Naam
student:
Naam
mentor:
School:
Leergroe (V)OLO
p
3F
Aantal
33
lln.:
Jozefien Temmerman
Mevr. Vandenabeele Brenda
Klas
Gemeenteschool Landegem
tot
Leergebied(onderd
eel):
Lesonderwerp:
Groepsbevorderende activiteit
Zeeklassen
Leerplandoelen:
Lesdoelen:
1. De spelen op een eerlijke en leuke manier uitvoeren. (BO SF 2.5)
2. Zo snel mogelijk lopen om eerst op het fluitje te kunnen blazen. (BO MC
6.18)
3. Zo snel mogelijk lopen om de tikker te ontwijken. (BO MC 6.19)
Beginsituatie specifiek voor deze les:
Situering in het
aanbreng
inoefening
leerproces:
Voorkennis van de klasgroep:
De kinderen kennen sommige spelletjes.
Leerling-specifieke gegevens:
Sienna, Stan: snelle lopers
Femke, Nina: traag
Bronnen: volgens de APA-normen
Zeediplomas
Jozefien Temmerman
herhaling
evaluatie
Materiaal/locatiewijziging:
Vlaggen
Bal
Fluitje
Materiaal om terrein af te bakenen
LESOPBOUW
1. Speluitleg
orintatie
instructie
verwerking
afronding
5 min.
Verloop
De lln worden door kapitein Haring opgeleid tot echte zeebonken. Om echte
zeebonken te worden, moeten ze eerst tonen dat ze sterk en actief genoeg zijn.
Een zeebonk is immers alle dagen op zee en daarvoor moet je sterke zeebenen
hebben. Als ze alle spelletjes tot een goed einde brengen, krijgen ze een
zeediploma.
2. Spelen
orintatie
instructie
40 min.
1, 2, 3
verwerking
afronding
Kruisvlag
Een zeebonk moet goed schuin kunnen lopen. Want op zee ligt de boot vaak schuin door golven.
Ploeg A en B staan tegenover elkaar aan n kant van het veld. Aan de overzijde
staan de beide vlaggen van de ploegen en wel zo dat de vlag van ploeg A
rechtover ploeg B staat en omgekeerd. De ploegen moeten dus diagonaal het
veld oversteken om hun vlag te bemachtigen.
Ploeg A begint : n speler van ploeg A rent het veld in en probeert bij zijn vlag te
komen. Tegelijkertijd mag de hele ploeg B de loper van ploeg A achternazitten.
Op de plaats waar hij aangetikt wordt (met of zonder de vlag in zijn bezit), moet
hij blijven staan. De rest keert terug naar de startlijn. Nu is het de beurt aan
ploeg B om n speler naar de vlag te laten lopen. Ploeg A (behalve de gevangen
speler) mag die loper dan achternazitten.
De bedoeling is dat de ploegen hun vlaggen om het snelst terug in hun kamp
brengen. Een speler die werd aangetikt, kan door de volgende loper van zijn
ploeg bevrijd worden, als die laatste de kans ziet hem aan te raken vooraleer
hijzelf gepakt wordt. Ze mogen ook de vlag aan elkaar doorgeven.
Het spel eindigt als n van de vlaggen binnen is, of als een ploeg geen spelers
meer vrij heeft om te lopen.
Blad-steen-schaarrace
De groep wordt in 2 ploegen verdeeld en staan elk aan een kegel. Op een signaal
van de leiding begint van elke ploeg iemand te lopen in de richting van de andere
ploeg (in een vierkant).
Op het moment dat ze elkaar ontmoeten spelen ze blad-steen-schaar. De
Uitgeprint op 28/05/2016
Jozefien Temmerman
verliezer van het kamp gaat af de lijn (en gaat zitten) en de winnaar loopt door.
Op het moment dat de verliezer van de lijn stapt, mag iemand anders van zijn
ploeg beginnen te lopen, om de persoon van de andere ploeg te onderscheppen.
Je kan een punt scoren door over het einde van de lijn bij de andere ploeg binnen
te lopen.
Blad-steen-schaar: beide spelers houden 1 hand op de rug en een van hen telt tot
3. Op "3" tonen ze elkaar 1 van de volgende symbolen: respectievelijk blad, steen
of schaar.
Een blad verslaat de steen, een steen verslaat de schaar en een schaar verslaat
het blad. Bij gelijke symbolen wordt de kamp herhaald.
Tik tak boem
We staan in een kring. In het midden zit de klok. Die persoon zegt heel de tijd tik tak tik tak.
Ondertussen geeft de kring een bal door. Af en toe roept de klok wissel!. Dan gaat de bal de
andere richting uit. De klok kan ook BOEM! roepen. De persoon die dan de bal vast heeft, gaat
op de grond liggen. Het spel gaat verder. De kinderen die naast de persoon staan die neerligt,
springen nu over die persoon als ze de bal doorgeven.
Ren-je-rotrace
De groep wordt in 2 groepen verdeeld. 1 groep gaat in een kring staan met 1 bal.
De andere groep gaat een beetje verder aan een kegel staan. De eerste
leerlingen van de groep aan de kegel loopt rond de kring en terug. Dan vertrekt
de volgende. De groep in de kring geeft ondertussen de bal door. Ze tellen
hoeveel rondjes ze de bal kunnen doorgeven totdat iedereen van de andere
groep rond de kring gelopen heeft.
Paard en ruiter
De kinderen gaan per twee in een kring staan. 1 van de 2 is ruiter, de andere is paard. Het paard
gaat op zijn handen en knien zitten. De ruiter gaat op de rug van zijn paard zitten. In het midden
van kring ligt een fluitje. Op het signaal gaan de paarden en ruiters zo snel mogelijk rechtstaan. De
ruiters lopen een rondje rond hun paard en lopen dan zo snel mogelijk rond de kring. De paarden
zijn ondertussen met hun benen open gaan staan. Als de ruiter een rondje gelopen heeft, kruipt die
tussen de benen van zijn paard en fluit op het fluitje. De ruiter die eerst op het fluitje kan blazen,
is gewonnen.
Stoorzender
Uitgeprint op 28/05/2016
Jozefien Temmerman
instructie
5 min.
verwerking
afronding
Diploma
Uitgeprint op 28/05/2016
Jozefien Temmerman