Anda di halaman 1dari 13

j

1 Anatomie van de heup

De Latijnse naam voor het heupgewricht is art.


coxae, het is een kogelgewricht (art. spheroidea). In
het gewricht kan om drie assen bewogen worden.

As Vlak Beweging

Transver- Sagittaal Retroflexie / Ante- m. psoas


major
saal flexie

Sagittaal Frontaal Abductie / Adductie

Longitudi- Transver- Exorotatie / Endoro-


naal saal tatie m. iliacus

Verder zijn de volgende bewegingsuitslagen in de


art. coxae mogelijk uitgaande van een ontspannen
symmetrische stand (de individuele verschillen
zijn daarbij tamelijk groot):
Maximale anteflexie: 1208
Maximale retroflexie: 208
Maximale abductie: 458
Maximale adductie: 308
Maximale exorotatie: 458 Figuur 1.1
Maximale endorotatie: 358

j
1.1 Anteflexie TH12-L5. De dorsaal gelegen vezels ontspringen
van de processus costales L1-L5.
Insertie: insereert aan de trochanter minor van
Er zijn elf spieren die anteflexie geven in het het femur.
heupgewricht. Deze worden hieronder kort Innervatie: n. femoralis (L2-L4) en directe takken
beschreven. uit de plexus lumbalis.

M. iliacus (fig. 1.1)


M. psoas major (fig. 1.1)
Functie: anteflexie van het bovenbeen.
Functie: anteflexie van het bovenbeen. Origo: ontspringt van de fossa iliaca van het
Origo: ontspringt met de ventrale vezels van de bekken.
wervellichamen en de tussenwervelschijven van Insertie: insereert aan de trochanter minor van
het femur.

BSL - ACA_BK_2KZM - 3268r5_0000000000 009


2 Zakboek anatomie

Innervatie: n. femoralis (L2-L4).

M. sartorius (fig. 1.2)

m. tensor
fasciae
latae m. rectus
femoris

m. sartorius

Figuur 1.2 Figuur 1.3

Functie: anteflexie, abductie en exorotatie van het Functie: anteflexie van het bovenbeen. Tevens
bovenbeen. Tevens geeft de spier geeft de spier een strekking van het been.
flexie van het been en endorotatie van het on- Origo: ontspringt van de spina iliaca anterior
derbeen. inferior en van het acetabulum.
Origo: ontspringt van de spina iliaca anterior Insertie: insereert via het lig. patellae aan de tu-
superior. berositas tibiae.
Insertie: insereert mediaal van de tuberositas ti- Innervatie: n. femoralis (L2-L4).
biae in de pes anserinus superficialis.
Innervatie: n. femoralis (L2-L4). M. pectineus (fig. 1.4)

M. tensor fasciae latae (fig. 1.2) Functie: anteflexie, adductie en exorotatie van het
bovenbeen.
Functie: anteflexie (ventrale vezels) en endorotatie Origo: ontspringt van het pecten ossis pubis.
(laterale vezels) van het bovenbeen. Verder geeft de Insertie: insereert aan de linea pectinea van het
spier abductie van het bovenbeen. femur.
Origo: ontspringt van de spina iliaca anterior Innervatie: n. femoralis (L2-L4) en ook wel de n.
superior. obturatorius (L2-L4).
Insertie: insereert in de tractus iliotibialis.
Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1). M. adductor longus (fig. 1.4)

M. rectus femoris (fig. 1.3) Functie: anteflexie, adductie en exorotatie van het
bovenbeen.

BSL - ACA_BK_2KZM - 3268r5_0000000000 010


1 Anatomie van de heup 3

Insertie: insereert aan de trochanter major van het


femur.
Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1).

M. gluteus minimus (fig. 1.8)

Functie: anteflexie, abductie en endorotatie van


het bovenbeen.
m. pectineus Origo: ontspringt tussen de lineae gluteae ante-
rior en inferior van de facies glutea van de ala ossis
m. adductor
brevis ilii.
Insertie: insereert aan de trochanter major van
m. adductor
het femur.
longus
Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1).
m. gracilis
m. adductor 11. M. adductor brevis (fig. 1.4)
magnus
Functie: anteflexie, adductie en exorotatie van het
bovenbeen.
Origo: ontspringt van het corpus en de ramus
inferior van het os pubis.
Insertie: insereert aan het distale deel van de
linea pectinea en aan het proximale deel van het
labium mediale van de linea aspera van het femur.
Innervatie: n. obturatorius (L2-L4).

Figuur 1.4 j
1.2 Retroflexie

Er zijn 6 spieren die retroflexie geven in het heup


Origo: ontspringt van het corpus van het os pubis. gewricht. Deze worden hieronder kort beschre-
Insertie: insereert in het middelste deel van de ven.
labium mediale van de linea aspera van het femur.
Innervatie: n. obturatorius (L2-L4).
M. gluteus maximus (fig. 1.5)
M. gracilis (fig. 1.4)
Functie: retroflexie en exorotatie van het boven-
Functie: anteflexie en adductie van het bovenbeen. been. De bovenste vezels geven tevens abductie.
Tevens geeft de spier flexie van het been en endo- Origo: ontspringt van het achterste deel van de
rotatie van het onderbeen. facies glutea van het os ilium, van de fascia thora-
Origo: ontspringt van de ramus inferior van het columbalis, van de facies dorsalis van het os sa-
os pubis. crum en van het os coccygis en het lig. sacrotube-
Insertie: insereert mediaal van de tuberositas ti- rale.
biae in de pes anserinus superficialis. Insertie: insereert in de tractus iliotibialis (cra-
Innervatie: n. obturatorius (L2-L4). niale vezels) en aan de tuberositas glutea (caudale
vezels).
M. gluteus medius (fig. 1.5) Innervatie: n. gluteus inferior (L4-S2).

Functie: de voorste vezels geven tevens anteflexie M. gluteus medius (fig. 1.5)
en endorotatie. De achterste vezels geven tevens
retroflexie en exorotatie van het bovenbeen. Ab- Functie: retroflexie en exorotatie (achterste vezels)
ductie van het bovenbeen. van het bovenbeen. Anteflexie en endorotatie
Origo: ontspringt van het os ilium en van de (voorste vezels). Tevens geeft de spier abductie van
fascia glutea. het bovenbeen.

BSL - ACA_BK_2KZM - 3268r5_0000000000 011


4 Zakboek anatomie

m. gluteus
medius

m. gluteus
maximus

Figuur 1.5

Origo: ontspringt van facies glutea van het os ili- Functie: retroflexie van het bovenbeen. Tevens
um. geeft de spier flexie van het been en endorotatie
Insertie: insereert aan de trochanter major van van het onderbeen.
het femur. Origo: ontspringt van het tuber ischiadicum.
Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1). Insertie: insereert aan de facies medialis van de
tibia in de pes anserinus superficialis.
M. biceps femoris caput longum (fig. 1.6) Innervatie: n. tibialis (L5-S2).

Functie: retroflexie van het bovenbeen. Tevens M. semimembranosus (fig. 1.7)


geeft de spier flexie van het been en exorotatie van
het onderbeen. Functie: retroflexie van het bovenbeen. Tevens
Origo: ontspringt van het tuber ischiadicum. geeft de spier flexie van het been en endorotatie
Insertie: insereert aan het caput fibulae. van het onderbeen.
Innervatie n. tibialis (L5-S2). Origo: ontspringt van het tuber ischiadicum van
het os ischii.
M. semitendinosus (fig. 1.7) Insertie: insereert aan de condylus medialis van
de tibia in de pes anserinus profundus.
Innervatie: n. tibialis (L5-S2).

BSL - ACA_BK_2KZM - 3268r5_0000000000 012


1 Anatomie van de heup 5

m. biceps
femoris m. semiten-
caput dinosus
longum m. semimem-
branosus
m. biceps
femoris
caput
breve

Figuur 1.6 Figuur 1.7

M. adductor magnus (fig. 1.4) j


1.3 Abductie

Functie: retroflexie en adductie van het bovenbeen.


Exorotatie (pars superior en media) en endorotatie Er zijn vier spieren die abductie geven in het
(pars inferior) van het bovenbeen. heupgewricht. Deze worden hieronder kort
Origo: beschreven.
Pars superior: ontspringt van de ramus inferior
van het os pubis en van de ramus van het os ischii.
Pars media: ontspringt van de ramus van het os M. gluteus medius (fig. 1.5)
ischiii.
Pars inferior: ontspringt van het tuber ischiadi- Functie: abductie van het bovenbeen. Anteflexie en
cum. endorotatie (voorste vezels). Retroflexie en exor-
Insertie: otatie (achterste vezels) van het bovenbeen.
Pars superior: insereert aan het labium mediale Origo: ontspringt van de facies glutea van het os
van de linea aspera. ilium.
Pars media: insereert aan het labium mediale van Insertie: insereert aan de trochanter major van
de linea aspera. het femur.
Pars inferior: insereert aan de epicondylus media- Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1).
lis van het femur.
Innervatie: partes superior en media door n. ob- M. gluteus minimus (fig. 1.8)
turatorius (L2-L4). Pars inferior door n. tibialis (L4-
L5).

BSL - ACA_BK_2KZM - 3268r5_0000000000 013


6 Zakboek anatomie

m. gluteus
minimus

Figuur 1.8

Functie: abductie, anteflexie en endorotatie van Insertie: insereert in de tractus iliotibialis (craniale
het bovenbeen. vezels) en aan de tuberositas glutea (caudale ve-
Origo: ontspringt van de facies glutea van het os zels).
ilium. Innervatie: n. gluteus inferior (L4-S2).
Insertie: insereert aan de trochanter major van
het femur. M. tensor fasciae latae (fig. 1.2)
Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1).
Functie: abductie van het bovenbeen. Tevens geeft
M. gluteus maximus (fig. 1.5) de spier anteflexie (ventrale vezels) en endorotatie
(laterale vezels) van het bovenbeen.
Functie: abductie (bovenste vezels). Tevens geeft de Origo: ontspringt van de spina iliaca anterior
spier retroflexie en exorotatie van het bovenbeen. superior.
Origo: ontspringt van het achterste deel van de Insertie: insereert in de tractus iliotibialis van
facies glutea van het os ilium, van de fascia thora- het bovenbeen.
columbalis, van de facies dorsalis van het os sa- Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1).
crum en van het os coccygis en het lig. sacrotube-
rale.

BSL - ACA_BK_2KZM - 3268r5_0000000000 014


1 Anatomie van de heup 7

j
1.4 Adductie M. gracilis (fig. 1.4)

Functie: adductie en anteflexie van het bovenbeen.


Er zijn vijf spieren die adductie geven in het Tevens geeft de spier flexie van het been en endo-
heupgewricht. Deze worden hieronder kort rotatie van het onderbeen.
beschreven. Origo: ontspringt van de ramus inferior van het
os pubis.
Insertie: insereert mediaal van de tuberositas ti-
M. adductor magnus (fig. 1.4) biae in de pes anserinus superficialis.
Innervatie: n. obturatorius (L2-L4).
Functie: adductie en retroflexie van het bovenbeen.
Exorotatie (pars superior en media) en endorotatie M. pectineus (fig. 1.4)
(pars inferior) van het bovenbeen.
Origo: Functie: adductie, anteflexie en exorotatie van het
Pars superior: ontspringt van de ramus inferior bovenbeen.
van het os pubis en van de ramus van het os ichii. Origo: ontspringt van het pecten ossis pubis.
Pars media: ontspringt van de ramus van het os Insertie: insereert aan de linea pectinea van het
ischiii. femur.
Pars inferior: ontspringt van het tuber ischiadi- Innervatie: n. femoralis (L2-L4) en ook wel de n.
cum. obturatorius (L2-L4).
Insertie:
Pars superior: insereert aan het labium mediale
van de linea aspera. j
1.5 Exorotatie
Pars media: insereert aan het labium mediale van
de linea aspera.
Pars inferior: insereert aan de epicondylus media- Er zijn elf spieren die exorotatie geven in het
lis van het femur. heup gewricht. Deze worden hieronder kort
Innervatie: partes superior en media door n. ob- beschreven.
turatorius (L2-L4). Pars inferior door n. tibialis (L4-
L5).
M. piriformis (fig. 1.9)
M. adductor longus (fig. 1.4)
Functie: exorotatie van het bovenbeen.
Functie: adductie, anteflexie en exorotatie van het Origo: ontspringt van de facies pelvina van het
bovenbeen. os sacrum.
Origo: ontspringt van het corpus van het os pu- Insertie: insereert aan de trochanter major van
bis. het femur.
Insertie: insereert in het middelste deel van de Innervatie: plexus sacralis (L5-S2).
labium mediale van de linea aspera van het femur.
Innervatie: n. obturatorius (L2-L4). M. obturatorius internus (fig. 1.9)

M. adductor brevis (fig. 1.4) Functie: exorotatie van het bovenbeen.


Origo: ontspringt van de binnenzijde van de
Functie: adductie, anteflexie en exorotatie van het membrana obturatoria en de benige rand van de
bovenbeen. obturatorium.
Origo: ontspringt van het corpus van het os pu- Insertie: insereert in de fossa trochanterica van
bis. het femur.
Insertie: insereert in het middelste deel van de Innervatie: plexus sacralis (L5-S2).
labium mediale van de linea aspera van het femur.
Innervatie: n. obturatorius (L2-L4). M. obturatorius externus (fig. 1.10)

Functie: exorotatie van het bovenbeen.


Origo: ontspringt van de buitenzijde van de
membrana obturatoria en de benige rand van de
obturatorium.

BSL - ACA_BK_2KZM - 3268r5_0000000000 015


8 Zakboek anatomie

m. piriformis
m. gemellus
superior
m. obturatorius
internus
m. gemellus
inferior
m. quadratus
femoris

Figuur 1.9

Insertie: insereert in de fossa trochanterica van het M. pectineus (fig. 1.4)


femur.
Innervatie: n. obturatorius (L2-L4). Functie: exorotatie, anteflexie en adductie van het
bovenbeen.
Mm. gemelli (fig. 1.9) Origo: ontspringt van het pecten ossis pubis.
Insertie: insereert aan de linea pectinea van het
Functie: exorotatie van het bovenbeen. femur.
Origo: Innervatie: n. femoralis (L2-L4) en ook wel de n.
Gemellus superior: ontspringt van de spina ischia- obturatorius (L2-L4).
dica van het os ischii.
Gemellus inferior: ontspringt van het tuber M. adductor magnus (fig. 1.4)
ischiadicum van het os ischii.
Insertie: Functie: exorotatie (pars superior en media) en en-
Gemellus superior: insereert in de fossa trochante- dorotatie (pars inferior) van het bovenbeen. Tevens
rica van het femur. geeft de spier adductie en retroflexie van het bo-
Gemellus inferior: insereert in de fossa trochante- venbeen.
rica van het femur. Origo:
Innervatie: plexus sacralis (L5-S2). Pars superior: ontspringt van de ramus inferior
van het os pubis en van de ramus van het os ischii.
M. quadratus femoris (fig. 1.9) Pars media: ontspringt van de ramus van het os
ischiii.
Functie: exorotatie van het bovenbeen. Pars inferior: ontspringt van het tuber ischiadi-
Origo: ontspringt van het tuber ischiadicum. cum.
Insertie: insereert aan de crista intertrochanteri- Insertie:
ca van het femur. Pars superior: insereert aan het labium mediale
Innervatie: plexus sacralis (L5-S2). van de linea aspera.

BSL - ACA_BK_2KZM - 3268r5_0000000000 016


1 Anatomie van de heup 9

m. oturatorius
externus

Figuur 1.10

Pars media: insereert aan het labium mediale van de M. gluteus maximus (fig. 1.5)
linea aspera.
Pars inferior: insereert aan de epicondylus media- Functie: exorotatie en retroflexie van het boven-
lis van het femur. been. Tevens geeft de spier abductie (bovenste ve-
Innervatie: partes superior en media door n. ob- zels).
turatorius (L2-L4). Pars inferior door n. tibialis (L4- Origo: ontspringt van het achterste deel van de
L5). facies glutea van het os ilium, van de fascia thora-
columbalis, van de facies dorsalis van het os sa-
M. adductor brevis (fig. 1.4) crum en van het os coccygis en het lig. sacrotube-
rale.
Functie: exorotatie, adductie en anteflexie van het Insertie: insereert in de tractus iliotibialis (cra-
bovenbeen. niale vezels) en aan de tuberositas glutea (caudale
Origo: ontspringt van het corpus van het os pu- vezels).
bis. Innervatie: n. gluteus inferior (L4-S2).
Insertie: insereert in het middelste deel van de
labium mediale van de linea aspera van het femur. M. gluteus medius (fig. 1.5)
Innervatie: n. obturatorius (L2-L4).
Functie: exorotatie en retroflexie (achterste vezels)
van het bovenbeen. Endorotatie en anteflexie
(voorste vezels). Tevens geeft de spier abductie van
het bovenbeen.

BSL - ACA_BK_2KZM - 3268r5_0000000000 017


10 Zakboek anatomie

Origo: ontspringt van de facies glutea van het os bovenbeen. Tevens geeft de spier abductie van het
ilium. bovenbeen.
Insertie: insereert aan de trochanter major van Origo: ontspringt van de facies glutea van het os
het femur. ilium.
Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1). Insertie: insereert aan de trochanter major van
het femur.
M. sartorius (fig. 1.2) Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1).

Functie: exorotatie, anteflexie en abductie van het


bovenbeen. Tevens geeft de spier j
1.7 Ligamenten van de heup
flexie van het been en endorotatie van het on-
derbeen. Hierna worden de belangrijkste ligamenten van de
Origo: ontspringt van de spina iliaca anterior heup beschreven.
superior. Ligamentum iliofemorale ofwel ligamentum
Insertie: insereert mediaal van de tuberositas ti- Bertini. (fig. 1.11). Dit ligament heeft een lateraal
biae in de pes anserinus superficialis. en een mediaal deel.
Innervatie: n. femoralis (L2-L4). Functie: remt de retroflexie, exorotatie en ad-
ductie (lateraal deel).
Loopt van de spina iliaca anterior inferior naar
j
1.6 Endorotatie de voorzijde van de trochanter major en hecht
aan op de linea intertrochanterica.

Er zijn drie spieren die endorotatie geven in het Ligamentum pubofemorale (fig. 1.11).
heupgewricht. Deze worden hieronder kort Functie: remt de retroflexie, abductie en exor-
beschreven. otatie.
Loopt vanaf de ramus superior van het os pubis
naar de mediale zijde van het collum femoris en
M. tensor fasciae latae (fig. 1.2) loopt voor een deel uit in de pars medialis van
het lig. iliofemorale.
Functie: endorotatie (laterale vezels) en anteflexie Ligamentum ischiofemorale (fig. 1.12).
(ventrale vezels) van het bovenbeen. Tevens geeft Functie: remt de retroflexie, endorotatie en ab-
de spier abductie van het bovenbeen. ductie.
Origo: ontspringt van de spina iliaca anterior Loopt van het corpus ossis ischii naar lateraal.
superior. De bovenste vezels hechten aan in de pars late-
Insertie: insereert in de tractus iliotibialis van ralis van het lig. iliofemorale. De onderste vezels
het bovenbeen. lopen naar de fossa trochanterica van het femur.
Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1). De diepst gelegen vezels lopen circulair rondom
het corpus van het femur en vormen de zona
M. gluteus minimus (fig. 1.8) orbicularis.

Functie: endorotatie, abductie en anteflexie en van Ligamentum capitis femoris (fig. 1.13).
het bovenbeen. Functie: bevat bloedvaten die zorgen voor de
Origo: ontspringt van de facies glutea van het os voeding van de femurkop.
ilium. Loopt van de randen van de incisura acetabuli
Insertie: insereert aan de trochanter major van naar aan de fovea capitis femoris.
het femur.
Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1).
j
1.8 Schema
M. gluteus medius (fig. 1.5)
Hieronder volgt een schema van de bewegingen
Functie: endorotatie en anteflexie (voorste vezels). van de heup met de daarbij horende musculatuur.
Retroflexie en exorotatie (achterste vezels) van het

BSL - ACA_BK_2KZM - 3268r5_0000000000 018


1 Anatomie van de heup 11

lig. iliofemorale

lig. pubo-
femorale

Figuur 1.11

BSL - ACA_BK_2KZM - 3268r5_0000000000 019


12 Zakboek anatomie

lig. iliofemorale

lig. ischio-
femorale

Figuur 1.12

lig. capitis femoris

Figuur 1.13

BSL - ACA_BK_2KZM - 3268r5_0000000000 020


1 Anatomie van de heup 13

Functie Musculatuur Functie Musculatuur

Anteflexoren M. psoas major M. obturatorius internus

M. iliacus M. obturatorius externus

M. sartorius Mm. gemelli

M. tensor fasciae latae M. quadratus femoris

M. rectus femoris M. pectineus

M. pectineus M. adductor magnus

M. adductor longus M. adductor brevis

M. gracilis M. gluteus maximus

M. gluteus medius voorste deel M. gluteus medius achterste deel

M. gluteus minimus M. sartorius

M. adductor brevis Endoratoren M. tensor fasciae latae

Retroflexoren M. gluteus maximus M. gluteus minimus

M. gluteus medius M. gluteus medius voorste deel

M. biceps femoris caput longum

M. semitendinosus

M. semimembranosus

M. adductor magnus

Abductoren M. gluteus medius

M. gluteus minimus

M. gluteus maximus

M. tensor fasciae latae

Adductoren M. adductor magnus

M. adductor longus

M. adductor brevis

M. gracilis

M. pectineus

Exoratoren M. piriformis

BSL - ACA_BK_2KZM - 3268r5_0000000000 021

Anda mungkin juga menyukai