Anda di halaman 1dari 15

Kennisportfolio H4

Julian van Bruggen


Landenanalyse
Week 1
Bij een krappe arbeidsmarkt is er minder aanbod van arbeidskrachten maar steeds meer vraag. Bij
een ruime arbeidsmarkt is er veel aanbod van arbeidskrachten en minder vraag.

Afweging risico en rendement


Deze afweging moet je gaan maken als je gaat exporteren, bijvoorbeeld als je naar Brazilië gaat
exporteren omdat je daar veel geld kunt verdienen kun je er veel rendement uit halen. Het risico is
dat je helemaal naar Brazilië gaat. Je streeft naar veel rendement en zo weinig mogelijke risico.

Landen met een hoge economische groei kun je veel meer rendement halen, omdat je dan niet veel
hoeft te concurreren, je krijgt toch steeds nieuwe klanten. Bij een lage economische groei heb je juist
veel concurrentie en is het moeilijk om te groeien.

Landen zijn onderling veel meer gaan importeren en exporteren (handelen), omdat je dan lagere
transportkosten hebt en versnelde IT-ontwikkelingen

A= Verenigde Staten
B = China/India
C = West-Europa
D = Afrika

Maatschappelijke consensus = stabiliteit tussen groepen in de samenleving (veilig om te handelen)

Welke risico’s en problemen zijn er verbonden aan het exporteren naar het buitenland?
- Importbelemmeringen (als bijvoorbeeld de handelsbalans een groot tekort vertoont)
- Oorlog en armoede
- Kans op valutacrisis en deviezentekort (bv. door hoge buitenlandse schuld en overgewaardeerde
munt)
- Corruptie, bureaucratie
- Intensiteit concurrentie in de bedrijfstak in het land van export is hoog
- Politieke crisis (als gevolg van een eco. crisis?)
- Gebrek aan urbanisatie (klanten moeilijk te bereiken)
- Cultuurverschillen, waardoor product niet wordt gewaardeerd
- Betalingsmoraal slecht
- Slecht juridisch systeem (eigendomsrechten niet gewaarborgd), imitatieproducten
- Valutarisico (munt kan in waarde gaan dalen door bijvoorbeeld een hoge inflatie. Hierdoor levert de
export minder op.)
- Een groot tekort op de handelsbalans kan ertoe leiden dat de overheid bestedingsbeperkende
maatregelen neemt.

Landenrisico
Het risico dat handelspartners in het buitenland door overheidsmaatregelen hun
betalingsverplichtingen niet kunnen nakomen. Hiervoor zijn twee redenen:
1. Geen dollars of euro’s aanwezig (deviezen is buitenlandsgeld, dus dollars in Nederland.)
* Je komt aan deviezen door te exporteren
* Je komt aan deviezen door geld te lenen van een buitenlandse belegger
Als er geen deviezen aanwezig zijn, dan exporteert het land weinig of weinig beleggingsactiviteiten.

Door Export stromen deviezen binnen (vaak dollars). Door import stromen deviezen naar buiten
(vaak dollars)

2. Banken zijn niet bereid om het geld om te wisselen


Deviezen is buitenlandsgeld, dus dollars in Nederland.

Deviezen generend vermogen

Externe positie

Internationale reserves
Invoerdekking  internationale reserves/ import
 Hoeveel maanden kan een land importeren met de aanwezige deviezen?

De omvang van de reserves zegt alleen iets over de betaalcapaciteit als tegelijkertijd de
deviezenbehoefte in de analyse wordt meegenomen. Invoerdekking: in hoeverre is huidige niveau
van reserves voldoende om importen te betalen? (invoerdekking van min. 3 maanden aanhouden).

Omvang buitenlandse schuld


- Debt/ export ratio;
- Debt-service ratio  belangrijk!!, hoeveel schuld heeft een land in verhouding met de export.
Er moet rente en aflossing betaald worden.
- Structuur van de buitenlandse schuld (looptijden)

 Hoeveel % van de deviezen die de export oplevert, zijn nodig om rente te betalen en af te lossen.
Hoe hoger het percentage, hoe meer risico.

Verhouding tussen schuld en export = debt-export ratio.


Debt-service = verhouding tussen deviezen uitstroom en instroom.  welk deel van de met export
verdiende deviezen vloeit naar het buitenland in de vorm van schuldendienst?
Structuur buitenlandse schuld  hoe korter gemiddelde looptijd, des te sneller komen
aflossingsverplichtingen. Behoefte aan deviezen is dan hoog.

Betalingsbalans
Deviezengenerend vermogen:
 door veel export of door kapitaalimport (buitenlandse investeerders)
 stabiliteit en samenstelling exportpakket (hoeveel afnemers? hoeveel exportproducten?)

Op de lopende rekening komt het geld binnen door export en op de kapitale rekening komt het geld
binnen door lening. Uit deze twee onderdelen bestaat de betalingsbalans. Je kunt hier zien hoeveel
deviezen er binnen komen en weggaan. Als je er meer binnenkomen dan weggaan is het een gunstig
land.

Waarom is het niet verstandig om naar een land te exporteren met een hardnekkig tekort op de
lopende rekening? (import > export)
1. Deviezen raken op.
2. Overheid devalueert de eigen munt (of muntwaarde daalt)
3. Overheid voert importbelemmeringen in.
4. Overheid treft bestedingsbeperkende maatregelen, import daal door minder besteding
5. Rente kan gaan oplopen, renteniveau gaat omhoog en gaan mensen sparen en minder besteden

Classificatie naar regio


- Ontwikkelingslanden (Afrika, deel van Azie & Zuid-Amerika)
- Emerging markets (Brazilië, Rusland, India en China)
- Triade (Europa, VS & Japan)

De begrippen ‘poverty trap’ en de onmogelijkheid van een ‘take-off’ horen typisch bij
ontwikkelingslanden. Leg uit!
Om tot ontwikkeling te komen moet er geïnvesteerd worden. Dit kan alleen maar als er genoeg
binnenlandse bestedingen zijn. Echter, door de lage lonen, wordt er niet gespaard en komt een land
moeilijk van de grond (door poverty-trap geen take-off mogelijk!)

Economische ontwikkeling/groei verloopt in 3 fasen:


1. Factorgedreven (Afrikaanse) groei, de groei komt vooral voort uit grondstoffen. (Productiefactoren)
2. Investeringsgedreven (China) groei, vooral groeien door middel van machines. Een combinatie van
techniek en goedkope arbeid.
3. Innovatiegedreven (VS) groei, je hebt goede scholing nodig om te groeien. (Techniek en kwaliteit)

Week 2
Macro analyse
Politiek:
- Politieke structuur en stabiliteit - Kwaliteit van overheid (corruptie)
- Internationale betrekkingen - Handelspolitiek

Dreigen er op korte termijn interne of externe conflicten?


Staatsvorm, internationale betrekkingen, politieke structuur en stabiliteit, lidmaatschap int.
organisaties (WTO, IMF).
Overheid corrupt, bureaucratisch functioneren, eigen ondernemingen bevoordelen,
importbelemmeringen.
Demografisch:
- Omvang en groei van bevolking - Samenstelling bevolking
- Urbanisatiegraad - Opleidingsniveau

Vergrijzing door afname bevolkingsgroei (minder jongeren) en betere medische zorg. In Japan is de
vergrijzing nog veel groter dan in Europa. Vergrijzing kan leiden tot spanningen op de arbeidsmarkt.
Voordelen urbanisatie (meer kans op gezondheidszorg en scholing). Nadelen urbanisatie: armoede,
vervuiling e.d.
Bedrijven kunnen door urbanisatie hun klanten beter bereiken.

Cultureel:
- Taal en religie - Omgangsvormen
- Hiërarchische verhoudingen - Handelsethiek en betalingsmoraal

*Gewoontes onderzoeken, beslissingen in een familie.


Economisch:
- Economisch systeem (plannen economie OV en vrije markt economie, als NLD zitten we er tussen)
- Omvang en verdeling BBP

Interne economische situatie:


- Belangrijkste sectoren - Inflatie
- Economische groei - Economische politiek

Externe economische situatie:


- Wisselkoers - Betalingsbalans
- Buitenlandse schuld - Internationale reserves

Recht
Week 1 – Export en Europees recht
Leerdoelen H4 (Nadruk of EU verdrag en EU werkingsverdrag)
- De juridische vormen van export beschrijven
- De basisstructuur van de Europese Unie uitleggen
- De werking van de Europese Verdragen doorgronden
- De ‘Vier Vrijheden’ (vrij verkeer van goederen in het bijzonder)op een vrij complexe casus
toepassen (toepassingsvraag op tentamen)

Wijze van exporteren


1) via een agent
2) via een distributeur
3) persoon in loondienst
4) franchise
5) joint venture (zelfstudie)

1. Export via een ‘agent’


Deze overeenkomst is geregeld in art. 7:428 BW voor in Nederland. Als je de grens over gaat krijg je
te maken met Europese richtlijnen, je krijgt hier te maken met het EVO verdrag en het
vertegenwoordigings verdrag. Als je exporteert via een agent heb je met de volgende partijen te
maken. Namelijk exporteur  Agent  klant. Van exporteur naar agent heb je te maken met een
internationale agentuur overeenkomst. Het bijzondere van deze overeenkomst is dat de exporteur
de koopovereenkomst sluit met de klant en niet de agent. De agent is hier een zelfstandige
ondernemer, die kent ook het land waarvoor die bezig is voor de exporteur. Het nadeel hier is dat de
klant op afstand zit, bijvoorbeeld is de klant wel kapitaal krachtig genoeg? Tussen de agent en
exporteur wordt vaak een delcrederebing gesloten, dat is een onderdeel van de agentuur
overeenkomst. De agent beloofd dan dat de klant kredietwaardig is, de klant is dus kapitaal krachtig
genoeg. Stel de klant betaald niet, kan de exporteur ook bij de agent aankloppen. De agent verdiend
zijn geld door elke geslaagde bemiddeling. Bij elke internationale overeenkomst komen problemen
voor namelijk 3 IPR – problemen (internationaal privaat recht):
- Welk recht is van toepassing?
- Welke rechter is bevoegd? (Nederlandse rechter of een rechter in het buitenland)
- Ten uitvoerlegging vonnis? (Is het vonnis rechtsgeldig?)

2. Export via een distributeur


Het is een generieke overeenkomst, partijen zijn vrij te bepalen wat ze opnemen in de
overeenkomst. De volgende partijen zijn van belang; Exporteur (principaal)  Distributeur  klant.
Tussen de distributeur en de klant ontstaat een nationale koopovereenkomst, tussen de exporteur
en distributeur ontstaat een internationale koopovereenkomst. De export verkoopt zij goederen aan
de distributeur, op deze goederen komt een toeslag en verkoopt de distributeur ze aan de klant. Het
voordeel voor de exporteur is dat hij alleen te maken heeft met de distributeur. Het nadeel is dat de
exporteur niet precies weet wie zijn klanten zijn, bijvoorbeeld met marketing. De overeenkomst mag
niet in strijd komen met de mededingingswet, bijvoorbeeld prijsafspraken mogen niet afwijken. Het
Weens koopverdrag en het EVO verdrag zijn hier van toepassing.

3. Export via persoon in loondienst (arbeidsovereenkomst)


Je hebt hier te maken met een arbeidsovereenkomst art. 7:610 BW. Je hebt hier te maken met een
Exporteur (werkgever)  Werknemer (Nederlandse of buitenlandse). Bij een buitenlandse
werknemer is het beter voor buitenlandse recht te kiezen, maar je kunt ook het Nederlandse recht
kiezen (7:610). Het is beter om voor buitenlands recht te kiezen i.v.m. ontslagrecht. De werknemer is
ondergeschikt aan de werkgever. Als werkgever neem je een geheimshoudingsbeding op en een
concurrentie/relatie beding op in de arbeidsovereenkomst t.o.v. de buitenlandse werknemer.
4. Export via Franchise overeenkomst
De partijen waar je mee te maken hebt: Exporteur (franchisegever)  Franchisenemer (in het
buitenland)  Klant. Je hebt te maken met een internationale franchise overeenkomst tussen de
franchise gever en nemer. Tussen de nemer en klant heb je te maken met een nationale
overeenkomst. De franchisegever levert veel verplichtingen op aan de franchisenemer, op het gebeid
van marketing, logo, boekhouding, uitstraling etc. Het Weens koopverdrag en het EVO verdrag zijn
hier van toepassing.

Europees recht
- EU verdrag (4311), toetreding van een nieuwe lidstaat
- EU werkingsverdrag (4231)

Week 2
EU heeft zich ontwikkeld tot een grote macht door 4 sporen:
1. Uitbreidingen van lidstaten (omvang) (van 6 naar 27)
2. Aantal verdragen uitgebreid (EGKS, kolen en staal) (EEG, Europese economische
gemeenschap) (EG verdrag, totale economie), Univerdrag, Kernverdrag, Buitenlandse zaken,
veiligheid, politie en justitie. Eerst heette ze EEG, daarna E van economisch weg want het
werd meer dan economie. Toen de EU. Dus steeds meer beleidsterreinen worden door EU
bepaald waardoor EU dus ook machtiger wordt.
3. Jurisprudentie: (cost NL = voorrangbeginsel en van Gend en Kos directe werking Dit leidt
tot supranationaliteit)
4. Wetgeving en verordening :Eu mag op steeds meer terreinen, wetten maken en de EU moet
zich eraan houden.

Twee verdragen
VEU en VWEU

Wie is de baas in europa

Uitgangspunt: Art. 13 EU verdragen (VEU),


1. Europees parlement ( gekozen burgers van lidstaten)
2. Europese raad ( Staatshoofden, regeringsleider (RUTTE), en VOORZITTER VAN EUROPESE
COMISSIE) (die zijn de baas)
3. De raad: Vakministers: als het gaat om landbouw: Gaan alle ministers van landbouw van de
EU landen daar naartoe
4. De commissie: zitten eurocommissarissen
5. Hof van justitie = rechter van EU, je hebt heel veel soorten rechters
6. Rekenkamer: Budgetten controleren van de EU, ze houden in de gaten wat binnen komt,
lidstaten moeten bijvoorbeeld geld betalen om lid te blijven
7. Europese centrale bank = Houdt koers in de gaten, zonder winstoogmerk maar wordt wel
geld in gestopt. Doel: Economie van eu bevorderen.

1. Europees parlement:
Waar geregeld:art 14 VEU
Wie:Gekozen burgers (vertegenwoordigers)
Vertegenwoordigt:De burgers
Wat doen ze: Stellen begrotingen op/vast samen met de raad (niet Europese) obv evenredigheid
wetgever van eu

2. De Europese raad:
Waar geregeld: art 15 VEU
Wie: Staatshoofden, regeringsleiders (Rutte, merkel) en voorzitter Europese Commissie (Die zijn de
baas in EU)
Vertegenwoordigen: De EU zelf
Wat doen ze? Ze bepalen de richting die ze opmoeten

3. De raad:
Waar geregeld: art 16 VEU
Wie?: Vakministers (minster van landbouw, ministers van milieu)
Vertegenwoordigt: De regering van de lidstaten
Wat doen ze?: wetten en begrotingen maken samen met europees parlement

4. De commissie
Waar geregeld: Art 17 VEU
Wie: Eurocommissarissen van elk één lidstaat
Vertegenwoordigt: De EU
Wat doen ze?: Ze houden toezicht van nakoming verdragen. Als ze iets constateren naar
het hof van justitie. Maken ook wetsvoorstellen om te vooromen dat het europees
parlement en de raad te machtig worden. (trias politicas)

5. Hof van justitie


Waar geregeld: art 19 VEU
Wie: Rechters op alle gebieden waarmee mensen te maken hebben met recht
Wie vertegenwoordigen?: art 19 lid 3 sub A: iedereen
Wat doen ze?: Pre juridiciele: voordat Nederlandse rechter uitspraak doet eerst vragen of
ze europees recht goed hebben uitgelegd.

6.Rekenkamer
Waar: art 285 VWEU
Wat doen ze: Budgetten controleren van de EU, ze houden in de gaten wat binnen komt,
lidstaten moeten bijvoorbeeld geld betalen om lid te blijven

7. ECB:
Waar: Art 282 VWEU
Wat doen ze: Houdt koers in de gaten, zonder winstoogmerk maar wordt wel geld in
gestopt. Doel: Economie van EU bevorderen.
Vertegenwoordigt: EU
Week 3
Mogelijke tentamenvraag
Wat is (bijvoorbeeld) het verschil tussen art. 214 lid 1 en 4 EUW en art. 91 lid 1 EUW?
Humanitaire hulp (art. 214 lid 1/4 EUW) en bijzondere aspecten van vervoeren (art. 91)

Onbeperkt bevoegd, t.a.v. beleidsterreinen.


3 uitgangspunten :
- Art. 4 en 5 EU
- Art. 3-6 EUW
- Rechtsbasisbeginsel, het moet in het recht/wet staan.

Art. 4 EU: blz 4311


lid 1: verhouding unie en lidstaten. Wat de lidstaten niet hebben weggegeven, daar mag de unie ook
niet aan komen.
lid 2: de Unie eerbiedigt de gelijkheid tussen staten, niet alle staten zijn gelijk.
lid 3: loyale samenwerking respecteren de Unie en de lidstaten, elkaar aanvullen.

Art. 5 EU: blz 4312


lid 3: subsidiariteitsbeginsel
lid 4: evenredigheidsbeginsel, als je hetzelfde resultaat kunt behalen met een kleiner bedrag/minder
werk moet je dit doen.

Art. 3 EUW blz 4231 (Grote bevoegdheid)


De Unie is exclusief bevoegd (=alleen bepalen), in het artikel staat over werken onderdelen.

Art. 4 EUW blz 4231 (Minder grote bevoegdheid)


lid 1: gedeelde bevoegdheid EU + lidstaten (minder grote bevoegdheid)
lid 2: staat alles wat gezamenlijk wordt gedaan.

Art. 5 EUW blz 4232 (Nog minder bevoegdheid)


lid 1: een van de instellingen (Raad) van Europese Unie stelt maatregelen en de lidstaten
coördineren. (deze bevoegdheid is kleiner voor de EU)

Art. 6 EUW blz 4232


De unie ondersteunt, coördineert en vult aan. (laagste bevoegdheid t.o.v. lidstaten)

T.o.v. wie worden deze bevoegdheden afgebakend? De lidstaten.

Besluitvorming
Drie procedures art. 289 EUW
1. Gewone procedure, lid 1 (Europees parlement + raad op voorstel van Europese commissie
besluiten nemen)
2. Speciaal, codecisie, lid 2 (Europees parlement + deelname raad of raad + deelname
parlement, er kunnen twee verschillende partijen de leiding nemen)
3. Overige, lid 4 (initiatief lidstaten op Europees parlement + aanbeveling Europese centrale
bank + verzoek Europese justitie of Europese investeringsbank)
Gemeenschappelijkheden
- Altijd voorstel Cie = Europese commissie
- Alleen de Raad of de Raad en Parlement kunnen van een voorstel een rechtsgeldig besluit, een
‘wet’, maken
- art 4 lid 3 EU, loyaliteitsbeginsel (goede samenwerking tussen Unie en lidstaten)

Type besluiten, wetten


- Primair, basisverdragen (EUW), primair is alleen de lidstaten
- Secundair
- Art. 288 EUW
1. Verordening, directe werking in de lidstaten, er staat vastgesteld hoe je iets moet bereiken
2. Richtlijn, zelf de weg bepalen hoe je bij het resultaat komt (geen directe werking)
3. Beschikking, is verbindend
4. Aanbeveling, zijn niet bindend, vragen ze naar om van te leren

Richtlijn
- 4 elementen, LS, resultaatverplichting en termijn, keuzevrijheid, beperkte rechtstreekse werking
- Doel? Harmonisatie
- Het is een instructie van de EG aan de LS om hun wetgeving aan te passen
- Praktijk, weinig verschil met Verordening

Verordening
- Omzetting nationale regel is dus niet nodig! Het werkt direct!

* Verschil tussen beschikking en aanbeveling weten.

Internationale marketing
Week 1
Exportmarketingplan

*Tussen SWOT-analyse en strategieën zit confrontatiematrix (BELANGRIJK)

1. Executive summary
- Een samenvatting voor het management, wat staat er in het verslag
- 1 à 2 pagina’s
- Belangrijkste doelstellingen en aanbevelingen, voorbeelden:
* Opbouw van relatie met importeur *Verhoging reclame-inspanning
* Nieuwe vormen van service * Nieuw product
* Adhv dit stuk dient een manager een beslissing te kunnen nemen, dus wat kost het, wat
gaat het opleveren en wat zijn de risico’s

2. Inhoudsopgave
- Verplicht onderdeel - Kapstok van je plan
- Voorbeeld heb je zojuist gekregen  - Vooraf maken creëert invuloefening
- Maak niet per persoon zomaar willekeurig een hoofdstuk, het gaat juist om het verband tussen
de hoofdstukken.

3. Inleiding & achtergrond


- Ondernemingsmissie en -visie, ondernemingsdoelstellingen, exportdoelstellingen
- Marktdefinitie
* geografische afbakening
* thuisverbruikersmarkt en/of uitmarkt
- Product/merkachtergrond van United Coffee
- Resultatenanalyse

- Probleemdefinitie, wat is het probleem?

4. Externe analyse
Marketingomgeving (Macro)
Externe analyse (2)
- Gericht op de Meso en de Macro omgeving
- Onderzoekt TOEKOMSTIGE trends/ontwikkelingen die buiten de onderneming liggen.
- Brengt kansen en bedreigingen van een bedrijf in kaart

- Je gebruikt woorden die een verandering aangeven zoals groter/kleiner, minder/meer, hoger/lager,
strenger/losser, beter/slechter, groei/krimpen, etc.
- Er staan geen dingen in die gaan over de situatie zoals die er op dit moment is of in het verleden
zijn geweest. (bv er is/was hevige concurrentie)
- De naam van jouw bedrijf komt hier niet voor, het gaat hier om algemene ontwikkelingen. (gelden
dus ook voor je concurrent)

Meso
- De meso-omgeving van een onderneming kan ook worden aangeduid als de MARKT waarin de
onderneming actief is.
- Beschrijf algemene kenmerken zoals grootte van de markt, groei, winstgevendheid, trends
- Beschrijf bedrijfskolom en bedrijfstak
-Beschrijf de invloed van andere schakels (CONCURRENTIE) middels het vijfkrachten model van
Porter
* belangrijkste concurrenten * en hun strategie
* prijsstelling * distributie, importeurs
* winkels, winkelketens

Bedrijfskolom: Dit zijn de bedrijven die verticaal met elkaar samenwerken, van oerproducent 
fabriek  groothandel  winkel  klant. Bij elke pijl zit een markt.
Bedrijfstak: wie er op jou niveau de concurrenten zijn. Bijvoorbeeld bij de fabriek heb je DE, ILLY en
NESCAFE.

Porter (vijfkrachten model)


Met dit model kun je de concurrentie intensiteit bepalen en kun je kijken naar de
marktaantrekkelijkheid.

Macro
= de omgeving van de markt en dus van invloed op ALLE partijen binnen de bedrijfstak

Rapportage
De externe Analyse kan worden samengevat in een overzicht met kansen en bedreigingen.
- Kans= ontwikkeling binnen de markt die in de toekomst (nieuwe) mogelijkheden biedt
- Bedreiging = ontwikkeling binnen de markt die in de toekomst voor
belemmeringen/nadelige effecten zorgt.

Week 2
Interne analyse
- Gericht op Micro omgeving
- Onderzoekt de situatie binnen het eigen bedrijf
- Brengt sterkten en zwakten van een bedrijf in kaart

Vergelijk jouw bedrijf met de concurrent:


1. wat vinden de klanten, of
2. wat vind je zelf van:
– De kwaliteit en service van jouw product
– Jouw nieuwe producten
– Jouw (kost)prijs
– Jouw vestigingsplaats
– De wijze waarop jij de logistiek is geregeld
– De wijze waarop jouw onderneming aandacht trekt
– De marketingcommunicatie van jouw bedrijf

Stappen interne analyse


De Interne Analyse kan worden samengevat in een overzicht met sterkten en zwakten.
- Sterkte= op dit aspect is het bedrijf beter is dan haar concurrenten.
- Zwakte = op dit aspect is het bedrijf slechter is dan haar concurrenten
*Deze analyse maak je zelf, het is vrij subjectief.

SWOT-analyse
Overzicht van de interne en externe analyse

Interne analyse  Sterkten en zwakten (Strenght/ Weakness)


Externe analyse  Kansen en bedreigingen (Oppertunities/ Threats)

Voorbeeld

Van belang bij de SWOT


- Inzicht in de situatie van de onderneming en de omgeving waarin zij acteert
- Vanuit perspectief van de klant
- In vergelijking met de concurrentie
- SWOT is basis nieuwe doelstellingen, strategische keuzes en acties
Confrontatie matrix

Bij deze matrix ga je milieudoelstellingen met de linker kolom confronteren. Daarna doe je de
moderne goedkopere techniek met de linker kolom etc. (boven naar beneden)

Vier kwadranten van de matrix (strategieën)

* Consolideren = beschermen

SFA MATRIX
Maximaal 3 issues toetsen via SFA, 3 5jes uit de confrontatie matrix (3 belangrijkste)

- Suitable , Past het?


 binnen (strategisch) beleid , bijvoorbeeld je wil alleen binnen Nederland blijven maar een issue
zegt dat je naar Engeland moet gaan, dan valt deze issue af.

- Feasible, Kan het?


* Financieel * Organisatorisch
* Economisch * Technologisch
* Sociaal * Juridisch
* Ecologisch

-Acceptable , Wordt het geaccepteerd?


 Gedragen en borgen door interne en externe partners
Stappen van de Matrix
1. Analyseren
- via Intern naar S en W
- via Extern naar O en T

2. Confronteren
- van buiten naar binnen (verticaal)
- Waarderen (1, 3, 5)

3. Combineren
- 3 issues
- SFA analyse

4. Strategie
1. Passend in kwadrant
1. Groei
2. Consolidatie
3. Versterken
4. Terugtrekken
1. Generieke concurrentie (Treacy & Wiersema)
1. Operatiojnal Excellence (proces)
2. Product Leadership (product)
3. Customer Intimacy (klant)
2. Waarde (Porter)
1. Costleadership (lage kosten + brede doelgroep)
2. Differentiatie (uniek + brede doelgroep)
3. Focus (kosten of dienstverlening + smalle doelgroep)
3. Groei (Ansoff)
1. Penetratie (verdieping, verbreding)
2. Marktontwikkeling (nieuwe markt)
3. Productontwikkeling (nieuw product)
4. Diversificatie (nieuw product + nieuwe markt

Anda mungkin juga menyukai