Vak: Kunstzinnige orintatie; beeldende vorming. Datum uitvoering les: 5 april 2016. A1. Bespreken van en omgaan met regels. De student maakt zichtbaar welke regels er in de groep gelden en toont aan dat hij de regels kan hanteren ten behoeve van het realiseren van een fysiek en sociaal-emotionele veilige leeromgeving. Wat ging goed? In mijn overdenking heb ik verschillende doelen opgesteld. Hier wilde ik me deze les ook aan houden: Tijdens deze les wil ik de regels nastreven, door alleen leerlingen de beurt te geven die hun vinger opsteken en stil zijn. Tijdens deze les wil ik de samenwerking stimuleren, door verschillende werkvormen in te zetten. De regels in de groep, komen terug in deze doelen. Een regel in de groep is bijvoorbeeld dat leerlingen hun vinger opsteken en wachten met praten tot ze de beurt hebben (deze regel komt terug in mijn eerste doel). Andere regels zijn dat leerlingen luisteren naar elkaar en elkaar helpen. Dit komt terug in het tweede doel. Door verschillende werkvormen in te zetten, stimuleerde ik de samenwerking. Bij samenwerking moeten de leerlingen naar elkaar luisteren en elkaar helpen. Wat mag beter? Ik vond dat dit goed is gegaan, er hoeft niks aan verbetert te worden. A3. Leidinggeven aan het groepsproces. De student toont aan dat hij samenwerkend leren tijdens de onderwijsactiviteiten bevordert en laat expliciet zien dat hij kinderen aanspreekt op gedrag, hen positief stimuleert en zicht uit op alle groepjesleerlingen. Wat ging goed? Ik gebruikte de coperatieve werkvorm; werk-in-tweetallen. Hiermee bevorderde ik het samenwerkend leren. De leerlingen moesten naar elkaar luisteren en ze hielpen elkaar. Verder had ik een aantal persoonlijke leerdoelen voor deze les: Tijdens deze les wil ik orde houden in de klas, door de kinderen effectief aan te spreken op hun gedrag. Tijdens deze les wil ik de leerlingen altijd complimenteren, zodra ze een goed antwoord geven. Bij het eerste doel sprak in kinderen aan op ongewenst gedrag. Hierbij had ik zicht op alle leerlingen. Bij het tweede doel stimuleerde ik de leerlingen positief. Ze werden gemotiveerd als ik ze een compliment gaf. Wat mag beter? Ik had tijdens deze les geen groepjes leerlingen.
A4. Interactie aangaan met de groep.
De student toont aan dat hij vanuit een onderzoekende houding gesprekken voert met de leerlingen door actief te luisteren. De student evalueert de onderwijsactiviteiten met de kinderen en hij geeft feedback aan leerlingen op het samenwerkingsproces en/of op de gestelde doelen. Wat ging goed? Ik liep rond hoe de leerlingen overlegden. Hierbij stelde ik ook vragen hoe ze het dier zouden tekenen. Ik luisterde naar de gesprekken van de leerlingen. Doordat mijn persoonlijke doelen onder andere orde houden en complimenteren waren, kon ik hierdoor feedback geven op het samenwerkingsproces. Als ik ongewenst gedrag zag, zei ik er iets van. Als het goed verliep, gaf ik een compliment. Ik heb mijn lesdoelen niet direct gevalueerd met de leerlingen. Dit komt omdat er een lesdoel is dat ik kan zien. Als ze het dier verkeerd inkleurden (secundaire kleuren als dier), kunnen ze de kleuren niet onderscheiden. Daarnaast is het lesdoel over fantasie ook behaald. De leerlingen moesten een dier tekenen dat niet bestond. Als laatste moesten de leerlingen reflecteren op hun eigen tekening. Ik heb een aantal tekeningen gepakt en gevraagd of ze hier iets over wilde vertellen. Ik kon daarom alle lesdoelen zelf zien. Wat mag beter? De volgende keer moet ik de lesdoelen direct evalueren met de leerlingen. B1. Leerdoelen stellen. De student kiest in zijn lesontwerp voor passende leerdoelen (proces- en productdoelen) die aansluiten bij de leerlijnen en het bestaande onderwijsprogramma van de stagegroep. Wat ging goed? Ik heb de les zelf bedacht. Ik had voor deze les drie productdoelen en n procesdoel. De les sloot aan op kerndoel 54 en 55. Kerndoel 54: De leerlingen leren beelden, muziek, taal, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren. Kerndoel 55: De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren. Wat mag beter? Ik vond dat dit goed is gegaan, er hoeft niks verbetert te worden. B2. Leeractiviteit ontwerpen. De student toont in het ontwerp aan dat hij coperatieve werkvormen hanteert. De student maakt zichtbaar dat hij voor aanvang van de leeractiviteiten benodigde materialen en leermiddelen klaarzet. Wat ging goed? Ik gebruikte de coperatieve werkvorm; werk-in-tweetallen. Hierdoor kon ik de doelen in mijn overdenking behalen.
Voordat de les begon heb ik een aantal dingen klaargezet. Ik had de
blaadjes klaargelegd, de kleurpotloden klaargezet en de kleurencirkel op internet opgezocht. Hierdoor verliep de les soepel en werden de leerlingen niet onrustig. Wat mag beter? Ik vond dat dit goed ging, er hoeft niks aan verbetert te worden. B3. Leeractiviteit begeleiden. De student toont aan dat hij in staat is om in de lesuitvoering coperatieve werkvormen te hanteren. De student toont aan dat hij leerlingen hulp biedt bij het leerproces, rekening houdend met de kenmerken van de groep. Hij bevordert de samenwerking tussen leerlingen en de redzaamheid van individuele leerlingen. Wat ging goed? Ik gebruikte de coperatieve werkvorm; werk-in-tweetallen. Hierdoor kon ik de doelen in mijn overdenking behalen. De groep bestaat grotendeels uit jongens. Zij hebben een kortere spanningsboog dan meisjes. Ik heb daarom mijn uitleg zo concreet mogelijk proberen te houden met veel interactie. Hierdoor bleven de leerlingen betrokken tijdens de uitleg en konden ze daarna in groepjes aan de slag. Door de werkvorm in te zetten, bevorderde ik de samenwerking in de groep. De leerlingen moesten elkaar helpen en naar elkaar luisteren. Als de leerlingen er niet met zijn alle uitkwamen, mochten ze mij roepen voor hulp. Hierdoor bevorderde ik de zelfredzaamheid van de leerlingen. Wat mag beter? Ik vond dat dit goed ging, er hoeft niks verbetert te worden.