denken
als
leeropbrengst
binnen
CKV
Onderzoek
naar
definities
en
meetbare
doelen
Inhoud
Voorwoord
________________________________________________________________
4
Samenvatting
______________________________________________________________
5
Achtergrond
__________________________________________________________________________
5
Probleem
_____________________________________________________________________________
5
Doel,
hoofdvraag
en
methode
____________________________________________________________
5
Conclusies
en
aanbevelingen
_____________________________________________________________
5
Inleiding
__________________________________________________________________
6
Creativiteit
als
leeropbrengst
_______________________________________________________
6
Opbrengsten
en
onderwijskwaliteit
_________________________________________________
6
Creatief
denken
als
meetbaar
doel
van
het
vak
CKV
op
Broklede
__________________________
7
Motivatie
_____________________________________________________________________________
8
Theorie
__________________________________________________________________
10
Welke
leerdoelen
dekken
de
leeropbrengst
creatief
denken?
___________________________
10
Definities
van
creativiteit
_______________________________________________________________
10
Creatieve
denkprocessen
_______________________________________________________________
10
Beschrijvingen
van
het
creatieve
proces
___________________________________________________
11
Leerdoelen
voor
creatief
denken
_________________________________________________________
11
Praktijk
__________________________________________________________________
16
Welke
leerdoelen
dekken
de
leeropbrengst
creatief
denken
binnen
het
vak
CKV
op
Broklede?
16
Wensen
sectie
CKV
op
Broklede
__________________________________________________________
16
Leerdoelen
voor
creatief
denken
_________________________________________________________
16
Conclusie
_________________________________________________________________
20
Doelen
en
aanpak
_____________________________________________________________________
20
Beantwoording
probleemstelling
_________________________________________________________
20
Aanbevelingen
_______________________________________________________________________
20
2
Voorwoord
Op
school
leer
ik
het
meeste
van
mijn
leerlingen.
Ze
denken
alle
kanten
op
en
laten
mij
met
andere
ogen
kijken
naar
mijn
lesdoelen.
Ze
wisselen
van
perspectief
en
hebben
humor.
Ze
denken
lateraal,
divergent
en
convergent
zonder
dat
een
docent
hen
dat
geleerd
heeft.
Ze
zijn
genteresseerd
in
elke
test
die
hen
inzicht
belooft
in
wie
ze
zijn
en
trekken
de
uitkomst
bij
voorbaat
in
twijfel.
Leerlingen,
dank
jullie
wel
voor
jullie
openheid,
betrokkenheid
en
creativiteit.
Samenvatting
Achtergrond
Creativiteit
wordt
algemeen
gezien
als
een
belangrijke
leeropbrengst
in
het
onderwijs.
De
behoefte
aan
het
vermogen
om
nieuwe
ideen,
benaderingen,
oplossingsstrategien
en
inzichten
buiten
de
gebaande
paden
te
creren
neemt
toe
omdat
kennis,
vrij
beschikbaar
via
internet,
geen
of
amper
onderscheidend
vermogen
meer
heeft.
Het
gaat
er
niet
om
die
kennis
te
hebben,
maar
om
haar
succesvol
toe
te
kunnen
passen.
Probleem
Het
Nederlandse
onderwijs
wordt
geacht
opbrengstgericht
te
werken:
de
vorderingen
van
de
leerlingen
moeten
dus
systematisch
worden
gevolgd.
Ook
binnen
de
kunstvakken
bestaat
een
behoefte
om
aan
te
sluiten
op
de
tendens
naar
het
meetbaar
maken
van
leeropbrengsten.
Door
creatief
denken
als
leerdoel
te
stellen
binnen
het
vak
Culturele
Kunstzinnige
Vorming
(CKV)
kunnen
we
ons
planmatig
inzetten
voor
het
verbeteren
van
de
creatieve
denkvaardigheden
van
onze
leerlingen.
In
een
tijd
waarin
steeds
weer
discussies
oplaaien
over
de
bijdrage
van
CKV
aan
de
ontwikkeling
van
Nederlandse
jongeren
kan
deze
nieuwe
invulling
het
vak
een
toekomst
geven.
Conclusies
en
aanbevelingen
De
meetinstrumenten
kunnen
ingedeeld
worden
in
twee
categorien:
de
snelle
tests
die
een
deelgebied
van
creatief
denken
meten
en
de
beoordelingsformulieren
die
reflectie
op
meerdimensionale
definities
van
creativiteit
mogelijk
maken.
De
leerlingen
in
de
onderzoeksgroep
bleken
in
staat
om
te
reflecteren
op
hun
creatieve
werkproces
door
gebruik
van
een
van
de
twee
meerdimensionale
meetinstrumenten.
De
leerlingen
die
echter
nog
meer
lessen
kregen
waarin
het
creatieve
denkproces
verhelderd
werd
reflecteerden
beter
op
zowel
werk-
als
denkproces.
Een
meetinstrument
kan
dus
een
waardevolle
bijdrage
leveren
aan
het
operationaliseren
van
het
begrip
creativiteit
maar
kan
beter
als
kapstok
dienen
voor
de
ontwikkeling
van
inzicht
in
creatieve
denkprocessen.
Op
welke
manier
we
ook
meten,
de
data
moeten
gebruikt
worden
om
sterke
punten
en
mogelijkheden
te
duiden.
In
een
creatieve
schoolcultuur
moet
opbrengstgericht
werken
betekenen
dat
meetbare
doelen
gesteld
worden
om
inzicht
en
ontwikkeling
mogelijk
te
maken,
niet
om
afrekening
te
bewerkstelligen.
Inleiding
Creativiteit
als
leeropbrengst
Hoe
legitimeer
je
als
docent
kunstvakken
je
vak
in
tijden
van
economische
crisis?
Bezuinigingen
op
kunst
en
cultuur
werken
polariserend:
het
idee
dat
onderwijs
in
kunst
en
cultuur
beschouwd
kan
worden
als
geldverspilling
en
overbodige
luxe
versus
de
opvatting
dat
dit
onderwijs
creatieve
en
innovatieve
denkers
voortbrengt
die
we
nodig
hebben
in
onze
kenniseconomie
(Gielen,
2012).
Creativiteit
wordt
algemeen
gezien
als
een
belangrijke
leeropbrengst
in
het
onderwijs.
Men
gaat
ervan
uit
dat
creativiteit
te
leren
is
en
daarmee
ook
te
onderwijzen
(Lucas,
Claxton,
&
Spencer,
2013),(van
de
Kamp,
Admiraal,
&
Rijlaarsdam,
2012).
Creatief
denken
is
een
combinatie
van
denkprocessen
die
we
allemaal
kunnen
leren
gebruiken
(Lehrer,
2009).
Volgens
creatitiviteitsgoeroe
Edward
de
Bono
is
creatief
denken
geen
mystiek
talent
maar
een
vaardigheid
die
te
oefenen
is
en
gevormd
kan
worden
(Balakrishnan,
2007).
Het
jaar
2009
werd
door
de
Europese
Commissie
uitgeroepen
tot
European
Year
of
Creativity
and
Innovation
(Villalba,
2009).
De
behoefte
aan
creativiteit
neemt
toe
omdat
kennis,
vrij
beschikbaar
via
internet,
geen
of
amper
onderscheidend
vermogen
meer
heeft
(Gielen,
2012).
Het
gaat
er
niet
om
die
kennis
te
hebben,
maar
om
haar
succesvol
toe
te
kunnen
passen.
Volgens
de
onderwijsontwikkelaars
die
met
de
zogenoemde
21st-century
skills
bezig
zijn1
is
creativiteit
het
vermogen
om
nieuwe
ideen,
benaderingen,
oplossingsstrategien
en
inzichten
buiten
de
gebaande
paden
te
creren
en
te
optimaliseren.
Opbrengsten
en
onderwijskwaliteit
In
het
adviesrapport
Een
smalle
kijk
op
onderwijskwaliteit
dat
de
Onderwijsraad
in
november
2013
uitbracht
wordt
het
risico
van
de
eenzijdige
aandacht
voor
het
verbeteren
van
taal-
en
rekenonderwijs
belicht:
er
is
onvoldoende
aandacht
voor
het
bredere
vakkenaanbod,
algemene
vorming
en
voorbereiding
op
de
beroepspraktijk.
Bovendien
hebben
scholen
niet
genoeg
ruimte
om
accenten
te
leggen
in
hun
onderwijsaanbod.
De
raad
adviseert
beleidsmakers,
onderwijsinstellingen
en
leraren
om
gezamenlijk
indicatoren
te
ontwikkelen
voor
de
opbrengsten
van
het
brede
vakkenaanbod
(geschiedenis,
economie,
cultuureducatie,
filosofie)
maar
ook
van
burgerschapskunde
en
de
advanced
skills2
(problemen
oplossen,
samenwerken,
ict-geletterdheid,
communiceren).
Instellingen
zijn
zelf
aan
zet
bij
het
vormgeven
van
de
eigen
identiteit
ook
een
indicator
voor
onderwijskwaliteit,
stelt
de
raad
(Onderwijsraad,
2013).
Het
Nederlandse
onderwijs
wordt
geacht
opbrengstgericht3
te
werken.
Dat
betekent
dat
scholen
zich
planmatig
moeten
inzetten
voor
het
verbeteren
van
de
vorderingen
van
leerlingen.
Dit
1
Onder
andere
in
de
Verenigde
Staten,
Singapore,
Schotland
en
Finland
wordt
volop
gewerkt
aan
21st-
2
De
term
advanced
skills
wordt
ook
gebruikt
voor
vaardigheden
die
nodig
zijn
om
succesvol
deel
te
kunnen
nemen
aan
de
huidige
kenniseconomie.
De
term
21th-century
skills
wordt
tegenwoordig
veel
gebruikt
omdat
die
verwijst
naar
het
toekomstgerichte
karakter
van
deze
competenties.
De
meeste
van
deze
competenties
zijn
echter
niet
nieuw.
Het
gaat
om
al
bekende
competenties
die
aan
belang
winnen
naarmate
de
samenleving
complexer
wordt
en
hogere
eisen
stelt
aan
haar
deelnemers
(Ledoux
et
al.,
2013).
3
Om
de
leeropbrengsten
van
Nederlandse
scholieren
te
verbeteren
hebben
de
kernvakken
wiskunde,
Nederlands
en
Engels
sinds
kort
een
belangrijke
positie
in
het
onderwijs.
Ze
krijgen
meer
aandacht,
meer
gebeurt
door
hoge
doelen
te
stellen
waaraan
gericht
wordt
gewerkt.
De
vorderingen
van
de
leerlingen
moeten
systematisch
worden
gevolgd.
Dat
impliceert
een
rationele,
methodische,
ordelijke
vorm
van
volgen.
Termen
die
op
het
eerste
gezicht
geen
associaties
oproepen
met
creatieve
processen.
Toch
bestaat
er
binnen
de
kunstvakken
een
behoefte
om
aan
te
sluiten
op
de
tendens
naar
het
meetbaar
maken
van
leeropbrengsten.
Creativity
requires
a
creator
to
generate
ideas
without
knowing
which
ideas
will
eventually
prove
useful.
Creativity
is
thus
inherently
risky
and
wasteful
(Simonton,
2012).
Risicovol
en
verspillend.
Krijg
die
woorden
maar
eens
samen
met
opbrengstgericht
werken
in
een
zin.
Dat
gaat
alleen
als
je
creativiteit
als
meetbaar
leerdoel
kunt
specificeren
en
de
vorderingen
op
het
gebied
van
dat
leerdoel
kunt
bijhouden.
Creatief
denken
als
meetbaar
doel
van
het
vak
CKV
op
Broklede
Broklede
is
de
school
voor
havo,
vwo
en
tweetalig
vwo
te
Breukelen
waar
ik
het
vak
Culturele
en
Kunstzinnige
Vorming
(CKV)
geef.
Het
CKV-programma
beweegt
zich
binnen
de
kaders
die
zijn
vastgelegd
door
het
ministerie
van
OCW.
De
sectie
kunstvakken
houdt
zich
bij
het
ontwikkelen
van
lesmateriaal
aan
de
officile
stofomschrijving
maar
laat
de
vrijheid
die
het
vak
CKV
biedt
niet
onbenut:
wij
weten
wel
een
rijtje
(al
of
niet
21e-eeuwse)
competenties4
te
noemen
die
volgens
ons
naadloos
in
te
voegen
zijn
tussen
de
door
het
ministerie
gestelde
domeinen.
Binnen
ons
vak
stimuleren
wij
onze
leerlingen
om
kritisch
en
creatief
te
denken.
Er
wordt
samengewerkt,
gecommuniceerd
en
een
beroep
gedaan
op
probleemoplossend
vermogen
en
ICT-geletterdheid.
Op
de
officile
website
voor
de
examens
in
het
voortgezet
onderwijs
is
te
vinden
dat
het
examenprogramma
culturele
en
kunstzinnige
vorming
havo/vwo
vier
domeinen
omvat:
actieve
deelname
aan
culturele
activiteiten,
kennis
van
kunst
en
cultuur,
praktische
activiteiten
en
reflectie.
Het
examen
bestaat
uit
het
schoolexamen
en
dat
schoolexamen
heeft
betrekking
op
de
bovengenoemde
domeinen.
De
examenstof
wordt
gespecificeerd
door
meetbare
doelen:
de
kandidaat
heeft
deelgenomen
aan
en
de
kandidaat
kan
(Examenprogramma
culturele
en
kunstzinnige
vorming
havo
/
vwo,
2014).
Deze
doelen
gaan
over
kunstbeschouwelijke
vaardigheden.
Het
woord
creativiteit
komt
in
deze
opsomming
niet
voor.
Toch
willen
we
buiten
de
door
het
ministerie
aangegeven
kaders
treden
en
onze
horizon
verbreden.
Op
de
site
van
Broklede
valt
onder
het
kopje
Onderwijskundig
beleid
onder
meer
te
lezen
dat
de
ontwikkeling
van
creativiteit
sterk
wordt
gestimuleerd.
Ook
geld
en
zo
nodig
meer
leertijd.
In
een
wetsvoorstel
van
het
ministerie
van
OCW
worden
de
kernvakken
vanaf
schooljaar
2015/2016
getoetst
door
middel
van
verplichte,
landelijke
diagnostische
toetsen.
OCW
wil
hiermee
een
cultuur
realiseren
van
opbrengstgericht
werken:
het
systematisch
in
kaart
brengen
en
analyseren
van
leervorderingen
van
leerlingen
en
het
onderwijsproces
hier
zo
nodig
op
aanpassen.
Daarnaast
wil
OCW
de
landelijke
toets
resultaten
gebruiken
als
graadmeter
voor
de
kwaliteit
van
het
Nederlandse
onderwijs:
scholen
worden
volgens
het
wetsvoorstel
verplicht
deel
te
nemen
aan
het
internationaal
vergelijkend
onderzoek.
4
Wat
moeten
jongeren
nu
leren
om
optimaal
voorbereid
te
zijn
op
de
samenleving
in
de
21ste
eeuw?
Verschillende
organisaties
wereldwijd
hebben
hiervoor
verschillende
modellen.
Kennisnet
heeft
deze
modellen
vertaald
naar
de
Nederlandse
situatie.
Naast
taal
en
rekenen
en
de
kernvakken,
zijn
de
competenties
samenwerken,
creativiteit,
ict-geletterdheid,
communiceren,
probleemoplossend
vermogen,
kritisch
denken
en
sociale
en
culturele
vaardigheden
van
belang.
Ook
een
betrokken,
ondernemende
en
nieuwsgierige
houding
komen
van
pas
in
de
21ste
eeuw.
(http://www.kennisnet.nl/themas/21st-century-skills/vaardigheden/benodigde-vaardigheden-voor-de-
21ste-eeuw/)
staat
er:
In
de
bovenbouw
streven
we
ernaar
dat
leerlingen
op
basis
van
hun
prestaties
een
zo
breed
mogelijke
basis
hebben
voor
hun
vervolgopleiding
(RSG
Broklede
//
algemeen
>
onderwijs,
kwaliteit
en
beleid
>
Onderwijs
op
RSG
Broklede,
n.d.).
In
het
licht
van
die
brede
basis
kun
je
stellen
dat
onze
leerlingen
baat
hebben
bij
onderwijs
dat
voorbereidt
op
een
loopbaan
waarin
creativiteit
op
de
werkvloer
onmisbaar
wordt
geacht.
Creativiteit
staat
centraal
in
de
technologie,
het
ondernemerschap,
de
wetenschap
en
zelfs
de
bureaucratie
(Gielen,
2012).
Door
creatief
denken
als
leerdoel
te
stellen
en
daarna
de
vorderingen
van
onze
leerlingen
systematisch
te
volgen
kunnen
we
ons
planmatig
inzetten
voor
het
verbeteren
van
de
vorderingen
van
leerlingen
op
het
gebied
van
creatief
denken.
In
een
tijd
waarin
steeds
weer
discussies
oplaaien
over
de
bijdrage
van
Culturele
Kunstzinnige
Vorming
(CKV)
aan
de
ontwikkeling
van
Nederlandse
jongeren
kan
deze
nieuwe
invulling
het
vak
een
toekomst
geven.
Motivatie
In
het
Leerplan
Kunstvakken
voor
de
vakken
Beeldende
Vorming
en
CKV,
voor
leerlingen
uit
de
leerjaren
1
t/m
4
op
Broklede,
heb
ik
als
belangrijk
doel
het
bevorderen
van
het
creatieve
denkproces
geformuleerd.
Ik
ga
ervan
uit
dat
mijn
lessen
bijdragen
aan
de
verwerving
van
de
vaardigheid
creativiteit
door
mijn
leerlingen
maar
ik
kan
het
niet
aantonen.
Creatief
denken
meet
ik
niet.
In
de
aanbiedingstekst
van
het
leerplan
schreef
ik:
Willen
we
blijven
investeren
in
de
kenniseconomie
dan
moeten
we
creatieve
denkers
opleiden.
In
de
CKV-lessen
waarin
mijn
leerlingen
innovatieve
producten
of
reclamecampagnes
ontwerpen
zijn
ze
volgens
mij
bezig
met
het
verwerven
van
21st
-century
skills
die
in
onze
kenniseconomie
zo
belangrijk
zijn.
Ik
ben
van
mening
dat
in
het
licht
van
deze
21e-eeuwse
vaardigheden
de
kunstvakken
in
het
algemeen
en
het
vak
CKV
in
het
bijzonder,
gelegitimeerd
kunnen
worden.
Maar
hoe
meet
ik
hun
vorderingen
in
die
vaardigheden
systematisch?
De
bespreekschemas
die
ik
ontwikkelde
voor
CKV
zetten
leerlingen
aan
tot
deconstrueren,
analyseren
en
reflecteren
zonder
hen
muurvast
in
een
kader
te
duwen.
Uit
hun
schriftelijke
werk
kan
ik
met
een
gerust
hart
opmaken
dat
ze
aan
het
eind
van
4vwo
goed
in
staat
zijn
tot
kritische
reflectie
op
de
maatschappelijke
betekenis
van
een
kunstwerk
en
hun
eigen
referentiekader.
Door
middel
van
een
beoordelingsmatrix
krijgen
de
leerlingen
inzicht
in
hun
vorderingen
op
het
gebied
van
kritisch
denken
en
sociale
en
culturele
vaardigheden.
Het
is
natuurlijk
de
vraag
of
ze
die
vorderingen
maken
doordat
ze
bij
het
vak
CKV
nadenken
over
kunst
en
cultuur
maar
ik
ga
ervan
uit
dat
mijn
lessen
ertoe
hebben
bijgedragen.
In
dit
korte
bestek
richt
ik
mij
op
de
vaardigheid
creatief
denken.
Uit
gesprekken
met
mijn
leerlingen
over
mijn
lesdoelen
blijkt
dat
leerlingen
zich
meestal
niet
bewust
zijn
van
hun
eigen
creatieve
denkproces.
Daarnaast
is
een
klein
deel
van
mijn
leerlingen
uit
de
tweetalige
4vwo-
klassen
nauwelijks
bereid
het
belang
te
onderkennen
van
het
vak
CKV.
Deze
analytisch
ingestelde
leerlingen
willen
volgens
het
idee
meten
is
weten
de
competenties
afvinken
die
ze
nodig
hebben
om
aangenomen
te
worden
op
de
universiteit
van
hun
keuze.
Zouden
deze
leerlingen
zich
realiseren
dat
ze
de
vaardigheid
creatief
denken
belangrijk
voor
21st-century
readiness-
bij
dat
vak
kunnen
verwerven
en
kunnen
inzetten
in
een
breder
perspectief?
Als
ik
binnen
het
vak
CKV
creatief
denken
van
mijn
leerlingen
wil
stimuleren
zal
ik
dat
expliciet
moeten
benoemen.
Wil
ik
een
CKV-opdracht
legitimeren
als
middel
om
creatief
denken
te
bevorderen
dan
betekent
dat
niet
het
(toegepaste)
kunstproduct
het
doel
is
maar
de
vaardigheid
creatief
denken.
De
vraag
is
echter
hoe
je
dat
leerdoel
formuleert
en
hoe
je
vorderingen
in
creatief
denken
meet.
8
Hoofdvraag
Welke
van
de
bestaande
meetmethodes
voor
creatief
denken
sluit
het
best
aan
bij
de
leerdoelen
van
het
vak
CKV
op
Broklede?
Deelvragen
1. Welke
leerdoelen
dekken
de
leeropbrengst
creatief
denken?
2. Wat
zeggen
experts
en
de
literatuur
over
het
meten
van
creatief
denken?
3. Welke
categorien
zijn
er
te
onderscheiden
binnen
creativiteitstesten?
Beoogde
resultaten
1. Een
theoretisch
onderbouwd
overzicht
van
meetbare
leerdoelen
voor
het
vak
CKV
op
het
gebied
van
creatief
denken.
2. Inzicht
in
beschikbare
meetmethodes
die
aansluiten
op
deze
doelen.
Leeswijzer
In
het
theoretische
deel
zet
ik
uiteen
hoe
het
begrip
creativiteit
gedefinieerd
kan
worden,
hoe
creatieve
denkprocessen
werken,
hoe
hierop
meetbare
leerdoelen
op
het
gebied
van
creatief
denken
gebaseerd
kunnen
worden
en
hoe
creativiteit
gemeten
wordt.
In
het
praktische
deel
bespreek
ik
leerdoelen
voor
creatief
denken
binnen
het
vak
CKV
op
Broklede
en
doe
ik
verslag
van
praktijkonderzoek
in
mijn
lessen.
Theorie
Welke
leerdoelen
dekken
de
leeropbrengst
creatief
denken?
Definities
van
creativiteit
Voordat
het
begrip
creativiteit
geoperationaliseerd
kan
worden
is
het
nodig
om
het
te
definiren.
In
een
uitgebreid
onderzoek
van
de
creativiteitsliteratuur
vergeleken
Treffinger
et
al.
120
definities
van
creativiteit
uit
publicaties
over
eigenschappen
en
kenmerken
die
zeer
creatieve
mensen
van
hun
leeftijdsgenoten
onderscheiden
(Treffinger,
Young,
Selby,
&
Shepardson,
2002).
Uit
al
deze
definities
destilleerden
zij
een
lijst
van
eigenschappen
die
in
tenminste
drie
bronnen
genoemd
werden.
Vervolgens
brachten
zij
deze
eigenschappen
onder
in
een
van
de
volgende
categorien:
ideen
genereren,
dieper
graven
in
ideen,
openheid
en
moed
om
ideen
te
verkennen
en
luisteren
naar
de
innerlijke
stem.
Dean
Keith
Simonton
concludeert
in
zijn
artikel
Teaching
Creativity:
Current
Findings,
Trends,
and
Controversies
in
the
Psychology
of
Creativity
dat
creativiteit
een
psychologisch
fenomeen
is
waarbij
iemand
iets
bedenkt
dat
zowel
nieuw
als
nuttig
is.
Dat
kan
een
idee
zijn
of
een
product
(Simonton,
2012).
Treffinger
et
al.
adviseren
in
hun
artikel
Assessing
Creativity:
A
Guide
for
Educators
om
een
definitie
te
kiezen
die
past
bij
de
eigenschappen
die
je
wilt
beoordelen:
begin
met
een
definitie
en
wees
duidelijk
over
de
implicaties
van
de
eigenschappen
die
je
wilt
beoordelen
(Treffinger
et
al.,
2002).
Van
de
Kamp
et
al.
verkenden
definities
die
ook
gebaseerd
waren
op
analyses
van
wetenschappelijke
onderzoeken
naar
creativiteit:
De
interactie
tussen
vaardigheid,
proces
en
omgeving,
waardoor
een
individu
of
groep
een
waarneembaar
product
maakt
dat
zowel
nieuw
als
nuttig
is
binnen
een
bepaalde
context
en
De
competentie
om
de
beschikbare
kennis,
informatie,
taken,
feiten
en/of
vaardigheden
waarover
iemand
beschikt
te
reorganiseren
om
daarmee
nieuwe
ideen
of
zinvolle
oplossingen
te
genereren
(van
de
Kamp
et
al.,
2012).
Bovenstaande
definities
zeggen
niets
over
de
denkprocessen
die
de
vaardigheid
creatief
denken
dekken.
Er
vallen
geen
te
beoordelen
eigenschappen
of
vaardigheden
uit
te
destilleren,
tenzij
het
enige
doel
is
dat
de
leerling
iets
nieuws
en
nuttigs
bedenkt.
Ik
vind
het
belangrijk
dat
mijn
leerlingen
inzicht
verwerven
in
hoe
ze
nieuwe
en
zinvolle
ideen
kunnen
genereren
en
dus
moeten
ze
weten
welke
manieren
van
denken
samen
het
begrip
creatief
denken
vormen.
Met
andere
woorden:
om
het
begrip
creatief
denken
te
operationaliseren
is
inzicht
in
creatieve
denkprocessen
nodig.
Creatieve
denkprocessen
Voordat
leerdoelen
met
betrekking
tot
creatief
denken
geformuleerd
kunnen
worden
moeten
we
meer
weten
over
hoe
creativiteit
werkt.
In
zijn
boek
Imagine:
how
creativity
works
zet
Jonah
Lehrer
uiteen
hoe
creatieve
ideen
zelden
opkomen
in
hun
voltooide
vorm:
het
is
hard
werken
om
een
idee
te
perfectioneren.
Dit
proces
vereist
focus
en
aandacht
voor
detail.
Daar
tegenover
staat
dat
bepaalde
hersengolven
die
nodig
zijn
om
tot
een
creatief
idee
te
komen
het
beste
tot
stand
komen
als
we
ons
vaak
uit
frustratie-
afkeren
van
het
probleem
dat
we
willen
oplossen
en
onze
aandacht
richten
op
iets
totaal
anders
(Lehrer,
2009).
Juist
wanneer
ons
brein
ontspant
aandachtig
loslaat
(de
Jong,
2012)-
is
er
ruimte
voor
een
brainwave.
Het
lijkt
dan
alsof
het
idee
zomaar
uit
het
niets
komt
en
dat
verklaart
waarom
mensen
denken
dat
een
creatieve
gedachte
slechts
een
aha-moment
is.
Creativiteitsexpert
Michael
Michalko
legt
uit
waarom
expertise
vaak
de
vijand
is
van
innovatie:
als
iemand
genoeg
informatie
heeft
over
een
op
te
lossen
probleem
worden
door
logisch
of
convergent
denken
innovatieve
oplossingen
uitgesloten
(Michalko,
2011).
Een
mens
denkt
divergent
als
hij
de
opdracht
krijgt
zoveel
mogelijk
oplossingen
of
antwoordmogelijkheden
voor
een
probleem
te
bedenken.
Lateraal
of
associatief
denken
kan
onverwachte
oplossingen
van
een
probleem
opleveren.
Volgens
Edward
de
Bono,
al
veertig
jaar
pleitbezorger
van
het
laterale
denken,
gaat
het
hier
over
verandering
van
perspectief
en
het
verbinden
van
zaken
die
logischerwijs
niet
voor
de
hand
liggen
of
zelfs
niets
met
elkaar
te
maken
hebben
(Balakrishnan,
2007).
Onhandig
is
dat
lateraal
denken
pas
herkend
wordt
als
het
iets
opgeleverd
heeft,
de
denker
was
immers
niet
op
zoek
naar
een
oplossing.
De
Bono
en
Michalko
stellen
dat
het
laterale
denken
bewust
benut
kan
worden
door
willekeurige
invoer,
vooropstellen
van
quota,
omkering
van
gegevens
en
kruisbestuiving
van
verschillende
breinen.
Soms
kunnen
vraagstukken
niet
opgelost
worden
door
het
creatieve
denkvermogen
van
een
persoon
maar
zijn
er
meerdere
mensen
nodig.
De
meest
creatieve
groep
bestaat
uit
een
mix
van
mensen
die
elkaar
kennen
en
eerder
hebben
samengewerkt,
aangevuld
met
enkele
onbekenden
(Lehrer,
2009).
11
De
leerling
geeft
blijk
van
lateraal
denken
zou
bijvoorbeeld
een
leerdoel
kunnen
zijn
maar
omdat
de
leerling
dit
niet
bewust
doet
en
lateraal
denken
een
deel
van
creatief
denken
is,
is
de
opbrengst
van
dat
laterale
denken
niet
zichtbaar
te
maken.
Een
andere
vraag
die
gesteld
moet
worden
is
of
we
alleen
doelen
moeten
formuleren
die
door
zichtbaar
gedrag
te
meten
zijn.
Op
het
blog
van
het
Landelijk
Kennisinstituut
voor
Cultuureducatie
en
Amateurkunst
stelt
Piet
Hagenaars
dat
we
leerlingen
inzicht
moeten
geven
in
creatieve
processen.
We
moeten
zorgen
dat
leerlingen
vaardigheden
ontwikkelen
die
essentieel
zijn
voor
creatieve
ontwikkeling:
Leer
hen
breed
en
divergent
denken
over
mogelijkheden
en
alternatieven.
Leer
hen
ook
intensief
convergent
te
denken
over
allerlei
uiteenlopende
ideen
en
deze
bij
elkaar
te
brengen.
Stimuleer
hen
om
een
onderzoekende
houding
aan
te
nemen
en
leer
hen
vooral
vragen
te
stellen
(Hagenaars,
2013).
Om
specifieke
leerdoelen
op
het
gebied
van
creatief
denken
te
formuleren
moeten
we
kijken
naar
verschillende
manieren
waarop
creatief
denken
gemeten
wordt.
Waarom
meten?
Meting
speelt
vaak
een
belangrijke
rol
bij
de
beoordeling
van
instructie
of
training
met
betrekking
tot
creativiteit
(Treffinger
et
al.,
2002).
Als
we
creativiteit
willen
bevorderen
moeten
we
het
meten
(Villalba,
2009).
Opbrengstgericht
te
werk
gaan
impliceert
dat
gemeten
wordt
in
hoeverre
leerdoelen
bereikt
zijn.
Willen
we
kunnen
reflecteren
op
groei
en
ontwikkeling
op
het
gebied
van
creatief
denken
dan
hebben
we
een
meetinstrument
nodig.
Interessante
uitkomst
van
een
in
Engeland
uitgevoerd
onderzoek
naar
de
haalbaarheid
van
een
beoordelingskader
voor
creativiteit
is
dat
docenten
die
genteresseerd
zijn
in
creativiteit
huiverig
lijken
voor
het
beoordelen
en
het
testen
ervan
(Lucas
et
al.,
2013).
Het
argument
dat
creativiteit
te
complex
is
om
te
meten
lijkt
achterhaald
maar
er
zit
iets
in
het
idee
dat
creativiteit
doodgeslagen
wordt
door
meting:
neurologisch
onderzoek
wijst
uit
dat
divergent
denken,
onderdeel
van
creatief
denken,
alleen
zonder
prestatiedruk
gedijt
(Mieras,
2009).
Dat
pleit
voor
een
meetvorm
die
niets
wegheeft
van
een
test
of
toets
(de
Jong,
2012),
dus
we
gaan
niet
op
zoek
naar
een
vergelijkingsmodel
waarmee
de
creativiteit
van
leerlingen
becijferd
wordt
(van
der
Wateren,
2013).
Hoe
meten?
Er
zijn
allerlei
tests
beschikbaar
die
creatief
denken
of
deelgebieden
daarvan
meten.
Uit
de
jaren
60
stamt
de
door
de
psycholoog
Ellis
Paul
Torrance
ontwikkelde
Torrance
Test
of
Creative
Thinking.
Het
is
nog
steeds
de
meest
gebruikte
creativiteitstest
binnen
Amerikaanse
onderwijsinstellingen
en
bedrijven
(Kim,
2006).
De
test
is
sinds
de
jaren
60
regelmatig
herzien
en
bestaat
uit
vijf
schrijfopdrachten
(vraag-en-gis,
productverbetering,
ongebruikelijke
toepassingen,
ongebruikelijke
vragen
en
stel
dat)
en
drie
tekenactiviteiten
(het
opbouwen
van
een
tekening
rond
een
gegeven
vorm,
het
afmaken
van
tien
incomplete
figuren
en
het
gebruiken
van
grote
hoeveelheden
lijnen
of
cirkels
voor
steeds
andere
plaatjes).
Torrance
beoogde
een
speelse
benadering:
deelnemers
moesten
niet
het
gevoel
krijgen
bezig
te
zijn
met
een
examen
en
testafnemers
dienden
het
plezier
waarmee
de
activiteiten
gedaan
konden
worden
te
benadrukken.
Het
meten
van
creativiteit
was
niet
Torrances
doel,
de
tests
werden
ontworpen
om
te
begrijpen
welke
kwaliteiten
creatief
denken
bevorderen.
Hij
adviseerde
om
met
behulp
van
de
uitkomsten
instructie
te
individualiseren,
evaluatie
van
educatieve
programmas
in
gang
te
zetten
en
latent
creatief
potentieel
te
ontdekken.
In
plaats
van
een
middel
om
creativiteit
te
testen
zocht
hij
een
middel
om
die
vaardigheid
te
vergroten
(Kim,
2006).
De
psycholoog
Joy
Paul
Guilford
ontwikkelde
de
alternatieve
toepassingen
test
in
1967.
Deze
meet
het
vermogen
om
divergent
te
denken
door
de
proefpersoon
twee
minuten
te
geven
voor
het
bedenken
van
zoveel
mogelijk
toepassingen
voor
een
alledaags
voorwerp
zoals
een
paperclip
(Runco
&
Pritzker,
2011).
De
test
meet
divergent
denken
in
vier
subcategorien:
hoeveelheid;
originaliteit;
(herstarten
van
een
router
ten
opzichte
van
papieren
bij
elkaar
houden
bijvoorbeeld)
flexibiliteit;
(dekken
de
antwoorden
meerdere
gebieden,
manchetknoop
en
oorbel
zitten
bijvoorbeeld
in
hetzelfde
gebied)
en
uitwerking
(mate
van
detail
in
het
antwoord).
Psychologen
gebruiken
raadsels
om
creatief
probleemoplossend
vermogen
of
convergent
denken
meten.
In
tegenstelling
tot
de
alternatieve
toepassingen
test,
gaat
het
hier
om
het
ene
juiste
antwoord.
De
Remote
Associates
Test
geeft
een
combinatie
van
drie
niet-verwante
woorden
zoals
vallen
-
acteur
stof
en
vraagt
de
proefpersoon
om
te
komen
met
een
vierde
woord
dat
alle
drie
woorden
met
elkaar
verbindt5.
Het
oplossen
van
dit
soort
problemen
door
systematisch
alle
samengestelde
woorden
en
synoniemen
voor
'vallen',
'acteur
en
stof
te
vergelijken
met
elkaar
zal
niet
veel
succes
opleveren.
Net
als
bij
raadsels
komt
de
oplossing
meestal
als
een
flits
van
inzicht.
5
In
dit
geval
is
het
antwoord
ster:
vallende
ster,
filmster
en
sterrenstof.
13
Aan
de
afdeling
neurowetenschap
van
de
universiteit
van
Michigan
werd
vorig
jaar
een
snelle
en
betrouwbare
test
ontwikkeld
die
het
creatieve
denkvermogen
meet
door
middel
van
de
koppeling
van
een
zelfstandig
naamwoord
aan
een
werkwoord
(Science
Daily,
2013).
Een
voorbeeld:
het
woord
stoel
kan
door
een
proefpersoon
beantwoord
worden
door
het
voor
de
hand
liggende
zit,
maar
ook
door
staan.
De
onderzoekers
controleerden
of
de
antwoorden
werkwoorden
waren
en
de
zeer
onlogische
antwoorden
werden
uitgesloten.
De
proefpersonen
werden
zowel
aan
deze
test
onderworpen
als
aan
meer
diepgaande
methodes.
De
mensen
die
creatieve
antwoorden
in
de
twee-minutentest
gaven
bleken
ook
als
meest
creatief
uit
de
bus
te
komen
bij
de
meer
diepgaande
tests.
De
zelfstandig
naamwoord-werkwoord-test
zou
dus
als
op
zichzelf
staande
creativiteitstest
gebruikt
kunnen
worden,
een
mooi
perspectief
voor
breinonderzoekers
die
creatieve
processen
willen
lokaliseren
met
behulp
van
MRI-scans.
In
2013
inventariseerden
onderzoekers
van
het
Kohnstamm
instituut6
Nederlandse
meetinstrumenten
voor
sociale
competenties,
metacognitie
en
advanced
skills
van
kinderen
en
jongeren.
Vragenlijsten
die
door
jongeren
zelf
worden
ingevuld
zijn
de
meest
gebruikte
meetinstrumenten,
naast
gestructureerde
observaties
en
vragenlijsten
waarin
anderen
oordelen
over
de
competenties
van
de
jongere.
Het
invullen
van
dit
soort
meetinstrumenten
is
tijdrovend,
zeker
als
er
een
grote
groep
langs
de
lat
gelegd
wordt.
Het
is
lastig
om
objectiviteit
te
bewaken:
beoordelaars
kijken
niet
neutraal
naar
de
criteria
waarop
ze
iemand
beoordelen
maar
worden
benvloed
door
het
beeld
dat
ze
al
van
de
beoordeelde
hebben
en
zelfrapportages
zijn
per
definitie
subjectief.
Bij
het
meten
van
advanced
skills
wordt
zoveel
mogelijk
gebruik
gemaakt
van
authentieke,
complexe
taken,
met
als
voordeel
dat
de
tests
situaties
simuleren
waarin
de
jongeren
later
zullen
moeten
functioneren.
Nadeel
is
echter
dat
beoordeling
van
resultaten
van
dit
soort
assessments
ook
een
complexe
taak
is;
het
is
niet
mogelijk
om
dit
soort
tests
op
enkel
meerkeuzevragen
te
baseren.
Ledoux
et
al.
vonden
geen
meetinstrumenten
voor
creativiteit
of
creatief
denken
(Ledoux,
Meijer,
Veen,
van
der,
&
Breetvelt,
2013).
In
het
Verenigd
Koninkrijk
is
men
sinds
1999
bezig
met
het
implementeren
van
creative
thinking
in
het
national
curriculum.
Creativiteit
wordt
meestal
impliciet
genoemd
en
zelden
precies
gedefinieerd
(Craft,
2008).
Er
worden
zes
groepen
cross-curricular
skills
genoemd,
waarvan
creative
thinking
er
een
is.
Methodes
om
de
ontwikkeling
van
creatief
denken
bij
te
houden
ontbraken
echter.
In
het
voorjaar
van
2011
startten
onderzoekers
van
het
Centre
for
Real-World
Learning
van
de
universiteit
van
Winchester
een
onderzoek
naar
de
haalbaarheid
van
het
maken
van
een
beoordelingskader
voor
de
ontwikkeling
van
creativiteit
bij
scholieren.
In
januari
2013
is
het
rapport
van
hun
onderzoek
verschenen:
een
theoretische
onderbouwing
van
het
definiren
en
beoordelen
van
creativiteit
en
een
daarop
gebaseerde
vijf-dimensionale
definitie
die
is
getest
op
twee
pilotscholen
in
Engeland
(Lucas
et
al.,
2013).
Anders
dan
de
hiervoor
beschreven
tests
werd
uitgegaan
van
een
formatief
beoordelingsinstrument
dat
zichtbaar
gedrag
en
houding
meet.
Het
lijkt
op
het
eerste
gezicht
waterdicht.
De
uitkomsten
zijn
echter
afhankelijk
van
de
interpretatie
van
de
vijf
deelgebieden
en
de
persoon
die
het
instrument
invult
(van
der
Kooij,
2013).
Op
welke
manier
we
ook
meten,
de
data
moeten
gebruikt
worden
om
sterke
punten
en
mogelijkheden
te
duiden,
adviseren
Treffinger
et
al.
Daarnaast
moeten
we
niet
uit
het
oog
verliezen
dat
we
formatieve
meetinstrumenten
gebruiken
die
gericht
zijn
op
ontwikkeling.
Geen
6
Onderzoeksinstituut
Child
Development
and
Education,
Universiteit
van
Amsterdam
14
enkele
test
meet
een
heel
concept
op
een
gegeven
moment,
laat
staan
voor
nu
en
altijd
(Treffinger
et
al.,
2002).
15
Praktijk
Welke
leerdoelen
dekken
de
leeropbrengst
creatief
denken
binnen
het
vak
CKV
op
Broklede?
Wensen
sectie
CKV
op
Broklede
Uit
gesprekken
met
de
docenten
CKV
op
Broklede
blijkt
dat
zij
willen
bewerkstelligen
dat
leerlingen
fouten
durven
maken
en
er
van
leren,
een
heleboel
ideen
produceren
in
plaats
van
voor
het
eerste
aannemelijke
idee
kiezen
(divergent
denken),
van
perspectief
veranderen,
een
probleem
van
alle
kanten
bekijken,
samenhang
laten
zien
tussen
dingen
die
anderen
voor
onmogelijk
houden
(lateraal
denken),
dieper
graven
(convergent
denken),
samenwerken,
doorzetten,
buiten
platgetreden
paden
gaan
en
gebaseerd
op
veel
informatie
iets
nieuws
bedenken.
Ze
waarderen
leerlingen
die
een
onverwachte
draai
geven
aan
opdracht
met
een
hoger
cijfer.
Bovenstaande
eigenschappen
kunnen
in
de
eerder
genoemde
categorien
van
Treffinger
et
al.
geplaatst
worden
(Treffinger
et
al.,
2002):
ideen
genereren,
dieper
graven,
openheid
en
moed
en
inner
voice7.
van
niet
voor
de
hand
liggende
elementen,
gebruik
maken
van
metaforen,
beoordelen
van
ideen
die
opkomen
uitstellen.
Dieper
graven:
uitpluizen,
fine
tuning,
intrigerende
mogelijkheden
versterken,
prioriteiten
stellen,
categoriseren,
constructieve
benadering,
gemotiveerd
voor
verbetering.
Openheid
en
moed:
verder
gaan
dan
de
gegeven
informatie,
risico
nemen,
data
uit
veel
bronnen
en
domeinen,
stellen
van
veel
gevarieerde
en
ongewone,
onverwachte
vragen,
uitdaging
van
aannames
(eigen
en
van
anderen),
leren
van
fouten,
denken
in
mogelijkheden.
Inner
voice:
begrijpen
wie
je
bent,
commitment
(whatever
it
takes),
bewustzijn
van
eigen
creativiteit,
concentratie,
energie,
doorzettingsvermogen,
initiatief
nemen.
Lessen
De
lessenserie
What
you
see
is
what
you
get?
over
manipulatie
in
woord,
beeld
en
geluid
diende
als
basis
voor
het
onderzoek
in
de
klassen.
Deze
lessen
gaf
ik
de
afgelopen
jaren
in
de
Engelstalige
4vwo-klassen
en
dit
jaar
voor
het
eerst
in
een
Nederlandstalige
4vwo-klas.
Naast
theorie
over
overredingskracht
en
manipulatie
bevat
de
lessenserie
een
praktijkopdracht:
het
maken
van
een
reclamecampagne.
Deze
opdracht,
waarbij
ideecreatie
centraal
staat,
wordt
in
groepjes
van
twee
of
drie
uitgevoerd.
De
reclame
zelf
kan
een
radiospot,
een
film,
een
poster,
een
website-banner
of
een
combinatie
hiervan
zijn.
In
het
assessment
form
staan
de
onderdelen
die
beoordeeld
worden
en
in
steekwoorden-
waaraan
deze
onderdelen
moeten
voldoen.
Deze
matrix
voorziet
niet
in
reflectie
op
ideecreatie,
onderzoek
en
experiment.
De
steekwoorden
original
en
different
laten
leerlingen
wel
nadenken
over
hun
ideen
en
eindproduct.
Het
creatieve
(denk)proces
is
niet
geoperationaliseerd
in
deze
lessenserie,
simpelweg
omdat
ik
deze
lessen
al
een
aantal
jaar
geleden
bedacht
en
gaandeweg
steeds
meer
genteresseerd
raakte
in
deze
materie.
Metingen
De
hieronder
besproken
meetvormen
werden
bij
de
opdracht
reclamecampagne
ingezet,
in
een
klas
4vwo
en
twee
klassen
Engelstalig
4vwo.
Omdat
ik
wilde
onderzoeken
of
ik
mijn
leerlingen
hulpmiddelen
kon
bieden
die
hen
in
staat
zouden
stellen
te
reflecteren
op
hun
eigen
creatieve
denkproces,
koos
ik
meetvormen
die
op
meerdere
facetten
van
creatieve
processen
meten.
De
zelfstandig
naamwoord-werkwoord-test
viel
dus
af:
hoewel
deze
test
als
op
zichzelf
staande
creativiteitstest
gebruikt
zou
kunnen
worden
wordt
niet
inzichtelijk
gemaakt
hoe
creatieve
denkprocessen
werken.
Andere
belangrijke
voorwaarden
voor
de
meetvormen
was
dat
ze
door
leerlingen
konden
worden
ingevuld
en
genterpreteerd.
De
Torrance-test
viel
daarom
ook
af.
De
eindpresentaties
waren
over
het
algemeen
van
een
hogere
kwaliteit
dan
die
van
vorig
jaar.
Dit
kan
meerdere
redenen
hebben:
specificatie
van
het
fenomeen
proces
(in:
de
evaluatie
van
jullie
proces
telt
mee
in
het
eindcijfer
dat
je
voor
je
presentatie
krijgt)
door
middel
van
het
formulier,
specifiekere
aandacht
voor
het
werkproces
van
leerlingen
en/of
interesse
van
enkele
nieuwsgierigen
en
dus
ingewijden-
in
mijn
onderzoek
naar
creatief
denken.
wordt
dan
een
ander,
of
dat
het
zou
gaan
om
een
summatief
meetinstrument
(Lucas
et
al.,
2013).
18
reclamecampagne
terug
op
de
verschillende
stadia:
ik
ben
nu
bewust
aan
het
loslaten
haha
en
ik
ben
gefrustreerd
dus
nu
moet
ik
mijn
brein
iets
anders
te
doen
geven
werden
gebruikt
om
gedrag
dat
ik
als
niet
productief
omschreef
te
weerleggen.
De
meeste
leerlingen
bleken
genteresseerd
in
creatief
denken
als
vaardigheid
die
je
kunt
trainen
en
wilden
graag
meedoen
aan
tests.
Michael
Michalko,
creativiteitscoach
en
auteur
van
onder
andere
Creative
Tinkering:
Putting
Your
ImaginationTo
Work
(Michalko,
2011),
ontwikkelde
een
set
kaarten
die
gebruikt
kunnen
worden
voor
het
genereren
van
creatieve
ideen.
In
de
Engelstalige
klassen
gebruikten
de
creative
teams
deze
kaarten
om
op
meer
ideen
te
komen,
dieper
te
graven,
van
perspectief
te
wisselen
en
op
originelere
oplossingen
te
komen.
Groepjes
konden
zelf
kaarten
uitkiezen
of
anderen
kaarten
geven.
Ook
werden
problemen
van
het
ene
creative
team
aan
een
willekeurig
ander
team
voorgelegd:
hier
en
daar
ontstonden
inventievere
oplossingen,
die
het
laatste
team
dan
liever
voor
zichzelf
wilde
houden
(Its
our
copyright).
Een
van
de
tweetalige
klassen
deed
na
de
les
met
de
kaarten
een
creativiteitstest
via
internet,
die
claimt
creativiteit
te
meten
op
acht
verschillende
parameters
(http://www.testmycreativity.com/).
Uitkomst
is
een
taartpuntdiagram
met
scores
op
acht
gebieden.
Het
enthousiasme
voor
deze
test
was
groot,
leerlingen
deelden
hun
scores
met
elkaar
(ik
scoor
80,08
en
gemiddeld
is
63,15!)
maar
waren
ook
genteresseerd
in
de
beschrijvingen
van
de
verschillende
deelgebieden
van
creativiteit.
Enkele
zeer
genteresseerde
leerlingen
hoorden
mij
uit
over
mijn
onderzoek
en
probeerden
te
bedenken
bij
welke
onderdelen
van
de
lessenserie
ze
lateraal,
divergent
en/of
convergent
moesten
denken.
Deze
leerlingen
vonden
dat
ze
beter
op
hun
eigen
creatieve
proces
konden
reflecteren
door
hun
toegenomen
kennis
over
creatief
denken.
Het
Engelse
assessment
tool
an
sich
hielp
hen
daarbij
niet
genoeg,
vonden
ze.
De
meeste
leerlingen
betrokken
de
verschillende
aspecten
van
creatief
denken
in
hun
eindpresentatie.
Toevallig
hoorde
ik
van
een
documentaireproducent
dat
hij
een
voor
zijn
pas
gestarte
onderneming
een
website
nodig
had.
Een
groepje
leerlingen
kreeg
dus
een
authentieke
taak
(Ledoux
et
al.,
2013):
maak
een
logo,
een
slogan
en
een
website
voor
een
filmproductiebedrijf.
Deze
leerlingen
zijn
nog
steeds
bezig
met
de
fine
tuning
van
de
website
en
couldnt
care
less
about
the
assessment,
were
in
it
for
real
now.
Mijn
opmerking
dat
the
real
world
een
veel
betere
assessor
is
dan
ik
kon
dit
creative
team
erg
waarderen.
Hoewel
de
eindproducten
niet
perse
beter
waren
dan
die
van
vorig
jaar
werd
er
door
de
leerlingen
beter
gereflecteerd
op
het
werkproces
in
het
algemeen
en
de
creatieve
denkprocessen
in
het
bijzonder,
zowel
tussentijds
als
tijdens
de
eindpresentatie.
In
de
klas
waarvan
het
groepje
met
de
authentieke
opdracht
deel
uitmaakte
werden
zelfs
niet
eerder
vertoonde
presentatievormen
gekozen.
19
Conclusie
Doelen
en
aanpak
Het
doel
van
dit
onderzoek
was
om
een
bijdrage
te
leveren
aan
het
opbrengstgericht
maken
van
de
vaardigheid
creatief
denken
binnen
het
vak
CKV
op
Broklede.
Daartoe
moest
een
aantal
meetbare
leerdoelen
geformuleerd
en
een
inventarisatie
gemaakt
worden
van
beschikbare
meetinstrumenten.
Daarna
is
een
aantal
van
deze
meetinstrumenten
uitgeprobeerd
tijdens
lessen
CKV
van
drie
klassen
4vwo.
Beantwoording
probleemstelling
Ervan
uitgaand
dat
het
operationaliseren
van
het
brede
begrip
creativiteit
middels
meetbare
doelen
leerlingen
helpt
om
beter
de
regie
te
nemen
op
hun
creatieve
denkproces
en
creatievere
oplossingen
te
ontwikkelen
formuleerde
ik
leerdoelen
voor
creatief
denken:
De
leerling
kan
effectief
en
efficint
denkvormen
toepassen
voor
ideecreatie,
de
leerling
heeft
inzicht
in
het
(eigen)
creatieve
denkproces
en
de
leerling
kan
nieuwe
ideen
of
zinvolle
oplossingen
genereren.
Deze
doelen
zijn
gebaseerd
op
literatuuronderzoek
en
uitkomsten
van
gesprekken
met
de
sectie
CKV
op
Broklede.
De
verschillende
meetinstrumenten
kunnen
ingedeeld
worden
in
twee
categorien:
de
snelle
tests
die
een
deelgebied
van
creatief
denken
meten
en
de
beoordelingsformulieren
die
reflectie
op
meerdimensionale
definities
van
creativiteit
mogelijk
maken.
De
leerlingen
in
de
onderzoeksgroep
bleken
in
staat
om
te
reflecteren
op
hun
creatieve
werkproces
door
gebruik
van
een
van
de
twee
meerdimensionale
meetinstrumenten.
De
leerlingen
die
echter
nog
meer
lessen
kregen
waarin
het
creatieve
denkproces
verhelderd
werd
reflecteerden
beter
op
zowel
werk-
als
denkproces.
Een
meetinstrument
kan
dus
een
waardevolle
bijdrage
leveren
aan
het
operationaliseren
van
het
begrip
creativiteit
maar
kan
beter
als
kapstok
dienen
voor
de
ontwikkeling
van
inzicht
in
creatieve
denkprocessen.
De
vraag
welke
van
de
bestaande
meetmethodes
voor
creatief
denken
het
best
aansluit
bij
de
leerdoelen
van
het
vak
CKV
op
Broklede
kan
niet
eenduidig
beantwoord
worden:
het
is
een
combinatie
van
het
Engelse
meetinstrument
vanwege
de
factor
samenwerking-
en
lessen
over
creatief
denken
waarbij
tests
die
divergent,
lateraal
en
convergent
denken
meten
gebruikt
worden.
De
belangrijkste
uitkomst
van
dit
onderzoek
vind
ik
echter
dat
leerlingen
door
een
docent
die
zelf
inzicht
probeert
te
krijgen
in
het
creatieve
denkproces
meegenomen
werden
op
de
zoektocht
naar
creatief
denken.
Mijn
ervaring
is
dat
een
docent
die
zelf
ideen
probeert
te
genereren,
dieper
graaft,
openheid
en
moed
toont
en
luistert
naar
zijn
of
haar
inner
voice
een
creatieve
cultuur
schept
die
leerlingen
kan
inspireren
dit
ook
te
doen.
Aanbevelingen
Csikzentmihalyis
visie
op
een
creatieve
cultuur
is
wellicht
bruikbaar
voor
het
formuleren
van
doelen
op
het
gebied
van
creativiteit
van
een
organisatie
of
een
school.
Op
welke
manier
we
ook
meten,
de
data
moeten
gebruikt
worden
om
sterke
punten
en
mogelijkheden
te
duiden,
adviseren
Treffinger
et
al.
Ik
ben
ervan
overtuigd
dat
in
een
creatieve
schoolcultuur
opbrengstgericht
werken
betekent
dat
meetbare
doelen
gesteld
moeten
worden
om
inzicht
en
ontwikkeling
mogelijk
te
maken,
niet
om
afrekening
te
bewerkstelligen.
Kritische
reflectie
Mijn
motivatie
om
de
vaardigheid
creatief
denken
te
onderzoeken
kwam
voort
uit
interesse
voor
metacognitie:
inzicht
in
leerprocessen,
weten
wat
je
weet
en
denken
over
je
gedachten.
Mijn
ervaring
was
dat
naarmate
ik
meer
met
leerlingen
sprak
over
mijn
lesdoelen,
zij
meer
vragen
stelden
over
hoe
ik
dan
dacht
dat
die
te
bereiken
waren.
Aan
de
ene
kant
raakten
zij
meer
genteresseerd
in
hun
eigen
leerproces
en
aan
de
andere
kant
werden
ze
kritischer
over
het
nut
van
mijn
CKV-opdrachten.
Waarom
dacht
ik
dat
een
recensie
schrijven
over
kunst
of
cultuur
hun
analytisch
en
kritisch
denkvermogen
zou
verhogen?
Dat
zou
toch
ook
via
andere
onderwerpen
kunnen?
Vaardigheden
als
samenwerken,
problemen
oplossen
en
communiceren
leerde
je
toch
ook
bij
andere
vakken?
Een
andere
drijfveer
was
dus
de
legitimatie
van
het
vak
CKV.
Het
stond
vorig
jaar
al
onder
vuur
en
nu
spraken
mijn
leerlingen
openlijk
uit
dat
ze
twijfelden
aan
het
nut
van
CKV.
Ik
had
ze
er
zelf
toe
uitgenodigd:
andere
docenten
hebben
het
niet
met
ons
over
het
nut
van
hun
vak
en
het
is
niet
zo
aardig
om
daar
over
te
beginnen
natuurlijk.
In
het
beginstadium
van
mijn
onderzoek
wilde
ik
weten
of
de
waardering
voor
het
vak
CKV
hoger
zou
zijn
als
leerlingen
zouden
ervaren
dat
ze
hun
creatieve
denkvermogen,
belangrijk
in
het
licht
van
hun
carrireperspectief,
kunnen
ontwikkelen
bij
dat
vak.
Ik
probeerde
het
meten
van
creativiteit,
het
effect
van
een
meetinstrument
op
het
inzicht
in
creatieve
denkprocessen
van
mijn
leerlingen
en
die
waardering
voor
het
vak
allemaal
in
mijn
hoofdvraag
te
krijgen.
Afgezien
van
het
feit
dat
waardering
erg
lastig
te
meten
is
liepen
er
twee
doelen
door
elkaar.
Toen
ik
eenmaal
besloten
had
de
waarderingsfactor
buiten
beschouwing
te
laten
had
ik
beter
voor
ogen
waar
ik
naar
streefde:
een
theoretisch
onderbouwd
overzicht
van
meetbare
leerdoelen
voor
het
vak
CKV
op
het
gebied
van
creatief
denken
en
inzicht
in
beschikbare
meetmethodes
die
aansluiten
op
deze
doelen.
Omdat
ik
tegelijkertijd
bezig
was
met
literatuuronderzoek
en
praktisch
onderzoek
maakte
ik
de
leerlingen
van
mijn
mentorklas
deelgenoot
van
mijn
bevindingen.
In
eerste
instantie
was
dit
niet
mijn
bedoeling,
ik
wilde
immers
uitzoeken
of
de
introductie
van
een
meetinstrument
het
begrip
creatief
denken
inzichtelijk
zou
kunnen
maken
en
door
toegevoegde
informatie
van
mijn
kant
zou
de
uitkomst
minder
objectief
zijn.
Daarom
liet
ik
het
bij
een
meetinstrument
in
de
andere
klassen,
ik
zou
dan
nog
een
controlegroep
hebben.
Door
de
filmpjes
en
de
raadsels
werden
mijn
mentorleerlingen
nieuwsgierig
en
zelfs
competitief.
Door
te
praten
over
wat
ik
gelezen
had
over
creatieve
processen
ontstond
een
grote
betrokkenheid
bij
mijn
onderzoek.
De
twee
door
mij
gebruikte
meerdimensionale
meetinstrumenten
zijn
beiden
eerder
gebruikt
als
pilot,
het
zou
interessant
zijn
om
van
gedachten
te
wisselen
met
de
makers
over
de
verschillende
manieren
waarop
de
formulieren
ingezet
kunnen
worden.
Met
meer
tijd
en
middelen
zou
ik
de
Torrance
Test
of
Creative
Thinking
willen
afnemen
in
een
van
mijn
klassen.
Ik
ben
benieuwd
of
deze
test,
die
ontwikkeld
werd
om
te
begrijpen
welke
kwaliteiten
creatief
denken
bevorderen,
de
geteste
dat
inzicht
ook
kan
verschaffen.
De
door
mij
gebruikte
meetinstrumenten
geven
geen
objectieve
score
van
iemands
creatieve
denkvermogen,
ze
werden
ingevuld
door
de
leerlingen
zelf.
Ik
kan
dus
ook
geen
conclusies
trekken
over
de
toename
van
hun
creatieve
denkvermogen,
ook
niet
als
ik
hen
de
meetinstrumenten
in
een
later
stadium
nogmaals
zou
laten
invullen.
De
eventueel
zichtbare
ontwikkeling
zou
een
weerslag
zijn
van
wat
de
leerling
zelf
geleerd
denkt
te
hebben.
Toch
zit
daar
de
winst:
de
leerlingen
hebben
door
het
gebruik
van
een
meetinstrument
inzicht
gekregen
in
creatieve
denkprocessen
en
kunnen
in
meer
of
mindere
mate-
reflecteren
op
dat
van
henzelf.
De
gretigheid
waarmee
de
leerlingen
zich
op
de
raadsels
en
tests
stortten
verbaasde
mij
in
eerste
instantie.
Juist
de
leerlingen
die
hun
twijfel
over
het
nut
van
CKV
hadden
uitgesproken
waren
zeer
genteresseerd
in
creatief
denken
en
hoe
je
dat
kunt
trainen.
De
verklaring
kan
gezocht
worden
op
verschillende
terreinen:
de
interesse
in
wie
je
bent
die
pubers
eigen
is,
de
geruststelling
dat
kunnen
tekenen
geen
voorwaarde
is
voor
creatief
kunnen
denken,
de
waardering
voor
de
vaardigheid
creatief
denken
of
het
wedstrijdelement.
De
focus
op
je
eigen
vak
kan
je
blik
versmallen:
natuurlijk
is
het
mogelijk
om
bij
andere
vakken
te
werken
aan
het
ontwikkelen
van
creatieve
denkvaardigheden.
Afgelopen
vrijdag
kwamen
we
met
acht
collegas
van
zeven
verschillende
scholen
en
vanuit
vier
verschillende
vakken
bij
elkaar
om
onze
ervaringen
met
creatief
denken
in
de
klas
met
elkaar
te
delen:
een
groepje
uitprobeerders,
vastbesloten
om
met
en
van
elkaar
te
leren.
22
Bronnen
Balakrishnan,
A.
(2007).
Interview:
Edward
de
Bono
|
Education
|
The
Guardian.
Guardian.
Retrieved
April
19,
2014,
from
http://www.theguardian.com/education/2007/apr/24/highereducationprofile.academice
xperts
Craft,
A.
(2008).
Studying
collaborative
creativity:
Implications
for
education.
Thinking
Skills
and
Creativity,
3(3),
241245.
doi:10.1016/j.tsc.2008.09.006
De
Jong,
L.
(2012).
Creativiteits-
ontwikkeling
binnen
het
onderwijs.
Cultuurplein:
Kenniskring
De
Innovatieve
Opleidingsschool
O.l.v.
Dr.
P.V.A.
Delnooz.
Examenprogramma
culturele
en
kunstzinnige
vorming
havo
/
vwo.
(2014).
Examenblad.nl.
Retrieved
from
http://www.examenblad.nl/examen/culturele-en-kunstzinnige-vorming-
2/2014/vwo?topparent=vg41h1h4i9qe
Gielen,
P.
(2012).
De
hybride
kunstenaar.
Expertisecentrum
Kunst
En
Vormgeving,
AKV|St.Joost
(Avans
Hogeschool),
2012.
Hagenaars,
P.
(2013).
Blog
Piet
Hagenaars
(LKCA):
Creativiteit:
van
mythe
tot
leerdoel.
LCKA.
Retrieved
March
29,
2014,
from
http://piethagenaars.blogspot.nl/2013/06/creativiteit-
van-mythe-tot-leerdoel.html
Kim,
K.
H.
(2006).
Can
We
Trust
Creativity
Tests?
A
Review
of
the
Torrance
Tests
of
Creative
Thinking
(TTCT).
Creativity
Research
Journal
,
Vol.
18,
No.
1.
Retrieved
April
25,
2014,
from
http://kkim.wmwikis.net/file/view/Can+We+Trust+Creativity+Test.pdf/94516788/Can+
We+Trust+Creativity+Test.pdf
Ledoux,
G.,
Meijer,
J.,
Veen,
van
der,
I.,
&
Breetvelt,
I.
(2013).
Meetinstrumenten
voor
sociale
competenties,
metacognitie
en
advanced
skills.
Amsterdam:
Kohnstamm
Instituut,
Rapport
90.
Retrieved
from
http://www.kohnstamminstituut.uva.nl/rapporten/pdf/ki900.pdf
Lehrer,
J.
(2009).
Imagine:
how
creativity
works.
London:
Penguin.
Retrieved
from
http://newbooksinbrief.com/2012/04/29/12-a-summary-of-imagine-how-creativity-
works-by-jonah-lehrer/
Lucas,
B.,
Claxton,
G.,
&
Spencer,
E.
(2013).
Progression
in
Student
Creativity
in
School
FORMATIVE
ASSESSMENTS.
OECD
Educational
Working
Papers,
(86).
Maarleveld,
O.,
&
Kortland,
H.
(2012).
Beeldend
reflecteren.
Ontwikkelingsonderzoek
naar
een
nieuwe
methode
voor
het
beoordelen
van
praktisch
beeldend
werk
in
het
Voortgezet
Onderwijs,
17.
Retrieved
from
http://www.ahk.nl/fileadmin/download/ahk/Lectoraten/Kunst-
_en_cultuureducatie/PZIP_beeldend_Eindverslag_def.pdf
Michalko,
M.
(2011).
Creative
tinkering:
putting
your
imagination
to
work
(p.
232).
Novato,
California:
New
World
Library.
Mieras,
M.
(2009).
Ben
ik
dat?
Wat
hersenonderzoek
vertelt
over
onszelf
(p.
416).
Amsterdam:
Nieuw
Amsterdam.
23
Onderwijsraad.
(2013).
Een
smalle
kijk
op
onderwijskwaliteit.
(P.
dr.
G.
T.
M.
ten
Dam,
Ed.)Advies,
uitgebracht
aan
de
Minister
en
de
Staatssecretaris
van
Onderwijs,
Cultuur
en
Wetenschap.
Den
Haag.
RSG
Broklede
//
algemeen
>
onderwijs,
kwaliteit
en
beleid
>
Onderwijs
op
RSG
Broklede.
(n.d.).
Retrieved
April
18,
2014,
from
http://www.rsgbroklede.nl/showpage.aspx?steID=1&itmID=2093
Runco,
M.
A.,
&
Pritzker,
S.
R.
(2011).
Encyclopedia
of
Creativity
(2nd
Revise.,
p.
1384).
Elsevier
Science
Publishing
Co
Inc.
Science
Daily.
(2013).
What
happens
when
the
lightbulb
turns
on?
Measuring
a
persons
creativity
from
single
spoken
words.
Michigan
State
University.
Retrieved
from
http://www.sciencedaily.com/releases/2013/10/131030093152.htm
Simonton,
D.
K.
(2012).
Teaching
Creativity:
Current
Findings,
Trends,
and
Controversies
in
the
Psychology
of
Creativity.
Teaching
of
Psychology,
39(3),
217222.
doi:10.1177/0098628312450444
Treffinger,
D.
J.,
Young,
G.
C.,
Selby,
E.
C.,
&
Shepardson,
C.
(2002).
Assessing
Creativity:
A
Guide
for
Educators.
The
National
Research
Center
on
the
Gifted
and
Talented,
(December).
Retrieved
from
http://www.gifted.uconn.edu/nrcgt/reports/rm04190/rm04190.pdf
Van
de
Kamp,
M.
Van
De,
Admiraal,
W.,
&
Rijlaarsdam,
G.
(2012).
Creativiteit
bevorderen
bij
de
Kunstvakken.
Kunstzone,
8(februari/maart),
69.
Van
der
Kooij,
D.
(2013).
Creativiteit
meten?
Een
oproep
tot
ontwikkeling.
|
vindingrijk
op
WordPress.com.
blog.
Retrieved
March
29,
2014,
from
http://vindingrijk.wordpress.com/2013/03/16/creativiteit-meten-een-oproep-tot-
ontwikkeling/
Van
der
Wateren,
D.
(2013).
Nieuwe
methode
om
creativiteit
van
leerlingen
te
meten
|
Blogcollectief
Onderzoek
Onderwijs.
Blogcollectief
Onderzoek
Onderwijs.
Retrieved
March
29,
2014,
from
http://onderzoekonderwijs.net/2013/02/09/nieuwe-formatieve-toetsen-
om-creativiteit-te-meten/
Villalba,
E.
(2008).
On
Creativity
Towards
an
Understanding
of
Creativity
and
its
Measurements.
JCR
Scientific
and
Technical
Reports
(pp.
137).
Office
for
Official
Publications
of
the
European
Communities.
doi:10.2788/2936
Villalba,
E.
(2009).
Measuring
creativity.
In
Proceedings
for
the
conference,
Can
creativity
be
measured?
Brussels,
May
28-29,
2009.
doi:10.2760/11878
24
Bijlagen
Bijlage
1:
Lessenserie
How
do
images,
sounds,
colours
influence
they
way
you
perceive
information?
Through
public
media
like
television
and
internet,
images
of
wealth,
status
and
success
are
used
to
enhance
ideas
like
honesty,
courage,
and
common
sense.
Whether
in
a
political
advertisement
or
a
staged
photo-opportunity,
politicians,
policies
and
events
are
packaged
to
represent
the
good
intentions
and
skills
of
those
who
propose
to
lead
us.
In
fact,
all
advertising
is
built
around
the
creation
of
an
image
which
can
be
understood
as
both
a
picture
of
something
and
an
ideal
representing
some
personal
or
social
good
thing:
This
or
that
politician
tells
the
truth
and
is
on
your
side.
This
product
will
make
you
beautiful
and
popular,
the
envy
of
everyone
else.
In
fact,
contemporary
advertising
often
equates
democratic
ideals
about
the
freedom
to
vote
and
express
opinion
with
the
consumers
choices
about
the
quality,
price
and
benefits
of
competing
products.
To
be
free
is
to
make
choices
about
the
relative
merits
of
products
and
leaders,
life
styles
and
laws.
25
(again)
And
that's
the
real
shit
And
yeah,
everybody
start
to
rush
Swingin'
through
is
your
friendly
neighbourhood
lush
I
crack
your
bottle
than
watch
how
Xzibit
bust
I
regulate
like
a
killer
with
a
nickel
plate
Uh
set
it
straight
and
start
to
shakin'
you
down,
breakin'
new
ground,
construction
work
heavy
artillery,
put
your
dick
in
the
dirt
Stay
alert,
the
game
is
rough
so
you
might
get
hurt
Slug
burnt
through
your
jacket,
through
your
sweater,
through
your
shirt
Get
cut
from
the
belly
up
I
burnt
the
chain
fast
lane,
suck
my
sugar
cane
I'm
tryin'
to
spart
that
niggas
brain
while
you
entertain
trivial
things,
material
things,
protected
by
the
underground
kings
who
rule
the
land
with
an
iron
fist
The
"Men
In
Black",
if
we
flash
can't
remember
shit
You
cross
me,
I'll
make
you
pay
like
the
government,
I
wanna
kill
Sam
'cause
my
package
came
short
12
grams,
get
the
picture
Pimps,
players,
hoes,
hustlers,
willes
thugs,
ballers,
busters,
gangstas,
macks
everyday,
all
day,
shot
callers,
even
high
rollers
keep
it
moving
What
you
see
is
what
you
get
now
The
kinda
style
make
the
whole
world
go
wow
Bless
the
child
like
a
hoe
who's
on
flesh
'n
bone
and
no
matter
where
I
roam
I
feel
right
at
home,
yeah,
yeah
27
5.
In
1978,
Greek
archaeologists
opened
the
tomb
of
Alexander
the
Greats
father.
What
did
they
find?
6.
Alexander
the
Great
was
ambitious.
How
can
you
tell
he
planned
to
conquer
the
Persian
Empire
before
he
set
out
to
war?
7.
Explain
why
Dr.
Nigel
Spivey
(the
narrator
in
the
documentary)
mentioned
the
birth
of
a
political
portrait,
a
powerful
tool
in
the
hands
of
politicians.
8.
Humans
have
evolved
to
be
influenced
by
what
they
see
in
a
face.
For
how
many
years
was
the
face
of
Alexander
the
Great
spread
throughout
his
empire?
29
Mediating
Media
mediate,
v.
to
act
as
a
medium
that
transfers
something
from
one
place
to
another
to
be
between
two
stages,
ideas,
times,
or
things
media,
n.
the
various
means
of
mass
communication
thought
of
as
a
whole,
including
television,
radio,
magazines,
and
newspapers,
together
with
the
people
involved
in
their
production
(takes
a
singular
or
plural
verb)
Visual
saturation
and
perceptual
overload
are
terms
we
now
use
to
illustrate
the
way
that
new
technology
and
media
have
become
ubiquitous
in
daily
life.
Today,
television,
newspapers
and
magazines,
billboards
compete
with
newly
developed
forums
such
as
the
Internet,
video,
film
and
email.
Artists
have
also
become
participants
in
this
visual
system
often
critiquing
but
simultaneously
contributing
to
imagery
that
is
integrated
into
daily
life.
With
new
media
and
new
technologies
to
disseminate
them,
come
opportunities
and
responsibilities.
How
have
artists
and
business
interests
participated
in
a
growing
system
of
media
saturation
and
what
are
the
relationships
and
deviations
between
advertising
and
art?
Watch
the
work
of
artists
Michael
Ray
Charles,
Margaret
Kilgallen,
Barbara
Kruger,
and
Paul
Pfeiffer
.
"I
began
to
look
at
products
on
the
shelves
in
stores
and
think
about
how
these
ideas
were
consumed
and
through
what
medium.
.
.
.
I
signed
my
name
with
pennies
as
a
cool
logo,
as
a
seal
that
this
is
a
Michael
Ray
Charles."
Michael
Ray
Charles
30
Paul
Pfeiffer
Paul
Pfeiffer
is
the
definitive
mediator
of
media.
Pfeiffers
interest
in
sports
and
popular
media
is
merged
with
a
fascination
and
exploration
of
new
technologies-the
digital
and
electronic
media
that
make
these
images
possible.
Pfeiffers
use
of
media
as
raw
material
for
his
work
is
profound.
He
systematically
poaches
and
then
translates
images
from
popular
culture
creating
newly
formatted
and
poignant
mediated
moments.
Pfeiffer
says,
We
have
a
great
power
today
to
make
images
that
are
truly
spectacular
and
to
achieve
a
kind
of
perfection,
and
there
is
something
terrifying
to
me
about
it
as
well
because
maybe
these
images
become
so
perfect
that
you
forget
everything
else.
So
in
a
way
there
is
a
shrinking
of
the
imagination.
Activity
Concerns
about
advertising
Find
current
advertisements
on
television
or
in
print
that
reflect
Pfeiffers
concerns
about
advertising.
Compare
his
artwork
with
his
concerns
about
media.
What
are
the
ways
that
Pfeiffer
is
critiquing
media
in
his
work
and
how
is
he
participating
in
it?
If
Pfeiffer
had
lived
20,
40
or
100
years
ago,
how
would
his
work
be
different
in
terms
of
content,
form,
and
media?
Barbara
Kruger
Sends
a
Message
Originally
trained
as
a
graphic
designer,
the
artist
Barbara
Kruger
began
making
art
after
working
at
magazines
like
House
and
Garden,
Mademoiselle,
and
Aperture.
Layering
found
photographs
with
text,
Kruger
creates
images
where
the
viewer
becomes
implicated
in
the
struggle
for
power
and
control
that
her
text
and
the
practice
of
advertising
refer
to.
Much
of
her
text
questions
feminism,
classicism,
consumerism,
and
individual
autonomy
and
desire,
although
her
black-and-white
images
are
culled
from
the
mainstream
magazines
that
sell
the
very
ideas
she
is
disputing.
In
several
cases,
Krugers
images
have
become
well-known
enough
for
advertisers
appropriate
her
graphic
style
and
confrontational
tone.
Kruger
also
licenses
her
work
to
be
printed
on
bags,
umbrellas
and
coffee
mugs.
31
Activity
What
does
the
word
say?
Discuss
the
use
of
text
as
the
principal
element
for
conveying
messages
in
art
and
advertising
,
citing
specific
examples
from
Krugers
work
and
current
print
ads.
Select
a
single
word
and
collect
as
many
different
examples
of
it
as
possible
from
different
publications.
Discuss
how
the
message
changes
according
to
the
way
the
word
appears
and
is
used.
Source:
http://www.pbs.org/art21
Activity
How
does
an
ad
tell
its
story?
Your
teacher
hands
out
some
magazine
advertisements.
Answer
the
following
questions:
Describe
the
basic
elements
in
the
advertisement:
picture;
captions;
description;
logos;
intended
audience
How
does
the
advertisement
makes
its
case?
What
does
it
ask
the
viewer
or
consumer
to
believe
or
care
about?
What
words
does
the
advertisement
use,
how
do
they
explain
or
emphasize
the
picture
and
vice
versa?
After
answering
these
questions,
you
have
to
describe
the
design
and
messages
in
your
ads.
32
33
Activity
Culture Jam
adolescents
toddlers
guys
pensioners
parents
shop
owners
artists
animal
owners
DINKIs
Henk
and
Ingrid
Bruce
and
Anita
teachers
working
mums
housewives
househusbands
millionaires
students
physically
challenged
part-timers
pregnant
women
pupils
builders
business
women
sports
professionals
high
brow
art
lovers
farmers
35
Step
2
(5
minutes)
Choose
one
target
group
and
fill
in
the
gaps.
Target
group
They
wear
They
buy
at
They
identify
with
They
spend
their
holidays
at
They
eat
They
read
They
watch
They
drink
Their
hobbies
are
They
vote
They
earn
They
have
Their
names
are
They
like
They
go
out
at
They
are/were
educated
at
They
They
They
They
36
Step
3
Is
it
going
to
be
a
poster,
a
half-page
magazine
ad,
or
a
tiny
box
in
the
corner
of
a
newspaper?
Decide
on
your
format
and
make
this
decision
based
on
the
target
audience
you
are
trying
to
reach,
and
the
amount
of
money
you
can
afford
to
spend.
If
you
are
talking
to
kids,
a
poster
in
one
high
school
will
not
only
cost
less,
it
will
actually
reach
more
of
your
target
audience
than
a
full-page
ad
in
the
biggest
paper
in
town.
When
it
comes
to
deciding
on
the
size
of
your
ad,
the
more
expensive
it
will
be
to
produce
and
run.
Do
not
let
that
discourage
you.
You
can
do
a
lot
with
a
small
ad
so
long
as
it's
strong,
clear,
and
properly
targeted.
Step
4
The
concept
is
the
underlying
creative
idea
that
drives
your
message.
Even
in
a
big
ad
campaign,
the
concept
will
typically
remain
the
same
from
one
ad
to
another,
and
from
one
medium
to
aanother.
Only
the
execution
of
that
concept
will
change.
By
developing
a
concept
that
is
effective
and
powerful,
you
open
the
door
to
a
number
of
very
compelling
ads.
So
take
you
time
developing
a
concept
that's
strong.
Typically,
an
ad
is
made
up
of
a
photograph
or
a
drawing
(the
"visual"),
a
headline,
and
writing
(the
"copy").
Whether
you
think
of
your
visual
or
your
headline
first
makes
little
difference.
However,
here
are
a
few
guidelines
worth
following.
Though
you
do
not
absolutely
require
a
visual,
it
will
help
draw
attention
to
your
ad.
Research
indicates
that
70%
of
people
will
only
look
at
the
visual
in
an
ad,
whereas
only
30%
will
read
the
headline.
So
if
you
use
a
visual,
then
you
are
already
talking
to
twice
as
many
people
as
you
otherwise
might.
Another
suggestion
is
to
use
photographs
instead
of
illustrations
whenever
possible.
People
tend
to
relate
to
realistic
photographs
more
easily
than
unrealistic
ones.
But
whether
you
choose
a
photograph
or
38
an
illustration,
the
most
important
criteria
is
that
image
be
the
most
interesting
one
possible
and
at
least
half
your
ad
whenever
possible.
The
headline
must
be
short,
snappy
and
touch
the
people
that
read
it.
Your
headline
must
affect
the
reader
emotionally,
either
by
making
them
laugh,
making
them
angry,
making
them
curious
or
making
them
think.
If
you
can't
think
of
a
headline
that
does
one
of
these
four
things,
then
keep
thinking.
Finally,
whenever
possible,
avoid
a
headline
longer
than
fifteen
words.
People
just
do
not
read
as
much
as
they
used
to.
If
you
have
compelling
arguments,
make
them.
If
you
have
persuasive
facts,
state
them.
But
do
not
overwhelm
with
information.
Two
strong
arguments
will
make
more
of
an
impression
than
a
dozen
weaker
ones.
Finally,
be
clear,
be
precise,
and
be
honest.
Only
about
5%
of
people
will
read
your
copy,
whereas
30%
will
read
your
headline.
By
positioning
your
copy
near
your
heading,
you
create
a
visual
continuity
which
will
draw
more
people
to
the
information
you
want
to
convey.
Use
a
serif
typeface
for
your
copy
whenever
possible.
Those
little
lines
and
squiggles
on
the
letters
make
the
reading
easier
and
more
pleasing
to
the
eye.
If
you
have
lots
of
copy,
break
it
up
with
interesting
subheads,
as
we
have
done
in
the
graphic
above.
This
will
make
your
ad
more
inviting,
more
organized,
and
easier
to
read.
Avoid
these
The
single
most
common
mistake
is
visual
clutter.
Less
is
always
better
than
more.
So
if
you
are
not
certain
whether
something
is
worth
including,
then
leave
it
out.
If
your
ad
is
chaotic,
people
will
simply
turn
the
page,
and
your
message
will
never
be
read.
The
second
most
common
mistake
is
to
have
an
ad
that's
unclear
or
not
easily
understood
(haven't
you
ever
looked
at
an
ad
and
wondered
what
it
was
for?).
The
best
way
to
safeguard
against
this
is
to
do
some
rough
sketches
of
your
visual
with
the
headline
and
show
it
around.
If
people
aren't
clear
about
your
message,
then
it's
probably
because
your
message
is
unclear.
And
however
tempting,
do
not
argue
with
them
or
assume
that
they're
wrong
and
that
your
ad
is
fine.
You'll
be
in
for
an
unpleasant
surprise.
Proofread
your
ad,
then
give
it
to
others
to
proofread,
then
proofread
it
yet
again.
Typographical
errors
diminish
your
credibility
and
have
an
uncanny
habit
of
creeping
into
ads
when
you
least
expect
it.
Source:
https://www.adbusters.org/spoofads/printad
39
Your
ad
campaign
needs
a
catchy
song.
A
tune
that
will
get
the
buyer
in
the
right
mood
for
your
product.
A
close
look
at
the
mood
board
will
make
it
easier
to
choose
an
appropriate
piece
of
music.
During
the
presentation
of
your
ad
campaign
you
have
to
play
the
piece
of
music.
Assessment
Form
Ad
Campaign
product:
advertising
team
(names
of
students):
Name
catchy,
hints
towards
qualities
of
product,
original?
humiliating
weak
borderline
average
promising
good
exceptional
weak
borderline
average
promising
good
exceptional
Format,
concept
catchy,
aimed
at
target
group,
hints
towards
qualities
of
product,
original?
humiliating
weak
borderline
average
promising
good
exceptional
weak
borderline
average
promising
good
exceptional
weak
borderline
average
promising
good
exceptional
weak
borderline
average
promising
good
exceptional
weak
borderline
average
promising
good
exceptional
Advertisement
makes
curious,
stresses
qualities
of
product,
original,
aimed
at
target
group?
humiliating
weak
borderline
average
promising
good
exceptional
Presentation
of
process
convincing,
original,
professional,
this
team
gets
the
account?
humiliating
weak
borderline
average
40
promising
good
exceptional
41
Broklede
Inquisitive
Persistent
Imaginative
Collaborative
Disciplined
In the circular matrix below, these dispositions are described in terms of development: each wedge is divided in three
subcategories.
Please shade the matrix according to your own opinion about your creative skill.
Name: _______________________________________________________Class: ___________
Source: Lucas, B., Claxton, G., & Spencer, E. (2013). Progression in Student Creativity in School FORMATIVE
ASSESSMENTS. OECD Educational Working Papers, (86).
42
Bijlage
4:
Internettest
http://www.testmycreativity.com/#
Curiosity The desire to change or improve things that everyone else accepts as the
norm
Paradox The ability to simultaneously accept and work with statements that are
contradictory
Persistence The ability to force oneself to keep trying to derive more and stronger
solutions even when good ones have already been generated