Anda di halaman 1dari 35

PROFESSIONELE BACHELOR IN HET ONDERWIJS

SECUNDAIR ONDERWIJS

Vakoverschrijdend Werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Begeleidende lector: mevrouw I. Plackl


Groepsleden: Femke Nijs Danitsja Dreesen Carmen Annaert, Jordi
Willekens Dries Bervoets Robby Brans Stef Van Briel
Academiejaar 2015 - 2016

Voornaam & Naam

Vak
Titel

Datum

Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave..................................................................................................................... 3
Voorwoord............................................................................................................................. 5
Inleiding................................................................................................................................. 6
1
Hoe ver kan een secundaire school gaan in de hulpverlening van een kind in
een moeilijke gezinssituatie?...................................................................................7
1.1
1.1.1
1.1.2
1.1.3
1.2

Moeilijke gezinssituaties..............................................................................................7
Wat is een gezin? Welke zijn de verschillende gezinsvormen?.................................7
Wat is een moeilijke gezinssituatie?..........................................................................8
Voorbeelden van moeilijke gezinssituaties................................................................8
Welke moeilijke gezinssituaties zijn relevant voor ons als leraren secundair

onderwijs?............................................................................................................................. 10
1.3
Hoe uiten leerlingen met een moeilijke gezinssituatie dit in de klas?.........................11
1.4
Welke hulp wordt er in de secundaire scholen reeds aangeboden?..........................12
1.5
Welke externe hulporganisaties kunnen hulp verlenen?............................................13
1.5.1
1.5.2
1.5.3
1.5.4
1.5.5
1.5.6
1.6

CAW....................................................................................................................... 13
JAC......................................................................................................................... 13
Jongerenwelzijn......................................................................................................14
CKG........................................................................................................................ 14
Kleine Kinderen, Grote Kansen Koning Boudewijnstichting................................14
Arktos..................................................................................................................... 15
Zijn leraren genoeg genformeerd over moeilijke gezinssituaties en welke middelen

hebben ze?........................................................................................................................... 18
1.6.1

Enqute.................................................................................................................. 18

1.7

Conclusie................................................................................................................... 27

Hoe kunnen leraren jongeren in kansarmoede helpen in een klascontext?.......28

2.1
2.2
2.3
2.4

Wat is kansarmoede?................................................................................................28
Wanneer zit je in de kansarmoede volgens het CLB?................................................28
Wat zijn de huidige cijfers omtrent kansarmoede?.....................................................29
Wat zijn de zeven domeinen van Vettenburg die een rol spelen bij het ontstaan van

kansarmoede?...................................................................................................................... 30
2.5
Op welke manier is het onderwijs verantwoordelijk voor het voortbestaan van
kansarmoede?...................................................................................................................... 30
2.6
Conclusie................................................................................................................... 32

3
Besluit...................................................................................................................... 33
Literatuurlijst....................................................................................................................... 34

Lector: I. Plackl

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Voorwoord
Wij zijn Femke Nijs, Danitsja Dreesen, Carmen Annaert, Robby Brans, Jordi Willekens, Dries
Bervoets en Stef Van Briel, zeven studenten uit de lerarenopleiding secundair onderwijs van
de hogeschool PXL. In het kader van ons vakoverschrijdend project zijn we een onderzoek
gestart naar moeilijke gezinssituaties. We zijn hieraan begonnen omdat het ons een zeer
interessant onderwerp leek. Na twee sessies beseften we dat ons onderzoek vrij ruim was.
We hebben ons daarna toegespitst op kansarmoede, omdat dit vandaag bij heel veel
jongeren een probleem vormt. Mevrouw Plackl I. heeft ons hiermee geholpen door ons naar
enkele instanties door te verwijzen. Dankzij haar hulp en de inzet van al onze groepsleden
kunnen we een resultaat afleveren waar de leerlingen in het secundair onderwijs zullen
ervaren hoe het is om kansarm te leven en wat kansarmoede precies is.

Academiejaar 2015-2016

Lector: I. Plackl

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Inleiding
Steeds meer jongeren leven in een moeilijke gezinssituatie. Het is dan ook belangrijk dat je
als leraar hier meer inzicht in krijgt. Er zijn verschillende problemen waar jongeren mee
kunnen kampen, zoals verslaving, financile armoede, kansarmoede, echtscheiding,
criminaliteit enzovoort. We hebben ervoor gekozen om ons specifiek te richten op
kansarmoede, aangezien veel jongeren in kansarmoede leven leek ons dit zeer waardevol
om uit te werken. In ons onderzoek worden zowel leerlingen, leraren als hulporganisaties
betrokken. Daarnaast toetsen we af of wij als toekomstige leraren wel genoeg informatie
bezitten over jongeren in een kansarm gezin en hoe we deze leerlingen kunnen begeleiden.
Uiteindelijk zullen we onze resultaten verwerken in een educatieve workshop voor leerlingen
in het middelbaar. De eerstejaarsstudenten van de PXL Education zullen deze workshop
komen volgen en hier feedback op voorzien.

Academiejaar 2015-2016

Lector: I. Plackl

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Hoe ver kan een secundaire school gaan in de


hulpverlening van een kind in een moeilijke
gezinssituatie?

We gaan eerst vermelden welke moeilijke gezinssituaties er allemaal zijn, om van hieruit
naar de volgende hoofdvraag door te stromen waar kansarmoede wordt behandeld.

1.1

Moeilijke gezinssituaties

1.1.1

Wat is een gezin? Welke zijn de verschillende gezinsvormen?

Het begrip gezin omschrijven lukt niet meer met n definitie. Hieronder volgen de meest
voorkomende gezinsvormen.

Kerngezin of traditioneel gezin


Een volwassen man en vrouw leven samen en hebben samen kinderen. Ze zijn de
biologische ouders van de kinderen.

Nieuw samengesteld gezin


Beide ouders brengen kinderen mee in een nieuwe relatie. Soms hebben ze ook samen
nog kinderen. De niet-biologische ouder van de kinderen in het gezin wordt vaak
plusouder genoemd in plaats van stiefouder.

Eenoudergezin
Een volwassene met kinderen van wie hij of zij de biologische vader of moeder is.

Homo- of lesbogezin
Twee mannen of twee vrouwen die samenleven en kinderen hebben uit een vorige
heterorelatie, geadopteerd of als pleeggezin. Een van de twee kan ook de biologische
vader of moeder zijn via draagmoederschap of zaaddonatie.

Pleeggezin
Een of twee volwassenen zorgen voor kinderen. Ze zijn niet de biologische, maar wel de
sociale ouders.

Adoptiegezin
Een of twee volwassenen hebben kinderen van wie ze niet de biologische ouders zijn.
Ze zijn sociale en juridische ouders.

Co-ouderschap na scheiding
Gezagsco-ouderschap betekent dat gescheiden ouders het ouderlijk gezag over de
kinderen delen. Ze staan dan beiden in voor de opvoeding van hun kinderen. Gezagscoouderschap komt voor bij kinderen die op twee adressen wonen, dus afwisselend bij een

Academiejaar 2015-2016

Lector: I. Plackl

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

van de ouders (= bilocatie of verblijfsco-ouderschap). Maar ook als de kinderen op n


adres wonen bij de ene ouder en bij de andere ouder op bezoek gaan, kan er sprake zijn
van gezagsco-ouderschap. Eventuele nieuwe partners (plusouders) hebben juridisch
geen ouderlijk gezag, maar oefenen wel ouderlijke taken uit.

Generatiegezin
Ouders en kinderen leven in een groter familieverband met grootouders, tantes, ooms

Meeoudergezin
Een of twee volwassenen, met elk een eigen gezin, zorgen naast de ouders mee voor
de kinderen en zijn nauw betrokken bij de opvoeding.

Tienergezin
Een minderjarige deelt de opvoeding van zijn of haar kind met een volwassene, meestal
met de eigen ouder(s).

Woongroep
Een grotere groep volwassenen leeft samen, eventueel met kinderen, bijvoorbeeld in
een commune.

Begeleid wonen kindertehuis


Kinderen leven in een gezinsvervangende constructie, vaak met wisselende verzorgers
of begeleiders.

Latgezin
Twee volwassenen leven niet samen, maar hebben wel een relatie en samen kinderen.

Ondanks dat er zoveel diverse gezinsvormen bestaan, zijn er uiteindelijk meer


overeenkomsten dan dat er verschillen zijn. Het draait in een gezin altijd om de band tussen
de verschillende mensen. Je vormt een gezin omdat je graag wil samenleven met elkaar.
Voor kinderen in samengestelde gezinnen bijvoorbeeld, is dit niet altijd een bewuste keuze,
maar eerder een keuze van de ouders in kwestie.

1.1.2

Wat is een moeilijke gezinssituatie?

Een perfect gezin, bestaat niet. Elk huisje heeft uiteraard zijn kruisje. Dat betekent dat elk
gezin wel zijn eigen problemen heeft. Het gezin vormt normaal gezien een veilige basis om
jezelf te ontplooien en het zorgt ervoor dat je ruimte krijgt om lief en leed te delen. Bij
moeilijke gezinssituaties is dit niet altijd het geval. Sommige gezinnen kennen wel wat meer
problemen dan anderen. Het gaat zelfs zo ver, dat sommige gezinnen externe hulp nodig
hebben. Dan spreken we van een moeilijke gezinssituatie.

1.1.3

Voorbeelden van moeilijke gezinssituaties

Er zijn natuurlijk enorm veel verschillende moeilijke gezinssituaties. Je komt ze overal tegen.
Enkele voorbeelden van moeilijke gezinssituaties:
Academiejaar 2015-2016

Lector: I. Plackl

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

1. Wanneer ouders scheiden, gaat dat gepaard met de nodige problemen. Bij sommige
gezinnen spreken we zelfs van vechtscheidingen. De gevolgen voor de kinderen zijn
dan ook niet te onderschatten.
2. Ouders kunnen ook in financile moeilijkheden zitten. Ze hebben het vaak moeilijk
om rond te komen elke maand. Ook het kind kan daardoor serieus in de problemen
te komen zitten. Het is moeilijk om de vaste kosten te betalen, zoals huur, elektriciteit,
eten en drinken, enz. Vaak is er geen geld voor iets extra. Vaak kunnen ze geen
kleren kopen, iets gaan doen met vrienden zit er ook al niet in.
Financile armoede hangt vaak samen met kansarmoede. Het verschil zit er echter in
dat kansarmoede de overkoepelende vorm is en financile armoede hier een
onderdeel van kan zijn.
3. Het is ook mogelijk dat er geweld aan te pas komt binnen het gezin. Geweld tussen
echtgenoten of partners komt voor in alle lagen van de maatschappij. Het is een
onderwerp dat voor veel slachtoffers moeilijk bespreekbaar is. Geweld is een geheel
van gedragingen, handelingen en houdingen van n van de partners of ex-partners
dat erop gericht is de ander te controleren en te domineren. Het kan gaan om
agressie, bedreigingen of geweldplegingen op verschillende terreinen: psychisch,
fysiek, seksueel, economisch,
4. Ouders kunnen ook verslaafd zijn aan alcohol of drugs. De kans dat kinderen ook
verslaafd geraken is enorm groot.
5. kansarmoede . Wat is kansarmoede?
Kansarmoede is een toestand waarbij mensen beknot worden in hun kansen om
voldoende deel te hebben aan maatschappelijk hooggewaardeerde goederen, zoals
onderwijs, arbeid, huisvesting. (citaat uit Kind en Gezin Kansarmoede)
We hebben nu al kort even vermeld wat kansarmoede inhoudt. Wij beschouwen
kansarmoede in een gezin als een moeilijke gezinssituatie die heel wat gevolgen voor
kinderen kan hebben. Wat die gevolgen zijn, wat wij, als leerkrachten en
schoolgemeenschap, kunnen doen, kun je onder andere terugvinden in het vervolg van het
project.

Academiejaar 2015-2016

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Lector: I. Plackl

Figuur 1: Gezinnen met specifieke problemen

1.2

Welke moeilijke gezinssituaties zijn relevant voor ons als


leraren secundair onderwijs?

Wat zijn nu de meest voorkomende gedragingen van leerlingen uit het secundair onderwijs
met een moeilijke gezinssituatie? Dit bespreken we hieronder.
Zoals we eerder hebben aangekaart passen de kinderen zich meestal aan en verzoenen ze
zich met de nieuwe situatie. Dit is echter niet altijd zo het geval. Wanneer er zich moeilijke
gezinssituaties voordoen en deze gedurende lange tijd zich blootstellen aan het kind, kan dit
ernstige, soms permanente gevolgen hebben op de ontwikkeling van het kind en zijn/haar
omgeving.
Er zijn veel verschillende soorten moeilijke gezinssituaties en elk kind is uniek, dus er zijn
oneindig veel gedragingen die zich kunnen voordoen. Het is uiteindelijk het gevoel dat de
bron/oorzaak is van een specifiek gedrag. Dit is op alle soorten moeilijke gezinssituaties
toepasbaar. Een gevoel ontstaat uit de behoeftes die wel of niet worden bevredigd .
Hieruit kan ongewenst gedrag zich ontwikkelen indien er niet aan wordt voldaan.
Een voorbeeld van gedrag is gexternaliseerd gedrag. Dit is een gedrag waar de omgeving
last van heeft. , Enkele voorbeelden hiervan zijn: agressief gedrag, pesten, vandalisme).

1 JANSSEN T., Maatschappelijke kwetsbaarheid, Belgi, Opvoedkunde 2B, 11 paginas.


Academiejaar 2015-2016

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Lector: I. Plackl

Aan de andere kant staat genternaliseerd gedrag. Dat betekent dat hier het kind zelf last van
heeft, vb. faalangst, depressie, eetproblemen, somberheid, angst)2

Genternaliseerd gedrag

Gexternaliseerd gedrag

1.3

Hoe uiten leerlingen met een moeilijke gezinssituatie dit in de


klas?

Leerlingen met een moeilijke thuissituatie hebben vaak moeilijkheden in de klas. Dit kan zich
uiten op meerdere wijzen. Zo kan een leerling in een moeilijke thuissituatie vaak te laat
komen of ze kunnen een studieachterstand hebben. Een moeilijke thuissituatie kan zich op
meerdere manieren uiten. Niet elke leerling reageert op dezelfde manier en niet elke
moeilijke situatie heeft dezelfde impact. Het is belangrijk dat je als leerkracht weet hoe je
moet reageren op deze leerlingen. Waarom komt een leerling altijd te laat? Waarom heeft die
leerling regelmatig een grote mond? Dit kan een gevolg zijn van de huidige thuissituatie
waarin deze leerling zich bevindt. Als leerkracht moet je jezelf niet alleen bezig houden met
het gevolg, maar ook met de oorzaak. Je moet een leerling die in de fout gaat of ineens heel
stil is tijdens je les eens persoonlijk aanspreken. Doe dit op een rustige plek waar geen
medeleerlingen in de buurt zijn. Je moet op zijn minst laten merken dat je met je leerlingen
inzit.
We hebben nu de signalen in het leslokaal besproken. Leerlingen in een moeilijke
thuissituatie kunnen ook vaak thuisblijven. Deze leerlingen spijbelen ook vaak, dit is een
direct gevolg van hun moeilijke thuissituatie. Als leerkracht is het een uitdaging om dit tegen
2 http://www.orthopedagogiek.com/gedragstoornissen.htm
Academiejaar 2015-2016

10

Lector: I. Plackl

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

te gaan. Je kan een leerling nu eenmaal niet dwingen om naar school te gaan. Hoe kan je
een leerling wel kan helpen, wordt in het volgende punt besproken.

1.4

Welke hulp wordt er in de secundaire scholen reeds


aangeboden?

Scholen hebben veel autonomie om hun eigen beleid vorm te geven. De relatie gezin-school
maakt daar deel van uit. Scholen dienen een breed gedragen schooleigen visie te
ontwikkelen die rekening houdt met de diversiteit van de thuissituaties, en die vertrekt vanuit
een brede, niet-normatieve invulling van ouderbetrokkenheid.3
In de relatie met de ouders is een goed informeel klimaat van belang. Een open
schoolcultuur waarin ouders zich welkom voelen, de directeur en de leraren bereikbaar en
aanspreekbaar zijn voor ouders, waar er openheid is voor de wensen, vragen en klachten
van ouders, biedt de beste kansen tot een optimale relatie. Concreet kan je de ouder
uitnodigen voor een gesprek, je moet als leerkracht inpraten op de ouders en hun kind om de
leerling in kwestie toch naar de les te komen en zijn best te doen voor school. Op die manier
laat je aan de ouders jouw betrokkenheid zien en laat je merken dat goede schoolresultaten
kunnen helpen het kind een goede toekomst te geven. Bijkomend kan het ook een echte
opluchting zijn voor de leerling en voor de ouder om eens openlijk te kunnen praten met een
vertrouwenspersoon die met hem/haar in zit.
Het uitwisselen van informatie en directe communicatie is daarom vanzelfsprekend en zeker
cruciaal in de relatie gezin-school. Daarom is het van belang om na te denken over met wie,
3 http://www.diversiteitinactie.be/themas/communicatie-met-ouders/aan-de-slag-opschool/ouderbetrokkenheid-%EF%BF%BC-wat
Academiejaar 2015-2016

11

Lector: I. Plackl

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

wat, wanneer en hoe je communiceert. Omgekeerd is het ook van belang voor ouders om te
weten wanneer ze bij wie terecht kunnen met welke vragen of via welke kanalen. Daarbij is
het nodig om ook de juridische kant in het oog te houden: wie mag welke informatie
opvragen, inkijken, verspreiden?
Het is dan ook zinvol om leraren gedurende hun loopbaan te blijven professionaliseren op
het vlak van communicatie met ouders. Er kan ook altijd beroep gedaan worden op
pedagogische begeleidingsdiensten, CLB, ouderkoepels om het beleid rond de relatie gezinschool te ondersteunen.
Het is dan ook zinvol om leraren gedurende hun loopbaan te blijven professionaliseren op
het vlak van communicatie met ouders. Er kan ook altijd beroep gedaan worden op
pedagogische begeleidingsdiensten, CLB, ouderkoepels om het beleid rond de relatie gezinschool te ondersteunen.
Je kan dus concluderen dat een leerkracht zich vooral moet openstellen voor leerlingen met
problemen, benader daarbij ook de leerlingen waarvan je merkt dat ze het moeilijk hebben.
Je moet je als leerkracht niet opdringen, maar zeker laten merken dat je klaarstaat om te
helpen, of in de extremere gevallen om hulp in te schakelen.

1.5

Welke externe hulporganisaties kunnen hulp verlenen?

1.5.1

CAW

CAW4 is een afkorting dat staat voor Centrum Algemeen


Welzijnswerk. Het CAW helpt mensen met al hun vragen en
problemen. Iedereen heeft namelijk recht op goede hulp. Je kan
bij het CAW terecht met al je vragen. Ze staan ook slachtoffers
van geweld, misbruik, misdrijven bij. Het CAW vecht voor een
menswaardig leven.
Als de leerling hulp zoekt kan hij of zij altijd een hulpverlener
mailen, ermee chatten of bellen. De jongere kan ook altijd
langsgaan bij het CAW zelf of een afspraak met hen maken. Er
zijn ook hulpverleners op straat. Deze straathoekwerkers kan hij
Figuur 2: CAW, versterkt
of zij ook altijd aanspreken als er een probleem is. Als de leerling welzijn
contact opneemt met het CAW worden al zijn of haar gegevens verwerkt in een dossier. Dit
kan de leerling in kwestie natuurlijk ook weigeren en zijn/haar verhaal anoniem doen.
Een hulpverlener is gebonden door het beroepsgeheim. Soms kan het natuurlijk voorvallen
dat er een teamoverleg nodig is voor de situatie van de leerling. De jongere beslist zelf welke
informatie mag worden doorgegeven en aan wie. Iedereen die hierbij betrokken is, houdt
4 http://www.caw.be/
Academiejaar 2015-2016

12

Lector: I. Plackl

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

zich natuurlijk aan het beroepsgeheim. In heel uitzonderlijke gevallen kan de hulpverlener
ervoor kiezen om het beroepsgeheim te doorbreken. Dit kan enkel als er zeer ernstige of
zelfs levensbedreigende situaties voorkomen bij de leerling. Dit wordt natuurlijk eerst met de
jongere besproken.

1.5.2

JAC

Het JAC5 is een afkorting die staat voor Jongeren Advies Centrum.
Deze organisatie wil jongeren steunen en rust bieden in moeilijke
situaties. Bij het JAC kan de leerling terecht met elke vraag. Ze
luisteren naar de jongere en proberen hem/haar te helpen op de
best mogelijke manier. Het JAC helpt leerlingen niet enkel met hun
vragen maar kunnen ook helpen in de zoektocht naar onderdak. De
jongere staat er nooit alleen voor. Zij richten hun pijlen op de
toekomst en niet op het verleden. Net zoals het CAW vecht het JAC
voor een menswaardig leven. Het JAC maakt dan
Figuur
3:
JAC
ook deel uit van het
CAW. Wat is nu het verschil tussen het JAC en het
CAW? Het JAC focust zich op jongeren, het CAW focust zich meer op een oudere
leeftijdscategorie.
Als de jongere hulp zoekt kan hij/zij altijd een hulpverlener mailen, ermee chatten of bellen.
De leerling kan ook altijd langsgaan bij het JAC zelf of een afspraak maken. Er zijn ook
hulpverleners op straat. Deze straathoekwerkers kunnen leerlignen ook altijd aanspreken als
er een probleem is. Als hij/zij contact opneemt met het JAC worden al zijn/haar gegevens
verwerkt in een dossier. Dit kan de leerling natuurlijk ook weigeren en zijn of haar verhaal
anoniem doen. Een hulpverlener is gebonden door het beroepsgeheim. Dit is hetzelfde
verhaal als bij het CAW.

1.5.3

Jongerenwelzijn

Jongerenwelzijn6 is een organisatie die ondersteuning


biedt aan kinderen een jongeren met problemen. Hun
visie is: Wij zijn de stuwende kracht om samen de
zorgbehoefte en ondersteuningsnood van elk kind,
jongere en pleeggast op een kwaliteitsvolle en
Figuur 4: Jongerenwelzijn
integrale manier te beantwoorden.
Soms komt een leraar in situaties terecht die hij of zij
zelf niet meer te baas kan. Bij ernstige of langdurige problemen kan de leerkracht bij het
Jongerenwelzijn terecht.

1.5.4

CKG

Het centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning7: Een organisatie die helpt in geval van
moeilijkheden bij de opvoeding van een kind. Het CKG komt aan huis en dan is de
begeleiding gratis. Als de leraar of ouder bij het CKG zelf pedagogische training volgt dan
moet de leerkracht of ouder een bijdrage betalen. Ze helpen de kinderen en hun ouders of
leraren d.m.v. een kennismakingsgesprek met een hulpverlener die dan samen met jou naar
een oplossing gaat zoeken voor een probleem. Ze luisteren eerst naar de specifieke
problemen en gaan dan kijken wat tot de mogelijkheden behoort. Indien het probleem niet in
5 http://www.jac.be/jac-hasselt
6 http://wvg.vlaanderen.be/jongerenwelzijn/
7 http://www.ckg.be/
Academiejaar 2015-2016

13

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Lector: I. Plackl

de expertise van het CKG ligt verwijzen we je door naar een


andere hulporganisatie. Ze hebben een gedeeltelijk
beroepsgeheim, dit kan opgeheven worden als iemand zichzelf
of anderen in een levensgevaarlijke situatie kan brengen. Ze
vangen ook kinderen op als dit nodig is vanwege de
thuissituatie van het kind.

1.5.5

Kleine Kinderen, Grote Kansen Koning


Boudewijnstichting

Kleine kinderen, grote kansen is een project dat leraars uit het
kleuteronderwijs leert omgaan met kinder- en kansarmoede
in het kleuteronderwijs. Uiteraard vormt dit niet onze
doelgroep, maar kinderen die opgroeien in kansarmoede
blijven het moeilijk hebben in hun verdere schoolcarrire.
Het is dan ook belangrijk dat ze reeds in de kleuterklas
voldoende geholpen en ondersteund worden. Ze starten
daarom vanaf 2,5 jaar een ondersteuningsproject op. Het
project wordt getrokken door een projectteam bestaande uit
de lerarenopleidingen kleuteronderwijs van de
Arteveldehogeschool, Karel de Grote-Hogeschool en
Odisee, en het Steunpunt Diversiteit en Leren van de
UGent. Het project wordt opgevolgd door een groep met de
opdrachtgevers en het projectteam. Ze vinden het belangrijk
om ook andere verenigingen te betrekken.8

Figuur 5: CKG

Figuur 9: Kleine kinderen, grote kansen

1.5.6

Arktos

Wij deden een interview met Marcel Schillebeeks. Marcel is een vormingswerker bij Arktos
en gaf hieromtrent meer uitleg.
1. Wat doet uw organisatie?
Arktos is een vormingsorganisatie die met maatschappelijk kwetsbare jongeren werkt. We
doen dit in verschillende levensdomeinen: onderwijs, omgeving, vrije tijd, en arbeid.
We werken projectmatig dit betekent dat we op vlak van financiering altijd afhankelijk zijn van
overheden die ons willen financieren om bepaalde zaken te realiseren.
De hoofdopdracht die we onszelf toedichten is vorming. Het traject rechtstreeks begeleiden
van jongeren in individuele of kleine groepen. Daarbij zijn er nog twee andere opdrachten.
De eerste opdracht is ondersteuning. Ondersteuning betekent dat we onze vaardigheden
willen delen met mensen die ook werken met maatschappelijk kwetsbare jongeren. Dit
doen we vooral binnen het onderwijs soms ook in vrijetijdsinstellingen (jeugdhuizen
bijvoorbeeld).
Een tweede opdracht die we geven is de signaalopdracht. Wanneer wij in het werk met
maatschappelijk kwetsbare jongeren zien dat alle zaken beter georganiseerd kunnen worden
en er deels aan die maatschappelijke kwetsbaarheid kan worden gewerkt dan signaleren we
dit in prior aan robos.

8 http://www.grotekansen.be/project.php
Academiejaar 2015-2016

14

Lector: I. Plackl

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Op dit moment ben ik in Hasselt Coach Kwadraat aan het uitvoeren. Dit is een project dat
zich richt tot spijbelen. Dit bestaat uit twee delen.
Het eerste deel is het individueel begeleiden van spijbelaars.
Het tweede deel is het ontwikkelen van een spijbelbeleid binnen de secundaire scholen.
Daarnaast werk ik in Tessenderlo met alle secundaire scholen en alle basisscholen naar
opleiding van leerkrachten in hoe omgaan met conflicten. Hierbij breng ik ook de leerlingen
van secundaire scholen samen om te bekijken wat ze rond testen kunnen doen.
In Genk zal ik nu starten met een connect. Dit is een programma dat naar subradicalisering
relaties en verbanden wil creren . Daar gaan we in n school met vijf groepen waarvan de
school aangeeft dat ze er moeite mee hebben zelf mee aan de slag. Op basis van wat we
daaruit halen, gaan we de leerkrachten van die klassen begeleiden in hoe je met deze
groepen in de klas kan omgaan.
2. Werken jullie samen met andere hulporganisaties?
Er zijn nogal wat netwerken maar vanzelfsprekend werken we in samenwerking met scholen
bijna altijd samen met het CLB.
Daarnaast zijn er nog een paar organisaties waar we meer ad hoc mee samenwerken.
Indien het over begeleiden met jongeren gaat dan is het sowieso alles wat met de
jeugdbijstand te maken heeft.
Indien het gaat over de groepen en de school dan kan het bijvoorbeeld ook zijn dat we met
Challenge day samenwerken.
Organisaties waarmee we samenwerken is dus meer ad hoc. Het hangt af van bepaalde
situaties en dan bekijken we met welke organisaties we kunnen samenwerken.
3. Hebben jullie ook veel te maken met jongeren in kansarmoede?
We noemen de jongeren maatschappelijk kwetsbare jongeren maar we gaan er eigenlijk
vanuit dat bijna elke jongere maatschappelijk kwetsbaar is.
Er moeten maar een paar dingen gebeuren op die leeftijd (aangezien het een sleutelleeftijd
is) opdat het minder goed gaat lopen naar de toekomst toe.
In die zin geven we een heel ruime omschrijving.
Indien we naar de praktijk kijken dan zien we dat het er vanaf hangt. Eerdere projecten die
we organiseerden zijn de persoonlijke ontwikkelingstrajecten. Jongeren uit het deeltijds
onderwijs. Dus we kijken naar jongeren die we daarmee bereiken en dat zijn jongeren die in
kasarmoede leven, bijna 100 %.
Indien het gaat over andere programmas waar meer humaniora leerlingen aan deelnemen
dan zien we andere situaties. Jongeren die in kansarmoede leven is dan kleiner. Wanneer
we in Hasselt rond spijbelen werken zien we ook dat de jongeren die in kansarmoede leven
eerder in TSO of beroepsonderwijs zitten.
4. Komen leerlingen of scholen vaak naar jullie toe of komt dit initiatief eerder van
jullie uit?
We werken vooral vraaggericht. Dit betekent dat er vragen moeten komen vooraleer we
ingeschakeld kunnen worden. Het hangt er vanaf maar ik geef het voorbeeld van Hasselt.

Academiejaar 2015-2016

15

Lector: I. Plackl

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Hasselt financiert ons voor een stuk en dat betekent dat we zelf naar de scholen
toestappen. We stellen onszelf voor zodanig ze van ons gebruik kunnen maken.
Ze maken ons aanbod bekent op school en het is aan de school zelf om aan te geven
wanneer ze beroep op ons willen doen.
Als we spijbelaars bijvoorbeeld gaan begeleiden dan moet de school zelf die spijbelaars
aanmelden. Dus wanneer ze geen spijbelaars hebben, spreken ze ons niet aan. In het
spijbelbeleid is in 2013 reeds de afspraak gemaakt dat alle scholen dit sowieso zullen doen.
Overwegend werken we dus vraaggericht. Heel uitzonderlijk spreken leerlingen ons aan
maar dit gebeurt bijna nooit.
5. Hoe verloopt het eerste contact met kansarme gezinnen gewoonlijk?
We hebben een reeks basispijlers.
n daarvan is het hecht partnerschap maar dit wordt per project anders ingevuld. Dit heeft
weeral met financiering te maken en welke mogelijkheden we daar in zien.
Wat we sowieso doen, is het contacteren van de ouders zodanig we rond de tafel kunnen
zitten. Dit gebeurd met de school, het CLB, de ouders en de jongere zelf. Daar wordt dan
deels kennis gemaakt en wordt er bekeken wat er van ons verwacht wordt.
Hier rond maken we dan samen afspraken. Dit gebeurt sowieso in elk project.
Daarnaast hebben we een paar andere projecten waarbij redelijk specifieke zaken gebeuren.
Toevallig is Spijbelcoachen daar eentje van.
Wanneer een spijbelaar wordt aangemeld gaan we niet alleen de spijbelaar op zich proberen
te begeleiden maar gaan we ook bekijken hoe die zijn netwerk eruit ziet en leggen we hier
contact mee.
We gaan bekijken in welke mate we het netwerk kunnen versterken zodat we de spijbelaar
kunnen motiveren om zijn/haar schoolcarrire verder te zetten. Hier worden dan ook de
ouders bij betrokken. We doen dus huisbezoeken.
6. Welke tips kan u ons meegeven als toekomstig leraar om te gaan met
kansarmoede?
Het is moeilijk om hierin een rechte lijn te trekken.
We proberen altijd te benadrukken dat men celgericht moet werken.
Dit bestaat uit drie delen en dit stellen we dan voor aan onder andere de leerkrachten.
Het eerste deel is de preventiepiramide waarbij wordt gekeken hoe men een aangenaam
schoolklimaat kan creren zodanig zowel personeel als leerlingen zich goed voelt.
Het tweede deel is het celgericht werken op zich. We verwachten daar niet dat als er
zwaardere incidenten gebeuren de leerkrachten zelf daarin gaan bemiddelen. Dit kan men
best overlaten aan een externe.
Toch er zijn wel wat technieken binnen celgericht werken die gebruikt kunnen worden.
Het versterken van de relaties. Die relaties gaan zowel over relaties tussen leerlingen als de
relaties tussen de leerlingen en de leerkrachten. Verbondenheid is daarbij ook een vorm van
een relatie. Men kan als leerkracht de vraag stellen in welke mate die leerling zich ook een
deel van de school voelt en in hoeverre de leerling het gegeven school en onderwijs kan
plaatsen in zijn leven. Dit benadrukken we heel erg.

Academiejaar 2015-2016

16

Lector: I. Plackl

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Naar elke leerkracht toe willen we meegeven dat ze zichzelf moeten proberen te blijven. De
zogezegde voorkeursstrategie moet je daarom niet weggooien. Je kan jezelf als leerkracht er
wel van bewust zijn dat die op sommige momenten niet gaat werken.
Een tweede aspect die we benadrukken is het zo duidelijk mogelijk zijn naar leerlingen toe.
Duidelijkheid betekent voor ons veiligheid. Een leerling duidelijk maken van:Dit is de
afspraak en dit is het gevolg.
Als die uitleg er maar is, helpt dit al voor een deel.
Ten derde willen we vragen dat leerkrachten naar de leerlingen en het gedrag van de
leerlingen hetzelfde handelen als naar de schoolse prestaties.
Ik ga het simpel uitdrukken.
Als een leerling slechte punten behaalt op Frans, kan de leerkracht zoiets hebben van met
bepaalde dingen heeft hij/zij moeite dus daar moeten we extra op gaan inzetten om te
zorgen dat die persoon er op dat vlak geraakt. Dit kan men ook toepassen op vlak van
gedrag want ook naar gedrag kan de school een leerfunctie hebben. Dit betekent dat men
voor een stuk afstapt van het constant sanctioneren.
Een laatste aspect is de benadering van nieuwe autoriteit waarin voor een stuk duidelijker
wordt voor een leerkracht wat er van een leerkracht kan verwacht worden en even belangrijk
wat men niet van een leerkracht kan verwachten. Een leerkracht moet zich niet slecht
voelen als het resultaat van een leerling slecht is of het gedrag niet correct is. Iedereen heeft
ook een eigen verantwoordelijkheid.
Het oude idee van als er iets fout loopt in mijn klas, faal ik als leerkracht is onterecht.
Bespreek het met de collegas, ouders van leerlingen waarmee het moeilijker gaat en
probeer samen te kijken wie wat kan betekenen. Smeed het ijzer als het koud is: Van het
moment dat er een incident is, is het meestal niet het moment om een oplossing te zoeken.
Stel het uit maar geef wel dat je het niet bent vergeten maar dat jullie er beter over praten als
jullie allebei rustig zijn.
Dit is de basis die we aan leerkrachten meegeven.
Onze sterkte is niet de theoretische modellen want dan kunnen ze professoren uitnodigen
maar onze sterkte is de ervaring die we hebben met jongeren.

1.6

Zijn leraren genoeg genformeerd over moeilijke


gezinssituaties en welke middelen hebben ze?

We hebben gekozen om een enqute uit te voeren, omdat we te weten wouden komen of er
in het secundair onderwijs moeilijke gezinssituaties voorkomen. Indien dit werkelijk voorkomt,
wouden we ook graag te weten komen welke moeilijke gezinssituaties aan bod komen.
Indien ook dit aan bod komt willen we ook graag te weten komen hoe ze hiermee om gaan.
Ze halen zelf enkele middelen aan die op school ter beschikking zijn, maar het kan ook dat
externe organisaties verdere hulp bieden. Dat willen we graag te weten komen door deze
enqute. We hebben deze enqute verspreid naar onze stagescholen via smartschool.

1.6.1

Enqute

Vraag 1: In welke school geeft u les?

Academiejaar 2015-2016

17

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Lector: I. Plackl

Verscheidenheid scholen
16
14
12
10
8
6
4
2
0

Het valt ons op dat er veel verschillende scholen aan bod komen. We waren ook verbaasd
dat er enkele leerkrachten zijn die lesgeven in Gent, Kortrijk, enz. We hadden niet verwacht
dat onze enqute tot daar zou geraken. We hebben dus een grote verscheidenheid qua
scholen.
We vinden het wel jammer dat veel scholen niet hebben gereageerd op onze enqute. Zelfs
leraren van onze stagescholen hebben hier niet op gereageerd, waardoor we vrij weinig
enqutes hebben. Natuurlijk kunnen we hier niets aan doen, aangezien iedereen naar
zijn/haar oude stageschool de enqutes hebben rondgestuurd. We gebruiken wel de
gegevens die we hebben. We hebben wel een breed publiek. Dat merken we uit de
bovenstaande vraag, maar ook uit de onderstaande vragen.

Vraag 2: In welke onderwijsvorm geeft u les?

Academiejaar 2015-2016

18

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Lector: I. Plackl

Onderwijsvormen
60.00%
50.00%
40.00%
30.00%
20.00%
10.00%
0.00%

We kunnen besluiten uit de grafiek dat de leerkrachten actief zijn in verschillende


onderwijsvormen, wat ook normaal is. Daarin merken we dat de meeste ondervraagde
leerkrachten actief zijn in de A-stroom, B-stroom, het ASO, TSO en BSO.
Ook hier is er over het algemeen een goede verspreiding qua onderwijsvormen.
Vraag 3: Hoeveel jaar geeft u al les?

Tijdsduur lesgeven (aantal jaar)


35
30
25
20
15
10
5
0

0-5 jaar

6-10 jaar

11-15 jaar

16-20 jaar

21-25 jaar

25-50 jaar

De leerkrachten die de enqute ingevuld hebben variren ook in hun ancinniteit. De meeste
leerkrachten hebben nog niet geweldig veel ervaring. Meer dan de helft van de leerkrachten
geeft nog geen 10 jaar les. Zon 30% van de leerkrachten geeft al minstens 21 jaar les.

Vraag 4: Duid aan welke van de voorgestelde problemen volgens u het meest
voorkomen in het secundair onderwijs bij leerlingen.
Academiejaar 2015-2016

19

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Lector: I. Plackl

De leerkrachten geven aan dat veel leerlingen schoolmoe zijn. Dit probleem hebben wij, in
onze stages, zelf ook al gemerkt. Veel leerlingen beseffen niet dat ze leren voor hun eigen
toekomst. Ze zijn liever lui dan dat ze goed meewerken.
Ook kansarmoede en mentale problemen komen vaak voor in het onderwijs. Kansarmoede
zullen we verder in deze literatuurstudie nog uitvoerig bespreken.
Ook mentale problemen komen terug uit de gegevens van de leerkrachten. Vaak komen
volgende leerstoornissen naar voren: adhd en autisme. Er kwamen ook enkele
leerproblemen naar voren: dyslexie en dyscalculie. Vaak werden deze problemen aan
gedragsproblemen gekoppeld.
We gaan bij de volgende vragen verder in op ons onderwerp: kansarmoede.
Vraag 5: Zijn er leerlingen in uw school die leven in kansarmoede?

Komt kansarmoede
voor op de school? (in %)
Geen idee; 3%

Ja

Nee

Geen idee

Ja; 97%

Deze grafiek schetst een heel duidelijk beeld of er kansarmoede in de verschillende scholen
voorkomt. Ja! In 97% van de bovenvermelde scholen van de genquteerde leerkrachten
komt kansarmoede voor. Slechts 3% heeft geen idee of er kansarmoede voorkomt in de
school. Ik denk dat we over het algemeen kunnen stellen, dat er in elke school wel iemand is
die in kansarmoede leeft.
Vraag 6: Indien een leerling om hulp vraagt (in geval van een moeilijke gezinssituatie)
moet de school:
Academiejaar 2015-2016

20

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Lector: I. Plackl

Hulp voor leerling in kansarmoede


100.00%
90.00%
80.00%
70.00%
60.00%
50.00%
40.00%
30.00%
20.00%
10.00%
0.00%

Het is duidelijk dat elke situatie i.v.m. kansarmoede anders is. Bijna alle leerkrachten zijn
ervan overtuigd dat zulke situaties i.v.m. kansarmoede besproken moeten worden met het
CLB, Centrum voor Leerlingenbegeleiding. De leerkrachten vinden dat het CLB ook ingelicht
moeten worden in zulke situaties, omdat zij daar meer kennis over hebben.
Daarom raden vele leerkrachten ook externe hulp voor de leerling aan. Ook is er op vele
scholen een leerkracht die leerlingen met kansarmoede kan begeleiden.
De meeste leerkrachten zouden die leerlingen wel geen aangepast lessenpakket geven.

Vraag 7: Duid aan op een schaal van 1 tot 5, in hoeverre u zichzelf gekwalificeerd voelt
om met kinderen uit een probleemsituatie om te gaan. Op deze schaal komt 1 overeen
met niet gekwalificeerd en 5 is zeer goed gekwalificeerd.

Academiejaar 2015-2016

21

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Lector: I. Plackl

Kwalificatie begeleiding leerlingen met kansarmoede (in %)


Schaal 1: niet gekwalificeerd - Schaal 5: Goed gekwalificeerd

13.89
3

19.44

25
41.67

Het is duidelijk dat niemand zich volledig gekwalificeerd voelt om deze leerlingen met
kansarmoede te begeleiden. De meeste leerkrachten (41,67%) voelen zich gematigd
gekwalificeerd om deze leerlingen te begeleiden. Toch is er ook nog zon 39% van de
leerkrachten die zich te weinig gekwalificeerd voelt om deze jongeren te begeleiden.
Vraag 8: Betrekt de school ouders van leerlingen in moeilijke gezinssituaties?

Betrekking ouders? (in %)

8.33
Ja

Neen

91.67

De meerderheid van de scholen betrekt de ouders in gevallen van kansarmoede.

Vraag 9: Houdt u in jouw lessen rekening met leerlingen die in kansarmoede leven?

Academiejaar 2015-2016

22

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Lector: I. Plackl

Rekeninghoudend met kansarmoede in de lessen? (in %)

22.22

77.78

Ja

Neen

Meer dan 3/4de van de leerkrachten houdt in zijn/haar lessen rekening met de leerlingen die
te maken hebben met kansarmoede.
Vraag 10: Houdt u in jouw lessen rekening met leerlingen die in kansarmoede leven?
Zo ja, hoe?
Deze antwoorden werden het vaakst gegeven:
-Als de leerling aangeeft in kansarmoede te leven, luister ik en help ik discreet waar mogelijk.
-Er werd een weggeefwinkel opgestart.
-Erop wijzen dat bv. niet iedereen op vakantie moet, niet iedereen een dure smartphone
nodig heeft,...
-Niet verlangen dat ouders aankopen doen voor mijn lessen.
-Extra aandacht, financile steun, inhaallessen, gesprekken met leerlingen of ouders
-Voorbeelden / teksten eventueel aanpassen bij geldinzamelingsacties discreet aangeven
dat ze zich niet verplicht moeten voelen om een bijdrage te doen.
-Meer geduld hebben bij deze leerlingen (materiaal, inleveren taken,...)
-De kost van de cursus zo laag mogelijk houden. Kleine zaken (pen, mapje, papier) voorzien
en discreet ter beschikking stellen van de leerling. Een babbel, een complimentje. Nooit 'rijk'
als meerwaardig bestempelen, iedereen is evenveel waard. Geen denigrerende uitspraken
doen over armen of verslaafden, ...
- Spreek hen op voorhand persoonlijk aan, dat ze altijd bij me terecht kunnen. Dat er ook
financile hulp kan komen van school, indien nodig. Als er dingen zijn die ik voor hen kan
regelen, doe ik dat.
- De kosten van realisaties zo laag mogelijk houden. Uitstappen zo goedkoop mogelijk
maken.

Vraag 11: Doet uw school voldoende voor leerlingen met een moeilijke thuissituatie?
Academiejaar 2015-2016

23

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Lector: I. Plackl

Levert de school voldoende inspanningen voor leerlingen met kansarmoedesituatie? (in %)

5.56

94.44

Ja

Nee

Uit deze vraag blijkt dat bijna alle scholen inspanningen leveren voor leerlingen die te maken
hebben met kansarmoede.
Vraag 12: Doet uw school voldoende voor leerlingen met een moeilijke thuissituatie?
Zo ja, op welke manier?
- extra begeleiding, materiaal voor de leerling verzamelen, ...
- rekeningen: daar ben ik niet van op de hoogte er worden wel gratis rekenmachientjes,
atlassen enz gegeven als de ll dat niet kan betalen
- Uitstel van betalingen. Andere tegemoetkomingen afhankelijk van geval tot geval.
- Stelt schoolmateriaal en kleding ter beschikking.
- Leerlingen begeleiden, gesprekken, materieel in mate van mogelijk...
- Extra klassenraad, gesprek met ouders, materile ondersteuning (kledij, schoolgerief,..)
- leerlingbegeleiding, veel leerkrachten bieden bereidwillig een luisterend oor, sommige
collega's sturen mailtjes om schoenen, kledij of andere spullen te vinden voor een leerling
die in een financieel minder krachtig gezin woont
- Een zeer nauwe samenwerking tussen clb, ouders en school vertrouwensleerkracht wat de
leerlingen bij terecht kunnen
-
Vraag 13: Doet uw school voldoende voor leerlingen met een moeilijke thuissituatie?
Indien neen, heeft u enkele voorstellen om hier wel rekening mee te houden?
- Meer huisbezoeken of telefonische contacten,
- Meer tijd voor begeleiding, te luisteren naar de problemen. Een sociale kas.
- Dit is soms niet zo, maar de grens van wel of niet hulp bieden is soms flinterdun.. en soms
wil de leerlingen ook liever niet dat er ingegrepen wordt...

Academiejaar 2015-2016

24

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Lector: I. Plackl

Vraag 14: Organiseert uw school jaarlijks bijscholingen, infomomenten omtrent


kansarmoede?

Bijscholingen ivm kansarmoede voor leerkrachten? (in %)

30.56

69.44

Ja

Neen

De meerderheid van de scholen organiseert geen extra bijscholingen i.v.m. leerlingen in


kansarmoede.
Vraag 15: Organiseert uw school jaarlijks bijscholingen, infomomenten omtrent
kansarmoede? Zo ja, op welke manier? Wordt er samengewerkt met externe
hulporganisaties?
- taak van de groene leerkracht en klasleraar
- Info-avonden voor leerkrachten. Hulp bij het invullen van studietoelage. ...
- Samenwerking met leerlingbegeleiding of CLB.
- CLB, Arktos, JAC, CAW
Vraag 16: Organiseert uw school jaarlijks bijscholingen, infomomenten omtrent
kansarmoede? Zo neen, heeft u hier nood aan? Leg kort uit. Wordt er samengewerkt
met externe hulporganisaties?
- Er wordt niet systematisch werk gemaakt van de ondersteuning van kinderen uit kansarme
gezinnen. Individuele gevallen (in zoverre de situatie gekend is) worden wel besproken en in
de mate van het mogelijke wordt ondersteuning aangeboden.
- Ja ik zou er wel meer info over willen aangezien ik nog maar pas in het onderwijs sta.
Hieruit blijkt dat er toch wel bepaalde ondersteuning voor de leerkrachten ontbreekt, wat
uiteraard jammer is. Hopelijk wordt dit in de toekomst opgelost.
Vraag 17: Welke extra tips kan u ons geven om als toekomstig leraar met
kansarmoede om te gaan?
- met brede ogen kijken,voor ons zit een breed publiek
- Voor een acute situatie (te weinig geld om mee te gaan op excursie, geen mapjes, pennen,
materiaal) is er altijd een potje op school. Bij klasgesprekken altijd rekening houden met
verschillende achtergronden. Altijd ter sprake brengen dat als iemand bijvoorbeeld over zijn
skivakantie vertelt, dit best uitzonderlijk is en niet iedereen elk jaar op reis kan,... Indien erg
probleem, de leerlingenbegeleiding inschakelen. Altijd nadenken dat probleemgedrag ook
door kansarmoede kan komen. Begrip tonen maar grenzen stellen. Hulp aanbieden ook als
er niet om wordt gevraagd (middageten, een map geven, ...).
Academiejaar 2015-2016

25

Lector: I. Plackl

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

- luisteren waar nodig discreet zijn verwijzen naar iemand die daadwerkelijk kan helpen
- Mensen die leven in kansarmoede hangen dat niet aan de grote klok. Als leerkracht is het
moeilijk om dit te herkennen (lees tussen de regeltjes). Meestal is het de boekhouding die
hier stelselmatig achter komt. En dan moet hier rekening mee houden.
- Wees een beetje begripvol als leerlingen zeggen dat ze dat niet bij hebben, dan hebben ze
het meestal niet.
- Indien vragen of problemen praat (discreet) met de leerlingenbegeleiding of collega's.
- let op signalen, schakel leerlingenbegeleiding in

Academiejaar 2015-2016

26

Lector: I. Plackl

1.7

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Conclusie

Perfecte gezinssituaties zijn voor vele gezinnen een echte droom. Heel wat gezinnen hebben
te maken met moeilijke gezinssituaties. Er zijn ook tal van verschillende gezinssituaties. Elk
hebben ze ook hun eigen oorzaak. Enkele voorbeelden van moeilijke gezinssituaties:
scheidingen, financile tekorten, geweld, verslavingen, overlijdens en kansarmoede.
Deze problemen zorgen natuurlijk ook voor een bepaald gedrag dat een leerling in de
klaspraktijk kan vertonen. Een leerling draagt zijn problemen natuurlijk altijd met zich mee.
Dit benvloedt dus zijn gedrag. We maakten een onderscheid tussen genternaliseerd gedrag
en gexternaliseerd gedrag. Iedereen uit zijn problemen dus op een andere manier.
Genternaliseerd gedrag betekent dat de leerling zijn problemen gaat opkroppen. Het kind
heeft er zelf dus veel last van. Kinderen kunnen ook het gedrag externaliseren. Dat betekent
dat de omgeving last heeft van het gedrag van de leerling. Dit gedrag kan in de
schoolpraktijk leiden tot studieachterstand.
Uit de enqute bleken dat vooral schoolmoeheid, kansarmoede en mentale problemen
geregeld voorkomen in het onderwijs. We gaan ons in het vervolg van deze literatuurstudie
toespitsen op kansarmoede. In zon 97% van de ondervraagde leerkrachten uit verschillende
scholen kwam er wel iemand voor met kansarmoede. Het is dus zeker een probleem dat in
realiteit geregeld naar voren komt. De leerkrachten voelen zich soms zelf wel niet genoeg
gekwalificeerd om leerlingen in moeilijke gezinssituaties te helpen. Dat is zeker iets om over
na te denken.
Ook leerkrachten spelen een belangrijke rol. Het is heel belangrijk dat ze gepast reageren op
verschillende situaties. Wanneer leerkrachten voelen dat ze extra hulp nodig hebben in deze
gevallen, kunnen ze beroep doen op verschillende instanties of externe organisaties. Op de
school zelf zijn er ook al enkele mogelijkheden die hulp kunnen bieden aan een leerling in
een moeilijke gezinssituatie. Hulp kan o.a. geboden worden door de pedagogische
begeleidingsdiensten en CLB. Het is ook mogelijk om beroep te doen op verschillende
externe organisaties: CAW, JAC, Jongerenwelzijn, CKG, Arktos en de Koning
Boudewijnstichting (Kleine kinderen, grote kansen). Uit de enqute bleek dat leerkrachten
hier dus ook soms gebruik van maken. Het belang van deze organisaties is dus zeker
bewezen! Ook de ouders worden hierin vaak betrokken!

Academiejaar 2015-2016

27

Lector: I. Plackl

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Hoe kunnen leraren jongeren in kansarmoede helpen


in een klascontext?

2.1

Wat is kansarmoede?

Heel veel gezinnen hebben moeite om hun hoofd boven water te houden. Zelfs bijna n op
vijf is bestaansonzeker. Het is moeilijk om het hoofd boven water te houden voor hen. En
op vijftig Belgen moet rondkomen met het wettelijk bestaansminimum dat 763 euro per
maand bedraagt. En op dertig kinderen wordt in Belgi in een (kans)arm gezin geboren.
Kind en gezin heeft een definitie van kansarmoede uitgewerkt:
Kansarmoede is een toestand waarbij mensen beknot worden in hun kansen om voldoende
deel te hebben aan maatschappelijk hooggewaardeerde goederen, zoals onderwijs, arbeid,
huisvesting. Het gaat hierbij niet om een eenmalig feit, maar om een duurzame toestand die
zich voordoet op verschillende terreinen, zowel materile als immaterile.9

2.2

Wanneer zit je in de kansarmoede volgens het CLB?

Kind en gezin heeft ook op basis van zijn definitie zes toetsingscriteria afgeleid. Op basis
hiervan wordt nagegaan of een gezin al de niet als kansarm wordt gezien. Op basis hiervan
wordt nagegaan of een gezin al dan niet als kansarm wordt beschouwd. Iemand is pas echt
kansarm wanneer hij/zij aan drie van de zes criteria voldoet.
1. Beschikbaar maandinkomen: gemiddeld onregelmatig maandinkomen of het
beschikbaar inkomen (min schulden) is lager dan het bedrag van het leefloon; leven
van werkloosheidsuitkering en/of leefloon. Er wordt onderscheid gemaakt naar het
aantal kinderen ten laste, maar geen rekening gehouden met de kinderbijslag.
2. Opleiding ouders: lager onderwijs, beroepsonderwijs, buitengewoon onderwijs, niet
beindigd lager secundair onderwijs en/of analfabeet.
3. Arbeidssituatie ouders: precaire tewerkstelling (bv. tijdelijke contracten), werkloosheid
van beide ouders of van de alleenstaande ouder en/of werkzaam in beschutte
werkplaats.
4. Laag stimulatieniveau: laag stimulatieniveau kinderen, niet of onregelmatig volgen
van kleuteronderwijs en/of moeilijkheden verzorging kinderen.
5. Huisvesting: verkrotte, ongezonde en/of onveilige woning (bv. schimmels, lekken,
verzakkingen,...); te klein en/of te weinig nutsvoorzieningen (bv. bad, cv,...).
6. Gezondheid: zwakke gezondheid van de gezinsleden, gebrek aan kennis en
deelname aan de gezondheidszorg, chronische ziektes en/of handicaps in het
gezin.10
We kunnen dit aantonen door een voorbeeld te gebruiken:
Jonas leeft met zijn mama in een klein appartementje in het centrum van Hasselt. Hij woont
net achter het station. Jammer genoeg vindt Jonas zijn appartementje niet zo leuk. Dit komt
omdat er maar n slaapkamer is die hij met zijn moeder moet delen, daarnaast vind je
overal schimmelvlekken terug en is er slechts n toilet en douche per gang. De moeder
leeft van een werkloosheidsuitkering en kan dus niets extra voor Jonas kopen. Jonas begrijpt
dit wel, omdat hij en zijn mama elke maand maar net kunnen rondkomen om de
maandelijkse kosten te betalen.
9 Kind en gezin, KANSARMOEDE, (2014), http://www.bredeschool.org/wat-kansarmoedeeen-defini%C3%ABring-en-enkele-cijfers
10 Kind en gezin, KANSARMOEDE-INDEX,
http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/259.htm
Academiejaar 2015-2016

28

Lector: I. Plackl

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Wanneer je naar dit voorbeeld kijkt, ontdek je al snel dat Jonas aan drie van de zes criteria
voldoet. Zijn huisvesting is niet goed. Hij heeft weinig mogelijkheden in het appartementje en
de schimmelvlekken kunnen ongezond zijn. Daarnaast is zijn moeder werkloos en
alleenstaand. De arbeidssituatie van de moeder is dus niet optimaal. De moeder leeft ook
nog eens van een werkloosheidsuitkering, waardoor ze elke maand maar net kunnen
rondkomen.

2.3

Wat zijn de huidige cijfers omtrent kansarmoede?

Figuur 6: Cijfers kansarmoede Vlaanderen

In bovenstaande tabel zie je enkele cijfers omtrent de kansarmoede in Vlaanderen. Je ziet


dat Antwerpen duidelijk de provincie is waarbij er de meeste leerlingen in de kansarmoede
leven. 14,3% van de mensen in Antwerpen leeft in de kansarmoede. We kunnen dit
verklaren doordat Antwerpen een grootstad is, waar er zeer veel allochtone gezinnen leven
en mensen die in financile armoede leven. Limburg heeft ook te maken met heel wat
kansarme gezinnen. Je ziet ook een duidelijke stijging van 11,0% naar 11,8%. Dit kan
waarschijnlijk verklaard worden door de grote werkloosheidcijfers in Limburg. In VlaamsBrabant vinden we zeer weinig kansarme gezinnen. We kunnen dus besluiten dat Limburg
toch nog als tweede provincie in rang met kansarme gezinnen kampt.

Figuur 7: Kansarmoede in cijfers nationaliteit

Aangezien Kind en Gezin ook registreert welke nationaliteit de moeders hadden bij hun
geboorte, kunnen we de kansarmoede-index ook berekenen per origine van de moeder.11 We
zien duidelijk dat meer personen met een niet-Belgische origine in kansarmoede leven. Dit
komt omdat deze mensen vaker in een negatieve cyclus terechtkomen en hier zeer moeilijk
uitraken.
11 Kind en gezin, KANSARMOEDE, (2014), http://www.kindengezin.be/cijfers-enrapporten/cijfers/kansarmoede/vlaams-gewest-en-provincie/
Academiejaar 2015-2016

29

Lector: I. Plackl

2.4

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Wat zijn de zeven domeinen van Vettenburg die een rol


spelen bij het ontstaan van kansarmoede?

Nicole Vettenburg heeft enkele domeinen ontdekt die een rol spelen bij het ontstaan van
kansarmoede. Ze heeft deze zeven levensdomeinen beschreven en zijn de volgende:
1. Ouders. Vaak wordt kansarmoede doorgegeven van ouders op kinderen. Zij hebben
pech gehad in het leven, waardoor ze weinig perspectieven en financile ruimte
hebben. Als ze ook al kansarme ouders hadden, kregen ze vaak geen goede
opvoeding en weten ze zelf niet hoe ze de gepaste normen en waarden aan hun
kinderen moeten meegeven.
2. Buurt. Vaak wonen maatschappelijk kwetsbare gezinnen in een sociale woning of
wijkwoning. Die zijn goedkoop maar oncomfortabel en dikwijls te klein voor het aantal
bewoners. Hierdoor kunnen de kinderen bijvoorbeeld moeilijk studeren. Bovendien
ontstaat in een sociale wijk vaak een gemeenschap van lotgenoten met een sociale
verliezerscultuur.
3. School. Door een moeizame communicatie tussen de school en het kansarme gezin,
komen de leerlingen vaak in zwakkere richtingen terecht. Soms worden
maatschappelijk kwetsbare jongeren ook gestigmatiseerd door leraren of
medeleerlingen.
4. Lotgenoten. Doordat ze geen aansluiting vinden bij anderen gaan maatschappelijk
kwetsbare jongeren samenklitten. Ze halen zelfwaardering en prestige uit het niet
conformeren aan geldende regels, waarden en normen. Zo ontstaan de eerste
vormen van delinquentie. Deze fase is voor leraren, jeugdwelzijnswerkers, enzovoort
min of meer de laatste kans is om in te grijpen. Jongeren die hier aan hun lot
overgelaten worden, verzeilen vaak in de echte delinquentie, en raken daar maar
moeilijk meer uit.
5. Politie en gerecht. Een groot aantal maatschappelijk kwetsbare jongeren komt
uiteindelijk met politie of gerecht in aanraking. Vaak is een dergelijk contact negatief,
waardoor de jongere zich weer afgewezen voelt door de maatschappij en die van alle
problemen de schuld geeft.
6. Arbeidsmarkt. Kansarme jongeren vinden zelden een behoorlijke job. Ze halen geen
voldoening uit hun werk en ontlenen er geen prestige aan.
7. Eigen gezin. Jongeren die na bovenstaande evolutie zelf een gezin stichten, brengen
opnieuw een generatie van maatschappelijk kwetsbare kinderen voort. Het is dus een
vicieuze cirkel.

2.5

Op welke manier is het onderwijs verantwoordelijk voor het


voortbestaan van kansarmoede?

Het onderwijs is medeverantwoordelijk voor het voorbestaan van kansarmoede. Enkele


voorbeelden:
De school verplicht de leerlingen om een grafisch rekenmachine te kopen. Dit is
uiteraard zeer kostelijk en sommige leerlingen kunnen dit niet betalen.
Leerlingen moeten in school vaak vertellen over hun vakanties. Uiteraard schamen
sommige kinderen zich, omdat ze niet op vakantie kunnen gaan.
Leerlingen dienen ook fotos van bijvoorbeeld hun huis te laten zien aan de anderen.
Sommigen zullen zich hier ook niet goed bij voelen.
In de Provinciale secundaire school in Diepenbeek moeten alle leerlingen die in het
ASO of het TSO zitten, een Samsungtablet aankopen. Dit bedrag is ongeveer 350.
Niet iedereen kan dit betalen.

Academiejaar 2015-2016

30

Lector: I. Plackl

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Het is daarom belangrijk dat leraren openstaan voor de diversiteit in de klas. Ze moeten hier
ook zo goed mogelijk op proberen in te spelen. De volgende tips kunnen daarbij helpen:
Nodig ouders van kansarme leerlingen tijdig zelf uit voor een gesprek. Praat hierin
ook over de goede kanten van het kind en niet alleen over de problemen die zich
voordoen.
Zorg voor intercultureel cursusmateriaal. Niet iedereen woont met moeder en vader in
een open bebouwing (met daarin een eigen kamer)! Neem verschillen tussen
leerlingen ook op in voorbeelden, vraagstukken, teksten, die je opstelt in functie
van je vak.
Laat de ouders zelf ook aan het woord. Dit geeft een goed inzicht in de situatie thuis
en zij worden in hun eigenwaarde als ouder gesterkt.
Gebruik eenvoudige en duidelijke taal in de communicatie met ouders (zowel
schriftelijk als mondeling). Huur eventueel een tolk wanneer je veel allochtone
leerlingen hebt, waarvan de ouders geen Nederlands spreken.
Richt leuke activiteiten in waar ouders en leraren elkaar kunnen ontmoeten. Zorg dat
het oudercontact niet het enige contact is.
Nodig ouders die vaak afwezig zijn nog eens persoonlijk uit. Wees flexibel in je
planning. Misschien is het moeilijk voor een ouder om op de voorziene momenten op
school te geraken.
Besteed extra aandacht aan leerlingen uit kansarme milieus. Praat met hen over hun
studiekeuze en toekomstplannen. Weeg samen met hen de voor- en nadelen van
verschillende opties tegen elkaar af.
Naast deze tips zijn er natuurlijk verschillende formele maatregelen in het onderwijs om
ongelijkheid weg te werken en participatie te bevorderen. Die worden gebundeld in het
decreet gelijke onderwijskansen en het participatiedecreet.12

12 JANSSEN T., Maatschappelijke kwetsbaarheid, Belgi, Opvoedkunde 2B, 11 paginas.


Academiejaar 2015-2016

31

Lector: I. Plackl

2.6

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Conclusie

Heel wat gezinnen hebben het moeilijk om het hoofd boven het water te houden. Financile
armoede is een onderdeel van kansarmoede. Kansarmoede moet dus ruimer bekeken
worden. Kansarmoede kunnen we, volgens Kind en Gezin, definiren als volgt:
Kansarmoede is een toestand waarbij mensen beknot worden in hun kansen om voldoende
deel te hebben aan maatschappelijk hooggewaardeerde goederen, zoals onderwijs, arbeid,
huisvesting. Het gaat hierbij niet om een eenmalig feit, maar om een duurzame toestand die
zich voordoet op verschillende terreinen, zowel materile als immaterile.
Volgens CLB voldoet een gezin aan kansarmoede indien ze drie van de volgende factoren
kan bevestigen aan de huidige gezinssituatie: een laag beschikbaar maandinkomen,
ouder(s) beschikken niet over een opleiding, minstens n iemand van de ouders is
werkloos, kinderen zijn niet gestimuleerd om onderwijs te volgen, een zeer slechte
huisvesting en tot slot een slechte gezondheid van de gezinsleden door verscheidende
omstandigheden.
Het ontstaan van kansarmoede in een gezin is, volgend Nicole Vettenburg, te wijten aan
zeven levensdomeinen: erfenis van de ouders; bepaalde buurtwijk; leerlingen die in
kansarmoede leven, komen uit in minder sterke richtingen op school; ze spannen vaak
samen met lotgenoten; ze komen in contact met de politie of het gerecht; ze vinden geen job
en tot slot gaan ze de volgende generaties ook in kansarmoede duwen. Kansarmoede
kunnen we dus goed linken met een vicieuze cirkel.
Uit de bovenstaande besproken bronnen zien we dat kansarmoede vooral voorkomt in
grootsteden. Ook zien we dat vaak gezinnen met een andere origine het meeste kans maken
om te leven in kansarmoede.
Ook het onderwijs speelt een rol in kansarmoede. Vaak moeten leerlingen mee op dure
uitstappen of ze moeten dure materialen kopen voor school, enz. De leerlingen die in
kansarmoede leven, worden bestolen in hun kansen.
Leerkrachten moeten beseffen dat alle leerlingen anders en dat diversiteit een gewoon
verschijnsel is, in tegenstelling tot een probleem. We leven nu eenmaal in een complexe
samenleving. Leerkrachten moeten hierop inspelen en dat zal al een hele verbetering met
zich mee brengen. Verder zijn er nog vele andere mogelijkheden om in te spelen op
kansarmoede.

Academiejaar 2015-2016

32

Lector: I. Plackl

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Besluit

In Belgi zijn er heel wat gezinnen die leven in een moeilijke gezinssituaties, bijvoorbeeld:
scheidingen, overlijdens, geweld, verslaving, kansarmoede, financile moeilijkheden, enz.
Vaak zijn die problemen te merken bij leerlingen in onderwijs. Elk kind is uniek, dus zal er
ook altijd een andere oorzaak aan de basis liggen van een bepaalde moeilijke gezinssituatie.
Elk kind zal ook ander gedrag vertonen in functie van de oorzaak. Een kind kan
genternaliseerd of gexternaliseerd gedrag vertonen. Vaak treden er ook bijkomende
problemen op, zoals: te laat komen, spijbelen, stelen op school,
Hoe ver kan een secundaire school gaan in de hulpverlening van een kind in een moeilijke
gezinssituatie? Ten eerste hebben secundaire scholen een eigen visie. Scholen dienen een
breed gedragen schooleigen visie te ontwikkelen die rekening houdt met de diversiteit van de
thuissituaties, en die vertrekt vanuit een brede, niet-normatieve invulling van
ouderbetrokkenheid. Het is heel belangrijk om goed te kunnen communiceren over de
situatie. Daarom is de rol ouders-school zeer belangrijk! Ook is het belangrijk dat er een
goede relatie is tussen de leerkracht en de leerling in kwestie. Communicatie is zeer
belangrijk. Indien nodig kan de school beroep de op de volgende externe organisaties, zoals
bijvoorbeeld: CAW, JAC, Jongerenwelzijn, CKG en de Koning Boudewijnstichting.
Ook uit de enqute bleek dat er toch wel wat leerlingen zijn met een moeilijke gezinssituatie.
Dat wil dus zeggen dat we daarop gepast moeten inspelen. Vooral de problemen
kansarmoede, mentale problemen en schoolmoeheid worden aangehaald als moeilijke
gezinssituatie. Wij hebben ons in het vervolg van de enqute toegespitst op het probleem
kansarmoede. Uit de volgende vragen bleek dat de rol ouders-school heel goed terug naar
voren kwam. Dat is positief om te horen, want communiceren over bepaalde situaties zorgt
ervoor de school gepast kan reageren op moeilijke gezinssituaties. Verder spelen de
ondervraagde leerkrachten wel op verschillende manieren in op bepaalde problemen. Ook
de school voorziet verschillende mogelijkheden in geval van problemen bij de leerlingen. Dat
geven de leerkrachten allemaal goed aan. Elk probleem, gedrag, vereist een gepaste hulp
van de leerkracht. De leerkrachten voelen zich wel niet helemaal gekwalificeerd om dit te
doen. Daar zouden we toch wel even bij moeten stilstaan
We hebben ons verder toegespitst op het probleem kansarmoede uit de moeilijke
gezinssituaties.
Hoe kunnen leraren jongeren in kansarmoede helpen in een klascontext? Dan moeten we
eerst weten wat kansarmoede precies betekent. Kansarmoede is een toestand waarbij
mensen beknot worden in hun kansen om voldoende deel te hebben aan maatschappelijk
hooggewaardeerde goederen, zoals onderwijs, arbeid, huisvesting. Het gaat hierbij niet om
een eenmalig feit, maar om een duurzame toestand die zich voordoet op verschillende
terreinen, zowel materile als immaterile. Zowel het Nicole Vettenburg, als het CLB als
Kind en Gezin formuleerden verschillende levensbehoeften waar mensen die in
kansarmoede leven niet aan voldoen. We zien wel dat kansarmoede meer voorkomt in
grootsteden en bij mensen die een andere origine hebben. Ook het onderwijs speelt een rol
in het probleem van kansarmoede. Leraren, en natuurlijk ook de school, kunnen leerlingen in
kansarmoede helpen. Communicatie is heel belangrijk. Wanneer er een goede relatie is
tussen de leerkracht en de leerling, verminderd dit de zwaarte van het probleem bij de
leerling. Ook moet de leerkracht rekening houden met diversiteit in de klas. Wanneer hij
rekening houdt met de problemen in de klas, past hij of zij differentiatie toe. Het probleem zal
dan omzeild worden door bepaalde activiteiten in de klas.
Kansarmoede is dus toch wel een frequent voorkomend probleem, waarbij leerkrachten toch
rekening moeten mee houden.
Academiejaar 2015-2016

33

Lector: I. Plackl

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

Literatuurlijst
Weebly:
Wachtwoord: gezin
Literatuurstudie
1. Wat is een moeilijke gezinssituatie?
Belgium, Gezinsproblemen, Geraadpleegd op 10 maart 2016 via
http://www.belgium.be/nl/familie/koppel/gezinsproblemen
Klasse, Echtscheiding: nieuwe gezinnen, Geraadpleegd op 10 maart 2016 via
https://www.klasse.be/archief/echtscheiding-nieuwe-gezinnen/.
LEEMANS, L.; gezinsvormen, Geraadpleegd op 10 maart 2016,
https://www.klasse.be/reeks/gezinsvormen/
2. Welke moeilijke gezinssituaties zijn relevant voor ons als leraren secundair
onderwijs?
Van Leeuwen C., Vancrombrugge H., Gezinnen in soorten, Nederland: Garant, 217 paginas.
Bosman R., Gezinssituaties en onderwijskansen : waarom doen eenouderkinderen het
minder goed op school?, Didaktief: Nederland, 15 paginas.
De Reformatische School, We zien steeds meer kinderen die door een moeilijke
gezinssituatie problemen hebben op school, Geraadpleegd op 10 maart 2016 via
http://www.drs-online.nl/artikel.php?ID=666.
3. Hoe uiten leerlingen met een moeilijke gezinssituatie dit in de klas?
Klasse, Spijbelen, Geraadpleegd op 10 maart 2016 via
https://www.klasse.be/archief/spijbelen-2/
4. Welke hulp wordt er in de secundaire scholen reeds aangeboden?
SPOOREN, S.; KETELSLEGERS, L.; MOERMANS, L.; CALTABELLOTTA, A.; LOUBELE,
N.; KALYONCU, S.; BOUTARBOUCHE, H.; Moeilijke gezinssituaties, Geraadpleegd op 10
maart 2016, http://vowmoeilijkegezinssituaties.weebly.com/.
Klasse, Kansarmoede, Geraadpleegd op 10 maart 2016 via
https://www.klasse.be/archief/kansarmoede/.
5. Welke externe hulporganisaties kunnen hulp verlenen?
Centrum Algemeen Welzijnswerk, Hoe wij helpen, Geraadpleegd op 10 maart 2016 via
http://www.caw.be/.
JAC, Hoe wij helpen, Geraadpleegd op 10 maart 2016 via http://www.jac.be/.
Jongerenwelzijn, jong leven richting geven, Geraadpleegd op 10 maart 2016 via
http://wvg.vlaanderen.be/jongerenwelzijn/.

Academiejaar 2015-2016

34

Lector: I. Plackl

Vakoverschrijdend werk
Moeilijke gezinssituaties
Kansarmoede

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE, Jeugdrechtbank, Geraadpleegd op 10 maart


2016 via
http://justitie.belgium.be/nl/rechterlijke_orde/hoven_en_rechtbanken/rechtbank_van_eerste_
aanleg/jeugdrechtbank.
CKG, Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning, Geraadpleegd op 10 maart 2016,
(http://www.ckg.be/werkvormen.html)
Hoe jongerenwelzijn de leerlingen kan helpen.
Jong en van Zin, Hoe helpen wij?, Geraadpleegd op 10 maart 2016 via
http://www.jongenvanzin.be/publicatie/uit-elkaar-onderwijs.
6. Zijn leraren genoeg genformeerd over moeilijke gezinssituaties en welke middelen
hebben ze?
Enqute
7. Wat is kansarmoede?
JANSSEN T., Maatschappelijke kwetsbaarheid, Belgi, Opvoedkunde 2B, 11 paginas.
Klasse, Kansarmoede, Geraadpleegd op 28 april 2016 via
https://www.klasse.be/archief/kansarmoede/.
8. Wat zijn de criteria volgens Kind en Gezin omtrent kansarmoede?
JANSSEN T., Maatschappelijke kwetsbaarheid, Belgi, Opvoedkunde 2B, 11 paginas.
Kind & Gezin, Kansarmoede, Geraadpleegd op 28 april 2016 via
http://www.kindengezin.be/cijfers-en-rapporten/cijfers/kansarmoede/#Berekeningkansarmoede-in.
9. Wat zijn de huidige cijfers omtrent kansarmoede?
JANSSEN T., Maatschappelijke kwetsbaarheid, Belgi, Opvoedkunde 2B, 11 paginas.
Armoedebestrijding, Feiten en cijfers, Geraadpleegd op 28 april 2016,
http://www.armoedebestrijding.be/.
10. Welke zijn de 7 domeinen van Vettenburg die een rol spelen bij het ontstaan van
kansarmoede?
JANSSEN T., Maatschappelijke kwetsbaarheid, Belgi, Opvoedkunde 2B, 11 paginas.
VETTENBURG N., Jeugd en maatschappelijke kwetsbaarheid, Belgi, 22 paginas
11. Op welke manier is het onderwijs verantwoordelijk voor het voortbestaan van
kansarmoede?
JANSSEN T., Maatschappelijke kwetsbaarheid, Belgi, Opvoedkunde 2B, 11 paginas.
VOORHAMME R., Kansen in onderwijs, Belgi, 38 paginas

Academiejaar 2015-2016

35

Anda mungkin juga menyukai