1. Inleiding
De scholieren gingen het gesprek aan met Dhr. Dirk De Cock, lid van de Commissie
Onderwijs. Hij heeft samen met Maarten Mommaerts, beleidsmedewerker bij VSK,
de workshop geleid. Ellen Van Overmeire vertegenwoordigde de AV van VSK.
2. De opdracht
1
2
3. Verslag
3.1. Inleiding
Dirk De Cock legt uit wat de Commissie Onderwijs doet, hoe ze werken. Hij vertelt
hoe de minister door de parlementsleden ondervraagd worden: in het parlement zijn
de parlementsleden baas, de minister wordt aan de tand gevoeld. Maarten
Mommaerts legt uit hoe VSK aan beleidsparticipatie doet.
In hoeverre is de commissie al met het thema kennis en vaardigheden bezig
geweest? Vroeger (tot eind jaren 70) was het onderwijs ex cathedra: de leraar
vooraan in de klas, de leerlingen papegaaiden. Nu is daar verandering in gekomen,
de leerlingen mogen zich in hun eigen woorden uitdrukken, er is meer creativiteit
bijgekomen. De leerlingen leren ook talen spreken en begrijpen, meer dan enkel de
theorie. Eind jaren 80 begin jaren 90, en in ’94 officieel, is er een percentage aan die
verhouding kennis/vaardigheden toegekend: 60% vaardigheden en 40% kennis. Nu
is er een beweging van leerkrachten o.l.v. meneer Hullebus die het percentage
aanklaagt: we moeten terug naar meer kennisoverdracht gaan. Daar zal de discussie
over gaan. De discussie heeft zich ook al in de commissie voorgedaan.
3.2. Vragenrondje
2
3
3.2. Discussie
3.2.1. Vraag 1
Hoor je wel eens dat de jeugd van tegenwoordig niets meer weet, en vind je dat dan
ook erg?
- Het is niet zozeer dat de jeugd van tegenwoordig minder weet, ze weten nu
gewoon andere dingen: “als volwassen dat (de jeugd weet minder) zeggen,
dan gaat het over wat ze weten: de jeugd leert niet meer hetzelfde. Er zijn
dingen die volwassen vroeger leerden en de jeugd nu niet meer leert, maar
er zijn andere dingen die de jeugd nu wel weet, zoals kennis over
computers”. Er zullen dingen zijn die zij vroeger leerden en wij nu niet
meer, en ook omgekeerd.
- Wat meisjes nu leren is ook anders dan vroeger: toen kregen ze een
algemene kennis mee die ze nodig hadden voor het huishouden, nu leren
ze verschillende vakken, afhankelijk van de richting die ze kiezen.
- “Enerzijds kan je een richting kiezen, anderzijds zijn er dingen die iedereen
moet kennen. Als volwassenen zeggen dat de jeugd van tegenwoordig
niets meer kent, dan doelen ze daar op. Zoals bepaalde feiten uit de
geschiedenis. Ik vind het voor mij belangrijk dat ik dat weet, maar hoe
belangrijk is het echt?” Het gemeenschappelijk curriculum, een basis van
kennis die iedereen zou moeten meekrijgen, lost dat probleem grotendeels
op.
- “We kunnen toch niet ‘niets weten’, want we weten toch alles wat we leren
op school?”
- Volgens Dirk De Cock is dit een moeilijke discussie, want de jongeren
vandaag zijn de eerste generatie die over een bepaald onderwerp
3
4
Vraag 1: Besluit
- De ‘jeugd van tegenwoordig’ leert andere dingen dan vroeger: het
onderwijs van meisjes beperkt zich niet meer tot huishoudkundige vakken.
Bovendien weten leerlingen vandaag ook dingen die volwassenen niet
kennen, over ICT en multimedia bijvoorbeeld. Er zijn dingen die leerlingen
vroeger wel leerden en nu niet meer, maar dat geldt andersom ook zo.
4
5
- Wanneer gezegd wordt dat de jeugd niets meer weet, dan gaat het over
een brede basiskennis die los staat van een specifieke studierichting. Maar
het gemeenschappelijk curriculum waarborgt dat scholieren die algemene
brede basis toch nog meekrijgen.
- De praktische vaardigheden die BSO en TSO leerlingen leren, worden
onderschat
- Kennis is de laatste jaren enorm uitgebreid, de manier van onderrichten is
in functie daarvan herdacht: we kunnen niet meer alles leren, hoe moeten
we de lessen dan verdelen tussen kennis en vaardigheden om toch zo veel
mogelijk mee te krijgen?
3.2.2. Stelling 1
Het is belangrijker om een aantal betekenisvolle data uit de geschiedenis van buiten
te kennen dan te leren hoe je ze snel kan opzoeken op het internet
5
6
6
7
onderwerp tien pagina’s op Wikipedia, dan weet je helemaal nog niet welke
verbanden er allemaal bestaan.
- Nieuwe werkvormen als begeleid zelfstandig leren maken het de leerlingen
mogelijk om dingen te leren door ze zelf op te zoeken, maar onder
begeleiding van een leerkracht, die al de nodige kennis heeft en de
leerlingen kan helpen, bijsturen en aanvullen.
- Leerlingen uit Nederland moeten veel ‘begeleid zelfstandig werken’, het
speelt een grote rol in hun systeem. “Maar die begeleiding blijkt niet altijd
goed te zijn. Bovendien vertrekken de leerlingen vooral vanuit
vaardigheden. Dat beschouw ik toch wel als een groot gevaar, dat die
kennis dan gaat wegvallen en dat die vaardigheden te veel gaan innemen.
Zij vinden het een droom hoe wij les krijgen: iemand die gewoon voor de
klas staat en zegt wat er moet gebeuren. Gewoon les, dat vinden ze zalig.”
- Dirk De Cock legt uit wat hij bedoelt met ‘vaardigheden binnen
brengen binnen kennis’. Hij geeft als voorbeeld zijn lessen Duits,
waar de leerlingen veel leerden, ook grammatica, woordenschat en
literatuur, door te werken rond Duitse steden en te communiceren
met toeristische diensten. Er is veel meer mogelijk dan wat we nu
krijgen.
- Het is ook heel belangrijk om de praktijk te gebruiken in de lessen om het
interessant te houden, want vaak zitten leerlingen half te slapen in de klas.
Beter dan altijd gewone oefeningen te maken zouden de leerlingen de stof
kunnen omzetten in de praktijk. Zo kunnen ze hun kennis dan echt
gebruiken.
- Dirk De Cock legt de link met het comprehensief onderwijs: één
algemene richting voor alle scholieren tussen 12 en 14 jaar. Dan leert
iedereen van alles al wat, om dan nadien (beter) te kunnen kiezen. Hij
verwijst naar prof. Nicaise, die stelt dat comprehensief onderwijs de
sociale gelijkheid zou bevorderen.
- Statistische cijfers wijzen uit dat er een positief verband is tussen een
studiekeuze op latere leeftijd en succes van het onderwijs (leerlingen falen
minder, haken minder snel af)
7
8
- Het is beter dat iedereen gewoon voor zichzelf kiest wat hem het meest
interesseert na het zesde studiejaar. Die naar het ASO gaan kiezen voor
veel theorie, die naar het BSO gaan verkiezen waarschijnlijk de praktijk.
- Het probleem daarbij is dat je na het zesde studiejaar nog niet genoeg van
alles hebt kunnen proeven om al een goede keuze te maken
- Er is een gulden middenweg: tien uur keuzevakken en de rest van de
vakken gemeenschappelijk geven.
- Een gemeenschappelijke periode waarin alle leerlingen dezelfde vakken
krijgen is er in het basisonderwijs, en daar gaat het voor sommigen al te
snel en voor anderen te traag. Het is goed dat de leerlingen na het zesde
hun eigen keuze kunnen maken en zichzelf kunnen ontwikkelen. Niet
iedereen wíl Latijn leren, als je de leerlingen gaat dwingen dan kan dat
leiden tot schoolmoeheid.
Stelling 1: Besluit
8
9
3.2.3. Stelling 2
- Er zijn praktische dingen zoals het aansluiten van een stopcontact, die je
heel gemakkelijk kan leren, maar toch leer je ze nooit in het ASO
- Het onderscheid moet niet zozeer gemaakt worden tussen de verschillende
vakken van het ASO, BSO en TS0. Wel moeten we kijken naar de waarop
iets in de les wordt aangebracht.
- Je moet de verhouding kennis/vaardigheden in de eerste plaats vak per
vak bekijken. Bij talen bijvoorbeeld is het onmogelijk om eerst
vaardigheden te oefenen en dan kennis aan te leren
- De term ASO stelt het al duidelijk: het gaat om algemeen secundair
onderwijs. Het is onmogelijk om alles te leren, we moeten wel proberen de
opvoeding zo algemeen mogelijk te maken. We kunnen pas vaardigheden
aanleren wanneer we al de nodige kennis hebben opgebouwd. “Ik denk
dus dat, in het ASO, kennis noodzakelijkerwijs de bovenhand heeft. Is dat
goed? Ik ga er mee akkoord, zo zal ik het zeggen. We gaan wel dingen
onthouden van vaardigheidsoefeningen, maar de grammatica moet toch
nog altijd ingestudeerd worden”.
9
10
10
11
- Het is spijtig dat de leerlingen van het BSO geen examens krijgen: zij
hebben dan ook niet de kans om de kennis goed in te studeren zoals in het
ASO.
- De praktijk die leerlingen uit het BSO en TSO krijgen bereid hen meer voor
op het werk dat ze willen doen: een leerling uit het ASO kan bijvoorbeeld
ook verpleegkunde doen, maar zal op sociaal vlak niet zo goed voorbereid
zijn dan een leerling uit STW (Sociaal Technische Wetenschappen).
- Als je kiest voor een ASO-richting, bijvoorbeeld Latijnse, dan kies je er voor
om meer kennis en minder vaardigheden te krijgen.
11
12
12
13
- Dirk De Cock is het eens dat we de juiste mix moeten vinden tussen
kennis en vaardigheden. Ze zijn beiden belangrijk, leerlingen moeten
van beiden hun deel meekrijgen. Het is ook zo dat het ASO op zich
niet bedoeld is om voor te bereiden op het hoger. Het is belangrijk dat
leerlingen zich goed voelen in hun richting, wat ze ook doen.
“Daarnaast hebben leerlingen het recht om, wat ze krijgen, ook op
een manier te krijgen zodanig dat ze het graag krijgen. De meest saaie
les kan je tof geven, ik ben daar van overtuigd.” Leerlingen kunnen
daarbij ook een inbreng hebben, het behoort tot hun takenpakket om
dat te doen.
- De leerkrachten moeten er ook zin in hebben, ze moeten er werk van
maken, maar het heeft wel effect?
- Er zijn leerkrachten die dat niet willen: ze willen gewoon les geven en
blijven in hun lokaal. Hij is niet bereid om eens iets anders te doen, ook al
doen de leerlingen een voorstel.
- Dirk De Cock drukt daarbij de hoop uit dat er in iedere school een
gezonde mix van leerkrachten aanwezig is
- “Als we willen dat de leerkrachten meer kennis in de praktijk toepassen,
dan moeten we gewoon meer tijd op school doorbrengen. Zo hebben we
ook meer mogelijkheden.”
(Over brede scholen)
- Dirk De Cock koppelt de discussie ten slotte nog aan het concept van
de brede school. Er zijn onderhandelingen bezig om met de scholen
veel breder, maatschappij gerichter te gaan. “Andere leraren in de
klas te krijgen dan alleen maar de leraar geschiedenis, in de klas
krijgen wat er rondom ons leeft. Ook dat is heel belangrijk om
ervaringen op te doen.” Een goed voorbeeld is een klas uitstap naar
het Vredegerecht wanneer het leerplan zegt dat de leerlingen de taal
van justitie moeten leren.
- Mensen uit de omgeving in de klas brengen, dat is ook toepasbaar op de
actualiteit. “Onze leraar economie is eigenlijk constant aan het praten over
de actua, over wat er gebeurt, en dat is eigenlijk heel toepasbaar op de
dagdagelijkse economie. Op die manier is het veel leuker en interessanter
13
14
Stelling 2: Besluit
- Het is niet de eerste functie van het ASO om leerlingen klaar te stomen
voor het hoger onderwijs, al hoort dat er een beetje bij. Maar voor zover het
ASO en TSO een voorbereiding zijn op het hoger onderwijs, gebeurt die
voorbereiding meer in het ASO. Daarom is het ASO ook meer
kennisgericht. Daarmee is niet gezegd dat niet-ASO leerlingen niet kunnen
doorstromen naar het hoger onderwijs. BSO-leerlingen worden meer
voorbereid op een toekomstig beroep, hun opleiding is dus het meest
gericht op vaardigheden.
14
15
15
16
16