Eva Fassbinder
Ulrich Schweiger
Gitta Jacob
www.nieuwezijds.nl
Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keurmerk van de
Forest Stewardship Council (FSC) mag dragen. Bij dit papier is het zeker dat de pro-
ductie niet tot bosvernietiging heeft geleid.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door mid-
del van druk, fotokopie, microfilm, geluidsband, elektronisch of op welke andere wij-
ze ook en evenmin in een retrieval system worden opgeslagen zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever.
Hoewel dit boek met veel zorg is samengesteld, aanvaarden schrijver(s) noch uitgever
enige aansprakelijkheid voor schade ontstaan door eventuele fouten en/of onvolko-
menheden in dit boek.
Voorwoord
Het boek begint met een inleidend hoofdstuk over de schematherapie. Het
was ons doel om dit boek zo begrijpelijk mogelijk te maken, zowel voor the-
rapeuten als voor cliënten. We hebben dan ook besloten het theoriegedeelte
voor therapeuten kort en bondig te houden en verwijzen hier graag naar de
hierboven genoemde boeken voor meer informatie. De volgende hoofdstuk-
ken beginnen steeds met een korte inleiding en uitleg bij de werkmaterialen
voor de therapeut en gaan daarna over naar de werkbladen. Hoofdstuk 2 (‘Psy-
cho-educatie’) begint met een algemeen deel waarin informatie over schema’s,
modi en hun ontstaansgronden gegeven wordt. Vervolgens zijn er aparte on-
derdelen waarin er per persoonlijkheidsstoornis stoornisspecifieke informa-
tie wordt weergegeven. Hoofdstuk 3 biedt werkmaterialen waarmee cliënten
kunnen oefenen om hun modi bewuster te leren waarnemen. In hoofdstuk 4
wordt aandacht besteed aan zorgen voor veiligheid en crisisbeheersing, een
zeer belangrijk aspect binnen schematherapie. Tot slot zijn er aparte hoofd-
stukken voor elke modusgroep (disfunctionele kindmodi, disfunctionele ou-
dermodi, de modus van het blije kind en de modus van de gezonde volwas-
sene).
De schematherapie is een transdiagnostische methode, en zo hebben wij
ook in dit boek een grote selectie aan werkmateriaal voor verschillende stoor-
nissen en modi opgenomen. Het is aan de therapeut om hieruit de voor de
cliënt relevante werkmaterialen te kiezen.
6 Therapieboek schematherapie
Dit boek kwam tot stand door een samenwerking van de werkgroepen schema
therapie van de universiteiten Freiburg en Lübeck. Wij zijn zeer dankbaar
voor de goede samenwerking en willen in dit kader ook onze collega’s voor
hun engagement te bedanken. Bijzondere dank gaat uit naar Arnoud Arntz,
David Bernstein, Hannie van Genderen, Joan Farrell en Ida Shaw, die ons op-
geleid hebben in de schematherapie en ons enthousiasme voor deze methode
hebben gewekt. Wij willen ook Valerija Sipos, Niclas Wedemeyer, Karen Eick-
hoff, Christine Zens en Gerhard Zarbock bedanken, die ons reeds jarenlang
begeleiden middels supervisie en helpende, collegiale discussies. Wij danken
ook Uitgeverij Beltz, met in het bijzonder Andrea Schrameyer en dr. Svenja
Wahl, die ons op alle gebieden steeds zeer efficiënt ondersteund hebben. Har-
telijke dank gaat ook uit naar onze cliënten, die ons steeds weer tot nieuwe
ideeën inspireren en ons werk zo bijzonder maken. Tot slot is het voor ons erg
belangrijk om onze families, partners en vrienden ‘zeer warm te bedanken’
voor hun onafgebroken steun, geduld en verdraagzaamheid.
Wij wensen je veel plezier met dit boek en hopen dat je er veel inspiratie uit
zult halen voor in de praktijk.
Eva Fassbinder
Ulrich Schweiger
Gitta Jacob
Inhoud
2 Psycho-educatie 17
2.1 Inleiding 17
2.2 Uitleg bij de werkmaterialen van dit hoofdstuk 18
2.2.1 Algemeen materiaal voor psycho-educatie 18
2.2.2 Stoornisspecifiek materiaal voor psycho-educatie 19
Literatuur 309
1
Inleiding in de schematherapie
1.2 Schemacoping
Niet elk schema gaat per definitie samen met welbepaald probleemgedrag.
Hoe een schema zich toont in interpersoonlijke patronen hangt vooral af van
de gehanteerde copingstijl. In de schematherapie worden drie verschillende
copingstijlen onderscheiden:
1. Overgave
Er is sprake van overgave wanneer de persoon zich schikt naar zijn schema
en zich gedraagt alsof het schema waar is. Hij laat dan toe dat anderen hem
slecht behandelen (tot zelfs misbruik toe), zelfs wanneer het in principe in
zijn macht ligt om grenzen te stellen.
2. Vermijding
Van vermijding is sprake wanneer iemand zich in reactie op sociale si-
tuaties of zijn emoties sociaal terugtrekt of naar andere vermijdingsme-
chanismen grijpt, zoals middelengebruik. Ook stimulatie en sterk rustge-
vende of kalmerende bezigheden kunnen ingezet worden als middel voor
vermijding.
3. Overcompensatie
Er is sprake van overcompensatie wanneer de persoon zich extreem do-
minant en zelfbewust gedraagt, alsof het tegendeel van het schema waar
is. Zo kan iemand met het schema Mislukken zichzelf erg opblazen en de
eigen successen overdrijven. Bij het schema Wantrouwen/Misbruik bete-
kent het overdreven zelfbewust en agressief optreden tegenover anderen,
en hen eerder zelf misbruiken dan door hen misbruikt worden.
1.3 Schemamodusmodel
Met een en hetzelfde schema kunnen zeer verschillende gedrags- en erva-
ringspatronen verbonden zijn. Zo kan een cliënte met een sterk schema Mis-
lukken zich bij de kleinste fout enerzijds verdrietig, vertwijfeld en hulpeloos
voelen. Maar anderzijds kan zij ook vanuit overcompensatie reageren en ex-
treem hard haar best gaan doen en haar eigen fouten negeren. Eveneens is
het mogelijk dat zij prestatiesituaties gaat vermijden, ook om de daarmee sa-
menhangende gevoelens niet te hoeven ervaren. Deze situationeel wisselende
1 · Inleiding in de schematherapie 11
1. Disfunctionele kindmodi
Disfunctionele kindmodi ontwikkelen zich wanneer belangrijke basisbe-
hoeften, in het bijzonder hechtingsbehoeften, niet adequaat vervuld werden
in de kindertijd. Kindmodi zijn geassocieerd met intense negatieve gevoe-
lens, zoals grote angst voor bedreiging of verlaten worden, hulpeloosheid,
verdriet (gekwetste-kind-modi) en woede of boosheid (boze-kind-modi).
2. Disfunctionele oudermodi
Disfunctionele oudermodi zijn te herkennen aan zelfverwijten, zelfhaat of
zichzelf extreem onder druk zetten. Er wordt van uitgegaan dat het inter-
nalisaties zijn van de negatieve opvattingen en gedragingen van anderen
(ouders, leerkrachten, leeftijdsgenoten) in de jeugd van de cliënt.
3. Disfunctionele copingmodi
Disfunctionele copingmodi gaan over het overmatige inzetten van vermij-
dende, overcompenserende of onderwerpende copingstijlen.
4. Gezonde volwassene
In de zogenoemde modus van de gezonde volwassene functioneert de c liënt
op een aangepaste manier en is zijn handelen en voelen adequaat en func-
tioneel.
• Biografische informatie
De biografie van de cliënt is de tweede belangrijke bron van informatie.
Het verhaal van de cliënt moet daarom verder verkend worden. Met het
oog op het ontstaan van de disfunctionele oudermodi wordt in het bijzon-
der nagevraagd met welke personen (ouders, broers en zussen, leeftijdsge-
noten, leerkrachten, trainers et cetera) de cliënt negatieve ervaringen heeft
opgedaan. Ook vragenlijsten en diagnostische imaginaties kunnen hierbij
helpen.
• Interpersoonlijk gedrag
Een derde belangrijke informatiebron is het actuele gedrag van de cliënt in
de therapeutische situatie. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat wat er in de
therapeutische relatie gebeurt, ook in andere interacties relevant is.
Cognitieve technieken
Cognitieve technieken worden ingezet om de cliënt psycho-educatie te geven
over zijn schema’s en modi en hun ontstaansgronden. Ook psycho-educatie
over de basisbehoeften van kinderen en over normale emoties is erg belang-
rijk. Disfunctionele overtuigingen van cliënten en de biografische oorsprong
daarvan worden achterhaald en in het modusmodel ingepast. Daarna wordt
de geldigheid van schema’s of modi aan de hand van bewijzen voor en tegen
onderzocht. Schemacongruente denkfouten worden besproken en gecorri-
geerd en de voor- en nadelen van copingstijlen worden nagelopen (overzicht
in Afbeelding 1.2).
14 Therapieboek schematherapie
Psycho-
educatie,
Disfunctionele boodschappen
Overgave
oudermodi achterhalen,
gepastheid
Psycho-educatie,
bespreken
biografische
achtergrond
Vermijding
valideren, voors en
tegens bespreken (van
Psycho-
heden en verleden)
educatie over de
behoeften en
Overcompensatie Kindmodi
normale
ontwikkeling
van kinderen
Ervaringsgerichte technieken
Het doel van de ervaringsgerichte of emotiegeoriënteerde technieken is om
cliënten te helpen hun gevoelens van verdriet en boosheid te uiten. Het erva-
ren van deze emoties helpt de cliënt meer af te stemmen op de eigen behoeften
en doelen. Hierbij zijn de belangrijkste technieken imaginatieoefeningen en
stoelendialogen. Bij de imaginatieoefeningen worden schema’s of modi geacti-
veerd door de actuele emoties te verdiepen en te verbinden met herinneringen
uit de jeugd. De belangrijkste interventie die zich richt op beelden uit de jeugd
is het zogenoemde ‘imaginaire rescripting’, waarbij de (meestal traumatische)
situatie in de verbeelding op zo’n manier veranderd wordt dat de behoeften
van het verwaarloosde kind alsnog vervuld worden. In de stoelendialogen
worden gesprekken tussen verschillende modi gevoerd, waarbij de verschil-
lende kanten van de cliënt op verschillende stoelen worden geplaatst. Ook dit
helpt de cliënt om de bijbehorende emoties tot uitdrukking te brengen en te
verhelderen (overzicht in Afbeelding 1.3).
1 · Inleiding in de schematherapie 15
Bestrijden met
Disfunctionele stoelen-
Overgave
oudermodi dialogen en
imaginatie
Confronteren,
verkennen en
Vermijding
begrenzen in
stoelendialogen
Imaginatie met
Overcompensatie Kindmodi reparenting en
rescripting
Gedragstechnieken
Voor het doorbreken van ongunstige gedragspatronen en het behandelen van
symptomen kunnen eigenlijk alle technieken van de gedragstherapie worden
ingezet. Je kunt daarbij denken aan rollenspelen en huiswerkopdrachten, als-
ook aan exposuretechnieken, gedragsexperimenten, vaardigheidstrainingen,
ontplooiing van activiteiten en ontspanningstechnieken (overzicht in Afbeel-
ding 1.4). Hierbij is het hoofddoel om de cliënt meer in de modus van de ge-
zonde volwassene te brengen.