Jens Martens
Jonas De Cauwer
Arthur Adam
Prof. Dr. ir. Stijn Vanhulle
Auteursrecht
De auteurs en de promotoren geven de toelating deze publicering voor consultatie beschikbaar te
stellen en delen ervan te kopiren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de
beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met de verplichting uitdrukkelijk de bron te
vermelden bij het aanhalen van de resultaten uit deze publicering.
Plaats, datum
De auteurs,
Naam
De promotor,
De tutor,
Naam
Naam
Woord vooraf
Inhoudsopgave
Auteursrecht............................................................................................................................................ 2
Woord vooraf .......................................................................................................................................... 3
Lijst met symbolen en afkortingen .......................................................................................................... 5
Samenvatting........................................................................................................................................... 6
Inleiding ................................................................................................................................................... 7
Literatuurstudie ....................................................................................................................................... 8
Kleinschalige waterzuiveringsinstallaties ............................................................................................. 10
Individuele behandelingsinstallaties van afvalwater ............................................................................ 10
1. Voorbehandeling ........................................................................................................................... 11
1.1 Roosters en zeven ................................................................................................................... 11
1.2 Voorbezinkers .......................................................................................................................... 12
2. Hoofdzuivering of biologische zuivering ....................................................................................... 14
2.1 Extensief systeem of plantensysteem ..................................................................................... 14
2.2 Mechanisch systeem of compactsysteem ............................................................................... 20
3. Nabehandeling .............................................................................................................................. 24
3.1 Nabezinktank ........................................................................................................................... 24
3.2 Naklaringsvijver ....................................................................................................................... 24
Materiaal en methoden ........................................................................................................................ 25
Resultaten en discussie ......................................................................................................................... 26
Besluit .................................................................................................................................................... 27
Referenties ............................................................................................................................................ 28
Samenvatting
Inleiding
Literatuurstudie
Het waterbeleid heeft nood aan duurzaamheid als gevolg van het toenemend contaminatieniveau en
tekorten aan water. Om de populatie die geen toegang heeft tot proper water of eigen sanitaire
voorzieningen te reduceren is decentralisatie een mogelijke manier om deze problemen te
bestrijden. Ook draagt decentralisatie bij tot de groeiende efficintie van afvalwaterbehandeling en
het hergebruik van behandeld afvalwater. Centralisatie in de stedelijke context is de norm in
ontwikkelde landen, terwijl in de ontwikkelingslanden het omgekeerde geldt. De vraag in de
ontwikkelingslanden is te kiezen voor een gecentraliseerd of gedecentraliseerd systeem. In de
praktijk wordt de vereiste kwaliteit van behandeld afvalwater ook bereikt door het gedecentraliseerd
systeem. Uit de praktijk blijkt dat een gedecentraliseerd systeem toegevoegde waarde geeft aan het
behandeld afvalwater, meer bepaald de mogelijkheid tot minimaliseren van de potentile residuele
effluent contaminatie evenals de mogelijkheid tot minimaliseren van de verstoring van het
ecosysteem door verwijderen van micro-polluenten. Er is echter geen reden om te kiezen voor
centralisatie of decentralisatie buiten het feit dat de grootste kosten voor centralisatie het
collectiesysteem is. Voor decentralisatie is het de behandelingstechnologie zelf (Libralato et al. 2012).
Voor de zuivering van afvalwater zijn er 3 verschillende mogelijke systemen, weergegeven in Figuur 1
(Geerts, 2006).
Huizen die niet aangesloten zijn op het rioleringsstelsel en bij deze gelegen zijn in het buitengebied,
zijn in Belgi verplicht zelf in te staan voor de zuivering van hun afvalwater. Om te weten te komen of
een gebouw aan het rioleringsnetwerk aangesloten is of niet, dient zich gebaseerd te worden op de
onlangs vernieuwde zoneringsplannen (2005). In deze zoneringszones wordt eerst en vooral een
onderscheid gemaakt tussen een gebied waar het water reeds gezuiverd wordt in een centrale
rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) (zone 1: Centraal gebied) en een gebied waar dit nog niet
(lang) het geval is (zone 2-4). De zoneringsplannen worden elke zes jaar volledig herzien en ieder jaar
geactualiseerd.
Zone 4 wordt de zone van individueel te optimaliseren buitengebied genoemd. Deze zone is rood
gekleurd op het zoneringsplan zoals in Figuur 2. In deze zone is er geen riolering voorzien, ook in de
toekomst niet. Het afvalwater in deze zones moet dus individueel gezuiverd worden. Indien bepaalde
woningen al voorzien zijn van een individuele waterzuivering, wordt de zone rood gearceerd (VMM
online, 2016).
In Figuur 3 wordt een kort overzicht gegeven van de vier zones op een zoneringsplan (VMM, 2012).
Wanneer gesproken wordt over waterzuivering in het buitengebied, wordt een onderscheid gemaakt
tussen Individuele Behandelingsinstallatie voor Afvalwater (IBA) en Kleinschalige
Waterzuiveringsinstallaties (KWZI) op basis van inwonersequivalenten. Ook de proceskeuze van de
installatie is afhankelijk van het aantal inwonersequivalenten afvalwater (Aquafin online, 2016). De
mate waarin water verontreinigd is, wordt uitgedrukt met het begrip inwonersequivalent (IE). IE
komt overeen met de vuilvracht die gemiddeld door 1 inwoner per dag wordt geproduceerd. Voor 1
IE wordt officieel gerekend op een debiet van 150 liter per dag voor stedelijk afvalwater met een
belasting van (per dag) 90g zwevende stoffen, 135g COD, 54g BOD, 10g stikstof (N) en 2g fosfor (P)
(Vlaanderen online, 2016). Deze waarde ligt hoger dan de hoeveelheid water die de Vlaming dagelijks
gebruikt (120 liter), omdat ook rekening gehouden wordt met het sanitaire afvalwater van scholen,
ziekenhuizen, KMOs,...
Er wordt gesproken over een IBA indien het afvalwater een inwonersequivalent heeft van kleiner dan
20-30 i.e. Indien het inwonersequivalent kleiner is dan 500 i.e., is er sprake van KWZIs (Geerts,
2006).
Kleinschalige waterzuiveringsinstallaties
Kleinschalige waterzuiveringsinstallaties zijn ten zeerste geschikt voor het zuiveren van het stedelijk
afvalwater. Stedelijk afvalwater bevat afvalwater van bedrijven en huizen maar, bevat ook afgevloeid
hemelwater. Doordat deze zuiveringen zeer compact kunnen worden gemaakt, is het mogelijk om ze
te plaatsen bij een wijk of bedrijf dat niet aangesloten is op het rioleringsnetwerk. Het
zuiveringsproces bestaat uit drie fases: de voorbehandeling, de zuivering en de nazuivering.
CE staat voor Conformit Europenne, wat betekent: In overeenstemming met de Europese regelgeving.
Deze regelgeving is sinds 1993 van kracht en moet door de fabrikant worden aangebracht op het product
(.be online, 2016).
10
Het zuiveringsproces gebeurt net als bij KWZIs in drie stappen, namelijk de voorbehandeling, de
biologische zuivering en de nabehandeling.
Als voorbehandeling wordt hoofdzakelijk berust op het bezinkingsprincipe. Vaak wordt bij een IBAsysteem dan gebruik gemaakt van een septische put. Er zijn verschillende mogelijkheden voor de
biologische zuivering of hoofdzuivering (VMM, 2012). Bij de systemen voor biologische zuivering,
wordt een onderscheid gemaakt tussen extensieve systemen en compactsystemen.
1. Voorbehandeling
De voorbehandeling zal alle zwevende en bezinkbare deeltjes uit het water verwijderen. Deze stap
kan achterwege gelaten worden indien alle huizen en inrichtingen die aangesloten zijn, beschikken
over een eigen septische put of individuele voorbehandelingsinstallatie. Deze verontreinigingen
worden verwijderd, omdat deze de later volgende biologische zuivering zou kunnen verstoren. In
deze categorie onderscheiden we twee verschillende types, namelijk de voorbezinkers en de
roosters.
een zeef bestaat uit een geperforeerde metalen plaat waar het afvalwater langs stroomt
(parallelstroom);
een rooster bestaat uit verticale staven waar het afvalwater doorheen stroomt
(dwarsstroom).
Een rooster wordt vaak toegepast voor de grove afscheiding en/of grotere hoeveelheden afvalwater.
De grove bestanddelen worden achtergehouden door de staven met 15-40 mm maaswijdte. Om
verstopping te voorkomen wordt het rooster periodiek gereinigd. Dit kan manueel of machinaal met
behulp van een hark die het rooster afgeschraapt. Een speciaal type rooster is het snijrooster. Hierbij
wordt de vervuiling die doorheen de zeef gaat onderwater verder fijngesneden. Dit resulteert
meestal in een verhoging van de organische belasting. Meerdere uitvoeringsvormen van roosters zijn
beschikbaar, bv. roosters met een kleinere doorlaat (vanaf 0,5 mm) of zelfreinigende systemen.
Binnen het gamma aan zeven zijn verschillende types beschikbaar, afhankelijk van de maaswijdte.
Deze varieert van 2,5 mm tot 50 m.
Een zeefbocht is een licht kromgebogen geperforeerde metalen plaat, waardoor bij
voldoende helling, de afgescheiden deeltjes vanzelf omlaag glijden in een opvangbak.
Een trommelzeef bestaat uit een roterende trommel van geperforeerd metaal, waarbij het
afvalwater aan het ene uiteinde de trommel ingaat. Het water valt door de trommel naar
beneden en de vaste deeltjes worden naar het andere uiteinde getransporteerd, waar ze in
een opvangbak verzameld worden.
Een trilzeef bestaat uit een (vaak) horizontaal geperforeerde metalen plaat, die heen en weer
beweegt. Het water valt door de plaat heen en de vaste deeltjes worden door de trillende
beweging naar een ander uiteinde getransporteerd. De trilzeef kan op verschillende
11
1.2 Voorbezinkers
In een voorbezinktank (figuur 1) worden zoveel mogelijk bezinkbare stoffen uit het afvalwater
verwijderd. Deeltjes, met een dichtheid groter dan dat van water, zullen onder invloed van de
zwaartekracht naar de bodem van de tank bewegen. In tegenstelling tot een septische tank is het
niet de bedoeling een anaerobe zuivering te verkrijgen. (VMM, 2002)
Afhankelijk van de grootte, kan deze dienen als bekken. De voorbezinker zal namelijk zorgen dat een
constant debiet de volgende reactor zal bereiken. Zo wordt de invloed van piekstromen vermeden.
1.2.1 Septische tank
Een septische tank is een ondergrondse installatie die vaak gebruikt wordt als voorbezinker omwille
van het beperkt zuiverend vermogen (figuur 2). Het is een techniek goedkoop in gebruik en vergt
weinig onderhoud. Het zuiveringsproces bestaat uit drie onderdelen nl. het afscheiden van
bezinkbare verontreinigingen, het afscheiden van drijvende verontreinigingen (olin en vetten) en
een anarobe afbraak van organisch materiaal. Deze processen zijn sterk afhankelijk van de
verblijftijd van het afvalwater in de tank. Een langere verblijftijd zorgt voor een betere zuivering.
Vanwege deze tijdsafhankelijkheid, is het noodzakelijk dat het volume van de tank voldoende is om
een ideale zuivering te verkrijgen. Om het volume te bepalen wordt er uitgegaan van een verblijftijd
van drie dagen.
In het eerste compartiment worden de bezinkbare delen afgescheiden. Deze vormen een sliblaag van
organisch materiaal dat vervolgens een anarobe vergisting ondergaat, waarbij CO2, CH4 en H2S
geproduceerd wordt. Deze vergisting verloopt via een aantal stappen (Stowa, 2004).
Eerst vindt de hydrolyse plaats, waarbij organisch materiaal wordt afgebroken tot monomere of
dimere componenten. Deze componenten ondergaan vervolgens een acidogenese, waarbij ze
gefermenteerd worden tot korte vetzuurketens, alcohol en NH3. De acetogenese vormt de korte
vetzuurketens om tot azijnzuur, H2 en CO2. Uiteindelijk zorgt de methanogenes ervoor dat deze
omgevormd worden tot CH4 en CO2. Vanwege de productie van deze gassen is een
luchtafzuigingssysteem noodzakelijk. Het zijn ook deze gassen die geurhinder kunnen leveren. De
12
vetten en drijvende verontreinigingen worden vervolgens ook verwijderd. Een septische tank heeft
een periodegebonden reiniging nodig, meestal jaarlijks, om de toenemende sliblaag te beperken.
De dimensionering van een septische tank is afhankelijk van het type afvalwater en het IE. Een
septische tank die enkel gebruikt wordt om zwart water te zuiveren dient een inhoud te hebben van
300 l per IE. Vanaf 11 IE is dit 225 l/IE.
Bij installaties die zowel zwart als grijs water verwerken, geldt een minimum van 3000 l tot 5 IE.
Vanaf 5 IE is er nood aan 600 l/IE en vanaf 11 IE loopt dit op tot 450 l/IE. (Vlario, 2016)
dichtslibben te vermijden. De verschillende delen die worden gebruikt om het gas en het overtollig
schuim af te voeren, dienen dagelijks schoongemaakt te worden. Dit geldt ook voor de drijflagen. De
tank moet volledig gereinigd worden vooraleer het onderste compartiment helemaal gevuld is met
slib. Het overtollig gevormde slib kan makkelijk worden verwijderd met behulp van een pomp.
door middel van een biologische afbraak. Organische stikstof bijvoorbeeld, wordt vrij vlug
afgebroken tot ammonium. Dit is goed wateroplosbaar en kan, gebruikmakend van nitrosobacterin,
omgezet worden tot NO2-. Wat vervolgens kan omgezet worden tot NO3- door nitrobacterin. Dit
volledige proces heet de nitrificatie. Het is van groot belang dat hierbij voldoende zuurstof aanwezig
is. Ten slotte kan NO3- , in afwezigheid van zuurstof, verder reageren tot het onschadelijke N2-gas. Dit
heet de denitrificatie. Mogelijkheden van extensieve systemen zijn percolatie(riet)veld, vloeirietveld,
wortelzoneveld en kokosbiobed (Vlaanderen online, 2016).
2.1.1 Vloeirietveld
Een vloeirietveld is een uitgegraven bekken, afgesloten van de bodem met een folie. De folie is
bedekt met een laag zand, beplant met riet (Vlaanderen online, 2016).
Bij vloeivelden beweegt het afvalwater zich horizontaal bovengronds tussen de rietstengels door
figuur 7. Het riet bestaat uit vele stengels dat voor een vertraagde doorstroming van het afvalwater
zorgt. Zwaardere deeltjes zijn hierdoor in staat om te bezinken en een sliblaag te vormen. De
stengels dienen als volgt ook als drager voor micro-organismen, die instaan voor de verwijdering van
nutrinten (N,P,...). Dit systeem is makkelijk aan te leggen, maar minder efficint, zodat vrij grote
oppervlakten nodig zijn om een zekere zuiverheid te bekomen. De lagere efficintie is voornamelijk
te wijten aan het feit dat de meeste zuiveringsprocessen in de bodem voorkomen.
Het vloeirietveld wordt meestal gecombineerd met een ander systeem, waarbij het als buffer of
voorzuivering wordt gebruikt. Ondanks de lage efficintie heeft het vloeirietveld ook veel voordelen:
eenvoudig systeem, weinig controle en onderhoud nodig, lage investering, geen energieverbruik,
geen lawaaihinder, hoge levensduur en geen slibproductie. Daarnaast heeft het systeem ook een
aantal nadelen, waaronder dalende werking in de winter, relatief veel ruimte en kans op geurhinder
en ongedierte (Vlaanderen online, 2016).
2.1.2 Wortelzoneveld
Bij het wortelzoneveld doorstroomt het afvalwater horizontaal het filterbed, bestaande uit grind
(lavastenen) of zand (figuur 8). Het afvalwater is nu in staat het filterbed te doordringen, waardoor
een groter filterend oppervlak ontstaat. Bij de inlaat van het systeem moet een gelijkmatige
15
verdeling over het volledige filterbed bekomen worden om de volledige capaciteit te benutten (CIW,
2013).
De micro-organismen die instaan voor de zuivering zijn ditmaal in staat zich ook op de wortels en in
de bodem te vestigen, waardoor een betere zuivering bekomen wordt. De rietstengels zorgen hier
voor de aanvoer van zuurstof via hun wortels.
16
De weinige, maar belangrijke nadelen, zijn dat een relatief grote oppervlakte nodig is en qua aanleg
omslachtiger en soms iets duurder is. Er bestaat ook een kans tot dichtslibben van het veld bij
langdurige overbelastingen en/of onvoldoende onderhoud van de septische put (Vlaanderen online,
2016).
17
2.1.4 Kokosbiobed
In een kokosbiobed worden versneden kokosnootbasten gebruik als dragermateriaal in het
oxidatiebed. Kokosvezel is een natuurlijk materiaal dat maar heel langzaam verteert. Groot
contactoppervlak, absorptievermogen en zuurstofbergend vermogen zijn maar enkele interessante
eigenschappen hiervan als dragermateriaal voor zuiverende organismen. Net zoals bij het
percolatieveld zorgt een intermitterende pomp voor een gelijkmatige en gedoseerde bevloeiing van
het kokosbed. Onderaan wordt ook weer een drainagesysteem gebruikt voor het afvoeren van het
effluent naar een gracht, waterloop of een infiltratiesysteem (VMM, 2012).
18
Het filtermateriaal moet na 15 25 jaar vervangen worden als gevolg van het feit dat kokos verteert.
Begroeiing van verschillende soorten kruidachtige planten is mogelijk. Dit systeem is iets compacter
dan de helofytenfilter. Verder heeft het kokosbiobed dezelfde voordelen als het percolatieveld
(Vlaanderen online, 2016).
19
2.2.1 Actief-slibsysteem
Zoals hierboven reeds vermeld, wordt in een actief slibsysteem gebruik gemaakt van een intensief
beluchtingssysteem. De beluchting staat in voor de zuurstofvoorziening, maar zeker ook voor de
menging van het afvalwater. In dit systeem wordt het afvalwater vermengd met biomassa die daar
aanwezig is onder de vorm van slibvlokken. Slibvlokken zijn groepjes micro-organismen die zich
ontwikkelen in het afvalwater. Vaak worden door periodiek of plaatsgebonden te beluchten,
afwisselend aerobe en anaerobe omstandigheden gecreerd.
Een beter nitrificatie/denitrificatieproces wordt hiermee bewerkstelligd (VMM, 2012).
In de nabezinktank wordt het gezuiverde water gescheiden van het actieve slib. Een deel van het slib
wordt als retourslib opnieuw naar de beluchtingstank geleid. De hoeveelheid slib neemt toe bij het
zuiveringsproces en moet uit het systeem worden afgelaten. Op die manier wordt het slibgehalte in
de beluchtingstank op het gewenste niveau gehouden (Vlaanderen online, 2016).
Het actief-slibsysteem heeft als voordeel dat het compact is en daardoor relatief weinig grondverzet
nodig is in vergelijking met de plantensystemen. Er zijn echter ook een aantal nadelen aan dit
systeem verbonden. Het systeem is namelijk gevoelig voor piekbelastingen. Dit wordt in sommige
gevallen opgevangen door te werken met een pompput waarbij het debiet van afvalwater in het
systeem geregeld wordt. Andere nadelen zijn meer toezicht en onderhoud nodig, kans op geur en
20
Dit systeem is eveneens een slib-op-drager-systeem. In de beluchtingskamer wordt een drager met
pakkingsmateriaal in het afvalwater geplaatst en belucht. De biomassa komt voor onder twee
vormen: zwevend in vlokvorm in het afvalwater en in de vorm van een biofilm op de drager. Ook hier
wordt door periodiek of plaatsgebonden te beluchten, aerobe en anaerobe zones gecreerd. Het
dragermateriaal moet een voldoende groot specifiek oppervlak hebben als goede hechtingsplaats
voor de micro-organisme. Om verstopping te voorkomen, moet er tevens voldoende vrije ruimte in
de filter overblijvenn (VMM, 2012). Het dragermateriaal bestaat meestal uit kunststofvormen of
21
kunststofplaten. Dezelfde voor- en nadelen zijn op te merken zoals bij het actief-slibsysteem als
gevolg van de geforceerde beluchting.
2.2.3 Arobe biofilter (oxidatiebed)
Een oxidatiebed is een slib-op-drager-systeem. Als dragermateriaal kan zand, grind, klei, lava of
kunststof gebruikt worden. Een groot specifiek oppervlak is hierbij gewenst, zodat er voldoende
contact is tussen het afvalwater en de micro-organismen (Emis, 2010). De zuiveringsprocessen die
plaatsvinden zijn gelijkaardig aan deze besproken bij actief slibsystemen.
Er bestaat zowel een statische als dynamische uitvoeringsvorm van de biofilter. Het afvalwater kan
het statische dragermateriaal opwaarts of neerwaarts doorlopen. Bij een neerwaarts verloop wordt
het afvalwater gelijkmatig verdeeld boven het dragermateriaal. Het afvalwater sijpelt vervolgens
naar beneden, waar het opnieuw wordt opgevangen. Vervolgens kan het eventueel gerecirculeerd
worden. Bij het doorsijpelen wordt er lucht aangezogen dat nodig is voor de microbiologische
afbraak. Bij opwaartse systemen is het dragermateriaal ondergedompeld en wordt het afvalwater
omhoog gepompt. Hierbij is er wel een extra beluchtingssysteem noodzakelijk (Emis, 2010).
Bij de dynamische uitvoeringsvorm wordt het dragermateriaal continu geregenereerd terwijl
zuivering plaatsvindt. Het systeem hoeft dus niet stilgelegd te worden om het dragermateriaal te
regenereren, terwijl dit onvermijdbaar is bij statische systemen.
Deze slib-op-drager-systemen zijn ideaal voor afvalwaters met relatief lage concentraties. Bij
statische systemen is het aangeraden om periodegebonden te reinigen om doorbraak te vermijden.
Doorbraak zou aanleiding geven tot een sterke vermindering van de effluentkwaliteit.
2.2.4 Biorotor
Een biorotor bestaat uit een roterende as waarop schijven met een hoog specifiek oppervlak
gemonteerd zijn. Een andere mogelijke uitvoering is waarbij de rotor bestaat uit een trommel die
gevuld is met pakkingsmateriaal om het oppervlak te vergroten. In beide gevallen dient het
oppervlak zo groot mogelijk te zijn om het maximaal aantal micro organismen te kunnen huisvesten.
Door de rotor te laten draaien zal deze blootgesteld worden aan zowel het afvalwater als aan de
lucht. Door de draaiende beweging neemt de biorotor een deel van het afvalwater mee naar boven.
22
Eens in de lucht krijgen het water en de aanwezige bacterin op de rotor de noodzakelijke zuurstof
die nodig is voor de zuivering. Na een tijdje kan een deel van het bacterieel slib loskomen van het
dragermateriaal. Er is hier dus sprake van een aerobe afbraak van de verontreinigingen. Bijgevolg zal
alle COD omgezet worden naar CO2 en water.
Bij het gebruik van een biorotor is een voorbehandeling vereist. De biorotor vraagt veel onderhoud
en er dient vooral gekeken te worden naar: slijtage van de steunlager, smering van de bewegende
onderdelen, controle op de aangroei van de bacterin en of dat de rotoras gelijk belast is. (VMM,
2012)
Indien het effluent voldoet aan de VLAREM II-kwaliteitsnorm, mag het gezuiverde afvalwater
geloosd worden op het oppervlaktewater of de kunstmatige afvoerweg voor regenwater. Als er
echter geen oppervlaktewater aanwezig is in de onmiddellijke omgeving, dient het effluent via een
infiltratievoorziening naar het grondwater te worden geleid.
2.2.5 Membraanbioreactor
Een membraanbioreactor is een combinatie van een actief slibsysteem en een mebraanfiltratie. In
tegenstelling tot een actief slibsysteem wordt gebruik gemaakt van een membraan in plaats van een
bezinkingsbekken. De biologische zuivering gebeurt nog steeds op dezelfde manier, enkel de
scheidingsstap is anders. In de meeste gevallen wordt gebruik gemaakt van ultra- of
microfiltratiemembranen.
Scheiding op basis van een membraan heeft enkele voordelen ten opzichte van het conventionele
bezinkingsbekken. Een membraan bezit namelijk een grotere retentie voor zwevende stoffen,
waardoor met hogere concentraties slib gewerkt kan worden. Door het gebruik van hogere
concentraties gebeurt de biologische afbraak ook sneller. De effluentkwaliteit neemt ook aanzienlijk
toe, zo zelfs dat extra zuivering vaak niet meer nodig is.
Door het hoge slibgebruik is de zuurstofvraag uitermate hoog, dit vergt een efficint
beluchtingssysteem (Emis, 2010).
23
3. Nabehandeling
3.1 Nabezinktank
Een nabezinktank is vooral bij systemen die gebruik maken van actief slib een belangrijke
nabehandelingstechniek. Het gezuiverde water doorstroomt langzaam het bezinkingsbekken.
Deeltjes met een grotere dichtheid zinken naar de bodem onder invloed van de zwaartekracht. De
snelheid van het water moet beperkt blijven, gezien dit anders zorgt voor opnieuw omhoog komen
van het slib. Op de bodem van de tank bevindt zich een schraper om het bezonken slib af te voeren.
Indien de bezinking traag verloopt, kan een coagulant toegevoegd worden voor een betere
vlokvorming. Een nabezinktank is een eenvoudige installatie voor de nabehandeling, maar vergt een
grote oppervlakte. (emis, 2010)
Naast een gewone nabezinktank bestaat er ook nog een lamellenbezinker. Het principe is hetzelfde
als hierboven, Het enige verschil is dat er gebruik gemaakt wordt van een reeks parallelle platen die
onder een bepaalde hoek geplaatst zijn. Deeltjes met een hogere dichtheid dan water zakken onder
invloed van de zwaartekracht. Deze deeltjes bereiken de bovenkant van de lamellen en bewegen
vervolgens langs deze lamellen naar de bodem. De bezinking gebeurt hierbij veel vlugger, waardoor
een compacter systeem mogelijk is. Met deze installatie kan dus oppervlakte bespaard worden.
3.2 Naklaringsvijver
Door een naklaringsvijver wordt een polishing van het effluent van de secundaire zuivering bekomen.
Door een verdere verwijdering van zwevende stoffen. Een naklaringsvijver wordt vooral toegepast als
nabehandeling bij beluchte lagunes. Een naklaringsvijver mag niet toegepast worden ter vervanging
van de nabezinktank voor actief slib systemen, biorotoren of oxydatiebedden. (Krachtlijnen voor een
gentegreerd rioleringsbeleid in Vlaanderen, VMM, 1996)
24
Materiaal en methoden
25
Resultaten en discussie
26
Besluit
27
Referenties
1. .BE. 2016. CE-markering [Online]. Brussel. Available:
http://www.belgium.be/nl/economie/handel_en_consumptie/producten_en_diensten/non_foo
d-producten/ce-label.
2. AQUAFIN. Hoe werkt afvalwaterzuivering [Online]. Aquafin. Available:
http://www.aquafin.be/nl/indexb.php?e=43&n=9&s=48
[Accessed 25/03/2016 2016].
3. DERDEN, A., BROECK, E. V. D., VERGAUWEN, P., VANCOLEN, D. & DIJKMANS, R. 2001. Gids
waterzuiveringstechniekn, Gent, Academia Press.
4. GEERTS, S. 2006. De economische haalbaarheid van kleinschalige afvalwaterzuivering in
Vlaanderen. Universiteit Hasselt.
5. GHYSELBRECHT, N. 2010. studie naar de behandeling van afvalwater bij horecazaken gelegen in
het buitengebied. 129.
6. HENZE, M. 2008. Biological wastewater treatment : principles, modelling and design, London,
IWA Pub.
7. LIBRALATO, G., GHIRARDINI, A. V. & AVEZZU, F. 2012. To centralise or to decentralise: An
overview of the most recent trends in wastewater treatment management. Journal of
Environmental Management, 94, 61-68.
8. OVERHEID, V. 2016. Afvalwaterzuiveringssystemen [Online]. Available:
http://lv.vlaanderen.be/nl/voorlichting-info/publicaties/praktijkgidsen/water/tegengaan-vanwaterverontreiniging-veroorzaakt-0
[Accessed 29/03 2016].
9. RYCKAERT, I. Afvalwaterzuiveringssystemen [Online]. Vlaanderen Departement Landbouw &
Visserij. Available: http://lv.vlaanderen.be/nl/voorlichtinginfo/publicaties/praktijkgidsen/water/tegengaan-van-waterverontreiniging-veroorzaakt-0
[Accessed 25/03/2016 2016].
10. STOWA 2005. anaerobic treatment of concentrated wastewater in desar concepts. 121.
11. VISSERIJ, V. D. L. Wortelzoneveld [Online]. Available: http://lv.vlaanderen.be/nl/voorlichtinginfo/publicaties/praktijkgidsen/water/tegengaan-van-waterverontreiniging-veroorzaakt-14.
12. VISSERIJ, V. D. L. 2010. Arobe biofilter (oxidatiebed) [Online]. Available:
http://lv.vlaanderen.be/nl/voorlichting-info/publicaties/praktijkgidsen/water/tegengaan-vanwaterverontreiniging-veroorzaakt-17.
28
29
30