Anda di halaman 1dari 3

Gemeente Heerhugowaard

Schriftelijke vragen ex artikel 37


Reglement van orde voor de
raadsvergaderingen (RvO)

Datum indiening:
01-05-2015
Registratienummer:
Bij15-325

Onderwerp
Beleid uitkeringen Participatiewet.
Aan het College,
1. Volgens art. 8 sub 4 van de Afstemmingsverordening van Heerhugowaard is het
college bevoegd om een verlaging van 100% op de uitkering van een belanghebbende
op te leggen indien de belanghebbende niet naar vermogen solliciteert of zoekt binnen
het Rijk bekostigd onderwijs.
Uit deze wettekst blijkt niet voldoende wanneer er precies sprake is van het niet naar
vermogen zoeken naar onderwijs of het zoeken naar betaald werk. Voor
belanghebbende is het belangrijk om te weten wanneer het college vindt dat hij/zij zich
onvoldoende inzet om een sanctie te voorkomen.
Vraag : wanneer is er volgens het college sprake van het zich onvoldoende inzetten
met betrekking op het voorgaande?

2. Op 24 november 2014 heeft CRvB bepaald dat de Fraudewet in strijd is met het
evenredigheidsbeginsel van de AWB. Dit beginsel stelt dat de lasten of nadelige
gevolgen van een overheidsbesluit voor een burger niet disproportioneel hoog mogen
zijn.
Recentelijk is ook het rapport Geen fraudeur, toch boete van de nationale ombudsman
verschenen. Uit het rapport valt op de maken dat in veel gevallen ondanks het
ontbreken van kwade wil/opzet er soms toch een sanctie wordt opgelegd. Vaak is het
voor belanghebbende niet duidelijk aan welke plichten zij moeten voldoen.
Vraag: wat zijn de gevolgen van de uitspraak van het CRvB en het onderzoek van de
nationale ombudsman voor het fraudebeleid in Heerhugowaard?

Conform artikel 37 RvO geeft de ondergetekende hierbij te kennen dat hij/zij een
schriftelijk/ mondeling antwoord op bovenstaande vragen verlangt binnen dertig dagen
na dagtekening.
Lid van de Gemeenteraad Heerhugowaard
J.J. Wedemeijer (SP).

Antwoord van het College

1. Volgens art. 8 sub 4 van de Afstemmingsverordening van Heerhugowaard is het


college bevoegd om een verlaging van 100% op de uitkering van een belanghebbende
op te leggen indien de belanghebbende niet naar vermogen solliciteert of zoekt binnen
het Rijk bekostigd onderwijs.
Uit deze wettekst blijkt niet voldoende wanneer er precies sprake is van het niet naar
vermogen zoeken naar onderwijs of het zoeken naar betaald werk. Voor
belanghebbende is het belangrijk om te weten wanneer het college vindt dat hij/zij zich
onvoldoende inzet om een sanctie te voorkomen.
Vraag : wanneer is er volgens het college sprake van het zich onvoldoende inzetten
met betrekking op het voorgaande?

Antwoord: of de uitkering wordt afgestemd en in welke mate hangt af van de kansen en


mogelijkheden van de aanvrager, maar ook van de actuele situatie: wanneer start mogelijke
scholing, zijn er banen/vacatures? Dit zijn zaken die zich moeilijk in een algemeen
beoordelingskader laten vangen. Bovendien is het uitgangspunt dat het opleggen van een
maatregel niet als straf is bedoeld, maar als prikkel voor gedragsverandering.
De aanvrager krijgt algemene informatie mee en een lijst van bescheiden die nodig zijn als
de aanvraag na 4 weken in gang wordt gezet. Om die reden wordt een afweging of een
klant zich onvoldoende heeft ingezet, gerelateerd aan de in eerste instantie verstrekte
informatie.
2. Op 24 november 2014 heeft CRvB bepaald dat de Fraudewet in strijd is met het
evenredigheidsbeginsel van de AWB. Dit beginsel stelt dat de lasten of nadelige
gevolgen van een overheidsbesluit voor een burger niet disproportioneel hoog mogen
zijn.

Recentelijk is ook het rapport Geen fraudeur, toch boete van de nationale ombudsman
verschenen. Uit het rapport valt op de maken dat in veel gevallen ondanks het
ontbreken van kwade wil/opzet er soms toch een sanctie wordt opgelegd. Vaak is het
voor belanghebbende niet duidelijk aan welke plichten zij moeten voldoen.
Vraag: wat zijn de gevolgen van de uitspraak van het CRvB en het onderzoek van de
nationale ombudsman voor het fraudebeleid in Heerhugowaard?
Antwoord: In de uitvoering volgen wij de jurisprudentie. De beleidsregels worden voorlopig
nog niet aangepast. Dit heeft de volgende reden:
De Staatssecretaris van MinSZW heeft aangegeven dat de wet aangepast gaat worden op
deze jurisprudentie en heeft de verwachting uitgesproken dat uiterlijk aan het eind van het
jaar het wetsvoorstel ingediend zal worden. Omdat nog niet duidelijk hoe de wet gaat
worden aangepast en het niet mogelijk is daarop te anticiperen, blijven de beleidsregels
bestuurlijke boete inhoudelijk ongewijzigd. Wij zullen deze beleidsregels inhoudelijk
aanpassen als duidelijk is waar beleidsruimte ontstaat en wat de bandbreedte daarvan is.
De huidige beleidsregels zijn niet in tegenspraak met deze jurisprudentie met uitzondering
van artikel 8. De jurisprudentie gaat voor op dit artikel en de uitvoering vindt conform de
jurisprudentie plaats.

Anda mungkin juga menyukai