VAN
D I T G E D E N K B O E K ; 18761926" W E R D E N IN
OPDRACHT
V A N DE VEREENIG1NG
VOOR
DEN
E F F E C T E N H A N D E L " O P D E P E R S E N V A N DE F I R M A
J. H . DE BUSSY TE A M S T E R D A M
IN DE M A A N D
M E I V A N H E T J A A R 1926 G E D R U K T : 30 E X E M P L A REN
OP
HOLLANDSCH
GESCHEPT
PAPIER V A N
PAPIER,
WAAR-
200 E X E M P L A R E N IN D E N H A N D E L
TEGEN
D E N PRIJS V A N Z E V E N G U L D E N E N V I J F T I G C E N T S .
Interieur van de Effectenbeurs 1913. Bouwwerk van den Ing. Jos. T h . J . Cuypers.
Gedenkboek V. v. d. E. 18761925.
GEDENKBOEK
1876 = 1926
IN O P D R A C H T V A N H E T B E S T U U R
SAMENGESTELD DOOR
D R \ A. W. DE IONGH
U I T G E G E V E N DOOR DE VEREENIGING
T E A M S T E R D A M O P 17 M E I
1926
Het Bestuur van de Vereeniging voor den Effectenhandel gaf mij de vereerende opdracht, het Gedenkboek samen te stellen, dat het ter gelegenheid
van het vijftig-jarig bestaan der Vereeniging het licht wenschte te doen zien.
Bij de uitvoering van deze opdracht heb ik mij laten leiden door de overtuiging, dat een gedenkschrift, door een feestvierende vereeniging uitgegeven,
niet de allures mag hebben van een historisch werk dat aanspraak maakt op
zuiver wetenschappelijke waarde. Om deze reden scheen het mij dan ook het
beste toe, niet in voetnoten, die meestal den loop van het verhaal storend
onderbreken, mijn bronnen te vermelden, doch in plaats daarvan een lijst van de
voornaamste door mij geraadpleegde werken aan deze hoofdstukken toe te voegen.
Bij het beindigen van mijn taak voel ik mij gedrongen mijn oprechten
dank te betuigen aan Prof. Dr. H. Brugmans, mijn hooggeschatten leermeester,
onder wiens auspicin dit werkje geschreven werd, en die de groote bereidwilligheid had het historisch gedeelte met mij door te lezen. Ook ben ik
grooten dank verschuldigd aan Mr.J. van Sonsbeeck, Secretaris der Vereeniging
voor den Effectenhandel, wiens groote vakkennis voor mij van onschatbare
waarde was. Een helper, zonder wiens medewerking ik op tallooze moeilijkheden
zou zijn gestuit vond ik in den Heer Frank Luns, Bibliothecaris der Vereeniging
voor den Effectenhandel, die mij niet alleen in staat stelde ten allen tijde
gebruik te maken van de uitmuntend georganiseerde bibliotheek der Vereeniging,
doch die mij ook bij het ordenen en raadplegen van oude archiefstukken
behulpzaam was, en zich bovendien met de verzorging van het technisch
gedeelte der uitgave belastte.
A. W. DE IONGH.
Amsterdam, Mei 1926.
EEN WOORD V O O R A F
een afzonderlijk houten gebouw aan het Damrak. Maar dat de effectenhoek
reeds in de zeventiende eeuw wel sterk in the public eye" was, blijkt wel
uit de bekende regels van Vondel:
Hier wort Merkuur gedient, geviert, en aangeben.
Met zijnen slangestok, en vleuglen aen de hielen.
Hier zweet het koopmansbrein, gepropt van vrachten, kielen,
Papieren, wisselkansse, en munte, en beurskrackeel,
En winninge en verlies. Elck grijpt naer 't beste deel
In schipbreuk, haverij, verzekert kist en packen,
En berght zijn have en 't lijf op masten, en op wracken.
Zoo is het gebleven tot het einde der achttiende eeuw. Zware slagen
onderging ook de beurs in den Franschen tijd. Maar juist deze bracht ook
iets nieuws, de eerste beurscourant van effecten, de eerste scheiding van den
fondsenhandel van den goederenhandel. In die richting is de ontwikkeling
sedert voortgegaan, al kwam er voorloopig nog geen effectenbeurs. Ook als
de beurs van Hendrick de Keyser zich ten slotte begeeft en er een nieuw
gebouw, van Zocher, aan het Damrak wordt gesticht, blijft de effectenbeurs
zich beperken tot een hoek". Maar de afzonderlijke noteering blijft; ook
worden organisaties gesticht ten behoeve van den fondsenhandel in den toen
gebruikelijken vorm van een sociteit of een maatschappij. Dat was versnippering van krachten, die ten slotte tot eenheid drijft. Omstreeks het midden
der vorige eeuw komt die eenheid dan ook tot stand, al blijkt ten slotte de
organisatie te wenschen over te laten.
Die organisatie is eerst tot stand gekomen, toen in 1876 de Vereeniging
voor den Effectenhandel werd opgericht. Dat was ook een teeken des tijds.
Na 1870 zet zich de economische opbloei van Amsterdam in, die tot den
grooten oorlog in gezonde, regelmatige ontwikkeling zich steeds verder heeft
ontplooid; kort na 1870 vinden wij allerlei nieuwe organen en organisaties
in het Amsterdamsche handelsleven, alle symptomen van gezonden en daardoor aantrekkelijken groei.
Ter gelegenheid van haar gouden feest wil de Vereeniging voor den
Effectenhandel haar gedenkstuk geven. Zij droeg de bewerking daarvan op
aan mej. A . W. de Iongh, die daarvoor door studie en praktijk aangewezen
was. Men verzocht mij het boek van mijn oud-leerling bij het belangstellend
publiek in te leiden. Ik doe dat gaarne, omdat het werk van mej. de Iongh
een historische arbeid is, die op klare, duidelijke wijze ons de ontwikkeling
laat zien van een zoo gewichtig deel van Amsterdams leven als de fondsenhandel de eeuwen door is geweest.
H. BRUGMANS.
Gedenkboek V . v. d. E . 1 8 7 6 - 1 9 2 6 .
HOOFDSTUK I
volmacht bezaten, om naar hun beste weten zaken te doen en die ook
de finantin regelden, om bij hun thuiskomst rekening en verantwoording
aan den koopman af te leggen. Het spreekt vanzelf, dat bij een zoo
eenvoudige wijze van handeldrijven nog geen behoefte bestond aan
hulpmiddelen als crediet-wezen en wisselverkeer, zonder welke onze
tegenwoordige binnen- en buitenlandsche handel niet zon kunnen bestaan. Het eenige hulpmiddel dat men noodig had was de wisselbank, of
tafel, waar achter de wisselaars hun bedrijf uitoefenden. Waar goederenhandel is, moet ook vreemd geld zijn, en de wisselaars wisselden het
vreemde geld tegen de in de stad gangbare muntsoort in, of verstrekten
bedragen in vreemde munt aan den koopman, die elders betalingen
te doen had. Hun tafels hadden al spoedig een vaste plaats, meestal
op een plein in het centrum der stad, waar het verkeer het drukst
was, en waar in vele gevallen ook markt gehouden werd. Dat de
wisselaars een onmisbare factor in de toenmalige handelswereld vormden is gemakkelijk af te leiden uit de enorme verscheidenheid van
munten die men vroeger had. De verwarde toestand van het muntwezen was niet alleen in de Middeleeuwen, maar zelfs nog later, in
de 16 en 17 eeuw, een groote belemmering voor den koophandel.
In verschillende landen waren, vaak onder denzelfden naam, munten
van totaal verschillende waarde in omloop. Het gebied waar een munt
geldig was, was meestal klein. Elke vorst, graaf, elke republiek had
eigen muntrecht. Nog in de 17 eeuw hadden in de Nederlanden de
steden Zwolle, Kampen, Zutphen, Deventer, Nijmegen, Groningen het
eigen muntrecht, terwijl bovendien nog de verschillende gewesten een
duizelingwekkende hoeveelheid eigen munten sloegen. In de in 1780
verschenen druk van Le Long's: De koophandel van Amsterdam, worden
de volgende, toen in Amsterdam gangbare muntsoorten genoemd:
In goud: Nieuwe heele en halve gouden rijders, gouden dukaten.
In zilver: Dncatons van 63 stuivers, drieguldenstukken, daalders
van 30 stuivers, tweeguldensstukken, guldens van 20 stuivers, halve
guldens, heele, halve en kwart rijksdaalders van 50, 25 en 127z stuiver,
heele, halve en kwart Albertrijksdaalders.Goudguldens van 28 stuivers,
die, ongestempeld, slechts voor 26 stuivers werden aangenomen. Halve
en kwart goudguldens, gestempelde schellingen van 6 stuivers, ongestempelde van 57a stuiver, achtstuiverstokken, dubbeltjes, stuiverstukken.
de
de
12
13
ging bezig houden. Het lag voor de hand, dat de wisselaars hiervoor
het meest in aanmerking kwamen. Zij immers waren van oudsher bekend
met het vreemde geld en den handel er in, velen van hen hadden
aanzienlijke kapitalen verzameld en bezaten vaak faktorijen in een groot
aantal plaatsen. Natuurlijk bleven de kooplieden zelf ook wisselbrieven
uitschrijven, maar het leeuwendeel van dit bedrijf kwam toch in handen
der wisselaars, die, naar de tafels of banken waaraan zij eerst hun
primitief bedrijf hadden uitgeoefend, ook bankiers genoemd werden.
Naarmate hun zaken zich uitbreidden, lieten zij hun oorspronkelijk bedrijf,
het wisselen van vreemd geld, aan de kleine wisselaars over, en legden
zich geheel op het bankiersvak toe. Zij namen deposito's van kooplieden
aan, belastten zich met betalingen per giro en gebruikten in vele gevallen
de hun toevertrouwde gelden ook voor goederenhandel. De bankier
ontving soms provisie voor het bewaren en gereedhouden der gedeponeerde som, meestal betaalde hij echter iets, hoewel een vaste regel
in dit opzicht niet bestond.
Wanneer het geval zich voordeed, dat een koopman in een stad
waar hij niet over een deposito beschikken kon, een betaling te doen
had, behoefde hij zich slechts tot een der groote wisselaars of bankierskantoren te wenden. Men betaalde voor een wisselbrief natuurlijk iets
meer dan de som waarop hij luidde, maar men spaarde de transportkosten en het risico dat het geld op reis verloren zou gaan, was sterk
verminderd. Wat men voor den wisselbrief betalen moest was afhankelijk
van het crediet, dat de verkooper genoot, en van den afstand tusschen
de twee plaatsen in kwestie. De kerkelijke doctrine had vastgesteld
dat geld geen vrucht dragen kon, rente trekken van geld was niet
geoorloofd, wisselzaken echter werden getolereerd, daar men de winst,
die de trekker nam, beschouwen kon als vergoeding van transportkosten en als arbeidsloon van den wisselaar.
Steeds uitgebreider werd de handel in deze wisselbrieven. Het
ligt voor de hand dat hij zich concentreerde op het plein waar de
wisselaars, nu meestal bankiers genaamd, hun standplaatsen hadden,
en waar de kooplieden geregeld, meestal zelfs dagelijks, te vinden
waren. Men kocht en verkocht, de koersen varieerden, niet alleen naar
het vertrouwen dat de verkooper genoot, maar ook naar den politieken
toestand van den dag, daar men wel. degelijk rekening diende te houden
14
de
eeuw het
geval. Zooals vanzelf spreekt vond men deze beurzen bij de kantoren
der wisselaars en bankiers, waar men dagelijks bijeen kwam om geldzaken
af te sluiten. In de Italiaansche steden bevond zich op het voornaamste
plein van de stad meestal een openbare zuilengaanderij, een zoogenaamde
loggia, en daar was het dat de groote bankiers, door de gaanderij beschut
tegen weer en wind, hun kantoren hielden, terwijl de tafels der minder
aanzienlijke wisselaars eenvoudig in de open lucht op het plein zelf
stonden. In Florence had tegen het einde der 15
de
eeuw de Mercato
kooplieden
waren, die door hun wijdvertakten handel het zoo gemakkelijk betaalmiddel
16
de
') Descrittione di tutti i Paesi Bassi, altrimenti detti Germania inferiore, druk 1581, pg. 99.
17
Burse*' hun faktorij gevestigd, hetgeen ten gevolge had, dat op het
plein van gelijken naam de Italianen, die in Brugge hun zaken hadden,
geregeld bijeen kwamen. Brugge onderscheidde zich namelijk van
andere handelssteden hierdoor, dat er niet een bepaald plein was,
waar alle kooplieden te zamen kwamen, doch dat men naar nationaliteiten
op verschillende plaatsen bijeen kwam. Wanneer men nu geldzaken
te doen had, wissels te koopen of te verkoopen, dan begaf men zich
naar het plein de Burse", waar de Italianen samen kwamen, die
zich voornamelijk met deze soort van zaken bezig hielden. De Brugsche
kooplieden brachten deze benaming naar andere steden over en toen
de goederenhandel zich er in den loop der tijden meer en meer toe
ging leenen op dezelfde wijze gedreven te worden als de wisselhandel,
kreeg ook de plaats van samenkomst der goederenhandelaars den naam
beurs '. Nog heden ten dage draagt een plein in het centrum der
oude handelsstad Dordrecht, waar nog steeds weekmarkt gehouden
wordt, in den volksmond den naam de beurs", hoewel het officieel
onder een geheel anderen naam bekend staat.
Antwerpen, dat, toen Brugge zijn beteekenis als wereldmarkt begon
te verliezen, in eenige tientallen jaren de belangrijkste koopstad van
de Nederlanden werd, zag het eerst de noodzakelijkheid van een
officieele plaats van samenkomst der kooplieden in. In het jaar 1531
besloot het tot de stichting van een publieke beurs, waar de kooplieden van alle nationaliteiten bijeen zouden kunnen komen, teneinde
handelszaken af te sluiten. Op deze beurs werd niet alleen in wissels,
maar ook steeds meer in goederen handel gedreven, in het bijzonder
in specerijen. Er was reeds een hevige speculatie, vooral in peper. De
koning van Portugal, die het monopolie voor dezen handel bezat,
verkocht de peper aan groote maatschappijen, die de prijzen in Antwerpen
reguleerden. De prijs van de peper had grooten invloed op de prijzen
der andere goederen. Dit alles klinkt zeer modern; dat men zich
echter nog steeds in de Middeleeuwen bevond blijkt wel uit het feit
dat vele kooplieden zich van geheimzinnige astrologische systemen
bedienden, waarmee men uit den stand der sterren het prijsverloop
der goederen vooruit kon bepalen.
Als bouwwerk is de Antwerpsche beurs het klassieke voorbeeld
van tallooze andere beursgebouwen geweest. Het bestond, naar het
18
voorbeeld dat de Italiaansche steden leverden, uit een ruim plein, omgvefl
door een zuilengaanderij en nog tot op onzen tijd houdt men zich bij
het bouwen van nieuwe beurzen aan dit principe.
Naar het voorbeeld van Antwerpen werd in Londen in 1566 een
beurs gesticht, the Royal Exchange genoemd, terwijl in Nederduitschland
in de voornaamste steden van dien tijd, namelijk in Keulen, Hamburg,
Lbeck en Bremen, respectievelijk in 1553, 1558, 1605 en 1614 beurzen
tot stand kwamen.
de
de
19
zouden zoo weinig mogelijk kosten berekend worden. Voor het bij haar
gedeponeerde geld gaf de bank een crediet op haar boeken. Een aanwijzing op zulk een crediet noemde men bankgeld. Dit circuleerde als
baar geld en deed meestal van 35 pCt. agio boven het gewone kasgeld,
daar bekend was, dat de bank slechts munten van allereerste zwaarte
en gehalte aannam, zoodat men nooit de kans liep voor bankgeld minderwaardige specie te ontvangen. In het jaar 1693 deed het bankgeld zelfs
12 en 13 pCt. agio boven het kasgeld, doordat er zeer veel zoogenaamde
kwade schellingen" in omloop waren, die in plaats van 6 stuivers
slechts 5'/2 stuiver waard waren.
Deze wisselbank, die de aanzienlijkste was van de vier te dien
tijde in Europa, namelijk in Amsterdam, Hamburg, Veneti en Neurenberg
bestaande banken, heeft aan den Amsterdamschen handel onschatbare
diensten bewezen. Zij bezorgde de meeste betalingen der Amsterdamsche
kooplieden onderling per giro, en werd de stapelplaats van het goud
en zilver, dat uit Amerika via Spanje Europa binnenvloeide. Amsterdam
dreef met alle landen van Europa een levendigen handel in deze
edele metalen, hetgeen weer tengevolge had, dat de stad aan het Y
op den duur het centrum werd van den Europeeschen wisselhandel.
Doch dat de stad dit niet alleen aan haar wisselbank te danken had,
maar vooral ook aan de groote rijkdommen, die de ondernemingslust
en de vlijt harer handeldrijvende bewoners er deden samenstroomen,
spreekt vanzelf.
20
uit de
Vroedschap werd in 1607 belast met het kiezen van een geschikt
terrein, en het keuren van de ontwerpen van het gebouw, en het
resultaat van haar bemoeiingen was, dat in April 1608 de grondslagen
gelegd werden voor de beroemde Oude Beurs, die onder groote
belangstelling op 1 Augustus 1611, niet 1613 zooals men algemeen
aannam, omdat een gedenksteen zulks vermeldde, geopend werd.
Het was een gebouw, waarop de Amsterdammers met recht trotsch
mochten zijn. Het verhief zich aan het Rokin, ten Zuiden van den
Vijgendam, werd gedragen door vijf bogen, een groote in het midden,
twee kleinere aan weerszijden, en had een toren waarin zich een
klokkenspel bevond. Rond het middenplein stonden 42 pilaren, terwijl
het geheele gebouw ongeveer honderd meter lang en ruim zestig meter
breed was. In een hoek van de gaanderij was een zwart marmeren
steen ingemetseld, met het volgende inschrift:
Door Godes zegen is tot gerief der
Coopluyden dese Borse gesticht anno
CIDIDCVIII den XXIX Meye den eersten
steen geleyt en den eersten Augusti
CI3I0CXIII de eerste vergaderinge geweest".
21
plaats te zamen. Het spreekt vanzelf, dat zij zich zoo dicht mogelijk
bij den waterkant ophielden, en Fokkens vertelt in zijn beschrijving
van Amsterdam dan ook het volgende:
De Nieuwe Brugh is de eerste van de Waterkant. Boven op de
Brugh staat een Huys, dat al gebout is in 1560. Bezyden is een Galdery,
daar men uytzicht heeft na 't Y en alle de schepen. Op deze Brugh
ist alle Avonden vol Schippers en Kooplieden en Reders, die van haar
uytredinge, koophandel en 't bevrachten van Schepen spreken". En
iets verder:
By en op deze Brugge ziet men alle Dage by duyzenden van
Zeevarende-lieden, Bootsgezellen, Stierlieden, en Schippers, hier krielt
het altyd van Neptunis' bende zoo vol, dat men der naulix kan deurkomen : men ziet hier van allerhande slagh van volk uyt alle gewesten
der Werelt met de Schepen herwaards komende: By deze Brugh is nu
int Jaer 1661 gemaekt een Schippers Beurs of Wandelplaats, redelyk
groot, ter zyden met een Galdery met Pilaren, daar men onder voor
den regen kan schuilen."
gelooven wanneer hij vertelt, dat men ter beurze Moor met Noorman"
kon zien handeldrijven.
Om onder dit heterogeen publiek de orde te handhaven en een
geregelden gang van zaken mogelijk te maken, was zeker geen gemakkelijke
taak. In 1592, toen er nog op de Nieuwe Brug en in de Oude Kerk
beurs gehouden werd, had het stadsbestuur reeds verschillende keuren
uitgevaardigd die bepalingen betreffende den beurstijd en de maatregelen
van orde bevatten. Daarbij was, om slechts het voornaamste te noemen,
o.a. het volgende vastgesteld:
De beurstijd was bepaald op 's morgens van elf tot twaalf uur. In
de maanden Mei, Juni, Juli en Augustus werd bovendien nog 's avonds
beurs gehouden van half zeven tot half acht Om de orde op de beurs
te handhaven, was een beursknecht aangesteld, wiens taak het was bij
het eindigen van de beurs een clocxken" te luiden. Beursbezoekers, die
na dit gelui de beurs nog niet verlaten hadden, moesten een boete
van zes stuivers betalen, die den beursknecht ten goede kwam. Verder
moest deze toezien, dat onder beurstijd zich geen bedelaars of kinderen
om te spelen" op het beursplein ophielden, en dat niemand goederen
over de beurs vervoerde, waardoor den kooplieden overlast zou
kunnen worden aangedaan. Onder beurstijd moest de knecht op verschillende plaatsen de uren omroepen, waarop boden of koeriers naar
andere plaatsen vertrokken, opdat de bezoekers eventueele brieven
zouden kunnen meegeven. Tenslotte en dat was zeker niet het
lichtste deel van zijn taak had de beursknecht er voor te zorgen,
dat het onder de bezoekers zelve ordelijk en vreedzaam toeging, dat
men niet eenigh geweer" tegen iemand trok of met elkander handgemeen raakte. Op het overtreden van al deze bepalingen stonden
boeten, die grootendeels den beursknecht ten goede kwamen. Of deze
eenvoudige man echter voldoende overwicht bezat om altijd strubbelingen
te voorkomen, staat zeer te bezien.
Toen het beursgebouw eenmaal in gebruik was genomen, werden deze
bepalingen voortdurend uitgebreid. Zoo werd het in 1621 zelfs noodig
geoordeeld het kijven en schelden op de beurs te verbieden. Ook de
beurstijd werd nog vele malen veranderd, en de boeten op het te laat
ontruimen der beurs werden verzwaard. In 1645 werd hij, die na half
een nog op de beurs werd aangetroffen, veroordeeld tot een boete van
24
Gedenkboek V. v. d. E . 18761926.
26
de
27
28
officieel als waarde der actin was gefixeerd. Het was mogelijk met
meerdere personen samen een actie te bezitten.
Aanvankelijk bedienden de effectenspekulanten aan de Amsterdamsche beurs zich uitsluitend van dit weinig gevarieerde en weinig
beweeglijke materiaal.
Hoewel obligaties aan toonder en ook aandeelen aan toonder in
de Nederlanden niet onbekend waren, hield de O. I. C , waarschijnlijk
met de bedoeling het spekuleeren zooveel mogelijk te remmen, krampachtig vast aan de aandeelen op naam, die slechts door overschrijving
in het actinboek der Compagnie in andere handen konden overgaan.
Het resultaat van deze politiek was echter, dat men er ter beurze meer
en meer toe overging slechts de verschillen te verrekenen, zoodat de
spekulatie eerder in de hand gewerkt dan bemoeilijkt werd. Bovendien
droegen de enorme koersschommelingen, waaraan de actin onderhevig
waren er in sterke mate toe bij, van dit fonds een geliefd spekulatieobject te maken. Er heerschte nooit zekerheid omtrent de toestanden
in Indi, men wist nooit of de schepen veilig het vaderland zouden
bereiken, en het was geen zeldzaamheid, dat een enkel gerucht een
koersdaling of stijging van 30 pCt. of meer tengevolge had.
Evenals tegenwoordig hielden zich zeer uiteenloopende kategorien
van menschen met den handel in actin bezig. Daar waren ten eerste
de groote kapitalisten, die actin kochten als geldbelegging en zich
weinig aan de koersveranderingen stoorden. Zij verschenen niet zelf
op de beurs, doch gaven hun orders aan makelaars op. Ook vele
voorname kooplieden kwamen niet zelf ter beurze, anderen echter, die
de actin niet alleen als geldbelegging kochten, doch tevens in de hoop
van eventueele koersschommelingen te profiteeren, mengden zich persoonlijk in het gewoel, en sloten zaken met elkaar af buiten de makelaars
om, teneinde de courtage uit te sparen. Tenslotte waren er de spekulanten,
wier eenig doel was invloed uit te oefenen op den koers der actin.
Hoewel het spekuleeren a la hause in een stad die haar rijkdom
aan den goederenhandel dankt misschien meer voor de hand ligt, had
zich toch aan de Amsterdamsche beurs al spoedig een hevige spekulatie
in actin a la baisse ontwikkeld, die zich in haar strijd tegen de hausse
van de verwerpelijkste middelen bediende. De beurs was in twee
vijandelijke legerkampen verdeeld en het gold voor hoogverraad wanneer
29
30
31
papieren weer tot op hun vroegeren stand konden stijgen. Zoo was
voor het eerst de Amsterdamsche beurs de thermometer der Europeesche politiek" en omgekeerd wijzigde de stemming ter beurze zich
naar den politieken toestand van het oogenblik. Van dien tijd af kende
men in Europa de gevolgen, die de handel in geldswaardig papier
hebben kon, en sindsdien bleef de beurs steeds een voorname factor
in de buitenlandsche politiek der verschillende staten.
Ondanks het feit, dat de effectenhandel in Amsterdam zeer zeker
niet in belangrijkheid voor den goederenhandel onderdeed, is er eerst
heel laat behoefte gevoeld aan een meer speciaal voor dezen tak van
handel geschikte reglementeering. Dat deel van de beursbezoekers, dat
zich met den handel in actin, obligatin en staatspapieren bezig hield,
had zich natuurlijk te houden aan dezelfde politie-voorschriften en
ordemaatregelen als de gewone goederenkooplieden. Ook voor de
effectenmakelaars golden dezelfde bepalingen, die voor de goederenmakelaars van kracht waren. Maar dat was dan ook alles. Het ontbrak
geheel aan eenig reglement, waaraan men zich bij het afsluiten van
zaken kon houden. Terwijl sinds het jaar 1613 van stadswege een
officieele prijscourant van waren en wissels werd uitgegeven, bestond
iets dergelijks op het gebied van den. effectenhandel niet.
Er kan om twee redenen behoefte bestaan aan beursnoteeringen;
hetzij dat men omtrent de verschillende prijzen en koersen ingelicht
wil zijn, hetzij dat men dengeen, wien men een opdracht gegeven
heeft, controteeren wil. Daar men in de 17 en 18 eeuw vaak
persoonlijk zaken deed, of ze anders door een makelaar liet afsluiten, die
vanzelf door beide partijen gecontroleerd werd, was er weinig behoefte
aan een officieele contrle-noteering. Informatiekoersen waren natuurlijk
altijd noodig, maar deze werden niet officieel verstrekt, waarsclujalljk
gaven verschillende firma's ze aan hun clinten. Pas toen meer en
meer zaken door commissionnairs werden afgesloten, had men de
noteering ter controle van noode.
Toen John Law met zijn Mississippi-Compagnie het voorbeeld gaf
tot de stichting van tallooze dergelijke compagnien, in de groote
Bubbelorkaan", zooals Le Long dat tijdperk noemde, deed de behoefte
aan een prijscourant zich gevoelen. Vr dien tijd immers was het aantal
fondsen niet zoo groot geweest, dat een dergelijke behoefte zou bestaan
de
de
33
34
H O O F D S T U K II
Op het einde van de 18 eeuw werden aan de eens zoo roemrijke Republiek der Vereenigde Nederlanden slagen toegebracht, die zij
nooit meer geheel teboven zou komen. De vierde Engelsche Oorlog
vernietigde haar handel en haar prestige in Europa zoo goed als geheel.
En wat haar nog restte aan kracht werd verbruikt in den strijd om de
macht tusschen patriotten en prinsgezinden, die in 1787 bijna het
karakter van een burgeroorlog aannam.
Het spreekt vanzelf, dat ook de fondsenhandel sterk van den
treurigen economischen toestand te lijden had. De West-Indische
Compagnie, die gedurende de laatste helft van de 18 eeuw een
kwijnend bestaan had geleid, werd in 1791 opgeheven. De OostIndische Compagnie wist zich evenmin te handhaven. Sinds den noodlottigen oorlog met Engeland was de koers harer actin sterk gedaald
en in 1790 overtroffen haar schulden het bedrag harer bezittingen met
80 miljoen gulden. In 1798 werd de Compagnie opgeheven. De Bataafsche
Republiek heeft later haar schulden overgenomen.
Het is niet te verwonderen dat, toen de eens zoo machtige
Compagnien het zelfs op moesten geven, tallooze kleinere, nog niet
lang geleden opgerichte ondernemingen te gronde gingen. Daardoor
verdween een groot aantal fondsen van de Amsterdamsche effectenmarkt,
terwijl bovendien de handel in Engelsche waarden door den oorlog
met Engeland elke beteekenis verloor. De spekulanten in actin moesten
een groot deel van hun object missen, en het is dan ook goed te
begrijpen, dat zij een ander terrein van werkzaamheid gingen zoeken.
de
de
35
36
keurig was. Vooral in latere jaren gaf zij veel aanleiding tot grove
misbruiken. De te groote spanning der koersen stelde den opdrachtgever niet in staat, na te gaan, of de commissionnair inderdaad een
post tegen den koers dien hij berekende, had afgesloten. Toch schijnt
gedurende de jaren van herstel na het Napoleontische tijdperk de
toestand van den fondsenhandel in zooverre gunstig geweest te zijn,
dat men van de in zwang zijnde wijze van noteeren niet al te zeer
misbruik maakte. Eerst in de dertiger jaren deden zich verschijnselen
voor, waaruit blijkt, dat de ruime spanningen van het noteeringssysteem niet langer toestonden de noodzakelijke controle uit te oefenen,
en dat het verlangen opgekomen was, daarin verandering te brengen.
Het
i) Zie Bijlage I.
38
Gedenkboek V. v. d. E
18761926.
bezitten, dat den naam draagt van Committ der Handel Sociteit".
Dit comit neemt den last op zich, alle handelsgeschillen tusschen
de leden onderling, voortkomende uit ter beurze of in de sociteit
afgesloten transacties, te beslissen. De beslissing van het comit, door
beide partijen ingeroepen, is voor hen bindend, op verbeurdverklaring
van hun lidmaatschap. Het comit zal op gedane aanvraag uitspraak
doen over al hetgeen men verstaat onder beursstijl". Haar uitspraak
over de leverbaarheid van eenig effect zal bindend zijn voor de leden
der Handel Sociteit. Wanneer van een nieuwe emissie de leverbare
stukken nog niet voorhanden zijn, zal het comit de condities regelen
waarop transacties zullen kunnen geschieden.
De Nieuwe Handel Sociteit, aldus georganiseerd en in het
bezit van eigen lokaliteiten, was dus gereed al haar krachten aan het
bevorderen van den fondsenhandel te wijden. In 1841 schijnt de
kwestie van de dubbele prijsnoteering weer meer de aandacht getrokken
te hebben. Uit het hierboven reeds genoemde rapport blijkt, dat de
noteering met ruime spanning, die de Sociteit tot Nut des Obligatiehandels samenstelde, weinig practisch nut meer had. Men bediende
zich voor controle meestal van de nauwkeuriger opgaven der Nieuwe
Handel Sociteit. Een eerste poging om tot eenheid van noteering te
geraken, ging dan ook uit van Beurszigt". Commissarissen deden
op 7 October 1841 het voorstel aan het bestuur der Nieuwe Handel
Sociteit, voortaan bij het samenstellen van de prijscourant den
middenweg te kiezen tusschen de beide tot nu toe gebruikelijke
methoden. Zij stelden voor de variatin met een achtste hoger en
lager, en dan wel met inbegrip van Vie te noteeren." Wanneer een
fonds bijvoorbeeld verhandeld is voor 54 /ie, zal men noteeren
3
547i6 a 54 /ie.
5
43
handels samengewerkt. De tweede Fransche omwenteling, de Februarirevolutie van 1848 bracht ook in ons land heftigen schrik teweeg. De
besturen van de Sociteit tot Nut des Obligatiehandels en de Nieuwe
Handel Sociteit richtten op 28 Februari 1848 een oproep in de
couranten tot alle beursbezoekers in publieke fondsen, om zich in het
welbegrepen belang van het algemeen" gedurende twee dagen van allen
handel in fondsen finaal te willen onthouden, en den aanstaanden
rescontre van 1 Maart tot op 13 Maart te willen verschuiven. De beurs
bleef tot 6 Maart gesloten, hetgeen echter niet verhinderen kon, dat een
groot aantal faillissementen voor kwam en dat ook de Nederlandsche
staatsfondsen van 54 pCt. tot 34 pCt. daalden.
O p dezen crisistijd volgde een periode van rust, zoodat de beurs
zich weer van de haar toegebrachte slagen herstellen kon.
Hoewel Amsterdam het voorrecht genoot twee vereenigingen te
bezitten, die de belangen van den fondsenhandel behartigden, kan
men toch niet spreken van een eigenlijke organisatie van dezen tak
van handel. Daar de noteering van Beurszigt elk praktisch nut
verloren had, had deze vereeniging weinig reden van bestaan meer.
Maar het grootste bezwaar was, dat een officieel lichaam ontbrak, dat den
Amsterdamschen fondsenhandel naar buiten kon vertegenwoordigen.
In October van het jaar 1856 echter werden pogingen in het
werk gesteld, om aan dezen toestand een einde te maken. Allereerst
verscheen een oproep in de couranten, onderteekend door de besturen
der beide Sociteiten, alsmede door het Committ der Nieuwe Handel
Sociteit," waarbij alle gepatenteerde kooplieden, commissionnairs en
makelaars in publieke fondsen werden uitgenoodigd tot een vergadering
op 2 October 1856. Het resultaat van die vergadering, waaraan meer dan
200 personen deelnamen, was de benoeming van een commissie van
twaalf handelaren in effecten, die een algemeen comit zouden vormen,
dat waken zou over den effectenhandel en over de belangen der
fondsenhouders. Dit lichaam droeg den naam: Algemeen Beurscomit
voor Publieke Fondsen. Het bestuur was samengesteld uit leden
van de Sociteit tot Nut des Obligatiehandels en de Nieuwe
Handel Sociteit, zoodat deze vereenigingen nauw contact met elkander
behielden.
46
toen later, zoo als wij zullen zien, de beide Vereenigingen door
toedoen van het Algemeen Beurscomit tot een fusie gebracht waren,
liet men na de verhouding tusschen het Algemeen Beurscomit en
de door die fusie ontstane corporatie voldoende te regelen, zoodat
ook toen van eenig juridisch gezag van het wetgevend lichaam geen
sprake was.
Het Reglement voor den Handel in Publieke Fondsen, waarvan
in het reglement voor het Beurscomit sprake is, werd in een algemeene
vergadering van belanghebbenden op 23 December 1856 goedgekeurd,
en trad op 1 Januari 1857 in werking. Het behelsde bepalingen omtrent
contante affaires, affaires in nog niet uitgegeven fondsen, tijdaffaires,
premieaffaires, en omtrent beleening en prolongatie. Verder treft men
daarin een regeling aan van affaires waarbij een der partijen nalatig
blijft en eenige algemeene bepalingen, terwijl een afzonderlijke rubriek
gewijd was aan den handel in recepissen.
In dit Reglement bracht het Beurscomit in 1873 eenige veranderingen aan. Overigens bleet het in hoofdtrekken van kracht, totdat
het bij de stichting van de Vereeniging voor den Effectenhandel in 1876
nogmaals grondig herzien werd en als nieuw reglement werd vastgesteld.
Een taak, die het Algemeen Beurscomit op zich genomen had,
was het brengen van orde en regelmaat in den fondsenhandel. Het
bestaan van twee afzonderlijke organisaties, de Nieuwe Handel Sociteit
en de Sociteit tot Nut des Obligatiehandels, was een groot bezwaar,
en de eerste belangrijke daad van het Beurscomit, waarop het in
zijn eerste jaarverslag terecht met voldoening wijst, was het tot stand
brengen van een fusie tusschen die twee Sociteiten. De nieuwe
Vereeniging droeg den naam: Effecten-Sociteit, opgerigt door het
Algemeen Beurscomit, en kwam op 2 April 1857 tot stand. Alle leden
moesten het Reglement voor den handel in Publieke Fondsen onderteekenen, en naar het eerste jaarverslag van het Comit mededeelt,
waren dit genoegzaam alle Handelaars, Makelaars en Commissionnairs
in Effecten".
Tengevolge van de stichting der nieuwe Vereeniging werden de
Sociteit tot Nut des Obligatiehandels en de Nieuwe Handel Sociteit
op 1 Mei 1857 ontbonden.
49
hetzij
op
eigen
naam, of als
leden
eener firma in
Amsterdam gevestigd.
2. Zonen of procuratiehouders van leden, ten hunnen kantore werkzaam.
Ieder lid betaalt een entre van fis. 20. en een jaarlijksche
contributie van fis. 30..
Ieder lid is verplicht mede te werken tot een juiste en nauwkeurige samenstelling der dagelijksche prijscourant, hetzij ter beurze,
hetzij in de sociteit. Indien een lid in gebreke blijft aan zijn in de
sociteit of ter beurze aangegane verplichtingen te voldoen, zal hem
dadelijk door het bestuur zijn lidmaatschap ontnomen worden. Bij
schikking met zijn crediteuren zal hij, op voordracht of met toestemming
zijner crediteuren die leden der sociteit zijn, door het bestuur zonder
ballotage in zijn lidmaatschap kunnen worden hersteld.
Alle in de sociteit afgesloten affaires zijn even verbindend alsof zij
ter beurze waren gedaan. De patroon is aansprakelijk voor de handelingen
van zijn zoon of procuratiehouder, ten zijnen kantore werkzaam.
In hoofdzaken komt deze Wet" overeen met de Statuten der
vroegere Nieuwe Handel Sociteit. Het entre en de contributie was
verhoogd, maar bedroeg toch nog niet voldoende om een waarborg
te bieden voor de kapitaalkrachtigheid der leden.
50
De voornaamste taak der Effecten Sociteit was zeker de samenstelling der prijscourant, volgens het in haar Wet vermelde reglement.
Uit dit reglement blijkt, dat het bestuur der Sociteit de prijscourant
dagelijks om 2 A uur in een vergadering van leden der sociteit
samenstelde. De prijscourant bevatte den hoogsten, den laagsten en
den gebleven prijs, alsmede den koers van het geld op beleening en
prolongatie. De verschillende prijzen werden ter beurze door daartoe
aangestelde personen, guides, opgeteekend, terwijl de leden ter vergadering nadere opgaven konden doen, mits die opgaven berustten op
affaires die door henzelf of van hunnentwege bewerkstelligd waren, of
vergezeld gingen van opgave van den naam van verkooper en kooper.
Alleen prijzen a contant werden ter noteering aangenomen, terwijl
een afzonderlijke rubriek in de prijscourant werd opgenomen voor
fondsen, die meerendeels op rescontre verhandeld werden.
Wanneer blijkt, dat iemand een hoogeren prijs besteed heeft, dan
waarvoor hij op hetzelfde oogenblik kon koopen, of omgekeerd bij
verkoop, dan zal die prijs niet worden genoteerd.
Geen andere affaires komen bij de noteering in aanmerking dan
die, welke op de daartoe bestemde plaats (hoek) gesloten zijn, eenerzijds
door leden der Sociteit, hun associs, of van hunnentwege door
hun bedienden.
Om IV2 uur beginnen de guides met hun voorloopige aanteekeningen, die ze om 2 A uur beindigen. Als slotprijs geldt de
koers, door het bestuur om 2 A uur opgenomen.
De noteering geschiedt met fracties van minstens Vs pCt. voor
fondsen boven pari, en van V16 pCt. voor fondsen beneden pari.
Bij geschillen omtrent de noteering of in gevallen waarin bij het
reglement niet is voorzien, beslist het bestuur der Effecten Sociteit.
Zoodra de prijscourant is vastgesteld en door een bestuurslid
is onderteekend, kunnen er geen veranderingen meer in worden aangebracht. Van de definitieve prijscourant wordt een afschrift ter
plaatsing aan een of meer dagbladen gezonden.
Eindelijk was dan het doel bereikt, waarnaar de beide oude
Sociteiten vergeefs gestreefd hadden er kwam eenheid in de
koersnoteering. Van 1 Mei 1857 af zag een prijscourant der effecten
het licht, die volgens dit reglement werd samengesteld.
3
51
senhandel zich tot vollen bloei zou kunnen ontwikkelen. Het zou
echter nog tot 1903 duren, eer deze beide wenschen in vervulling
zouden gaan.
De commissie, belast met het nemen van de noodzakelijke maatregelen had in September 1870 een ontwerp der Statuten voor de op
te richten vereeniging gereed. Men dacht zich de organisatie als volgt:
Het doel der Vereeniging is, op een daartoe nader te bepalen
plaats en onder later vast te stellen bepalingen handel te drijven in
effecten, en alle handelingen te verrichten die daarmede verbonden
zijn, als het opmaken van noteeringen, het houden van publieke veilingen van fondsen enz.
Alle gepatenteerde handelaren, makelaars en commissionnairs in
publieke fondsen, benevens bankiers, kunnen zich als lid der Vereeniging aanmelden. Is de Vereeniging eenmaal geconstitueerd, dan moeten
zij, die het lidmaatschap wenschen te verkrijgen, aan de volgende
voorwaarden voldoen:
1. Zij moeten bewijzen, dat zij den leeftijd van 23 jaar bereikt hebben,
of meerderjarig zijn verklaard.
2. Op eigen naam of als lid eener firma in den handel in fondsen
in Amsterdam gevestigd zijn.
3. Driejaren op een effectenkantoor te Amsterdam werkzaam geweest zijn.
4. Als lid voorgesteld worden door vijf stemhebbende leden der
Vereeniging.
Wanneer men deze voorwaarden vergelijkt met die, welke indertijd
de Effecten Sociteit aan haar leden stelde, blijkt wel, dat de eischen
nu heel wat strenger waren. De voorwaarde, dat men drie jaar op een
effectenkantoor werkzaam geweest moest zijn, was nieuw, en hierdoor
voorkwam men, dat personen, die in het geheel geen vakkennis bezaten,
zich met den fondsenhandel bezig hielden.
De leden werden verdeeld in stemhebbende en niet stemhebbende.
De eersten betaalden een jaarlijksche contributie van fis. 75.. Leden,
deel uitmakende van een firma, waarvan reeds een deelgenoot fis. 75.
betaalt, zouden jaarlijks slechts fis. 50.- te betalen hebben. Ook de
contributie zou dus hooger zijn, dan bij de Effecten Sociteit het geval
was geweest. Van een waarborgsom was echter nog geen sprake.
Uit de stemhebbende leden werden de bestuursleden gekozen. De
56
niet stemhebbende leden betaalden een contributie van fis. 25.. Zij
hebben alle rechten der leden, behalve het stemrecht, en kunnen geen
deel uitmaken van het bestuur.
De leden zijn verplicht zich te onderwerpen aan de uitspraken van
het bestuur. Bij verzet daartegen kan hun door het Bestuur het lidmaatschap ontnomen worden. Elk lid is aansprakelijk voor de handelingen
zijner bedienden, aan wie op hun verzoek toegangsbewijzen a fis. 10.
worden uitgereikt.
Geen lid der Vereeniging mag buiten deze op publieke of besloten plaatsen handel in effecten drijven. Door deze bepaling werd
het dus onmogelijk gemaakt, dat een lid der vereeniging met niet-leden
zaken afsloot. Een dergelijke maatregel ware ten tijde der Effecten
Sociteit nog niet mogelijk geweest.
Personen buiten de stad woonachtig, kunnen op voorstel van een
der leden door het Bestuur voor n dag gentroduceerd worden.
Het bestuur bestaat uit 15 leden, en wordt met volstrekte meerderheid
van stemmen gekozen. De voorzitter wordt door de vergadering aangewezen. Een Secretaris, aangesteld door het bestuur, en door de vereeniging gesalarieerd, staat het bestuur ten dienste.
Het bestuur verdeelt zich in commissies:
1. voor de noteering der fondsen,
2. voor het onderzoek der fondsen, welke tot de noteering toegelaten
zullen worden,
3. voor het huishoudelijk beheer en de geldmiddelen,
4. voor geschillen tusschen de leden, en voor de toelating van candidaten,
en verdere commissies, voor zoover zulks noodig zal zijn.
Het bestuur vertegenwoordigt de vereeniging in al haar handelingen,
en oefent al haar rechten uit. Het waakt voor de belangen der Nederlandsche Fondsenhouders, het handhaaft de reglementen, het beslist
in geschillen den handel betreffende, het reikt verklaringen uit, omtrent
bestaande usantin, het houdt toezicht op de lokalen en het gebouw
en benoemt dienstdoend personeel.
Er zullen afzonderlijke bepalingen worden uitgevaardigd omtrent
het lokaal, den handel, de prijscourant en de noteering en omtrent
de bevoegdheden van het bestuur.
Hoewel de vereeniging, waarvoor deze statuten gedacht waren, in
57
1870 niet tot stand gekomen is, vinden wij toch de principes, waarop
later de Vereeniging voor den Effectenhandel gebaseerd zou zijn, reeds
duidelijk aangegeven. Controle, zoo nog niet van de credietwaardigheid,
dan toch van de vakkennis der leden, en het verbod van handeldrijven
met niet-leden waren middelen om onbetrouwbare en niet vakkundige
personen uit te sluiten, en een zoo groot mogelijke zekerheid in den
fondsenhandel in het leven te roepen.
Terwijl in 1871 de kansen op het bouwen van een effectenbeurs
zeer gering waren, vernam het Beurscomit in Februari 1872, dat
bij B . en W. een plan tot het bouwen eener nieuwe beurs in behandeling was, en dat aan de Kamer van Koophandel om advies was gevraagd.
Verder kwam het echter weer niet, totdat in 1873 de effectenhandelaren
de zaak zelf ter hand namen. Veertien leden der Effecten Sociteit
deden het voorstel, een commissie te benoemen, belast met het onderzoek naar de wenschelijkheid eener fusie van het Algemeen Beurscomit en het bestuur der Effecten Sociteit. Deze commissie werd
inderdaad in een algemeene vergadering van 24 April 1873 benoemd,
en bracht op 3 Juli rapport over haar onderzoek uit. Een commissie
uit het Beurscomit onderzocht dit rapport en bracht er advies over
uit. Het Beurscomit kwam echter na rijpe overweging tot het besluit,
dat aangezien de bepalingen, vervat in het rapport van 3 Juli 1873
als onuitvoerbaar zijn aan te merken, en zij overigens, bij het ontbreken
van de middelen om die te handhaven, het voorgestelde doel niet
zouden doen bereiken, het oprigten eener handelsvereeniging, op de
grondslagen, in genoemd rapport aangegeven, ongeraden is te achten."
Dit besluit werd aan het Bestuur der Effecten Sociteit medegedeeld,
hetgeen de bijeenroeping van een algemeene vergadering ten gevolge
had, waarin de wenschelijkheid werd uitgesproken te komen tot de
oprichting van een Vereeniging van Effectenhandelaars" en waarin
het Bestuur gemachtigd werd, met het Beurscomit in overleg te treden,
teneinde de grondslagen voor zulk een vereeniging te ontwerpen. Een
gecombineerde vergadering van het Bestuur der Sociteit, het Beurscomit en de Commissie van 24 April 1873 volgde op 23 April 1874,
waar men na langdurige discussie tot het besluit kwam, het Beurscomit te verzoeken, het plan nog eens in beraad te nemen. In de
eerstvolgende zitting van het Comit verklaarde de meerderheid der
58
aanwezige leden, het oprichten eener Vereeniging voor den Effectenhandel" in beginsel goed te keuren.
Een commissie, bestaande uit leden van het Beurscomit, van het
Bestuur der Effecten Sociteit en van de Commissie van 24 April 1873
werd belast met het ontwerpen der statuten der op te richten vereeniging. Deze Commissie bestond uit de Heeren: P. H . Testas,
P. A . L . van Ogtrop, en A . L . Wurfbain als leden van het Beurscomit, H . J . Middendorp Jr. en H . Franco Mendes als Bestuursleden
der Effecten Sociteit, en A . C . Wertheim, H . j . de Marez Oyens
en H . C . Veltman Jr. als leden der Commissie van April 1873.
Voorzitter was de Heer L . H . Weetjen, president van het Algemeen
Beurscomit.
In het jaarverslag over 1874 van het Algemeen Beurscomit waarin
de zoo juist medegedeelde bijzonderheden voorkomen, wordt er op
gewezen, dat de pogingen om bedoelde vereeniging op te richten verband hielden met den inderdaad niet langer houdbaren toestand, waarin
ter beurze van Amsterdam de effectenhandel verkeerde. Algemeen
achtte men een algeheele hervorming, een organisatie van reorganisatie kon, meende men, geen sprake zijn, hoogst noodzakelijk, en
na het mislukken van de plannen betreffende den bouw van een nieuw
beurslokaal voor den effectenhandel, moest op andere wijze gehandeld
worden, wilde men zich eens verheugen in de verwezenlijking van een
reeds zoo lang gekoesterden wensch. Er hadden zich op 29 en 30 Juli
1874 op de beurs tooneelen afgespeeld, waarbij men de hulp der
politie had moeten inroepen en waar de commissarissen der groote
Koopmansbeurs machteloos tegenover stonden. Het werd hoog tijd,
dat hierin verandering kwam en dat voorkomen werd, dat de fondsenhandel geheel in discrediet geraakte.
Nadat de hiervoor genoemde commissie de zaak behandeld had,
werden door een sub-commissie in overleg met een rechtsgeleerde de
statuten der vereeniging ontworpen, die door een gecombineerde vergadering van het beurscomit het bestuur der Effecten Sociteit en de
Commissie van 24 April 1873 werden goedgekeurd.
59
H O O F D S T U K III
DE VEREENIGING V O O R DEN E F F E C T E N H A N D E L
Alle bestaande bepalingen, gemaakt door het Algemeen Beurscomit voor Publieke Fondsen te Amsterdam, worden beschouwd,
alsof zij van de Vereeniging zijn uitgegaan, en blijven als zoodanig
bestaan, totdat zij door haar gewijzigd, vervangen of ingetrokken zijn.
De Prijscourant der Effecten wordt dagelijks door het Bestuur
opgemaakt, volgens een nader vast te stellen reglement. Een exemplaar
der Prijscourant is dagelijks kosteloos ter beschikking van elk lid
der Vereeniging.
Geschillen tusschen de leden, hun bedrijf betreffende, worden
beslist door een Commissie uit het Bestuur.
Deze eenvoudige statuten zijn in den loop der jaren vaak veranderd,
ten einde te komen tot een zoo volmaakt mogelijke inwendige organisatie
van de Vereeniging.
Toen de statuten in hun primitieven vorm op 5 Juni 1876
koninklijk waren goedgekeurd, ving het Bestuur der jonge Vereeniging
aan met de verdeeling der werkzaamheden. Drie leden, onder wie
de voorzitter, werden als Dagelijksch Bestuur belast met de behandeling
der loopende zaken. Ter bevordering van een geregelden gang van
zaken werden vier commissin ingesteld, te weten:
1. de huishoudelijke commissie,
2. de commissie voor de noteering,
3. de commissie voor de fondsen,
4. de commissie voor de geschillen.
De nieuwe toestand, geschapen door de ontbinding der Effecten
Sociteit, de altreding van het Algemeen Beurscomit en de vervanging
van deze twee lichamen door de Vereeniging voor den Effectenhandel,
vereischte nieuwe bepalingen en voorschriften voor dien handel. Het
ontwerpen van een algemeen reglement was dus de eerste taak van
het Bestuur, en bij de vervulling van deze taak, moest zoowel op
bestaande usantin als op de eischen van den nieuwen tijd gelet
worden. Met veel, dat oud of verouderd was, moest gebroken, het
goede van vroeger moest gehandhaafd, en waar het noodig bleek met
de veranderde begrippen in overeenstemming gebracht, bovendien
moest veel, wat tot dusverre ontbroken had, ingevoerd worden. Een
commissie uit het Bestuur, voorgelicht door Mr. M. J. Pijnappel,
62
stelde een ontwerp reglement samen, dat, na in vele bestuursvergaderingen onderzocht te zijn, op de algemeene vergaderingen van 18 en
27 December 1876 en van 4 Januari 1877 aan de goedkeuring der
leden werd onderworpen en aangenomen werd. De essentiele deelen van
dit Reglement zijn zoo goed doordacht, dat daarin in den loop der
vijftig jaren nagenoeg geene wijzigingen van belang zijn aangebracht.
Op dezelfde wijze kwam een reglement voor de noteering en een
huishoudelijk reglement tot stand.
Het zou te ver voeren, het reglement voor den Effectenhandel,
dat op 1 Maart 1877 in werking trad, met al de in latere jaren aangebrachte wijzigingen te bespreken en wij zullen volstaan met, evenals
bij de statuten, enkele veranderingen, aangebracht in de verschillende
voornaamste bepalingen, na te gaan.
Bij de algemeene bepalingen werd de levering van contant verkochte fondsen bepaald op uiterlijk den vierden dag na dien, waarop
de affaire is gesloten, des voormiddags tusschen negen en twaalf uur,
of, wanneer de vierde dag geen beursdag is, op den daarop volgenden
beursdag. Verdere bepalingen omtrent het leveren van fondsen, omtrent nota's en kennisgevingen en het leveren voor of aan derden en
omtrent het berekenen van rente volgden. De maand werd op 30,
het jaar op 360 dagen gefixeerd.
Het reglement bevatte verder bepalingen omtrent den handel in
recepissen, in aandeelen van Maatschappijen en in inschrijving op de
grootboeken der Nederlandsche Schuld en coupons. Verder omtrent
tijdaffaires (eveneens in aandeelen Nederlandsche Handel-Maatschappij)
premieaffaires, beleening en prolongatie, terwijl bovendien de wijze
van handelen werd voorgeschreven bij nalatigheid van een der partijen.
Na het vaststellen van het reglement was het ontwerpen van de
prijscourant aan de orde. Men was van oordeel, dat de wijze waarop
tot dusverre de koersen gepubliceerd werden, niet bestendigd kon
worden. Het onofficieele gedeelte, dat dus onder de handteekening
van het Bestuur der Effecten Sociteit placht te verschijnen, en dat
algemeen met den naam de omnibus" werd aangeduid, kwam te
vervallen. Het recht van drukken, uitgeven en verspreiden der prijscourant behield de Ver. zich voor. De eerste uitoefening dier rechten
63
resten en wordt door s lands regering zoowel als door buitenlandsche regeringen als de eenige vertegenwoordigster van die
belangen en regten erkend; de financile transactin ter beurze
geschieden overeenkomstig de reglementen door haar vastgesteld;
de prijscourant der fondsen het officile document, wordt door
het vereenigingsbestuur opgemaakt en dient, ook buiten de
vereeniging, overal waar het noodig is, tot rigtsnoer. In een
woord: zonder de vereeniging zou de regelmatige effectenhandel
niet denkbaar zijnP
Deze uiteenzetting spreekt voor zichzelf. Men kan de positie van
de Vereeniging in den Amsterdamschen fondsenhandel niet duidelijker
doen uitkomen, dan haar bestuur het in dit adres doet.
Het rapport van genoemde commissie verscheen in 1880 en nadat
het langdurig besproken was, leidde het tot het besluit, een nieuw
onderzoek door B. & W. te doen instellen. Pas in 1881 kwamen uit
dit onderzoek nieuwe voorstellen voort, en de Vereeniging hoopte
eindelijk een gebouw te zullen verkrijgen, waarin zij haar zetel zou
hebben, op eene wijze, alleszins waardig den rang dien zij inneemt,
als vertegenwoordigende een der belangrijkste takken van den handel
en in overeenstemming met haar toenemend aanzien, tengevolge van
haar betrekkingen met het buitenland."
Intusschen was de Vereeniging eigenares geworden van een
gebouw in de Warmoesstraat. Men was uitgegaan van het denkbeeld
dat, ingeval de kwestie van den bouw eener nieuwe beurs opgelost
mocht worden in dien zin, dat de bestaande beurs zou worden vergroot
naar den kant van de Papenbrug, een nieuw vereenigingslokaal er dan
direct mee in verbinding te brengen zou zijn. Ter voorziening in de
kosten werd een 4 pCt. leening a pari, groot fis. 86.000. onder de leden
geplaatst. In afwachting van het tijdstip, waarop het gebouw in de Warmoesstraat zijn bestemming zou krijgen, werd het voorloopig verhuurd.
In 1882 werd het lokaal der Vereeniging weder tot 1 Mei 1885
ingehuurd, met dien verstande, dat de Vereeniging zich het recht
voorbehield, de huur van het lokaal tusschentijds op te zeggen, indien,
tengevolge van den in den Gemeenteraad in principe goedgekeurden
beursbouw, haar zetel naar het gekochte perceel in de Warmoesstraat
moest worden verplaatst.
y
66
A . L . Wurf bain
Eerste Voorzitter van de Vereeniging
(1876-1890).
P. A . L . van Ogtrop
Tweede Voorzitter van de Vereeniging
(1890- 1903).
Gedenkboek V . v. d. E. 18761926.
67
68
wensch in vervulling zou zien gaan, die zij sedert lang had gekoesterd
en vaak uitgesproken had.
Daar men het wenschelijk vond, dat de zetel der Vereeniging
in het nieuwe beursgebouw ondergebracht zou worden, onderhandelde
het Bestuur hierover met B . en W., en kwam het met den architect
tot overeenstemming betreffende de plannen voor de diverse lokalen,
die de Vereeniging voor leden en Bestuur noodig zou hebben. O p
de jaarlijksche Algemeene Vergadering van 21 April 1897 werd de
overeenkomst, die men met de Cemeente over het huren van de in
te nemen ruimte zou moeten aangaan, grondig besproken, waarna men
de volgende motie aannam:
De vergadering keurt goed, dat behalve het in gebruik nemen
van de afgesloten ruimte op de nieuwe beurs, waarvoor een som van
fis. 5.000. per jaar aan de Gemeente Amsterdam zal betaald worden,
bovendien met deze Gemeente een overeenkomst zal worden aangegaan,
om de lokaliteiten, noodig voor de inrichting van de Vereeniging voor
den Effectenhandel in het nieuwe beursgebouw te huren voor eene
som van fis. 7.000. per jaar, gedurende tien achtereenvolgende jaren,
met een recht van optie tot verlenging van den duur op gelijke voorwaarden, voor tweemaal vijf jaren."
Naarmate het tijdstip naderde, waarop de nieuwe beurs in gebruik
zou worden genomen, en een geheel nieuwe toestand voor de Vereeniging zou intreden, bleek een herziening van de statuten, vooral
van de voorwaarden van lidmaatschap, noodzakelijk te zijn. In 1903
werden dan ook vele veranderingen aangebracht, waarvan de belangrijkste volgen:
Het lidmaatschap werd, behalve voor handelaars, commissionnairs
en makelaars in effecten en bankiers, te Amsterdam het effectenbedrijf uitoefenende, bovendien opengesteld voor Naamlooze Vennootschappen, welke, te Amsterdam gevestigd zijnde, aldaar een der genoemde bedrijven uitoefenen, mits haar bestuurders eveneens lid zijn,
of tegelijk met haar het lidmaatschap aanvragen.
In dat jaar werden tevens verschillende voorwaarden van lidmaatschap toegevoegd, waarvan de voornaamste was, dat de leden ten
minste twee jaar in het effectenbedrijf moesten zijn werkzaam geweest.
Dit gold echter niet voor hen, die zich met een lid associeerden, of
70
Gedenkboek V. v d. E . 18761926.
zij bleken toch zeer bruikbaar, en in menig opzicht beter, dan die in
de Warmoesstraat geweest waren.
Het gebouw in de Warmoesstraat werd in publieke veiling verkocht.
In hetzelfde jaar werd een gewijzigd Reglement voor den Effectenhandel in gebruik genomen, waarin de gewichtige bepaling werd opgenomen,
Gedenkboek V . v. d. E . 18761926.
voldoen, en de onderhandelingen afbrak. Zoo ontstond de z.g. provinciale kwestie," die in 1904 heel wat stof opwierp. Een aantal Amsterdamschefirma'srichtte in dat jaar een adres tot de leden der Vereeniging
voor den Effectenhandel, waarin zij den wensch uitspraken, zoo gauw
mogelijk tot een overeenkomst met den Bond voor den Geld- en Effectenhandel in de Provincie te komen, daar er plannen in voorbereiding
waren tot oprichting van een Haagsche effectenbeurs en een provinciaal
clearing house. Mochten deze plannen slagen, dan zou aan de Amsterdamsche Beurs een zoo belangrijk deel der orders onttrokken kunnen
worden, dat de belangen der leden van de Vereeniging voor den
Effectenhandel er ernstig door zouden worden geschaad. De bovenbedoeldefirma'swaren van meening, dat men in de provincie geld noch
moeite zou sparen, om, indien men met Amsterdam niet tot een overeenkomst zou geraken, zijn eigen weg te gaan. Zij stelden voor, dat
de algemeene Vergadering het besluit zou nemen, aan het Bestuur op
te dragen, met den provincialen Bond de onderhandelingen te heropenen over een te sluiten overeenkomst op de volgende grondslagen:
1. Beide Vereenigingen verbinden zich, over en weer te bepalen, dat
hunne leden tot de minimum provisie, bedoeld voor effectenhandelaren, alleen zullen mogen bedienen de effectenhandelaren, die
aangesloten zijn bij de contracteerende vereenigingen; alle anderen
zullen te dien aanzien als particulieren worden beschouwd.
2. Beide Vereenigingen verbinden zich, hunne leden te verbieden
met elkanders leden te handelen op gunstiger voorwaarden dan in
de desbetreffende regeling zijn voorgeschreven.
3. Beide Vereenigingen zullen in gemeenschappelijk overleg een uniform
tarief vaststellen, voor de aan particulieren te berekenen provisie.
4. Als grondslagen der te voeren onderhandelingen betreffende het
door de Provinciale Vereeniging vast te stellen tarief, zullen dienen
de provisin, waaromtrent door het Bestuur der Provinciale Vereeniging reeds met het Dagelijksch Bestuur der Vereeniging voor
den Effectenhandel was overeengekomen.
Het Bestuur der Vereeniging voor den Effectenhandel achtte dit
voorstel echter niet aanbevelenswaardig, en stelde er het volgende
plan voor in de plaats:
De leden der Vereeniging zullen gehouden zijn, het z.g. /i6 pCt.
3
73
74
W . G . Wendelaar.
Vierde Voorzitter van de Vereeniging
(19121923).
Eere-Lid 1923.
H . C . Veltman Jr.
Derde Voorzitter van de Vereeniging
(19031912).
Gedenkboek V v. d. E 18761926.
verbeteringen
afgedragen.
een
1913
Vereeniging tot
met
stand,
1876-1926
voor dezelfde transactin voorschreef. Hunne leden mochten het gereduceerde minimum tarief uitsluitend in rekening brengen aan personen,
niet leden hunner vereenigingen, te Amsterdam in de inkomstenbelasting
aangeslagen, en woonachtig ter plaatse waar bedoelde leden hun bedrijf
uitoefenen. De Amsterdamsche Vereeniging verbond zich verder van
elke tariefwijziging minstens zes maanden voor de inwerkingtreding aan
de beide andere Vereenigingen kennis te geven.
Het jaar 1914 zag opnieuw eenige statutenwijzigingen ontstaan.
Bij het lidmaatschap liet men de voorwaarde, dat het effectenvak het
hoofdbedrijf van den candidaat moest zijn en dat hij zijn hoofdzetel
te Amsterdam moest hebben, vervallen. Terwijl men aanvankelijk door
tien leden voor het lidmaatschap werd voorgesteld, werd dit aantal in
dit jaar op 20 gebracht.
Luttele maanden nadat de Vereeniging haar eigen gebouw betrokken
had, werd aan de gunstige vooruitzichten van den aanvang van het
jaar 1914 een einde gemaakt door het uitbreken van den grooten
wereldoorlog, en zag de Vereeniging niet alleen de veiligheid harer leden
in gevaar, maar zelfs haar eigen hechte organisatie met ondergang bedreigd.
Toen na de oorlogsverklaring van Oostenrijk aan Servi een wereldoorlog niet meer te voorkomen scheen, en tengevolge daarvan de beurs
met een debacle bedreigd werd, werd in een vergadering, waarin mede
de waarnemende President van De Nederlandsche Bank, de President
der Nederlandsche Handel Maatschappij, en de Voorzitter van de Kamer
van Koophandel tegenwoordig waren, het besluit genomen, op 29 Juli
de beurs gesloten te houden en te trachten een syndicaat te vormen
voor 50 millioen gulden, dat ter beurze als geldgever zou optreden.
Daar men er echter niet in slaagde dit bedrag bijeen te krijgen, werd
ook op 30 Juli de beurs nog gesloten gehouden. In een algemeene
Vergadering op 31 Juli in de groote beurszaal, werd besloten om de
Effectenbeurs ook op 1 Augustus gesloten te houden en haar niet te
openen, alvorens de algemeene Vergadering daartoe zou hebben besloten. Het besluit der Vereeniging voor den Effectenhandel werd van
den kant der bankiers die zich voor onbepaalden tijd de mogelijkheid
zagen ontgaan, prolongatie gelden terug te vorderen, ernstig gecritizeerd
en deze critiek leidde tot de oprichting der zoogenaamde Prolongatie
Vereeniging.
81
84
H O O F D S T U K IV
DE BEURSHANDEL
en van den bediende, die daartoe geautorizeerd is. Men geeft den
persoon, tot wien men zich gewend heeft, dan een opdracht, waarvan het
karakter afhankelijk is van de wijze, waarop men zijn plan ten uitvoer
gebracht wenscht te zien. Deze opdrachten kunnen de volgende zijn:
1. De ongelimiteerde opdracht, waarbij de persoon die de order uitvoert geheel vrij, en niet aan eenigen prijs gebonden is. Het gevolg
daarvan is, dat men verwacht, dat de opdracht in elk geval zal worden
uitgevoerd. De uitdrukking bestens", die bij deze orders vaak
gebezigd wordt, duidt aan, dat aangenomen wordt, dat de tusschenpersoon het in hem gestelde vertrouwen niet zal misbruiken en de
order op een voor zijn clint zoo gunstig mogelijke wijze ten uitvoer brengen zal. Het goede der ongelimiteerde opdracht is, dat
men, indien er affaires in het fonds worden gedaan, vrij groote
zekerheid heeft van de uitvoering er van.
2. De gelimiteerde opdracht. Hierbij geeft de clint de uiterste prijzen
aan, die de commissionnair mag besteden, dat wil zeggen een prijs
waarboven hij bij inkoop niet gaan mag en een prijs, lager dan welke
hij niet verkoopen moet. Kan de commissionnair echter gunstiger
koopen of verkoopen, dan doet hij dit volgens een stilzwijgende
overeenkomst.
Deze uit alle oorden des lands samengekomen orders moeten dus
tot uitvoering komen. Het is noodzakelijk, dat degeen, die de opdracht
heeft een bepaald fonds te koopen, weet, bij wien hij zich deze stukken
verschaffen kan, en waar deze persoon ter beurze naar alle waarschijnlijkheid aan te treffen zal zijn. Evenzoo moet hij die een order tot verkoop
heeft, weten waar hij de meeste kans heeft een kooper voor zijn fonds
aan te treffen. Tot dat doel is de groote zaal in het Beursgebouw van de
Vereeniging voor den Effectenhandel verdeeld in een aantal denkbeeldige
vakken, de zoogenaamde hoeken, elk bestemd voor een bepaalde groep
van fondsen of voor een enkel fonds, wanneer dit belangrijk genoeg
is. Deze hoeken zijn gegroepeerd naar het land van herkomst der
fondsen die er verhandeld worden, of ook wel naar den aard der waarden.
Zoo treft men de meeste Amerikaansche waarden links van den ingang
aan, en de verschillende buitenlandsche staatsleningen bij de sociteit,
terwijl rondom de guidebank, die in het midden van de zaal opgesteld
is, en waar de koersopgaven der afgesloten affaires geschieden, aan den
86
Gedenkboek V. v. d. E . 18761926.
5. De keur, en wel:
a. keur in koopers keuze,
b. keur in verkoopers keuze.
1. Levering.
De affaire op levering verschilt in zoover van de eenvoudige
contante affaire, dat de stukken uiterlijk op den 2 1
dag na het
afsluiten der transactie moeten worden geleverd en betaald. Verder
wordt dit soort zaken mondeling afgesloten, doch door den verkooper
op den dag na den verkoop schriftelijk aan den kooper bevestigd
volgens door de Vereeniging voorgeschreven formulier. De kooper
teekent een pasrand van deze kennisgeving als recu, dat tevens als
bewijs van de gedane affaire dient.
Wanneer de verkooper voor den laatsten dag wenscht te leveren
moet hij in het lokaal der Vereening voor twee uur zijn voornemen
aan den kooper te knnen geven.
sten
stukken niet geleverd wenscht te zien, slechts het bedrag van zijn
premie verliest. Voor den verkooper, die de premie ontvangt, is
het risico natuurlijk onbeperkt.
b. Bij premie-affaires te ontvangen" verbindt zich evenzoo de
kooper, tegen genot eener premie, tot in ontvangstneming van
zekere fondsen. De betaling van de premie geschiedt op den volgenden beursdag, tegen uitreiking van het bewijs van verbintenis.
De premie-affaire heeft dus ten doel het risico van den premiegever te beperken tot de som, welke hij als premie betaalt. Bij de
premie-affaire te leveren" verzekert de kooper, die een koersstijging
van een bepaald fonds verwacht, zich tegen de schade, die hij bij
een eventueele daling zou kunnen lijden. Is het fonds in kwestie op
den bepaalden vervaldag nog niet in prijs gestegen, of zelfs gedaald,
dan behoeft hij de stukken niet te ontvangen, en verliest dus slechts
zijn premie. Is het fonds echter intusschen in prijs gestegen, dan
laat hij zich de stukken leveren, en verdient het verschil tusschen
den vooraf bepaalden koopprijs en de tegenwoordige waarde der fondsen,
verminderd met het bedrag dat hij als premie betaald heeft.
Bij de premie-affaire te ontvangen" verkoopt de premiegever
een [fonds tegen een overeengekomen prijs, onder voorbehoud, dat
hij de stukken niet behoeft te leveren, wanneer de koers intusschen
niet gedaald, of zelfs gestegen is. Aan deze transactie ligt dus een
spekulatie a la baisse ten grondslag, evenals de premie-affaire te
leveren" op een spekulatie a la hausse berust.
De levering en ontvangst geschiedt bij premie-affaires bij opvraging of aanzegging op den laatsten dag van den bepaalden termijn, op
den daarop volgenden beursdag, Binnen den bepaalden termijn uiterlijk
vier dagen daarna. Bij niet opvraging. of aanzegging zijn de bewijzen
van verbintenis op den laatsten dag van den termijn om half drie
zonder waarde en verbeurt de premie-gever de door hem als premie
betaalde som.
Het bedrag dat men als premie heeft te betalen is afhankelijk
van den duur der affaire en van de soliditeit van het fonds in kwestie.
Een combinatie van de beide premie-affaires te leveren" en te
ontvangen", is de zoogenaamde dubbele premie-affaire. Bij deze soort
transactie heeft de premiegever het recht, binnen den bepaalden termijn
91
5. De keur.
De keur in koopers keuze is een transactie, waarbij de kooper
van een fonds het recht heeft, op den vervaldag te verlangen, dat de
verkooper hem tegen denzelfden koers, behalve het oorspronkelijk
overeengekomen aantal, nog een aantal stukken zal leveren. O p dezelfde
wijze heeft bij de keur in verkoopers keuze de verkooper het recht,
op den vervaldag boven het overeengekomen aantal nog een aantal
stukken te leveren. In het eerste geval verwacht de kooper een
stijging van het fonds, doch durft geen groot risico op zich te nemen.
Wanneer de koers inderdaad gestegen is, kan hij op den vervaldag
zijn recht op een grooter aantal stukken doen gelden. De verkooper
bij de keur in verkoopers keuze echter verwacht een daling van den
koers, en kan op den vervaldag van zijn recht gebruik maken, een
grooter aantal stukken tegen den overeengekomen prijs te leveren.
Het aantal stukken dat vast gekocht wordt, verhoudt zich meestal tot
het aantal dat later eventueel bijgekocht zal worden als 1 i 2, bij
Amerikaansche waarden als 1 : 3. Bij de keur in koopers keuze zal
de koers iets hooger, bij de keur in verkoopers keuze iets lager zijn,
dan de koers van het fonds in kwestie op het moment van het afsluiten
der transactie eigenlijk is, en dit verschil is afhankelijk van het aantal
der bij te ontvangen of te leveren stukken. Keuren worden slechts op
zeer korten termijn afgesloten, vaak voor een dag, hoogstens voor
een week. In het Reglement voor den Effectenhandel wordt over deze
soort transacties niet gesproken, en de regels, volgens welke zij aangegaan worden, behooren dus tot de beursusanties.
93
Daar aan de Amsterdamsche Effectenbeurs zeer weinig termijnhandel gedreven wordt, zoodat er van rescontre van posten zelden
sprake is, moeten de meeste verhandelde fondsen daadwerkelijk
geleverd en ontvangen worden. Het Reglement voor den Effectenhandel
schrijft aangaande de levering voor, dat zij op de in het Reglement
aangegeven (en hierboven reeds genoemde) dagen des voormiddags
tusschen negen en twaalf uur dient te geschieden ten kantore van
hem, aan wien geleverd moet worden. Zaterdag heeft geen levering
plaats. Indien hij geen bekend kantoor binnen de gemeente Amsterdam
heeft, kan de levering geschieden te zijnen huize. Wanneer hij echter
ook geen woning binnen de Gemeente heeft, kan de aanbieding tot
levering plaats hebben ten kantore van de Vereeniging voor den
Effectenhandel. Iedere levering van fondsen dient vergezeld te gaan
van een nota, waarin de datum van de overeenkomst, de omschrijving
en de prijs der fondsen, de naam van den kooper en de naam van
den leveraar moet voorkomen. Wanneer degeen, die de stukken levert,
niet tevens de verkooper is, moet ook de naam van den verkooper
op de nota vermeld worden.
Wanneer kooper en verkooper dienaangaande niets zijn overen94
. De Leeszaal.
De Sociteit.
Gedenkboek V. v, d. E . 1876-1926.
1.301.40,
2.202.30
1.401.50,
2.302.45
10.4010.50,
1.502.,
2.2.10,
10.5011.,
11.11.10,
2.102.20,
10.3010.40,
11.1011.20,
11.20-
10.3011 en
96
uur).
uur).
een bedrag van fis. 125. per jaar, en ontvangen aldus gedurende
den geheelen middag op regelmatige tijden de verschillende koersen
per code, tot geheimhouding waarvan de abonn zich verplicht. Ook
firma's buiten het effectenvak en particulieren houden zich op deze
wijze van verschillende prijzen op de hoogte.
Het zendstation wordt ook nog voor andere doeleinden gebruikt
en o. a. door het persbureau Vas Dias, voor het verspreiden van
berichten, van de Vereeniging gehuurd.
Behalve het radio-zendstation is in het Beursgebouw van de
Vereeniging voor den Effctenhandel gevestigd een Post- en Telegraafkantoor, benevens het kantoor van de Western-U nion. Het Post- en
Telegraafkantoor is niet den geheelen dag, doch slechts van 14 uur
geopend. Er zijn tien a twaalf beambten en tien bestellers werkzaam.
Terwijl de meeste binnenlandsche telegrammen direct vanuit dit kantoor
geseind worden, verstuurt men vele buitenlandsche telegrammen, o. a,
die naar Duitschland, Zwitserland, Rusland en Itali, van het hoofdkantoor, nadat zij eerst per ondergrondsche pneumatische verbinding
daarheen gezonden zijn.
Het kantoor van de Western-Union is de aanvang en het einde
van de directe kabelverbinding tusschen de beurzen van Amsterdam
en New-York, welke via Londen loopt. Langs deze kabel is het
mogelijk binnen eenige minuten uit New-York antwoord te hebben
op een telegram. De dienstdoende beambte tikt het telegram evenals
op een gewone schrijfmachine door middel van een toetsenbord. In een
dergelijke kleine, en oogenschijnlijk zeer eenvoudige machine, die naast
de eerste is opgesteld, bevindt zich een blanko telegramformulier, dat
automatisch opschuifbaar is. Even nadat het telegram weggezonden is,
laat de tweede machine een onregelmatig tikken hooren, en op het
papier verschijnt het antwoord uit New-York, in drukletters, geheel
gereed om besteld te worden. Dit is, wat een leek ziet van de
geweldig installatie, die hieraan ten grondslag ligt. Het voordeel van
deze methode is, dat men tot het verzenden van telegrammen geen
telegrafisten noodig heeft, maar zich van goedkoopere krachten, die
alleen het machineschrijven behoeven te beheerschen, kan bedienen.
Het werk gaat daardoor ook veel vlugger.
Behalve door middel van de telegraaf in het postkantoor en door
98
Draadloos telefoon-zendstation.
Sein-zaal Western-Union.
Gedenkboek V. v. d. E. 18761926.
heeft een cijfer, correspondeerende met een nummer van het nummerbord. De suppoost geeft langs electrischen weg dit cijfer op aan den
bediende, die zich op de eerste verdieping achter het nummerbord
bevindt, en deze ontsteekt een electrisch lampje, waardoor het gevraagde
nummer op het bord verlicht wordt. Wanneer men dus zijn nummer
op het bord ziet verschijnen, weet men, dat men gezocht wordt.
Ondanks deze installatie bedient men zich toch nog zeer veel van de
beursjongens, wanneer een buitenstaander een der leden wenscht te
spreken, daar vele beursbezoekers weinig aandacht aan het nummerbord
schenken, zoodat de lampjes soms langen tijd tevergeefs branden.
Onder het groote nummerbord bevindt zich een kleiner, waarop de
noteeringsperioden" worden aangegeven.
De groote beurszaal en het geheele gebouw worden centraal
verwarmd, terwijl de beurszaal een apart systeem van luchtverversching
en koeling heeft, door middel waarvan des zomers door ijs gekoelde
lucht in de zaal gebracht wordt. De temperatuur wordt in alle lokaliteiten
door electrische thermometers opgenomen. Beneden in het gebouw,
in de kamer waar de schakelborden der electrische geleidingen zich
bevinden, kan ook de temperatuur die in de verschillende lokalen
heerscht, worden afgelezen en geregeld.
Behalve de groote beurszaal, en de vertrekken die voor administratieve doeleinden gebezigd worden, bevat het gebouw der Vereeniging
verschillende lokalen ten gerieve der leden. Vooral dient genoemd te
worden de bibliotheek, ondergebracht in een ruim vertrek, die zeer
veel vakliteratuur w. o. een groot aantal proefschriften bevat, en steeds
meer door studeerenden wordt geraadpleegd. Het aantal in 1905 bij
de reorganisatie in de bibliotheek aanwezige boeken bedroeg 451. In
1914 was dit aantal gestegen tot 2636 terwijl het in 1924 4177 bedroeg.
Het is een verzameling, waarop de Vereeniging met recht trotsch mag zijn.
De Vereeniging voor den Effectenhandel heeft in dit beursgebouw
een waardige woning, waarvan de voortreffelijke inrichting het uitoefenen
van het effectenbedrijf zeer vereenvoudigt en veraangenaamt
100
SLOTWOORD
De geschiedenis van de beurs is in twee gedeelten te scheiden,
namelijk in een periode die loopt van het begin van de 16 eeuw
tot aan de 19 eeuw, de periode van geleidelijke ontwikkeling en
groei, later ook weer van achteruitgang, en in die, loopende van de
19 eeuw tot heden, de periode waarin meer in het bijzonder de
Effectenbeurs een belangrijke rol gaat spelen, en waarin het geheele
economische leven van het beurswezen doordrongen raakt.
Gedurende het tijdperk van haar ontwikkeling was de beurs zeer
zeker een belangrijk hulpmiddel voor den handel. Zij stond echter
lang niet zoo in het middelpunt van de algemeene belangstelling, als
thans het geval is. Voor den koopman was zij natuurlijk onmisbaar,
omdat hij er dagelijks zijn collega's uit binnen- en buitenland kon
aantreffen. De beurs was eigenlijk wat de goederenbeurs thans nog
is: een sociteit, waar men elkaar ontmoette, waar men over zaken
sprak, of, wanneer er niet veel omging, zich met aangename conversatie
onledig hield. De meeste aanzienlijke kooplieden meden de plaatsen,
waar de actinhandel gedreven werd, en waar een rumoerig, lawaaierig
soort lieden over de koersschommelingen der actin in voortdurende
opwinding verkeerde. Zij hadden geen vreemd kapitaal noodig om hun
zaken te drijven. Behalve de Compagnien, die vooral in ons land
van belang waren, werden overal de meeste groote handelshuizen met
particulier kapitaal gedreven. Zij werden gedreven met het kapitaal
van een persoon, hoogstens van een familie, of van een kleine kring
van enkele geslachten.
Terwijl thans beurs" en speculatie" op de groote beurzen
onafscheidelijk aan elkaar verbonden zijn, hield men zich vroeger aan
de beurs met reelen handel bezig, en wel voornamelijk in goederen
de
de
de
101
de
dc
102
03
105
108
B I J L A G E I.
1833.
A. J. M E N D E S
L . R.
A. D E
DA
COSTA.
BISSCHOFFSHEIM.
LA
M. B.
MAR.
G. W.
A. K R O O K V A N
J . S.
F. G .
SOUGET.
M. L. SALZIDO
A. H . B R A K .
N . J.
HARPEN.
BRMMELKAMP.
STEINBACHER.
0 . R.
WALLER.
D. O R O B I O
NUNES.
DE
A. V A N P R A A G .
G. CLAASEN.
M . S.
JOZEF
CANTOR.
JR.
RUBENS.
WESTENDORP.
CASTRO.
HERTZ.
P. A . Z. J A C O B S .
N. VALKENHUIJZEN.
C . B R A K AZN.
M. N. VOERMAN.
J. B R U G G E M E I J E R
S. D E
LA MAR.
JOH.
WERTHEIM.
H. B O O D
S.
JR.
JR.
BHME.
J. M .
JAN
L. H .
1833.
S. M .
COSTER.
TOLEN.
D. L O B A T T O
1. M . D E
S. V A N
DA
COSTA.
MESQUITA.
MINDEN.
J. C. L A V E R G E .
R . I. P .
H.
JUNGIUS.
MULLER.
VAN
DER
LAAN.
GANS.
L . R. B I S S C H O F F S H E I M .
A. DE L A
A. H . B R A K .
A. K R O O K V A N
MAR.
HARPEN.
109
1856.
S. A . V A N R A A L T E .
P. A . Z . J A C O B S .
j
(
J. PERK.
F. G . W A L L E R .
J . B R A S K A M P , President der Sociteit tot Nut des Obligatiehandels.
P. F. M . U Z U R E T , President der Nieuwe Handel Sociteit.
J. W . A I K E M A .
E. V A N G O O R .
D. L . T J E E N K .
G. A. V A N DER VOORT.
L. H . WEETJEN.
G. L. WURFBAIN.
110
1876-1890
1876-1883
1876-1903
1876-1879
1876-1900
1876-1894
1876-1877
1876-1885
1876-1883
1876-1897
1876-1912
1876-1882
1876-1900
1876-1886
1876-1915
1877-1900
1879-1900
1883 - 1910
1883-1904
1883-1889
1886-1890
1886-1899
1889-1894
1890-1893
1890-1912
1893-1907
April 1894-October 1894
111
J. H . W U S M A N
1894-1920
A. L . G . H . P I C H O T
1894-1918
B. L . G O M P E R T Z
1898-1908
W. G . W E N D E L A A R
1899-1923
D. R A H U S E N
1900-1901
J. STROEVE J.EZN
1901-heden
AD. ROELVINK
1901-1915
FRED. B A S T I A A N S
1901-1916
Mr. H . P . B E R L A G E
M r . M . v. R E G T E R E N
1901-1904
ALTENA
1903-1910
Mr. A . F. V A N H A L L
1904-1913
F. J . M . V A N O G T R O P
1904-heden
C.F.OVERHOFFJR
1907-1908
JB.KALKER
j . F. V A N E S S E N
1908-1912
I 1. J O N A S V A N ' s H E E R A R E N D S K E R K E
,.
TT
n c i nee?
Mr. H . M . R O E L O F S Z
Mr. E . F E N N E M A
D
1910-heden
.
. 1910-heden
1912-1914
B. W. V A N V L O T E N
1912-heden
J.J.DEWAAL
A. D E B I J L L N A C H E N I U S
~
1913-heden
C. V A N O L D E N B O R G H
1914-heden
G.
W.A.
VANLAERJ.CZN
Mr. W. M . J .V A N L U T T E R V E L D
Jhr.
W. H .V A N LOON
Mr. A . F. V A N H A L L
M r . E . FENNEMA
K. L A N S B E R G
G G . D. A. V A N DER WERFF
A
H .VAN WALCHREN
112
1915-heden
l
~ ff
~ f
1918-taJm
9
~
f"
1920-heden
1923-heden
B I J L A G E II.
BESCHERMINGSCOMIT's
OPGERICHT MET MEDEWERKING V A N HET BESTUUR DER
VEREENIGING V O O R DEN EFFECTENHANDEL
Comit van houders van Aandeelen en Obligatln Maxwell-LandGrant and Railway Company. *)
P. G . G E R L I N G S , A. A. D E S A L L I N G R E , P. H . Z I E G E L A A R ,
adviseur Mr. W. B I N G E . In 1877 traden nog toe Mr. F. A. V A N H A L L
en V A N L I M B U R C S T I R U M .
Oost-Hongaarsche Spoorwegaandeelen. *)
I. B E R L I N , H . W. K E S P E R L.Azn., Mr. W. M U L D E R , J . H . R O E L O F S Z Jr., S. F. S T E I N B A C H E R .
OGTROP,
H . J. DE MAREZ OYENS,
A. C . W E R T H E I M ,
J. H . WIJSMAN Bzn.
113
BRUIJN, J . H . B R O E K M A N Jr.,
H . J . D E MAREZ OYENS.
1877.
Denver C o m i t .
J . H . T E N H A V E Fzn., A. R. J O L L E S , W . F. PIEK, A. C . W E R T HEIM.
Comit
H . C . V E L T M A N Jr., A . L . W U R F B A I N ,
C . J.' V A N N E L L E S T E Y N , Mr. H . O Y E N S .
1884.
114
Southern
Mr. M . C . V A N H A L L , A . C . W E R T H E I M , A . D. D E M A R E Z
O Y E N S , Mr. H . P . B E R L A G E , J . C . L O M A N .
1889. Swedish & Norwegian Rallway Company.
Mr. F. S. V A N N I E R O P , J . L . C L U Y S E N A E R , A . D . D E M A R E Z
O Y E N S , W. F. PIEK, H . C . V E L T M A N Jr., Mr. P. J . C . T E T R O D E .
115
Portugal Comit.
P.
A. L . V A N O G T R O P , P. A. D I J K S H O O R N
C.
VAN HALL,
(Rotterdam), Mr. M .
Mr. F. S. V A N N I E R O P , P. W. S C H O L T E N , A.
C . W E R T H E I M , Mr. G . V I S S E R I N G .
Columbia Comit.
H.
C . V E L T M A N Jr., J O A N
H . NACHENIUS,
A. D. D E M A R E Z
O Y E N S , A D . R O E L V I N K , A. C . V A N H E E M S K E R C K V E E C K E N S ,
Mr. G . V I S S E R I N G .
ANDR
HIJMANS,
A. C . W E R T H E I M ,
D. A . F O C K , Jhr. M r .
C . J . D E N T E X , F. P. M U Y S K E N .
Equitable Hypotheekbank.
H . J . D E M A R E Z O Y E N S , C . G B E L (den Haag), J U L E S L . N . D E
GIJSELAAR, IS. C . J O L L E S , D. R A H U S E N .
L . N. D E G I J S E L A A R ,
T. C O O L ,
S. A L S B E R G ,
H E E M S K E R K , H . J . W A L L E R , Mr. A L E X H . W E R T H E I M .
116
H. J.
Loten Madrid.
Mr. F. S. V A N N I E R O P , Mr. H . P. B E R L A G E , T h . A. J . G I L I S S E N ,
P. D. J A C O B S ,
E . P. V A N M A R K E N , Mr. H . K . W E S T E N D O R P .
Oostersche Hypotheekbank.
H . J . D E M A R E Z O Y E N S , G . M . T I T S I N G H , F R E D . BASTIAANS,
J U L E S L . N. D E GJJSELAAR, P. W. S C H O L T E N , M r . J . L . G U N N I N G .
123
B I J L A G E III.
JAAR
1876
1877
1878
1879
1880
1881
1882
1883
1884
1885
1886
1887
1888
1889
1890
1891
1892
1893
1894
1895
1896
1897
1898
1899
1900
1901
1902
1903
1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924
1925
465
471
460
469
472
496
520
552
555
541
532
549
565
569
585
561
557
538
525
528
533
534
546
552
581
585
620
618
638
634
643
655
672
655
669
688
720
705
695
698
684
685
703
729
772
776
782
762
743
728
1926
750
124
LEDEN
||
i
\
ss
fj
225
248
296
271
254
237
219
223
225
227
237
225
236
238
233
219
230
223
217
222
227
236
287
336
414
454
497
534
524
543
601
612
599
535
499
387
395
429
444
471
507
492
457426
435
435
124
116
119
143
138
131
135
133
135
183
195
140
165
207
234
283
302
311
275
258
247
263
491
269
G E S C H I L L E N
t
itS
g g
COURANT
<u s
s g>
s B
- g -
e
g>
c
En
^ S
*-
CO . O
-a
C/5
O.JJ
14
26
49
36
33
35
30
24
26
18
15
9
17
14
23
29
22
28
17
32
17
5
13
5
8
15
16
12
25
39
51
23
30
26
26
26
24
23
28
59
37
45
46
38
42
48
31
39
32
31
3
2
5
5
12
8
10
12
13
7
5
7
2
4
9
14
8
16
31
40
17
26
18
16
20
13
14
23
45
24
29
28
24
29
42
23
32
20
10
12
16
33
28
13
12
4
2
10
218
8
27
32
58
39
33
26
36
66
46
86
82
93
57
42
48
75
105
67
76
92
103
94
107
78
78
57
89
89
57
66
85
122
109
100
125
92
110
115
120
106
113
188
170
65
84
82
128
sS
II
11 |I =-! |
3
3
1
2
1
6
5
5
4
1
4
4
3
4
4
1
6
4
6
13
9
4
1
2
1
2
2
-Q
15
11
11
14
5
7
2
4
9
14
9
22
36
45
21
27
22
20
23
17
18
24
51
28
35
41
33
33
48
25
33
22
21
4
8
11
3
6
3
4
6
2
3
3
3
6
2
3
4
6
3
7
5
2
8
9
10
5
5
9
5
6
6
10
10
sl
5
10
9
10
8
9
12
7
17
15
29
26
15
18
13
10
26
41
35
18
41
27
26
26
20
26
28
43
36
21
26
28
33
38
38
35
14
39
51
47
33
23
47
23
36
52
55
181
DE
AANWAS V A N
HET
LEDENAANTAL
IN
Leden.
Leden en
gemachtigde
bedienden.
Gedenkboek V. v. d. E . 1876-1926.
Leden en
gemachtigde
bedienden.
DER VEREENIGING V O O R
PERIODES
VAN
Leden, gemachtigde en
niet-gemachtigde
bedienden.
DEN
EFFECTENHANDEL
TIEN JAAR.
Leden, gemachtigde en
niet-gemachtigde
bedienden.
Leden, gemachtigde en
niet-gemachtigde
bedienden.
A. J. van Beek
125
H. J. van Ogtrop . . . .
126
INHOUD
Ter Inleiding
Een woord vooraf
Het Ontstaan van den Geldhandel
De Organisaties in den Amsterdamschen Effectenhandel
. . .
35
89
De Beurshandel
Slotwoord
Bijlage I.
Oprichters der Nieuwe Handel Sociteit
Commissarissen der Nieuwe Handel Sociteit
109
109
.111
Bijlage II.
Beschermingscomit's, opgericht met medewerking van het
Bestuur der Vereeniging voor den Effectenhandel .
.113
Bijlage III.
124
Statistieken
Lijst van geraadpleegde Werken
T
1 2 5
127
Inhoud
127