Anda di halaman 1dari 116

Mk6 Evolution

Micro Modulation

Sectie 2.14:

Mk6 M.M.

Micro Modulation

2.14.1

Mk6 M.M. regelaar

2.14.2

Inbedrijfstelprocedure
2.14.2.1
Introductie
2.14.2.2
Programmering brandstof-/luchtposities
2.14.2.3
Instellen van de servomotoren
2.14.2.4
Instellen van de opties
2.14.2.5
Instellen van de parameters
2.14.2.6
Lektest
2.14.2.6.1
Uitleg
2.14.2.6.2
Gasdruksensor
2.14.2.6.2.1
Oliedruksensor
2.14.2.6.3
Inbedrijfstelling lektest
2.14.2.7
Luchtdrukcontrole
2.14.2.7.1
Uitleg
2.14.2.7.2
Luchtdruksensor
2.14.2.7.3
P luchtdrukcontrole aansluiting
2.14.2.8
Buitentemperatuurcompensatie
2.14.2.8.1
Uitleg
2.14.2.8.2
Buitentemperatuursensor
2.14.2.9
Electrische specificaties
2.14.2.9.1
Classificaties
2.14.2.9.2
Zekeringwaarden
2.14.2.9.3
Klemomschrijving
2.14.2.9.4
Kabels
2.14.2.10
Frequentieregelaars
2.14.2.11
Installatiecontroles

2.14.3

Branderautomaatfuncties
2.14.3.1
Branderautomaat startvoorwaarde diagram
2.14.3.2
Zelf controlerende UV Scanner
2.14.3.3
Standaard Europese UV Scanner - Zijzicht
2.14.3.4
Standaard Noord Amerikaanse UV Scanner -Eindzicht
2.14.3.5
Selectie van UV Scanner Types
2.14.3.6
UV zelf aanpassende modulatie van de pulsbreedte

2.14.4

Foutcontrole, interne foutanalysecodes, I.D. Codes


2.14.4.1
Oplossingen voor interne fouten in de Mk6 (ERRORS)
2.14.4.2
Mk6 Branderautomaat storingen
2.14.4.3
Probleem oplossen

2.14.5

Eindgebruikershandleiding
2.14.5.1
Normale werking
2.14.5.2
Aanpassen klok, contrast en actuele waardeuitlezing
2.14.5.3
EPROM versienummers

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14: Index

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Section 2.14:

Mk6 M.M.

Micro Modulation

2.14.6

Electrische schemas
2.14.6.1
Mk6 Aansluitschema
2.14.6.3
Stoomdruksensor aansluitschema
2.14.6.6
E.G.A. Mk6 Aansluitschema

2.14.7

Twin Burner Operation


2.14.7.1
Werking/richtlijnen
2.14.7.3
Onderlinge aansluiting

2.14.8

Hand/Automatisch en kleine-vlam faciliteit

2.14.9

Storing zoeken

2.14.10

Andere informatie en illustraties


2.14.10.1
MK6 M.M. Aanzicht details
2.14.10.2
Mk6 M.M. Inbouwmaten
2.14.10.3
Infra-rood upload download
2.14.10.4
Onderhoud en service
2.14.10.5
Voorzorgsmaatregelen

2.14.11

Brandstofflowmeting en werking

2.14.12

Gouden start

2.14.13

Eenpuntswijziging

2.14.14

Rookgasrecirculatie

2.14.15

Pauzemogelijkheid tijdens start

2.14.16

Tijdklokfaciliteit

2.14.18

Automatische hercalibratie van lucht- en gasdruksensoren


2.14.18.1
Luchtdruksensor hercalibratie
2.14.18.2
Gasdruksensor hercalibratie

2.14.19

Vlambeveiliging met een vlamrelais

2.14.20

On-line wijzigingen

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14: Index

Mk6 Evolution
Micro Modulation

2.14.1

Issue: 22.9.2005

Introduction

MK6 EVOLUTION M.M. REGELAAR

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.1.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Introduction

2.14.2

MK6 INBEDRIJFSTELPROCEDURE

2.14.2.1

Introductie

WAARSCHUWING: Voor inbedrijfstelling moeten de brandstof- en luchtservomotoren worden


gecalibreerd om zeker te zijn dat de positie van de kleppen overeenkomen met de terugkoppelsignalen van de potmeters zoals weergegeven op het display van de Mk6, d.w.z. dat als de klep
volledig gesloten is, de Mk6 0 graden aangeeft.

De inbedrijfstelprocedure zoals omschreven moet strikt opgevolgd


worden. Iedereen die een Micro Modulation systeem inbedrijfsteld moet
de juiste ervaring hebben in verbrandingsinstallaties. In verkeerde
handen kunnen gevaarlijke situaties ontstaan. De Autoflame producten
mogen alleen genstalleerd, geprogrammeerd en aangepast worden door
technisch personeel dat door Autoflame is gecertificeerd.
Het fundamentele idee van het systeem is om een brandstofkleppositie in
te stellen en dan een overeenkomstige luchtkleppositie daar aan te koppelen. Voorzichtigheid is geboden wanneer de brandstof- en luchtposities
moeten worden bijgesteld om een stabiele verbranding te houden, b.v.
door de brandstofklep open te sturen zonder de luchtklep bij te sturen.
Als het systeem dat inbedrijfgesteld wordt een M.M. is zonder een E.G.A., moeten de rookgassen
tijdens de inbedrijfstelling gecontroleerd worden met een aparte rookgasanalyser. Als het een
systeem is met een E.G.A. dan kan je de meting van de E.G.A. gebruiken daar die alle
rookgasdata doorgeeft aan de M.M.. Wanneer olie verbrandt wordt dient een roetmeter gebruikt
te worden om te controleren of de rook die ontwikkeld wordt binnen de limieten valt.
Om de inbedrijfstelling zo snel mogelijk te laten verlopen is het aan te raden om voldoende warmte
afname te hebben. De inbedrijfstelling kan worden onderbroken door maximum druk of
temperatuurschakelaars die de brander uitschakelen. In deze situatie is de data tot dan niet
verloren gegaan. Als de beveiliging weer terugkomt in de veilige stand, start het systeem
automatisch weer op en kan de inbedrijfstelling weer verder gaan vanaf die positie, zolang de
spanning op het systeem blijft staan.
Zodra de startvlam gevormd is moet eerst de vollastpositie worden vastgelegd, daarna achtereenvolgens de interposities in dalende lijn en uiteindelijk de kleine vlam-/startpositie. De CH1 en CH2
posities moeten altijd minder zijn dan de vorige stand die is vastgelegd. Nochthans is het met de
CH3-CH6 mogelijk om een waarde boven of onder de waarde van het vorige punt vast te leggen.
INBEDRIJFSTELPROCEDURE (Systemen zonder E.G.A.).
Op nieuw aangelegde installaties dienen de volgende procedures worden uitgevoerd.
1.
2.
3.
4.

Controleer of alle verbindingen tussen de M.M. en externe componenten correct is.


Stel de benodigde opties/parameters in (refereer aan sectie 2.14.2.4/2.14.2.5).
Stel de servomotoren af.
Programmeer de brandstof-/luchtposities.

Op een eerder inbedrijfgestelde unit is het mogelijk om de stappen #1, 2 of 3 weg te laten.
Issue: 22.9.2005
Autoflame Technical Manual
Section 2.14.2.1.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Introduction

Aanwijzingen voor het programmeren van de brandstof-/luchtposities


Als tijdens de inbedrijfstelling de brander uitschakeld door het wegvallen van een voorwaarde of
een storing is het mogelijk om de inbedrijfstelling voort te zetten vanaf de laatst vastgelegde
positie. Dit is mogelijk vanaf het moment dat de vollastpositie is vastgelegd en de brandstofkeuze
niet is gewijzigd en de spanning niet van het systeem af is geweest. Als de voorwaarde weer
gemaakt is en de storing is gereset, zal het systeem automatisch gaan voorspoelen. Na het
voorspoelen dient een startpositie ingevoerd te worden om de brander te ontsteken. Hierna kan
men verder gaan met de inbedrijfstelling van de brandstof- en luchtposities, de servos kunnen nu
niet meer boven de laatste vast gelegde positie komen.
Als de

CLOSE

LED blijft knipperen, betekend dit dat de voorwaardeingang (klem 53) nog niet

weer is gemaakt, er is een E.G.A. storing of de niveauregeling is nog niet inbedrijfgesteld (bij
gebruik van een Autoflame niveauregeling). Refereer aan de storing zoeken sectie 2.14.9.

Tijdens de inbedrijfstelling druk op de

Druk op de
geven.

123
123
123 DISPLAY

STATUS

123
123
123

M.M.

toets om de kanaal 1-6 posities weer te geven.

toets om de geselecteerde brandstof, setpoint en actuele waarde weer te

(Tijdens de inbedrijfstelling kan het setpoint niet worden gewijzigd. Het interne schakelpunt om de
brander uit te schakelen zal tijdens de inbedrijfstelling altijd gesloten blijven, onafhankelijk van de
actuele waarde.)
Als de OPEN en CLOSE posities zijn vastgelegd tijdens de inbedrijfstelling en de brander valt in
storing bij de eerste branderstart, is het niet nodig om deze posities opnieuw vast te leggen. De
brander zal weer starten na het resetten van de storing en zal direct doorgaan om te beginnen
met het voorspoelen, aan het einde van de voorspoeltijd zal de M.M. weer vragen om de
startpositie in te voeren.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.1.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Programming Fuel/Air Positions

2.14.2.2 Programmering van de brandstof-/luchtposities (systemen zonder E.G.A.)


CH1, CH2 etc refereren aan de rij

toetsen met CH1 bovenaan.

Note: Tijdens de hele inbedrijfstellingsprocedure is de COM LED verlicht


1.

Controleer dat het voorwaardecircuit is gesloten, d.w.z. dat er spanning op klem #53 staat.

2.

Selecteer de brandstof. CLOSE knippert. 'ENTER PASSWORD' scherm wordt weergegeven.


Note:

3.

Voer het wachtwoord in door gebruik te maken van de CH1 en CH2


Wanneeer het wachtwoord is ingevoerd druk op de
knippert)

4.

COM

Als een brandstof opnieuw inbedrijfgesteld moet worden, druk dan


de toets voordat de COM LED stopt met knipperen (5 seconden).

CLOSE

op

toetsen

toets (CLOSE brandt ENTER

SYSTEM ACTIVATE, WATER LEVEL CONFIGURE wordt weergegeven.


In dit scherm is het noodzakelijk om zowel CH1 en CH3 juist in te stellen. Deze moeten
alletwee op #3 staan als er een Autoflame niveauregeling wordt gebruikt en op #7 indien er
een Mk6 zonder Autoflame niveauregeling wordt gebruikt. Het is ook noodzakelijk om CH5
in te stellen voor het gebruik van de first out annunciation. Stel deze in op #0 indien er geen
first out wordt gebruikt, op 1 als de first out alleen weergegeven moet worden en op 2 als de
first out ook de brander moet uitschakelen en een storing moet geven.
ENTER

Druk dan op de

toets.

MEMORY

5.

Het display geeft nu de posities van de servomotoren weer, nadat de interne controles zijn
uitgevoerd (CLOSE knippert). Druk op de
de CLOSE positie.

6.

Gebruik de CH1 tot CH6

OPEN

Druk op

8.

Gebruik de CH1 tot CH6

toets en begin met het vastleggen van

toetsen (alleen de actieve kanalen) om de

servomotoren op 0.0. te zetten. Druk op de


7.

CLOSE

ENTER
MEMORY

toets (OPEN knippert)

de toets (OPEN brandt, ENTER MEMORY knippert).

toetsen om de servomotoren volledig open te sturen.

Dit is normaal 90.0 voor gasvlinderkleppen en voor branderluchtkleppen, maar het kan ook
minder dan 90.0 zijn als er een mechanische begrenzing of aanslag is.
Druk op de

Issue: 22.9.2005

ENTER
MEMORY

toets (brander spoelt voor, aan het einde begint START te knipperen).

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.2.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation
9.

Druk op de

Commissioning and Setting up Procedure: Programming Fuel/Air Positions


START

toets (START brandt, ENTER MEMORY knippert).

**WAARSCHUWING** Enter de START positie niet voordat de brandstofklep


teruggeregeld is, dit zou anders kunnen leiden tot een gevaarlijke situatie.**
10.

Gebruik CH1 tot CH6


brander te ontsteken.

11.

Druk op de

ENTER

toetsen om de servomotoren op de positie te zetten om de

toets (Brander ontsteekt, HIGH knippert).

MEMORY

HIGH

12.

Druk op de

13.

Gebruik CH1 tot CH6

toets (HIGH brandt, ENTER MEMORY knippert).

toetsen om de vollastpositie in te stellen. (Het is niet mogelijk

om hoger te gaan dan de OPEN positie). Open altijd de luchtklep eerst een paar graden en
daarna gevolgd door de brandstofklep.

14.

Druk op de

Note:

ENTER
MEMORY

toets (INTER, of INTER en START knipperen).

INTER knippert alleen als het aantal INTER posities die zijn vastgelegd gelijk of
minder dan 3 zijn. Hierna zullen de INTER en START samen knipperen.
INTER

15.

Druk op de

16.

Gebruik CH1 tot CH6

of

START

toets (INTER of START brandt, ENTER MEMORY knippert).

toetsen om de servostanden naar beneden te brengen.

Verminder altijd eerst de brandstofservo een paar graden en daarna de luchtservo een
paar graden.
Als de huidige positie een INTER stand is ga terug naar punt #14, zoniet ga verder.

15.

Druk op de

ENTER

toets. Op dit moment is alle inbedrijfsteldata permanent vastgelegd.

MEMORY

(Na een korte pauze zal RUN gaan knipperen).

16.

Druk op de

Issue: 22.9.2005

RUN

toets om het systeem normaal te laten moduleren.

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.2.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Setting Positioning Motors

Instellen van de servomotoren


Autoflame levert drie standaard verschillende soorten servomotoren, klein, groot en industrile
uitvoering. Deze kunnen allemaal worden gebruikt voor brandstof- en luchtkleppen. Alle types
kunnen worden geconfigureerd om met de klok mee te draaien (CW) of tegen de klok in te
draaien (CCW) .

Lay-out van de kleine servomotor, refereer naar


Lay-out van de grote servomotor, refereer naar
Lay-out van de industrile servomotor, refereer naar

Sectie 2.14.2.3.3
Sectie 2.14.2.3.3
Sectie 8.10

Gekeken naar de as, vanaf de positie waar de potentiometer is geplaatst, draaien alle servomotoren met de klok mee als er een voedingsspanning is aangesloten tussen de LIVE en de CW
aansluiting, indien de voedingsspanning wordt aangesloten tussen de LIVE en de CCW zullen de
servomotoren tegen de richting van de klok in draaien.
De werking van de brandstof- en luchtkleppen is meestal zo dat ze openen met de klok mee. Als
de draairichting moet worden gewijzigd, is het nodig om zowel de sturing als de terugkoppeling
om te draaien tussen de M.M. en de servomotor(en). Een voorbeeld van het omdraaien van de
draairichting van een brandstofklep wordt weergegeven in figuur B, sectie 2.14.2.3.4. Figuur A
geeft de normale aansluiting weer.
Instelprocedure
Voordat een brander opgestart wordt is het essentieel om elke M.M. servomotor in te stellen.
Hiervoor is een tamperproof schroevendraaier nodig (welke kan worden besteld bij Autoflame).
Het M.M. systeem heeft de mogelijkheid om de kleppen verder door te laten draaien dan 90
graden, nl. tot aan 96 graden. Neem contact op met Autoflame voor advies op installaties die
meer dan 90 graden moeten draaien.
Alle uitlezingen op de M.M. zijn in graden van een hoek. Het is noodzakelijk om de potmeter zo in
te stellen dat de M.M. 0.0 aangeeft als de gerelateerde klep volledig gesloten is. De inbedrijfsteller
moet visueel de mechanische positie van de kleppen controleren. NEEM NIET AAN DAT ZE
VOORHEEN AL GECONTROLEERD ZIJN.
Om een servomotor in te stellen moet je er eerst voor zorgen dat optie 12 op 0 staat (dit zorgt
ervoor dat eventuele EGA storingen geen stagnatie veroorzaken). Zet de M.M. in
inbedrijfstelmodus zodat de CLOSE LED brandt en de ENTER LED knippert (zie sectie van
inbedrijfstelling). Na dit gedaan te hebben is het mogelijk om de kleppen naar de mechanisch
gesloten positie te sturen door de aangewezen pijltoetsen van de kanalen te gebruiken
**WAARSCHUWING** ELECTRISCHE AANSLUITINGEN STAAN ONDER SPANNING.
Verwijder de kap van de servomotor.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.3.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Setting Positioning Motors

Voor luchtkleppen volg de volgende procedure:


Gebruik de pijltoetsen van de luchtklep om de klep naar zijn mechanisch gesloten stand te sturen.
Draai de 2 tamperproof schroeven een beetje los zodat je de potentiometer kunt draaien. Draai
de potmeter met de klok mee of tegen de klok in totdat de uitlezing op de M.M. 0.0 aangeeft.
Draai nu de 2 tamperproof schroeven weer vast, controleer dat de uitlezing nog steeds 0.0
aangeeft. Als de aanwijzing veranderd herhaal voorgaande.
Voor brandstof kleppen volg de volgende procedure:
Op Autoflame gas-, olie- en gecombineerde gas-/oliekleppen is het noodzakelijk om de servomotor
te demonteren. Zet de klep nu handmatig in de juiste gesloten positie en bekijk de positie van de
pin in de as van de servomotor. Draai de as van de servomotor met de aangewezen pijltoetsen zo
dat de klep en servo weer kunnen worden samen gebouwd. Draai de 2 tamperproof schroeven
los en vervolg met het afstellen van de potmeter tot de M.M. weer 0.0 aangeeft. Gebruik de
aanwijzing op het eind van de as om zeker te stellen dat de klep nog volledig gesloten is.
Belangrijke notitie voor Autoflame kleppen:
Op kleppen met een draadaansluiting zit de pin 90 graden gedraaid t.o.v. een geflensde klep.
Op geflensde kleppen zit de pin boven in de as van de klep in lijn met de vlinderklep.
Bij beide types kleppen zit de externe aanwijzing in lijn met de vlinderklep.
Onafhankelijk van het gebruikte type klep, wordt de servomotor fabrieksmatig geleverd in de 0.0
graden positie. Dezelfde motor zal voor beide kleppen correct zijn aangezien de servomotor 90
graden verschillend gemonteerd worden ten opzichte van elkaar.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.3.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning Procedure: Positioning Motors

Small Positioning Motor

POTENTIOMETER
ADJUSTING CLIPS
POSITIONING MOTOR
FIXING HOLES 5mm (7/32") DIA.

TAMPER PROOF SCREWS

P.C.B./2 FIXING POINTS M3


POTENTIOMETER

L CW CCW

CCW CW L

+ W

M4 EARTH STUD

Large Positioning Motor


M4 EARTH STUD

L CW CCW

L CW CCW

POTENTIOMETER
ADJUSTING CLIPS
P.C.B./4 FIXING POINTS M3

POSITIONING MOTOR
FIXING HOLES 5mm (7/32") DIA.

TAMPER PROOF SCREWS

POTENTIOMETER

De getoonde servomotoren zijn 230V waarbij de stuurkabel en de kabel van het terugkoppelsignaal
door 2 verschillende wartels moet worden gevoerd. Voor de 24V uitvoering is het niet noodzakelijk
om 2 wartels te gebruiken.
Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.3.3

Mk6 Evolution
Micro Modulation
Servomotoraansluitingen voor 2 draairichtingen

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.3.4

Mk6 Evolution
Micro Modulation
Vervanging van de servomotor, onderhoud van de servomotor en het belang van het
gebruiken van de servomotor met de juiste kracht.
Vervanging
Elke keer dat een servomotor moet worden vervangen op de installatie is het van het grootste
belang dat visueel wordt gecontroleerd dat de positie van de klep voor brandstof/lucht/rookgasrecirculatie of welke andere functie ook gelijk is met de terugkoppeling van de potmeter zoals
weergegeven op de Autoflame regelaar. Dit betekend dat als de klep in de gesloten positie staat
er ook daadwerkelijk 0.0 graden op het M.M. display staat. Het moet niet worden aangenomen
dat de inbedrijfsteller die de installatie origineel inbedrijf heeft gesteld deze in de juiste positie heeft
gezet.
Onderhoud
Het is aan te bevelen de apparatuur periodiek te controleren, in het bijzonder het volgende voor
de servomotoren:
1- Algemene mechanische toestand, d.w.z. let op corrosie of mechanische schade.
2- Dat er geen speling in de koppeling of het stangenstelsel zit.
3- Dat alle bevestigingen goed vast zitten.
4- Mechanische pennen, d.w.z. rolpennen/splitpennen geen corrosie of metaalmoeheid vertonen.
5- Als de brander is uitgeschakeld en de spanning is gesoleerd, demonteer de servomotor en
controleer of de klep niet teveel weerstand heeft om normaal te werken. Zorg ervoor dat de
servo werkt binnen de krachtspecificatie.
6- Ga niet op de servomotoren staan omdat dit schade kan veroorzaken aan de printplaat met de
potmeter wat kan leiden tot systeemfouten.
7- Verwijder de printplaat niet uit de servomotor daar dit de integriteit van de herhaalbaarheid
kan beschadigen en de garantie kan worden geweigerd.
Servomotor krachtspecificaties- het is belangrijk dat de servomotoren niet worden gebruikt
buiten hun gespecificeerde werkingsgebied.
Servomotor

Art. nummer

specificatie

Small servomotor
Large servomotor
Industrial servomotor 5
Industrial servomotor 10
Industrial servomotor 20
Industrial servomotor 40

(MM10005)
(MM10004)
(MM10070)
(MM10072)
(MM10074)
(MM10078)

0.89 ftlbs
11 ftlbs
37 ftlbs
72 ftlbs
148 ftlbs
295 ftlbs

Issue: 22.9.2005

(1.2Nm)
(15Nm)
(40Nm)
(98Nm)
(200Nm)
(400Nm)

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.3.5

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

2.14.2.4 Opties
BELANGRIJK: De opties en parameters mogen alleen worden gewijzigd door gekwalificeerd
personeel dat een grondige training heeft ondergaan over de Autoflame verbrandings
management systemen en het verbrandingsproces in het algemeen. Iemand die de opties
en parameters wijzigd, niet de juiste kennis heeft en geen training heeft gevolgd over deze
instellingen kan zichzelf en anderen in gevaarlijke situaties brengen.
Neem bij twijfel direct contact op met Autoflame technical support (+44 (0) 20 8695 2001).
Om opties te selecteren:
CH1, CH2, CH3 refereren naar de

toetsen beginnend met CH1 bovenaan.

Optiewaarden kunnen worden gewijzigd door in de optiemodus te gaan. Eerst moet het wachtwoord
worden ingevoerd. Om het wachtwoord in te voeren volg de stappen zoals hieronder beschreven:
Deselecteer en selecteer de brandstof of haal de spanning van de unit en zet de spanning er weer op.
Als het systeem al inbedrijfgesteld is druk op

COM

voordat de COM l.e.d. stopt te knipperen.

Als de unit nog niet inbedrijfgesteld is, zal de unit automatisch naar inbedrijfstelmodus gaan.
ENTER PASSWORD wordt weergegeven.
Gebruik de CH1 en CH2

om het wachtwoord in te geven en druk dan op

CLOSE

SYSTEM ACTIVATE, WATER LEVEL CONFIGURE wordt weergegeven.


In dit scherm is het noodzakelijk om zowel CH1 en CH3 juist in te stellen. Deze moeten alletwee op
#3 staan als er een niveauregeling wordt gebruikt en op #7 indien er een MK6 zonder niveauregeling wordt gebruikt. Het is ook noodzakelijk om CH5 in te stellen voor het gebruik van de first
out annunciation. Stel deze in op #0 indien er geen first out wordt gebruikt, op 1 als deze alleen
moet worden weergegeven en op 2 als deze de brander moet uitschakelen en een storing melden.
ENTER

Druk nu op

MEMORY

Op het volgende scherm selecteer

CLOSE

om de brandstofluchtverhouding inbedrijf te stellen

Om het SET OPTIONS scherm te selecteren druk de CH1


Om het optienummer te wijzigen gebruik de CH2

tegelijk in.
toetsen.

Om de waarde van de optie te wijzigen gebruik de CH3

toetsen.

De waarden van alle opties kunnen gewijzigd worden als men in de optiemodus is.
Als alle benodigde opties zijn gewijzigd druk op.

ENTER
MEMORY

Alle nieuwe optiewaarden zijn nu permanent opgeslagen.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
tin lue
.
t
n
e
o
io
N yS
t
Va
n r
n
ip
io cto
io
cr
t
t
s
p
p
O Fa
O
De

1.

Keteltemperatuur/druksensor type:
3
4
5
6
7
8
9
10
11

2.

60

Temperatuursensor
(MM10006 & 7)
20-390 C (50 - 730 F)
Niet in gebruik
Niet in gebruik
Druksensor
(MM10008)
2.0 - 23.0 bar (30 - 330 PSI)
Hogedruksensor
(MM10009)
2.0 - 38.0 bar (30 - 550 PSI)
Lagedruksensor
(MM10010)
0.2 - 3.80 bar (1.5 - 55 PSI)
Niet in gebruik
Externe temperatuursensor (spanningsingang)-instellingen parameters #52-56
Externe druksensor (spanningsingang)- instellingen parameters #52-56
Motorsnelheid tijdens moduleren: de waarde is geen specifieke tijd of
afstandratio. Als de snelheid van de motor te hoog is, verhoog dan deze
waarde. Indien te langzaam verlaag deze waarde. Buiten de modulatie om
zullen de motoren op maximale snelheid bewegen of op de snelheid zoals
ingesteld in optie #75. De bewegingssnelheid wordt bepaalt door het
langzaamste kanaal, d.w.z. de langzaamste servomotor.

5-240

Bereik

5 = 43 seconden van 00 to 900


60 = 120 seconden van 00 to 900
240 = 390 seconden van 00 to 900

3.
4.

0
0

Niet gebruikt: Deze optie wordt alleen gebruikt in de mini MK5.


Niet gebruikt: Deze optie wordt alleen gebruikt in de mini MK5.

5.

Positie tijdens ventileren: Dit selecteert de positie tijdens voorspoelen


(werkzaam op kanalen 1-4; zie optie #67-70). Indien de frequentieregelaar
kanalen 5 & 6 zijn geselecteerd, voorspoelen op open positie, ongeacht deze
optieinstelling. Dit heeft ook betrekking op naspoelen als optie #118 een
waarde heeft groter dan 0.
0
1

Issue: 22.9.2005

Geselecteerde kanalen ventileren op de vollastpositie.


Geselecteerde kanalen ventileren op de vollastpositie (volledige open positie
zoals vast gelegd tijdens inbedrijfstelling).

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
tt in lue
.
n
e
o
io
N yS
t
Va
n
n
ip
io ctor tio
cr
t
s
p
p
O Fa O
De

6.

10

Proportionele band (P): Met deze optie stel je de proportionele band in. Dit
is een offset vanaf welk punt de brander begint te moduleren.
Voorbeeld van de proportionele offset: Setpoint = 100 C, proportionele offset
= 10 (d.w.z. optie 6 is ingesteld op 10).
Proportionele offset
Vollast

kleine vlam

90 C
(202 F)

100 C
(212 F)

Proportionele band: Ingestelde waarde, Celcius, Fahrenheit, Bar of PSI is


afhankelijk van de sensor en de eenheden zoals in optie #1 en #65 geselecteerd
5-250
0.5-25.0

Bij eenheden: Celcius, Fahrenheit of PSI.


Bij eenheden: Bar.
Note: Verlagen van deze waarde kan leiden tot het doorschieten van het
setpoint. Vergroten van de instelling kan leiden tot het te vroeg beginnen te
moduleren en het zal een lange tijd duren voordat het setpoint is bereikt.

60

Integraaltijd (I): Elke x seconden wordt er 10% van de actuele offset bij de
proportionele waarde opgeteld of afgetrokken. De waarde x is het aantal
seconden ingesteld in deze optie. Het is mogelijk om deze optie uit te schakelen.
Als off geselecteerd is zal er geen I functie plaatsvinden. Parameter #106 laat dan
een procentuele variatie toe.
OFF-250 Seconden.
Note: Integraal is gelijkwaardig aan 'Reset'.

8.

Aantal actieve servomotorkanalen : Kanaal "1" is altijd actief (brandstof


servomotor). Stel optie #8 in op het aantal extra benodigde servomotorkanalen
(minimaal 1).
1
2
3

Kanalen
Kanalen
Kanalen

1 & 2 in gebruik.
1, 2 & 3 in gebruik.
1, 2, 3 & 4 in gebruik.

Note: Als optie #8 wordt gewijzigd na inbedrijfstelling moet de M.M. unit


opnieuw inbedrijfgesteld worden tenzij de optie teruggezet wordt.
Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.3

Mk6 Evolution
Micro Modulation

n
io
t
p
O
9. 1

o.
N

Commissioning and Setting up Procedure: Options


e
lu
a
V

n
io
t
ip
cr
s
De

n
io
t
p
O
Interne in-/uitschakeling: Het interne in-/uitschakelcircuit wordt gebruikt om
de brander in en uit te schakelen afhankelijk van de actuele waarde gerelateerd
aan het setpoint. Er zijn 5 instellingen voor deze optie, de eerste, vierde en vijfde
houdt het contact altijd gesloten, een extern in-/uitschakelcontact moet worden
geplaatst. De tweede instelling opent het contact een offset boven het setpoint en
sluit het contact een offset onder het setpoint. De derde opent en sluit het contact
een offset boven het setpoint. De vierde schakelt de brander terug van hoofdgas
naar startgas een offset boven het setpoint en weer terug naar hoofdgas een
offset onder het setpoint. De vijfde schakelt de brander terug van hoofdgas naar
startgas een offset boven het setpoint en schakelt terug naar hoofdgas een offset
boven het setpoint. De offset wordt ingesteld in optie #10 en #11.

0
1
2
3
4

Intern in-/uitschakelcontact altijd gesloten.


Brander start beneden het setpoint.
Brander start boven het setpoint.
Brander schakelt terug naar hoofdgas beneden het setpoint.
Brander schakelt terug naar hoofdgas boven het setpoint.
Option #9 = 1, example using 100 C (212 F). Required setpoint.
103 C
(215 F)

Burner stops at this point and above


Offset = 3 (value set in option #10)

Required Value 100 C


(212 F)
Offset = 3 (value set in option #11)
97 C
(209 F)

Burner starts at this point and below

Option #9 = 2, example using 100 C (212 F). Required setpoint.


106 C
(218 F)

Burner stops at this point and above


Offset = 6 (value set in option #10)

103 C
(215 F )

Burner starts at this point and below


Offset = 3 (value set in option #11)

Required Value 100 C


(212 F)

10. 3
2-50
0.2-5.0

Offset boven setpoint wanneer brander stopt of terugschakelt:


(Alleen werkzaam indien optie #9 is ingesteld op 1, 2, 3 of 4).
Bij eenheden: Celcius, Fahrenheit of PSI.
Bij eenheden: Bar.

2-50
0.2-5.0

Offset boven/onder setpoint wanneer brander stopt of


terugschakelt:
(Alleen werkzaam indien optie #9 is ingesteld op 1, 2, 3 of 4 ).
Bij eenheden: Celcius, Fahrenheit of PSI.
Bij eenheden: Bar.

11. 3

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.4

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
tin lue
.
t
n
e
o
io
N yS
t
Va
n r
n
ip
io cto
io
cr
t
t
s
p
p
O Fa
O
De

12. 0

E.G.A. opties: Als deze optie ingesteld is op1/2/3/4/5/6/8/9 dan zal de


E.G.A. de brander trimmen en moet deze worden inbedrijfgesteld met de E.G.A
in bedrijf. De trim wordt uitgevoerd door kanaal 2 of 5 afhankelijk van optie #76.
0
1

3
4
5
6
7
8
9

E.G.A. niet geactiveerd.


Als een E.G.A. in storing gaat zal de brander blijven branden. De servomotoren
zullen dan hun origineel inbedrijfgestelde positie weer innemen en de trimfunctie
zal buiten bedrijf blijven totdat de E.G.A. is gereset. Er kunnen tijdens de E.G.A
storing geen eenpuntswijzigingen worden doorgevoerd. Klem #79 wordt
geactiveerd als de E.G.A. in storing staat.
Als een E.G.A. in storing gaat zal de brander uitschakelen. De brander wil niet
starten zolang de E.G.A. in storing staat en de E.G.A. binnen zijn werkings
temperatuur is. Klem #79 wordt geactiveerd als de E.G.A. in storing staat.
Idem als 1 maar klem #79 wordt niet geactiveerd bij een E.G.A. storing.
Idem als 2 maar klem #79 wordt niet geactiveerd bij een E.G.A. storing.
Idem als 1 maar de rookgaslimieten worden ook getest (optie #19-27).
Idem als 2 maar de rookgaslimieten worden ook getest (optie #19-27).
M.M. inbedrijfgesteld zonder E.G.A., E.G.A. wordt alleen gebruikt voor uitlezing.
Idem als 5 maar klem #79 wordt niet geactiveerd bij een E.G.A. storing.
Idem als 6 maar klem #79 wordt niet geactiveerd bij een E.G.A. storing.
Note: Als de E.G.A. verwijderd wordt voor onderhoud moet deze optie
op 0 of 7 worden gezet. Indien er tijdens dit onderhoud een eenpuntswijziging wordt gedaan moet de installatie opnieuw inbedrijfgesteld
worden als de E.G.A. herplaatst wordt.

13. 0

0-30

14. 0

Reset opties naar fabrieksinstelling: Om alle opties terug te zetten naar


fabrieksinstelling stel optie 13 op 26 in en druk op enter.
Dubbelbrander installatie: Twin burner operation geeft de mogelijkheid om
2 branders tegelijk te laten branden met dezelfde belasting. De identificatie
nummers van de M.M. units moeten worden ingesteld, b.v. 1 en 2 (zie optie #33).

0
1

Twin burner operation niet actief.


Twin burner operation voor een dubbelvuurgangsvlampijpketel, beide branders
branden samen. Als n brander een storing geeft, gaan beide branders uit. Er
is maar een mediumsensor nodig die wordt aangesloten op de oneven M.M unit.
Twin burner operation voor waterpijpketels, branders kunnen onafhankelijk van
elkaar branden. Als beide branders branden zullen ze synchroniseren en
dezelfde belastingstand aanhouden. Als een van de branders een storing krijgt
zal de andere brander gewoon verder branden. Voor deze toepassing zijn 2
mediumsensors nodig (voor elke M.M. unit 1).
Note: Als de communicatie verbroken wordt en optie #14 staat op 1 zal een
knipperende fout ERROR 100verschijnen.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.5

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
tt in lue
.
n
e
o
io
N yS
t
Va
n r
n
ip
io cto
io
cr
t
t
s
p
p
O Fa
O
De

15.

Niet gebruikt:

16. 0

Master/slave (cascade) en D.T.I: Een masterketel kan worden geselecteerd


door een spanning te zetten op klem #88 van de geselecteerde M.M. Er mag
voor de cascade maar 1 ketel als master zijn geselecteerd, anders zal de cascade
regeling niet werken. De leidende ketel kan ook door de DTI worden geselecteerd.
Om dit te bewerkstelligen moeten alle M.M.s klem #88 voltvrij hebben. Een
spanning op klem #88 zal het DTI commando te niet doen.
0
1
2
3

Geen cascade, de M.M.s communiceren wel en worden door de DTI gezien.


Cascade ingeschakeld- de M.M. zal de cascadecommandos volgen.
Setpuntwijziging & in-/uitschakelcommando wordt geaccepteerd vanaf de DTI
Zowel 1 als 2.
Note: Om de cascade goed te laten werken moet een accurate brandstofflowmeting zijn ingegeven. Een RS485 datakabel (BELDON9501) moet zijn
aangesloten tussen de M.M. units (zie sectie 6.11.1 voor de juiste aansluiting).

17. 0

NO & CO weergegeven bij olie bedrijf: als brandstofkeuze 2 of 3 is


geselecteerd kan de weergave van CO en NO worden uitgeschakeld. Deze optie
is alleen relevant als een E.G.A. aanwezig is op de installatie. De afsluiterinstelling
moet ook in de E.G.A. worden gewijzigd om CO en NO weer te geven.
0
1

18. 1

NO & CO weergave blank (niet weergegeven).


NO & CO wordt normaal weergegeven
Naar voren overdragen van de trim: Als de brander moduleert, kan de
bestaande correctie op een luchtkleppositie worden meegenomen naar de
volgende positie. Deze optie is alleen relevant als een E.G.A. aanwezig is op de
installatie.

0
1

Geen naar voren overgedragen trim.


Naar voren overgedragen trim.

0-10.0

Hoge offset limiet % O2:


E.G.A. limieten: Opties #19-27 zijn alleen relevant als er een E.G.A. aanwezig
is op de installatie. Optie #12 moet zijn ingesteld op 5/6/8 of 9 als n van de
volgende limieten moet ingrijpen. Dit is een offset van de inbedrijfstelwaarde.
% O2.

0-10.0

Hoge offsetlimiet % CO2:


% CO2

0-200

Hoge offsetlimiet ppm CO:


ppm CO

19. 0

20. 0

21. 0

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.6

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
tt in lue
.
n
o
e
io
N yS
t
Va
n
n
ip
io ctor tio
cr
t
s
p
p
O Fa O
De

22. 0
0-10.0

Lage offsetlimiet % O2:


% O2

0-10.0

Lage offsetlimiet % CO2:


% CO2

23. 0

24.

Niet gebruikt:

25. 0
0-20.0

Absolute waarde % O2: Het systeem controleert voor O2 waarden lager dan
de waarde gespecificeerd in deze optie ongeacht de inbedrijfstelwaarde.
% O2

0-20.0

Absolute waarde % CO2: Het systeem controleert voor CO2 waarden hoger
dan de waarde gespecificeerd in deze optie ongeacht de inbedrijfstelwaarde.
% CO2

0-200

Absolute waarde ppm CO: Het systeem controleert voor CO waarden hoger
dan de waarde gespecificeerd in deze optie ongeacht de inbedrijfstelwaarde.
ppm CO

26. 0

27. 0

28. 20

Trim threshold: Deze optie is alleen relevant als een E.G.A. aanwezig is op de
installatie. De waarde die in deze optie is ingesteld wordt van het setpoint
afgetrokken. Als de actuele waarde beneden de offset is zal de E.G.A. niet
werken. Als de trimfunctie altijd actief moet zijn moet deze optie op 0 staan. Deze
optie moet ook op 0 staan als extern moduleren ingeschakeld is.
0-50
0-5.0

Wanneer Celcius, Fahrenheit of PSI eenheid is ingesteld.


Wanneer Bar eenheid is ingesteld.
Note: Er kan geen eenpuntswijziging worden gedaan beneden de offsetwaarde.

29. 1

Golden start: Zie sectie 2.14.12. Met parameter #15- stel je de tijd in hoelang
de Golden start wordt gehandhaafd vanaf het ontstekingspunt.
0
1

30. 50

Golden Start actief.


Golden Start niet actief.
D.T.I.- Gevraagde waarde minimum limiet: Als het systeem word gebruikt
met een DTI, moet een minimum en maximum limiet voor de gevraagde waarde
verstelling worden ingesteld. Als de M.M. een waarde ontvangt die buiten deze
limieten ligt zal hij deze weigeren en op de vorige instelling blijven werken. Het
praktische bereik wordt gelimiteerd door het bereik van de sensor

5-9990
Wanneer Celcius, Fahrenheit of PSI eenheid is ingesteld.
0.5-999.5 Wanneer Bar eenheid is ingesteld.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.7

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
tin ue
t
.
l
e
n
o
io
N ry S Va
t
n
n
ip
io cto tio
cr
t
s
p Fa
p
O
O
De

31. 100

D.T.I.- Gevraagde waarde maximum limiet:


5-9990
Wanneer Celcius, Fahrenheit of PSI als eenheid is ingesteld.
0.5-999.5 Wanneer Bar als eenheid is ingesteld.

32. 20

Trimvertraging: Na ontsteking zal de E.G.A. geen monster nemen binnen de


tijd die is ingesteld in deze optie (alleen relevant als een E.G.A. aanwezig is op
de installatie). Dit geeft de verbranding tijd om te stabiliseren voordat wordt
begonnen met de trim. De tijd begint na het punt van ontsteken.
0-250

33. 1

Periode (seconden) na ontsteking dat er geen monstername plaatsvindt.


M.M. Identificatie: Het identificatienummer moet verschillend worden ingesteld
op alle ketels in het ketelhuis. Indien dit niet gebeurt zullen er problemen ontstaan
met de cascade/dubbelbranderwerking en de DTI communicatie.

1-10
34. 5

Identificatienummer.
Vermogen van de brander:

1-999
35. 10

Zie optie #77 voor de eenheden.


Cascade scantijd: Dit is de tijdsduur tussen de informatieaanvragen van de
leidende M.M. aan de andere M.M.s i.v.m. de cascaderegeling om te
controleren of er aan de warmtevraag kan worden voldaan.

1-100
36. 0

Cascade scantijd (minuten).


E.G.A. sensorselectie: Beschikbaar indien er een E.G.A. systeem wordt
toegepast met NO/SO2 sensoren. De volgende optie is ervoor om de gebruikte
type sensoren te selecteren. De klepinstellingen moeten ook worden gecontroleerd
in de E.G.A. unit.

0
1
2
3
37. 0

SO2
Uit
Uit
Aan
Aan

NO
Uit
Aan
Uit
Aan

D actie (D) tijdsinterval: De tijdsinterval van de regelaar tussen de vergelijking


van de actuele waarde en het setpoint (derivative is gelijk aan vermogen).
0
1-200

Issue: 22.9.2005

(0=off)
Seconden.

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.8

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
tin lue
.
t
n
e
o
io
N yS
t
Va
n r
n
ip
io cto
io
cr
t
t
s
p
p
O Fa
O
De

38. 2

Derivative control (D) dode band: De dode band is de marge boven en onder
het setpoint waarin geen D actie plaatsvindt.
0-15
0-1.5

39. 10

Wanneer Celcius, Fahrenheit of PSI eenheid is ingesteld.


Wanneer Bar eenheid is ingesteld.
Derivative control (D) reactiegevoeligheid:
De gevoeligheidswaarde geeft aan hoeveel procent de belastingstand verhoogt
of verlaagd wordt door de D actie, als de waarde b.v. 10% is, dan zal er 10%
van de maximum branderbelasting bij de actuele belastingstand worden opgeteld
of afgetrokken. Draait de brander b.v. op een belastingstand van 50% en een
D actie wordt teweeg gebracht, dan zal de belasting verhoogd worden met
10+50 tot 60%.
Onderstaande is een voorbeeld van bovenstaande regelfilosofie in werking.
Note:

Tijd interval
instelling 20 seconden
Dode band
instelling 2C(2F.)
"Reactiegevoeligheid instelling 10%.

Setpoint informatie:
Setpoint
Actuele waarde

instelling90C(190F.)
uitlezing86C(186F.)

Belastingstand informatie:
Brander moduleert 50% belasting.
In deze voorbeeldsituatie is de temperatuur 4C (4F) onder het setpoint gezakt.
De dode band is ingesteld op 2C (2F.), daardoor wordt de D actie opgelegd
omdat de actuele waarde meer dan 2C (2F.) afwijkt. In dit voorbeeld zal 10%
bij de 50% belastingstand worden opgeteld met als resultaat een belastingstand
van 60%. De Tijdinterval is ingesteld op 20 seconden en als na die 20 seconden
de actuele waarde nog niet binnen de 2C (2F) afwijking is zal nog een keer
10% worden opgeteld bij het vermogen met als resultaat een 70% belastingstand
Bij een zorgvuldige selectie van de Tijdsinterval, Dode band en Reactiegevoeligheid kan een ideale reactie van de brander worden geconfigureerd.
De regelfilosofie werkt omgekeerd als de actuele temperatuur boven het
setpoint komt en buiten de dode band. Om de D actie in te schakelen moet de
tijdsinterval boven de 10 seconden worden ingesteld.
1-100%

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.9

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
tin lue
.
t
n
e
o
io
N yS
t
Va
n r
n
ip
io cto
io
cr
t
t
s
p
p
O Fa
O
De

40. 0

Opwarm mogelijkheid voor cascade met lage druk stoomketels: Bij


installaties met cascaderegeling waar geen terugslagkleppen zijn genstalleerd
is het niet mogelijk om een phantom setpoint te gebruiken om de ketel in standby
opwarmen te zetten. Daarvoor bestaat een extra optie om een thermostaat te
installeren in de ketel. De thermostaat zal een 230V/115V spanning geven op
klem #93 en dit zal het opwarmen regelen (zie optie #41). De ketel zal in de
opwarmfase blijven gebaseerd op de instellingen van opties #53/54.
0
1

41. 0

Uitgeschakeld.
Ingeschakeld.
2/3 status stoomketel cascaderegeling: Met deze optie kun je 2 soorten
van cascade instellen. Of je houdt 1 ketel in standby en de andere ketels uit, of
je houdt alle ketels op standby en is er geen ketel die helemaal uit staat.

0
1
42. 20

3 status stoomketel cascade2 status stoomketel cascade-

LEIDEND, STANDBY, UIT, UIT, UIT...


LEIDEND, STANDBY, STANDBY, STANDBY...

Opwarmingsmogelijkheid voor midden/hoge druk stoomketel


cascaderegeling - phantom setpoint: Bij installaties met een cascaderegeling
waar terugslagkleppen zijn genstalleerd is het mogelijk om een phantom setpoint
te gebruiken om de ketel in een standby opwarmstatus te houden. Deze waarde
is een offset onder het normale setpoint. Als de brander brandt op het phantom
setpoint zal de brander op kleine vlam blijven branden.
0-100
0-10.0

43. 5

Wanneer Celcius, Fahrenheit of PSI als eenheid is ingesteld.


Wanneer Bar als eenheid is ingesteld.
Offset boven het phantom setpoint wanneer de brander stopt:

2-50
0.2-5.0
44. 5

Wanneer Celcius, Fahrenheit of PSI als eenheid is ingesteld.


Wanneer Bar als eenheid is ingesteld.
Offset beneden phantom setpoint wanneer de brander opstart:

2-50
0.2-5.0

Issue: 22.9.2005

Wanneer Celcius, Fahrenheit of PSI als eenheid is ingesteld.


Wanneer Bar als eenheid is ingesteld.

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.10

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
tin lue
.
t
n
o
io
N Se Va
t
n y
n
ip
io tor tio
cr
t
s
c
p
p
O Fa
O
De

45. 0

Extern moduleren: Indien ingeschakeld wordt de interne PID regeling


uitgeschakeld en de belastingstand bepaald door een extern signaal op klemmen
#7/8/9. Dit ingangssignaal kan 0-10V, 2-10V, 4-20mA or 0-20mA zijn en de
brander stuurt van kleine naar grote vlam. Er dient een maximaal beveiliging te
worden genstalleerd. Een aan/uit pressostaat/thermostaat is afhankelijk van de
instelling van deze optie.
0
1

Uitgeschakeld.
Ingeschakeld- Geen aan/uitcontact werkend (interne aan/uitcontact altijd geslotenoptie #9), geen lokale aanwijzing van actuele druk/temperatuur. Setpoints niet
weergegeven. Externe aan/uit pressostaat/thermostaat is nodig.
Ingeschakeld- Geen aan/uitcontact werkend (interne aan/uitcontact altijd geslotenoptie #9). Medium sensor wordt gebruikt voor uitlezing van actuele druk/
temperatuur. Setpoints niet weergegeven. Een externe aan/uit pressostaat/
thermostaat is nodig.
Ingeschakeld- Aan/uitcontact werkend. Medium sensor wordt gebruikt voor
uitlezing van actuele druk/temperatuur. Setpoints worden weergegeven. Een
externe aan/uit pressostaat/thermostaat is niet nodig.
Note: De brandstofflowmeting moet zijn ingegeven (optie #57). Wanneer deze
niet is ingegeven zal de M.M. op kleine vlam blijven staan. Optie 55 moet op 0
staan indien optie 45 op 1;2 of 3 staat.

46. 0

Niet gebruikt:

47. 0

Koude start regeling: Tijdens de branderstart, als de actuele waarde beneden


30% van het setpoint is, zal de brander op kleine vlam worden gehouden voor
het aantal ingestelde minuten. Als de actuele waarde tussen de 30% en de 60%
is zal de brander op 50% belasting worden gehouden voor het aantal minuten
ingesteld in deze optie. Als de actuele waarde de instelling van de P band offset
overschrijdt zal de PID regeling normaal gaan regelen. Als de brander uit
schakeld zal de timer worden gereset.
0
1-2000

Uit.
Aantal minuten dat de koude start regeling actief is.
Note: De koude start regeling kan niet worden gebruikt met externe modulatie.
(Opties 45 en 55 moeten 0 zijn).

48. 0

Rookgasrecirculatietimer: Dit is de tijd dat de M.M. kanalen (servo


motoren/frequentieregelaars) in de FGR startpositie worden gehouden.
Deze timer start aan het eind van de main flame proving. Zie ook
parameter 90 aangaande de inbedrijfstelling van de FGR posities.
0-600

Issue: 22.9.2005

Seconden.
Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.11

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
tt in lue
.
n
e
o
io
N yS
t
Va
n r
n
ip
io cto
io
cr
t
t
s
p
p
O Fa
O
De

49. 0

Rookgasrecirculatie- offset: Dit is een offset van het setpoint. De M.M.


kanalen (servomotoren/frequentieregelaars) worden in de FGR startpositie
gehouden totdat de actuele waarde de offset bereikt beneden het setpoint.
0-50
0-5.0

50. 0

Wanneer Celcius, Fahrenheit of PSI als eenheid is ingesteld.


Wanneer Bar als eenheid is ingesteld.
Rookgasrecirculatie- Rookgastemperatuur: De M.M. kanalen
(servomotoren/frequentieregelaars) worden in de FGR startpositie gehouden
totdat de rookgassen een temperatuur hebben bereikt van 120C of 248F.
(Een E.G.A. moet aanwezig zijn).

0
1

Niet ingesteld.
Ingesteld.

51. 0

Niet gebruikt: Eenheden van temperatuur. Zie optie #65.

52. 0

Niet gebruikt: Eenheid van druk. Zie optie #65.

53. 1

Stoomketel cascade brander uit tijd: Het stoomketel cascade type


wordt ingeschakeld door in optie #1 een druksensor te selecteren. Opties
#42/43/44 hebben betrekking op de standby ketels.
1-200

54. 5

Brander uit tijd (minuten) tijdens opwarmcyclus.


Intelligent boiler sequencing (cascade)- stoomketel toepassingen.
Stoomketel cascade brander aan tijd:

1-30

55. 0

Brander aan tijd (minuten) tijdens opwarmcyclus.


Intelligent boiler sequencing (cascade)- stoomketel toepassingen.
Interne PID/extern moduleren inschakelbaar met klem #88:
(Kan niet worden gebruikt met cascaderegeling).

0
1

Normale werking- interne PID.


Klem #88 = 0 V- interne PID.
Klem #88 = lijn spanning- externe modulatie. Deze optie verwijderd ook het
gereduceerde setpoint van het MK6 display als dit niet gebruikt wordt.
Note: Optie #45 moet ingesteld zijn op 0 als optie 55 op 1 wordt ingesteld.
Optie #9 wordt gebruikt zoals ingesteld. Als optie #9 op 0 is ingesteld zal het
setpoint niet worden weergegeven.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.12

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
tt in lue
.
n
e
o
io
N yS
t
Va
n r
n
ip
io cto
io
cr
t
t
s
p
p
O Fa
O
De

56. 1

Werking van de alarmuitgang voor alle systeemfouten/storingen


en E.G.A. fouten op klem #79:
1
2

Relais normaal afgevallen, aangetrokken bij alarm.


Relais normaal aangetrokken, afgevallen bij alarm.
Note: Deze klem is in de nul geschakeld en geen spanningsuitgang.

57. 0

Brandstofflowmeting: Om deze optie in te schakelen en de brandstofflowmeting in werking te stellen moet de Enter knop worden ingedrukt als deze
optie getoont wordt.
0
1
2

Geen flowmeting.
Flowmeting in werking en gehercalibreerd.
Totaal gemeten flow wordt gereset tot 0 voor de geselecteerde brandstof.

58. 15

Niet gebruikt:

59. 0

Niet gebruikt:

60. 0

Werking omschakeling hand/autotomatisch:


0
1
2

61. 1

Brandstofklep gaat direct naar de laatst gekozen handpositie.


Handpositie neemt de huidige positie over van de modulatie.
Als 0, maar de handpositie wordt niet opgeslagen in het permanent geheugen.
Brandstofflowmeting eenheden voor brandstof 1- gasvormig:

0
1
2
3
4
62. 3

Kubieke voet.
Kubieke meter.
Niet gebruiken.
Niet gebruiken.
Niet gebruiken.
Brandstofflowmeting eenheden voor brandstof 2 - vloeibaar:

0
1
2
3
4

Issue: 22.9.2005

Niet gebruiken.
Lbs.
Kilogram.
Liters.
US gallon.

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.13

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
tt in lue
.
n
e
o
io
N yS
t
Va
n r
n
ip
io cto
io
cr
t
t
s
p
p
O Fa
O
De

63. 3

Brandstofflowmeting eenheden voor brandstof 3 - vloeibaar:


0
1
2
3
4

64. 1

Niet gebruiken.
Lbs.
Kilogram.
Liters.
US gallon.
Brandstofflowmeting eenheden voor brandstof 4 - gasvormig:

0
1
2
3
4
65. 0

Kubieke voet.
Kubieke meter.
Niet gebruiken.
Niet gebruiken.
Niet gebruiken.
Soort brandstofflowmeting:

0
1
2

Oude brandstofflowmeting.
Brandstofflowmeting volgens het Amerikaans metrisch stelsel.
Brandstofflowmeting volgens het standaard (SI) metrisch stelsel.

66. 0

Niet gebruikt:

67. 1

Positie kanaal 1 tijdens ventileren: de volgende opties vertellen de M.M.


welke kanalen de luchtklep moeten volgen tijdens het voorventileren. Zie optie #5
voor de ventilatiepositie.
0
1

68. 0

Kanaal 1 naar de ventilatiepositie.


Kanaal 1 blijft gesloten tijdens voorventileren.
Positie kanaal 2 tijdens ventileren:

0
1
69. 0

Kanaal 2 naar de ventilatiepositie.


Kanaal 2 blijft gesloten tijdens voorventileren.
Positie kanaal 3 tijdens ventileren:

0
1
70. 0

Kanaal 3 naar de ventilatiepositie.


Kanaal 3 blijft gesloten tijdens voorventileren.
Positie kanaal 4 tijdens ventileren:

0
1

Issue: 22.9.2005

Kanaal 4 naar de ventilatiepositie.


Kanaal 4 blijft gesloten tijdens voorventileren.

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.14

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
in
e
t
t
lu
n
o. Se
a
io
N ry
t
V
n
n
ip
io cto
io
cr
t
t
s
p a
p
O F
O
De
71. 0
Brandstof 1- brandstofsoort:

0
1
2
3
4
5
72. 1

Aardgas.
NIET WIJZIGEN.
NIET WIJZIGEN.
NIET WIJZIGEN.
NIET WIJZIGEN.
Brandstof 1.
Brandstof 2 - brandstofsoort:

0
1
2
3
4/5
73. 1

NIET WIJZIGEN.
Lichte olie.
Zware olie.
NIET WIJZIGEN.
Brandstof 2.
Brandstof 3 - brandstofsoort:

0
1
2
3
4/5
74. 0

NIET WIJZIGEN.
Lichte olie.
Zware olie.
NIET WIJZIGEN.
Brandstof 3.
Brandstof 4 - brandstofsoort:

0
1
2
3
4
5
75. 0

Aardgas.
NIET WIJZIGEN.
NIET WIJZIGEN.
NIET WIJZIGEN.
NIET WIJZIGEN.
Brandstof 4.
Servomotor snelheid tijdens voorventileren: De motorsnelheid van alle
kanalen tijdens voorventileren kan onafhankelijk van optie #2 worden ingesteld.

0 -100

76. 0

0 = Snelste tijd.
100 = Langzaamste tijd.
Trimkanaal: Indien een E.G.A. is ingeschakeld kan de trimfunctie worden
uitgevoerd door 2 kanalen nl. kanaal 2 of kanaal 5. Bij trim op kanaal 5 moeten
de opties #91-97 goed zijn ingesteld.

0
1
Issue: 22.9.2005

Trim op kanaal 2.
Trim op kanaal 5.
Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.15

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
in
e
t
t
lu
n
o. Se
a
io
N ry
t
V
n
n
ip
io cto
io
cr
t
t
s
p a
p
O F
O
De
77. 0
Brandervermogen eenheden: Alleen voor weergave brandstofflowmeting

0
1
2
3
4
5

KW
Kg
MW
Btu
Hp
lbs

x 100 /uur
x 100 /uur
/uur
x 100 /uur
x 100 /uur
x 100 /uur

78. 0

Niet gebruikt:

79. 0

Laagst gevraagde waarde:


0-995

80. 0

6
7
8
9

Btu
Hp
lbs
Btu

x 1000 /uur
x 10 /uur
x 1000 /uur
x 1000 000 /uur

Laagste gevraagde waarde die toegestaan is wanneer buitentemperatuurcompensatie is ingesteld.


Zie optie #80 en parameter #88. Punt A- zie diagram in sectie 2.14.2.8.1.
Buitentemperatuurcompensatie:

0
1

Uitgeschakeld.
Ingeschakeld.
Note: Een spanning op klem #93 schakelt een nachtverlaging in, dit is een
offsetwaarde, zie optie #85.

81. 140

Maximale ketelwatertemperatuur bij minimale buitentemperatuur:


Punt B- zie diagram in sectie 2.14.2.8.1.
50-999

82. -30

Waarde wordt gelimiteerd door de sensorselectie in optie #1.


Minimale buitentemperatuur: Punt C- zie diagram in sectie 2.14.2.8.1.

-40 +40 Indien Celcius.


-40 +105 Indien Fahrenheit.
83. 65

Minimale ketelwatertemperatuur bij maximale buitentemperatuur:


50-999

84. 30

Waarde wordt gelimiteerd door de sensorselectie in optie #1.


Maximale buitentemperatuur: Punt D- zie diagram in sectie 2.14.2.8.1.

-20 +40
-4 +105

Issue: 22.9.2005

Indien Celcius.
Indien Fahrenheit.

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.16

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
tin lue
.
t
n
e
o
io
N yS
t
Va
n
n
ip
r
io cto
io
cr
t
t
s
p
p
Fa
O
O
De

85.

10

Nachtverlaging offsetwaarde: Deze offset wordt van de normale


gevraagde waarde afgetrokken en geactiveeerd door een spanning op klem
#93 te zetten.
0-100

86.

Gevoeligheid foutcontrole Kanaal 1 selectie: Verlaagd de gevoeligheid van positiefouten van 0.1 naar 0.5 voor een industriele servomotor.
0
1

87.

25

Eenheid van de uitgangswaarde weergegeven als 4-20 milliampre.


Eenheid van de uitgangswaarde weergegeven als 0-10 volts.
Eenheid van de uitgangswaarde weergegeven als hertz.
Minimum snelheidswaarde van M.M. naar frequentieregelaar:

1-200
93.

Uitgeschakeld.
Ingeschakeld.
Uitgang van M.M. naar frequentieregelaar:

0
1
2
92.

CH4 normale servomotor.


CH4 industriele servomotor/verlaagde gevoeligheid foutcontrole.
Frequentieregelaar werking kanaal 5:

0
1
91.

CH3 normale servomotor.


CH3 industriele servomotor/verlaagde gevoeligheid foutcontrole.
Gevoeligheid foutcontrole Kanaal 4 selectie:

0
1
90.

CH2 normale servomotor.


CH2 industriele servomotor/verlaagde gevoeligheid foutcontrole.
Gevoeligheid foutcontrole Kanaal 3 selectie:

0
1
89.

CH1 normale servomotor.


CH1 industriele servomotor/verlaagde gevoeligheid foutcontrole.
Gevoeligheid foutcontrole Kanaal 2 selectie:

0
1
88.

C/F/PSI.

50

Hertz (zelfde waarde als in de frequentieregelaar).


Maximum snelheidswaarde van M.M. naar frequentieregelaar:

1-200

Issue: 22.9.2005

Hertz (zelfde waarde als in de frequentieregelaar).

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.17

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
tin lue
.
t
n
e
o
io
N yS
t
Va
n
n
ip
r
io cto
io
cr
t
t
s
p
p
Fa
O
O
De

94.

Ingangssignaal naar M.M. vanaf frequentieregelaar:


0
1
2

95.

Ingangswaarde weergegeven als:


0
1

96.

Geselecteerde ingangsignaal.
Hertz.
Minimum snelheidswaarde van frequentieregelaar naar M.M.:

0-200
97.

4-20 milliampre.
0-10 volt.
0-20 milliampre.

50

Hertz (zelfde waarde als in de frequentieregelaar).


Maximum snelheidswaarde van frequentieregelaar naar M.M.:

0-200

Hertz (zelfde waarde als in de frequentieregelaar).

98.

Niet gebruikt:

99.

Niet gebruikt:

100. 0

Frequentieregelaar werking kanaal 6:


0
1

101. 0

Uitgeschakeld.
Ingeschakeld.
Uitgang van M.M. naar frequentieregelaar:

0
1
2
102. 25

Eenheid van de uitgangswaarde weergegeven als 4-20 milliampre.


Eenheid van de uitgangswaarde weergegeven als 0-10 volts.
Eenheid van de uitgangswaarde weergegeven als hertz.
Minimum snelheidswaarde van M.M. naar frequentieregelaar:

1-200
103. 50

Hertz (zelfde waarde als in de frequentieregelaar).


Maximum snelheidswaarde van M.M. naar frequentieregelaar:

1-200

Issue: 22.9.2005

Hertz (zelfde waarde als in de frequentieregelaar).

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.18

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
tin lue
.
t
n
e
o
io
N yS
t
Va
n
n
ip
r
io cto
io
cr
t
t
s
p
p
Fa
O
O
De

104. 2

Ingangssignaal naar M.M. vanaf frequentieregelaar:


0
1
2

105. 0

4-20 milliampre.
0-10 volt.
0-20 milliampre.
Ingangswaarde weergegeven als:

0
1
106. 0

Geselecteerde ingangsignaal.
Hertz.
Minimum snelheidswaarde van frequentieregelaar naar M.M.:

0-200
107. 50

Hertz (zelfde waarde als in de frequentieregelaar).


Maximum snelheidswaarde van frequentieregelaar naar M.M.:

0-200

Hertz (zelfde waarde als in de frequentieregelaar).

108.

Niet gebruikt:

109.

Niet gebruikt:

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.19

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
tin lue
.
t
n
e
o
io
N yS
t
Va
n
n
ip
r
io cto
io
cr
t
t
s
p a
p
F
O
O
De

Om veiligheidsredenen moeten de opties


#110-150 ook worden ingesteld in de parameters. Het is de verantwoording van de
Inbedrijfsteller dat alle instellingen zijn
gedaan conform de geldende normen, lokale
wetten en regels, etc.
Als de M.M. in de idle positie opties blijft staan is het
aannemelijk dat de opties #110-150 niet identiek zijn aan
de parameters #110-150. Als je in inbedrijfstelmodus
gaat, worden de incorrecte optie/parameters weergegeven
onder in het scherm. Indien er meer dan 1 optie/parameter
verkeerd is zal degene met het laagste nummer worden
weergegeven. Als je weer in de inbedrijfstelmodus gaat zal
de volgende optie die verkeerd staat worden weergegeven.
110. 1

Brander vlambewakingssoort:
1
2

111. 0

Intern bewaakt bedrijf - standaard scanner.


Intern onbewaakt bedrijf - zelf controlerende scanner.
Startvlam:

0
1
112. 40

Onderbroken startvlam
Ononderbroken startvlam.
Voorventilatietijd:

05-300
113. 3

Seconden/minuten- zie optie #135.


Voorontstekingstijd: Tijd dat de ontstekingstrafo is bekrachtigd voordat de
startkleppen zijn geopend.

3-5
114. 3

Seconden.
Eerste veiligheidstijd: Tijd dat de startkleppen zijn geopend totdat UV
wordt gecontroleerd.

3-10
Issue: 22.9.2005

Seconden.
Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.20

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
in lue
.
t
n
t
o
io
N Se
t
Va
n
n
ip
y
io tor
io
cr
t
t
s
p
p
c
O Fa
O
De
115. 3
Startvlam wachttijd:

3-5
116. 3

Seconden.
Brandstof 1 & 4 (gascurves) tweede veiligheidstijd: Start en hoofdkleppen overlappen elkaar (niet van toepassing bij ononderbroken startvlam
zie optie #111).

3-10
117. 5

Seconden.
Hoofdvlam wachttijd: Tijdsduur vanaf einde tweede veiligheidstijd totdat
de brander begint te moduleren (vertraging tot moduleren).

5-20
118. 0

Seconden.
Naventilatietijd:

0-100

119. 10

Seconden (0 - geen naventilatie) U.V. wordt niet gecontroleerd tijdens


naventilatie. Zie ook optie #135.
Anti pendeltijd: Tijdvertraging van branderstop tot branderstart.

3-120
120. 10

Seconden.
UV drempelwaarde:

5-50

121. 5

Minimum vlamsignaal tijdens startvlam (op ieder ander moment is de UV


drempelwaarde gefixeerd op 5).
Vertraging van het voorventileren waarin luchtdrukschakelaar in
ruststand wordt getest:

5-10
122. 0

Seconden.
Werking met een vlamrelais: Als deze optie is ingeschakeld, wordt
klem 85/86 gebruikt in combinatie met een vlamrelais voor vlambewaking.

0
1
123. 3

Uitgeschakeld - Werking met een normale UV scanner.


Ingeschakeld - Werking met een vlamrelais.
Brandstof 2 & 3 (oliecurves) tweede veiligheidstijd: Start- en hoofdkleppen overlappen elkaar (niet van toepassing bij ononderbroken startvlam
zie optie #111).

3-15

Issue: 22.9.2005

Seconden.

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.21

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
tin lue
.
t
n
e
o
io
N yS
t
Va
n
n
ip
r
io cto
io
cr
t
t
s
p a
p
F
O
O
De

124. 1

Gasdruksensor type:
0
1
2
3
4

125. 0

Nominaal bereik 065 mbar/ 01 psi


Note. PSI weergave niet mogelijk met deze sensor
Nominaal bereik 0340 mbar/ 05 psi
Nominaal bereik 0750 mbar/ 011 psi
Nominaal bereik 01380 mbar/ 020 psi
Nominaal bereik 0-4125 mbar/0-60psi

(Sensor MM60006)
(Sensor MM60008)
(Sensor MM60011)
(Sensor MM60012)
(Sensor MM60014)

Gaslektest en hoge-/lage gasdrukcontrole - brandstof 1:


0
1
2
3

126. 0

Niet gecontroleerd op brandstof 1.


Gaslektest aan en hoge-/lage gasdruklimietcontrole (zie opties #136/137).
Niet selecteren.
Hoge-/lage gasdruklimietcontrole. Als opties #136/137 op 0 staan, worden
alleen de actuele gasdrukken weergegeven.
Brandstof 2/olie hoge-/lage drukcontrole - brandstof 2:

0
1
2
3
127. 0

Niet gecontroleerd op brandstof 2.


Niet selecteren.
Hoge-/lage oliedrukcontrole. Als opties #139/140 op 0 staan, worden
alleen de actuele drukken weergegeven.
Niet selecteren.
Brandstof 3/olie hoge-/lage drukcontrole - brandstof 3:

0
1
2
3
128. 0

Niet gecontroleerd op brandstof 3.


Niet selecteren.
Hoge-/lage oliedrukcontrole. Als opties #139/140 op 0 staan, worden
alleen de actuele drukken weergegeven.
Niet selecteren.
Gaslektest en hoge-/lage gasdrukcontrole - brandstof 4:

0
1
2
3
129. 0

Niet gecontroleerd op brandstof 4.


Gaslektest aan en hoge-/lage gasdruklimietcontrole (zie opties #136/137).
Niet selecteren.
Hoge-/lage gasdruklimietcontrole. Als opties #136/137 op 0 staan, worden
alleen de actuele gasdrukken weergegeven.
Lektest werking: Deze optie moet op 0 staan tijdens de inbedrijfstelling. Als
de inbedrijfstelling gereed is mag dit gewijzigd worden naar 1.

0
1
Issue: 22.9.2005

Lektest uitgevoerd voor iedere branderstart.


Lektest uitgevoerd na branderstop (gasdruk wordt niet getest bij branderstart).
Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.22

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
tin lue
.
t
n
e
o
io
N yS
t
Va
n
n
ip
r
io cto
io
cr
t
t
s
p a
p
F
O
O
De

130. 2

Lektest:
0
1
2
3
4
5

131. 0

Twee gaskleppen lektest, dubbele startkleppen.


Drie gaskleppen lektest, dubbele startkleppen. Ventilatieklep normaal gesloten.
Drie gaskleppen lektest, dubbele startkleppen. Ventilatieklep normaal open.
Twee gaskleppen lektest, enkele startklep.
Drie gaskleppen lektest, enkele startklep. Ventilatieklep normaal gesloten.
Drie gaskleppen lektest, enkele startklep. Ventilatieklep normaal open.
Eenheid voor gasdruk: PSI niet mogelijk bij MM60006 - zie optie #124.

0
1
2
132. 20

"wg (inches water kolom).


mbar (millibar).
psi (pounds per square inch) - eenheid wordt weergegeven tot 2 decimalen.
Gaslektest testtijd:

10-30
133. 5.0

Seconden.
Maximale drukverandering tijdens testtijd:

0.1-5
0.4-25.2
1-56
1.9-103

"wg/
"wg/
"wg/
"wg/

0.2-12.4mbar/ psi niet mogelijk


1.1-63 mbar/ 0.02 - 0.91 psi
2.5-140 mbar/ 0.04 - 2.03 psi
4.6-356 mbar/ 0.07 - 5.16 psi

(Sensor MM60006)
(Sensor MM60008)
(Sensor MM60011)
(Sensor MM60012)

Note: Fabrieksinstelling zal wijzigen aan de hand van het ingestelde sensor
bereik in optie #124. Zie sectie 2.14.2.6.2.
134. 3

Gaslektest klepopeningstijd:
3-20

135. 0

Seconden.
Wijzigen ventilatietijd:

0
1
2

Seconden.
Minuten.
NFPA post purge- naventilatietijd in seconden zoals ingesteld in optie #118.
Note: Als deze optie op 2 is ingesteld (NFPA post purge) dan moet optie #118
op een waarde staan hoger dan 15 anders zal er een storingsbericht verschijnen.
Tijdens de NFPA post purge blijven alle kanalen staan in de positie zoals die
was tijdens de normale branderstop of storing (zie ook opties #67-70). De NFPA
post purge zal geschieden onder alle omstandigheden, normale branderstop
en branderstoring op elk willekeurig moment in de start/modulatie volgorde.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.23

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
in
t
e
t
n
o. Se
lu
io
a
N y
t
V
n r
ip
n
io cto
cr
o
t
i
s
p
pt
O Fa
De
O

136. 5.0

Gasdrukschakelaar- offset lage limiet: Deze optie heeft 2 functies:


- Lage gasdrukcontrole voor iedere branderstart.
- Lage gasdrukcontrole tijdens bedrijf.
Dit is een offset van de inbedrijfgestelde waarde. Zie opties #124/131.
0
0.1-5
0.1-25.2
1-56
1.9-103

137. 1.0

Uit- lage gasdruk wordt niet gecontroleerd.


"wg/ 0.2-12.4mbar/ psi niet beschikbaar
"wg/ 1.1-63 mbar/ 0.02 - 0.91 psi
"wg/ 2.5-140 mbar/ 0.04 - 2.03 psi
"wg/ 4.6-356 mbar/ 0.07 - 5.16 psi

(Sensor MM60006)
(Sensor MM60008)
(Sensor MM60011)
(Sensor MM60012)

Gasdrukschakelaar- offset hoge limiet:


Dit is een offset van de inbedrijfgestelde waarde. Zie opties #124/131.
0
0.1-5
0.5-25
1-56
1.9-103

138. 0

Uit- hoge gasdruk wordt niet gecontroleerd.


"wg/ 0.2-12.4mbar/ psi Niet beschikbaar
"wg/ 1.1-63 mbar/ 0.02 - 0.91 psi
"wg/ 2.5-140 mbar/ 0.04 - 2.03 psi
"wg/ 4.6-356 mbar/ 0.07 - 5.16 psi

(Sensor MM60006)
(Sensor MM60008)
(Sensor MM60011)
(Sensor MM60012)

Eenheid voor oliedruk:


0
1

139. 1.0

Bar.
PSI.
Oliedrukschakelaar-offset lage limiet:
Dit is een offset van de inbedrijfgestelde waarde.

0
0.8-4
0-50
140. 1.0

Uit- lage limiet wordt niet gecontroleerd.


Bar- lage oliedruk.
PSI- lage oliedruk.
Oliedrukschakelaar-offset hoge limiet:
Dit is een offset van de inbedrijfgestelde waarde.

0
0.8-4
0-50

Issue: 22.9.2005

Uit- lage limiet wordt niet gecontroleerd.


Bar- hoge oliedruk.
PSI- hoge oliedruk

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.24

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
in
t
e
t
n
o. Se
lu
io
a
N y
t
V
n r
ip
n
io cto
cr
o
t
i
s
p
pt
O Fa
De
O

141. 0

Luchtdrukcontrole tijdens voorventileren: deze optie maakt het


mogelijk om tijdens het voorspoelen de luchtdruk te controleren op een
verschillende waarde als ingegeven in optie 149. Optie 148 moet wel zijn
ingesteld.
0
0-26.9
0.1-67

Uit- geen luchtdrukcontrole.


wg.
mbar.
Let op: Als optie #141 is ingesteld zonder optie #148 zal er een storing
optreden als het systeem start met voorspoelen. De storingsmelding zal dan
weergeven dat optie 141 incorrect is ingesteld.

142. 0

Niet gebruikt:

143. 0

Niet gebruikt:

144. 0

Niet gebruikt:

145. 0

Autoflame luchtdruksensor:
0
1
2

146. 0

Autoflame luchtdruksensor niet ingesteld.


Autoflame luchtdruksensor 0-1 PSI (0-65 mbar)
Autoflame luchtdruksensor 0-2 PSI (0-130 mbar)

(Sensor MM60005)
(Sensor MM60013)

Eenheid voor luchtdruk:


0
1

147. 0

"wg.
mbar.
Luchtdruksensor foutcontrole venster: Alleen actief tijdens vrijgave
regeling. De brander zal in storing vallen indien de luchtdruk buiten het
venster komt.(error #82)

0
0-3
0 - 7.5
148. 0

Geen foutcontrole.
"wg (maximaal = +/- 3 "wg).
mbar (maximaal = +/- 7.5 mbar).
Autoflame luchtdrukcontrole geselecteerd:

0
1
2

Issue: 22.9.2005

Niet gebruikt- externe luchtdrukschakelaar benodigd op klem #54 (geldt


voor alle 4 brandstoffen).
Luchtdrukcontrole- Autoflame luchtdruksensor benodigd maar geen
externe luchtdrukschakelaar op klem #54 (geldt voor alle 4 brandstoffen) .
Luchtdrukcontrole- Autoflame luchtdruksensor en externe luchtdrukschakelaar benodigd op klem #54 (geldt voor alle 4 brandstoffen).
Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.25

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Options

g
in
t
e
t
n
o. Se
lu
io
a
N y
t
V
n r
ip
n
io cto
cr
o
t
i
s
p
pt
O Fa
De
O

149. 0.3

Minimale luchtdrukcontrole: Luchtdrukschakelaarfunctie.


0.3 - 4.9 " wg.
1 - 12.5 mbar.

150. 0

Verwijder ALLE inbedrijfsteldata en gas-/luchtdruksensor


herinbedrijfstelling:
0 - 10
5
7
8

Bereik.
Verwijder alle inbedrijfsteldata- herstel opties/parameters naar
fabrieksinstelling.
Automatische herinbedrijfstelling van de luchtdruksensor (zie sectie
2.14.18.1 in de gebruikershandleiding voor meer informatie).
Automatische herinbedrijfstelling van de gasdruksensor (zie sectie
2.14.18.2 in de gebruikershandleiding voor meer informatie).

Om veiligheidsredenen moeten opties 110150 gelijk zijn ingesteld als de parameters.


Het is de verantwoordelijkheid van de
inbedrijfstelmonteur om zeker te stellen
dat alle instellingen overeenkomen met de
aangewezen normen, lokale wetten en
praktijken, e.t.c.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.4.26

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Parameters

2.14.2.5 Parameters
Om parametermodus te selecteren:
CH1, CH2, CH3 refereren naar de

toetsen beginnend met CH1 bovenaan.

Parameterwaardes kunnen worden gewijzigd door in de parametermodus te gaan. Eerst moet het
wachtwoord worden ingevoerd. Om het wachtwoord in te voeren volg de stappen zoals hieronder
beschreven:
Deselecteer de brandstof of haal de spanning van de unit en zet de spanning er weer op.
COM

Als het systeem al inbedrijfgesteld is druk op

voordat de COM LED stopt met knipperen.

Als de unit nog niet inbedrijfgesteld is, zal de unit automatisch naar de inbedrijfstelmodus gaan.
ENTER PASSWORD wordt weergegeven.
Gebruik de CH1 and CH2

om het wachtwoord in te geven en druk dan op

CLOSE

SYSTEM ACTIVATE, WATER LEVEL CONFIGUREwordt weergegeven.


In dit scherm is het noodzakelijk om zowel CH1 en CH3 juist in te stellen. Deze moeten alletwee op #3
staan als er een niveauregeling wordt gebruikt en op #7 indien er een MK6 zonder niveuregeling wordt
gebruikt. Het is ook noodzakelijk om CH5 in te stellen voor het gebruik van de first out annunciation,
stel deze in op #0 indien er geen first out wordt gebruikt, op 1 als de first out alleen moet worden
weergegeven en op 2 als de first out ook de brander moet uitschakelen en een storing moet geven.
Druk nu op

ENTER
MEMORY

Op het volgende scherm selecteer

CLOSE

om de brandstof-/luchtverhouding inbedrijf te stellen.

Om het 'SET PARAMETERS' scherm te selecteren druk de

OPEN

Om het parameternummer te wijzigen gebruik de CH2


Om de waarden van de parameter te wijzigen gebruik de CH3

en

CLOSE

tegelijk in.

toetsen.
toetsen.

De waarden van alle parameters kunnen worden gewijzigd als men in de parametermodus is.
Als alle benodigde opties zijn gewijzigd druk op

ENTER
MEMORY

Alle nieuwe parameterwaarden zijn nu permanent opgeslagen.

Let op de E.G.A. gerelateerde parameters hebben de fabrieksinstelling door jaren van


testen op vele brandstoffen en toepassingen. Het wordt dan ook geadviseerd om
voorzichtig te zijn indien deze worden gewijzig. Het wordt door ons aangeraden om deze
parameters niet te wijzigen.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.5.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Parameters

ue
o. g
N ttin Val
r
er Se
on
e
i
t
t
t
e
e
m ory
rip
m
c
a
t
a
s
r c
r
Pa
Pa Fa
De
1
3 0-20
Cascade: Offsetwaarde wanneer een unit offline gaat d.w.z. als de standby
ketel niet wil starten zal de scantijd worden verminderd met de ingestelde tijd.
Als de scantijd 10 minuten is wordt deze verminderd tot 7 minuten.

1-10

Cascade: Tijd tussen de dataverzoeken (seconden). Busdriver vraagt elke


seconde om informatie, de M.M's verzenden elke seconde, de D.T.I. luistert
alleen naar de transmissies.

1-10

Cascade: Aantal ketels dat ingeschakeld wordt na een spanningsuitval.

45 5-100

E.G.A: Wachttijd van de ENTER knop nadat op de E.G.A. knop is gedrukt.

Cascade: Aantal minuten, uitschakelwaarde tot het bereiken van vrijgave


regeling, d.w.z. als de ketel niet moduleerd na een aanvraag tot het leveren
van warmte wordt hij uit de cascadeloop genomen. Na de vraag voor
warmte moet de ketel binnen 4 minuten gestart zijn met moduleren.

60 5-100

Niet gebruikt:

16 01-50

Niet gebruikt:

30 5-240

E.G.A: Vertraging na het drainen van de E.G.A. voordat de trimcyclus start,


d.w.z. wash-out periode (schoonmaakperiode). Wanneer de cellen worden
verschoond met omgevingslucht worden de laatst gemeten waarden getoond.

60 5-240

E.G.A: Automatische inbedrijfsteltijd.

10

Niet gebruikt:

11

25 5-60

E.G.A: Air flush time- Dit is de spoeltijd van de cellen tijdens de automatische
inbedrijfstelling tussen de periodes Fuel Rich en Air Rich in seconden, dit
om de eventuele CO te verwijderen.

12

0-1

E.G.A: CO meegenomen in de trimcalculatie op brandstof F2 & F3 (zie optie


#17) d.w.z. benodigd indien gas op brandstof F2 & F3.

0
1

Nee.
Ja.

1-50

13

20 5-30

E.G.A: 4 = % van de luchtklepbeweging. Hoeveelheid auto inbedrijfstelling


trim heeft alleen betrekking op lucht (-).

14

20 1-200

E.G.A: 2 aantal graden dat de brandstofklep beweegt voordat de


negatieve trim wordt gereset.

15

Golden start timer: Aantal seconden dat de servomotoren in de choke


positie worden gehouden. Heeft alleen betrekking op de golden start optie
29. Deze tijd begint vanaf het moment van ontsteking.

2-100

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.5.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Parameters

e
o. ing
lu
a
N tt
V
n
er Se
er
io
t
t
t
e ry
e
ip
cr
am cto
am
s
r
r
Pa
Pa Fa
De
16 12 1-50
E.G.A: Tijd tussen de calibraties ( 2 = Hours). De E.G.A. calibreert elke 6
uur als de brander niet uitschakelt.

17

0-10

E.G.A: Aantal trims voordat een E.G.A. storing wordt doorgegeven als de
limieten worden overschreden. Elke trim is 30 sec.

18

20

5-60

E.G.A: Hoeveelheid trim tijdens normaal bedrijf door 2 = % van trim.


Deze instelling mag niet hoger zijn als 20 (10%), anders volgt ERROR 25.

19

0-1

Niet gebruikt:

20

0-40

Reset parameters naar fabrieksinstelling: Om de parameters te


resetten naar de orginele fabrieksinstelling stel parameter 20 in op 26 en
druk op ENTER.

21

Niet gebruikt:

22

DTI: Niet wijzigen.

23

E.G.A: Trim voegt lucht toe wanneer CO wordt gemeten. Wanneer de trim
plaatsvindt, als de O2 en CO2 luchtovermaat aangeven maar er CO verschijnt
zal de luchtklep verder openen om de CO te verwijderen.
0
1

Ingeschakeld.
Uitgeschakeld.

24

120 20-240

E.G.A: Calibratietijd (seconden).

25

30

5-100

E.G.A: Tijd tussen de monsternames.

26

1-50

E.G.A: Aantal monsternames per trimcyclus.

27

25

0-255

E.G.A: Minimale bedrijfstemperatuur ( 5=deg C).

28

200 0-255

E.G.A: Maximale bedrijfstemperatuur ( 5=deg C).

29

0-10

Niet gebruikt:

30

10

0-40

Filter t.b.v. medium opnemer: Temperatuur en drukopnemers.

0
20

Geen filtering.
Maximale filtering.

0-1

Selecteer weergave van rendement:

0
1

Engels (USA/Canada- inclusief condenserings- en schoorsteenverlies).


Europees.

31

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.5.3

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Parameters

e
lu
o. ing
a
N tt
V
er Se
on
er
i
t
t
t
e
e
m
m ory
rip
a
c
a
t
r
s
r
c
Pa
Pa Fa
De
32Niet gebruikt:
37

38

254 0-255

M.M. wachtwoord: Kanaal1.

39

M.M. wachtwoord: Kanaal 2.

0-255

Niet gebruikt:

4043
44

0.4

0-40

E.G.A: O2 venster waar binnen geen trim plaatsvindt.

45

0.2

0-20

E.G.A: CO2 venster waar binnen geen trim plaatsvindt.


Niet gebruikt:

4647
48

0.8

0.01-

Drempel voor de I actie: Dit is een percentage beneden het setpoint tot de
P 0.99 band offset vanaf welk punt de I actie plaatsvindt. D.w.z. als het setpoint
100 PSI is, optie #6=10, parameter #48=0.8, de I actie zal plaatsvinden als de
actuele waarde boven 92 PSI is.

49

0-1

Setpoint: Stel in op 1 als het setpoint niet in het permanente geheugen moet
worden opgeslagen. Dit is belangrijk bij gebruik van parameter #72.
Niet gebruikt:

5051
52

0-2

Externe medium opnemer: Aantal decimalen (zie tabel beneden).

53

0-9990

Externe medium opnemer: Maximale waarde (zie tabel beneden).

54

0-100

Externe medium opnemer: Maximale spanning (zie tabel beneden).

55

0-9990

Externe medium opnemer:

56

0-100

Externe medium opnemer: Minimale spanning (zie tabel beneden).


Example 1: Pressure Application
Required/Actual Range- 0.0-100.0bar
Input Signal- 0-10 Volts
Option 1- 11
Option 65- metric units
Parameter 52- 1
Parameter 53- 1000
Parameter 54- 10.0
Parameter 55- 00
Parameter 56- 0.0

Issue: 22.9.2005

Minimale waarde (zie tabel beneden).

Example 2: Temperature Application


Required/Actual Range- 1000-2000F
Input Signal- 1-6 Volts
Option 1- 10
Option 65- imperial units
Parameter 52- 0
Parameter 53- 2000
Parameter 54- 6.0
Parameter 55- 1000
Parameter 56- 1.0

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.5.4

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Parameters

e
lu
o. ing
a
N tt
V
er Se
on
er
i
t
t
t
e
e
m
m ory
rip
a
c
a
t
r
s
r
c
Pa
Pa Fa
De
57
Niet gebruikt:

E.G.A. calibratie bij opstarten:

58 1
1
0

E.G.A: Calibratie bij opstart.


E.G.A: Geen calibratie bij opstart.

59

Niet gebruikt:

60 0

E.G.A. of O2 trim interfacemodule:


0
1

Installatie met normale E.G.A..


Installatie met O2 interface.

61 900 0 - 999

Timer displayverlichting (seconden): Stel in op 0 als de verlichting


altijd aan moet blijven.

62

Niet gebruikt:

63 0

0 -1

Leegmaken van de storingslijst: Stel in op 1 voor 2 seconden, daarna


terug naar 0. Dit maakt de storingslijst leeg.

64 0

0-1

Resetten van de getotaliseerde brandstofflowmeting: Stel in op 1


voor 2 seconden, daarna terug naar 0 om de brandstoftotalen voor alle 4
brandstoffen op 0 te zetten. Om dit voor een enkele brandstof apart te doen
zie optie #57.

65 0

0-1

Reset branderhistorie: Stel in op 1 voor 2 seconden, daarna terug naar


0. De branderhistorie, bedrijfsuren en aantal starts worden weer op 0 gezet
Niet gebruikt:

6668
69 0

70 0

0-1

Externe modulatie ingangsbereik:

0
1

0-20mA, 0-10V.
4-20mA, 2-10V.

0 - 20

Filtering van de analoge ingang: Klemmen #7/8/9. De ingestelde


waarde is het aantal metingen waarover een gemiddelde wordt genomen.
Hoe kleiner de instelling hoe sneller de responsetijd.

0
1
20

Standaard ingestelde waarde van 5.


Minimum.
Maximum.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.5.5

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Parameters

e
lu
o. ing
a
N tt
V
er Se
on
er
i
t
t
t
e
e
m
m ory
rip
a
c
a
t
r
s
r
c
Pa
Pa Fa
De
71 0
0-20
Resolutie van de analoge ingang: Klemmen #7/8/9. Het effect van de
resolutie moet de ruis op de analoge ingang filteren om het pendelen van de
M.M. tegen te gaan omdat deze direct reageert op een veranderend signaal.

0
1
20

Externe setpoint verstelling: Als deze parameter is ingeschakeld, wordt


de analoge ingang met klemmen #7/8/9 gebruikt om het setpoint te wijzigen.
Het ingangssignaal kan 0-10/2-10V of 0-20/4-20mA (zie parameters #69/
70/71) zijn. Het bereik van de setpointverstelling wordt gedefinieerd in opties
#30 & 31. Stel parameter #49 in op 1. Stel option #16 in op 2.

72 0

0
1

Uitgeschakeld.
Ingeschakeld.
Niet gebruikt:

7379
80 40

Standaard ingestelde waarde van 5.


Minimum.
Maximum.

1 - 50

Niet gebruikt: Niet aanpassen.

81

Niet aanpassen:

82

Niet gebruikt:

83 0

Weergeven van diagnostische gegevens:


0
1

Uitgeschakeld.
Ingeschakeld.
Weergave van diagnostische gegevens voor cascaderegeling:

84 0
0
1

Uitgeschakeld.
Ingeschakeld.

85 0

0-250

Modulatie Trainer: Herhaaldelijke loop tussen vollast en kleinlast. Hoe hoger


de waarde, hoe langer de vollast- en kleinlastpositie wordt gehandhaafd.

86 0

0 - 99

Cascade uitschakeldrempel: Bij waarde 0 uitschakeldrempel = 85% van


de belastingstand.

87 0

0 - 100

Cascade inschakeldrempel: Bij waarde 0 inschakeldrempel = 95% van


de belastingstand.
Let op: Als parameter #86 groter is ingesteld als parameter #87 dan blijven
de standaard instellingen gehandhaafd.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.5.6

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Parameters

e
o. ing
lu
a
N tt
V
n
er Se
er
io
t
t
t
e ry
e
ip
cr
am
am cto
r
s
r
Pa
Pa Fa
De
88 0
-50 - +50 Aanpassing van de uitlezing in de OTC sensor: Als de actuele uitlezing
te hoog is stel dan een negatieve waarde in om dit aan te passen, als de
uitlezing te laag is een positieve waarde.

0
Geen aanpassing gemaakt.
Elk getal 1F of 0.5C (zie optie #65 voor de eenheid van temperatuur).
89 0

Niet gebruikt:

90 0

Rookgasrecirculatie:
0
1

Posities ingegeven na inbedrijfstelling door te werken met de eenpunts


wijziging (zie sectie 2.14.13 gebruikershandleiding).
Posities ingegeven tijdens inbedrijfstelling.

91 0

Niet gebruikt:

92 0

Ketel drukverschil bewaking:


0
1

Uitgeschakeld.
Ingeschakeld. Het systeem wordt in een gedwongen ventilatiepositie
gehouden tot een spanning wordt gezien op klem #85. Klem #85 moet
spanningsloos zijn voor de volgende start. Als klem #85 spanningsloos wordt
tijdens het voorventileren zal het systeem weer terug gaan naar de begin
positie gaan van de startvolgorde.

93

Niet gebruikt:

94 0

Maximale offsetlimiet ppm NO:


0-200

ppm NO.

95 0

Niet gebruikt:

96 0

Maximale offsetlimiet rookgastemperatuur:


0-999

C/F.
Absolute limietwaarde rookgastemperatuur: Het systeem controleert
op een waarde hoger dan de ingestelde temperatuur in deze parameter.

97 0

0-999

98- 0
99
Issue: 22.9.2005

C/F.
Let op: De uitlezing van de temperatuur op de E.G.A. moet correct zijn.
Niet gebruikt:

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.5.7

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Parameters

g
ue
o.
N ttin Val
n
e
er
io
er
t
t
et ry S
e
rip
m
c
am cto
a
s
r
r
Pa Fa
De
Pa
100 0
Verzekerde uitschakeling op kleine vlam:

0
1

Niet in werking.
Brander moduleert naar kleine vlam voor de brander intern wordt gestopt.
Volgorde bepaling van de cascade:

101 0
0
1

Niet operationeel.
Cascadevolgorde veranderd door de WinPCDTI software.
Super I actie offset: De standaardwaarde is 0 welke de super I
uitschakeld. De band kan worden ingesteld tot 50C, 50F, 50 psi of 5 bar.

102 0

0
1

Niet operationeel.
Stelt het punt in vanaf wanneer de Super I actie in werking treedt.
Super I actie snelheid van de integratie/tijd:

103 0
0-30

Seconden (toename per 1 seconde).


Super I actie hoeveelheid van de integratie:

104 0
0-5

Graden (Toename van 0.1).


Super I actie dode band: Het bereik van 10 is van toepassing op 10F,
10C, 10 PSI of 1.0 bar.

105 0

0-10

Het bereik is 0-10 en dit kan worden ingesteld met een toename van 1.0.
I actie percent: Procent variatie.

106 0
1-25

Elke x seconden (instelling in optie #7) 10% van de huidige offset van het
setpoint wordt bij de huidige P waarde opgeteld of afgetrokken. Deze optie
maakt het mogelijk dit percentage te wijzigen.

107 14

0-255

On-line wijzigen wachtwoord: Kanaal 1.

108 14

0-255

On-line wijzigen wachtwoord: Kanaal 2.

NB. Parameters 110 tot 150 zijn een herhaling


van de respectievelijke opties. Uit veiligheids
gronden moeten deze parameters op dezelfde
waarde worden ingesteld als de opties.
Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.5.8

Mk6 Evolution
Micro Modulation

2.14.2.6

Issue: 22.9.2005

Commissioning and Setting up Procedure: Valve Proving

GASKLEPPEN TEST

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.6.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Valve Proving


Art. nummer:
MM60006
MM60008
MM60011
MM60012
MM60014

GAS PRESSURE SENSORS


bereik
12.5-65 mbar / 0.18-1 psi / 5-25 wg
52-340 mbar / 0.75-5 psi / 25-135 wg
115-750 mbar / 1.8-11 psi / 50-300 wg
207-1380 mbar / 3-20 psi / 83-550 wg
0.4-4 bar / 6-60 psi / 162-1620 wg

Notes
IP
HOU SING & L ID
POWER CONSU MPT ION
MOU NT ING

00
ALLUMINIUM
0.1 WATTS
VER TICAL AS SHOWN.
BR EATHER HOLES AWAY FR OM ANY WATER SOUR CE.

Actual Operating Range


mbar
min.

max.

2.5

65

MM60008 12.5
MM60011
MM60012

MM60006

" w .g.
zero range

psi

min.

max.

zero range

min.

max.

zero range

1373.8 2.5 to 1.25

25

554

1.0 to 0.5

0.04

20

0.04 to 0.02

340

1373.8 12.5 to 6.25

135

554

5.0 to 2.5

0.2

20

0.2 to 0.1

30

750

2060.7

30 to 15

12

300

831

12.0 to 6.0

0.44

11

30

0.44 to 0.22

55

1380 4121.4

55 to 27.5

22

550

1662

22.0 to 11.0

0.8

20

60

0.8 to 0.4

maximum pressure above which causes permanent sensor failure

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.6.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Issue: 22.9.2005

Commissioning and Setting up Procedure: Valve Proving

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.6.2.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation
2.14.2.6.3

Commissioning and Setting up Procedure: Valve Proving


Inbedrijfstelling van de Valve Proving System

Als de gaslektest (VPS) faciliteit gebruikt wordt moeten specifieke opties/parameters ingesteld
worden (refereer naar secties opties/parameters). Alleen de opties worden onderstaand
besproken, alle respectievelijke parameters moeten op dezelfde waarde worden ingesteld.
Opties #125 tot #128 stellen de VPS werking in op elk geselecteerde brandstof, d.w.z. brandstof
1, 2, 3, 4.
Optie #125 - VPS operationeel op brandstof 1 (stel waarde in op 1).
Optie #126 - VPS operationeel op brandstof 2 (stel waarde in op 1).
Optie #127 - VPS operationeel op brandstof 3 (stel waarde in op 1).
Optie #128 - VPS operationeel op brandstof 4 (stel waarde in op 1).
De volgende opties moeten worden ingesteld om de VPS werking te configureren.
Optie #124 - Bereik van de gasdruksensor.
Optie #125 - Gaskleppen opstelling (twee/drie kleppen/enkele startklep).
Optie #131 - Gasdruk eenheid (wg/mbar).
Optie #132 - VPS testtijd.
Optie #133 - Maximaal geoorloofde drukverandering tijdens testtijd.
HET IS DE VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE INBEDRIJFSTELMONTEUR DAT DE VPS
VOLDOET AAN DE GELDENDE VOORSCHRIFTEN.
De volgende formule kan gebruikt worden voor de calculatie van de testtijd en de
drukverandering die zijn toegestaan. Deze formule is gebaseerd op de DVGW voorwaarden van
een lekkage van 0,1% van het maximale volume.
Testtijd:
Afkortingen:
Vpt - Kleppen test tijd in seconden.
Ip - Inlaatdruk in millibar.
Pv - Leidingvolume in liters (volume = r2 x lengte).
Mtp - Maximum gasdoorlaat in liters per uur.
Formule:
Vpt = 4 x

Ip x Pv + 1
Mtp/1000

Het leidingvolume is de totale inhoud van de verbinding tusssen de klepzittingen.


Druk wijziging:
Formule:
0.25 x Nominale inlaatdruk (mbar).

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.6.3

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Valve Proving

Voorbeeld:
Test tijd Inlaatdruk
Leidingvolume
Mtp
Vpt

=4x

= 50 mbar.
= 5 liters.
= 100,000 liters per uur.
50 x 5
+1
100,000 / 1000

= 14 seconden.
Instelling optie #132
= 15 seconden.
instelling parameter #132 = 15 seconden.
Note: optie #132 is instelbaar met stappen van 5 seconden, waarden moeten naar boven
worden afgerond.
Drukverandering Inlaatdruk

= 100mbar.

0.25 x 100

= 25.0 mbar.

Instelling optie #133


= 25.0 mbar
Instelling parameter #133 = 25.0 mbar
Algemene opmerking:
Dit is een formule met metrische eenheden, daarom moeten de eenheden eerst worden
geconverteerd indien gebruik wordt gemaakt van imperial eenheden voordat deze formule kan
worden gebruikt.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.6.3.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

2.14.2.7

Issue: 22.9.2005

Commissioning and Setting up Procedure: Air Pressure Proving

LUCHTDRUKCONTROLE

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.7.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Issue: 22.9.2005

Commissioning and Setting up Procedure: Air Pressure Proving

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.7.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Air Pressure Proving

Getapte luchtdrukaansluiting
De Autoflame MK6 luchtdruksensor wordt geleverd met een getapte 1/8 aansluiting om aangesloten
te worden zoals onderstaand is afgebeeld om drukverschil te meten. Dit is alleen nodig indien de
luchtdruk op kleine vlam beneden 0.4" w.g. of 1 mbar is.

Luchtdruk
sensor

P
-P

Luchtstroom

+P

Ketel

Ventilator

Brander

Zie opties #145 tot 149

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.7.3

Mk6 Evolution
Micro Modulation

2.14.2.8

Commissioning and Setting up Procedure: Outside Air Temperature Compensation

BUITENTEMPERATUURCOMPENSATIE

Dit schakelt de functie in dat het ketelsetpoint kan


variren volgens de buitentemperatuur, d.w.z.
als de buitentemperatuur daalt stijgt het
ketelsetpoint als gevolg daarvan.
Op de MK6 Evolution wordt de stooklijn
weergegeven, zo dat de buitentemperatuur
schaal oploopt van links naar rechts. In de opties
kunnen de minimum en maximum waarden van
de buitentemperatuur en ketelsetpoint worden
ingegeven. Voorheen in de MK6 liep de schaal
van de buitentemperatuur oplopend van rechts
naar links.

A
D

g
tin lue
.
t
n
e
o
io
N yS
Va
t
n
n r
ip
io cto
io
cr
t
t
s
p
p
O Fa
O
De

79. 0
0-995

80. 0
0
1

81. 140

82. -30

50-999

50-999
84. 30

Buitentemperatuurcompensatie.
Uitgeschakeld.
Ingeschakeld.
Let op: Een spanning op klem #93 zorgt voor een nachtverlagingsoffset,
zie optie #85.
Maximale keteltemperatuur bij minimale buitentemperatuur.
Waarde wordt gelimiteerd volgens de sensorinstelling in optie #1.

Minimale buitentemperatuur.
-40 +40 Wanneer de eenheid Celcius is geselecteerd.
-40 +104 Wanneer de eenheid Fahrenheit is geselecteerd.

83. 65

Laagste keteltemperatuur.
Minimaal gevraagde waarde toegestaan wanneer buitentemperatuur
compensatie is ingesteld (zie optie 80).

Minimale keteltemperatuur bij maximale buitentemperatuur.


Waarde wordt gelimiteerd volgens de sensorinstelling in optie #1.

Maximale buitentemperatuur.
-20 +40 Wanneer de eenheid Celcius is geselecteerd.
-4 +104 Wanneer de eenheid Fahrenheit is geselecteerd.

85. 10

0-999
Issue: 22.9.2005

Nachtverlaging offsetwaarde.
Deze offset wordt van de normaal gevraagde waarde afgetrokken en
geactiveerd door een spanning op klem #93 te zetten.
graden
Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.8.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Issue: 22.9.2005

Commissioning and Setting up Procedure: Outside Air Temperature Compensation

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.8.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Mk.6 Electrical Specification

2.14.2.9

Mk.6 Electrische specificatie

2.14.2.9.1

Specificaties

Classificatie volgens de EN298 - F B L L J B


Voedingsspanning:

230V, +10%/-15% }
47.5 - 63 Hz, Unit max. power consumption 45W
120V, +10%/-15% }
Omgeving:
Temperatuur 0 to +600C (32 to 1400F)
Vochtigheid 0 to 90% niet condenserend.
Beschermingsgraad: De unit is ontworpen voor frontmontage in elke richting. De voorzijde is
gemonteerd IP65 en de achterzijde is IP20.
Ingangen & Uitgangen:
230V Unit:
Klem

57
58
59
60
61
62
63
64
78
79

250 mA
Aansluiting via magneetschakelaar
250 mA
Aansluiting via magneetschakelaar
1Amp, 0.6 power factor
1Amp, 0.6 power factor
1Amp, 0.6 power factor
1Amp, 0.6 power factor
1Amp, 0.6 power factor
250mA
Niet gebruikt
100mA
relaisschakeling - geschakeld in de nul
100mA
relais/lampschakeling - geschakeld in nul

Max. stroom 6 Amp.

Uitgangen

240 of minder.

Analoge I/O.s
120V Unit:

Analoge I/O.s

Klem

57
58
59
60
61
62
63
64
78
79

250 mA
Aansluiting via magneetschakelaar
250 mA
Aansluiting via magneetschakelaar
1Amp, 0.6 power factor
1Amp, 0.6 power factor
1Amp, 0.6 power factor
1Amp, 0.6 power factor
1Amp, 0.6 power factor
250mA
Niet gebruikt
100mA
relaisschakeling - geschakeld in de nul
100mA
relais/lampschakeling - geschakeld in nul

Max. stroom 6 Amp.

Uitgangen

240 of minder.

Opmerking:
1- De laagspanningsklemmen zijn niet aanrakingsveilig. Bescherming tegen electrische schokken
wordt bereikt door juiste installatie.
2- Bekabeling mag een maximum lengte hebben van 25m.
3- Gebruik afgeschermde kabel zoals gespecificeerd in sectie 2.14.2.9.4.
4- De maximaalbeveiliging voor de brander moet handmatig worden gereset.
Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.9.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation
2.14.2.9.2

Commissioning and Setting up Procedure: Mk.6 Electrical Specification

Zekeringwaarden

630mA(T) Traag
Art Nr. FU10028
(Internal Electronic
Fault)

2A(T) Traag
Art Nr. FU10027
(Short Circuit on 12V)

230V/110V voedingspanning
6.3A(T) Traag
230V - 2A(T) Traag
Art Nr. FU10026
120V - 2A(T) Traag
(Klemmen #50 to 64)
Art Nr. FU10034
(Servo kortsluiting)

630mA(T) Traag
Art Nr. FU10028
(UV Shutter kortsluiting)

Tekst tussen haakjes geeft een mogelijke oorzaak aan van het doorbranden van de zekering.
Alle zekeringen behoren van het type traag (T) te zijn.
Als een L.E.D. naast een zekering is gedoofd, is dit een indicatie dat de zekering is doorgebrand.
Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.9.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation
2.14.2.9.3
1

Commissioning and Setting up Procedure: Mk.6 Electrical Specification


Terminals Description

Stroomingang, 0-20mA. Alleen voor frequentieregelaar op kanaal 5. Kan worden


aangesloten op de uitgang van de frequentieregelaar of tachogenerator.

Spanningsingang, 0-10V. Alleen voor frequentieregelaar op kanaal 5. Kan


worden aangesloten op de uitgang van de frequentieregelaar of tachogenerator.

Common voor klemmen #1 en 2.

Stroomingang, 0-20mA. Alleen voor frequentieregelaar op kanaal 6. Kan worden


aangesloten op de uitgang van de frequentieregelaar of tachogenerator.

Spanningsingang, 0-10V. Alleen voor frequentieregelaar op kanaal 6. Kan


worden aangesloten op de uitgang van de frequentieregelaar of tachogenerator.

6
7

Common voor klemmen #4 en 5.


Stroomingang, 0-20mA. Gebruikt bij extern moduleren of extern setpointwijziging.

Spanningsingang, 0-10V. Gebruikt bij extern moduleren of externe setpointwijziging

Common voor klemmen #7 en 8.

10

Stroomuitgang, 4-20mA. Alleen voor frequentieregelaar op kanaal 5. Kan worden


aangesloten op de stroomingang van de frequentieregelaar.

11

Spanningsuitgang, 0-10V. Alleen voor frequentieregelaar op kanaal 5. Kan worden


aangesloten op de spanningsingang van de frequentieregelaar.

12

Common voor klemmen #10 en 11.

13

Stroomuitgang, 4-20mA. Alleen voor frequentieregelaar op kanaal 6. Kan worden


aangesloten op de stroomingang van de frequentieregelaar.

14

Spanningsuitgang, 0-10V. Alleen voor frequentieregelaar op kanaal 6. Kan


worden aangesloten op de spanningsingang van de frequentieregelaar.

15

Common voor klemmen #13 en 14.

16

Stroomuitgang, 4-20mA. Variert aan de hand van de belastingstand.

17

Spanningsuitgang, 0-10V. Variert aan de hand van de belastingstand.

18

Common voor klemmen #16 en 17.

Onthoudt dat alle commonklemmen, (3, 6, 9, 12, 15, 18) intern aan elkaar zijn doorverbonden.
Alles van de schakelingen wat te maken heeft met de analoge in- en uitgangen zoals boven is
aangegeven zijn gesoleerd van de aarde, d.w.z. ze zijn zwevend.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.9.3.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Mk.6 Electrical Specification

19, 20

Klemmen naar de Autoflame buitentemperatuursensor.

21, 22

Klemmen naar een Autoflame self check UV sensor t.b.v. de shutter.

23, 24

Communicatiepoortaansluiting voor dubbelbrander toepassing.

25, 26

Communicatiepoortaansluiting voor de Exhaust Gas Analyser (E.G.A.).

27, 28

Communicatiepoortaansluiting voor de DTI en/of cascaderegeling (IBS).

29, 30

Communicatiepoort (momenteel niet toegewezen).

31, 32

Signaalingangen van een Autoflame luchtdruksensor.

33

0V voeding naar de Autoflame lucht-/gas-/oliedruksensoren.

34

+12V voeding naar de Autoflame lucht-/gas-/oliedruksensoren.

35

Signaalingang van een Autoflame oliedruksensor.

35, 36

Signaalingang van een Autoflame gasdruksensor.

37, 38

Klemmen naar een Autoflame keteltemperatuuropnemer.

37, 38, 39

Klemmen naar een Autoflame keteldrukopnemer.

40

0V voeding voor kanaal 1 en kanaal 2 servomotoren t.b.v terugkoppeling.

41

+12V voeding voor kanaal 1 en kanaal 2 servomotoren t.b.v terugkoppeling.

42

Terugkoppelsignaal van kanaal 1 servomotor, indicatie van de positie.

43

Terugkoppelsignaal van kanaal 2 servomotor, indicatie van de positie.

44

Terugkoppelsignaal van kanaal 3 servomotor, indicatie van de positie.

45

Terugkoppelsignaal van kanaal 4 servomotor, indicatie van de positie.

46

0V voeding voor kanaal 3 en kanaal 4 servomotoren t.b.v terugkoppeling.

47

+12V voeding voor kanaal 3 en kanaal 4 servomotoren t.b.v terugkoppeling.

48, 49

Niet aan klemmen toegewezen.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.9.3.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Mk.6 Electrical Specification

50,51

Klemmen naar een Autoflame UV sensor, t.b.v. het signaal.

52

Voedingsspanning ingang- externe vertraging van het voorspoelen.

53

Voedingsspanning ingang- brander aan-/uitsignaal. Ingang voorwaardecircuit, niet


vergrendelend.

54

Voedingsspanningsingang- veiligheidscircuit bv. luchtdrukbewaking.

55

Voedingsspanningsingang- testcircuit, bv. eindschakelaars van de hoofdgaskleppen.

56

Voedingsspanningsingang- externe reset.

57

Voedingsspanningsuitgang- warmtevraag, wordt gebruikt voor ingangen #54/#55.

58

Voedingsspanningsingang- brandermotor.

59

Voedingsspanningsingang- startgaskleppen.

60

Voedingsspanningsingang- hoofdgasklep 1.

61

Voedingsspanningsingang- hoofdgasklep 2.

62

Voedingsspanningsingang- ventilatieklep.

63

Voedingsspanningsingang- ontstekingstransformator.

64

Niet gebruikt.

65

Niet aan een klem toegewezen.

66

Voedingsspanning- Aarde.

67

Voedingsspanning- Nul.

68

Voedingsspanning- Fase.

69

Voedingsspanningsuitgang. Voedingspanning naar servomotoren.

70

Geschakelde nul- beweegt de kanaal 1 servo met de klok mee.

71

Geschakelde nul- beweegt de kanaal 1 servo tegen de klok in.

72

Geschakelde nul- beweegt de kanaal 2 servo met de klok mee.

73

Geschakelde nul- beweegt de kanaal 2 servo tegen de klok in.

74

Geschakelde nul- beweegt de kanaal 3 servo met de klok mee.

75

Geschakelde nul- beweegt de kanaal 3 servo tegen de klok in.

76

Geschakelde nul- beweegt de kanaal 4 servo met de klok mee.

77

Geschakelde nul- beweegt de kanaal 4 servo tegen de klok in.

78

Geschakelde nul- beweegt de smoorklep indien een cascaderegeling is ingesteld.

79

Geschakelde nul- alarmuitgang voor M.M. storingen/M.M. fouten/E.G.A.fouten/


geleidbaarheidslimieten.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.9.3.3

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Mk.6 Electrical Specification

80

Niet gebruikt- niet aansluiten.

81

Niet gebruikt- niet aansluiten.

82

Niet gebruikt- niet aansluiten.

83

Niet gebruikt- niet aansluiten.

84

Niet gebruikt- niet aansluiten.

85

Voedingsspanningsingang. Bij gebruik van een extern vlamrelais 0V als er geen


vlamsignaal mag zijn. Of bij gebruik van een keteldrukverschilcontrole.

86

Voedingsspanningsingang. Bij gebruik van een extern vlamrelais voedingsspanning


als er geen vlamsignaal mag zijn.

87

Voedingsspanningsingang. Selecteren van tweede (verlaagd) setpoint.

88

Voedingsspanningsingang. Kan worden gebruikt om de leidende ketel te selecteren


als een cascaderegeling is ingesteld. Wanneer deze klem wordt gebruikt om de
leidende ketel te selecteren zal het voorrang hebben op de door de DTI ingestelde
leidende ketel. Ook wordt deze klem gebruikt voor het selecteren van externe PID.

89

Voedingsspanningsingang- selecteerd brandstof curve 1.

90

Voedingsspanningsingang- selecteerd brandstof curve 2.

91

Voedingsspanningsingang- selecteerd brandstof curve 3.

92

Voedingsspanningsingang- selecteerd brandstof curve 4.

93

Voedingsspanningsingang- Indien lagedruk stoom werking is geselecteerd, wordt


deze ingang gebruikt om d.m.v. een externe thermostaat lage keteltemperatuur te
detecteren. Bij buitentemperatuurcompensatie wordt deze ingang gebruikt voor de
inschakeling van nachtverlaging.

94

Voedingsspanningsingang- selecteert handbediening van de belastingregeling.

95

Voedingsspanningsingang- selecteert kleine vlampositie.

Alle klemmen gemarkeerd met een S en de aarde klem 66 zijn intern met elkaar
doorverbonden. Deze zijn aangebracht voor het aansluiten van de diverse
afschermingen van de bekabeling. Refereer aan het aansluitschema in sectie
2.14.6.1.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.9.3.4

Mk6 Evolution
Micro Modulation
2.14.2.9.4

Kabels

Afgeschermde kabel
De afgeschermde kabel die gebruikt wordt van de M.M. naar de servomotoren en opnemers moeten
conform onderstaande specificatie zijn:
16/0.2mm PVC gesoleerd geheel gevlochten, afgeschermd, PVC omhuld.
Zestien draden per kern;
Diameter van de draden 0,2mm;
Geschikt voor 440Volt AC rms op 1600 Hz;
DEF 61-12 stroomclassificatie per kern 2.5 Amps;
Maximale werkingstemperatuur 70 C (158 F);
Minimale kerndiameter 0,5mm;
Nominale isolatiedikte op de kern 0.45mm;
Nominale leidingdiameter per kern 0.93mm;
Nominale weerstand van de kern bij 20C. 40.1 Ohm/1000m.;
Nominale algemene leidingdiameter per kern 1.83 mm;
Vulfactor van het scherm 0,7;
Gelijkwaardige imperialgeleidermaten 14/0.0076;
Gebruik het aantal kernen dat voldoet voor de installatie.
Een universeel artikelnummeringssysteem schijnt goedgekeurd te zijn voor dit type kabel. Hieronder
volgen de artikelnummers:
16-2-2C
16-2-3C
16-2-4C
16-2-6C

2 Aders
3 Aders
4 Aders
6 Aders

(5 aders is niet veel beschikbaar).


Datakabel
Datakabel moet worden gebruikt voor verbindingen tussen 2 M.M.s voor dubbel branderapplicaties/
cascaderegelingen en tussen de M.M. en E.G.A.s en M.M. en DTI.
Types datakabel die kunnen worden gebruikt:
1. Beldon 9501;
2. STC OS1P24;
Monsters zijn op verzoek verkrijgbaar.
Kabels kunnen ook direct bij Autoflame Engineering besteld worden.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.9.4.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Variable Speed Drives

2.14.2.10 FREQUENTIEREGELAARS
Installatie
De volgende aanbevelingen zijn er voor om te helpen bij de installatie en bij het storing zoeken
indien frequentieregelaars worden gebruikt.
Selecteren van een frequentieregelaar
Het selecteren van de juiste frequentieregelaar is erg belangrijk voor de juiste werking. Verzeker u
ervan dat u de frequentieregelaar met het juiste vermogen hebt geselecteerd voor de applicatie en
dat hij past bij de motor. Ook dient u na te gaan of de benodigde in- en uitgangen aanwezig zijn
zoals getoont in tekening #3246- sectie 2.14.6.1.
Voedingskabelaansluitingen
Hoofdstroomaansluiting van de frequentieregelaar en de motor. Het is aanbevolen voor de
hoofdstroomkabels (3 fasen) en zekeringen dat deze juist zijn gedimensioneerd in overeenstemming
met het vermogen van de motor.
Motorkabel
Een vier aderige afgeschermde kabel is aanbevolen. Dit is omdat in frequentiegeregelde systemen
de spanning zeer snel kan wijzigen.
Om storing te voorkomen
Het wordt geadviseerd om motorkabels niet langs hetzelfde traject te installeren als de andere kabels.
Voorkom lange parallel gelegen kabels.
Storingen veroorzaakt door de magnetische velden van de motorkabel kunnen worden verminderd
door het gebruik van filters in de motorkabel. Deze filters kunnen de motorspanning en de maximale
torq verminderen. Als de ruisproblemen blijven bestaan en onstabiele uitgangssignalen kunnen niet
binnen het venster en afwijkingsband blijven zoals getoont in tekening #2335 (sectie 2.14.2.10.3) is
het verstandig om contact op te nemen met de leverancier van de frequentieregelaar voor meer
gedetaileerde informatie en advies.
Instellen van de frequentieregelaar voor gebruik
Wegens het grote bereik aan frequentieregelaars is het niet mogelijk om instellingen/parameters
voor alle frequentieregelaars te geven, nochthans zijn sommige basisregels van toepassing.
De minimum- en maximumfrequentie (rpm) dienen te worden ingesteld voordat de M.M. unit inbedrijfgesteld wordt. Ook dient de acceleratietijd zo snel mogelijk te staan, wel dient u rekening te houden
met de limiet van de motor en de applicatie.
Normale instellingen zijn 25 Hz voor minimale snelheid en 50/60Hz voor maximale snelheid. Het
wordt niet aangeraden om een lagere snelheid in te stellen dan 20 Hz. Dit omdat het terugkoppel
signaal dan onstabiel wordt en ook omdat dan de kans bestaat dat de motor oververhit raakt.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.10.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Variable Speed Drives

Input and Output Signals in Relationship to Frequency

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.10.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Variable Speed Drives

Operational Characteristics of Inverter Output/Interface Input in Relationship to Frequency

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.10.3

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Variable Speed Drives

Frequentieregelaar veiligheidssoftware

V
V

Signal

Een typisch voorbeeld van de motorsnelheid is dat bij 50Hz de motor 2900 omwentelingen heeft en
bij 25 Hz 1450. Dit voorbeeld is typisch omdat er een lineair verband bestaat tussen de omwentelingen
en de frequentie. De frequentieregelaarsoftware staat de volgende hoeveelheid fout toe (ongelijkheid)
tussen het uitgaande signaal naar de frequentieregelaar en het terugkoppelsignaal naar de M.M.

+
V

Disparity = +/- 2Hz


Band
(15 bits)

Window = +/- 1Hz


Band
(10 bits)

Signal Parity

V
V

2
Time in Seconds

De venstertolerantie is ingevoerd om kleine variaties tussen ingang- en uitgangsignaal aan te passen


die het resultaat zijn van de werking door de diverse A-D en D-A converters die betrokken zijn bij de
regeling, zo ook de motorslip en de acceleratie- en deceleratietijd die allemaal kleine variaties
veroorzaken.
De ongelijkheidstolerantie, die is gelimiteerd door een korte tijd, is ingevoerd om tijdelijke ongelijkheids
fouten te behandelen tussen de in- en uitgangssignalen die het resultaat zijn van de PI regeling die
typisch in frequentieregelaars niet werken in lijn met de PI (D) regelfilosofie in de M.M. Deze tijdelijke
ongelijkheid komt en is zelfcorrigerend binnen een 3 seconden tolerantie die in de Autoflame regel
filosofie is benoemd.
1

In tegenstelling met bovenstaande, om met tijdelijke pieken groter dan de ongelijkheid Y in


tekening 2335 (sectie 2.14.2.10.3) maar voor erg korte duur, is er een extra mechanisme in
de software die tijdelijke variaties van pieken toestaat voor minder dan 1 seconde. Onder deze
condities wordt er geen storing gegenereerd.
Let op: Tekening #2335 (ruimte Z). Elke signaalvariatie langer dan 1 seconde in ruimte Z zal
een storing geven. De veiligheidstolerantietijd is ingesteld op 3 seconden.

2.

De venstertolerantie is +/- 5 bits = 1 Hz = 58rpm (bij een motor die 2900 toeren maakt bij
50Hz).

3.

De tijdelijke tolerantie is +/- 10 bits = 2Hz = 116rpm ( bij een motor die 2900 toeren maakt bij
50Hz). Let op de ongelijkheidsband 2 Hz is gelimiteerd tot 3 seconden.

4.

Ventilatorwetten vertellen ons dat:

5.

De variaties die zijn toegestaan in onze software hebben beduidend minder effect op de
brandstof-/luchtverhouding in het verbrandings proces als de variaties in de omgevingstemperatuur/dichtheid van de lucht e.t.c.

Issue: 22.9.2005

a)snelheid en volume hebben een direct lineair verband.


b)procentuele snelheidsverhoging heeft als effect dat de
druk quadratisch omhoog gaat.

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.10.4

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Variable Speed Drives

Regelfilosofie
Als de M.M. inbedrijf gesteld is zijn alle posities van de brandstof-/luchtverhouding opgeslagen in
het geheugen. Deze posities zijn opgeslagen met een motorsnelheid en klepstand. Dit stelt de M.M.
in staat om de slip te meten door het uitgangssignaal naar de frequentieregelaar en het terugkoppelsignaal van de tachogenerator te meten en het verschil te leren van elke luchtpositie-/
motorsnelheidinstelling. Deze regelvorm geeft de mogelijkheid voor verschillende combinaties van
lucht-/snelheid instellingen voor verschillende brandstoffen, nl. F1, F2, F3, F4. Deze faciliteit past de
variaties in luchtvraag aan tussen de verschillende brandstoffen wat fundamenteel is ten aanzien
van de koolwaterstofffen die in de brandstof zitten

rpm

ar

3000

sp
Di

20 mA
50 Hz

Diagram om de verhoging van de slip weer te geven als de luchtklep aan de zuigzijde
van de ventilator zit
(veroorzaakt door druk/dichtheidsvariaties waar de ventilator in werkt als een functie van de
belasting).
X
ity

do

in

High
Inter 1
Inter 2

4-20mA
uitgang van
de Interface.

ity

ar

sp
Di

Inter 5

ind

ow

Inter 6
Inter 7

1000

4
20

START

Y
4
20
1000

10 V DC
50 Hz
3000 rpm

0-10V terugkoppelsignaal van de tachogenerator.


Actuele terugkoppelsignaal
Verwachte terugkoppelsignaal
Tijdens de inbedrijfstelling, elke keer dat een positie wordt opgeslagen (HIGH.INTER/START) slaat
de M.M. ook het terugkoppelsignaal op. Wanneer de startpositie wordt opgeslagen worden deze
waarden allemaal in het permanente geheugen opgeslagen. Een set van waarden kan voor elke
brandstof worden opgeslagen (max 4). Als de M.M. in de runmodus is wordt de set met waarden
voor de betreffende brandstof gebruikt om een venster te genereren en de ongelijkheidsfoutcontrole
band. Tijdens inbedrijfstelling is de foutcontrole uitgeschakeld. Tijdens normaal bedrijf is de foutcontrole
uitgeschakeld tijdens de start.
Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.10.5

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Commissioning and Setting up Procedure: Installation Checks

2.14.2.11 INSTALLATIECONTROLES
Inbedrijfstelcontroles
Als de installatie en alle branderafstellingen gereed zijn, moet het hele branderregelsysteem getest
worden volgens de instructies van de fabrikant. Met deze procedure moet de correcte werking
worden gecontroleerd van:
1.
2.
3.
4.
5.
6.

Elke werkende regeling (temperatuur, druk, etc.).


Elke proceslimietschakelaar (temperatuur, druk, laagwaterbeveiliging, etc.).
Elk branderlimietcontact (luchtdrukbewaking, hoge & lage brandstofdruk of
temperatuurschakelaars, sluitstandbewaking van de brandstofkleppen, etc.).
Geen vlamsignaal tijdens de startvlam, reactie en uitschakeling.
Geen vlamsignaal tijdens de hoofdvlam, reactie en uitschakeling.
Goede afdichting van alle veiligheidsafsluiters.

Operationele controles
1.
2.
3.
4.
5.

Sluit de hoofdafsluiter in de brandstoftoevoer.


Controleer alle werkingen, bekabeling en aansluitingen van alle proceslimietschakelaars.
Bevestig dat alle automatische veiligheidsafsluiters correct zijn bedraad.
Zet spanning op de regelaar en controleer de regelaar op juiste volgordeschakeling.
Na het verzekerd te hebben dat alle voorwaardecontacten en kleppen juist zijn bedraad
en dat de startvolgorde in orde is, kan je de hoofd brandstofafsluiter openen en
voorzichtig verder gaan om de brander te ontsteken. Controleer nu alle veiligheidslimietschakelaars op juiste werking en dat de brander uitschakelt.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.2.11

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Burner Control Sequence Diagrams

Onderbroken startvlam

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.3.1.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Burner Control Sequence Diagrams

Storing

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.3.1.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Burner Control Sequence Diagrams

Ononderbroken startvlam

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.3.1.3

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Burner Control Sequence Diagrams

Gaslektest na einde warmtevraag

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.3.1.4

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Burner Control Sequence Diagrams

Opmerkingen over de diagrammen


Als de lektest niet is ingesteld in de opties worden de fases van de lektest overgeslagen.
punt idle:
Deze fase start bij het onder spanning zetten van de unit en geen brandstof is geselecteerd
na een storing.
punt recycle:
Deze fase is na einde warmtevraag en naventilatie als de lektest niet na warmtevraag is
uitgevoerd.
punt post purge:
Deze fase wordt alleen uitgevoerd als de naventilatie is ingesteld in de opties.
punt standby:
Deze fase komt als de lektest na warmtevraag is ingesteld en de brander wacht op de
volgende start.
De storingen worden gereset als de reset storingknop 1 seconde wordt ingedrukt of wanneer er 1
seconde op de lockout resettoets van de voorkant van de M.M. wordt gedrukt.
Een speciale storing verschijnt wanneer de lockout resettoets of de reset drukknop langer dan 10
seconden wordt ingedrukt. De speciale lockout wordt gereset op de normale manier.
De dik gelijnde golfvorm geeft de gevraagde conditie weer. Waarden boven of onder de golfvorm
is de tijd in seconden waarna indien de status continu incorrect is, een storing optreedt. Als de
golfvorm niet dik gedrukt is, is de status niet belangrijk.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.3.1.5

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Control Box Functions Overview

2.14.3.2 Self Check UV Scanner


Art. nummers:

MM60003
MM60003/HS

Aansluitingen

Maximale omgevingstemperatuur- 500C / 1220F

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Rood
Blauw
Zwart
Geel
Groen

Klem #51
Klem #50
Afscherming
Klem #21
Klem #22

Section 2.14.3.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Control Box Functions Overview

2.14.3.3 Standaard Europese UV Scanner - Zijzicht


Art. nummers:

MM60004
MM60004/HS

Maximale omgevingstemperatuur- 600C / 1400F

Detail A

IP 54
HOUSING: ALUMINIUM
POWER COMSUMPTION: POWERED BY MK.6 MM
MOUNTING: ANY ORIENTATION AS LONG AS PHOTO TUBE FACES THE FLAME

Aansluitingen
Rood
Blauw
Zwart

Klem #51
Klem #50
Afscherming

Detail A
(bij een geopende deksel)
50 51

Note: Indien verkeerd bedraad, zal een


gelimiteerde hoeveelheid U.V. gedetecteerd
worden maar de L.E.D. zal niet oplichten.
Twee rode LEDs geven UV signaal aan

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.3.3

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Control Box Functions Overview

2.14.3.4 Standaard Noord Amerikaanse UV Scanner - Eindzicht


Art. nummers:

MM60004/U
MM60004/HSU

Maximale omgevingstemperatuur- 600C / 1400F

Detail A

IP 54
HOUSING: ALUMINIUM
POWER COMSUMPTION: POWERED BY MK.6 MM
MOUNTING: ANY ORIENTATION AS LONG AS PHOTO TUBE FACES THE FLAME

Aansluitingen
Rood
Blauw
Zwart

Klem #51
Klem #50
Afscherming

Detail A
(bij een geopende deksel)
50 51

Note: Indien verkeerd bedraad, zal een


gelimiteerde hoeveelheid U.V. gedetecteerd
worden maar de L.E.D. zal niet oplichten.

Twee rode LEDs geven UV signaal aan

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.3.4.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Control Box Functions Overview

2.14.3.4 Standaard Noord Amerikaanse UV Scanner - Eind zicht afmetingen


Afmetingen

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.3.4.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation
2.14.3.5

Selectie van UV Scanner Type

Normale gevoeligheid
Als de afstand van de UV cel tot de vlam niet meer is dan 500 mm (20 inches) kan een normale UV
cel gebruikt worden.
Types UV cellen met normale gevoeligheid:
MM60003
MM60004
MM60004/U

Self Check
Standaard (Zijzicht)
Standaard (Eindzicht)

Afhankelijk van de toepassing (b.v. vlamgrootte, vorm, intensiteit, zichtverlies etc.) waar de
signaalsterkte laag is kan het soms nodig zijn om bij een afstand binnen 500 mm een hoog
gevoelige UV cel toe te passen.

Hoge gevoeligheid
Als de afstand van de UV cel tot de vlam meer dan 500 mm (20 inches) is wordt het aangeraden
om de hoog gevoelige UV cel toe te passen. De maximale afstand van de vlam is afhankelijk van
de hoeveelheid uitgestraalde UV. Dit is afhankelijk van de toepassing maar de normale maximum
afstand is 1500 mm (6 ft).
Types UV cellen met hoge gevoeligheid:
MM60003/HS
MM60004/HS
MM60004/HSU

Self Check
Standaard (Zijzicht)
Standaard (Eindzicht)

De bovenstaande informatie is gebaseerd op testen met een gesimuleerde startvlam. De vlam is


gesimuleerd door het gebruik maken van een Bunsenbrander met een vlamformaat van
100x20mm.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.3.5

Mk6 Evolution
Micro Modulation
2.14.3.6

UV Self Adaptive Pulse Width Modulation

PURGE VOLTAGE

1 COUNT AS SEEN ON M.M. DISPLAY

IGNITION VOLTAGE

NOTE: 1
380

TYPICAL RESPONSE FROM CELL

VOLTAGE DC

330
300

TIME REDUCTION

0
0

TIME ms

1000

10 ms (NOTE 4)
240 ms
500 ms (NOTE 3)
750 ms (NOTE 2)

10 ms
1000 ms

NOTE: 1
AFTER FIRST SAFETY TIME VOLTAGE IS REDUCED BY 5 VOLTS EVERY 500 ms, THIS IS PROVIDING THE FLAME SIGNAL IS ABOVE THE U.V. SETPOINT.
IF BELOW THE U.V. THRESHOLD VOLTAGE WILL REMAIN AT 330 VOLTS. THE VOLTAGE WILL NOT INCREASE DURING MAIN FLAME OPERATION.
NOTE: 2
IF 5 COUNTS OR LESS HAVE BEEN DETECTED OVER ANY 730 ms PERIOD THE SYSTEM WILL INVOKE A LOCKOUT.
A SHORT CIRCUIT BETWEEN THE 2 WIRES CONNECTED TO THE U.V. WOULD PRODUCE 3 COUNTS OR LESS. THIS IS THE REASON FOR
NOMINATING 5 COUNTS AS THE LOCKOUT LEVEL.
NOTE: 3
DURING NORMAL OPERATION 300 VOLTS WOULD BE APPLIED FOR A 240 ms PERIOD AFTER THE SECOND SAFETY TIME. THIS IS PROVIDING
THE U.V. SIGNAL IS ABOVE THE U.V. SETPOINT WHICH IS SET AT 25 COUNTS. THE SETPOINT CAN NOT BE ADJUSTED.
NOTE: 4
WHEN THE SIGNAL IS ABOVE THE U.V. SETPOINT, THE TIME VOLTAGE IS APPLIED TO THE CELL IS REDUCED BY 1 ms EVERY 500 ms.
THE TIME WOULD CONTINUE TO REDUCE UNTIL A MINIMUM OF 10 ms HAS BEEN REACHED.
AT THIS STAGE NO FURTHER TIME IS DEDUCTED FROM THE VOLTAGE APPLIED TO THE CELL.
NOTE: 5
EVERY 500 ms THE RECORDED COUNTS ARE AVERAGED AND DISPLAYED ON THE M.M. SCREEN.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

4113/19:04:00/SBK

Section 2.14.3.6

Mk6 Evolution
Micro Modulation

2.14.4

Error Checking, Self Diagnostic Fault Analysis Codes, I.D. Codes

FOUTCONTROLE, INTERNE FOUTANALYSE CODES, I.D. CODES.

Interne Fout Identificatie Software


De Foutcontrole software, die verwerkt is in elke M.M. E.G.A. module, controleert continu het
systeem op component- of datafouten. Dit intensieve zelfcontroleprogramma wordt opgelegd aan
alle randapparatuur zoals de servomotoren en mediumopnemers als ook de hoofd M.M./E.G.A.
systeem hardware. De veiligheidsgerelateerde gebieden, zowel hardware als software, zijn
getest en geaccepteerd voor CE & UL.
Elke fout die door het systeem wordt gedentificeerd wordt weergegeven met ERROR en een
relevant storingsnummer. In het geval van een E.G.A. gerelateerde fout , wordt dit weergegeven
met ERROR EGA en het corresponderende storingsnummer.
2.14.4.1 Oplossingen voor gedetecteerde fouten in het Mk6 M.M. Systeem
ERROR

- bevestigd dat er een fout is geconstateerd in het M.M. Systeem.

Storings type

Code No

CH1
CH2
CH3
CH4

Positiefout
Positiefout
Positiefout
Positiefout

01
02
08
09

CH1
CH2
CH3
CH4

Gain
Gain
Gain
Gain

41
42
43
46

Error
Error
Error
Error

- Controleer bedrading en motor

- Controleer bedrading en de potentiometercalibratie.

CH5 Frequentieregelaarfout
CH6 Frequentieregelaarfout
CH5 Frequentieregelaarterugkoppeling
fout

80
81
83

CH6 Frequentieregelaarterugkoppelfout

84

Mediumopnemer

03

- Signaal van temperatuursensor


onderbroken.

12V/5V Voedingsspanningsfout

44

- Interne 5V/12V voeding buiten limiet.


Controleer 12V op klemmen #40 & 41.

Gasdruksensor hercalibratiefout

GASRECOMM - Reset optie/parameter


#150 terug naar 0 and reset opties/
parameters #136/137 terug naar de
originele waarde.

Issue: 22.9.2005

- CH5 Frequentieregelaarfout.
- CH6 Frequentieregelaarfout.
- CH5 Frequentieregelaarterugkoppelingssignaal niet gelijk aan
inbedrijfgestelde waarde.
- CH6 Frequentieregelaarterugkoppelingssignaal niet gelijk aan
inbedrijfgestelde waarde.
Zie sectie 2.14.2.10.

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.4.1.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Error Checking, Self Diagnostic Fault Analysis Codes, I.D. Codes

Storings type

Code No

Luchtdruksensor hercalibratiefout

AIR RECOMM - Reset optie/parameter


#150 terug naar 0 en reset optie/
parameter #147 terug naar de
originele waarde

Watchdog - Error CR2

45

- MK6 hardware fout

Voedingsspanning fout 12 V

47

- Controleer 12V voeding op klemmen


#40, 41

Dubbelbrander communicatiefout

100 - Knipperende storing geen communicatie


tussen de M.M. units

Luchtdruk buiten zijn limiet

82

Gasdruksensor MM60008 geselecteerd


samen met PSI eenheid

110 - Zie opties #124 & 133 to 137.


PSI weergave kan niet worden gekozen
voor deze sensor

Niveauelectroden gedetecteerd
Niveauregeling niet geselecteerd
Controleer de niveauregelingconfiguratie

251 - Niveauelectroden zijn gedetecteerd


maar de M.M. is geconfigureerd
zonder de niveauregeling. Controleer
het 2e wachtwoordscherm.

- Tijdens normaal moduleren actuele


luchtdruk buiten zijn inbedrijfgestelde
limiet +/- 0.75 millibar (zie optie #147)

2.14.4.2 Mk.6 Branderautomaat storingen


Storingsweergave

Oorzaak

CPI input wrong state

ES 2 contact niet gesloten, controleer klem #55 en de ES2.

No air proving

Geen luchtdruk tijdens start en vrijgave regeling,


Controleer #54 en de luchtdrukschakelaar.

VPS air proving fail

Lekkage gedetecteerd tijdens de drukloze test.


Controleer de eerste hoofdgasklep.

VPS air zeroing fail

Wanneer de ventilatieklep of de 2e gasklep opent en de


nul waarde +0,5/-1mbar afwijkt. Controleer deze kleppen.

VPS gas proving fail

Lek gedetecteerd tijdens de druktest van de lektest.


Controleer de 2e gasklep of de ventilatieklep en bij
gebruik van een enkele startgasklep (optie #130).

VPS gas pressure low

Gasdruk beneden minimum ingestelde druk.


Controleer optie #133 op minimum ingestelde druk.

No flame signal

Geen vlamsignaal tijdens ontsteking en vrijgave regeling.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.4.2.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Error Checking, Self Diagnostic Fault Analysis Codes, I.D. Codes

Storingsweergave

Oorzaak

Simulated flame

Vlamsignaal aanwezig na einde warmtevraag

Fail safe relay fault


Vent valve output fault
Main gas output 1 fault
Main gas output 2 fault
Start gas output fault
Motor output fault
Ignition output fault

57
62
61
60
59
58
63

Deze klemmen zijn zelfcontrolerend in


de MK6. Als er spanning wordt
gedetecteerd en de uitgang spanningsloos moet zijn (en vice versa) zal de unit
in storing gaan.

Shutter fault

UV signaal gedetecteerd tijdens het sluiten van de shutter


voor de zelfcontrole. Controleer klemmen #21/22.

Prolonged lockout reset

Te lang spanning aanwezig op klem #56/lockout reset


button te lang ingedrukt.

No CPI reset

Controle van de ES2 contacten, ES2 niet gemaakt na einde


warmtevraag.
Controleer klem #55 controleer de ES2 contacten.

Gas pressure low limit

Lage gasdruk bij gebruik van een gasdruksensor.


Controleer optie #136.

Gas pressure high limit

Hoge gasdruk bij gebruik van een gasdruksensor.


Controleer optie #137.

Gas pressure low

Lage gasdruk voorbrander start.

UV short circuit

Kortsluiting in de bedrading naar de UV scanner.

Oil pressure low limit

Lage oliedruk bij gebruik van een oliedruksensor.


Controleer optie #139.

Oil pressure high limit

Hoge oliedruk bij gebruik van een oliedruksensor.


Controleer optie #140.

Purge air pressure low

Onvoldoende luchtdruk tijdens voorventilatie.


Controleer optie #141.

Option #141 incorrect

Optie #141 is geselecteerd zonder optie #148.

Watchdog fault 1a
Watchdog fault 1b
Watchdog fault 1c
Watchdog fault 1d
Watchdog fault 2a
Watchdog fault 2b
Watchdog fault 2c
Watchdog fault 2d
Issue: 22.9.2005

Interne foutdiagnose - neem contact op


met Autoflame en geef de aangeduide
code weer.

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.4.2.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation
Ram test failed
Prom test failed
CPU test failed
Input fault
BC input short
Lockout 198
Lockout 199
Lockout 200
Lockout 201
Lockout 202

Error Checking, Self Diagnostic Fault Analysis Codes, I.D. Codes

Interne foutdiagnose - neem contact op


met Autoflame en geef de aangeduide
code weer.

Terminal 86 inverse

Klemmen #85/86 hebben beide spanning of klemmen


#85/86 hebben beide geen spanning bij gebruik van
flame switch operation- zie optie #122.

Termminal 85-86 fault

Electronische fout aan klem #85 of #86.

Prove cct fail

Geen spanning op klem #52. Klem #52 moet altijd spanning


hebben , van het open lopen van de luchtklep tot het einde
van de naventilatie.

Option 118 incorrect

Bij gebruik van de NFPA naventilatie (optie #135 = 2) dan


moet optie #118 een instelling hebben van 15 of hoger.

Gas Sensor Related


Sensor supply voltage
Zero low gas sensor
Zero high gas sensor
Excessive VPS Operations
Signal dev - gas sensor
Counts low - gas sensor
Counts high - gas sensor
Signal high - gas sensor
Gas sensor (+ number)

12V voeding naar de sensor is buiten de limiet (+/- 0.75V).


Zie sectie 2.14.2.6.2 voor de 0 limieten.
Zie sectie 2.14.2.6.2 voor de 0 limieten.
3x een lektest uitgevoerd zonder te branden.
Redundante signalen van de sensor zijn niet gelijk.
Sensorfout - fout in de signaalwaarde.
Sensorfout - fout in de referentiewaarde.
Gasdruk hoger dan het maximum bereik.
Sensor/Mk6 interne fout - neem contact op met Autoflame.

Air Sensor Related


Sensor supply voltage
Zero low air sensor
Zero high air sensor
Signal dev - air sensor
Counts low - air sensor
Counts high - air sensor
Signal high - air sensor
Air sensor (+ number)

12V voeding naar de sensor is buiten de limiet (+/- 0.75V).


Ondergrens is -1.0w.g.
Bovengrens is +0.5"w.g.
Redundante signalen van de sensor zijn niet gelijk.
Sensorfout - fout in de signaalwaarde.
Sensorfout - fout in de referentiewaarde.
Luchtdruk hoger dan het maximum bereik.
Sensor/Mk6 interne fout - neem contact op met Autoflame.

De Foutcontrole software, die verwerkt is in elke M.M. E.G.A. module, controleert continu het systeem
op component of datafouten. Dit intensieve zelfcontroleprogramma wordt opgelegd aan alle
randapparatuur zoals de servomotoren en mediumopnemers als ook de hoofd M.M./E.G.A. systeem
hardware. De veiligheidsgerelateerde gebieden, zowel hardware als software, zijn getest en
geaccepteerd voor CE & UL.
Issue: 22.9.2005
Autoflame Technical Manual
Section 2.14.4.2.3

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Error Checking, Self Diagnostic Fault Analysis Codes, I.D. Codes

2.14.4.3

PROBLEEM OPLOSSEN

Gas-/luchtdruksensor diagnostische codes


123
123

Weergave onder aan het

M.M. display als parameter #83=1.

Voorbeeld:

Gas

43

1001

42

42

1000

Air

50

969

51

51

970

Average
Signal

Pressure
Signal

Reference
Signal

Gas

43

1001

Senso r Channel 1

42

42

1000

Senso r Channel 2

Air

50

969

Senso r Channel 1

51

51

970

Senso r Channel 2

Uitleg:

Gas {

Air {

Typische referentiesignalen zijn 100014. Als het referentiesignaalwaarde 0 is of de displaywaarde


is leeg dan is de sensor verkeerd aangesloten.
Elke sensor heeft 2 kanalen. Elk kanaal geeft 2 waarden weer, een druksignaal en een referentiesignaal. De waarden die worden weergegeven zijn gedigitaliseerd (bereik 0-1023). De 2 druk
waarden moeten gelijk zijn en de 2 referentiewaarden moeten ook gelijk zijn.
Als de 2 druksignalen meer dan 10 verschillen dan wordt de gemiddelde waarde weergegeven met
01 en niet met de gemiddelde waarde van de 2 signalen.
Als er geen luchtdruk op de sensor staat moet de signaalwaarde liggen tussen de 20 tot 60 (in
principe tussen de 40 en 50). Als de waarde beneden de 5 zakt zal een storing optreden die
veroorzaakt wordt door een negatieve druk op de sensor.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.4.3.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Error Checking, Self Diagnostic Fault Analysis Codes, I.D. Codes

Frequentieregelaar diagnostische codes


12
12
12

Weergave rechtsonder in het

V.S.D.
AIR SENSOR

display als parameter #83=1.

Voorbeeld:

250

253

254

100

120

121

CH5 AC Dri ve

250

253

254

CH6 AC Dri ve

100

120

121

Uitleg:

1 & 2- moet normaal 0 zijn.


3 to 5- digitale waarden, 0-255.
3- representeerd lineair (0-255) 4-20mA/0-10V de analoge uitgang van de MK6.
4- representeerd lineair (0-255) 4-20mA/0-10V de analoge inbedrijfgestelde waarde.
5- representeerd lineair (0-255) 0-20mA/0-10V de analoge ingang van MK6.
1- Als het verschil tussen 4 & 5 groter is dan 10 zal een fout worden geteld. Een M.M. storing zal
optreden als de fouttelling 150 bereikt. Dit duurt ongeveer 3 seconden.
2- Als het verschil tussen 4 & 5 groter is dan 15 zal een ongelijkheidsfout worden geteld. Een M.M.
storing zal optreden als de fouttelling 50 bereikt. Dit duurt ongeveer 1 seconde.
Foutcontrole wordt alleen uitgevoerd als de brander brandt.
De juiste terugkoppelsignalen moeten bereikt zijn voor het voorspoelen en ontsteking, d.w.z. 5 moet
gelijk zijn aan 415.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.4.3.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Error Checking, Self Diagnostic Fault Analysis Codes, I.D. Codes

UV Shutter Faults
UV shutter fault - er zitten op de achterkant van de self-check UV cel 2 LEDs, een rode en een gele.
De rode LED geeft de indicatie dat er een vlamsignaal is en de gele LED licht op als er een shutter
actie is. De rode LED flikkert als er een vlamsignaal wordt waargenomen. De gele LED zal elke 60
seconden gaan branden en aangeven dat de shutter sluit. De rode LED zal dan kort moeten
doven, is dit niet het geval controleer dan de bedrading van de self-check UV scanner
Groene draad = klem #22
Gele draad
= klem #21
Blauwe draad = klem #50
Rode draad = klem #51

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.4.3.3

Mk6 Evolution
Micro Modulation

2.14.5

2.14.5.1

End User Day to Day Operation

EINDGEBRUIKERSHANDLEIDING
Normale werking

Na het selecteren van een inbedrijfgestelde brandstof, zal een scherm met het logo oplichten gevolgd
door het 'M.M. STATUS' scherm. De COM led knippert 5 seconden.
Om het setpoint te wijzigen, druk eerst op

123
123

DISPLAY
STATUS

en gebruik vervolgens de CH3

voor

de instelling van de temperatuur. Om het tweede/verlaagde setpoint te wijzigen, druk eerst


en gebruik vervolgens de CH4

123
123
123

DISPLAY
STATUS

voor de instelling van de temperatuur.

Het bereik van de gevraagde waarde is beperkt door het type sensor wat is gebruikt (zie optie #1).
Onthoud dat als een DTI is aangesloten en gebruikt wordt dat je het setpoint niet meer kunt wijzigen
via het lokale display. Op het moment dat de M.M. de communicatie verliest met de DTI (b.v.
doordat de spanning van de DTI af is) zal de M.M. na ongeveer 30 seconden als een stand alone
regelaar gaan werken. Als de M.M. stand-alone draait kan het setpoint weer ingesteld worden
vanaf het lokale display (elk uitschakelcommando van de DTI wordt dan genegeerd). Het is mogelijk
om de setpointverstelling te blokkeren zonder gebruik te maken van een DTI zodat dit niet mogelijk is
via het lokale display (zie sectie 2.14.20).
Als het voorwaardecircuit is gesloten en er is warmtevraag dan zal de brander beginnen met zijn
startprocedure. Het systeem zal gaan voorspoelen, ontsteken en na ongeveer 20 seconden na de
ontsteking zal de installatie vrijgave regeling hebben.
Verschillende waarden worden weergegeven aan de hand van het geselecteerde scherm. Er zijn
een aantal verschillende schermen zoals op de volgende pagina weergegeven. Om de verschillende
schermen te zien, druk op een van de onderstaande knoppen:
COM

123
123

123
123

E.G.A

123
123

M.M.

DISPLAY
STATUS

FLAME
SCANNER
LOCKOUT
RESET

12
12

V.S.D.
AIR SENSOR

123
123

IBS
SEQUENCING

123
123

FUEL
METERING

12
12

OUTSIDE
TEMP
COMPENSATION

deze knop geeft ook de lektest en de storingen weer

De respectievelijke LED zal blijven branden om aan te geven welk scherm is geselecteerd. De COM
en E.G.A. schermen zijn alleen te selecteren als een E.G.A. is aangesloten op het systeem.
Indien de spanning van het systeem afgehaald wordt, zullen de opties, parameters en de
inbedrijfstelgegevens bewaard blijven in het systeeem. Tijdens normaal bedrijf brandt de RUN LED
altijd, ook als er geen brandstof is geselecteerd zal de RUN LED blijven branden.
Als er een E.G.A. in werking is met het systeem, zal het bij iedere start gaan calibreren. Als het COM
of E.G.A. scherm is geselecteerd zal E.G.A. CALIBRATING worden weergegeven als de E.G.A. aan
het calibreren is. Als de E.G.A. aan het koelen is, zal COOL worden weergegeven. Als de brander
niet brandt, wordt E.G.A. weergegeven. Als de brander brandt wordt in beide schermen E.G.A.
weerge-geven, in het E.G.A. scherm de actuele waarde en in het COM scherm de inbedrijfgestelde
waarde. (zie optie #28). Als er een E.G.A. storing is wordt dit in beide schermen met een foutcode
weergegeven.
De softwareversie wordt getoond als je de kanaal 1 knoppen
moment dat je het M.M. scherm hebt geselecteerd.
Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

tegelijk indrukt op het

Section 2.14.5.1.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

End User Day to Day Operation

De verschillende beschikbare schermen geven de operator duidelijke en niet mis te verstane informatie
over start en normale bedrijfssituatie.
Geselecteerde schermen geven de volgende informatie:

M.M. Status
Hier wordt de actuele positie van de
brandstof en luchtkleppen weergegeven, ook vind je hier de informatie
van de ventilatorsnelheid die wordt
weergegeven in een 4-20mA or 010V signaal.

Outside Temperature
Compensation
Dit scherm is een grafische weergave van de stooklijninstellingen
bij gebruik van buitentemperatuurcompensatie. Deze stooklijninstellingen kunnen door de
operator worden bijgesteld.

IBS Status
Bij een cascaderegeling geeft dit
scherm aan welke ketel de leidende
is en ook de informatie over
temperatuur- of drukinstelling.

Fuel Metering Status


Dit scherm geeft aan welke
brandstof is geselecteerd, het
huidige- en het getotaliseerde
verbruik.

E.G.A. On Line Values


Als een Exhaust Gas Analyser E.G.A.
op het systeem is aangesloten, geeft
dit scherm de actuele emissiewaarden
aan van de rookgassen, rookgastemperatuur, omgevingstemperatuur, dT
en de efficintie. Het COM scherm
geeft de waarden tijdens inbedrijfstelling aan.
Lockout History.
Dit scherm geeft de storingshistory
aan van de laatste 16 storingen
inclusief de tijd, datum en een korte
omschrijving. Tevens wordt de tijd en
datum weergegeven wanneer de
installatie is gereset.

System Status
Dit scherm geeft de belastingstand
weer, geselecteerde brandstof,
normale setpoint, gereduceerd
setpoint en de actuele druk/
temperatuur.

Variable Speed Drive


Er zijn 2 kanalen beschikbaar voor
het regelen van frequentieregelaars.
Deze kanalen kunnen 0-10V of
4-20 mA uitsturen. Dit scherm geeft
de grafische in- en uitgangsignalen
weer. Tevens wordt de actuele
luchtdruk weergegeven ten opzichte
van de druk tijdens inbedrijfstellen.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Valve Proving
Dit scherm geeft aan in welke
positie de gaskleppen staan tijdens
de lektest voor de branderstart.
Tijdens vrijgave regeling geeft dit
scherm de on-line gasdruk, de
gasdruk tijdens inbedrijfstellen en
de +/- limieten weer.
Flame Scanner Status, Screen Menu
Vlamsignaal.
Naventilatie.
Voorventilatie.
Luchtkleppositie.
Hoofd kleppen.
Start kleppen.
Ontsteking.
Ventilator.

Section 2.14.5.1.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation
2.14.5.2

End User Day to Day Operation


Aanpassen van klok, contrast en actuele waardeuitlezing

Datum en tijd instellen


Om de tijd en datum in te stellen is het noodzakelijk om in de inbedrijfstelmodus te gaan (spanning
COM

van de unit afzetten en dan weer opstarten). De


seconden om de knop in te drukken).

LED zal gaan knipperen en je hebt 5

Het 'ENTER PASSWORD' scherm wordt weer gegeven. Geef het wachtwoord in:

10
en druk op .
10

CLOSE

Het 'Set Clock' scherm wordt weergegeven:

SET CLOCK
DAY
MONDAY
DATE
17
MONTH NOVEMBER
YEAR
97
HOURS
12
MINUTES
30

24 hour clock

Om de instellingen te wijzigen dient men de corresponderende knoppen


Indien alle instellingen gereed zijn, druk op de knipperende
geheugen op te slaan.

ENTER

te gebruiken.

toets om de waarden in het

MEMORY

Aanpassen van het schermcontrast

Houd een van de onderstaande displayknoppen ingedrukt:


123
123
123

OUTSIDE
TEMP
COMPENSATION

12
12
12

FUEL
METERING

12
12
12

IBS
SEQUENCING

123
123
123

V.S.D.
AIR SENSOR

en gebruik dan n van de bovenste

FLAME
SCANNER
LOCKOUT
RESET

123
123
123 DISPLAY

123
123
123

STATUS

123
123
123

E.G.A

M.M.

om het contrast bij te stellen.

Calibratie van de actuele druk-/temperatuuraanwijzing


Er bestaat een mogelijkheid om een kleine wijziging door te voeren indien de actuele waardeuitlezing
in het DISPLAY STATUS scherm verschilt met de analoge meting op de ketel. Status screen.
Om de waarde te verhogen, houd de

Om de waarde te verlagen, houd de

Issue: 22.9.2005

RUN

RUN

toets samen met de

toets samen met de

Autoflame Technical Manual

van kanaal 3 ingedrukt.

van kanaal 3 ingedrukt.

Section 2.14.5.2.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation
2.14.5.3 EPROM versienummers
Om de softwareversie weer te geven moet je het M.M. scherm selecteren en dan de van
kanaal 1 tegelijk indrukken.

EPROM
VERSION NUMBERS

BC
MM
DI

5.03
6.20
6.20

De softwareversie wordt ook weergegeven in het wachtwoordscherm als je in de inbedrijfstelmodus


gaat.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.5.3.1

GREEN

Issue: 22.9.2005

OUTLET
PRESS.

110Vac

POSITIONING MOTORS

CH4

CW

CCW

CW

CCW

CW

CCW

Autoflame Technical Manual

*NOTE:
FOR 110v, TERMINAL 69 FEEDS POSITIONING MOTORS VIA
A 110-24v TRANSFORMER AS SHOWN IN DOTTED
LINES.

AUTO

L.F.H.

HAND

FUEL 4

FUEL 3

FUEL 2

FUEL 1

LEAD BOILER SELECT (IBS)/LOCAL-REMOTE PID

SECOND SET POINT SELECT

LINE V

0V

HIGH INTERLOCK, DELAY PURGE TIME


(SEE PARAMETER 92)

S 31 32 33 34 35 36 S

NIGHT SET BACK/


STANDBY WARMING

66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84

FLAME SWITCH
AT NO FLAME STATE.

23 24 S 25 26 27 28 S 29 30

NOT USED

L/O, MM & EGA ALARM OUTPUT


(COMMON SYSTEM ALARM)

24Vac

I.B.S. 2-PORT VALVE

CH3

CH2

CW

CCW

19 20 S 21 22

CH1

NOT USED

IGNITION TRANSFORMER

VENT VALVE

10 11 12 S 13 14 15 S 16 17 18 S

LIVE/HOT

NEUTRAL

START/PILOT FUEL VALVE

MAIN FUEL VALVE 1


MAIN FUEL VALVE 2

50 51 S 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64

EARTH

(OPTIONAL)
GAS BOOSTER

BURNER MOTOR

INLET
PRESS.

CALL FOR HEAT

PRE-IGNITION

SAFETY INTERLOCK CIRCUIT

LOCKOUT RESET

RUNNING INTERLOCK

NON-RECYCLING INTERLOCK

GAS VALVES C.P.I./POC

LIMIT STAT

RED

AIR PROVING SWITCH

51

BLUE

BURNER ON/OFF

51

50

EXTERNAL AUXILIARY
DELAY TO PURGE

YELLOW

SELF CHECK
U.V DETECTOR

50

22

21

UV
DETECTOR

RED

GREEN

BLUE

GREEN

YELLOW

RED

BLUE

GREEN

YELLOW

GREEN

YELLOW

BLUE

RED

I+

28

27

31

23

24

23

I-/OV

+V

I+

I-/OV

+V

I+

I-/OV

+V

I+

I-/OV

+V

I+

I-/OV

+V

I+

I-/OV

+V

WHITE

RED

BOILER STEAM
PRESSURE
SENSOR

BOILER WATER
TEMP. SENSOR

GAS PRESSURE
SENSOR

AIR PRESSURE
SENSOR

AUX. RS485
SERIAL PORT

DTI/IBS RS485
SERIAL PORT

E.G.A. ANALYSER
RS485 Mk.6

TWIN BURNER
RS485

OUTSIDE TEMP.
SENSOR

AUX ANALOGUE
OUTPUT
0-10V/4-20mA

CH 6 OUTPUT
TO VSD
0-10V/4-20mA

CH 5 OUTPUT
TO VSD
0-10V/4-20mA

AUX ANALOGUE
INPUT
0-10V/0-20mA

CH 6 INPUT
FROM VSD
0-10V/4-20mA

CH 5 INPUT
FROM VSD
0-10V/4-20mA

0V

0V

CH3

W +V

CH1
FUEL
W +V

OIL PRESSURE
SENSOR

FIRING
RATE
%

EXTERNAL
LOAD/MODULATION
CONTROLLER

0V

0V

CH4

W +V

CH2
AIR
W +V

Mk6 Evolution
Micro Modulation
Electrical Schematics

POSITIONING MOTOR
POTENTIOMETERS

S 37 38 39 S 40 41 42 43 44 45 46 47 S

LOW VOLTAGE

MM60001/E WITH OR WITHOUT WATER LEVEL P.C.B. 120/230Vac

LINE VOLTAGE

85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95

OR

6A FUSED SUPPLY

Section 2.14.6.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Pressure Sensor
0-18 Bar
0-30 Bar
0-3.0 Bar

Issue: 22.9.2005

Electrical Schematics

Part no.
MM10008
MM10009
MM10010

Actual Range
0 - 23.0 bar (30 - 330 P.S.I.)
0 - 38.0 bar (30 - 550 P.S.I.)
0 - 3.80 bar (3.0 - 55.0 P.S.I.)

Proof Pressure
450 psi
750 psi
200 psi

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.6.3

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Electrical Schematics

EGA Unit

Fuse
Holder

NEUTRAL

EARTH
4-20mA
CH. 6 I +

to DTI

CH. 5 I +
CH. 4 I +

Common
Analogue
Output I -

CH. 3 I +
LIVE

CH. 2 I +
CH. 1 I +

Mk6 MM Unit
CONTROL
FUSE

Issue: 22.9.2005

DATA CABLE

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.6.6

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Issue: 22.9.2005

Electrical Schematics

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.6.10

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Issue: 22.9.2005

Electrical Schematics

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.6.11

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Twin Burner Operation

2.14.7

DUBBELBRANDER WERKING

2.14.7.1

Dubbelbrander inbedrijfstelling

Optie #14 en #33 moeten correct worden ingesteld om met de twin burner operation te werken.
Refereer aan de optie sectie. Voor inbedrijfstelling is het het makkelijkst om optie #14 op elke M.M. op
0 te zetten en dan elke brander individueel inbedrijf te stellen. Het is de verantwoordelijkheid van de
inbedijfsteller om uit te zoeken of deze manier van inbedrijfstellen niet resulteerd in schade aan de ketel,
in het bijzonder materiaalspanning in een ketel brengen die niet ontworpen is voor het branden met
1 brander. Als dit het geval is dan moeten beide branders tegelijk inbedrijf gesteld worden. NA
INBEDRIJFSTELLING DIENT OPTIE #14 OP DE JUISTE WAARDE GEZET TE WORDEN OP BEIDE M.M.s
Alvorens te beginnen met inbedrijfstelling stel de volgende opties in (refererend aan de optie sectie voor
meer informatie):
Optie #33:
Stel de waarde van de linker brander in op het gewenste identificatienummer b.v. #1. Stel het
identificatienummer van de rechter brander in op het linker identificatienummer +1, b.v. #2.
Optie #33 zal moeten worden omgedraaid indien de branders van rechts naar links zijn genummerd.
De bovenstaande details zijn voor links- naar rechtsnummering.
De andere opties kunnen net als normaal worden ingesteld.
Normaal bedrijf
Alleen op de oneven genummerde M.M. is spanning nodig op klem #88 om deze ketel leidende ketel
te maken. Als er spanning op klem #88 van de even M.M. komt wordt dit genegeerd. Hetzelfde geldt
voor de hand/auto/low flame hold ingangen #94/95, er is geen van deze ingangen op de even M.M.
nodig als optie #14 = 1. Als optie #14 = 2 dan moeten de klemmen #94/95 normaal bedraad worden.
De even genummerde brander neemt altijd de belastingstand over van de oneven genummerde
brander als de brander op Hand staat. Als de communicatie tussen de M.M.s wegvalt zullen beide
M.M.s hun interne voorwaardecircuit openen en ongeveer elke 3 seconden zal op beide displays de
knipperende storing ERROR 100 getoond worden om aan te geven dat er een communicatiestoring
is indien optie #14 = 1. Als optie #14 = 2 dan zullen beide branders stand -alone gaan werken.
Als de flowmeting moet worden ingesteld voor het werken met extern moduleren of voor de cascade
regeling, is het belangrijk om met beide M.M.s op hetzelfde moment de Fuel Flow Metering in te
stellen. Zet in beide M.M.s optie #57 op 1 en herstart de M.M.s. Start de branders en na de start
volgorde zullen de beide branders
naar de vollastpositie gaan. Stel het vermogen in op de
ENTER
oneven
MEMORY

genummerde M.M. en druk op de

toets van beide M.M.s op hetzelfde moment. Dit is erg

belangrijk als een ketel erg gevoeling is voor materiaalspanning.


De gevraagde waarde en de actuele waarde zullen op de even M.M. worden overgenomen van de
oneven M.M.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.7.1.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Twin Burner Operation

Het interne voorwaardecircuit van de even genummerde M.M. volgt de oneven genummerde M.M.
Als optie #14 = 1 dan opent het interne voorwaardecircuit van beide M.M.s als er in een tijdsbestek
van meer dan 10 seconden 1 M.M. moduleert en de ander niet.
Tijdens de startvolgorde zullen de M.M.s 2 keer een twinburnersynchronisatie doen om tegelijk te
starten en ook dezelfde belastingstand aan te nemen tijdens moduleren, dit gebeurt net voor Position
to Purge en bij het bereiken van de startpositie (Position to Start).
De druk-/temperatuursensor van de even M.M. hoeft niet worden aangesloten indien optie #14=1,
er zal dan geen storing worden gedetecteerd.
Als er zich een storing voordoet in een van de M.M.s en optie #14=1 dan zal de andere unit zijn interne
voorwaardecircuit openen.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.7.1.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Twin Burner Operation

Dezelfde aansluiting geldt ook voor de mini Mk6.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.7.3

Mk6 Evolution
Micro Modulation

2.14.8

Hand/Auto & Low Flame Hold Facilities

HAND/AUTO EN KLEINE-VLAM

kleine-vlam en hand bedrijf


Kleine-vlam en hand bedrijf zijn alleen mogelijk als de brander moduleert, dit heeft geen effect op
de opstartcyclus of wanneer de brander uit staat. Deze bedrijfstanden kunnen worden geactiveerd
door voor kleine-vlam spanning te zetten op klem #95 en voor hand voedingsspanning op klem #94
te zetten. Als er op deze klemmen geen spanning staat werkt het systeem volgens zijn normale PID
regeling.
Kleine-vlam zorgt ervoor dat zolang er spanning staat op klem #94 de brander op de kleine vlam blijft
staan. Als de spanning van klem #94 wordt afgehaald zal de brander weer gaan werken volgens de
normale PID instelling, wordt de spanning er weer op gezet zal de brander weer naar de kleine vlam
gaan. Tijdens kleine-vlam bedrijf wordt de PID regeling genegeerd.
Hand bedrijf geeft de mogelijkheid om de brandstofkleppositie te wijzigen in elke willekeurige positie
tussen kleine vlam en vollast. Aan de hand van optie #60=0 wordt elke handpositie in het geheugen
opgeslagen en zal de brander als hij weer op hand wordt gezet direct naar de laatst opgeslagen hand
positie gaan, zelfs als de spanning er af gehaald wordt. Als optie #60=1 dan zal de brander als er
spanning op klem #95 de huidige belastingstand handhaven. Vanaf het moment dat de brander
moduleert en er spanning staat op klem #95 kan de handpositie worden gewijzigd door op de
toetsen van kanaal 6 te drukken in het M.M. scherm en het Display Status scherm. Als optie
#60=2 is de werking gelijk als optie #60=0 alleen worden de handbedrijfsstanden niet in het
permanente geheugen opgeslagen.
Wanneer Hand en Low Flame Hold alletwee tegelijk zijn geselecteerd via de ingangen op
klemmen #94 en #95 dan heeft Low Flame Hold hogere prioriteit.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.8

Mk6 Evolution
Micro Modulation

2 .14.9

Fault Finding

STORING ZOEKEN

WAARSCHUWING ! ! ! !
VOEDINGS - EN HOGERE SPANNING ZIJN AANWEZIG OP DE M.M. EN SERVOMOTOREN.
HET SYSTEEM CONTROLEERT EN REGELT EEN VERBRANDINGSPROCES.
Alleen competent personeel die zich bewust zijn van de bovenstaande waarschuwing mogen proberen
de storing te zoeken. Het personeel is verantwoordelijk voor de condities waaronder het
storingszoeken plaatsvindt (b.v. isolatie van de voedingsspanning en brandstoftoevoer).
Note: Personeel dat niet bekend is met de systemen mogen alleen tests uitvoeren na een schriftelijke
bevestiging.
De beschreven storingszoekmethode is alleen voor systemen die correct gewerkt hebben en daarna
in de fout gingen. Het is niet voor het zoeken van problemen in nieuwe installaties die nog inbedrijf
gesteld moeten worden, hier kunnen bv. ook nog diverse fouten in zitten door verkeerde bedrading.
Deze methode zal ook niet helpen als er geknoeid is in de installatie.
Voordat wordt begonnen met het storing zoeken:Stel optie #12 in op 0.
Stel optie #9 in op 0 (NOTE - alleen extern voorwaardecircuit werkzaam) of zorg ervoor
dat de gevraagde waarde behoorlijk veel hoger is dan de actuele
waarde om er voor te zorgen dat het systeem opstart voor een langere
periode.
Het interne voorwaardecircuit moet zijn gemaakt om het hele voorwaardecircuit te sluiten.
INLEIDENDE CONTROLE
Als het display donker is, controleer de RUN LED. Als de RUN LED ook uit is controleer dan de
voedingsspanning op de unit. Verwijder de achterkant van de M.M. en controleer of er voedings
spanning aanwezig is op klemmen #66/67/68. Als de voedingsspanning goed is haal dan de spanning
van de unit en controleer de zekering.
Indien het display donker blijft is het waarschijnlijk een interne fout in de M.M.
Sluit uit dat er geen storing aanwezig is.
Haal de spanning van de unit en zet de spanning er na 5 seconden weer op.
Druk op de

COM

toets als hij knippert (5 seconden).

Controleer of het voorwaardecircuit is gemaakt.


Refereer naar sectie 2.14.3.1 voor de startcyclus en starttijden. Ga deze na en probeer een mogelijke
fout te vinden.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.9

Mk6 Evolution
Micro Modulation

Other Information and Illustrations

2.14.10

ANDERE INFORMATIE EN TEKENINGEN

2.14.10.1

Mk6 Evolution M.M. Front Facia Details

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.10.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation
2.14.10.2

Other Information and Illustrations

Mk.6 M.M. bevestigings gaten en inbouwmaten

Bottom View shown with lid in position.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.10.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation
2.14.10.3

Other Information and Illustrations

Schematisch overzicht van de IR Upload Download

Software installatie:
Doe de CD-rom in de PC en volg de installatieprocedure (setup.exe).
Als de SETUP klaar is, doe dan de sleuteldiskette in de floppydrive A: klik op start en kies uitvoeren.
Typ A:\INSTALL.bat en druk op enter. Indien dit niet werkt dient de bin-file in de map van het
programma te worden gekopieerd. C:program files/Autoflame Engineering Ltd/IR upload download
In de software moet de seriepoort (COM) worden toegekend waar de IR kabel op wordt aangesloten.
Dit is alleen nodig wanneer het programma voor het eerst wordt gebruikt.

WAARSCHUWING
HET IS DE VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE OPERATOR OM
DE OPTIES, PARAMETERS EN DE DATA VAN DE BRANDSTOF/LUCHTVERHOUDING TE CONTROLEREN OP JUISTHEID.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.10.3

Mk6 Evolution
Micro Modulation
2.14.10.4

Other Information and Illustrations


ONDERHOUD EN SERVICE

De Micro Modulatie unit gebruikt solid state technology. Daardoor is er geen periodiek onderhoud
aan de unit nodig. Als er zich een fout voordoet zal het systeem een diagnose uitvoeren en de fout
weergeven indien mogelijk.
De servomotoren voor b.v. gas/lucht/olie hebben ook geen periodiek onderhoud nodig. Elke fout die
optreedt in de servomotoren wordt op de M.M. unit getoond.

2.14.10.5

VOORZORGS MAATREGELEN

Indien de apparatuur in een omgeving wordt gebruikt waar sterke magnetische velden heersen kan
dit nadelige gevolgen hebben voor de betrouwbaarheid van het systeem. Als het systeem b.v. op het
dak van een hoog gebouw in het ketelhuis wordt genstalleerd waar antennes van radiosystemen staan
wordt u aanbevolen om extra EMC (Electro Magnetic Compatability) metingen uit te voeren.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.10.4

Mk6 Evolution
Micro Modulation

2.14.11

Fuel Flow Measurement & Metering

BRANDSTOFFLOWMETING EN WERKING

1.

Ga naar opties, stel optie #57 in op 1 (fabrieksinstelling 0).

2.

Als de bovenstaande optie gewijzigd is druk op,


flowmeting starten.

3.

De volgende keer dat de brander start zal de M.M. automatisch in een setup mode komen
voor de brandstofflowmeting.

4.

In deze setup mode zal de hoekverdraaiing van de brandstofklep te zien zijn, de


stromingseenheden kunnen gewijzigd worden met de CH1/CH2/CH3/CH4/CH5
knoppen zoals onder aan het scherm wordt weergegeven.

ENTER
MEMORY

dit zal de setup voor de brandstof-

Note:

5.

a)

In het scherm naast CH4 wordt de huidige stap weergegeven aan de inbedrijfsteller.

b)

De minimale waarde voor de brandstofflow die kan worden opgeslagen is 0.01.


De maximale waarde voor de brandstofflow die kan worden opgeslagen is 999.0

c)

De waarden worden opgeslagen beginnend vanaf vollast, d.w.z. punt #1 is de


maximum branderstand en punt #10 is minimum branderstand. De 10 opeenvolgende
punten van de belastingsindex worden allemaal automatisch bepaald door de M.M.

Als de brandstofflow berekend is of afgelezen op een gecalibreerde meter met correctie


berekening kan de waarde worden ingevoerd zoals beschreven in punt #4. Na het
invoeren van de juiste waarde moet de
het M.M. geheugen op te slaan.

ENTER

toets worden ingedrukt om de waarde in

MEMORY

6.

De hierboven beschreven handeling dient net zo lang herhaald te worden tot bij alle 10
punten een waarde is ingevoerd.

7.

Als het laatste punt (10) is opgeslagen zal de brander blijven branden.
12
12

FUEL
METERING

8.

Om de brandstofflow weer te geven dient op de

9.

Om de getotaliseerde waarde van de individuele brandstof op 0 te zetten moet je optie


#57 op 2 zetten en dan de
gebruik je parameter #64.

ENTER

toets gedrukt te worden.

toets indrukken. Om dit voor alle brandstoffen te doen

MEMORY

Note: De brandstofflowmeting zal nu automatisch starten met het totaliseren van de gebruikte
hoeveelheid brandstof van het moment dat de hoofdbrandstofkleppen open gaan. Voorheen
werd met het totaliseren van de brandstofflow gestart vanaf het moment dat de ontsteking aan
ging en dan moest er een vertragingstijd ingesteld worden via optie #58. Deze optie is niet langer
in gebruik met de Mk6 Evolution.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.11

Mk6 Evolution
Micro Modulation

2.14.12

Golden Start

GOUDEN START

Deze functie activeert de mogelijkheid om een ideale startpositie op te slaan in het geheugen die
niet noodzakelijk de kleine vlampositie of een punt in de modulatie moet zijn.
Om deze functie te activeren moet je optie #29, op 0 zetten (Fabrieksinstelling = 1) en op de
toets drukken.
Om deze functie uit te schakelen zet je optie #29 weer op 1 en druk op

ENTER
MEMORY

ENTER
MEMORY

Om bovenstaande toe te voegen bij een brander/systeem, ga in inbedrijfstelmodus, geef het


wachtwoord in, enter de gesloten positie, enter de open positie, enter een startpositie om de
brander te laten starten (geef de brandstof en luchtservo een willekeurige positie om te starten).
Deze positie wordt niet opgeslagen. De brander zal branden en de startpositie LED zal weer gaan
knipperen.
Druk op

Druk op

START

ENTER
MEMORY

de LED zal gaan branden, stel brandstof-/luchtverhouding af voor de ideale


startpositie.
en nu kan je verder gaan met de normale inbedrijfstelling

Notes:
1.
De gouden start-/ontstekingspositie van de brandstof en luchtservos is geheel onafhankelijk
van de normale servoposities van brandstof en lucht tijdens het moduleren.
2.

Deze functie is bijzonder nuttig bij branderinstallaties met een hoog regelbereik en tevens bij
het verbranden van zware olie omdat het de brander de mogelijkheid geeft om te starten met
een overmaat aan brandstof. Na een ingestelde periode zal de brander dan weer naar zijn
normale positie in de modulatie gaan.

3.

WAARSCHUWING- deze functie is gemeenschappelijk voor alle brandstoffen (F1, F2, F3 &
F4). Voor elke brandstof moet een gouden start zijn ingevoerd. Note: vanaf juni 2005 hoeft
de gouden start alleen nog maar voor de geselecteerde brandstof worden ingevoerd

4.

De tijd dat de M.M. de gouden startpositie vasthoudt is instelbaar met parameter #15.
(standaard waarde is 5 seconden, bereik is 0-255 sec.). Deze timer start vanaf het moment van
ontsteking, na deze tijd zal de luchtklep open gaan en blijft de brandstofklep staan tot de servos
in de normale inbedrijfgestelde curve is. Op dit moment zal de M.M. beginnen met moduleren
gebaseeerd op de warmtevraag en de PID regeling.

5.

Als de brandermonteur de gouden start nadien wil wijzigen, kan dit gedaan worden zonder
de brander opnieuw inbedrijf te stellen op de volgende manier:
Ga in de inbedrijfstelmodus, geef wachtwoord in, enter de close en de high positie, enter de
startpositie om te starten en de gouden startpositie zoals boven omschreven. Als deze punten
zijn opgeslagen zal de high LED knipperen, op dit moment schakel je de spanning af en de
nieuwe gouden start is opgeslagen.

6.

Het is belangrijk te weten dat de gouden startpositie volledig onafhankelijk is van de inbedrijf
gestelde brandstof-/luchtposities uit de normale curve.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.12

Mk6 Evolution
Micro Modulation

2.14.13

One Point Change

EENPUNTSWIJZIGING

Om een punt te wijzigen:Start de brander op de normale manier.


Wanneer de brander begint te moduleren druk

START

COM

tegelijk in, het wachtwoord


CLOSE

scherm zal nu worden weergegeven. Voer het wachtwoord in en druk op de

toets net

zoals bij normale inbedrijfstelling, de servoposities worden weergegeven en de brander zal naar
de dichtst bijzijnde inbedrijfstelpositie gaan (HIGH/INTER/START).
Wanneer alle waarden op hun aangewezen punt zijn zal de Enter LED gaan knipperen. Als dit punt
moet worden gewijzigd, druk op de

ENTER

toets, zoniet gebruik de

toetsen van CH1

MEMORY

om naar de volgende stap omhoog of omlaag te gaan. Als het punt is bereikt dat moet worden
ENTER

gewijzigd, druk op de

toets. De M.M. zal zelf detecteren op welke stand hij staat

MEMORY

en de LED van de betreffende stand (HIGH/INTER/START) zal continu gaan branden. Nu is het
mogelijk om op deze stand de brandstof-/luchtverhouding aan te passen door gebruik te maken
van de

toetsen van CH1-CH6. Als de waarden veranderd zijn naar de gewenste


ENTER

waarde druk op de

toets. Indien er een E.G.A. is aangesloten zal de E.G.A. LED gaan

MEMORY

knipperen, druk op

12
12
12

E.G.A

de toets om de waarden te bekijken, is de E.G.A. geselecteerd voor

trimfuctie dan zal de AUTOTRIM automatisch plaatsvinden na op de

ENTER
MEMORY

toets gedrukt te

hebben. De trimwaarden worden nu in het geheugen van de M.M opgeslagen.


Na deze waarden te hebben opgeslagen zullen de ENTER en de RUN LED weer gaan knipperen,
Wanneer het nodig is kun je nu de volgende positie gaan selecteren en wijzigen, anders druk op de
RUN

toets en de M.M. zal weer normaal gaan moduleren.

Indien de CH1 instelling is gewijzigd in de High of Start positie moet de brandstofflowmeting


gecontroleerd worden, het is zeer aannemelijk dat de 10 punts brandstofflowcalculatie opnieuw
moet worden ingegeven.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.13

Mk6 Evolution
Micro Modulation

2.14.14

Flue Gas Recirculation

ROOKGASRECIRCULATIE

Rookgasrecirculatie (FGR) is een methode waarbij een hoeveelheid rookgassen (ongeveer 15%)
wordt terug gevoerd naar de brander en gemixt met de verbrandingslucht. Het doel van FGR is
het verlagen van de hoeveelheid NOx. Met de FGR functie kunnen de servomotoren van CH3 en
CH4 gebruikt worden om de hoeveelheid rookgassen die teruggevoerd worden te regelen. Het
is geen goede zaak om rookgassen terug te voeren als de rookgassen nog koud zijn, dus alle
elementen (d.w.z. servomotoren en frequentieregelaars) kunnen op een FGR positie worden
vastgehouden tot de rookgassen heet zijn. Tijdens deze tijd worden de kanalen (CH3 en CH4) die
de FGR regelen normaal gesloten gehouden. Wanneer de rookgassen warm genoeg zijn, zal de
brander volgens de inbedrijfgestelde curve gaan moduleren.
Om zeker te stellen dat de rookgassen warm zijn, zijn een aantal opties toegevoegd.
Optie #48
Een tijd dat de FGR posities worden vastgehouden. Deze timer start vanaf het moment
dat de brander wordt vrijgegeven voor moduleren. Indien een gouden start wordt gebruikt in
combinatie met de FGR dan zal de FGR timer starten na het einde van de gouden start timer.
Optie #49
Een offset waarde (b.v. 20) onder de gevraagde waarde (b.v. 100). Dit geeft een
drempelwaarde van 80 (100-20). De FGR posities worden vastgehouden tot de actuele waarde
deze drempelwaarde bereikt heeft. Als deze waarde bereikt is zal de brander volgens de
inbedrijfgestelde curve gaan moduleren.
Optie #50
Dit is een inschakel- of uitschakeloptie. Indien je deze optie inschakeld moet een E.G.A.
op het systeem aanwezig zijn. De FGR posities worden gehandhaafd totdat een rookgas
temperatuur is bereikt van 120C. Wanneer de rookgassen boven deze temperatuur komen
zal de brander gaan moduleren volgens de inbedrijfgestelde curve.
Het is mogelijk om alle drie de bovenstaande opties te gebruiken om de FGR posities vast te
houden. Allereerst zal de ingestelde tijd van optie 48 voorbij moeten zijn en daarna moet ook
nog aan de andere twee opties worden voldaan voordat de brander normaal gaat moduleren.
Het is belangrijk om de instelling van parameter #90 te controleren, welke bepaalt wanneer de
FGR startpositie wordt vast gelegd.
Als de brander al inbedrijf gesteld is en het is nodig om een FGR startpositie toe te voegen, stel
parameter #90 in op 1en n of meer van de bovenstaande opties om de FGR startpositie in te
schakelen. Hierna dient men in de inbedrijfstelmodes te gaan en nadat de startpositie is
ingegeven zal de M.M. vragen om de FGR startpositie in te geven en vast te leggen. Nadat de
FGR startpositie is vastgelegd, schakel de spanning van de M.M. af en er weer op. De FGR
startpositie is nu opgeslagen in het geheugen.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.14

Mk6 Evolution
Micro Modulation

2.14.15

Pause Facility

STARTCONTROLEMOGELIJKHEID

Alleen als de M.M. in inbedrijfstelmodes is, is er een functie voorzien die de inbedrijfstelmonteur de
mogelijkheid biedt om de startvolgorde te pauzeren. Als op de lockouttoets wordt gedrukt tijdens de
eerste veiligheidstijd zal de brander op deze stand staan blijven, dit geeft de monteur de tijd om de
startvlam bij te stellen. Als de vlam uitgaat tijdens deze pauze zal er een storing optreden na 15
seconden. Indien de brander in de pauzepositie blijft zal er na 10 minuten een storing optreden. Als
de lockouttoets nog een keer wordt ingedrukt zal de brander verder gaan met zijn startvoorwaarde.
Tijdens de tijd dat de brander op pauze staat zal de Lockout LED knipperen. De pauzefaciliteit kan
ook worden geactiveerd tijdens de pilot proving tijd en de main flame proving tijd. Wanneer de
brander in normale modes is, is deze faciliteit uitgeschakeld.

WAARSCHUWING
HET IS DE VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE INBEDRIJFSTELLER OM DE PAUZEFACILITEIT ZO TE GEBRUIKEN DAT
HET NIET LEIDT TOT GEVAARLIJKE SITUATIES.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.15

Mk6 Evolution
Micro Modulation

2.14.16

Time Clock Facility

TIJDKLOKFACILITEIT

Tijdklok instellen
Om de tijdklok in te stellen ga in de inbedrijfstelmodus (spanning afschakelen/brandstofkeuze
herselecteren), druk op COM binnen 5 seconden. Het 'ENTER PASSWORD' display wordt getoont.
Het is ook mogelijk om de tijdklokinstellingen online te veranderen, zie sectie 2.14.20.
Stel het wachtwoord in op 11 en druk op CLOSE.

11

Het tijdklok display wordt weergegeven:

Note: items weergegeven met *worden niet


weergegeven tijdens de inbedrijfstelling.
Gebruik de CH6 pijlen om de dag te selecteren die moet worden gewijzigd. De geselecteerde dag
zal gaan knipperen.
Voor start- en stoptijden:
Stel het uur in door gebruik te maken van de CH1 pijltoetsen.
Stel de minuten in door gebruik te maken van de CH2 pijltoetsen.
Voor modus:
Selecteer de gewenste werking door gebruik te maken van de CH1 pijltoetsen.
Om de tijdklokfunctie in en uit te schakelen gebruik de CH5 pijltoetsen.
Druk op ENTER om de tijdklokconfiguratie op te slaan. Indien de tijdklok staat ingeschakeld zal deze
nu werken als de M.M. in RUN mode staat. Om de tijdklok uit te schakelen, herhaal de stappen zoals
boven omschreven en schakel de tijdklok uit met de CH 5 pijltoetsen en druk op ENTER.
Tijdklok werking
Werking tijdens en buiten de start-/stoptijden volgens de geselecteerde mode:
ON off
De brander werkt en moduleert volgens normaal setpoint binnen de start-/stoptijd.
Buiten de start-/stoptijd is de brander uitgeschakeld.
ON rsp
De brander werkt en moduleert volgens normaal setpoint binnen de start-/stoptijd.
Buiten de start-/stoptijd werkt en moduleert hij volgens het verlaagde setpoint.
Het normale setpoint en verlaagde setpoint zijn instelbaar met de pijltoetsen van CH3 en CH4 wanneer
op de M.M. het DISPLAY STATUS scherm is geselecteerd.
Tijdens normale werking wordt het tijdklokscherm geselecteerd door 3 keer op STATUS te drukken.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.16

Mk6 Evolution
Micro Modulation

2.14.18.1

Automatic Commission Of Gas Pressure Values

AUTOMATISCHE HERCALIBRATIE VAN DE LUCHTDRUK

Er is een mogelijkheid aan de MK6 Evolution toegevoegd om de luchtdrukken (tijdens voorspoelen en


elk punt tijdens moduleren wat is opgeslagen) te hercalibreren zonder een nieuwe inbedrijfstelling te
doen.
Om deze faciliteit van het systeem te gebruiken moet de M.M. al inbedrijfgesteld zijn. Optie/parameter
#150 moet op 7 en optie/parameter #147 op 0 worden ingesteld en dan moet op ENTER gedrukt
worden zodat er geen luchtdrukstoringen kunnen optreden als het systeem werkt.
Start de brander normaal op. Als de brander eenmaal op vrijgave regeling is zal hij naar de maximale
vlam gaan en de luchtdruk op dat punt opslaan. Hierna zal hij alle inbedrijfgestelde interposities
langsgaan en de luchtdrukken weer opnieuw opslaan. Als laatste doet hij de startpositie en als die
gedaan is zal de M.M. in storing gaan MM ERROR AIR RECOMMISSION. Dit is om de monteur te
attenderen dat hij de opties/parameters #150 en #147 weer terug moet zetten tot de normale
waarden. De storing moet worden gereset en optie #150 moet weer op 0 gezet worden en optie #147
moet weer op de aangewezen waarde gezet worden.

2.14.18.2

AUTOMATISCHE HERCALIBRATIE VAN DE GASDRUK

Er is een mogelijkheid aan de MK6 Evolution toegevoegd om de luchtdrukken (tijdens de lektest en


elk punt tijdens moduleren wat is opgeslagen) te hercalibreren zonder een nieuwe inbedrijfstelling te
doen.
Om deze faciliteit van het systeem te gebruiken moet de M.M. al inbedrijfgesteld zijn. Optie/parameter
#150 moet op 8 en optie/parameter #136 en #137 op 0 worden ingesteld en dan moet op ENTER
gedrukt worden zodat er geen gasdrukstoringen kunnen optreden als het systeem werkt.
Start de brander normaal op. Allereerst legt hij de nieuwe drukken tijdens de lektest vast en als de
brander eenmaal op vrijgave regeling is zal hij naar de maximale vlam gaan en de gasdruk op dat
punt opslaan. Hierna zal hij alle inbedrijfgestelde interposities langsgaan en de luchtdrukken weer
opnieuw opslaan. Als laatste doet hij de startpositie en als die gedaan is zal de M.M. in storing gaan
MM ERROR GAS RECOMMISSION. Dit is om de monteur te attenderen dat hij de opties/parameters
#150, #136 en #137 weer terug moet zetten tot de normale waarden. De storing moet worden gereset
en optie #150 moet weer op 0 gezet worden en optie #136 en #137 moet weer op de aangewezen
waarde gezet worden.

DE MONTEUR MOET NU DE INSTALLATIE CONTROLEREN


OP JUISTE WERKING.
Controleer de inbedrijfgestelde gasdrukwaarde tijdens de lektest. Als de brander werkt, controleer de
vastgelegde gasdrukken voor elk inbedrijfgesteld punt, dit kan worden bereikt door de M.M. op hand
te zetten.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.18

Mk6 Evolution
Micro Modulation

2.14.19

Flame Detection Using External Flame Switch

VLAMBEVEILIGING MET EEN VLAMRELAIS

Om het systeeem te configureren met een vlamrelais moet je optie/parameter 122 op 1 zetten.
De werking van de klemmen #85 en #86 werken dan als volgt:
Als het vlamrelais geen vlam detecteerd moet de spanning op klem #85 0Vac zijn.
Als het vlamrelais een vlam detecteerd moet er een voedingsspanning (115/230Vac) op klem #85
komen.
Klem 85 is de functionele ingang voor het detecteren van de vlam.
Klem 86 heeft alleen als doel dat klem #85 en het vlamrelais correct werkt. Klem #86 moet worden
gezien als het omgekeerde van klem #85.
Als klem #85 0Vac heeft, moet klem #86 een voedingsspanning hebben.
Als klem #85 een voedingsspanning heeft moet klem #86 0Vac zijn.
Als klem #86 niet het omgekeerde doet van klem #85 zal de brander op storing gaan met de
melding terminal #86 inverse.

Vlamrelaisconfiguratie
In de M.M. zit een vertraging van 250 ms op de controle van klem #85. Om zeker te stellen dat de
1 seconde sluittijd wordt gehaald is het essentieel dat de reactietijd van het vlamrelais niet meer
dan 750ms bedraagt.
Vlamrelais beschikken meestal over een voltvrij wisselcontact om de vlamstatus aan te geven. Ook
zou het kunnen dat het vlamrelais een paar omgekeerde uitgangen heeft. Als het vlamrelais alleen
maar een enkel contact heeft is het nodig om een extra relais te plaatsen tussen het vlamrelais en
de M.M. om het voltvrije contact te leveren.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.19

Mk6 Evolution
Micro Modulation

2.14.20

On-line Changes

ON-LINE WIJZIGINGEN

In de MK6 M.M. Evolution bestaat de mogelijkheid om bepaalde wijzigingen door te voeren als de
brander in bedrijf is. De verschillende wijzigingsmogelijkheden staan hier onder vermeld:
1.
2.
3.
4.
5.

Vergrendelen van de setpoint en verlaagde setpoint.


Wijzigen van opties.
Wijzigen van parameters.
Wijzigen van de tijdklokinstellingen.
Wijzigen van de labels per kanaal.

Om on-line wijzigingen te maken:


12
12

1.

Het is belangrijk om eerst naar het


123
123

2.

Druk op de

DISPLAY
STATUS

M.M. scherm te gaan.

toets en houd die voor 5 seconden ingedrukt, het wachtwoordscherm

zal worden getoont. Indien dit niet wordt getoont, herhaal stap 1 en 2.
3.

Gebruik de CH1 en CH2

toetsen om het wachtwoord in te geven, druk op

CLOSE

Als het wachtwoord fout is zal de M.M. de gebruiker niet toestaan om verder te gaan.
4.

Als het wachtwoord correct is ingevoerd zal het SELECT FUNCTION scherm verschijnen.
Gebruik de CH1

toetsen om door de verschillende mogelijkheden te scrollen.


ENTER

Als de gewenste mogelijkheid wordt weergegeven, druk op

om deze te selecteren.

MEMORY

Note: Er kan op elk moment op de

RUN

toets gedrukt worden om terug te keren

naar normale werking . De wijziging wordt alleen geaccepteerd als op de


toets is gedrukt.

ENTER
MEMORY

Lock-Unlock Required Setpoint en Reduced Setpoint


Als op de

ENTER
MEMORY

toets wordt gedrukt als LOCK REQUIRED VALUE wordt weergegeven is het

mogelijk om het setpoint en verlaagde setpoint te vergrendelen. Gebruik de CH1


setpoint te vergrendelen en gebruik de CH1
instelling vast te leggen druk op de

ENTER

toets om het

toets om de setpoints vrij te geven. Om deze


toets. Het SELECT FUNCTION scherm wordt nu

MEMORY

weergegeven. Het is nu mogelijk om op de toets

RUN

te drukken en terug te keren naar

de normale functie, of om nog meer on-line wijzigingen te maken door vanaf stap 4 te herhalen.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.20.1

Mk6 Evolution
Micro Modulation

On-line Changes

Opties
Als op de

ENTER
MEMORY

toets wordt gedrukt als SET OPTIONS wordt weergegeven dan kom je

terecht in de opties en heb je de mogelijkheid om verschillende niet veiligheidsrelevante opties


online te wijzigen (terwijl de brander in RUN modes is, brander aan/uit). Refereer aan sectie
2.14.2.4 voor de instructies hoe de opties te wijzigen, druk op de

ENTER
MEMORY

toets om de wijzigingen

permanent te maken. Het SELECT FUNCTION scherm wordt nu weer weergegeven. Het is nu
RUN

mogelijk om op de

toets te drukken om terug te keren naar de normale functie, of om nog

meer on-line wijzigingen te maken door vanaf stap 4 te herhalen.


Note: Bepaalde opties zullen niet bereikbaar zijn als de brander in bedrijf is. Deze opties zijn alle
branderautomaatopties (opties #110-150), aantal servomotoren optie #8, E.G.A. optie #12,
frequentieregelaar opties #90-100.
Parameters
Als op de

ENTER
MEMORY

toets wordt gedrukt als SET PARAMETERS wordt weergegeven dan kom je

terecht in de parameters en heb je de mogelijkheid om verschillende niet veiligheidsrelevante opties


online te wijzigen (terwijl de brander in RUN modes is, brander aan/uit). Refereer
aan sectie 2.14.2.4 voor de instructies hoe de opties te wijzigen, druk op de

ENTER
MEMORY

toets om de

wijzigingen permanent te maken. Het SELECT FUNCTION scherm wordt nu weer weergegeven.
Het is nu mogelijk om op de

RUN

toets te drukken om terug te keren naar de normale functie,

of om nog meer on-line wijzigingen te maken door vanaf stap 4 te herhalen.


Note: Bepaalde opties zullen niet bereikbaar zijn als de brander in bedrijf is. Deze opties zijn alle
branderautomaatopties (opties #110-150), aantal servomotoren optie #8, E.G.A. optie #12,
frequentieregelaar opties #90-100.
Time Clock Facility
Als op de

ENTER
MEMORY

toets wordt gedrukt als TIME CLOCK wordt weergegeven dan kom je terecht

in het TIME CLOCK scherm en heb je de mogelijkheid om wijzigingen te maken in de tijden van
de tijdklok. Refereer aan sectie 2.14.16 voor instructies hoe de tijdklok te wijzigen. Druk op
de toets om de wijzigingen permanent te maken. Het SELECT FUNCTION scherm wordt nu
weer weergegeven. Het is nu mogelijk om op de

RUN

ENTER
MEMORY

toets te drukken om terug te keren naar

de normale functie, of om nog meer on-line wijzigingen te maken door vanaf stap 4 te herhalen.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section 2.14.20.2

Mk6 Evolution
Micro Modulation
Wijzigen van de kanaalnamen
Als op de

ENTER
MEMORY

toets wordt gedrukt als CHANNEL LABELS wordt weergegeven dan kom je

terecht in het M.M. STATUS scherm en heb je de mogelijkheid om wijzigingen te maken in de


namen van de kanalen.
Om de naam van CH1 te wijzigen, gebruik de CH1

toetsen

Om de naam van CH2 te wijzigen, gebruik de CH2

toetsen

Om de naam van CH3 te wijzigen, gebruik de CH3

toetsen

Om de naam van CH4 te wijzigen, gebruik de CH4

toetsen

Om de naam van CH5 te wijzigen, gebruik de CH5

toetsen

Om de naam van CH6 te wijzigen, gebruik de CH6

toetsen

De mogelijke benamingen voor elk kanaal zijn:


Blank/CH 1/CH 2/ CH 3/ CH 4/ CH 5/ CH 6/FUEL/GAS/OIL/AIR/FGR/P-AIR/S-AIR/T-AIR/ID
FAN/FD FAN/STEAM/VFD/BLOWER/SLEEVE/HEAD/INLET/OUTLET

Druk op de

ENTER
MEMORY

toets om de wijzigingen permanent te maken. Het CHANNEL LABELS

scherm wordt nu weer weergegeven. Het is nu mogelijk om op de

RUN

toets te drukken om

terug te keren naar de normale functie, of om nog meer on-line wijzigingen te maken door vanaf
stap 4 te herhalen.

Issue: 22.9.2005

Autoflame Technical Manual

Section

Anda mungkin juga menyukai