N I E U W J A A R S B R I E F
Flaneren in 2017
Ode aan Parijs
In 2015 koos Pierre-Alexis Dumas, algemeen directeur van het modehuis
Herms als inspiratiethema: Uitnodiging tot het flaneren.
Dit werd getoond door designer Hubert Le Gall in de tentoonstelling
Wanderland in Saatchis in Londen.
In elf interactieve zalen zag men objecten uit de privverzameling van stichter
Emile Herms, samen met verschillende zaken uit een doorsnee Frans huis, in
scne gezet door tal van artiesten: geraffineerde fietsconstructies, eersteklas
reistassen, lederen laarzen, reisschrijfdozen, uurwerken, paraplus, kaartspelen,
Potische tableaus, echte rariteitenkabinetten, die eerder een intimistisch
binnenpleintje evoceerden, dan een ouderwets caf.
Voor Dumas heeft het flaneren te maken met nieuwsgierigheid, met het open
stellen van ons denken en niets zomaar aannemen. Het in vraag stellen van de
wereld rondom ons n het zoeken naar schoonheid.
Het gaat voor hem niet over nietsdoen tenzij, zo denk ik dan, op de wijze van
Yves Klein (*) maar wel over het actief zoeken naar de essentie van alles. Over
filosofie dus.
Dat klinkt wel mooi
De vraag is echter of hier niet hetzelfde geldt als voor Prada-Meinhof indertijd,
waarin Andreas Baaders hollywoodiaanse allures in de verf werden gezet,
N*A* *
http://www.dailymotion.com/video/x2hwbdv
Het knappe van dit Herms-initiatief is een zeker gevoel voor geschiedenis,
zodat dus afgestapt wordt van de neoliberale minimalisering van de
geschiedenis in functie van de toekomstige (kapitalistische) productie en
consumptie.
Bovendien trapt Herms niet in de typische valkuilen van het postmodernisme:
de geschiedenis wordt niet geroniseerd, noch wordt zij gereduceerd tot een
gedenkplaats van een of ander slachtofferschap.
Mr staat Herms toe om, zoals opperflaneur Walter Benjamin, in een
object in zijn natuurlijke omgeving de gehele context van de stad in ruimte
en tijd te lezen?
Laat Herms toe om door middel van het flaneren algemene, aan conventies
gebonden betekenissen, die iedereen aan bepaalde objecten toekent op zijn eigen
manier te vertellen?
Maakt Herms het mogelijk om niet alleen de bestaande conventies uiteen te
halen en te bekritiseren, maar ook om er eigen, nieuwe combinaties mee te
maken?
Geeft Herms met andere woorden datzelfde gevoel van TWIJFEL dat zo
typisch is voor de hasjiesj-intoxicatie??
En zo kom ik tot Walter Benjamins montage-methode, die hij toepaste in zijn
extreem onafgewerkte boek over de Parijse winkelpassages.
Hij wilde een (marxistisch) dialectisch sprookje schrijven over de stedelijke
ervaring door surrealistisch te vertellen door middel van een montage van
fragmentarische teksten. Benjamin wilde de Europese massas, die hij als
Doornroosje beschouwde, door de kus van de prins de ogen openen voor de
waarheid van hun leven onder het kapitalisme
Het na zijn zelfmoord in de Parijse Bibliothque Nationale teruggevonden
incomplete werk bedroeg ongeveer 900 paginas citaten (van schrijvers),
gegroepeerd onder kopjes en voorzien van commentaren, plus een
verscheidenheid van plannen en overzichten.
Walter Benjamin had de bedoeling, hoe utopisch ook, om zijn eigen
commentaren uiteindelijk discreet terug te trekken, opdat het achtergebleven
materiaal het volledig gewicht van de structuur zou dragen, zoals de montage-
N*A* *
methode verlangde
https://youtu.be/PRMU2Aw8DZE
Benjamin streefde met het Passagen-Werk niet naar economische geschiedschrijving (hoewel hij het wel had bedoeld als een correctie op de hele discipline
van de economische geschiedschrijving).
In zijn boek wilde Benjamin proberen de 'fantasmagorische' ervaring vast te
leggen van de Parijzenaar die langs tentoongestelde waren slentert, een
ervaring die nog navolgbaar was in zijn tijd, toen 'passages verspreid over het
grootstedelijke landschap lagen als grotten die de fossiele resten bevatten van
een verdwenen monster: de consument van het pre-imperialistische kapitalisme,
de laatste dinosaurus van Europa.' Het vernieuwende aspect van het Passagen
Werk zit in de vorm. Het is gebaseerd op het principe van montage en plaatst
tekstfragmenten uit heden en verleden naast elkaar in de verwachting dat er
vonken ontstaan en ze elkaar verlichten. Als bijvoorbeeld item 2,1 van
Convoluut L, dat verwijst naar de opening van een kunstmuseum bij het paleis
van Versailles in 1837, gelezen wordt in combinatie met item 2,4 van
Convoluut A, dat de ontwikkeling van passages naar warenhuizen beschrijft,
komt bij de lezer idealiter de associatie op: 'museum staat tot warenhuis als
kunstwerk tot handelswaar'.
Volgens Max Weber wordt de moderne wereld gekenmerkt door verlies van
geloof, onttovering. Benjamin heeft een andere invalshoek: dat kapitalisme de
mensen in slaap heeft gewiegd, dat ze alleen uit hun collectieve betovering
zullen ontwaken wanneer hen duidelijk wordt gemaakt wat er met hen gebeurd
is. Het opschrift bij Convoluut N is van Marx: 'De hervorming van het
bewustzijn bestaat uitsluitend in het ontwaken van de wereld uit haar droom
over zichzelf.'
De dromen van het kapitalistische tijdperk worden belichaamd in handelswaar.
In hun totaliteit vormen deze een fantasmagorie, die voortdurend van gedaante
verandert naargelang het tij van de mode. Ze worden aan de massa van
betoverde aanbidders aangeboden als de belichaming van hun diepste
verlangens. De fantasmagorie verbergt altijd zijn oorsprong (die ligt in
vervreemdende arbeid). Fantasmagorie bij Benjamin is dus een beetje als
ideologie bij Marx een aaneenschakeling van publieke leugens in stand
gehouden door de macht van het kapitaal maar heeft in haar werking op
collectief, maatschappelijk niveau meer weg van freudiaanse droomarbeid.
'Ik hoef niets te zeggen, alleen te tonen', zegt Benjamin ergens. En elders:
'Ideen zijn voor voorwerpen wat constellaties zijn voor sterren.' Als het
mozaek van citaten juist wordt opgebouwd, moet er een patroon ontstaan, een
patroon dat meer is dan de som van zijn delen maar onafhankelijk daarvan niet
kan bestaan: dat is de essentie van de nieuwe vorm van historischmaterialistisch schrijven die Benjamin volgens zichzelf bedreef.
Benjamin bedacht het begrip van het dialectische beeld, waarvoor hij teruggreep
op de emblemata van de Barok afbeeldingen die ideen symboliseren en de
allegorie volgens Baudelaire de wisselwerking van ideen wordt vervangen
door de wisselwerking van emblematische objecten. Allegorie, zo stelde
N*A* *
N*A* *
(*) Wat bedoelt N*A*O* toch met het nietsdoen op de wijze van Yves Klein?
De beste referentie om dit te begrijpen vinden we in een tekst van Klein uit 1959, namelijk Le Ralisme authentique
daujourdhui: Ma position vis--vis de lart contemporain est la position ALLONGEE! Oui, je cherche prsent ce tout
premier sommeil (..) qui cre (..) dans toute la chair et qui permet (..) de retrouver la vraie joie de vivre!
A vrai dire, ce que je cherche atteindre, mon dveloppement futur, ma sortie dans la solution de mon problme, cest de ne
plus rien faire du tout, le plus rapidement possible, mais consciemment, avec circonspection et prcaution. Je cherche tre
tout court. Je serai un peintre. On dira de moi: cest le peintre. Et je me sentirai un peintre, un vrai justement, parce que
je ne peindrai pas, ou tout au moins en apparence. Le fait que j existe, comme peintre sera le travail pictural le plus
formidable de ce temps.
En in een andere tekst van datzelfde jaar, Le Dpassement de la problmatique de lart, lezen we: La Vie, le vie elle-mme,
qui est lart absolu.
N*A* *