires (eveneens in aandeelen Nederlandsche Handel-Maatschappij)
premieaffaires, beleening en prolongatie, terwijl bovendien de wijze
van handelen werd voorgeschreven bij nalatigheid van een der partijen.
Na het vaststellen van het reglement was het ontwerpen van de
prijscourant aan de orde. Men was van oordeel, dat de wijze waarop
tot dusverre de koersen gepubliceerd werden, niet bestendigd kon
worden. Het onofficieele gedeelte, dat dus onder de handteekening
van het Bestuur der Effecten Sociteit placht te verschijnen, en dat
algemeen met den naam de omnibus" werd aangeduid, kwam te
vervallen. Het recht van drukken, uitgeven en verspreiden der prijscourant behield de Ver. zich voor. De eerste uitoefening dier rechten
63

werd toegestaan aan den Heer S. de Vita. Met de drie dagbladen,


die reeds sinds jaren het recht hadden de prijscourant te publiceeren,
werd een schikking getroffen, waarbij de Vereeniging een financieel
voordeel genoot.
De prijscourant werd verdeeld in zes rubrieken, n.1. staatsleeningen,
stedelijke leeningen, industrieele enfinantieeleondernemingen, spoorwegleeningen, premieleeningen, en diversen. Zij bevat de laagste, de
hoogste en de slotkoersen van fondsen, ter beurze verhandeld van
half twee tot kwart voor drie, alsmede den koers van het geld op
beleening en prolongatie van half twee tot half drie. De Commissie
voor de Noteering begint om 2 A uur de slotkoersen vast te stellen.
De prijzen der affaires, door leden of hun bedienden met leden of hun
bedienden gesloten, worden opgegeven met onderteekende briefjes.
De opgave moet den hoogsten en den laagsten koers, door hen besteed
of bedongen, bevatten (wijziging van 1879). Het bestuur stelt guides
aan, die tot 2 A uur de opgaven in ontvangst nemen.
Alle londsen worden genoteerd in percenten, met fracties van
minstens Jm pCt. Bij de noteering van den geldkoers wordt U pCt.
als minimum fractie aangenomen (1879). In de noteering wordt opgenomen
elke affaire van vijf stukken in een post, wanneer het fonds stuksgewijs verhandeld wordt; elke affaire van een nominaal bedrag van
minstens fis. 2000 in n post, tenzij het fonds boven pari staat, in
welk geval een nominaal kapitaal van fis. 1000 voldoende is. Alleen
die affaires, welke in den daartoe bestemden hoek zonder eenige bijcondities gesloten zijn, komen voor de noteering in aanmerking.
De prijscourant wordt door een lid der Commissie uit de gedane
opgaven in een der lokalen van de Vereeniging na drie uur in
tegenwoordigheid van de leden opgemaakt en vastgesteld. Zij wordt
in een daartoe bestemd boek ingeschreven en door den Commissaris
in kwestie onderteekend. Zoodra de noteering van eenig fonds is
vastgesteld, kan zij niet gewijzigd worden. (1879).
3

De levensgeschiedenis van de Vereeniging is geheel uit de in


druk gepubliceerde jaarverslagen op te maken. Uit deze verslagen
blijkt, dat het streven naar een betere localiteit, liefst nog een eigen
gebouw, van den aanvang af haar grootste zorg was.
64

In 1878 wendde de Vereeniging zich met een adres tot den


Gemeenteraad, met het doel op de Groote Koopmansbeurs een voor
den effectenhandel afgesloten ruimte te verkrijgen. In dit adres noemde
zij zich een corporatie, die op een kleine uitzondering na alle in
Amsterdam gevestigde fondsenhandelaars omvatte. Zij verzocht, uit
hoofde van de belangrijke plaats, die zij in den effectenhandel inneemt,
te mogen beschikken over een der galerijen van de Groote Koopmansbeurs, om te dienen eensdeels als plaats van samenkomst,
anderdeels tot het inrichten van de vereischte lokalen ten dienste van
de leden en van het Bestuur. Hoewel de Gemeenteraad hierin geen
beslissing nam, scheen het toch, dat de wensch der Vereeniging kans
had in vervulling te gaan. Er verscheen namelijk een plan van de
Heeren Martin Wolff, J . Boissevain en J . Kogel, die een door hen
aan de stad aan te bieden beurs wenschten te doen bouwen en te
exploiteeren. De Gemeenteraad stelde, na vele besprekingen, alle stukken
en teekeningen betreffende den beursbouw in handen van eene commissie,
bestaande uit twee leden van het dagelijksch bestuur, twee leden van
den raad, twee leden uit den handel, en twee leden der Kamer van
Koophandel en Fabrieken. Uit een adres, dat de Vereeniging in deze
aangelegenheid tot den Gemeenteraad van Amsterdam richtte, blijkt
duidelijk, dat op het einde van 1879 de Vereeniging voor den Effectenhandel met den Amsterdamschen fondsenhandel zoo goed als identiek
was. Dit feit drukte het Bestuur in de volgende bewoordingen uit:
Wij doen U opmerken dat, wanneer wij spreken van belangen
van den effectenhandel" en van belangen der Vereeniging voor den
Effectenhandel", de identiteit van beider belangen vaststaat. Uit een
theoretisch oogpunt moge men misschien deze bewering onjuist noemen,
en tot de veronderstelling komen, dat de Vereeniging te beschouwen
is als eene afzonderlijke corporatie, dus slechts als een deel van het
lichaam van den effectenhandel, de feitelijke toestand is daar om
het tegendeel te bewijzen. Immers het is onbetwistbaar, dat de Vereeniging
voor den Effectenhandel is de effectenhandel: deze vindt in haar zijne
uitdrukking; allen, die zich op het terrein van den handel in publieke
fondsen, wissels en geld bewegen, zijn, op hoogst zeldzame uitzonderingen
na, hare leden. Zij is het orgaan der wenschen van dien handel;
zij behartigt zijne belangen, waakt voor de handhaving van zijne
65

resten en wordt door s lands regering zoowel als door buitenlandsche regeringen als de eenige vertegenwoordigster van die
belangen en regten erkend; de financile transactin ter beurze
geschieden overeenkomstig de reglementen door haar vastgesteld;
de prijscourant der fondsen het officile document, wordt door
het vereenigingsbestuur opgemaakt en dient, ook buiten de
vereeniging, overal waar het noodig is, tot rigtsnoer. In een
woord: zonder de vereeniging zou de regelmatige effectenhandel
niet denkbaar zijnP
Deze uiteenzetting spreekt voor zichzelf. Men kan de positie van
de Vereeniging in den Amsterdamschen fondsenhandel niet duidelijker
doen uitkomen, dan haar bestuur het in dit adres doet.
Het rapport van genoemde commissie verscheen in 1880 en nadat
het langdurig besproken was, leidde het tot het besluit, een nieuw
onderzoek door B. & W. te doen instellen. Pas in 1881 kwamen uit
dit onderzoek nieuwe voorstellen voort, en de Vereeniging hoopte
eindelijk een gebouw te zullen verkrijgen, waarin zij haar zetel zou
hebben, op eene wijze, alleszins waardig den rang dien zij inneemt,
als vertegenwoordigende een der belangrijkste takken van den handel
en in overeenstemming met haar toenemend aanzien, tengevolge van
haar betrekkingen met het buitenland."
Intusschen was de Vereeniging eigenares geworden van een
gebouw in de Warmoesstraat. Men was uitgegaan van het denkbeeld
dat, ingeval de kwestie van den bouw eener nieuwe beurs opgelost
mocht worden in dien zin, dat de bestaande beurs zou worden vergroot
naar den kant van de Papenbrug, een nieuw vereenigingslokaal er dan
direct mee in verbinding te brengen zou zijn. Ter voorziening in de
kosten werd een 4 pCt. leening a pari, groot fis. 86.000. onder de leden
geplaatst. In afwachting van het tijdstip, waarop het gebouw in de Warmoesstraat zijn bestemming zou krijgen, werd het voorloopig verhuurd.
In 1882 werd het lokaal der Vereeniging weder tot 1 Mei 1885
ingehuurd, met dien verstande, dat de Vereeniging zich het recht
voorbehield, de huur van het lokaal tusschentijds op te zeggen, indien,
tengevolge van den in den Gemeenteraad in principe goedgekeurden
beursbouw, haar zetel naar het gekochte perceel in de Warmoesstraat
moest worden verplaatst.
y

66

A . L . Wurf bain
Eerste Voorzitter van de Vereeniging
(1876-1890).

P. A . L . van Ogtrop
Tweede Voorzitter van de Vereeniging
(1890- 1903).
Gedenkboek V . v. d. E. 18761926.

O p 21 November 1883 stelde de Gemeenteraad het programma


vast van een internationale prijsvraag, voor den bouw eener nieuwe
beurs. Het gevolg hiervan was, dat de Vereeniging zich wederom
genoodzaakt zag, eenige adressen tot den Raad te richten, waarin zij
de eischen, die zij aan een nieuwe beurs stelde, uiteenzette. Zij
verlangde, dat men voor de Vereeniging in de nieuwe beurs zou
afzonderen:
a. een oppervlakte gelijkvloers, groot 250 M . , ingericht tot 1: een
noteerzaal, waar tevens de leden na afloop van den beurstijd
kunnen bijeenkomen tot voortzetting hunner affaires, 2: een kamer
voor de commissie voor de noteering en een voor de guides,
benevens een vestiaire.
b. een oppervlakte op de bovenverdieping groot 400 M ., ingericht
tot: 1. een vergaderzaal voor het Bestuur, 2. een zaal voor commissin, 3. een zaal voor boekerij en secretarie, 4. een vertrek
waar de leden de uitlotingsboeken kunnen raadplegen en 5. woonvertrekken met keuken enz. voor den concirge.
In 1885 was er nog geen beslissing gevallen, inzake de nieuw te
bouwen beurs, en de Vereeniging richtte zich in dat jaar opnieuw tot
het Daglijksch Bestuur der Gemeente, met het verzoek, dat bij de
vaststelling van het definitieve plan de eischen der aesthetiek niet mogten
gesteld worden boven die, voor welke de Vereeniging voor den Effectenhandel optreedt". De Vereeniging huisde nog steeds in het oude
lokaal, dat echter lang niet meer aan de eischen voldeed, zoodat het
feit dat zij het praktische niet bij het schoone wenschte achtergesteld
te zien, alleszins te verklaren is. Daar ook in 1886 door het Gemeentebestuur geen maatregelen genomen werden, die grond gaven tot de
verwachting, dat weldra met den bouw eener nieuwe beurs een aanvang gemaakt zou worden, wendde het Bestuur der Vereeniging zich
opnieuw tot B . & W., met het dringend verzoek, de afdoening der
zaak te bespoedigen. De toestand waarin de eigen afdeeling der Vereeniging verkeerde, was reeds lang onhoudbaar geworden, en men moet
dan ook inderdaad het geduld van het toenmalige Bestuur bewonderen,
dat in het jaarverslag over 1887 de mededeeling doet, dat de eindbeslissing inzake den beursbouw weliswaar genomen was, maar dat er
misschien wel eenige grond bestond om te vreezen, dat thans het
2

67

vooruitzicht op de vervulling van den zoo vaak geuiten wensch nog


twijfelachtiger is geworden, dan het tot dusverre was"!
Ten slotte kwam er toch een einde aan het geduld van het Vereenigingsbestuur. Nadat de Vereeniging zich in 1890 de optie" verzekerd had over een aantal aan het perceel in de Warmoesstraat grenzende huizen, werden op een algemeene Vergadering van 29 Januari
1891 de bestuursvoorstellen tot het bouwen van een eigen effectenbeurs aangenomen, onder voorbehoud, dat het Bestuur gemachtigd
zij, gedurende den tijd, dat de opties op de huizen (die moesten
worden aangekocht) nog kunnen worden verlengd, overleg te plegen
met B . en W., indien zekerheid kan worden verkregen, dat van
Gemeentewege een beurs zal worden gebouwd". Het gevolg van dat
ultimatum was, dat de Gemeenteraad op 25 Februari 1891, binnen
den bepaalden tijd, tot den beursbouw besloot.
Terecht vreesde het Bestuur der Vereeniging, dat men nog wel
eenige jaren op het nieuwe beursgebouw zou moeten wachten, en het
stelde voor, het perceel in de Warmoesstraat voor eigen gebruik te
doen inrichten. Men hoopte, dat inmiddels B . en W . hun toestemming zouden geven tot het maken van een uitgang aan den achterkant
der Beurs, waardoor de afstand tot het nieuwe Societeitslokaal tot een
minimum zou worden beperkt.
Het ging eehter niet zoo vlot als het Bestuur wel gehoopt hadIn het jaarverslag over 1892 wordt de mededeeling gedaan, dat de
Tweede Kamer der Staten Generaal den 30
September 1892 heeft
goedgevonden, het lang verbeide, eindelijk ingediende onteigeningsontwerp ten behoeve van den bouw eener beurs, volgens het bij
Raadsbesluit van 25 Februari 1891 aangenomen plan, te verwerpen:'
Zoo was er dus weer geen uitzicht, dat de wensch der Vereeniging
in vervulling zou gaan. Gelukkig was in dat jaar het gebouw in de
Warmoesstraat gereed gekomen, en het Bestuur kon met vreugde
constateeren, dat de Vereeniging thans over een alleszins voldoende
ruimte beschikte, in de eerste plaats wat het Sociteitslokaal betrof,
dat uitstekende gelegenheid bood, zoowel voor gezellig samenzijn,
alsook om buiten de beursuren zaken af te sluiten.
In Februari 1894 deed de Gemeenteraad opnieuw van zich hooren
inzake den beursbouw. Een commissie van 5 leden werd benoemd,
8ten

68

om te onderzoeken of, en zoo ja, op welke wijze de noodige verbetering


in de Groote Koopmansbeurs zou zijn aan te brengen, hetgeen het
Bestuur van de Vereeniging voor den Effectenhandel aanleiding gaf,
zich niet zonder bezorgdheid af te vragen, of de commissie er in
slagen zou, een verbouwingsplan te leveren, dat inderdaad aan billijke
eischen zou voldoen."
In afwachting van den uitslag dezer bemoeiingen hield het Bestuur
zich in het volgende jaar met de reorganisatie van de prijscourant
bezig, die in geheel nieuw model verscheen en op twee soorten papier
gedrukt werd. Het eigendomsrecht der prijscourant, dat steeds aan
de Vereeniging had toebehoord, werd nu aan een enkel persoon
verpacht, die voor de exploitatie verantwoordelijk zou zijn. Ook de
met het Algemeen Handelsblad en de Amsterdamsche Courant bestaande
contracten werden opgezegd; alle mededeelingen van het Bestuur, ook
die van geheel huishoudelijken aard, die vroeger in de beide genoemde
bladen werden geplaatst, zouden voortaan uitsluitend in de prijscourant
worden opgenomen. De meeste bladen namen deze mededeelingen
echter toch onder de finantieele berichten op.
Intusschen bleek, dat, wanneer de plannen, die door de uit den
Gemeenteraad benoemde commissie waren samengesteld, uitgevoerd
zouden worden, er van het oude beursgebouw nog wel iets te maken
zou zijn. Men zou de beurs in noordelijke richting verlengen, den
westelijken uitbouw verwijderen, en de geheele ruimte in twee afdeelingen verdeelen, die door telegraaf-, post- en telefoon-bureaux gescheiden zouden zijn. Het noordelijk deel zou in twee vakken verdeeld
worden, bestemd voor den graanhandel en den effectenhandel. De
Vereeniging voor den Effectenhandel was echter van meening dat,
wanneer de verwachtingen, die zij van deze verbouwing koesterde,
niet in vervulling gingen, haar nog slechts n weg zou open staan:
over te gaan tot het bouwen van een afzonderlijke beurs, uitsluitend
voor den effectenhandel bestemd.
Deze maatregel zou echter niet noodig blijken te zijn. Het Gemeentebestuur gaf in 1896 aan den architect H . P. Berlage de opdracht tot
het bouwen van een beurs op het gedempte Damrak, en volgens het
daarvoor ontworpen plan, zou de Vereeniging op deze beurs voor
haar leden een afgesloten ruimte verkrijgen, zoodat zij daarmee een
69

wensch in vervulling zou zien gaan, die zij sedert lang had gekoesterd
en vaak uitgesproken had.
Daar men het wenschelijk vond, dat de zetel der Vereeniging
in het nieuwe beursgebouw ondergebracht zou worden, onderhandelde
het Bestuur hierover met B . en W., en kwam het met den architect
tot overeenstemming betreffende de plannen voor de diverse lokalen,
die de Vereeniging voor leden en Bestuur noodig zou hebben. O p
de jaarlijksche Algemeene Vergadering van 21 April 1897 werd de
overeenkomst, die men met de Cemeente over het huren van de in
te nemen ruimte zou moeten aangaan, grondig besproken, waarna men
de volgende motie aannam:
De vergadering keurt goed, dat behalve het in gebruik nemen
van de afgesloten ruimte op de nieuwe beurs, waarvoor een som van
fis. 5.000. per jaar aan de Gemeente Amsterdam zal betaald worden,
bovendien met deze Gemeente een overeenkomst zal worden aangegaan,
om de lokaliteiten, noodig voor de inrichting van de Vereeniging voor
den Effectenhandel in het nieuwe beursgebouw te huren voor eene
som van fis. 7.000. per jaar, gedurende tien achtereenvolgende jaren,
met een recht van optie tot verlenging van den duur op gelijke voorwaarden, voor tweemaal vijf jaren."
Naarmate het tijdstip naderde, waarop de nieuwe beurs in gebruik
zou worden genomen, en een geheel nieuwe toestand voor de Vereeniging zou intreden, bleek een herziening van de statuten, vooral
van de voorwaarden van lidmaatschap, noodzakelijk te zijn. In 1903
werden dan ook vele veranderingen aangebracht, waarvan de belangrijkste volgen:
Het lidmaatschap werd, behalve voor handelaars, commissionnairs
en makelaars in effecten en bankiers, te Amsterdam het effectenbedrijf uitoefenende, bovendien opengesteld voor Naamlooze Vennootschappen, welke, te Amsterdam gevestigd zijnde, aldaar een der genoemde bedrijven uitoefenen, mits haar bestuurders eveneens lid zijn,
of tegelijk met haar het lidmaatschap aanvragen.
In dat jaar werden tevens verschillende voorwaarden van lidmaatschap toegevoegd, waarvan de voornaamste was, dat de leden ten
minste twee jaar in het effectenbedrijf moesten zijn werkzaam geweest.
Dit gold echter niet voor hen, die zich met een lid associeerden, of
70

Voorgevel Beursgebouw 1903.


Architect Dr. H . P. Berlage Nz.

Gedenkboek V. v d. E . 18761926.

Clich in bruikleen afgestaan door


W. L.& J. Brusse's Uitgevers Maatschappij.

als medebestuurder eener Vennootschap optraden, waarvan een der


bestuurders reeds lid der Vereeniging was.
Sinds 1902 garandeert de Vereeniging hare leden tegen verliezen,
te lijden door de niet nakoming van de verplichting die een lid heeft
aangegaan tegenover een of meer andere leden der Vereeniging, voor
zoover die verplichtingen het gevolg zijn van transacties, tot het bedrijf
van partijen in den effectenhandel behoorende. Deze garantie treedt
slechts in werking, wanneer en voor zoover hij, die de hierna te
noemen storting heeft gedaan, volgens het oordeel van het Bestuur
der Vereeniging verkeert in een toestand, dat hij heeft opgehouden
te betalen, of in staat van faillissement is verklaard, en verplicht de
Vereeniging in geen geval tot betaling van een hooger bedrag aan de
schadelijdende leden tezamen, dan het bedrag der door of voor hem,
die zijn verplichtingen niet nakwam tot waarborg gestorte gelden, of
de waarde der gegeven fondsen.
Tengevolge van deze nieuwe instelling ontstond verder de bepaling, dat als waarborg tegenover de door de Vereeniging te geven
garantie een bedrag van fis. 6.000 in geld of in Nederlandsche staatsfondsen, provinciale of gemeentelijke obligatin moest worden gestort.
In hetzelfde jaar werd ook het entre geregeld. Sinds 1902 betaalden
zij, die na 16 October 1901 lid der Vereeniging geworden waren een
entregeld van fis. 500..
De nieuwe Groote Koopmansbeurs werd op 29 Mei 1903 door
H. M. de Koningin, in tegenwoordigheid van H . M. de Koningin
Moeder en Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden plechtig geopend,
en op 3 Juni d. a. v. werd de effectenbeurs voor het eerst in gebruik
genomen. De Vereeniging voor den Effectenhandel had dus eindelijk
een lokaliteit, waar zij haar bedrijf onbelemmerd zou kunnen uitoefenen.
Aanvankelijk had men gemeend, dat de afscheiding tusschen de koopmansbeurs en de effectenbeurs belemmerend zou werken, doch dit
bezwaar had men grootendeels weten op te heffen. Wenschte men
een der leden der Vereeniging te spreken, dan was een vijftal loopjongens beschikbaar, wier taak het was, de leden daarvan in kennis
te stellen. Aanvankelijk werden eenige bezwaren tegen de nieuwe beurs
ondervonden. Langzamerhand echter begonnen de leden aan de nieuwe
toestanden te wennen, en men zag, hoevele voordeden er inderdaad
71

verbonden waren aan het uitoefenen van den effecten- en geldhandel


in een lokaliteit, uitsluitend voor de Vereeniging voor den Effectenhandel bestemd. Het Bestuur meende dan ook, zooals het in het
jaarverslag over 1903 zegt, alle reden te hebben om te gelooven, dat
de meeste leden den toestand, zooals die op de oude beurs was,
geenszins zouden terugverlangen.
Tegelijk met de Beurs werden de voor Bestuurskamer, kantooren sociteitslokalen bestemde vertrekken door de Vereeniging in gebruik
genomen,

en al waren al die lokaliteiten ook niet geheel volmaakt,

zij bleken toch zeer bruikbaar, en in menig opzicht beter, dan die in
de Warmoesstraat geweest waren.
Het gebouw in de Warmoesstraat werd in publieke veiling verkocht.
In hetzelfde jaar werd een gewijzigd Reglement voor den Effectenhandel in gebruik genomen, waarin de gewichtige bepaling werd opgenomen,

dat de leden of hunne bedienden geen affaires in het

beursgebouw zouden mogen afsluiten dan met leden der Vereeniging


voor den Effectenhandel of hunne bedienden. Tevens werd het den
leden verboden affaires te doen voor bedienden van andere leden en
direct met bedienden van andere leden op naam dier bedienden. Overtreding dezer bepalingen werd gestraft met schorsing, en bij herhaling
met vervallenverklaring van het lidmaatschap.
In dit gewijzigde

Reglement werden verder voor het eerst een

aantal bepalingen omtrent te berekenen maximum provisie opgenomen.


De

concentratie van den effectenhandel

in een besloten kring, die

hierdoor nog versterkt werd, deed bij de effectencommissionnairs en


bankiers buiten Amsterdam vrees ontstaan voor een monopolisatie,
waardoor zij mede en voornamelijk wat de berekening der provisie
betreft, geheel aan de Amsterdamsche organisatie overgeleverd" zouden
zijn. De firma's in de provincie" wenschten daartegenover een eigen
organisatie te stellen, en kwamen aldus tot de oprichting van den Bond
voor den Geld- en Effectenhandel in de Provincie. Daar ook Amsterdam
er belang bij had, dat de provisiebepalingen werden nageleefd, achtte
de Vereeniging een samenwerking met Rotterdam en de provincie van
het grootste belang. Bemoeiingen in deze richting leidden echter in
1903 nog niet tot een resultaat, daar het Bestuur meende op verschillende
punten niet aan de wenschen der provinciale organisatie te kunnen
72

Gedenkboek V . v. d. E . 18761926.

voldoen, en de onderhandelingen afbrak. Zoo ontstond de z.g. provinciale kwestie," die in 1904 heel wat stof opwierp. Een aantal Amsterdamschefirma'srichtte in dat jaar een adres tot de leden der Vereeniging
voor den Effectenhandel, waarin zij den wensch uitspraken, zoo gauw
mogelijk tot een overeenkomst met den Bond voor den Geld- en Effectenhandel in de Provincie te komen, daar er plannen in voorbereiding
waren tot oprichting van een Haagsche effectenbeurs en een provinciaal
clearing house. Mochten deze plannen slagen, dan zou aan de Amsterdamsche Beurs een zoo belangrijk deel der orders onttrokken kunnen
worden, dat de belangen der leden van de Vereeniging voor den
Effectenhandel er ernstig door zouden worden geschaad. De bovenbedoeldefirma'swaren van meening, dat men in de provincie geld noch
moeite zou sparen, om, indien men met Amsterdam niet tot een overeenkomst zou geraken, zijn eigen weg te gaan. Zij stelden voor, dat
de algemeene Vergadering het besluit zou nemen, aan het Bestuur op
te dragen, met den provincialen Bond de onderhandelingen te heropenen over een te sluiten overeenkomst op de volgende grondslagen:
1. Beide Vereenigingen verbinden zich, over en weer te bepalen, dat
hunne leden tot de minimum provisie, bedoeld voor effectenhandelaren, alleen zullen mogen bedienen de effectenhandelaren, die
aangesloten zijn bij de contracteerende vereenigingen; alle anderen
zullen te dien aanzien als particulieren worden beschouwd.
2. Beide Vereenigingen verbinden zich, hunne leden te verbieden
met elkanders leden te handelen op gunstiger voorwaarden dan in
de desbetreffende regeling zijn voorgeschreven.
3. Beide Vereenigingen zullen in gemeenschappelijk overleg een uniform
tarief vaststellen, voor de aan particulieren te berekenen provisie.
4. Als grondslagen der te voeren onderhandelingen betreffende het
door de Provinciale Vereeniging vast te stellen tarief, zullen dienen
de provisin, waaromtrent door het Bestuur der Provinciale Vereeniging reeds met het Dagelijksch Bestuur der Vereeniging voor
den Effectenhandel was overeengekomen.
Het Bestuur der Vereeniging voor den Effectenhandel achtte dit
voorstel echter niet aanbevelenswaardig, en stelde er het volgende
plan voor in de plaats:
De leden der Vereeniging zullen gehouden zijn, het z.g. /i6 pCt.
3

73

tarief aan particulieren in de provincie te berekenen. Daartegenover


zullen slechts die provinciale firma's op den voet van het 'Ae pCt.
tarief mogen worden bediend, welke zich bij schriftelijke verklaring
jegens de Vereeniging zullen hebben verbonden, zelf geen lagere
provisin te berekenen, of te doen berekenen, dan aan de leden der
Vereeniging geoorloofd is, m. a. w.:
a. aan correspondenten, (d. z. de provinciale firma's die zich door
bovengenoemde schriftelijke verklaring hebben gebonden) en aan
buitenlandsche commissionnairs en bankiers wordt het 'Ae pCt.
tarief berekend;
b. aan particulieren in Amsterdam en in het buitenland (personen en
vennootschappen) wordt het VspCt. tarief berekend;
c. aan particulieren in de provincie en de daarmee gelijkgestelden
(d. z. de niet-correspondenten) wordt het /ie pCt. tarief berekend.
Op een algemeene Vergadering van 24 Juni werd dit voorstel
echter verworpen, daar de leden der Vereeniging zich niet wilden
binden, om aan particulieren in de provincie voor het koopen en
verkoopen van fondsen Ae pCt. te berekenen.
Zoo moest men naar een ander middel omzien, om tot overeenstemming te komen. In November 1904 deed het Bestuur der Vereeniging
voor den Effectenhandel het voorstel dat het met den provincialen
Bond, zoodra deze minstens 400 leden zou tellen, een overeenkomst
zou aangaan, waarbij de provinciale Bond zich o. a. zou verbinden
aan haar leden te verbieden, zich beneden het tarief van minimum
provisie der Vereeniging voor den Effectenhandel te laten bedienen
en waarbij laatstgenoemde zich zou verplichten, in het Reglement voor
den Effectenhandel op te nemen, dat commissionnairs in fondsen, in
andere gemeenten des rijks gevestigd, niet als zoodanig zouden worden
beschouwd, tenzij zij lid zijn van den provincialen Bond. Tevens zou
het Bestuur met in Rotterdam gevestigde commissionnairs overeenkomen,
dat deze bepaling op hen niet van toepassing zou zijn.
Met groote meerderheid van stemmen werd dit voorstel in de
algemeene Vergadering van 16 November 1904 aangenomen en toen
eenige weken daarna de provinciale Bond 400 leden telde, kon het
Bestuur beginnen met de uitvoering van dit plan.
Hoewel het Bestuur der Vereeniging op het einde van 1904 een
3

74

aanvang gemaakt had met de uitvoering van het goedgekeurde voorstel


tot samenwerking met den Bond voor den Geld- en Effectenhandel
in de Provincie, duurde het zes maanden, eer een totale overeenstemming omtrent den inhoud der overeenkomst tusschen de drie
betrokken Vereenigingen was verkregen. Na tallooze besprekingen met
de Besturen der provinciale en Rotterdamsche Vereenigingen, kwam
men ten slotte tot het resultaat, dat als basis voor een regeling het
toen geldende tarief van aan commissionnairs te berekenen provisin
zou worden verminderd van Vie pCt. aan beide zijden tot V2 per mille
en bij ruilorders tot V2 p. m. aan de grootste en 'A p. m. aan de kleinste
zijde, voor zoover fondsen boven 25 pCt. genoteerd betreffende, terwijl
bij fondsen onder 25 pCt. genoteerd het minimum tarief 'A p. m. aan
beide zijden zou bedragen. De Rotterdamsche Vereeniging behield zich
omtrent enkele punten, die de Vereeniging voor den Effectenhandel
en de Provinciale Bond contractueel wenschten te regelen, algeheele
vrijheid voor, zoodat de verschillende regelingen niet in n overeenkomst konden worden samengevat.
Er werden dus twee overeenkomsten aangegaan, te weten:
1. Tusschen de Vereeniging voor den Effectenhandel, de Provinciale
Vereeniging en de Rotterdamsche Vereeniging, waarbij in hoofdzaak
de door de leden dier Vereenigingen te berekenen minimum
provisin bij koop en verkoop van fondsen, alsmede de maximum
uitkeering bij emissin werden geregeld.
2. Tusschen den Bond voor den Geld- en Effectenhandel in de
Provincie en de Vereeniging voor den Effectenhandel, regelende de
door de leden dezer Vereenigingen te berekenen minimum provisin,
voor het nemen van geld op prolongatie en on call, alsmede voor
het koopen en verkoopen van fondsen voor in het buitenland
gevestigde commissionnairs in effecten, bankiers en makelaars.
Nadat de leden der beide andere Vereenigingen in de maand Juli
aan de overeenkomst hun goedkeuring hadden gehecht, trad deze op
1 September 1905 in werking. Er was op deze wijze tusschen de drie
organisaties in den Nederlandschen effectenhandel een band ontstaan,
die stellig tengevolge zou hebben, dat in de toekomst meer en meer
samenwerking betreffende dien handel rakende belangen mogelijk zou zijn.
In 1904 deed de Vereeniging een eerste stap op sociaal-economisch
75

gebied, met de stichting van een ondersteuningsfonds, in hoofdzaak


ten behoeve van leden en oud-leden der Vereeniging en hun nagelaten
betrekkingen. De Vereeniging stortte in dat Fonds een bedrag van
fls. 64.500, vermeerderd met de sedert 16 October 1901 ontvangen
entregelden van nieuwe leden. Jaarlijks zou in het fonds een door
de Algemeene Vergadering te bepalen bedrag worden gestort. Een
commissie, genaamd de Ondersteuningscommissie, bestaande uit 7 leden
en 3 plaatsvervangende leden, werd met het beheer van het fonds belast.
Ter verbetering der inwendige organisatie ter beurze nam het
Bestuur in 1905 eenige belangrijke maatregelen. Teneinde den steeds
toenemenden handel in fondsen, waarvan geen officieele noteering
werd aangevraagd, tegen te gaan, nam het Bestuur het besluit, om
aan het slot van de officieele prijscourant een rubriek te openen, voor
tijdelijk genoteerde fondsen, waarin fondsen worden opgenomen,
waarin ter beurze handel is ontstaan, en die naar hun aard voor
definitieve noteering in aanmerking zouden kunnen komen, terwijl de
opname in deze rubriek na vier-maanden zou vervallen, behoudens
de bevoegdheid van het Bestuur, dezen termijn met nog eens vier
maanden te verlengen.
Gedurende eenige jaren bevatten de jaarverslagen weinig mededeelingen over bijzonder gewichtige gebeurtenissen in het leven der
Vereeniging. In 1909 echter vroeg een belangrijke kwestie de aandacht
en wel het feit, dat de ruimte, die op de Koopmansbeurs voor de
Vereeniging voor den Effectenhandel beschikbaar was, langzamerhand
niet meer aan alle eischen voldeed, daar het leden-aantal zeer sterk
was toegenomen. In 1913 zou het huurcontract der verschillende
lokaliteiten afloopen, en in verband hiermede richtte het Bestuur zich
op 19 Juli 1909 tot B . en W . , met het verzoek, om uiterlijk op
1 October te willen berichten, of, en zoo ja, op welke wijze de
gemeente Amsterdam bereid was, aan het gebrek aan ruimte in de
Effectenbeurs en de andere door de Vereeniging gehuurde lokaliteiten
na Juni 1913 tegemoet te komen." Er hadden na deze missieve
tusschen het Bestuur der Vereeniging en den Dienst van Publieke
Werken vele besprekingen plaats, die er toe leidden, dat genoemde
Dienst het volgende jaar een plan ontwierp, voor een aan het Damrak,
Noordelijk van het Beursgebouw te stichten Effectenbeurs, met welk
76

W . G . Wendelaar.
Vierde Voorzitter van de Vereeniging
(19121923).
Eere-Lid 1923.

H . C . Veltman Jr.
Derde Voorzitter van de Vereeniging
(19031912).

Gedenkboek V v. d. E 18761926.

plan het Bestuur zich in hoofdzaak kon vereenigen. Daar bij de


besprekingen, welke niet hard opschoten, echter gegronde vrees ontstond, dat de financieele eischen, die de Gemeente aan de Vereeniging
zou stellen, boven haar krachten zouden gaan, gaf het bestuur aan
een makelaar de opdracht, naar een gunstig gelegen terrein om te zien,
waar de Vereeniging eventueel zelf een gebouw met Effectenbeurs
zou kunnen oprichten. De makelaar slaagde daarin boven alle verwachting gunstig. Het gelukte hem namelijk het geheele complex van
het Bible-hotel en de zuidelijk daaraan gelegen perceelen tot aan
de Papenbrugsteeg tot 15 Mei 1910 voor zeer korten termijn in
handen te krijgen. Het Bestuur moest er derhalve bij de Gemeente
op aandringen, aan de Vereeniging ten spoedigste een financieel voorstel te doen, met betrekking tot het ontwerp voor een gemeentelijke
effectenbeurs; het deelde tevens aan het Gemeentebestuur mede, dat
het in de aanstaande algemeene Vergadering machtiging zou vragen, de
bedoelde terreinen te koopen voor het bouwen van een eigen beurs,
wanneer de onderhandelingen met de stad niet tijdig tot een resultaat
mochten leiden.
In 1910 werden eenige wijzigingen aangebracht in de Statuten en
het Reglement voor den Effectenhandel. De waarborgsom die in 1902
was ingesteld, zou voortaan gestort moeten worden in 4 pCt. eerste
hypothecaire obligatin, uitgegeven door de Vereeniging voor den
Effectenhandel. Verder werd bepaald, dat het bedrag der jaarlijksche
contributie elk jaar in November door de Algemeene Vergadering op
voorstel van het Bestuur zou worden vastgesteld.
In het Reglement voor den Effectenhandel werd in dit jaar de
bepaling ingevoegd, dat hij, die voor of direct met bedienden van
andere leden affaires afsluit op naam dier bedienden, niet gestraft
worden zal, wanneer hij aantoonen kan, dat hij, naar de meening van
het Bestuur, voldoende inlichtingen heeft ingewonnen omtrent den
werkkring van den persoon, voor of met wien hij affaires heeft gedaan,
en indien de patroon van den betreffenden bediende aan zijn medelid
schriftelijk toestemming heeft gegeven voor of met den bediende
affaires te doen.
Daar de onderhandelingen met de stad geen voortgang hadden,
nam de Algemeene Vergadering op 9 Mei 1911 met op vier na alge77

meene stemmen de volgende door het Bestuur voorgestelde motie aan;


De algemeene Vergadering van de leden van de Vereeniging
voor den Effectenhandel,
gehoord de mededeelingen van het Bestuur, besluit het Bestuur te
machtigen om, indien de onderhandelingen, welke met het Gemeentebestuur van Amsterdam gevoerd worden, niet tot een bevredigend
resultaat leiden, een terrein aan te koopen, benevens tot het daarop
stichten van een eigen effectenbeurs, en eventueel de daarvoor noodige
financieele maatregelen te nemen.
Daar men toen reeds kon voorzien, dat de onderhandelingen met
de Gemeente niet tot een resultaat zouden leiden, stond deze motie
gelijk met het nemen van een besluit tot aankoop der in optie verkregen perceelen. Zoo zou dus eindelijk het Beursvraagstuk, dat jarenlang voor de Vereeniging een punt van het uiterst gewicht had uitgemaakt, een oplossing krijgen.
Teneinde den aankoop der terreinen en de stichting van het
gebouw te financieren, besloot de algemeene Vergadering een eerste
hypothecaire geldleening van ten hoogste fis. 3.000.000., 4 pCt.
rente dragende en aflosbaar in uiterlijk 53 jaren, aan te gaan. Deze
leening werd 18 maal overteekend, terwijl de storting op 29 December
1910 tegen afgifte van recepissen plaats vond. Een drietal leden vormde
met het Dagelijksch Bestuur en de Huishoudelijke Commissie een
Commissie van Toezicht op den Bouw der Effectenbeurs, te weten de
Heeren J . M . Pleiter, Mr. H . M . Roelofsz en Jhr. H . Teixeira de Mattos.
Op voordracht van deze commissie werd de Heer Jos. T h . J . Cuypers
C. B . Ingenieur en Architect, met den bouw der nieuwe Effectenbeurs
belast.
De in optie verkregen perceelen, 26 in getal, waarvan de kern
gevormd werd door het Bible Hotel, werden door de Vereeniging
aangekocht. De ondergrond waarop dit complex rustte bleek tamelijk
vast te zijn. Naar moderne eischen werd het werk hoofdzakelijk in beton
uitgevoerd en gedurende de twee jaar van den bouw had de Bouwcommissie, slechts met zeer weinig moeilijkheden te kampen. Stakingen
kwamen niet voor. Het heiwerk en de bovenbouw werden afzonderlijk
aangenomen en in den aanvang van het jaar 1912 was het werk tot
aan den beganen grond gevorderd.
78

In het jaar 1913 verkreeg de Vereeniging tenslotte een eigen


Effectenbeurs, gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de Groote
Koopmansbeurs. Op eigen terrein zouden geen bemoeiingen van derden
de Vereeniging meer kunnen beletten alle zoodanige regelingen te treffen
als de uitoefening van den geld- en effectenhandel vereischt.
In nauw verband met het besluit betreffende den beursbouw stond
een wijziging in het Reglement voor het Opnemen van Fondsen in de
Prijscourant, waarbij met ingang van 1 Januari 1911 de noteeringsbelasting verdubbeld werd. Aldus zouden de inkomsten der Vereeniging
belangrijk versterkt worden.
Terwijl de bouw der nieuwe Effectenbeurs voortging, werden in
het oude lokaal steeds nog kleine verbeteringen aangebracht om den
goeden gang van zaken te bevorderen. Zoo werden in Januari 1911
de electrische nummerborden in gebruik genomen, waardoor de diensten
der beursjongens voortaan ontbeerd konden worden.
Ook in 1912 bracht men eenige wijziging in de Statuten. Er werd
vastgesteld, dat men, om lid van de Vereeniging voor den Effectenhandel te kunnen zijn, het effectenbedrijf als hoofdbedrijf moest
uitoefenen, en zijn hoofdzetel in Amsterdam moest hebben. Verder
regelde men de toelating van bedienden tot de beurs bij een
Reglement, dat op 1 Januari 1913 in werking trad. Een lid, dat een
bediende tot het lokaal der Vereeniging wenscht te zien toegelaten,
richt daartoe het verzoek tot het Bestuur, waarbij o. a. vermeld wordt,
of de bediende al dan niet gemachtigd zal zijn, en al dan niet
bevoegdheid zal hebben opgaven voor de noteering in de officieele
prijscourant te teekenen.
Gemachtigde bedienden mogen namens hen voor wie zij werkzaam zijn affaires afsluiten. Zij ontvangen een toegangskaart, waarvan
de prijs bedraagt fis. 25. voor den eersten gemachtigden bediende,
fis. 50. voor den tweeden, fis. 100. voor den derden, en voor
iederen volgenden bediende steeds fis. 100. meer. Een toegangskaart voor niet-gemachtigde bedienden is tegen fis. 25. verkrijgbaar.
De gemachtigde bedienden dragen gedurende de beursuren een
door het bestuur te verschaffen onderscheidingsteeken. Het bestuur benoemt uit de leden der Vereeniging een Commissie van Advies van vijf
leden ter zake de toelating van bedienden tot het lokaal der Vereeniging.
79

In December 1913 kwam de nieuwe Effectenbeurs gereed, en sinds


1 Januari 1914 had de Vereeniging voor den Effectenhandel, eindelijk
in het bezit van een eigen huis, die vrijheid van beweging, die in het
belang van het vak en van de leden noodzakelijk gebleken was. D o c h
die vrijheid legde aan de Vereeniging tevens de verplichting op, door
voortdurende

verbeteringen

aan het publiek de overtuiging te geven,

dat het zijn belangen veilig aan haar kon toevertrouwen.


O p Maandag 22 December werd het nieuwe gebouw plechtig geopend. O p den avond van dien dag bood het Bestuur der Vereeniging
aan een aantal autoriteiten bij Couturier een feestmaaltijd aan, terwijl
op den volgenden avond het nieuwe beursgebouw van half negen tot
half elf te bezichtigen was, van welke gelegenheid vier a vijfduizend
personen gebruik maakten. In de groote zaal waren buffetten opgesteld,
en op de gaanderij zorgde militaire muziek voor een feestelijke stemming.
Teneinde ook het publiek in de gelegenheid te stellen het nieuwe
gebouw te leeren kennen, stelde het Bestuur het op de beide Kerstdagen tegen gering entre ter bezichtiging. D e opbrengst, die ongeveer
fis. 700. bedroeg, werd ten bate der armen

afgedragen.

O m het verkeer met de Groote Koopmansbeurs te vergemakkelijken,


werd een

bovengrondsche verbindingsgang aangebracht zoodat

een

gemakkelijke communicatie verzekerd werd.


H o e w e l het betrekken van het nieuwe gebouw stellig in

1913

de voornaamste gebeurtenis voor de Vereeniging was, valt er toch uit


dat jaar nog wel een en ander te vermelden. O p de basis van een
nieuw en verhoogd provisietarief door de Algemeene Vergadering van
1 December 1913 aangenomen, kwam een nieuwe overeenkomst
den provincialen B o n d en de Rotterdamsche

Vereeniging tot

met

stand,

waarbij de Amsterdamsche Vereeniging zich verbond in het Reglement


voor den Effectenhandel artikelen op te nemen, waarbij in dier voege
minimum provisin werden vastgesteld, dat het zoogenaamde correspondententarief uitsluitend aan leden van den B o n d en de Rotterdamsche
Vereeniging i n rekening mocht worden gebracht. De Rotterdamsche
Vereeniging en de Provinciale B o n d verbonden zich, i n hun reglement
bepalingen op te nemen, tot het berekenen van minimum provisin,
en wel zoo, dat het door die Vereenigingen voorgestelde tarief in geen
geval lager zou zijn, dan dat, hetgeen de Amsterdamsche Vereeniging
80

Voorgevel Beursgebouw 1913.


Architect Ing. Jos. T b . J . Cuypers.
d e n k b o e k V . v. d. E

1876-1926

voor dezelfde transactin voorschreef. Hunne leden mochten het gereduceerde minimum tarief uitsluitend in rekening brengen aan personen,
niet leden hunner vereenigingen, te Amsterdam in de inkomstenbelasting
aangeslagen, en woonachtig ter plaatse waar bedoelde leden hun bedrijf
uitoefenen. De Amsterdamsche Vereeniging verbond zich verder van
elke tariefwijziging minstens zes maanden voor de inwerkingtreding aan
de beide andere Vereenigingen kennis te geven.
Het jaar 1914 zag opnieuw eenige statutenwijzigingen ontstaan.
Bij het lidmaatschap liet men de voorwaarde, dat het effectenvak het
hoofdbedrijf van den candidaat moest zijn en dat hij zijn hoofdzetel
te Amsterdam moest hebben, vervallen. Terwijl men aanvankelijk door
tien leden voor het lidmaatschap werd voorgesteld, werd dit aantal in
dit jaar op 20 gebracht.
Luttele maanden nadat de Vereeniging haar eigen gebouw betrokken
had, werd aan de gunstige vooruitzichten van den aanvang van het
jaar 1914 een einde gemaakt door het uitbreken van den grooten
wereldoorlog, en zag de Vereeniging niet alleen de veiligheid harer leden
in gevaar, maar zelfs haar eigen hechte organisatie met ondergang bedreigd.
Toen na de oorlogsverklaring van Oostenrijk aan Servi een wereldoorlog niet meer te voorkomen scheen, en tengevolge daarvan de beurs
met een debacle bedreigd werd, werd in een vergadering, waarin mede
de waarnemende President van De Nederlandsche Bank, de President
der Nederlandsche Handel Maatschappij, en de Voorzitter van de Kamer
van Koophandel tegenwoordig waren, het besluit genomen, op 29 Juli
de beurs gesloten te houden en te trachten een syndicaat te vormen
voor 50 millioen gulden, dat ter beurze als geldgever zou optreden.
Daar men er echter niet in slaagde dit bedrag bijeen te krijgen, werd
ook op 30 Juli de beurs nog gesloten gehouden. In een algemeene
Vergadering op 31 Juli in de groote beurszaal, werd besloten om de
Effectenbeurs ook op 1 Augustus gesloten te houden en haar niet te
openen, alvorens de algemeene Vergadering daartoe zou hebben besloten. Het besluit der Vereeniging voor den Effectenhandel werd van
den kant der bankiers die zich voor onbepaalden tijd de mogelijkheid
zagen ontgaan, prolongatie gelden terug te vorderen, ernstig gecritizeerd
en deze critiek leidde tot de oprichting der zoogenaamde Prolongatie
Vereeniging.
81

De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel gaf aan van


vele kanten geuite denkbeelden vorm, door een wetsontwerp, houdende:
bepalingen betreffende den geld- en fondsenhandel in de tegenwoordige
buitengewone omstandigheden. De beurzen zouden onder toezicht van
den Minister gesteld worden, die bovendien voorschriften zou geven
omtrent de opening en de sluiting der beurzen, de noteeringen en de
wijze waarop ter beurze zaken zouden worden gedaan, de afwikkeling
van prolongaties, voorschotten enz., een en ander, voor zoo ver noodig,
onder afwijking van de voor eenige beurs bestaande reglementen van
het plaatselijk bestuur of van eenige Vereeniging.
Het ontwerp kwam met eenige wijzigingen op 4 September 1914
als Beurswet 1914" in de Staatscourant. Een Commissie van Deskundigen en een Commissie van Bijstand werkten met Minister Treub
samen bij het ontwerpen van Beursvoorschriften, die een praktische
uitvoering der Beurswet zouden bevorderen. Deze voorschriften werden
opgenomen in de Nederlandsche Staatscourant van 16 Januari 1915.
Er werd bij bepaald, dat als Beurs voor den geld- en fondsenhandel
te Amsterdam de groote zaal in het gebouw der Vereeniging voor den
Effectenhandel zou zijn aangewezen, en dat alle bepalingen, voorkomende in de Statuten en Reglementen dier Vereeniging, van kracht
zouden blijven voor zoover zij niet met de Beurswet 1914 in strijd
waren. De dagelijksche noteeringen zouden op de gebruikelijke wijze
worden opgemaakt en alle geschillen tusschen leden zouden uitsluitend door de Commissie voor de Geschillen worden berecht.
Na ruim zes maanden gesloten te zijn geweest werd de beurs op
9 Februari 1915 heropend. Het gebouw had intusschen in October
dienst gedaan als doorgangshuis voor ongeveer 20.000 Belgische vluchtelingen. Vanuit de Sociteit werd voedsel verschaft, in de Telegraafzaal was een dokter genstalleerd, in het parterre was een bureau
voor achtergebleven bagage, terwijl in de guidebank een bureau voor
registratie en informatie ingericht was.
Gedurende de oorlogsjaren viel er buiten de gewone werkzaamheden der Vereeniging weinig belangrijks voor. In 1915 werd een
voorstel aangenomen, waar bij het den bedienden verboden werd de
werkzaamheden te verrichten van den hoekman-handelaar. Een bediende
mocht zijn patroon bij afwezigheid gedurende acht dagen vervangen,
82

na verkregen toestemming van het Bestuur langer. Uitgezonderd van


deze bepalingen werden bedienden, die van 1 November 1915 af
onafgebroken bij eenzelfden patroon ter beurze waren werkzaam geweest.
De commissie, die met deze zaak belast was, was van oordeel,
dat ter beurze toestanden waren ontstaan, die ongunstig inwerkten op
den beurshandel. Men liet zoogenaamde bedienden als handelaars
optreden, die niet voor salaris werkten, doch in de door hen te behalen winst deelden. Zoo werden er personen in de beurs binnengesmokkeld, die geen lid van de Vereeniging voor den Effectenhandel
waren, en toch in effecten handelden, en zelfs orders voor leden der
Vereeniging uitvoerden, welk recht hun evenmin toekwam. Door de
genoemde bepalingen werd dit kwaad zoo veel mogelijk bestreden.
Het behoeft geen verwondering te wekken, dat de leden der
Vereeniging voor den Effectenhandel het sluiten van den Wapenstilstand op waardige wijze vierden. Zooals de Voorzitter, de heer Wendelaar, in zijn rede op de daaraanvolgende jaarlijksche vergadering
over dit feest zeide, verruilden de leden der Vereeniging beursboekje en potlood tegen serpentines en confetti, tooiden zich met den
narrenkap van het carneval en bewezen onder de tonen van een orchest
en ten aanschouwe van honderden gasten op de galerijen, dat in den
beurstempel bijwijlen Terpsichore zich evengoed als Mercurius thuis
gevoelt".
Kort na den wapenstilstand kwam een wetsontwerp in behandeling
van een nieuwe beurswet, die de Beurswet 1914 zou moeten vervangen.
Volgens het Bestuur der Vereeniging voor den Effectenhandel zou de
autonomie der effectenbeurzen daardoor zeer aan banden worden
gelegd. Het Beursbestuur zou niets kunnen regelen zonder de goedkeuring van het Staatsgezag, en zou alles moeten regelen wat het
Staatsgezag verlangt; het Bestuur richtte dan ook, tezamen met de
besturen der Zustervereenigingen, een memorie van protest tot den
Minister van Financin. Het wetsontwerp werd na een regeeringswisseling ingetrokken.
Het mag zeker een belangrijke gebeurtenis genoemd worden, dat
in Januari 1921 een radio-zendstation in het gebouw der Vereeniging
werd aangebracht, waarmede gedurende beurstijd elk kwartier de koersen
van een aantal zeer actieve fondsen aan effectenkantoren en banken
83

in de provincie bekend werden gemaakt. De Vereeniging nam daartoe


een niet onbelangrijk financieel risico op zich, doch het Bestuur was
van meening, dat de Beurs er eveneens groot belang bij had, dat de
openingskoersen snel ter kennis van hen die den leden orders geven,
zouden komen. In hetzelfde jaar wijdde de Vereeniging tevens haar
aandacht aan een tweede belangrijk verkeersmiddel, namelijk aan een
directe kabelverbinding tusschen Amerika en Nederland, en in verband
daarmede tusschen de beursgebouwen van New-York en Amsterdam.

84

H O O F D S T U K IV

DE BEURSHANDEL

Tot nu toe was in dit gedenkschrift slechts sprake van de beurs


en van de organisaties, die in het bijzonder den Amsterdamschen
effectenhandel hebben beheerscht. In dit hoofdstuk zal in groote trekken
gesproken worden over de techniek, volgens welke heden ten dage
de handel ter effectenbeurze van Amsterdam wordt gedreven.
De officieele Amsterdamsche beurstijd is van half twee tot kwart
voor drie uur, op Zaterdag van half elf tot half twaalf uur. Meestal
verschijnen de eerste beursbezoekers reeds om ongeveer n uur;
zij trachten dan meestal de niet gelimiteerde orders af te sluiten,
terwijl na aanvang der officieele beurs ook tegen vaste prijzen gehandeld
wordt. O m half twee, resp. half elf, wordt het begin van de officieele
beurs door een slag op een gong, de zoogenaamde ping", aangekondigd
en op dezelfde wijze wordt om kwart voor drie, resp. half twaalf,
het einde aangegeven, terwijl deze gongslag zich op regelmatig terugkeerende tijden herhaalt. Het einde van de officieele beurs beduidt
echter niet het beindigen der zaken. Men sluit nog tot half vier,
vier uur zaken af, voornamelijk in fondsen waarin gedurende de
beursuren levendige handel geweest is, en in Amerikaansche fondsen,
waarvan dan langzamerhand koerstelegrammen uit New-York binnenkomen.
Tot de Amsterdamsche Effectenbeurs hebben uitsluitend leden
der Vereeniging voor den Effectenhandel en hunne bedienden toegang,
zoodat een ieder, die op deze beurs transacties wenscht af te sluiten,
dit slechts doen kan door tusschenkomst van een lid der Vereeniging
85

en van den bediende, die daartoe geautorizeerd is. Men geeft den
persoon, tot wien men zich gewend heeft, dan een opdracht, waarvan het
karakter afhankelijk is van de wijze, waarop men zijn plan ten uitvoer
gebracht wenscht te zien. Deze opdrachten kunnen de volgende zijn:
1. De ongelimiteerde opdracht, waarbij de persoon die de order uitvoert geheel vrij, en niet aan eenigen prijs gebonden is. Het gevolg
daarvan is, dat men verwacht, dat de opdracht in elk geval zal worden
uitgevoerd. De uitdrukking bestens", die bij deze orders vaak
gebezigd wordt, duidt aan, dat aangenomen wordt, dat de tusschenpersoon het in hem gestelde vertrouwen niet zal misbruiken en de
order op een voor zijn clint zoo gunstig mogelijke wijze ten uitvoer brengen zal. Het goede der ongelimiteerde opdracht is, dat
men, indien er affaires in het fonds worden gedaan, vrij groote
zekerheid heeft van de uitvoering er van.
2. De gelimiteerde opdracht. Hierbij geeft de clint de uiterste prijzen
aan, die de commissionnair mag besteden, dat wil zeggen een prijs
waarboven hij bij inkoop niet gaan mag en een prijs, lager dan welke
hij niet verkoopen moet. Kan de commissionnair echter gunstiger
koopen of verkoopen, dan doet hij dit volgens een stilzwijgende
overeenkomst.
Deze uit alle oorden des lands samengekomen orders moeten dus
tot uitvoering komen. Het is noodzakelijk, dat degeen, die de opdracht
heeft een bepaald fonds te koopen, weet, bij wien hij zich deze stukken
verschaffen kan, en waar deze persoon ter beurze naar alle waarschijnlijkheid aan te treffen zal zijn. Evenzoo moet hij die een order tot verkoop
heeft, weten waar hij de meeste kans heeft een kooper voor zijn fonds
aan te treffen. Tot dat doel is de groote zaal in het Beursgebouw van de
Vereeniging voor den Effectenhandel verdeeld in een aantal denkbeeldige
vakken, de zoogenaamde hoeken, elk bestemd voor een bepaalde groep
van fondsen of voor een enkel fonds, wanneer dit belangrijk genoeg
is. Deze hoeken zijn gegroepeerd naar het land van herkomst der
fondsen die er verhandeld worden, of ook wel naar den aard der waarden.
Zoo treft men de meeste Amerikaansche waarden links van den ingang
aan, en de verschillende buitenlandsche staatsleningen bij de sociteit,
terwijl rondom de guidebank, die in het midden van de zaal opgesteld
is, en waar de koersopgaven der afgesloten affaires geschieden, aan den
86

kant van den ingang de mijn-, tabak-, rubber- en cultuurwaarden met


spoorweg- en scheepvaartaandeelen en obligaties, aan den overkant
Hollandsche staatsfondsen, gemeentelijke leeningen, pandbrieven en
bankinstellingen benevens oliewaarden gegroepeerd zijn.
Een ieder weet dus, dat een bepaald fonds altijd in een bepaalden
hoek verhandeld wordt. Deze indeeling is echter nog niet gespecializeerd
genoeg. Elk fonds is namelijk in den hoek die er voor is aangewezen
nog in het bijzonder al naar zijn belangrijkheid door een of meerdere
personen, de zoogenaamde hoeklieden, vertegenwoordigd. Deze hoeklieden worden niet officieel aangesteld, doch elk beursbezoeker kan
zich, indien het hem voordeelig schijnt, als vertegenwoordiger van
een bepaald fonds vestigen. Het voordeel van deze instelling is, dat
kooper en verkooper elkander niet behoeven te zoeken, hetgeen
zelfs binnen de beperkte ruimte van den hoek" groote moeilijkheden opleveren zou.
De hoekman ontvangt orders van de andere beursbezoekers, zijn
medeleden. Hij zal meestal in de gelegenheid zijn een groot aantal
opdrachten te rescontreeren en moet voor het overige als kooper
of verkooper optreden, hetgeen zich elk oogenblik, al naar den
aard der telkens binnenkomende orders kan wijzigen. Als lid van de
Vereeniging voor den Effectenhandel berekent de hoekman aan zijn
medeleden-opdrachtgevers een kleine provisie, die door de Vereeniging
bij het Provisiereglement is vastgesteld.
De meeste hoeklieden of beurscommissionnairs" vestigen zich in
een vasten hoek. Sommigen van hen kan men echter nu eens hier,
dan weer daar aantreffen.
Behalve de hoekman dient ook nog de daghandelaar genoemd te
worden, die zich meestal op den handel in een enkel fonds toelegt,
waarin hij gedurende beurstijd posten afsluit, en wel zoodanig, dat de
in- en verkoopposten zoo veel mogelijk sluiten. In tegenstelling met
de beurscommissionnairs, die op eigen naam, doch voor rekening
van derden handelen, sluiten de daghandelaars op eigen naam en vooi*
eigen rekening zaken af.
Dat men aan een lid der Vereeniging voor den Effectenhandel
een opdracht tot koop of verkoop van bepaalde fondsen geeft, kan
zeer uiteenloopende redenen hebben en de aard van de beursaffaire
87

die op de order volgt, is meestal door die reden vooraf bepaald.


Ten eerste kan het doel van koop zijn het zoo voordeelig mogelijk
beleggen van geld, zonder dat men bovendien den wensch koestert,
ook koerswinsten te maken. De opdracht kan natuurlijk ook belegging
ten doel hebben, en eventueel koerswinst niet uitsluiten, en deze
spekulatieve belegging komt voor het publiek het meest in aanmerking.
Ten slotte is er de pure spekulatie, die slechts ten doel heeft winst
te maken door mogelijke koersveranderingen ten goede, de zoogenaamde
spekulatie a la hausse. Bij verkoop kan het doel zijn eenvoudig zijn
fondsen te gelde te maken of, bij de spekulatie, de zgn. spekulatie a
la baisse, waarbij de verkooper hoopt dezelfde fondsen later, na
koersdaling, weer voordeelig te kunnen inkoopen.
In de meeste gevallen zal degeen, wiens doel belegging of spekulatieve belegging is, dat doel trachten te bereiken door een contante
affaire, terwijl hij die slechts de door een koersverandering te behalen
winst beoogt, zich ook kan bedienen van de tijdaffaire. Bovendien
kan men zich, hetzij dat men belegging, hetzij dat men spekulatie tot
doel heeft, zonder op dat oogenblik over voldoende liquide middelen
te beschikken, bedienen van het voor den Nederlandschen effectenhandel typeerende systeem der prolongatie.
Bij de contante affaire worden de verkochte stukken uiterlijk op den
vierden dag nadat de transactie afgesloten is, aan den kooper geleverd en
door hem betaald, hetzij dan dat de praktijk een wijziging van dit voorschrift noodzakelijk maakt. De contante affaire wordt mondeling afgesloten
en oogenblikkelijk in een beursboekje genoteerd. Vaak worden de transacties in den loop van den middag nog eens vergeleken, terwijl sommige
firma's er gewoonte van maken de overeenkomst schriftelijk te bevestigen.
.Bij de tijdaffaire, die echter aan de Amsterdamsche effectenbeurs lang
niet zoo veel gebruikt wordt als de contante affaire, onderscheidt men:
1. De affaire op levering,
2. Levering in koopers of verkoopers keus,
3. De termijnaffaire,
4. De premieaffaire, en wel:
a. te leveren,
b. te ontvangen,
c. de dubbele premie.
88

Noodpostkantoor October 1920.

Mercuriusbeeld. Ontworpen en uitgevoerd


door den beeldhouwer C . A . Smout.

Gedenkboek V. v. d. E . 18761926.

5. De keur, en wel:
a. keur in koopers keuze,
b. keur in verkoopers keuze.
1. Levering.
De affaire op levering verschilt in zoover van de eenvoudige
contante affaire, dat de stukken uiterlijk op den 2 1
dag na het
afsluiten der transactie moeten worden geleverd en betaald. Verder
wordt dit soort zaken mondeling afgesloten, doch door den verkooper
op den dag na den verkoop schriftelijk aan den kooper bevestigd
volgens door de Vereeniging voorgeschreven formulier. De kooper
teekent een pasrand van deze kennisgeving als recu, dat tevens als
bewijs van de gedane affaire dient.
Wanneer de verkooper voor den laatsten dag wenscht te leveren
moet hij in het lokaal der Vereening voor twee uur zijn voornemen
aan den kooper te knnen geven.
sten

2. Levering in koopers of verkoopers keus.


Bij deze soort transactie heeft de kooper resp. de verkooper
vanaf den dag waarop de affaire gedaan is, of vanaf een bepaalden
Iateren dag het recht, de stukken te ontvangen resp. te leveren, terwijl hij ze echter niet eerder dan op een bepaalden dag behoeft te
ontvangen resp. te leveren. Voor dezen bepaalden uitersten dag kiest
men meestal den eerstvolgenden rescontredag; noodzakelijk is dit echter
niet, en de partijen kunnen eiken anderen dag als eindtermijn kiezen.
Wanneer kooper of verkooper aan de tegenpartij te kennen heeft
gegeven dat hij de stukken wenscht te ontvangen, resp. te leveren, dan
geschiedt evenals bij de contante affaire de levering en betaling uiterlijk op den vierden dag na den overeengekomen laatsten dag. Bij de
betaling wordt de bedongen prijs vermeerderd met rente sedert den
laatsten verschijndag voorafgaande aan het sluiten van de affaire toten
met den dag voorafgaande aan den termijn fixe, de opvraging of aanzegging.
3. Termijnaffaires.
Bij deze soort van tijdaffaires dient levering en betaling te geschieden op bepaalde, door het Bestuur der Vereeniging jaarlijks
89

vast te stellen rescontredagen, waarvoor meestal de primo en de


medio van elke maand wordt uitgekozen. Termijnaffaires worden aan
de Amsterdamsche Effectenbeurs op geringe uitzonderingen na slechts
afgesloten in aandeelen Nederlandsche Handel Maatschappij, voor
zoover deze stukken op naam gesteld zijn, teneinde de noodzakelijke
overschrijvingen zooveel mogelijk te beperken.
Bij het verschijnen van den bepaalden termijn dient levering en
ontvangst op den volgenden beursdag plaats te vinden, terwijl de betaling geschiedt tegen den bedongen koopprijs met bijbetaling van de
loopende rente sedert den laatsten verschijndag voorafgaande aan
het sluiten van de affaire, tot en met den dag, voorafgaande aan den
termijn fixe, de opvraging of aanzegging.
Voor de termijnaffaires in aandeelen Nederlandsche Handel
Maatschappij worden door het bestuur der Vereeniging twee rescontranten benoemd, die alle partijen verzamelen, daarvan een staat
opmaken, de noodige verwijzingen doen en den passagekoers vaststellen. Het Bestuur stelt tevens de kosten vast, die daarvoor aan
hen te betalen zijn. Ieder moet op den dag der rescontre voor vier
uur 's middags aan de rescontranten opgave doen van al zijn loopende
partijen en tevens de namen opgeven, op welke de te ontvangen
aandeelen moeten worden overgeschreven. De te ontvangen en te
betalen aandeelen worden berekend met bijbetaling van 5 pCt. rente
'sjaars, gerekend vanaf 1 Juli, en wat de Juli rescontre betreft, met
bijbetaling van nog twaalf maanden. De verkooper dient de aandeelen
binnen twee dagen na de rescontre te cedeeren. O p den tweeden
beursdag na de rescontre geschiedt de verrekening van het verschil
tusschen den passagekoers en den koers van de verschillende engagementen.
4. Premie-affaires.
a. Bij premie-affaires Je leveren" verbindt zich de verkooper, tegen
ontvangst van eene overeengekomen som of premie, tot levering
van zekere fondsen binnen een bepaalden termijn, ter keuze van den
kooper of van een anderen houder van het bewijs van verbintenis,
en tot een overeengekomen koopprijs. Het risico van den kooper,
die de premie betaalt, is dus beperkt, daar hij, in geval hij de
90

stukken niet geleverd wenscht te zien, slechts het bedrag van zijn
premie verliest. Voor den verkooper, die de premie ontvangt, is
het risico natuurlijk onbeperkt.
b. Bij premie-affaires te ontvangen" verbindt zich evenzoo de
kooper, tegen genot eener premie, tot in ontvangstneming van
zekere fondsen. De betaling van de premie geschiedt op den volgenden beursdag, tegen uitreiking van het bewijs van verbintenis.
De premie-affaire heeft dus ten doel het risico van den premiegever te beperken tot de som, welke hij als premie betaalt. Bij de
premie-affaire te leveren" verzekert de kooper, die een koersstijging
van een bepaald fonds verwacht, zich tegen de schade, die hij bij
een eventueele daling zou kunnen lijden. Is het fonds in kwestie op
den bepaalden vervaldag nog niet in prijs gestegen, of zelfs gedaald,
dan behoeft hij de stukken niet te ontvangen, en verliest dus slechts
zijn premie. Is het fonds echter intusschen in prijs gestegen, dan
laat hij zich de stukken leveren, en verdient het verschil tusschen
den vooraf bepaalden koopprijs en de tegenwoordige waarde der fondsen,
verminderd met het bedrag dat hij als premie betaald heeft.
Bij de premie-affaire te ontvangen" verkoopt de premiegever
een [fonds tegen een overeengekomen prijs, onder voorbehoud, dat
hij de stukken niet behoeft te leveren, wanneer de koers intusschen
niet gedaald, of zelfs gestegen is. Aan deze transactie ligt dus een
spekulatie a la baisse ten grondslag, evenals de premie-affaire te
leveren" op een spekulatie a la hausse berust.
De levering en ontvangst geschiedt bij premie-affaires bij opvraging of aanzegging op den laatsten dag van den bepaalden termijn, op
den daarop volgenden beursdag, Binnen den bepaalden termijn uiterlijk
vier dagen daarna. Bij niet opvraging. of aanzegging zijn de bewijzen
van verbintenis op den laatsten dag van den termijn om half drie
zonder waarde en verbeurt de premie-gever de door hem als premie
betaalde som.
Het bedrag dat men als premie heeft te betalen is afhankelijk
van den duur der affaire en van de soliditeit van het fonds in kwestie.
Een combinatie van de beide premie-affaires te leveren" en te
ontvangen", is de zoogenaamde dubbele premie-affaire. Bij deze soort
transactie heeft de premiegever het recht, binnen den bepaalden termijn
91

de stukken te leveren, dan wel ze


bovendien vrij staat geheel van de
voor den premie-nemer veel grooter
is de premie ook meestal twee maal

te ontvangen, terwijl het hem


zaak af te zien. Daar het risico
is, dan bij de eenvoudige affaire,
zoo hoog.

5. De keur.
De keur in koopers keuze is een transactie, waarbij de kooper
van een fonds het recht heeft, op den vervaldag te verlangen, dat de
verkooper hem tegen denzelfden koers, behalve het oorspronkelijk
overeengekomen aantal, nog een aantal stukken zal leveren. O p dezelfde
wijze heeft bij de keur in verkoopers keuze de verkooper het recht,
op den vervaldag boven het overeengekomen aantal nog een aantal
stukken te leveren. In het eerste geval verwacht de kooper een
stijging van het fonds, doch durft geen groot risico op zich te nemen.
Wanneer de koers inderdaad gestegen is, kan hij op den vervaldag
zijn recht op een grooter aantal stukken doen gelden. De verkooper
bij de keur in verkoopers keuze echter verwacht een daling van den
koers, en kan op den vervaldag van zijn recht gebruik maken, een
grooter aantal stukken tegen den overeengekomen prijs te leveren.
Het aantal stukken dat vast gekocht wordt, verhoudt zich meestal tot
het aantal dat later eventueel bijgekocht zal worden als 1 i 2, bij
Amerikaansche waarden als 1 : 3. Bij de keur in koopers keuze zal
de koers iets hooger, bij de keur in verkoopers keuze iets lager zijn,
dan de koers van het fonds in kwestie op het moment van het afsluiten
der transactie eigenlijk is, en dit verschil is afhankelijk van het aantal
der bij te ontvangen of te leveren stukken. Keuren worden slechts op
zeer korten termijn afgesloten, vaak voor een dag, hoogstens voor
een week. In het Reglement voor den Effectenhandel wordt over deze
soort transacties niet gesproken, en de regels, volgens welke zij aangegaan worden, behooren dus tot de beursusanties.

Een soort transactie, die in den Nederlandschen fondsenhandel


misschien het meest toegepast wordt en die voornamelijk, zoo niet
uitsluitend, de spekulatie dient, is de geldleening tegen onderpand van
fondsen, die geschieden kan:
92

1. Voor onbepaalden tijd, tot wederopzegging door een der partijen


en die dan den naam draagt van geld on call".
2. Voor een maand, de zoogenaamde prolongatie.
3. Voor drie maanden, de zoogenaamde beleening.
Wanneer iemand geld leent on call", geeft hij daarvoor een onderpand in effecten, waarvan de waarde volgens beursprijs, zonder bijvoeging van rente, het beloop van het voorschot met 10 pCt. moet te
boven gaan, voor zoover het bestaat uit Nederl. of Nederl.-Ind.
Staats-, gewestelijke of gemeente-obligaties of uit obligaties der H . IJ.
S. M . of der N . E . Staatsspoorwegen en voor zoover het uit andere
fondsen bestaat met 20pCt. Zoowel de geldgever als de geldnemer
heeft bij deze soort van transactie het recht, de overeenkomst te
beindigen op eiken gewenschten dag. Wanneer bij daling der koersen
de waarde van het onderpand vermindert tot beneden het vereischte
bedrag, moet het onderpand uiterlijk den volgenden beursdag voor
twaalf uur 's middags worden aangevuld. Voor geld on call" is rente
verschuldigd van den werkdag volgende op dien, waarop de leening
is gesloten, tot aan den werkdag waarop de hoofdsom wordt terugbetaald.
Bij de zoogenaamde prolongatie heeft de geldgever niet het recht
de geleende som binnen een maand op te vragen. De geldnemer
echter kan de overeenkomst binnen dien tijd beindigen, onder voorwaarde, dat hij over minstens 15 dagen rente betaalt. De waarde van
het onderpand moet het bedrag van het voorschot met 10 resp.
20 pCt., evenals bij de geldleening on call" te boven gaan, terwijl
het onderpand op dezelfde wijze dient te worden aangevuld, wanneer
het bij een daling der koersen niet langer aan dezen eisch voldoet.
Wanneer de geldnemer voor het einde der maand de geleende
som opzegt, kan hij vanaf den dag na dien waarop de opzegging
geschied is, het onderpand terug vragen tegen betaling van de hoofdsom
plus de verschuldigde rente. Wordt de leening ook niet op den
uitersten termijn opgezegd, dan wordt zij stilzwijgend voor een maand
verlengd (vandaar de naam prolongatie). W i l de geldnemer de prolongatie echter niet verlengen, dan moet hij daarvan op den werkdag
voorafgaande aan den vervaldag, uiterlijk om 2 /4 uur 's middags aan den
geldgever kennis geven.
3

93

Bij beleeningen zijn de regels dezelfde als bij prolongaties, met


dit verschil, dat de geldgever gedurende drie maanden de geleende
som niet terug vragen kan, terwijl de geldnemer de post binnen dien
tijd aanzeggen kan, wanneer hij over de loopende maand rente betaalt.
Bij beleeningen dient de waarde van het onderpand het beloop van
het voorschot met 20 pCt. te overtreffen, terwijl het onderpand bij
koersdaling der beleende fondsen op dezelfde wijze als bij geld on
call" en prolongatie dient te worden aangevuld.
Men kan zich natuurlijk in elk geval dat men geld noodig heeft,
terwijl men niet over baar geld, doch wel over effecten beschikt, van
het systeem der prolongatie bedienen, en de effecten als onderpand
geven. In den fondsenhandel is het echter een algemeen gebruikelijke
methode, een geldleening aan te gaan om effecten te koopen, waarbij
men dan de gekochte fondsen als onderpand geeft. De te betalen
rentevoet wordt dagelijks in de Prijscourant gepubliceerd.

Daar aan de Amsterdamsche Effectenbeurs zeer weinig termijnhandel gedreven wordt, zoodat er van rescontre van posten zelden
sprake is, moeten de meeste verhandelde fondsen daadwerkelijk
geleverd en ontvangen worden. Het Reglement voor den Effectenhandel
schrijft aangaande de levering voor, dat zij op de in het Reglement
aangegeven (en hierboven reeds genoemde) dagen des voormiddags
tusschen negen en twaalf uur dient te geschieden ten kantore van
hem, aan wien geleverd moet worden. Zaterdag heeft geen levering
plaats. Indien hij geen bekend kantoor binnen de gemeente Amsterdam
heeft, kan de levering geschieden te zijnen huize. Wanneer hij echter
ook geen woning binnen de Gemeente heeft, kan de aanbieding tot
levering plaats hebben ten kantore van de Vereeniging voor den
Effectenhandel. Iedere levering van fondsen dient vergezeld te gaan
van een nota, waarin de datum van de overeenkomst, de omschrijving
en de prijs der fondsen, de naam van den kooper en de naam van
den leveraar moet voorkomen. Wanneer degeen, die de stukken levert,
niet tevens de verkooper is, moet ook de naam van den verkooper
op de nota vermeld worden.
Wanneer kooper en verkooper dienaangaande niets zijn overen94

. De Leeszaal.

De Sociteit.
Gedenkboek V. v, d. E . 1876-1926.

gekomen, is het den verkooper geoorloofd stukken te leveren van


zoodanig nominaal bedrag als hem goeddunkt, mits de stukken onder
n rubriek in de prijscourant voorkomen, of dooreen leverbaar verklaard zijn.
De stukken kunnen uit de hand" geleverd worden, dat wil
zeggen de verkooper laat ze ten kantore van den kooper bezorgen.
De kooper kan contant betalen, of zijn schuld per kassiersbriefje",
d.i. per cheque op een der kassiers, of per cheque Nederlandsche
Bank afdoen. De levering uit de hand" heeft het bezwaar, dat groote
firma's een belangrijk aantal bedienden in dienst moeten nemen,
speciaal voor het bezorgen van fondsen. Een meer gebruikelijke
methode is dan ook de levering per kassier. De commissionnair
zendt de door hem te leveren stukken met de afrekeningsnota's aan
zijn kassier, die de verdere bezorging op zich neemt. Wanneer de
fondsen in het bezit van den kassier zijn, kan de commissionnair oogenblikkelijk per cheque over de koopsom beschikken. De kooper kan
de stukken als onderpand aan den kassier terugzenden, en behoeft dan
niet contant te betalen, doch kan dit per cheque doen.
De Noteering.
Voor de noteering komen in aanmerking:
1. contante affaires,
2. affaires op levering, wier koers van die der contante affaires verschilt,
3. termijnaffaires Nederlandsche Handel Maatschappij.
Bij bovengenoemde affaires komen slechts posten in aanmerking:
a. van fis. 2.000
(nominale waarde),
b. van fis. 1.000., wanneer het fonds boven pari staat,
c. van vijf stukken, wanneer het fonds per stuk verhandeld wordt.
De koersnoteering kwam vroeger op de volgende wijze tot stand:
O p de oude Koopmansbeurs op den Dam waren de leden of
hun gemachtigde bedienden in de gelegenheid van 1.30 tot 2.45
opgaven voor de noteering te doen aan de guides, die hun plaats
hadden in twee, later in drie guidebanken. De opgaven moesten geschieden op verschillend gekleurde briefjes, en werden daarna door
de guides op daarvoor bestemde lijsten genoteerd. O m kwart voor
95

drie uur begaven zij zich hiermede naar het Vereenigingslokaal en


daar werd om drie uur door een der Commissarissen voor de Noteering
de Prijscourant voorgelezen en in een daartoe bestemd boek ingeschreven. Tijdens deze voorlezing waren de leden in de gelegenheid
koersen bij te voegen of eventueel tegen huns inziens onjuiste koersen
te protesteeren. In September van het jaar 1911 is het voorlezen der
Prijscourant afgeschaft, doordat deze te uitgebreid geworden was. In
plaats daarvan werden de lijsten der guides in de Noteerzaal opgehangen om drie uur, en tot kwart over drie was er gelegenheid tot
protest. Toen de Vereeniging haar eigen gebouw betrokken had werden
de lijsten opgehangen aan de guidebank, die zich in het midden van
de beurszaal bevindt. In November 1924 is er verandering aangebracht
in het noteeringssysteem, en sinds dien zijn de lijsten in drie afdeelingen
verdeeld, te weten in:
a. Bank- en Credietinstellingen, industriele ondernemingen, mijnbouw-,
petroleum-, suiker-, tabak- en rubberondernemingen, waarin een
bijzonder levendige handel is. Van deze waarden worden, behalve de
vorige koers, zeven koersen gepubliceerd, respectievelijk opgenomen
van

1.301.40,

2.202.30

1.401.50,

2.302.45

10.4010.50,

1.502.,

2.2.10,

u., en des Zaterdags van

10.5011.,

11.11.10,

2.102.20,

10.3010.40,

11.1011.20,

11.20-

11.30 uur, mits natuurlijk op die tijden opgaven zijn gedaan.


b. Nederlandsche Staatsleeningen, gemeentelijke leeningen (Amsterdam
's Gravenhage en Rotterdam) en spoorwegwaarden, waarvan de
vorige koers, de hoofdkoers en drie koersen, resp. opgenomen
tusschen 1.40 en 2 uur, 2 uur en 2.30 en 2.30 en 2.45 worden
genoteerd (des Zaterdags opgenomen tusschen 10.3010.40,10.40
11., 11.11.30

10.3011 en
96

uur).

Buitenlandsche staatsleeningen, provinciale en gemeenteleeningen,


bank- en credietinstellingen, industriele ondernemingen, handelsen mijnbouw-, petroleum-, suiker-, tabak-, theeondernemingen,
scheepvaart-, spoorweg- en tramwegmaatschappijen, premieleeningen,
diversen en voorloopig genoteerde fondsen, waarvan de vorige
koers genoteerd wordt, benevens twee koersen, resp. opgenomen
tusschen 1.302 uur en 22.45 uur (des Zaterdags tusschen
11.11.30

uur).

De guidebank is niet groot genoeg meer om plaats te bieden aan


alle guides. In de benedenverdieping is daarom een ruimte verbouwd
tot een vertrek, waar 18 van de 25 guides gedurende beurstijd de
noteeringslijsten samenstellen. Een handlift verbindt de guidebank en
het benedenlokaal.
De Prijscourant wordt buiten het gebouw van de Vereeniging
voor den Effectenhandel gedrukt, doch wordt wel vanuit dit gebouw
rondgezonden aan de leden die haar niet tijdig laten aihalen aan het
gebouw. Immers om ongeveer kwart na vier uur maken de loopers
van vele kantoren queue voor de loketten van een vertrek in de
benedenverdieping van het beursgebouw, waar zij hun dagelijksch
rantsoen prijscouranten in ontvangst nemen. Des Zaterdags heeft de
uitdeeling om half twee plaats.
Behalve door de prijscourant worden de koersen nog op andere
wijze aan de buitenwereld bekend gemaakt. In de eerste plaats door
het in het gebouw aanwezige radio-zendstation, en hiermede zijn wij
aangekomen op het terrein der hulpbedrijven, die de Amsterdamsche
effectenhandel tot zijn beschikking heeft. De ontzaglijke vooruitgang
der techniek in de laatste honderd jaar heeft ook op den fondsenhandel zeer grooten invloed gehad. Terwijl men zich ten tijde van de
Nieuwe Handel Sociteit voor het uitwisselen van koersen met buitenlandsche beurzen nog bediende van postduiven, die vaak met vertraging
en soms in het geheel niet aankwamen, en daardoor het bedrijf nog
veel riskanter maakten, heeft men heden ten dage de telegrafische,
telefonische en draadlooze verbindingen, die het uitwisselen van koersen
mogelijk maken, bijna op het oogenblik zelf waarop zij tot stand komen.
De Vereeniging voor den Effectenhandel was op dit gebied zeer vooruitstrevend, en reeds in 1921 deed zij in haar gebouw een radio-zendstation installeeren, waarmee koersen van de belangrijkste fondsen aan
de provincie" bekend kunnen worden gemaakt. Dit geschiedt zes
maal gedurende de beursuren, en de fondsen waarvan koersen omgeroepen worden, varieeren weinig. Altijd zijn het waarden, waarin
een levendige handel is.
105 Firma's en instellingen in de provincie zijn op het oogenblik
op deze draadlooze beursberichten geabonneerd. Zif betalen hiervoor,
inclusief rijksbijdrage, aan de Vereeniging voor den Effectenhandel
97

een bedrag van fis. 125. per jaar, en ontvangen aldus gedurende
den geheelen middag op regelmatige tijden de verschillende koersen
per code, tot geheimhouding waarvan de abonn zich verplicht. Ook
firma's buiten het effectenvak en particulieren houden zich op deze
wijze van verschillende prijzen op de hoogte.
Het zendstation wordt ook nog voor andere doeleinden gebruikt
en o. a. door het persbureau Vas Dias, voor het verspreiden van
berichten, van de Vereeniging gehuurd.
Behalve het radio-zendstation is in het Beursgebouw van de
Vereeniging voor den Effctenhandel gevestigd een Post- en Telegraafkantoor, benevens het kantoor van de Western-U nion. Het Post- en
Telegraafkantoor is niet den geheelen dag, doch slechts van 14 uur
geopend. Er zijn tien a twaalf beambten en tien bestellers werkzaam.
Terwijl de meeste binnenlandsche telegrammen direct vanuit dit kantoor
geseind worden, verstuurt men vele buitenlandsche telegrammen, o. a,
die naar Duitschland, Zwitserland, Rusland en Itali, van het hoofdkantoor, nadat zij eerst per ondergrondsche pneumatische verbinding
daarheen gezonden zijn.
Het kantoor van de Western-Union is de aanvang en het einde
van de directe kabelverbinding tusschen de beurzen van Amsterdam
en New-York, welke via Londen loopt. Langs deze kabel is het
mogelijk binnen eenige minuten uit New-York antwoord te hebben
op een telegram. De dienstdoende beambte tikt het telegram evenals
op een gewone schrijfmachine door middel van een toetsenbord. In een
dergelijke kleine, en oogenschijnlijk zeer eenvoudige machine, die naast
de eerste is opgesteld, bevindt zich een blanko telegramformulier, dat
automatisch opschuifbaar is. Even nadat het telegram weggezonden is,
laat de tweede machine een onregelmatig tikken hooren, en op het
papier verschijnt het antwoord uit New-York, in drukletters, geheel
gereed om besteld te worden. Dit is, wat een leek ziet van de
geweldig installatie, die hieraan ten grondslag ligt. Het voordeel van
deze methode is, dat men tot het verzenden van telegrammen geen
telegrafisten noodig heeft, maar zich van goedkoopere krachten, die
alleen het machineschrijven behoeven te beheerschen, kan bedienen.
Het werk gaat daardoor ook veel vlugger.
Behalve door middel van de telegraaf in het postkantoor en door
98

Draadloos telefoon-zendstation.

Sein-zaal Western-Union.

Gedenkboek V. v. d. E. 18761926.

middel van de kabel der Western Union kunnen de leden van de


Vereeniging voor den Effectenhandel zich per telefoon met de buitenwereld in verbinding stellen. Er bevinden zich in het beursgebouw
53 telefooncellen, waarvan er 22 vast verhuurd zijn aan leden der
Vereeniging voor een jaarprijs van gemiddeld fis. 400.. De 31 overige
cellen bevinden zich in de sociteit, en daar kunnen de beursbezoekers gedurende 5 minuten spreken, tegen betaling van vijf cent per
gesprek.
Over de inrichting van het beursgebouw van de Vereeniging voor
den Effectenhandel zijn, behalve de bovengenoemde installaties, nog
eenige interessante wetenswaardigheden te vermelden.
Allereerst de groote beurszaal, het hart van het gebouw, waar de
leden der Vereeniging hun bedrijf uitoefenen. Langs de wanden dezer
zaal bevinden zich de zoogenaamde nissen, eenigszins verhoogd aangebrachte, open houten cellen, die alle aan de leden der Vereeniging
verhuurd zijn, tgen den prijs van fis. 520. per vierkante meter. De
nissen zijn zeer verschillend van grootte, sommige zijn niet meer dan
een klein hokje, waar juist ruimte is om te telefoneeren, andere bieden
plaats aan een tafel en eenige stoelen. De huurprijzen zijn dan ook
zeer verschillend en varieeren tusschen fis. 265. en fis. 2.673.,
terwijl onlangs n nis tegen den prijs van fis. 5.000. per jaar
verhuurd is. In sommige nissen zijn verscheidene telefoontoestellen
aangebracht, en bovendien bevinden zich hier en daar op de houten
tusschenschotten verschillend gekleurde electrische lampjes, door middel
waarvan men contact met zijn bedienden kan krijgen die zich in de
hoeken bevinden.
Boven de deur die toegang geeft tot het societeitslokaal bevindt
zich een installatie die de geheele wand beslaat, namelijk het electrische
nummerbord. Wanneer iemand die geen lid der Vereeniging is, en
dus geen toegang heeft tot de groote beurszaal, een der daar aanwezige
leden wenscht te spreken, begeeft hij zich naar de zoogenaamde publieke
beurs, een voorzaaltje van de groote zaal, dat door de beursbezoekers
in de wandeling voor het hek" wordt genoemd. Hij geeft daar den
naam van den persoon dien hij wenscht te spreken op aan den daar
aanwezigen suppoost. Elk lid der Vereeniging voor den Effectenhandel
99

heeft een cijfer, correspondeerende met een nummer van het nummerbord. De suppoost geeft langs electrischen weg dit cijfer op aan den
bediende, die zich op de eerste verdieping achter het nummerbord
bevindt, en deze ontsteekt een electrisch lampje, waardoor het gevraagde
nummer op het bord verlicht wordt. Wanneer men dus zijn nummer
op het bord ziet verschijnen, weet men, dat men gezocht wordt.
Ondanks deze installatie bedient men zich toch nog zeer veel van de
beursjongens, wanneer een buitenstaander een der leden wenscht te
spreken, daar vele beursbezoekers weinig aandacht aan het nummerbord
schenken, zoodat de lampjes soms langen tijd tevergeefs branden.
Onder het groote nummerbord bevindt zich een kleiner, waarop de
noteeringsperioden" worden aangegeven.
De groote beurszaal en het geheele gebouw worden centraal
verwarmd, terwijl de beurszaal een apart systeem van luchtverversching
en koeling heeft, door middel waarvan des zomers door ijs gekoelde
lucht in de zaal gebracht wordt. De temperatuur wordt in alle lokaliteiten
door electrische thermometers opgenomen. Beneden in het gebouw,
in de kamer waar de schakelborden der electrische geleidingen zich
bevinden, kan ook de temperatuur die in de verschillende lokalen
heerscht, worden afgelezen en geregeld.
Behalve de groote beurszaal, en de vertrekken die voor administratieve doeleinden gebezigd worden, bevat het gebouw der Vereeniging
verschillende lokalen ten gerieve der leden. Vooral dient genoemd te
worden de bibliotheek, ondergebracht in een ruim vertrek, die zeer
veel vakliteratuur w. o. een groot aantal proefschriften bevat, en steeds
meer door studeerenden wordt geraadpleegd. Het aantal in 1905 bij
de reorganisatie in de bibliotheek aanwezige boeken bedroeg 451. In
1914 was dit aantal gestegen tot 2636 terwijl het in 1924 4177 bedroeg.
Het is een verzameling, waarop de Vereeniging met recht trotsch mag zijn.
De Vereeniging voor den Effectenhandel heeft in dit beursgebouw
een waardige woning, waarvan de voortreffelijke inrichting het uitoefenen
van het effectenbedrijf zeer vereenvoudigt en veraangenaamt

100

SLOTWOORD
De geschiedenis van de beurs is in twee gedeelten te scheiden,
namelijk in een periode die loopt van het begin van de 16 eeuw
tot aan de 19 eeuw, de periode van geleidelijke ontwikkeling en
groei, later ook weer van achteruitgang, en in die, loopende van de
19 eeuw tot heden, de periode waarin meer in het bijzonder de
Effectenbeurs een belangrijke rol gaat spelen, en waarin het geheele
economische leven van het beurswezen doordrongen raakt.
Gedurende het tijdperk van haar ontwikkeling was de beurs zeer
zeker een belangrijk hulpmiddel voor den handel. Zij stond echter
lang niet zoo in het middelpunt van de algemeene belangstelling, als
thans het geval is. Voor den koopman was zij natuurlijk onmisbaar,
omdat hij er dagelijks zijn collega's uit binnen- en buitenland kon
aantreffen. De beurs was eigenlijk wat de goederenbeurs thans nog
is: een sociteit, waar men elkaar ontmoette, waar men over zaken
sprak, of, wanneer er niet veel omging, zich met aangename conversatie
onledig hield. De meeste aanzienlijke kooplieden meden de plaatsen,
waar de actinhandel gedreven werd, en waar een rumoerig, lawaaierig
soort lieden over de koersschommelingen der actin in voortdurende
opwinding verkeerde. Zij hadden geen vreemd kapitaal noodig om hun
zaken te drijven. Behalve de Compagnien, die vooral in ons land
van belang waren, werden overal de meeste groote handelshuizen met
particulier kapitaal gedreven. Zij werden gedreven met het kapitaal
van een persoon, hoogstens van een familie, of van een kleine kring
van enkele geslachten.
Terwijl thans beurs" en speculatie" op de groote beurzen
onafscheidelijk aan elkaar verbonden zijn, hield men zich vroeger aan
de beurs met reelen handel bezig, en wel voornamelijk in goederen
de

de

de

101

en wissels. Tot diep in de 18 eeuw werd slechts in Amsterdam


op grooten schaal in effecten gespekuleerd, waartoe, zooals wij zagen,
de voornaamste aanleiding was de omstandigheid, dat er plotseling
een groot aantal gelijksoortige fondsen op de markt kwam, namelijk
de actin der beide Compagnien, dat bovendien de speelzucht in alle
lagen der maatschappij doorgedrongen was, dat de betrokken ondernemingen van groot nationaal belang waren, en dat door de steeds
wisselende opbrengst de stemming ten opzichte van de actin der
Compagnien aan voortdurende sterke wisselingen onderhevig was.
Over het algemeen echter wilde men tot laat in de 18 eeuw
ook in kapitalistisch belanghebbende kringen van fondsenspekulatie
niets weten. Men belegde de kapitalen, die men niet liquide behoefde
te houden, zoo voorzichtig mogelijk en bekommerde zich verder niet
over de eventueele koersveranderingen waaraan de fondsen onderhevig konden zijn. Men oordeelde toen nog algemeen, zooals nu de
kleine luyden nog over den beurshandel oordeelen: spekulatie heeft
slechts schaduwzijden, al wie zich met den fondsenhandel bezig houdt
loopt gevaar een prooi der spekulanten te worden.
Toch vond in de 18 eeuw de fondsenhandel, en zelfs de
spekulatieve fondsenhandel wel verdedigers. In den druk van 1771
van het interessante boek: .Trait de la Circulation et du Crdit'
van Jos. de Pinto wordt uiteengezet hoe een land als Engeland, dat
in dien tijd reeds de aanzienlijke schuld van 100.000.000.- pond
sterling had, door die schuld niet in zijn bewegingen wordt belemmerd
zooals velen meenen, doch juist door die schuld in staat is geweest
zich op te werken tot de hoogte waarop het zich toen reeds bevond.
Men pleegt staatsschulden als een last te beschouwen, die men zoo
gauw mogelijk van de schouders moet werpen. Volgens zijn oordeel
zijn zij echter een hulpmiddel, dat den staat vooruithelpt Hierin
stond hij lijnrecht tegenover de opvattingen van zijn tijd. Zoo wilde
bijvoorbeeld Hume de staatsschulden delgen door middel van het
zilveren vaatwerk dat de burgerij in overvloed bezat. De staat kon er
dan porcelein voor in de plaats geven.
de

de

dc

In de 19 eeuw deed met de stoommachine, die het snelverkeer


mogelijk maakte, ook de groote afstand, men zou haast kunnen zeggen
de

102

de groote afmeting", haar intrede in de wereld. Handel en industrie


namen een ongekende vlucht. Er ontstond allengs behoefte aan steeds
grootere ondernemingen, waarvan het bedrijfskapitaal niet langer door
een persoon of een familie verschaft kon worden. De 19 eeuw is
de eeuw der Naamlooze Vennootschappen, en is tengevolge daarvan
een tijdperk van groote beteekenis in de geschiedens van het beurswezen.
Immers er was maar n middel om de enorme kapitalen die voor
het oprichten van groote fabrieken, voor den aanleg van tallooze spoorwegen en het bouwen van heele vlooten van stoomschepen, noodig
zijn, bijeen te krijgen. Alleen door middel van de beurzen konden
de groote bedragen aan aandeelen dezer naamloozen vennootschappen
met kans van slagen onder het publiek worden gebracht. En zoo
werd de toestand in het leven geroepen, dat elke gebeurtenis op
economisch gebied via den bankier van de beurs afhankelijk geworden
is. O f een groote industrie-onderneming met millioenen kapitaal zal
kunnen ontstaan, of twee werelddeelen door spoorwegen of stoombootlijnen met elkander verbonden zullen worden, of kolossale gebieden in de kolonin ontgonnen zullen worden en in vruchtbare
landerijen veranderd, dat alles wordt grootendeels mogelijk gemaakt door
de bankiers en bankinstellingen, zelf ook meestal naamlooze vennootschappen, die beoordeelen kunnen, of de stemming ter beurze gunstig
zal zijn voor het fonds, dat te dien einde onder het publiek zal
moeten worden gebracht.
En niet alleen over het ontstaan van groote ondernemingen wordt
door de beurs beslist, ook haar voortbestaan is van haar afhankelijk.
Zijn zij tot bloei gekomen, dan breiden zij hun kapitaal uit, mede
door de uitgifte van obligatin, die evenals de aandeelen, slechts via
de beurs onder het publiek geplaats kunnen worden.
En niet alleen handel en industrie is op de beurs aangewezen
om de noodzakelijke kapitalen te verkrijgen. Ook voor den parukulier
die zijn geld rendabel maken wil is zij onmisbaar. Het is het centrum,
waar vraag naar en aanbod van kapitaal elkander zoo snel mogelijk vinden.
De overtuiging, dat de beurs een noodzakelijke factor is in de
hedendaagsche maatschappij, sterker nog, de basis, waarop de structuur
van het heele economisch leven rust, heeft langzamerhand meer en
meer ingang gevonden, zij het dan ook nog niet in alle lagen der
de

03

maatschappij. Er zijn nog steeds menschen, die de beurs als een


kwaad beschouwen, zij het dan ook een noodzakelijk kwaad, en hun
argument voor deze redeneering is, dat de begrippen beurs" en
spekulatie" niet te scheiden zijn, en dat de spekulatie vaker personen
en ondernemingen te gronde richt, dan bevoordeelt.
Men pleegt hierbij echter uit het oog te verliezen, dat de beurs
met alles wat er mee samenhangt slechts een instelling van menschen
is, waaraan, zooals aan alle menschelijke instellingen, wel fouten moeten
kleven. Elke medaille heeft haar keerzijde, waar een verlichte kant is
moet ook een schaduwkant zijn, en men dient zich dan ook eerst af
te vragen wat het zwaarst weegt, het goede dat de beurs steeds sticht,
of het kwaad dat zij kan berokkenen, eer men deze instelling in haar
geheel beoordeelt. De Pinto zeide reeds in het boven aangehaalde
boek, dat de spekulanten de raderen zijn, die de machine in beweging
brengen, en al kan men overdreven spekulatie met recht een groot
gevaar noemen, men moet er toch ook rekening mee houden, dat de
beurs als middel pm groote kapitalen bijeen te krijgen, bezwaarlijk
aan haar doel zou beantwoorden zonder een eenigszins spekulatief
getinten beurshandel, die de mogelijkheid opent, dat fondsen, naast
een voldoende rente, of dividend, ook kans bieden op eventueele
koerswinsten. Een effect is er van nature voor bestemd om in den
handel te komen. Wanneer er niet in gehandeld wordt, kan men
zeggen, dat het zijn roeping gemist heeft. De groote kapitalen die in
het bedrijfsleven noodig zijn, kan men slechts bijeen krijgen, wanneer
een zoo groot mogelijk aantal menschen er hun voordeel in zien hun
geld in een bepaalde onderneming te steken.
In tegenstelling met goederen, die in laatste instantie toch steeds
gekocht worden voor gebruik, worden fondsen, behalve in het geval
van zuivere belegging, vaak gekocht met het doel ze, wanneer de
gelegenheid zich voordoet, later weer met eenige winst te kunnen
verkoopen. Wanneer deze mogelijkheid dus niet bestond, zou het
voor velen niet aantrekkelijk zijn, geld in effecten te steken.
In vroegere eeuwen is in Amsterdam het spekuleeren in actin
wel eens van overheidswege verboden, meer omdat men er den
schadelijken invloed van duchtte op de betrokken ondernemingen,
dan omdat men vreesde dat de spekulanten en beleggers er schade
104

van zouden ondervinden. Wanneer men in onzen tijd op de gedachte


zou komen de spekulatie te verbieden, zou stellig eerder het doel
voorzitten de beleggers tegen de spekulanten te beschermen en deze
weer tegen de schade, die zij zich zelf door ondoordacht spekuleeren
zouden kunnen toebrengen. Deze maatregel had echter in de zeventiende eeuw geen spoor van succes, en heden ten dage zou zij totaal
onuitvoerbaar zijn.
Wat men echter wel kan, en moet doen om het gevaar, dat de
beurs met zich brengt zoo veel mogelijk te verkleinen, is, de beurshandel organiseeren op zoodanige wijze, dat de personen die er zich
direct mede bezig houden zoowel als het publiek, een zoo groot
mogelijke veiligheid genieten. De fondsenhandelaar dient te weten
waarin hij handelt, wat hij leveren moet, en aan welke eischen de
stukken die hij levert moeten voldoen. Het publiek moet de zekerheid
hebben, dat het zijn belangen veilig aan de commissionnairs kan toevertrouwen, het moet op de hoogte worden gebracht van de verschillende mogelijkheden van geldbelegging en moet er op kunnen
rekenen dat het inderdaad ontvangt wat het gekocht wenscht te zien,
tegen zoo gunstig mogelijken prijs.
Aan zulk een inwendige organisatie, die thans als een eerste
vereischte gevoeld wordt, is, zooals wij zagen, in Amsterdam pas op
het einde van de 18 eeuw behoefte ontstaan. En de eischen, die
men toen aan die organisatie stelde, waren zeer gering. Het Collegie
tot Nut des Obligatiehandels kwam tot stand, doordat de nood der
tijden de effectenhandelaars, en meer in het bijzonder hen, die zich
met den handel in obligatin bezig hielden, er toe dwong zich nauwer
aaneen te sluiten, en het Collegie beoogde dan ook voornamelijk
versterking van het prestige naar buiten door samenwerking.
Toen de Nieuwe Handel Sociteit tot stand kwam, stelden de
fondsenhandelaren reeds meer eischen aan de Vereeniging die hen
moest vertegenwoordigen. Vooral de kwestie van de noteering trad
hier op den voorgrond, en de grondgedachte hiervan is niet zoozeer
het directe belang der handelaren, voor wie de oude wijze van noteeren
met ruime spanning slechts voordeel bood, als wel het belang van het
publiek, dat door de nieuwe noteering beter in staat was controle uit
te oefenen op de commissionnairs.
de

105

Bij de oprichting van het Algemeen Beurscomit voor Publieke


Fondsen zien wij eerst recht dat het terrein der werkzaamheden steeds
ruimer wordt. Het Beurscomit trad als vertegenwoordigend lichaam
van den geheelen Amsterdamschen effectenhandel tegenover het buitenland op, het zocht contact met soortgelijke buitenlandsche comit's,
en hield een wakend oog op de verschillende emissies, die in Amsterdam
werden uitgebracht. Het benoemde commissie's wier taak het was de
belangen van de Nederlandsche houders van noodlijdende fondsen
te behartigen, en verschillende van de beschermingscomits, waarvan
een lijst als bijlage aan het einde van dit werkje te vinden is, dankten
hun ontstaan aan de bemoeiingen van het Beurscomit. Verder besliste het Comit in geschillen den fondsenhandel betreffende, in n
woord, het arbeidde zoowel in het belang van den effectenhandelaar
als van het publiek.
De Vereeniging voor den Effectenhandel zette den arbeid van
het Algemeen Beurscomit voor Publieke Fondsen voort, en breidde
het terrein der werkzaamheden nog in verscheidene richtingen uit.
Gedurende de vijftig jaar van haar bestaan heeft zij zich de zorg
voor de belangen van den effectenhandel in den ruimsten zin tot
taak gesteld. Aanvankelijk in hare bewegingen belemmerd door het
feit dat zij niet de beschikking had over een eigen lokaliteit, is haar
gezag na 1903, toen zij in de Groote Koopmansbeurs eenige lokalen
tot haar dispositie kreeg en vooral na 1913, toen zij haar eigen gebouw
betrok, zeer versterkt. Het beswur der Vereeniging is dan ook thans
inderdaad het centrum, van waar uit de Nederlandsche fondsenhandel
geregeld en bestuurd wordt. Het reglement voor den Effectenhandel,
het Reglement voor de Noteering, dat voor de Opname van Fondsen
in de Prijscourant en het Provisie-reglement geven aan den handelaar
en commissionnair en aan het publiek die vastheid en veiligheid,
zonder welke de fondsenhandel heden ten dage een chaos zou worden.
De Commissie voor de Geschillen maakte reeds in honderde gevallen
een snelle beslissing mogelijk, die als regel door de strijdende partijen
werd aanvaard, en die in de zeldzame gevallen dat toch nog de uitspraak
van den rechter werd ingeroepen, nagenoeg altijd juridisch werd
gesanctioneerd.
De tallooze beschermingscomit's, welke met medewerking van
106

het Bestuur der Vereeniging voor den Effectenhandel werden opgericht,


strekten hunne bemoeiingen over alle werelddeelen uit, en hebben den
Nederlandschen fondsenhouder reeds voor onberekenbare verliezen
gevrijwaard.
A l deze instellingen zijn van groot belang, zoowel voor de fondsenhandelaars zelf, als voor het publiek. Voor de leden der Vereeniging
is bovendien in het bijzonder van gewicht de instelling van het garantiedepot, dat een verzekering is tegen eventueel door toedoen van andere
leden te lijden verliezen, en het ondersteuningsfonds, waarmede de
Vereeniging zich op het gebied van maatschappelijk hulpbetoon heeft
begeven.
Daar het Bestuur zoowel voor de belangen van de leden der
Vereeniging als voor die der fondsenhouders opkomt, doet zich vaak
het geval voor, dat het beslist ten gunste dier laatsten. In deze functie
is het Bestuur van de Vereeniging voor den Effectenhandel niet slchts
het hoofd der Vereeniging, maar ook de vertegenwoordiging van alle
in Nederland direct en indirect bij den fondsenhandel betrokken
personen. De taak van het Bestuur is dan ook veel gewichtiger en
uitgebreider dan die van een eenvoudig vereenigingsbestuur. Het
waakt mede over het welzijn van de groote massa der Nederlandsche
effectenbezitters, en derhalve indirect over het welzijn van het geheele
Nederlandsche volk.
Het gouden feest dat de Vereeniging voor den Effectenhandel
dit jaar viert, is dan ook niet slechts voor de leden der jubileerende
Vereeniging zelf van beteekenis. Ook het pubiek is bij deze herdenking betrokken. Met de Vereeniging voor den Effectenhandel gaat het
als met zooveel heilzame en nuttige instellingen: het publiek raakt er
aan gewend, en wanneer alles goed geregeld is, vraagt het zich niet
af hoeveel menschen al hun werkkracht en energie geven, om een
dergelijk resultaat te kunnen bereiken. Men weet tegenwoordig nauwelijks meer hoe riskant het bezit van fondsen vroeger was, toen er
nog geen goed georganiseerde corporatie bestond, die opkwam voor
de belangen der fondsenhouders. Men herinnert zich niet meer hoe
moeilijk het was controle uit te oefenen op den commissionnair, toen
er geen eenheid in de noteering bestond, en de prijscourant slechts
vagelijk aanduidde voor welken prijs een fonds verhandeld was. Wat
107

hadden de Nederlandsche effectenbezitters moeten beginnen, wanneer


in den wereldoorlog niet tal van comits waren opgericht, met medewerking van het Bestuur der Vereeniging voor den Effectenhandel, ter
bescherming van de houders van tallooze noodlijdende fondsen en
wanneer niet een hechte organisatie had bestaan, in samenwerking waarmede de Nederlandsche Regeering hare maatregelen had kunnen ontwerpen en tot uitvoering brengen?
En de beursbezoekers zelf? Er zullen onder de tegenwoordige
leden der Vereeniging nog velen zijn, die zich herinneren, hoe
de toestanden ter beurze waren vrdat de Vereeniging haar eigen
lokaliteit in de Beurs van Berlage betrok. En zij die het nog persoonlijk
hebben meegemaakt, zulten het misschien al als een booze droom
beschouwen de volte, het bijna vechtende gedrang, de aanwezigheid
van tal van lieden, die niets met den effectenhandel te maken hadden,
en die het rustig zaken doen onmogelijk maakten ook de leden
der Vereeniging hebben reden tot dankbaarheid.
En wanneer op 17 Mei 1926 de Vereeniging voor den Effectenhandel haar gouden feest viert, zal zoowel van den kant der
Nederlandsche effectenbezitters als door de leden der Vereeniging de
hoop worden gekoesterd, dat zij op den weg dien zij voor vijftig
jaren ingeslagen heeft moge voortgaan, en de wensch worden uitgesproken,
VIVAT, CRESCAT, FLOREAT!

108

B I J L A G E I.

1833.

OPRICHTERS DER NIEUWE HANDEL SOCITEIT.

A. J. M E N D E S
L . R.
A. D E

DA

COSTA.

BISSCHOFFSHEIM.
LA

M. B.

MAR.

G. W.

A. K R O O K V A N

J . S.

F. G .

SOUGET.

M. L. SALZIDO

A. H . B R A K .

N . J.

HARPEN.

BRMMELKAMP.
STEINBACHER.

0 . R.

WALLER.

D. O R O B I O

NUNES.
DE

A. V A N P R A A G .

G. CLAASEN.

M . S.

JOZEF

CANTOR.

JR.

RUBENS.

WESTENDORP.

CASTRO.

HERTZ.

P. A . Z. J A C O B S .

N. VALKENHUIJZEN.

C . B R A K AZN.

M. N. VOERMAN.

J. B R U G G E M E I J E R
S. D E

LA MAR.

JOH.

WERTHEIM.

H. B O O D
S.

JR.

JR.

BHME.

J. M .
JAN
L. H .

1833.

S. M .

COSTER.
TOLEN.

D. L O B A T T O
1. M . D E
S. V A N

DA

COSTA.

MESQUITA.
MINDEN.

J. C. L A V E R G E .
R . I. P .
H.

JUNGIUS.

MULLER.

VAN

DER

LAAN.

GANS.

COMMISSARISSEN DER NIEUWE HANDEL SOCITEIT.

L . R. B I S S C H O F F S H E I M .

A. DE L A

A. H . B R A K .

A. K R O O K V A N

MAR.
HARPEN.

109

1856.

LEDEN V A N HET ALGEMEEN BEURSCOMIT


V O O R PUBLIEKE FONDSEN.

S. A . V A N R A A L T E .
P. A . Z . J A C O B S .

j
(

J. PERK.

Vroeger L i d van het Comit der


Nieuwe rianaei socieieu.

F. G . W A L L E R .
J . B R A S K A M P , President der Sociteit tot Nut des Obligatiehandels.
P. F. M . U Z U R E T , President der Nieuwe Handel Sociteit.
J. W . A I K E M A .
E. V A N G O O R .
D. L . T J E E N K .
G. A. V A N DER VOORT.
L. H . WEETJEN.
G. L. WURFBAIN.

110

LID V A N HET BESTUUR DER


VEREENIGING V O O R DEN EFFECTENHANDEL
WAREN:
A . L . WURFBAIN
A. R. J O L L E S
P. A . L . V A N O G T R O P
H . J . M I D D E N D O R P Jr
Mr. P. A . V A N OOSTERWIJK B R U Y N
D.P.JACOBS
H . W. K E S P E R L . A Z N
P. H . TESTAS
J. L. T E N H A V E FZN
A. C . W E R T H E I M
H. C. VELTMAN JR
J. DEN T E X BONDT
Mr. M . C . V A N H A L L
P. E V E R A R D
Mr. F. S. V A N N I E R O P
T. C O O L
D. O O L G A A R D T J . B Z N
H. J. DE MAREZ OYENS
P. W. S C H O L T E N
H . P. G O E D K O O P
H . W. V A N TIJEN
R. E . HA.TTINK
H. ALBERTS
JHR. W. H . V A N L O O N
A. C . V A N H E E M S K E R C K V E E C . K E N S
J U L E S L . N . DE GIJSELAAR
j j LU DEN

1876-1890
1876-1883
1876-1903
1876-1879
1876-1900
1876-1894
1876-1877
1876-1885
1876-1883
1876-1897
1876-1912
1876-1882
1876-1900
1876-1886
1876-1915
1877-1900
1879-1900
1883 - 1910
1883-1904
1883-1889
1886-1890
1886-1899
1889-1894
1890-1893
1890-1912
1893-1907
April 1894-October 1894
111

J. H . W U S M A N

1894-1920

A. L . G . H . P I C H O T

1894-1918

B. L . G O M P E R T Z

1898-1908

W. G . W E N D E L A A R

1899-1923

D. R A H U S E N

1900-1901

J. STROEVE J.EZN

1901-heden

AD. ROELVINK

1901-1915

FRED. B A S T I A A N S

1901-1916

Mr. H . P . B E R L A G E
M r . M . v. R E G T E R E N

1901-1904
ALTENA

1903-1910

Mr. A . F. V A N H A L L

1904-1913

F. J . M . V A N O G T R O P

1904-heden

C.F.OVERHOFFJR

1907-1908

JB.KALKER
j . F. V A N E S S E N

1908-1912

I 1. J O N A S V A N ' s H E E R A R E N D S K E R K E

,.

TT

n c i nee?

Mr. H . M . R O E L O F S Z
Mr. E . F E N N E M A
D

1910-heden
.

. 1910-heden

1912-1914

B. W. V A N V L O T E N

1912-heden

J.J.DEWAAL
A. D E B I J L L N A C H E N I U S

~
1913-heden

C. V A N O L D E N B O R G H

1914-heden

G.

W.A.

VANLAERJ.CZN

Mr. W. M . J .V A N L U T T E R V E L D
Jhr.

W. H .V A N LOON

Mr. A . F. V A N H A L L
M r . E . FENNEMA
K. L A N S B E R G
G G . D. A. V A N DER WERFF
A

H .VAN WALCHREN

112

1915-heden
l

~ ff

~ f
1918-taJm
9

~
f"
1920-heden

1923-heden

B I J L A G E II.

BESCHERMINGSCOMIT's
OPGERICHT MET MEDEWERKING V A N HET BESTUUR DER
VEREENIGING V O O R DEN EFFECTENHANDEL

Comit van Grieksche fondsenhouders in Nederland. *)


L . D R U K K E R , C . A. V O N H E M E R T , J O S . M E N D E S DA C O S T A ,
H . O Y E N S , P. A. L . V A N O G T R O P , J . RUYS J.Dzn., J . H . WIJSM A N Bzn.

Comit ter handhaving van de rechten der houders van Obligatln


Spanje. *)
J. W. A I K E M A , A. D E H A A N Azn., P. A. L . V A N O G T R O P , J O H .
S. R A P H A E L , I. E . TEIXEIRA D E M A T T O S , A. L . W U R F B A I N .

Comit van houders van Aandeelen en Obligatln Maxwell-LandGrant and Railway Company. *)
P. G . G E R L I N G S , A. A. D E S A L L I N G R E , P. H . Z I E G E L A A R ,
adviseur Mr. W. B I N G E . In 1877 traden nog toe Mr. F. A. V A N H A L L
en V A N L I M B U R C S T I R U M .

Oost-Hongaarsche Spoorwegaandeelen. *)
I. B E R L I N , H . W. K E S P E R L.Azn., Mr. W. M U L D E R , J . H . R O E L O F S Z Jr., S. F. S T E I N B A C H E R .

Missouri Kansas and Texas Spoorweg obligatln. *)


G . A. C R O O C K E W I T , E . F U L D , Mr. F. S. V A N N I E R O P , P. A. L .
VAN

OGTROP,

H . J. DE MAREZ OYENS,

A. C . W E R T H E I M ,

J. H . WIJSMAN Bzn.

1876. Atlantic Mississippi Ohio.


Mr. P. A. V A N O O S T E R W U K BRUIJN, J . C A R P , H . P. G O E D K O O P , H . J . D E M A R E Z O Y E N S , Mr. J . C . D E M A R E Z O Y E N S ,
W . F. PIEK, J A M E S C . PARRISH (Philadelphia).
*) Bestond reeds bij de oprichting der Vereeniging.

113

St. Paul and Pacific.*)


Firma's C H E M E T & W E E T J E N , K E R K H O V E N & Co., L I P P M A N N
R O S E N T H A L & Co., T U T E 1 N N O L T E N I U S

& DE HAAN, WURF-

BAIN & C o . , V O O R H O E V E & Co., Rotterdam, J . C A R P , Utrecht.


Toledo P e o r i a and W a r s a w . *)
Mr. P. A . V A N O O S T E R W I J K

BRUIJN, J . H . B R O E K M A N Jr.,

H . J . D E MAREZ OYENS.
1877.

Denver C o m i t .
J . H . T E N H A V E Fzn., A. R. J O L L E S , W . F. PIEK, A. C . W E R T HEIM.
Comit

van Nederlandsche houders van Obl. Portugal, voort-

vloeiende uit de ten jare 1832 gesloten leening. *)


L . H . W E E T J E N , Mr. J A G . W E R T H E I M , J . A . G . V O O R H O E V E Hzn.,
Rotterdam, A . C . W E R T H E I M .
C o m i t van houders van Mexicaansche couponbewijzen. *)
D. U U T E N B O O G A A R D , L O U I S W O L F F , P. W . S C H O L T E N .
C o m i t van Nederlandsche houders van O b l i g a t l n 8 p C t . Staat
Florida 1870.
Mr. J A C . W E R T H E I M , C . D. W I L L A R D , (Washington).
1878.

C o m i t van houders van O b l i g a t l n ten laste der Republiek Peru.


P. A. L . V A N O G T R O P ,

H . C . V E L T M A N Jr., A . L . W U R F B A I N ,

C . J.' V A N N E L L E S T E Y N , Mr. H . O Y E N S .
1884.

M a x w e l l Land Grant Company.


A. C . W E R T H E I M , A. R O E L V I N K , Mr. S. V A N H O U T E N (den Haag),
J . V O O R H O E V E (Rotterdam), J . C . L O M A N .
Chicago and Atlantic Spoorwegmaatschappij.
H . J . D E M A R E Z O Y E N S , J . L . T E N H A V E Fzn., F . W . PIEK.
Denver Rio Grande Spoorwegmaatschappij.
Mr M . C . V A N H A L L , P. W . S C H O L T E N , H . A . T R O M P , Dr. H .
F. R. H U B R E C H T , Jhr. H . M . H U Y D E C O P E R .
*) Bestond reeds bij de oprichting der Vereeniging.

114

Denver Rio Grande Spoorwegmaatschappij. 7 pCt. Ie Hyp. Obl.


H . J . DE M A R E Z OYENS, H . P. G O E D K O O P , J. H . B R O E K M A N Jr.,
J. M . R O D E N B E R G , H . J . J O L L E S .
New York Ontario and Western Spoorwegmaatschappij.
P. A . L . V A N O G T R O P , A . C . W E R T H E I M , M . W E S T E N D O R P
P. J . L O M A N , Mr. R. V A N REES, H . W. SMITHERS (Engeland).
1885. Florida Central and Western Spoorweg Obligatln.
T. C O O L , Dr. H . F. R. H U B R E C H T , J . M . R O D E N B E R G .
Florida Transit Spoorweg Obligatln.
J . H . B R O E K M A N Jr., J . C . L O M A N , A . R O E L V I N K .
1887. Peninsular Copper Company Ltd.
Mr. H . P . B E R L A G E , J . C . L . H E L D R I N G , Jhr. H . M . H U Y D E C O P E R , H . J . J O L L E S , M . W E S T E N D O R P , H . P. G O E D K O O P , Mr. F.
H . M . V A N L I L A A R , Secr.
Dorrepaalsche Bank der Vorstenlanden.
Mr. M . C . V A N H A L L , P. A . L . V A N O G T R O P , A. L . W U R F B A I N ,
S. P. V A N E E G H E N , C . F E L L I N G E R , B. H E L D R I N G , P. J. L O M A N ,
Mr. A . H . V A N NIEROP, Secr.
Riaschsk-Wiasma en Morschansk-Sysran Spoorwegmaatschappijen.
A. L . W U R F B A I N , H . J . D E M A R E Z O Y E N S , J . W E E T J E N , J A N
KOL, A. ROELVINK.
Missouri Kansas and Texas Rallway Company.
Mr. F. S. V A N NIEROP, P. A . L . V A N O G T R O P , L . C . V A N
H E U K E L O M , H . J . D E M A R E Z OYENS, Mr. R. V A N REES, A . L .
WURFBAIN.
1888. Missouri Kansas and Texas
Branch 6 pCt.

7 pCt. Union Pacific

Southern

Mr. M . C . V A N H A L L , A . C . W E R T H E I M , A . D. D E M A R E Z
O Y E N S , Mr. H . P . B E R L A G E , J . C . L O M A N .
1889. Swedish & Norwegian Rallway Company.
Mr. F. S. V A N N I E R O P , J . L . C L U Y S E N A E R , A . D . D E M A R E Z
O Y E N S , W. F. PIEK, H . C . V E L T M A N Jr., Mr. P. J . C . T E T R O D E .
115

1892. Carenero Railway & Navigation Company Ltd.


Mr. F. S. V A N N I E R O P , Mr. H . P. B E R L A G E , J . F R E D . B A N G E R T ,
W. B O I S S E V A I N , J A N K O L , H . J . D E M A R E Z O Y E N S , Mr. E . J .
E V E R W I J N L A N G E Jr.

Portugal Comit.
P.

A. L . V A N O G T R O P , P. A. D I J K S H O O R N

C.

VAN HALL,

(Rotterdam), Mr. M .

Mr. F. S. V A N N I E R O P , P. W. S C H O L T E N , A.

C . W E R T H E I M , Mr. G . V I S S E R I N G .

Columbia Comit.
H.

C . V E L T M A N Jr., J O A N

H . NACHENIUS,

A. D. D E M A R E Z

O Y E N S , A D . R O E L V I N K , A. C . V A N H E E M S K E R C K V E E C K E N S ,
Mr. G . V I S S E R I N G .

Comit ter bescherming van de rechten van obligatiehouders der


Duinwatermaatschappij.
Mr. M . C . V A N H A L L , J . M . V A N B O S S E , S. P. V A N E E G H E N ,
P. A . L . V A N O G T R O P , H . J . D E M A R E Z O Y E N S , J. C . SWEIJS,
Mr. A. F. K . H A R T O G H .

1893. East Tennessee Virginia & Georgia Southern Railway Company.


A. C . W E R T H E I M , H . J . D E M A R E Z O Y E N S ,

ANDR

HIJMANS,

A. P A L A C H E , Mr. R. V A N REES, Mr. J . L . G U N N I N G .

Circum Etnea Spoorweg. 5 pCt. Subsidin Overdrachtsbewijzen.


Mr. M . C . V A N H A L L ,

A. C . W E R T H E I M ,

D. A . F O C K , Jhr. M r .

C . J . D E N T E X , F. P. M U Y S K E N .

Equitable Hypotheekbank.
H . J . D E M A R E Z O Y E N S , C . G B E L (den Haag), J U L E S L . N . D E
GIJSELAAR, IS. C . J O L L E S , D. R A H U S E N .

Comit ter behartiging van de rechten van belanghebbenden bij


het Union paciflc-Spoorwegsysteem.
P. A. L . V A N O G T R O P , Mr. M . C . V A N H A L L , Mr. H . P. B E R L A G E ,
A. A . H . B O I S S E V A I N , P. A. D I J K S H O O R N (Rotterdam), A. A. H .
B O O N H A R T S I N C K (Arnhem), J O A N H . N A C H E N I U S , H . J . D E
M A R E Z O Y E N S , A. C . W E R T H E I M , Mr. G . VISSERING.

1894. St. Louis and St. Francisco.


JULES

L . N. D E G I J S E L A A R ,

T. C O O L ,

S. A L S B E R G ,

H E E M S K E R K , H . J . W A L L E R , Mr. A L E X H . W E R T H E I M .
116

H. J.

Atlantic and Pacific Railroad Company.


H . C . V E L T M A N Jr., Mr. P. A. V A N O O S T E R W I J K B R U Y N , G . C .
B. D U N L O P , L . G O L D B E R G , J . C . F. K N A P P Jr., H . B E N S M A N .

Lombard Investment Company.


A. C . W E R T H E I M , A. C . V A N H E E M S K E R C K V E E C K E N S , G . C .
M . K O L F F J r . (Rotterdam), P. P. W I E G M A N , F. W. Jb. V A N B E M M E L
W O R T M A N , Mr. E . J . EVERWIJN L A N G E Jr.

Loten Madrid.
Mr. F. S. V A N N I E R O P , Mr. H . P. B E R L A G E , T h . A. J . G I L I S S E N ,
P. D. J A C O B S ,

E . P. V A N M A R K E N , Mr. H . K . W E S T E N D O R P .

Oregon Short Line and Utah Northern.


P. A. L . V A N O G T R O P , Mr. H . P. B E R L A G E , J . H . B R O E K M A N Jr.,
A. A. H . B O O N H A R T S I N C K (Arnhem), D. R A H U S E N , Mr. R.
V A N H E E S , A D . R O E L V I N K , Mr. J . L . G U N N I N G .

Chesapeake Ohio and Southwestern.


A. C . W E R T H E I M , J . C . L O M A N , Mr. J . L U D E N J h r . H . TEIXEIRA
D E M A T T O S , A. C . V A N H E E M S K E R C K V E E C K E N S , Mr. E . J .
E V E R W U N L A N G E Jr.

Oostersche Hypotheekbank.
H . J . D E M A R E Z O Y E N S , G . M . T I T S I N G H , F R E D . BASTIAANS,
J U L E S L . N. D E GJJSELAAR, P. W. S C H O L T E N , M r . J . L . G U N N I N G .

1895. Atchison Topeka & Santa F Algem. Hypoth. Obligatln.


P. A. L . V A N O G T R O P , Mr. M . C . V A N H A L L , A R N O L D J . A .
G I L L I S S E N , J O A N H . N A C H E N I U S , A. D. D E M A R E Z O Y E N S ,
J . C . SWEIJS, Mr. J . L . G U N N I N G , R. B L O E M B E R G E N E Z N .

Atchison Topeka & Santa F 2e Hyp. A en B Obligatln.


A. C . W E R T H E I M , D. A. F O C K , S T E P H A N PIEK, J . G . S T E N E K E R ,
J . H . WIJSMAN H Z N . , Mr. E . J . E V E R W U N L A N G E Jr.

Norfolk and Western Railroad Company.


Mr. F. S. V A N N I E R O P , Mr. M . C . V A N H A L L , Mr. H . P. B E R L A G E ,
J . H . V A N E E G H E N , Dr. H . F. R. H U B R E C H T , Jhr. H . M .
H U Y D E C O P E R , J . L . P I E R S O N , Mr. G . V I S S E R I N G .
117

1896. North-Western and Pacific Hypotheekbank.


A. D. DE M A R E Z O Y E N S , R. E. H A T T I N G H Z N . , J O H . M A R T E N S ,
J O A N H . N A C H E N I U S , B . B E N S M A N , G . C . M . K O L F F Jr. (Rotterdam), J U L E S L . N . D E GIJSELAAR, Mr. E. J . K O R T H A L S A L T E S .
1897. Central Pacific Railroad Company.
H . C . V E L T M A N Jr., J . C . L O M A N , Mr. H . P . B E R L A G E , G . C .
B. D U N L O P , J . H . W U S M A N H Z N . , M r . A. F. V A N H A L L , Secr.
1898. Eerste Siberische Portland Cement Fabriek Kamyschet".
Mr. T H . S T U A R T , G . G O E D K O O P D Z N . , G . C . B . D U N L O P ,
T H E O D O O R GILISSEN, J . MLLER, J . B I E G E L , M r . H . K .
W E S T E N D O R P , Mr. G . H H M A N S .
1899. Kansas City Pittsburg & Gulf Railroad Company.
H . J . D E M A R E Z O Y E N S , M r . H . P . B E R L A G E , R. B L O E M B E R G E N EZN., E . V A N ESSEN, J . D E G O E Y E N Jr., A. C . L A A N E ,
J . H . WIJSMAN H Z N . , Mr. A. F. V A N H A L L .
Kansas City Suburban Belt Railroad Company.
J U L E S L . N . D E GIJSELAAR, R. B L O E M B E R G E N Ezn., E . V A N
ESSEN, J . D E G O E Y E N Jr., T H E O D O O R GILISSEN, H . V A N
K E M P E N , Mr. A. F. V A N H A L L .
Chicago and Grand Trunk Spoorweg MaatschappH.
P. A. L . V A N O G T R O P , J U L E S L . N . D E G U S E L A A R , J . C . L O M A N ,
Mr. J . L U D E N , S. PIEK.
1900. Nederlandsche Zuid Afrikaansche Spoorweg Maatschappij.
P. A . L . V A N O G T R O P , H . C V E L T M A N Jr., J U L E S L . N . D E
GIJSELAAR, Mr. J . L U D E N , A. R O E L V I N K , Mr. A. F. V A N H A L L .
Aandeelen Nederlandsche Zuid Afrikaansche Spoorweg Maatschappij.
Mr F S V A N N I E R O P , D. R A H U S E N , J O A N H . N A C H E N I U S ,
D. W. H . PATIJN, J . C . SWEUS, P . H O F S T E D E D E G R O O T .
1902. Modjokerto: Stoomtram Maatschappij.
Mr. H . P. B E R L A G E , J. S T R O E V E J.Ezn., C . H . UYT D E N B O G A A R D ,
L . C . V A N E N G E L E N B U R G (Nijmegen), M r . J . A. V A N S O N S B E E C K .
118

Stoomvaart Maatschappij Zeeland".


Mr. J. LUDEN, AD. ROELVINK, S. P. VAN EEGHEN, D. W. H .
PATUN, Mr. J. A. VAN SONSBEECK.
1903. Ned. Indische Mijnbouw Maatschappij, Obligatiehouders Comit.
JULES L. N. DE GIJSELAAR, FRED. BASTIAANS, MR. A. F. VAN
HALL, H. VAN KEMPEN, C. F. OVERHOFF Jr., E. EDERSHEIM
Bzn. (den Haag), Mr. J. A. VAN SONSBEECK.
Ned. Indische Mijnbouw Maatschappij, Aandeelhouders Comit.
A. C. VAN HEEMSKERCK VEECKENS, A. L. G. H. PICHOT,
D. W. H. PATIJN, H. J. MEERTENS (den Haag), J. VAN DER TOORN
(den Helder), ALEX VAN BUREN (Rotterdam), H. C. L. WENNING.
Eerste Ned. Electriciteits Maatschappij.
Mr. F. S. VAN NIEROP, J. H. WIJSMAN Hzn., G. M. TITSINGH,
A. B. REINTJES, Mr. A. F. VAN HALL.
Columbia Obligatiehouders Comit.
H. C. VELTMAN Jr., A. C. VAN HEEMSKERK VEECKENS, JOAN
H. NACHENIUS, A. D. DE MAREZ OYENS, W. BOISSEVAIN, Mr. J.
A. VAN SONSBEECK.
1904. N. V. Koelit v/h Brummer & Co.
Mr. A. F. VAN HALL, S. P. VAN EEGHEN, Mr. J. B. ROELVINK,
Mr. M. VAN REGTEREN ALTENA, W. REBEL Jr., Mr. C. E. A.
Baron VAN TILL, Mr. C. FRIKKERS.
1905. Ned. Tramweg Maatschappij.
Mr. F. S. VAN NIEROP, J. M. VOORHOEVE, Mr. J. WOLTMAN,
A. OPPENHEIM, A. VAN BUUREN, Mr. M. VAN REGTEREN ALTENA.
1906. Grieksch Comit.
B. L. GOMPERTZ, Mr. H. J. VAN OGTROP, Mr. A. F. VAN HALL,
Mr. J. A. VAN SONSBEECK.
1907. Ned. Margarine Fabriek te Weenen.
A. C. VAN HEEMSKERCK VEECKENS, H. LAMSVELT, Mr. J. G .
SCHLVINCK, W. C. DE VLAMING, J. H. WIJSMAN Hzn.
119

1908. Underground Electric Railways Company of London Ltd.


H. C. VELTMAN Jr., R. BLOEMBERGEN Ezn., H. DE BOUTER, Mr.
A. F. VAN HALL, H. J. DE LANOY MEYER, S. PIEK, J. J . DE
WAAL, Mr. J . A. VAN SONSBEECK.
Oklahoma Central Railway Company.
AUG. KALFF, JB. KALKER, G. A. W. VAN LANSCHOT, S. F. VAN
OSS, P. J. J. JONAS VAN 's HEER ARENDSKERKE, Mr. J. A.
VAN SONSBEEK.
Chicago & Milwaukee El. Railway Company.
Mr. A. F. VAN HALL, J. F. VAN ESSEN, J. G. GLEICHMAN,
P. G . HUBRECHT, A. OPPENHEIM, H. PORTHEINE TZN, Mr.
J. C. STOOP, Mr. J. A. VAN SONSBEECK.
1911. Southern Iron & Steel Company.
Mr. H. M. ROELOFSZ, L. VAN ESSEN J.CZN., P. G. HUBRECHT,
JB. KALKER, J. J. DE WAAL, Mr. G. HIJMANS.
1912. Companhia Assucareira Parahyba Sergipe.
FRED. BASTIAANS, H. VAN KEMPEN, C. F. OVERHOFF Jr., J.
STROEVE J.EZN., Mr. H . K. WESTENDORP, Mr. J. A. VAN
SONSBEECK.
1914. Chicago Rock Island & Pacific Railway Company.
Mr. A. F. VAN HALL, S. ALSBERG, J. C. F. KNAPP Jr., Dr. W.
W. VAN DER MEULEN, M. MILDERS, Mr. C. SLEESWIJK, J.
STROEVE J.EZN., J. D. SANTILHANO.
International Mercantile Marine Company.
B. W. VAN VLOTEN, Mr. P. HOFSTEDE DE GROOT, H. PORTHEINE TZN., Mr. J. A. VAN SONSBEECK, JAN J. VIERHOUT, J.
WILMINK, J. H . WUSMAN HZN., Mr. J. H . L. BERGSMA.
International Navigation Company.
J. J . DE WAAL, F. HERMAN VAN GIJN, W. MARCELIS, F. J. M.
VAN OGTROP, C. M. VAN RUN, Mr. H . WALLER, Mr. H. K.
WESTENDORP, Mr. G. HUMANS.
1915. Brazil Railway Company.
Mr. F. S. VAN NIEROP, FRED. BASTIAANS, G. W. A. VAN LANSCHOT, P. RIBOURDOUILLE, Jhr. H . TEIXEIRA DE MATTOS,
Mr. C. VERMEER, C. F. OVERHOFF Jr.
120

Western Pacific Railway Company.


A. D E B1JLL N A C H E N I U S , P. J . J . J O N A S V A N 's H E E R A R E N D S K E R K E , C . E. J . D E B O R D E S , Mr. W. M . J . V A N L U T T E R V E L D ,
F. P. M U Y S K E N , A. OFFERS, P H . SANDERS, J . D . S A N T I L H A N O .
Missouri Pacific Railway Company 4 pCt. Obligatln.
Mr. H . M . R O E L O F S Z , C. V A N O L D E N B O R G H , Jhr. Mr. L . H . J .
F. V A N B E V E R V O O R D E N T O T O L D E M E U L E , D. L U T O M I R S K I ,
M . M I L D E R S , D. W. H . P A T H N , J . D. S C H O O N , Mr. G . H H M A N S .
Missouri Pacific Railway Company 5 pCt. Obligatln.
Mr. W. M . J . V A N L U T T E R V E L D , G . W. A . V A N L A E R J . Czn.,
L . R. G R A T A M A , N . L E V E N K A M P , F. P. M U Y S K E N , Mr. U . A .
S C H U L L E R T O T P E U R S U M , J . J. V I E R H O U T , J . D. S A N T I L H A N O .
S. A. Agrlcole & Industrielle d'Egypte.
FRED. BASTIAANS, J . S T R O E V E J . Ezn., A. V A N DER B O O N ,
F. Th. G L E I C H M A N , P. R I B O U R D O U I L L E , Mr. C . J . D E N T E X
B O N D T , Mr. H . W A L L E R , Mr. J . H . L . B E R G S M A .
Mij. voor Hypothecair Crediet Holland Mexico".
P. J . J . J O N A S V A N 's-HEER A R E N D S K E R K E , B. W. V A N V L O T E N ,
G . C . B . D U N L O P , Mr. J . A. H E Y S E , H . J . K N O T T E N B E L T Azn.,
A. C . V A N H E E M S K E R C K V E E C K E N S , J A N J . V I E R H O U T ,
Mr. E. P. D E M O N C H Y .
Missouri Kansas & Texas Railway Company 4 pCt. Ie Hyp. Obl.
B. W. V A N V L O T E N , A. D E BIJLL N A C H E N I U S , C . E. J . DE B O R D E S ,
Jhr. Mr. L . H . J . F. V A N B E V E R V O O R D E N T O T O L D E M E U L E ,
Mr. A. F. V A N H A L L , J . V A N DER K O O Y , A. C . V A N H E E M S K E R C K
V E E C K E N S , Mr. A. S. V A N N I E R O P .
Missouri Kansas & Texas Railway Company 4 pCt. 2e Hyp. Obl.
J. H . WIJSMAN Hzn., J . S T R O E V E J . Ezn., J . K E R K H O V E N , W.
M A R C E L I S , Dr. W. W. V A N D E R M E U L E N , C . W. L U N S I N G H
S C H E U R L E E R , Mr. H . K. W E S T E N D O R P , Mr.J. A. V A N S O N S B E E C K .
1917. Commissie voor de Mexicaansche Staatsschuldregeling.
W. G . W E N D E L A A R , Mr. A . F. V A N H A L L , J h r . W. H . V A N L O O N ,
P. M A Y , F. J . M . V A N O G T R O P , J . S T R O E V E J. Ezn., J. H . W U S M A N
Hzn., Mr. W . C . T h . V A N D E R S C H A L K .
121

1918. Ned. Commissie voor de Russische Fondsen.


W. G . WENDELAAR, Mr. A. F. VAN HALL, J. VAN DER KOOYJr.,
Jhr. W. H . VAN LOON, P. MAY, C. E. TER MEULEN, F. J.
M. VAN OGTROP, J. STROEVE J.EZN., J. H . WUSMAN HZN., Mr.
J. A. VAN SONSBEECK.
1919. Trans-Afrikaansche Spoorweg Maatschappij.
Mr. H. M. ROELOFSZ., C. VAN OLDENBORGH, C. F. OVERHOFFJr.,
G. REINDERS, M. J. N. WAKKIE, Mr. H . WALLER, Mr. H. K.
WESTENDORP, Mr. G. HUMANS.
Commissie voor de Hongaarsche Fondsen.
Mr. A. F. VAN HALL, G.J. ENGELBERTS, C. T. GOEDEWAAGEN,
Mr. H. A. HARTOGH, R. MAY, C E. TER MEULEN, A. MILDERS MZN.,
A. DE BULL NACHENIUS, Mr. H . A. VAN NIEROP, F. W. T.
FURNEE.
1920. Commissie voor de OostenrUksche Fondsen.
Mr. A. F. VAN HALL, G. J. ENGELBERTS, Mr. J. BIERENS DE
HAAN, Mr. H . A. HARTOGH, R. MAY, C. E. TER MEULEN, A.
MILDERS MZN., A. DE BIJLL NACHENIUS, Mr. H. A. VAN NIEROP,
D. ORNSTEIN, Jhr. H . TEIXEIRA DE MATTOS, J. M. TELDERS,
Mr. J. H . L. BERGSMA.
Commissie voor de Italiaansche Fondsen.
P. J- J- JONAS VAN 'S HEER ARENDSKERKE, Mr. J. C DE
BEAUFORT, Mr. H . A. VAN NIEROP, C. VAN OLDENBORGH,
D. RAHUSEN, W. M. SCHEURLEER, J. M. TELDERS, JAN J.
VIERHOUT, Mr. G. HUMANS.
Commissie voor de Bulgaarsche Fondsen. Leeningen 1902, 1904
en 1907.
F. J. M. VAN OGTROP, L. VAN ENGELENBURG JCZN., C. E.
TER MEULEN, Prof. Mr. F. A. MOLSTER.
1922. Vereeniging ter behartiging van de belangen van houders van
7 pCt. 10 jarige Obligatln Tabaks Unie.
G. W. A. VAN LAER J. Czn., F. J. BERNHARD, G. C B.DUNLOP,
K. LANSBERG, G . W. A. VAN LANSCHOT, W. J. M. MARCELIS,
A. L. DE VLAMING, Dr. F. M. J. HOLDERT.
122

Noord Brabantsch-Duitsche Spoorweg Maatschappij.


Mr. A. F. VAN HALL, K. LANSBERG, G . A . W . VAN LANSCHOT,
Mr. A. J. MOLL, A. OFFERS, C . F. OVERHOFF, Mr. J. C . POST,
Mr. W. CNOOP KOOPMANS AJzn.
1923. 1Kon. Holl. Lloyd.
Mr A. F. VAN HALL, F. J . BERNHARD, P. J. J. JONAS VAN
's HEER ARENDSKERKE, J. PH. DE JOSSELIN DE JONG, H. W.
VAN MARLE, A. PIERSON, G . G . D. A. VAN DER WERFF, Mr.
E. P. DE MONCHY.
N. V. W. J. Kalis Wzn. & Co's Bagger MH.
Mr. W. M. J . VAN LUTTERVELD, D. G. J. Baron ?VAN HEEMSTRA, N. LEVENKAMP, A. MILDERS Mzn., MARTIN SANDERS,
A. H. VAN WALCHREN, G . G . D. A. VAN DER WERFF, Mr. E.
J. KORTHALS ALTES Jr.
1924. Ned. Maatschappij voor Scheepvaart Handel en Nijverheid (Furness
Stokvis).
Mr. W. M. J. VAN LUTTERVELD, E. EDERSHEIM Bzn., Mr. H.
T H . GERLINGS, Jhr. Mr. VAN DER GOES VAN NATERS, Mr. T.
M. A. VAN LBEN SELS, A. DE BULL NACHENIUS, JAN J .
VIERHOUT, Mr. IJ- A. SCHULLER TOT PEURSUM.

123

B I J L A G E III.

STATISTISCHE GEGEVENS ONTLEEND AAN DE VERSLAGEN


DER VEREENIGING V O O R DEN EFFECTENHANDEL
BEDIENDEN

JAAR

1876
1877
1878
1879
1880
1881
1882
1883
1884
1885
1886
1887
1888
1889
1890
1891
1892
1893
1894
1895
1896
1897
1898
1899
1900
1901
1902
1903
1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924
1925

465
471
460
469
472
496
520
552
555
541
532
549
565
569
585
561
557
538
525
528
533
534
546
552
581
585
620
618
638
634
643
655
672
655
669
688
720
705
695
698
684
685
703
729
772
776
782
762
743
728

1926

750

124

LEDEN

||

i
\

ss

fj

225
248
296
271
254
237
219
223
225
227
237
225
236
238
233
219
230
223
217
222
227
236
287
336
414
454
497
534
524
543
601
612
599
535
499
387
395
429
444
471
507
492
457426
435
435

124
116
119
143
138
131
135
133
135
183
195
140
165
207
234
283
302
311
275
258
247
263

491

269

G E S C H I L L E N
t
itS
g g

COURANT

<u s
s g>

s B
- g -

e
g>

c
En

^ S

*-

CO . O

-a

C/5

O.JJ

14
26
49
36
33
35
30
24
26
18
15
9
17
14
23
29
22
28
17
32
17
5
13
5
8
15
16
12
25
39
51
23
30
26
26
26
24
23
28
59
37
45
46
38
42
48
31
39
32
31

3
2

5
5
12
8
10
12
13
7
5
7
2
4
9
14
8
16
31
40
17
26
18
16
20
13
14
23
45
24
29
28
24
29
42
23
32
20
10

12
16
33
28
13
12
4

2
10

218
8
27
32
58
39
33
26
36
66
46
86
82
93
57
42
48
75
105
67
76
92
103
94
107
78
78
57
89
89
57
66
85
122
109
100
125
92
110
115
120
106
113
188
170
65
84
82
128

sS

II

11 |I =-! |

3
3
1
2

1
6
5
5
4
1
4
4
3
4
4
1
6
4
6
13
9
4
1
2
1
2
2

-Q

15
11
11
14

5
7
2
4
9
14
9
22
36
45
21
27
22
20
23
17
18
24
51
28
35
41
33
33
48
25
33
22
21

4
8
11
3

6
3
4
6
2
3
3
3
6
2
3
4
6
3
7
5
2
8
9
10
5
5
9
5
6
6
10
10

sl

5
10
9
10
8
9
12
7
17
15
29
26
15
18
13
10
26
41
35
18
41
27
26
26
20
26
28
43
36
21
26
28
33
38
38
35
14
39
51
47
33
23
47
23
36
52
55
181

DE

AANWAS V A N

HET

LEDENAANTAL
IN

Leden.

Leden en
gemachtigde
bedienden.

Gedenkboek V. v. d. E . 1876-1926.

Leden en
gemachtigde
bedienden.

DER VEREENIGING V O O R

PERIODES

VAN

Leden, gemachtigde en
niet-gemachtigde
bedienden.

DEN

EFFECTENHANDEL

TIEN JAAR.

Leden, gemachtigde en
niet-gemachtigde
bedienden.

Leden, gemachtigde en
niet-gemachtigde
bedienden.

LIJST VAN G E R A A D P L E E G D E WERKEN

A. J. van Beek

De Wissel-, Effecten- en Speciehandel, Rotterdam


1873.
Boudewijn
Hoe de Nieuwe Beurs van Amsterdam werd ingewijd.
De Tijd 1845, II.
Mr. Dr. S. van Brakel . . De Hollandsche Handelscompagnien der Zeventiende Eeuw, Den Haag 1908.
Dr. Joh. C. Breen. . . . De juiste Datum der Opening van Amsterdam's
eerste Beursgebouw. Jaarboek Amstelodamum VII
pag. 211 v.v.
Dr. Ludger Brenninkmeyer Die Amsterdamer Effektenbrse, Berlijn 1920.
Dr. H . Brugmans . . . . Amsterdam in de Zeventiende Eeuw, afd. Handel
en Nijverheid.
H. C. Diferee
Studin over de Geschiedenis van den Nederlandschen Handel. Deel II: De Fondsenhandel tijdens de
Republiek, Amsterdam 1908.
R. Ehrenberg
Das Zeitalter der Fugger, I en II, Jena 1896.

Makier, Hosteliers und Brse in Brugge: Zeitschrift


fr das gesammte Handelsrecht XXX.
Dr. Wilhelm Endemann . Studin in der Romanisch-Kanonistischen Wirthschafts- und Rechtslehre I en II, Berlijn 1874.
Fokkens
Beschrijvinge der wijdt-vermaarde koop-stadt Amstelredam, Amsterdam. 1662.
Dr. J. Grossmann . . . . Die Amsterdamer Brse vor 200jahre. Haag 1876.
Le Long
De Koophandel van Amsterdam, 9e druk, Rotterdam 1780.
W. C. Mees
Proeve eener Geschiedenis van het Bankwezen in
Nederland, Rotterdam 1838.
F. C. Meyer
Stedelijke Munten, Generaliteitsmunten, Konst- en
Letterbode 1845 II, 1846 I.
n

125

H. J. van Ogtrop . . . .

Het Reglement voor den Effectenhandel, Proefschrift, Amsterdam 1893.


Jos. de Pinto
Trait de la Circulation et du Crdit, Amsterdam.
1771.
Prof. Dr. N. J. Polak . . Het Noteeringsvraagstuk aan de Amsterdamsche
Effectenbeurs in de eerste helft der 19e eeuw,
Economisch Historisch Jaarboek, deel X, pag. 198 v.v.
Pontanus
Historische Beschrijvinghe der zeer Wijt beroemde
Coop-stadt Amsterdam, vertaald door Montanus,
Amsterdam 1614.
Mr. W. P. Sautijn Kluit . De Amsterdamsche Prijscourantiers in de 17 en
18e Eeuw, Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, Nieuwe Reeks VIII,
pag. 58 v.v.
A. E. Sayous
La Bourse d'Amsterdam au XVIIe Sicle, Revue
de Paris 1900 II, pag. 773 v.v.
P. Scheltema
De Beurs van Amsterdam, Amsterdam 1846.
Dr. M. F. J. Smith . . . Tijd-affaires hl Effecten aan de Amsterdamsche
Beurs, Den Haag 1919.
Th. Stuart.
De Amsterdamsche Makelaardy, Proefschrift, Amsterdam 1879.
Werner Sombart
Die Juden und das Wirtschaftsleben. Leipzig 1911.
Don Joseph de la Vega . Confusion de Confusiones, vertaald en uitgegeven
door Dr. Otto Pringsheim, 1919.
Jaarverslagen Algemeen Beurscomit voor Publieke Fondsen, 18561876.
Jaarverslagen Vereeniging voor den Effectenhandel, 18761926.
Reglementen, Statuten.
Prijscouranten.
e

126

INHOUD

Ter Inleiding
Een woord vooraf
Het Ontstaan van den Geldhandel
De Organisaties in den Amsterdamschen Effectenhandel

. . .

35

De Vereeniging voor den Effectenhandel

89
De Beurshandel
Slotwoord

Bijlage I.
Oprichters der Nieuwe Handel Sociteit
Commissarissen der Nieuwe Handel Sociteit

109
109

Leden van het Algemeen Beurscomit voor Publieke Fondsen 110


Bestuursleden der Vereenigiging voor den Effectenhandel

.111

Bijlage II.
Beschermingscomit's, opgericht met medewerking van het
Bestuur der Vereeniging voor den Effectenhandel .

.113

Bijlage III.
124
Statistieken
Lijst van geraadpleegde Werken
T

1 2 5

127

Inhoud

127

Anda mungkin juga menyukai