Anda di halaman 1dari 10

Meteorologie uitwerkingen en vragen boek volgens modulehandleiding.

Hoofdstuk 1
1.1

Meteorologie is de wetenschap die betrekking heeft op de fysische, dynamische


en chemische eigenschappen van de dampkring en de daarmee samenhangende
eigenschappen.
Meteorologie houdt zich bezig met het weer in alle facetten.
Het weer is een samenspel van weerselementen dat op een bepaalde plaats
wordt uitgeoefend.
Weerselementen bestaan uit de volgende onderwerpen

luchtdruk
luchttemperatuur
luchtvochtigheid
Bedekkingsgraad
Soort bewolking
Neerslag
Wind
Zicht
Bijzondere verschijnselen
o Onweer
o Windhozen
o IJzel
o Zand of stof in de lucht

Klimatologie bestudering van het weer over een periode van tenminste 30 jaar.

1.4 synoptische meteorologie

De synoptische meteorologie is de tak van de meteo die zich bezig houdt met de
beschrijving en de kaarttering van het weer op vaste tijdstippen en een groot
gebied met als doel de weersverwachting op te stellen.
Grondweerkaart is een momentopname van het weer over een groot gebied door
deze te vergelijken met weerkaarten van andere tijdstippen kunnen de
verplaatsing en verandering ontdekt worden

1.5 WMO

De WMO is een gespecialiseerde organisatie van de VN die als doel heeft om de


samenwerking tussen de verschillende organisaties te bevorderen. Met een
snellere uitwisseling van informatie en het aanmoedigen van onderzoeken en
opleiding in het vakgebied.
World weather watch is opgericht in 1961 om lidstaten te verzekeren van
gegevens die nodig zijn voor de weersverwachting zodat deze beter wordt.

1.6 praktisch belang van de meteorologie

Alles wordt door het weer en het klimaat benvloedt. Dit boek beperkt zich tot de
praktische navigatie.
De taak van de kapitein is primair om zijn schip op een veilige en economische
verantwoorde wijze van A naar B te varen. Hierbij moet rekening worden
gehouden met weer, wind stroom en golfvelden
Zeemanschap is in hoge mate rekening houden met hetgeen wat kan gebeuren
Direct praktische toepassing van meteorologie in de zeevaart:

Ontwijken van slecht weer


Kiezen van een gunstige route
Lezen en interpreteren van een weerrapport, weeroverzicht,
weersverwachting, weerkaart, klimatologische kaart en
routeringsadviezen.
Een verbetering van de kwaliteit van eigen waarnemingen en het beter
benutten ervan
Een verbetering van het inzicht met betrekking op problemen zoals
ijsaanzetting ventilatie, radio en radargolven, abnormale refractie,
milieubescherming

Gevolgen van stormweer kunnen zijn:

Vertraging
Extra brandstofverbruik
Wear and tear
Directe schade aan schip of lading
Persoonlijke ongevallen
Crew fatique

1.7 waarnemingen aan boord van schepen.

Waarneming worden gedaan door geselecteerde schepen en


waarnemingsboeien.
Nadeel is dat schepen in een betrekkelijk klein gebied varen tussen 60N EN 40Z
Scheepswaarnemningen worden uitgevoerd op synoptische tijden
00:00 06:00 12:00 18:00 UTC

Hoofdstuk 2
2.11

Dampkring is een gasvormig omhulsel wat door de zwaartekracht op zn plek


blijft.
Lucht bestaat uit
78% stikstof
21% Zuurstof
1% argon

Waterdampgehalte is mede bepalen voor de energiebalans in de atmosfeer en


neemt af met de hoogte

2.3 verticale opbouw van de dampkring

Troposfeer 0-11KM
Tropopauze
Stratosfeer 11-50km
Stratopauze
Memosfeer 50-80KM
Memopauze
Thermosfeer 80km en meer
Luchtdruk op zeeniveau is 1013 mbar en neemt per 8 meter 1 mbar af
Temperatuursverloop wordt gebruikt voor de indelingen van de lagen in de
atmosfeer
Loopt af in de troposfeer, blijft gelijk en loopt op in de stratosfeer. Maximale temp
in de stratopauze en neemt af tot aan de memopauze
De ozonlaag bevindt zich in de stratosfeer
De ionosfeer bevindt zich in de thermosfeer
Om het vergelijken makkelijker te maken is er een standaard atmosfeer gemaakt
met de volgende gegevens
1013,2 mbar
15 graden celcius
Temperatuurafname 6,5 graden per KM
Tropopauze ligt op 11Km en heeft een temperatuur van -56,5 graden celcius.
Ozon ontstaat door fotochemische processen dan zuurstof omzet in ozon o3 door
de ultraviolete straling
Parelmoerwolken
Zeldzame wolken die op een gemiddelde hoogte van 25km zitten. Ontstaat door
de sublimatie van waterdamp in combinatie met kosmische stofdeeltjes
In de mesosfeer bevinden zich de zogenaamde lichtende nachtwolken (NLC) op
een hoogte van 80km lijken op cirrus of cirrostratus beginnen pas na
zonsondergang

Noorderlicht aurora
Ontstaat door geladen deeltjes van de zon wat gepaard gaat met magnetische
stormen dwz sterke storingen in het aardmagnetisch veld

Hoofstuk 3
3.1 straling
De aarde draait per etmaal 1 keer om zn as er moet dus wrijving optreden
tussen de aarde en de atmosfeer waardoor de aarde wordt afgeremd. De
atmosferische beweging wordt in stand gehouden door het temeratuursverschil
op aarde dit wordt veroorzaakt door de zonnestraling die wisselt op verschillende
plekken
Zonlicht bereikt de aarde in acht minuten. De straling van de zon bestaat uit
ultraviolette straling infrarode straling en zichtbaar licht
3.1.3
Stralingswetten
Straling wordt geabsorbeerd door voorwerpen in de vorm van energie waardoor
de voorwerpen opwarmen.
Wet van Stefan Boltzmann.
De totale energie E van een oppervlakte m2 in de eenheid tijd is evenredig in de
vierde macht met de absolute temperatuur van het voorwerp.
Zonneconsstante
De hoeveelheid energie die door de zon wordt uitgestraald op 1m2 loodrecht is
1365 watt. De afstand tussen de zon en de aarde is in juni het grootst. Dan is de
zonneconstante ruwweg 1300 watt per m2.
Extinctie
Het effect waardoor de energie van de zon grotendeels verloren gaat in de
dampkring. Dit wordt veroorzaakt door absorptie, verstrooiing en reflectie. De
hoeveelheid energie die daadwerkelijk de aarde bereikt is ruwweg 850 w/m2.
de extinctie wordt veroorzaakt door de aanwezige stoffen in de dampkring.
Absorptie
Waterdam, kooldioxide en ozon
Waterdam absorbeert ongeveer 14% van de zonnestraling.
Ozon absorbeert het meeste van de ultraviolette straling.
Tussen 38 graden noord en zuid is de instraling groter dan de uitstraling.
Daardoor moet de resterende warmte worden getransporteerd van de tropen
naar de polen. Dit wordt gedaan door atmosferische circulatie en zeestromen.

3.1.8 Energiebalans van de aarde

Binnenkomende straling is 100%


25% wordt teruggekaatst door de wolken (kortgolvige straling)
5% wordt teruggekaatst door het aardoppervlak. (Kortgolvige straling)
22% absorptie in de atmosfeer (kortgolvige straling)
53% door de aarde ontvangen kortgolvige straling.
113% door de aarde uitgestraalde langgolvige straling naar de atmosfeer en
wereldruimte.
98% door de atmosfeer teruggekaatste langgolvige straling naar de aarde.
55% door de atmosfeer teruggekaatste straling richting de wereldruimte
(langgolvig)

Als je de energiebalans zou ontleden komt het erop neer dat 48%van de
kortgolvige straling het aardoppervlak weet te bereiken
Het warmte overschot van de aarde wordt uitgestraald in de troposfeer
naargelang te temperatuur positief of negatief is.

3.2 water in de atmosfeer.

Water in de atmosfeer speelt een belangrijke rol. Ook al is er maar weinig


waterdamp aanwezig.
Om de maat van vochtigheid in de lucht aan te geven wordt er gebruik gemaakt
van vochtigheidsindicatoren.
1. Dampdruk e
2. Relatieve vochtigheid. F
3. De mengverhouding x
4. De dauwpunt temperatuur td
5. De natte bol temperatuur.
De dampdruk
Vochtige lucht bevat waterdamp de wet van Dalton luidt; dat de totale druk van
de lucht gelijk is aan de som van de afzonderlijke drukken van de gassen. Onder
dampdruk verstaan we dus de kracht die door het waterdeeltje wordt uitgeoefend
op 1m2 de eenheid hiervan is pascal (pa) of de milibar
De dampdruk is in verhouding met de luchtdruk klein, ongeveer 30mbar. De lucht
kan maar een maximale hoeveelheid waterdamp bevatten dit wordt aangegeven
als de maximale dampdruk afhankelijk van de temperatuur met als symbool E.
De relatieve vochtigheid (f)
De relatieve vochtigheid is de verhouding tussen de heersende dampdruk en de
maximaal mogelijke dampdruk. Deze wordt uitgeruk in procenten en kan
gevonden worden door de de huidige dampdruk te delen door de maximale
dampdruk.
De dauwpunt temperatuur
Het dauwpunt is de temperatuur waarop waterdamp begint te condenseren.
Hierbij is de relatieve vochtigheid dus 100%
De natte bol temperatuur.
Dit is de minimale temperatuur die de lucht bereikt door een adiabatisch proces
van het verdampen van de aanwezige waterdamp in de lucht

3.3 het verticale evenwicht in de atmosfeer.

Er zijn verschillende evenwichtstoestanden voor de lucht


a. Stabiel
a. Wanneer er door uitoefening van kracht op een voorwerp het
voorwerp weer terugkomt in zn evenwichtstoestand terugkeert.
Denk aan een knikker in een kuiltje.
b. Onstabiel
a. Wanneer na het uitoefenen van kracht het voorwerp steeds verder
van zijn oorspronkelijke plek verwijdert denk aan een knikker op een
heuveltje
c. Indifferent
a. Wanneer na het uitoefenen van kracht een nieuwe evenwicht wordt
bereikt op de nieuwe plek denk aan een knikker op een horizontaal
vlak.
Het evenwicht is stabiel als er bijvoorbeeld in een kolom vloeistof de dichtheid
van boven naar onder toeneemt.

De wet van Boyle gay lusac. Beschrijft dit effect voor gassen de wet luidt als
volgt.
P*V=m*R*T
Dus
Druk x volume = massa x gasconstante in joule per kelvin x de temperatuur in
kelvin
Door de vergelijking van de kolom vloeistof om te rekenen naar de lucht kan er
bepaald worden wat een bel lucht gaat doen en welk evenwicht er heerst.
Processen in de atmosfeer.
De processen die lucht kunnen ondergaan in de atmosfeer zijn isobarisch of
adiabatisch.
Een isobarisch proces is een proces waarbij de luchtdruk in een luchthoeveelheid
welke bij het proces betrokken is ongeveer gelijk blijft. Lucht die horizontaal
stroom ondergaat bij benadering een isobarisch proces.
Een adiabatisch proces is een proces waarbij in een luchthoeveelheid
veranderingen optreden. Bv in de druk en temperatuur. Zonder dat er warmt
uitwisseling met de omgeving plaatvind dit gebeurd meestal als lucht zich
verticaal beweegt. De stijgende luchtbel zal in druk afnemen, de bel zal hierdoor
gaan uitzetten. Deze uitzetting kost arbeid die door de warmte wordt geleverd,
de lucht zal hierdoor in temperatuur afnemen.
Droog adiabatisch proces
Dit is een proces die door lucht wordt ondergaan die nier verzadigd is met
waterdamp. Relatieve vochtigheid dus minder dan 100% in dit proces daalt de
temperatuur met 1 graad per 100 meter.
Verzadigd adiabatisch proces.
Dit is een adiabatisch proces dat wordt ondergaan door lucht die verzadigd is met
waterdamp relatieve vochtigheid dus meer als 100%. Als deze lucht zich verticaal
beweegt koelt deze af. Daardoor zal er waterdamp moeten gaan condenseren of
sublimeren, dit kost energie waardoor er warmte vrijkomt. De temperatuurdaling
is dus anders dan bij droge lucht. Dit wordt weergeven als een verzadigde
adiabaat in de grafiek. Dicht bij de oppervlakte zal er meer waterdamp
condenseren waardoor dit verschil hoger is als op grotere hoogtes. Zodra alle
waterdamp verdampt is raakt deze lijn de lijn voor de droge adiabaat weer.

3.3.6 De toestand kromme


Door een radiosonde kan de toestandskromme worden getekend, hierin wordt de
temperatuur en de hoogte uitgezet. De droge en natte adiabaat worden er tevens
in getekend. Hiermee kan vervolgens bepaald worden wat de toestand is van de
lucht.
De mate waarin de tempratuur vermindert met de hoogte heet de
temperatuurgradint.
Als de bel lucht qua temperatuur minder in temperatuur afneemt dan de droge
adiabaat dan is deze stabiel omdat zodra de bel lucht losgelaten wordt deze weer
terugkeert naar zijn oorspronkelijke plek.
Als de bel lucht in temperatuur meer afneemt dan de droge adiabaat dan zal als
deze bel wordt losgelaten deze alsnog verder stijgen. De lucht is dus onstabiel.
Als de bel lucht dezelfde temperatuurdaling heeft als de droge adiabaat dan zal
deze dus als losgelaten een nieuw evenwicht aannemen op de huidige hoogte de
lucht is dus indifferent.
Ditzelfde kan worden gedaan met de natte adiabaat, dit proces kent tevens de
drie condities. Dit wordt echter niet gebruikt. Wat wel wordt gedaan is de twee
adiabaten vergelijken waardoor er bijzonder gevallen kunnen ontstaan zoals
absoluut stabiel voorwaardelijk stabiel isothermie absoluut onstabiel en
voorwaardelijk onstabiel.
Absolute stabiliteit ontstaat zodra de afkoeling van de luchtbel minder is als de
droge en natte adiabaat.
Absoluut onstabiel ontstaat als de afkoeling van de luchtbel groter is dan de
droge of natte adiabaat.
Voorwaarde onstabiliteit ontstaat als de afkoeling van de lucht tussen de droge
en natte adiabaat zit. Of de lucht stabiel of onstabiel is hangt dan dus af van of
de hoeveelheid waterdamp in de luchtbel.
Als de temperatuur van lucht toeneemt met de hoogte dan wordt dit een inversie
genoemd.
Als de temperatuur van de lucht gelijk blijft met de hoogte dan wordt dit een
isothermie genoemd.

3.4 De vorming van mist en wolken


Water kan in de atmosfeer voorkomen in drie vormen. Gas, vloeibaar en vast. Een
voorwaarde van het vormen van wolken is de aanwezigheid van
condensatiekernen. Dit zijn zeer kleine vaste deeltjes in de lucht waaraan de
waterdamp kan condenseren. Deze deeltje hebben een afmeting van tussen de
10 en de 100 nanometer. Deze deeltjes zijn hydrografisch en trekken waterdamp
aan.
Mistvorming
Tussen mist en wolken is fysisch gezien geen verschil, het proces is hetzelfde.
Beide kunnen ontstaan als er condensatiekernen en vochtige lucht aanwezig zijn.
De toename van de relatieve vochtigheid kan gebeuren door verdamping
menging en de afkoeling of een combinatie van factoren.
Verdamping en menging.
Verdampen en mengen spelen een grote rol zodra de lucht zich boven een
relatief warm oppervlak bevinden.
Verschillende soorten mist
Arctische zeerook.
Is een verschijnsel wat ontstaat wanneer er koude lucht over warm water
beweegt. Door de menging van de koude lucht en de warme lucht wordt de
relatieve vochtigheid steeds hoger waardoor er condensatie optreedt.
Slootmist.
Dit is hetzelfde als arctische zeerook. Het ontstaat doordat s-nacht de lucht
sneller afkoelt als het water. De lucht die afkoelt zakt naar beneden en vermengt
zich met de warme vochtige lucht net boven het water door de menging hiervan
wordt de relatieve vochtigheid steeds groter totdat er condensatie optreedt.
Regenmist.
Dit ontstaat als warme vochtige regen door koude lucht valt. De regen zal
afkoelen en de waterdam gaat condenseren tot mist.
Advectieve mist
Ontstaat als er koude vochtige lucht over een koud oppervlak beweegt. De lucht
koelt af waardoor er condensatie plaats gaat vinden.
Stralingsmist
Ontstaat als er bij een heldere nacht veel straling door het aardoppervlak wordt
uitgezonden. De lucht dicht bij de aarde koelt sterk af en gaat condenseren. Dit
kan alleen als er weinig tot geen wind is om de koude lucht te mengen met de
warmere lucht in de bovenlucht.

Wolkenvorming.

Formule om de hoogte van de wolkenbasis te bepalen is. H(meter)=(t-td)x125


Convectieve bewolking dus van de cumulus famillie ontstaat wanneer de
onderste luchtlaag absoluut onstabiel is

Coalescentie proces: dit proces doet zich voor als een wolk bestaat uit
verschillende wolkenelementen die botsen zodat er grotere waterdruppels
worden gevormd. Als de wolk hoog genoeg is kan hier neerslag uit ontstaan.
Wegener-bergeron proces
Zij hebben ontdekt dat in een wolk water in verschillende fases voorkomt onderin
waterdruppels daarboven onderkoeld water waarna het hoger langzaam overgaat
in ijskristallen of een mix.

Neerslag uit stratiforme bewolking.

Weinig verticale luchtbeweging.


Licht of matige neerslag
Langdurige neerslag
Groot gebied mogelijk
Wanneer de temp in de wolk <-13 is kan er flinke neerslag vallen.

Neerslag uit convectieve bewolking.

Krachtige verticale luchtstromingen


Snel neerslag
Heftige neerslag, sneeuw, hagel.
Cumulus wolken

3.5 luchtdruk

Gemiddelde luchtdruk op zeeniveau is 1013mbar de luchtdruk aan het oppervlak


kan variren tussen 970 en 1050 mbar
Luchtdruksystemen
a. Lagedrukgebied
a. Ook wel depressie genoemd
b. Luchtstroom tegen de klok in naar binnen toe. cyclonaal
b. Hogedrukgebied
a. Anticyclonaal
c. Zadelgebied
a. Het overgangsgebied tussen 2 hogen en 2 lage drukgebieden.
b. Aangegeven met een Z
d. Trog
a. Gedeelte van een lagedrukgebied waar de isobaren het dichtste
tegen elkaar aan liggen.
e. Rug
a. Gedeelte van een hogedrukgebied waar de isobaren een v vorm
vertonen isobarenafstand het grootst.
Dagelijkse gang van de luchtdruk
Periode van 12 uur. Maxima liggen op 10 uur en 22uur plaatselijke tijd. Minima op
4 uur en 16 uur.
Ruimen is met de klok mee, krimpen is tegen de klok in.

4. luchtsoorten en fronten
Indeling van luchtsoorten wordt gedaan met de breedte

-arctische lucht
-polaire lucht
-tropische lucht
-equitoriale lucht

Occlusiefront ontstaat wanneer de koude lucht de warme inhaalt.

Divergentie in de bovenlucht komt door wegstroming van de lucht aan het


aardoppervlak waardoor de luchtdruk daar daalt komt door een lagedrukgebied

Convergentie in de bovenlucht zal de luchtdruk aan het aardoppervlak stijgen


door een hogedrukgebied.

Anda mungkin juga menyukai