Voor OGP 3 moeten we een reflectie maken waarin we inzoomen op de doelen die
we dit kwartaal gesteld hebben. Die doelen hebben betrekking op zowel het OGP,
als de doelen die je jezelf stelt voor je eigen ontwikkeling. Ik maak daarom in de
rest van deze reflectie onderscheid tussen zogenaamde zelfontplooiingsdoelen
en OGP-doelen.
Binnen deze reflectie wordt beschreven welke doelen ik opgesteld heb, wat ik
eraan gedaan heb om die doelen te bereiken, wat me dit opgeleverd heeft en hoe
ik verder moet met die doelen.
Voor ik aan mijn reflectie begin, wil ik benadrukken dat ik het erg leerzaam vond
om naar de groepsdynamiek te kijken en daar allerlei dingen in probeer te
veranderen. Dit is zeker iets wat ik mee ga nemen naar volgende stageperioden.
De leerdoelen die ik heb voor mijn zelfontplooiing heb ik aangepakt door een POP
te maken. Het POP is dezelfde als uit het vorige kwartaal. Ik heb dus theorie
gebruikt voor het aanpakken van mijn leerdoelen. Theorie waar ik veel aan gehad
heb, is de theorie van de ik-boodschap. Hierin wordt uitgelegd hoe de ik-
boodschap je kan helpen bij het houden van orde. Daarnaast werd er natuurlijk
uitgelegd hoe je de ik-boodschap op een goede manier uit moet spreken.
Daarnaast heb ik erg veel gehad aan de theorie die stelt hoe je op verschillende
manieren kunt zorgen voor orde in de klas. Voorbeelden hiervan die ik in de
praktijk heb gebruikt zijn; de ik-boodschap, lichaamstaal en het creren van
afstand tussen mij en de kinderen.
De ik-boodschap is iets dat ik graag toe wil passen, maar wat ik wel nog erg
lastig vind om op een correcte wijze toe te passen. Als ik de ik-boodschap
uitspreek, moet ik zoeken naar de juiste woorden. Daarnaast vind ik het erg lastig
om er geen jij-boodschap van te maken, door te zeggen wat ik vind van het
gedrag dat ik zojuist benoemd heb.
Daarnaast heb ik ook nog lichaamstaal toegevoegd aan de handelingen die ik dit
kwartaal extra wil benadrukken. Lichaamstaal is een element binnen de
leerkrachtcommunicatie dat ik nog onvoldoende toepas. Ik ga dat dit kwartaal
toepassen door lichaamstaal en mimiek in te zetten op momenten dat dit nodig
is. Dit kan bijvoorbeeld zijn wanneer ik herhaaldelijk kinderen moet corrigeren op
gedrag. Door mijn lichaamstaal en mimiek adequaat in te zetten, zet ik kracht bij
hetgeen ik vertel. Dit zou er toe moeten lijden dat de dingen die ik zeg beter
overkomen bij de kinderen.
Het laatste wat ik dit kwartaal gedaan heb, is het creren van enige afstand
tussen mij en de klas waar ik voor sta. Dit is niet iets wat heel erg nadrukkelijk in
mijn lessen naar voren komt, maar juist iets wat ik doe buiten mijn lessen om,
bijvoorbeeld als ik mee buiten loop in de pauzes, of als mijn mentor les geeft. Het
creren van afstand, moet er toe leiden dat de kinderen mij echt als de leerkracht
zien en niet als een soort speelmaatje die elke dinsdag langskomt om leuke
dingen te doen.
Voor de OGP-doelen die ik opgesteld heb voor dit kwartaal heb ik me verdiept in
de theorie zoals die bij PPO is aangeboden. Daarin werden onder andere de fasen
van groepsvorming van Tuckman besproken. Daarnaast was er ook veel aandacht
voor de verschillende rollen binnen de groep, zoals Belbin die bedacht heeft. De
roos van Leary heeft me geholpen bij het typeren van de verschillende individuen
binnen een groep. Tot slot heb ik tijdens mijn zelfontworpen lessen gebruik
gemaakt van de verschillende coperatieve werkvormen, zoals de rotonde, de lijn
en fiches.
De teamrollen zoals zowel Belbin als Leary ze beschreven hebben, is iets wat ik
meegenomen heb in het ontwerpen van mijn lessen. Tevens helpt het mij met het
behalen van mijn doelen. Ik heb namelijk coperatieve lessen ontwerpen waarbij
de opbrengst van de groepjes centraal stond. Ik wilde bereiken dat de groepjes
een eindproduct konden overleggen waarin ieder groepslid een even groot
aandeel in heeft gehad.
Ik heb dit proberen te bereiken door binnen de coperatieve werkvormen taken
te verdelen in de groepjes. Die taken representeren dan min of meer de
teamrollen zoals Belbin en Leary ze beschrijven. Door ieder kind te voorzien van
een taak, maak ik ieder kind verantwoordelijk voor zijn/haar eigen deel binnen de
groep.
Bij sommige lessen waarin coperatief leren naar voren komt, heb ik heterogene
groepen gemaakt op basis van geslacht. In de klassenopstelling zoals die
normaliter is, zien we vooral homogene leergroepjes. Dit komt doordat de
kinderen zelf hun plek in de klas mochten kiezen. Zolang het goed gaat, ziet mijn
mentor geen rede om de groepjes uit elkaar te halen. De jongens trekken naar
elkaar toe en de meisjes doen dat ook. Ik heb ervoor gekozen om heterogene
groepjes te maken, om het doel m.b.t. de relatie tussen jongens en meisjes te
verbeteren. Door jongens en meisjes samen te laten werken, hoop ik zowel de
jongens als de meisjes uit hun comfort zone te halen, met als gevolg dat zij
elkaar wat frequenter op zullen zoeken om samen te werken. Zoals hierboven al
beschreven, heb ik ook binnen deze heterogene groepen gezorgd voor een
duidelijke taakverdeling binnen het groepje. De opbrengst hiervan is wisselend;
aan de ene kant is het me gelukt om jongens en meisjes effectief met elkaar
samen te laten werken, aan de andere kant, was er toch een aantal kinderen dat
een passieve houding aannam en nagenoeg niks uitvoerde.
Door de heterogene groepen te maken, neem ik meteen mijn laatste OGP-doel
mee, namelijk de nieuwe jongen in de groep integreren. Door de afwisseling in
groepjes, werkt de nieuwe jongen nu ook samen met kinderen waar hij in eerste
instantie niet mee samenwerkte, omdat de kinderen voor namelijk binnen hun
eigen tafelgroepje samenwerken.
Welk onderdeeltje van mijn leerdoel wel geslaagd is, is het creren van afstand
tussen mij en de kinderen. Dit is iets wat ik vooral in het begin van de stage
gedaan heb. Door meteen te laten merken dat ik de leerkracht ben en geen
vriendje, hoopte ik dat ik de orde wat beter kon handhaven in de groep. In de
regel klopt dit ook wel. Ik ervaar dat ik duidelijk ben voor de kinderen en dat de
kinderen inmiddels weten wat ze van mij kunnen verwachten. Als ik de kinderen
restricties meegeef, worden die vaak goed uitgevoerd en kan ik hier goed
(consequent) op reageren mocht dit nodig zijn. Echter ervaar ik de laatste weken
dat sommige kinderen me aan het uitproberen zijn. Ik heb hier tot op heden geen
adequaat antwoord op. Dit is iets wat ik op de korte termijn wil aanpakken, maar
ook dat komt verderop in deze reflectie terug.
De OGP-doelen die voor ogen had, zijn in mijn ogen beter geslaagd dan mijn
zelfontplooiingsdoelen. Zo heb ik regelmatig een les gegeven met coperatieve
werkvormen, waarbij er gewerkt werd in heterogene groepen. Binnen die
groepen, was er dikwijls sprake van een rolverdeling. Ik heb na elke coperatieve
les gevalueerd op de samenwerkingsdoelen. Dit heb ik gedaan door vragen te
stellen die betrekken hadden op het specifiek samenwerkingsdoel dat ik die les
voor ogen had. Dit is n van de twee doelen zoals ik die in het begin
geformuleerd heb.
Door de kinderen vragen te stellen, gaven ze mij inzicht in hoe de samenwerking
ging. Sommige groepjes liepen in sommige lessen tegen problemen aan. Ik heb
de kinderen uit die groepjes gevraagd hoe ze dit in het vervolg kunnen
voorkomen of hoe ze dit in het vervolg beter kunnen doen. Tijdens de reflectie
hebben de groepjes leerdoelen opgesteld voor een volgende keer. Tijdens de
volgende reflectie daarop, heb ik gevraagd of het specifieke leerdoel nu beter
gegaan is. Als dit het geval was, kozen de kinderen een nieuw leerdoel. Was dit
niet het geval, dan bleef het leerdoel staan voor de volgende keer.
Hoe nu verder?
Zoals je hierboven kon lezen, heb ik mijn OGP-doelen afgesloten. Ik wil dit kopje
gebruiken voor mijn zelfontplooiingsdoelen. Dit kopje is grotendeels gebaseerd
op het meest recente voortgangsgesprek. Daarnaast zal ik een omschrijving
geven van het plan dat ik voor mezelf uitgetekend heb voor komend kwartaal.
Voor komend kwartaal wil ik dan ook een nieuwe POP maken. Een POP waarin
effectieve leerkrachtcommunicatie centraal staat. Ik ga dit doen zodat ik me
theoretisch kan verdiepen in dit onderdeel. Ik merk dat ik aan de hand van een
POP veel gerichter aan mijn doelen (kan) werk(en). Door me te verdiepen in de
theorie hierover, hoop ik komend kwartaal grote stappen te maken en mijn
effectieve leerkrachtcommunicatie zo optimaal mogelijk te kunnen ontwikkelen.
De elementen binnen de effectieve leerkrachtcommunicatie waar ik aan wil
werken zijn; lichaamstaal, mimiek, benoemen en stimuleren van positief gedrag
en voor de klas staan zonder sarcastische opmerkingen naar kinderen toe.