As Vlak Beweging
j
1.1 Anteflexie TH12-L5. De dorsaal gelegen vezels ontspringen
van de processus costales L1-L5.
Insertie: insereert aan de trochanter minor van
Er zijn elf spieren die anteflexie geven in het het femur.
heupgewricht. Deze worden hieronder kort Innervatie: n. femoralis (L2-L4) en directe takken
beschreven. uit de plexus lumbalis.
m. tensor
fasciae
latae m. rectus
femoris
m. sartorius
Functie: anteflexie, abductie en exorotatie van het Functie: anteflexie van het bovenbeen. Tevens
bovenbeen. Tevens geeft de spier geeft de spier een strekking van het been.
flexie van het been en endorotatie van het on- Origo: ontspringt van de spina iliaca anterior
derbeen. inferior en van het acetabulum.
Origo: ontspringt van de spina iliaca anterior Insertie: insereert via het lig. patellae aan de tu-
superior. berositas tibiae.
Insertie: insereert mediaal van de tuberositas ti- Innervatie: n. femoralis (L2-L4).
biae in de pes anserinus superficialis.
Innervatie: n. femoralis (L2-L4). M. pectineus (fig. 1.4)
M. tensor fasciae latae (fig. 1.2) Functie: anteflexie, adductie en exorotatie van het
bovenbeen.
Functie: anteflexie (ventrale vezels) en endorotatie Origo: ontspringt van het pecten ossis pubis.
(laterale vezels) van het bovenbeen. Verder geeft de Insertie: insereert aan de linea pectinea van het
spier abductie van het bovenbeen. femur.
Origo: ontspringt van de spina iliaca anterior Innervatie: n. femoralis (L2-L4) en ook wel de n.
superior. obturatorius (L2-L4).
Insertie: insereert in de tractus iliotibialis.
Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1). M. adductor longus (fig. 1.4)
M. rectus femoris (fig. 1.3) Functie: anteflexie, adductie en exorotatie van het
bovenbeen.
Figuur 1.4 j
1.2 Retroflexie
Functie: de voorste vezels geven tevens anteflexie M. gluteus medius (fig. 1.5)
en endorotatie. De achterste vezels geven tevens
retroflexie en exorotatie van het bovenbeen. Ab- Functie: retroflexie en exorotatie (achterste vezels)
ductie van het bovenbeen. van het bovenbeen. Anteflexie en endorotatie
Origo: ontspringt van het os ilium en van de (voorste vezels). Tevens geeft de spier abductie van
fascia glutea. het bovenbeen.
m. gluteus
medius
m. gluteus
maximus
Figuur 1.5
Origo: ontspringt van facies glutea van het os ili- Functie: retroflexie van het bovenbeen. Tevens
um. geeft de spier flexie van het been en endorotatie
Insertie: insereert aan de trochanter major van van het onderbeen.
het femur. Origo: ontspringt van het tuber ischiadicum.
Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1). Insertie: insereert aan de facies medialis van de
tibia in de pes anserinus superficialis.
M. biceps femoris caput longum (fig. 1.6) Innervatie: n. tibialis (L5-S2).
m. biceps
femoris m. semiten-
caput dinosus
longum m. semimem-
branosus
m. biceps
femoris
caput
breve
m. gluteus
minimus
Figuur 1.8
Functie: abductie, anteflexie en endorotatie van Insertie: insereert in de tractus iliotibialis (craniale
het bovenbeen. vezels) en aan de tuberositas glutea (caudale ve-
Origo: ontspringt van de facies glutea van het os zels).
ilium. Innervatie: n. gluteus inferior (L4-S2).
Insertie: insereert aan de trochanter major van
het femur. M. tensor fasciae latae (fig. 1.2)
Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1).
Functie: abductie van het bovenbeen. Tevens geeft
M. gluteus maximus (fig. 1.5) de spier anteflexie (ventrale vezels) en endorotatie
(laterale vezels) van het bovenbeen.
Functie: abductie (bovenste vezels). Tevens geeft de Origo: ontspringt van de spina iliaca anterior
spier retroflexie en exorotatie van het bovenbeen. superior.
Origo: ontspringt van het achterste deel van de Insertie: insereert in de tractus iliotibialis van
facies glutea van het os ilium, van de fascia thora- het bovenbeen.
columbalis, van de facies dorsalis van het os sa- Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1).
crum en van het os coccygis en het lig. sacrotube-
rale.
j
1.4 Adductie M. gracilis (fig. 1.4)
m. piriformis
m. gemellus
superior
m. obturatorius
internus
m. gemellus
inferior
m. quadratus
femoris
Figuur 1.9
m. oturatorius
externus
Figuur 1.10
Pars media: insereert aan het labium mediale van de M. gluteus maximus (fig. 1.5)
linea aspera.
Pars inferior: insereert aan de epicondylus media- Functie: exorotatie en retroflexie van het boven-
lis van het femur. been. Tevens geeft de spier abductie (bovenste ve-
Innervatie: partes superior en media door n. ob- zels).
turatorius (L2-L4). Pars inferior door n. tibialis (L4- Origo: ontspringt van het achterste deel van de
L5). facies glutea van het os ilium, van de fascia thora-
columbalis, van de facies dorsalis van het os sa-
M. adductor brevis (fig. 1.4) crum en van het os coccygis en het lig. sacrotube-
rale.
Functie: exorotatie, adductie en anteflexie van het Insertie: insereert in de tractus iliotibialis (cra-
bovenbeen. niale vezels) en aan de tuberositas glutea (caudale
Origo: ontspringt van het corpus van het os pu- vezels).
bis. Innervatie: n. gluteus inferior (L4-S2).
Insertie: insereert in het middelste deel van de
labium mediale van de linea aspera van het femur. M. gluteus medius (fig. 1.5)
Innervatie: n. obturatorius (L2-L4).
Functie: exorotatie en retroflexie (achterste vezels)
van het bovenbeen. Endorotatie en anteflexie
(voorste vezels). Tevens geeft de spier abductie van
het bovenbeen.
Origo: ontspringt van de facies glutea van het os bovenbeen. Tevens geeft de spier abductie van het
ilium. bovenbeen.
Insertie: insereert aan de trochanter major van Origo: ontspringt van de facies glutea van het os
het femur. ilium.
Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1). Insertie: insereert aan de trochanter major van
het femur.
M. sartorius (fig. 1.2) Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1).
Er zijn drie spieren die endorotatie geven in het Ligamentum pubofemorale (fig. 1.11).
heupgewricht. Deze worden hieronder kort Functie: remt de retroflexie, abductie en exor-
beschreven. otatie.
Loopt vanaf de ramus superior van het os pubis
naar de mediale zijde van het collum femoris en
M. tensor fasciae latae (fig. 1.2) loopt voor een deel uit in de pars medialis van
het lig. iliofemorale.
Functie: endorotatie (laterale vezels) en anteflexie Ligamentum ischiofemorale (fig. 1.12).
(ventrale vezels) van het bovenbeen. Tevens geeft Functie: remt de retroflexie, endorotatie en ab-
de spier abductie van het bovenbeen. ductie.
Origo: ontspringt van de spina iliaca anterior Loopt van het corpus ossis ischii naar lateraal.
superior. De bovenste vezels hechten aan in de pars late-
Insertie: insereert in de tractus iliotibialis van ralis van het lig. iliofemorale. De onderste vezels
het bovenbeen. lopen naar de fossa trochanterica van het femur.
Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1). De diepst gelegen vezels lopen circulair rondom
het corpus van het femur en vormen de zona
M. gluteus minimus (fig. 1.8) orbicularis.
Functie: endorotatie, abductie en anteflexie en van Ligamentum capitis femoris (fig. 1.13).
het bovenbeen. Functie: bevat bloedvaten die zorgen voor de
Origo: ontspringt van de facies glutea van het os voeding van de femurkop.
ilium. Loopt van de randen van de incisura acetabuli
Insertie: insereert aan de trochanter major van naar aan de fovea capitis femoris.
het femur.
Innervatie: n. gluteus superior (L4-S1).
j
1.8 Schema
M. gluteus medius (fig. 1.5)
Hieronder volgt een schema van de bewegingen
Functie: endorotatie en anteflexie (voorste vezels). van de heup met de daarbij horende musculatuur.
Retroflexie en exorotatie (achterste vezels) van het
lig. iliofemorale
lig. pubo-
femorale
Figuur 1.11
lig. iliofemorale
lig. ischio-
femorale
Figuur 1.12
Figuur 1.13
M. semitendinosus
M. semimembranosus
M. adductor magnus
M. gluteus minimus
M. gluteus maximus
M. adductor longus
M. adductor brevis
M. gracilis
M. pectineus
Exoratoren M. piriformis