Anda di halaman 1dari 12

Praktijk fysiotherapie

Totaal inspectie stand.


Alle vier zijden even inspecteren. Kijk naar de twee lijnen:
- Ventraal: neus, processus xiphoideus, navel, tussen voeten
- Lateraal: oor, schouder, en ? Lijn van Appleton. Een afwijkende lijn kan wijzen op
protractie van de schouders of antepositie van het hoofd.
Voelen achter: bekken recht? Arm om randen van het bekken leggen en voelen of dit recht
is.

m. biceps brachii
Elleboog: flexie, supinatie
Schouder: anteflexie, endorotatie, abductie
MRC test
Graad 2: behandeltafel op schouderhoogte, arm languit leggen en laten buigen zodat de
gehele ROM gehaald wordt.
Graad 3: patiënt zittend op een stoel, arm languit naar beneden laten hangen, en de arm
tegen de zwaartekracht in laten buigen tot aan de schouder.
Graad 4: idem graad 3, lichte weerstand bieden. Hierbij is het van belang om achter de
patiënt te staan, de ene hand aan de pols en de andere hand aan de bovenarm.
Graad 5: idem graad 4. Nu met meer weerstand.

Spierversterking
Manueel: MRC houding, weerstand bieden.
Apparatief: dumbell curls.
Lichaamsgewicht: chin ups.

Handheld dynamometer
Patiënt in rugligging. Arm in adductie, elleboog in 90° flexie. Handhelddynamometer in
polsplooi en trekken. Break methode: kort over de maximale kracht van de patiënt heengaan.

Spierlengte
Patiënt zittend in een stoel.
Arm in pronatie (dus handpalm naar achteren), volledige extensie in elleboog en retroflexie
uitvoeren.
Let op: rug moet gefixeerd zijn tegen rugleuning. Anders kan de patiënt “meebuigen” vanuit
de romp.

m. triceps brachii
Elleboog: extensie
Schouder: retroflexie

MRC test
Graad 2: behandeltafel op schouderhoogte, arm gebogen neerleggen en laten strekken,
zodat de gehele ROM gehaald wordt.
Graad 3: patiënt in buikligging op de behandeltafel met de onderarm van de tafel
Graad 4: patiënt in buikligging op de behandeltafel met de onderarm + weerstand
Graad 5: patiënt in buikligging op de behandeltafel met de onderarm + weerstand
Spierversterking
Manueel: MRC houding.
Apparatief: dumbells achter hoofd, extensie. Daarnaast: flexie romp en armen naar achter
bewegen.
Lichaamsgewicht: dips.

Handheld dynamometer
Patiënt in rugligging. Arm in adductie, elleboog in 90° flexie. Handhelddynamometer bij caput
ulnae (dorsale kant). Break methode: kort over de maximale kracht van de patiënt heengaan.

Spierlengte
Patiënt zittend in een stoel. Arm naar boven en naar achteren, hand op scapula.

m. gluteus maximus
retroflexie, exorotatie
MRC test
Graad 2: zijligging op behandeltafel. Arm langs onderbeen, waarbij de hand de knie
ondersteunt. De knie moet gebogen zijn en bij de beginpositie moet het been in anteflexie
zijn. Op deze manier wordt de hele ROM gehaald.
Graad 3: buikligging (hele ROM wordt niet gehaald)/één been van de behandeltafel (kan
gevaarlijk zijn bij kwetsbare patiënten)
Graad 4: buikligging op de behandeltafel. De ene hand op het botpunt in de bil, de andere op
het bovenbeen dichtbij de knieholte.
Graad 5: idem

Spierversterking
Gluteus + hamstrings  retroflexie
Manueel: buikligging en met gestrekt been weerstand geven.
Apparatief: met gestrekte benen gewicht heffen; scissors
Lichaamsgewicht:

Gluteus sollitair  retroflexie met flexie in de knie


Manueel: zoals MRC
Apparatief:
Lichaamsgewicht:

m. quadriceps femoris
anteflexie, extensie
MRC test
Graad 2: zijligging. Knie en enkel ondersteunen en de patiënt vragen het been te strekken.
Graad 3: op de behandeltafel, met benen van de tafel. Stabilisatie op het bovenbeen en de
patiënt vragen het been te strekken.
Graad 4: zelfde als bij graad 3, echter nu weerstand bieden rond de enkel.

Spierversterking
Manueel: MRC
Apparatief: leg extension
Lichaamsgewicht: squats

Spierlengte
Rectus femoris
Retroflexie + flexie in de knie uitoefenen.
Patiënt in builigging. Hak naar de bil brengen. Als er nog bewegingsruimte over is, kan het
bovenbeen nog omhooggetild worden. Let hierbij op de rug van de patiënt. Deze mag niet
hol worden  compensatie.

Handheld dynamometer
Patiënt zittend op onderzoeksbank. De bank moet ongeveer op “knokkelhoogte” staan (voor
alle handheld dynamometer testen). Tussen het onderbeen en de bank moet ongeveer twee
vingers breedte zitten. De dynamometer moet op het onderbeen geplaatst worden en er
moet tegendruk worden gegeven (vaak te veel kracht door patiënt rekband gebruiken).
Zorg ervoor dat je niet recht voor het been zit, anders kan je de voet van de patiënt tegen je
hoofd aan krijgen.

Krachtsverlies m. quadriceps
Oefeningen op stoornisniveau en beperking in activiteiten.
Stoornis ADL
In lig een gestrekt been heffen (20cm) en Op staan en weer gaan zitten
dan weer ongeveer 10cm laten zakken en
weer heffen, zodat het been de
behandeltafel niet raakt  rectus femoris
Zitten op een stoel en dan steeds de knie Fietsen (hometrainer)
strekken en weer buigen (eventueel een tas
o.i.d. aan de voet hangen/ elastiek om
beide enkels)
Squat Traplopen
Lunge Trap af lopen  excentrische kracht

Faciliteren.
Squat. Knieën naar elkaar?  bal tussen de benen en dan squatten.

Spierrekingen m. rectus femoris

Bij enkels vastpakken.


Kan ook in buiklig. (eventueel elastische band om enkels)?

hamstrings
flexie knie
MRC test
Graad 2: zijligging. Knie en enkel ondersteunen en de patiënt vragen het been te buigen.
Graad 3: staand maar makkelijker is in buikligging, omdat de patiënt anders telkens van de
onderzoeksbank af moet. Buikligging en dan het been proberen te buigen.
Graad 4: één arm op het distale deel van het bovenbeen, kracht leveren met de arm die het
dichtst bij de onderzoekstafel zit.
Graad 5: wanneer de patiënt teveel kracht kan leveren, kun je ervoor kiezen met twee armen
de enkels tegen te houden.

Beweegcentrum:

Spierversterking
Als spiergroep
Manueel: MRC
Apparatief: Zie hierboven

Lichaamsgewicht:

Nadruk op mediaal of lateraal  met rotatie


Manueel:
Apparatief:
Lichaamsgewicht:

Spierlengte
Als spiergroep
Patiënt in rugligging. Eén been gestrekt naar boven brengen en kijken tot hoever de hoek
gemaakt kan worden.

Met nadruk op mediaal (semitendinosus en -membranosus) of lateraal (biceps femoris)


Patiënt in rugligging. Eén been gestrekt naar boven brengen en kijken tot hoever de hoek
gemaakt kan worden.
Mediaal: exorotatie
Lateraal: endorotatie

Handheld dynamometer
Patiënt zittend op onderzoeksbank. De bank moet ongeveer op “knokkelhoogte” staan (voor
alle handheld dynamometer testen). Tussen het onderbeen en de bank moet ongeveer twee
vingers breedte zitten. De dynamometer moet op het onderbeen geplaatst worden
(achterkant) en er moet tegentrekkracht worden gegeven.

m. triceps surae
plantairflexie, flexie knie
MRC test
Steun mag gegeven worden met maar twee vingers!!
Graad 2+: 1 keer, maar niet de volledige ROM (dus niet naar volledige eindpositie).
Graad 3: tussen 1-9 keer op de tenen staan
Graad 4: tussen 10-24 keer op de tenen staan
Graad 5: minstens 25 keer.
Dit alles zonder vermoeidheid of pijn of rust.

Wanneer de gastrocnemius uitgeschakeld moet worden, moet er een lichte buiging in de


knie worden gemaakt.
Graad 2: 2+ bij één gedeeltelijke heel rise.
Graad 3: tussen 1-9 keer.
Graad 4: Tussen 10-19 keer.
Graad 5. 20 keer.

Spierversterking
Manueel: patiënt in rugligging en duwen tegen voetzool

Apparatief:
Lichaamsgewicht: heel raises

Spierlengte
m. gastrocnemius+ m. soleus  kuiten rekken met gestrekt been  hoek bij enkel
vergelijken.
m. soleus isoleren  kuiten rekken met lichtgebogen knie.
Handheld dynamometer
??

m. trapezius pars descendens


MRC test
Graad 2: rugligging (oogcontact, maar wrijving) of buikligging. Schouderbladen optrekken
(elevatie).
Graad 3. Zittend elevatie uitvoeren.
Graad 4. Druk geven op de schouders.
Graad 5. Meer druk op de schouders.

Spierversterking
Manueel: MRC
Apparatief: shrugss met dumbells
Lichaamsgewicht: van passieve naar actieve hang.

Spierlengte test
Patiënt in rugligging. Hoofd opzij bewegen en druk uitoefenen op schouders en hoofd. Bij
nekproblemen, vooral duwen op de schouders! Patiënt vragen waar hij/zij rek voelt.

m. trapezius pars transversus


MRC test
Graad 2: zittend schouderbladen bij elkaar brengen. Armen mogen gewoon langs het
lichaam.
Graad 3: buikligging schouderbladen bij elkaar brengen (+ is namelijk met gewicht armen
erbij)
Graad 4: druk op schouderbladen of tussen schouder bladen.
Graad 5: idem.

m. trapezius pars ascendens


MRC test
Graad 2: buikligging, depressie schouderbladen.
Graad 3: superman
Graad 4: superman met weerstand op schouderblad en distale deel humerus
Graad 5: superman met weerstand op schouderblad en distale deel humerus

Spierversterking
Manueel: MRC
Apparatief: superman met gewichten
Lichaamsgewicht: superman

m. rectus abdominis
flexie romp
MRC test
Instructies: geen holle rug, dus buikspieren goed aanspannen (navel intrekken, even
uitblazen, etc.). Daarna kin op de borst en voorzichtig omhoog komen.
Bij heupflexoren zwakte moet er ondersteuning worden gegeven bij de pelvis.
Graad 1: alleen hoofd op te tillen, wel iets voelbaar.
Graad 2: rugligging. Niet gehele ROM zoals bij graad 3.
Graad 3: rugligging. Armen recht langs het lichaam, maar wel van de grond af. Een stukje
omhoog komen, totdat de scapula de behandeltafel niet meer raakt.
Graad 4: rugligging. Armen gekruist op de schouders en een stukje omhoog komen.
Graad 5: rugligging. Armen bij het hoofd (nek moet niet opgetild worden) en een stukje
omhoogkomen.
 Bij m. obliquus externus + internus op dezelfde manier als bij m. rectus abdominis, maar
dan schuin.

Spierversterking
Manueel: bij schouders tegendruk geven.

Apparatief:
Lichaamsgewicht: sit ups

m. obliquus abdominis internus


Spierversterking
Manueel:
Apparatief:
Lichaamsgewicht:

m. obliquus abdominis externus


Spierversterking
Manueel:
Apparatief:
Lichaamsgewicht:

m. erector spinae
extensie rug
MRC test
Eventuele stabilisatie bij de pelvis, wanneer er sprake is van zwakte in de heupextensoren.
Graad 2: de patiënt kan de gedeeltelijke range of motion uitvoeren. Kan maar gedeeltelijk
omhoog komen. Even controleren of de beweging niet beperkt wordt door gewrichten. Om dit
te controleren kun je je hand bij de hals langs op de andere schouder leggen.
Graad 3: voor gehele ruggenwervel  armen langs het lichaam en hele bovenlichaam
optillen, zodat de umbilicus van de tafel komt. Hierbij moet de neus naar de tafel gericht zijn.
Graad 4 en 5: buikligging met over de borst van de tafel en met de handen bij het hoofd
omhoog komen (lumbaal). Graad 4 en 5 worden geschaald aan de hand van de inspanning
die het kost. Bij graad 5 komt de patiënt makkelijk omhoog en lijkt het geen moeite te kosten
om de houding vast te houden.
Spierversterking
Manueel: weerstand bij schouders

Apparatief:
Lichaamsgewicht: MRC

m. sartorius
Knie: endorotatie, flexie
Heup: exorotatie, anteflexie, abductie
MRC test
Graad 3: been exoroteren en anteflexeren. Teen naar binnen gericht (endorotatie knie). Als
de patiënt dit niet uit kan voeren is het graad 2.
Graad 4: beetje weerstand uitoefenen door met de ene hand op het distale deel van de
femur vast te houden en met de andere hand tussen duim en wijsvinger net onder de grote
teen.
Graad 5: meer weerstand.

m. pectoralis major
Schouder: adductie, endorotatie
MRC test
Graad 2: endorotatie met gebogen arm met ondersteuning van de tafel.
Graad 3: rugligging, arm van de tafel af (90 graden abductie in schouder en 90 graden flexie
in elleboog) en endorotatie + adductie uitvoeren.
Graad 4: weerstand bieden.
Graad 5: extra weerstand bieden.
Verschillende delen van de m. pectoralis major  schuin onder naar boven en andersom.
Spierversterking
Manueel: MRC

Apparatief:

Lichaamsgewicht:

Spierlengte test
Patiënt in rugligging, met schouders op de rand van de behandeltafel. Arm in 90° abductie,
90° flexie in de elleboog met handpalm naar boven. Doorbuigen totdat er weerstand ontstaat
in de pectoralis major. Eventueel ene hand op andere schoudergordel, zodat de patiënt niet
van tafel af valt. Met de andere hand moet de pols vastgehouden worden om de arm te
buigen.

Stretchen bij deurpost

m. pectoralis minor
Spierlengte
Patiënt in rugligging. Kussentje net iets lateraal van de nek van de patiënt, maar niet onder
de schouder!
Druk geven op de kom van de schouder.

m. deltoideus
Schouder: abductie

Handheld dynamometer
Patiënt in rugligging op de onderzoeksbank. De onderzoeksbank op “knokkelhoogte”. De
schouders van de patiënt moeten in de lijn van de hoofdsteun liggen, zodat de arm in 90°
abductie komt te liggen. Vervolgens moet de hand recht omhoog komen. De dynamometer
moet op de caput radii geplaatst worden, zodat de laterale helft lager komt dan de mediale
helft.

Mobilisatie van gewrichten


Mobiliseren is passief als de patiënt niks doet. Het lichaamsdeel of gewricht is ontspannen
en wordt door de therapeut bewogen. In het geval van actief mobiliseren gaat het om
oefeningen waarbij de patiënt het gewricht zelf in beweging brengt.
Knie

Bron: fysiobroekhuizen

Elleboog

Schouder
Exorotatie:
Patiënt in ruglig. Stok met beide handen vasthouden en dan de aangedane schouder naar
buiten draaien met de stok.

Anteflexie:

Doel: voorwaarts mobiliseren van de schouder met behulp van de niet-aangedane schouder.
Stand of zit op een stoel
Pak met beide handen een stok of bijvoorbeeld een paraplu vast.
Hou de stok voorlangs en beweeg met gestrekte armen omhoog.
Zorg dat er meer gewicht op de niet-aangedane schouder komt.
Beweeg tot de pijngrens.
Aandachtspunten: hou de armen gestrekt en compenseer de bewegingsuitslag niet door de
schouders op te trekken waardoor het lijkt dat u verder komt.

Heup

Arteriën palperen
a. carotis: mediaal van m. sternocleidomastoideus
a. subclavia: net boven mediale clavicula (eerst hele vinger langs bovenrand clavicula
leggen)
a. brachialis: onder de biceps brachii
a. radialis: oke
a. ulnaris: ulnaire zijde. Heel lateraal, recht onder os pisiforme.
a. femoralis: lies. Vanaf lateraal beginnen en dan langzaam naar binnen palperen.
a. tibialis posterior: malleolus medialis en daar dorsaal van.
a. tibialis anterior: verlengde van a. dorsalis pedis, net naast pees.
a. dorsalis pedis: net voor de metatarsi, tussen grote teen en tweede teen.

Bloeddruk meten
Patiënt op een stoel zetten, niet dominante arm meten. Arm laten op een tafel of
behandeltafel laten hangen. Controleren of het geluid op het membraan zit (anders 180°
draaien).
Het pijltje moet net iets mediaal van het midden wijzen in de elleboogholte. Tot ongeveer 200
mmHg oppompen.
De puntjes van de stethoscoop moeten naar voren wijzen in het oor.
De stethoscoop moet met twee vingers achter de arm en een duim aan de voorzijde,
vastgehouden worden. Zo hoeft de patiënt zelf niets met zijn arm te doen.
Stoel kan evenwijdig aan de behandeltafel worden geplaatst, zodat je er recht tegenover
kunt zitten.

Anda mungkin juga menyukai