Anda di halaman 1dari 142

EUWE—ALJECHIN 1937

Naar de teekening van Herman^Moerkerk.


Vervaardigd in opdracht der N. V. Spaameetad te Haarlem.
EUWE-ALJECHIN1937
DE STRIJD OM HET WERELDKAMPIOENSCHAP
SCHAKEN, GESPEELD IN NEDERLAND IN 1937
DOOR

Dr. M. EU WE
EN

Dr. A. ALJECHIN

LEIDEN - 1938
A. W. SIJTHOFF’S UITGEVERSMAATSCHAPPIJ N.V.
VOORWOORD

De revanche-wedstrijd Euwe—Aljechin is gespeeld — op bril»


lante en weinig twijfelachtige wijze heeft Aljechin weder bezit
genomen van den schaaktroon.
Daarmede is een periode afgesloten, die onvergetelijk zal blijven
voor de Nederlandsche schaakwereld — onvergetelijk voor de
beide grootmeesters zelf, voor de leden van de verschillende
comité’s, voor ons, die van zoo nabij dit wondere spel tusschen
deze twee schaakheroën mochten gadeslaan en voor allen, die in
1935 en in 1937 waren opgenomen in een schaakbroederschap,
zooals nooit in Nederland bestaan heeft.
Nu verschijnt, voor de tweede maal, een boek van de tusschen
Euwe en Aljechin gespeelde 30 partijen. Evenals de vorige maal,
zijn de partijen door de meesters zelf geanalyseerd, zoodat ik er van
overtuigd ben, dat ook dit boek een waardige bijdrage zal vormen
tot de schaakliteratuur.
En eveneens voor de tweede maal werd mij, als Secretaris-Pen-
ningmeester van het Euwe-Aljechin Comité, opgedragen een voor­
woord voor dit boek te schrijven. Met vreugde voldoe ik aan dit
eervolle verzoek — teneinde woorden van dank te kunnen spreken
en nog eens in vogelvlucht voor ons geestesoog voorbij te laten trek­
ken die wonderlijke periode, die zoo vol sfeer en stemming was.
Op 15 December 1935 veroverde Dr. Max Euwe den titel van
wereldkampioen — prompt volgde de uitdaging van Dr. Aljechin,
die zich, met een nederlaag van 15%—14%, wel geslagen, doch
allerminst verslagen voelde.
In Februari 1936 zaten wij reeds midden in de onderhandelingen
over den revanche-wedstrijd. Het Panhans-hotel op den Semmering
had offertes gemaakt, die een basis van onderhandelingen oplever­
den, doch welke basis vrij smal bleek te zijn, toen men het over den
datum niet eens kon worden. Euwe wilde beslist niet spelen voor
1 October 1937, zulks in verband met zijn leeraarsplichten, die het
hem onmogelijk maakten, in den vroegen zomer (wanneer, zooals
men wel eens schertsend opmerkt, de eene helft van Nederland de
andere helft examineert), zich uit zijn maatschappelijke beslom­
meringen terug te trekken. Een volkomen normaal en verdedigbaar
standpunt — doch ook voor het standpunt van het Panhans-hotel
viel veel te zeggen, dat een uiterlijk begin van 20 Augustus 1937
wenschte, teneinde met den wedstrijd gereed te zijn, voor de Kerst­
en Nieuwjaarsdrukte het beletten zouden, de partijen te spelen in
de daarvoor gewenschte sfeer.
v
Tijdens de besprekingen kwam het Carlton Hotel te Amsterdam
eveneens met een voorstel. Ridderlijk liet Euwe de beslissing aan
Aljechin over — onze landgenoot wilde iederen schijn van partijdig'
heid vermijden en hij meende, dat, indien hij bij zijn opponent er
op aan zou dringen, dat de wedstrijd in ons land gespeeld zou wor­
den, men hem zou verdenken, partij te willen trekken van eigen
omgeving, eigen klimaat, eigen levenswijze etc. Doch ook het voor­
stel van het Carlton Hotel sprong op het laatste moment — en wel
om organisatorische redenen — af, zoodat het wederom twijfelachtig
werd, of de hoop van schaaklievend Nederland — ook den tweeden
wedstrijd om het wereldkampioenschap tusschen Euwe en Aljechin
binnen onze landsgrenzen' — in vervulling zou gaan. Toen kwam
op 18 Maart 1936 het voorstel van de Haagsche Courant, een
voorstel zoo coulant en zoo vlot, dat het ook den ex-wereld-
kampioen veel betere condities bood dan met het spelen op den
Semmering het geval geweest zou zijn. Indien ooit onderhandelingen
vlot geloopen zijn, dan zijn het wel die, welke gevoerd werden na
het bekend worden van het aanbod der Haagsche Courant — ster­
ker nog, van onderhandelen was weinig sprake, het was vrijwel
uitsluitend een confirmeeren, niet een confereeren ....
Voor de tweede maal werd het Nationaal Nederlandsch Comité
Wereldkampioenschap Schaken met de leiding belast. Opnieuw
gewerd ons de eervolle opdracht, ook de technische en organi­
satorische leiding van den tweeden wedstrijd op ons te nemen.
Een opdracht, waaraan wij gaarne voldeden, zij het, dat eveneens
in het Comité werd opgenomen Jhr. Ir. H. Strick van Linschoten,
zoodat wij thans gevijven ons aan het werk zetten, om „Euwe—
Aljechin 1937” een waardig pendant te doen zijn van „Euwe—
Aljechin 1935”.
Wij slaagden in de voorbereiding, omdat het schaken tot een
levend element in het Nederlandsche leven geworden was. En indien
ik die jaren 1935—1937 nog eens herdenk, dan voei ik een groote
dankbaarheid in mij — een dankbaarheid, die ongetwijfeld gedeeld
zal worden, door allen wien het edele schaakspel na aan het hart
ligt — dat „Euwe—Aljechin” tot nieuwen bloei en groei van het
schaken in Nederland geleid heeft. Ook al zijn wij Néderlanders,
ook al zouden de comité-leden (met alle aan het commissieschap
verbonden objectiviteit mag ik dat eerlijk zeggen) het heel diep in
hun hart aardiger gevonden hebben, indien Max Euwe den titel
voor Nederland had kunnen bewaren — de lichte teleurstelling,
die Euwe’s nederlaag bracht, wordt tienvoudig gecompenseerd door
het feit, dat het schaken in Nederland tot nieuwen en grooten bloei
VI
kwam. Want kampioenen komen en gaan — doch het schaakspel
is van alle tijden.
Met den steun van de Haagsche Courant liepen de voorberei­
dingen vlot. Op 19 Juni 1936 werden de contracten geteekend, een
gebeurtenis die officieele belangstelling trok en o.a. werd bijge­
woond door den heer P. Visser, administrateur, hoofd der afdeeling
Kunsten en Wetenschappen aan het Departement van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen, en den heer Drs. E. Boekman, wet­
houder van Onderwijs der gemeente Amsterdam.
Die officieele belangstelling zou nog veel grooter blijken te zijn,
toen op 5 October 1937 de openingsplechtigheid van de match
plaats vond in Hotel de Witte Brug in ’s-Gravenhage. Daar gaven
o.a. acte de présence, Z. Exc. Prof. Dr. G. J. Slotemaker de Bruine,
Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, eerevoor-
zitter van ons eere-comité, Prof. Dr. G. A. van Poelje, Directeur-
Generaal bij genoemd ministerie, Mr. Dr. W. A. J. M. Fick,
Mr. L. A. Nypels en Prof. Mr. B. M. Taverne, leden van den
Hoogen Raad der Nederlanden, de loco-burgemeester van
Den Haag, de heer N. Vrijenhoek, de burgemeesters van diverse
steden en vele andere vooraanstaanden in den lande.
Euwe—Aljechin was begonnen — de strijd om het wereld­
kampioenschap schaken was opnieuw ontbrand.
Hoe was inmiddels de stemming bij het publiek ! Wij meenen,
dat het publiek — althans in zijn groote geledingen — de onder­
bewuste fout maakte, Dr. Aljechin te onderschatten. Er is bij het
publiek steeds een mentale latentie, waardoor de .gedachten zich
blijven vasthaken aan hetgeen was, zelden aan hetgeen veranderde.
Geruimen tijd heeft het sportpubliek niet willen gelooven aan een
teloor gaan van de hegemonie der Nederlandsche zwemsters —
even geruimen tijd kon het niet gelooven aan het feit, dat het
Nederlandsche voetbalelftal werkelijk te verslaan was en evenmin
geloofde het publiek, dat zijn idool Euwe van zijn troon gestooten
zou kunnen worden. Want Euwe had een „wit voetje” bij het
Nederlandsche publiek. Euwe had die eigenschappen, die hem het
hart hadden doen winnen van zijn landgenooten, omdat onze beste
karaktereigenschappen zich kristalliseerden in dezen schaakkam­
pioen : nuchterheid, soberheid, innerlijke rust en een ten top ge­
voerde sportiviteit, wars van bewierooking of chauvinisme. Euwe
was kampioen — Euwe moest kampioen blijven.
Doch het vergat, dat zijn tegenspeler veranderd was. In die nooit
Aljechin’s genialiteit duidelijk naar voren gekomen is, dan is dat
geweest, neen, niet tijdens den wedstrijd, doch vóór den wedstrijd.
vil
Wie Aljechin zag afdalen van de trappen van Bellevue dien wonder»
lijken 15den December 1935, kon moeilijk aan een come-back
gelooven. Aljechin heeft Euwe overwonnen, maar hij behaalde
voor dien een veel grootere overwinning, hij overwon zichzelf.
„Wie meester over zijn gemoed is, is beter, dan wie een stad ver­
overt”, luidt Spreuken 16 vers 32. Aljechin, meester in het analy-
seeren, had zich in de stilte teruggetrokken, en had geanalyseerd
niet alleen de fouten, die hij in zijn partijen in 1935 had gemaakt,
doch ook de fouten, die hij zélf gemaakt had. Hij speelde niet alleen
de partijen na — hij speelde ook.... zichzelf na.
En zoo kwam Aljechin, grimmig en vastbesloten, tegen Euwe.
Ik zal in dit bescheiden voorwoord, dat slechts een vluchtig over­
zicht wil geven van wat zich voor en tijdens den wedstrijd afspeelde,
niet zoo onbescheiden zijn, de partijen te analyseeren. De schaak-
liefhebbers zullen bij het doorbladeren van dit boekje te kust en te
keur kunnen gaan en zich nog eens kunnen verdiepen in de schaak-
technische vreugde, die zoo menige partij bood. Doch naar mijn
idee heeft „Euwe—Aljechin 1937” geleerd, van welk een enormen
invloed de psychologie bij een dergelijken hersenstrijd is. Aljechin
kwam terug — om den troon, die hem ontnomen was, terug te
veroveren. Euwe speelde, om den titel te behouden, hetgeen
altijd moeilijker is dan iets te veroveren. Doch voor Max Euwe
stonden niet zulke vitale belangen op het spel als voor Aljechin.
Euwe wist, dat hij na den wedstrijd terugging naar het Lyceum om
zijn paedagogische taak als leeraar in de Wiskunde op te nemen. Hij
wist, dat hij het hoogste bereikt had, dat er in zijn sport te bereiken
is — en dat het wegvallen van dat hoogste voor zijn leven zelf niet
van doorslaggevende beteekenis was. Hij had zijn werk en zijn gezin
— het schaakspel was hem per saldo een nobele en interessante
geestesontspanning. O, Euwe heeft zich dat niet beredeneerd, doch
het onderbewustzijn is sterker vaak dan onze wil — en tegenover
Euwe’s onderbewust: „De quoi s’agit-il ?” stond Aljechin’s onder­
bewust : „Overwinnen of sterven.” Voor Euwe wachtte het Lyceum
aan de Reynier Vinkeleskade, voor Aljechin wachtte — indien hij
nu wederom verloor — een niet al te rooskleurige toekomst.
Men begrijpe ons goed — het zij verre, om de enorme prestatie
van Aljechin te verkleinen en uitvluchtjes te vinden voor een
overwinning, die volkomen uniek is in de eeuwenoude historie van
het schaken. Doch — naast de royale appreciatie van Aljechin’s
daad mocht ook het licht der analyse vallen op de psychologische
zijde van het verloop van den kamp.
Deze tweede wedstrijd leerde ons eveneens, — ach, wij behoef»
VIII
den dat niet te leeren, het herinnerde er ons slechts aan — dat een
groot gedeelte van het publiek toch meer komt uit sensatiezucht,
dan om te genieten van het spel zelf. Gelijk gezegd, wij behoefden
het niet te leeren ; iedere bestuurder van een voetbalclub zal u
weten te vertellen, dat de recettes terugloopen, indien zijn vereeni-
ging haar kans op het kampioenschap verspeeld heeft.
Want er waren partijen in deze tweede serie, die in schaaktech-
nische schoonheid en grandeur zeker niet onderdeden voor som­
mige partijen uit de eerste serie — doch zij werden thans slechts
gesavoureerd door de echte schaakminnaars, die wars van den stand
van den wedstrijd, zet voor zet wilden meegenieten en wilden mee­
analyseeren.
Wat de toekomst zal brengen — is op het moment, dat dit
geschreven wordt, niet bekend. Zal Euwe trachten, zijn titel eens
te heroveren, of zal hij zich tevreden stellen met de herinnering
aan de glorie, die hem omstraalde ? De beslissing daarover moge
alleen bij Euwe liggen — doch zoo aangenaam heeft het Comité
met Euwe, evenals met Aljechin samengewerkt, dat de bewering
niet te boud is, dat — als Euwe den sprong zou willen wagen —
het Comité bereid is, opnieuw de handen uit de mouwen te steken.
Met vreugde gedenken de comité-leden de onvergetelijke jaren,
die achter ons liggen. Zij brachten ons werk, veel werk — doch het
werk werd zoo licht en zoo plezierig. Eenerzijds door de vriend­
schap en de goede verstandhouding tusschen de comité-leden onder­
ling, anderzijds door de buitengewone medewerking, die wij van
alle kanten mochten ondervinden. Regeering en gemeente inte­
resseerden zich en gaven ons ruimschoots hun steun. In heel het
land werkten sub-comité’s eendrachtig en ijverig voor de goede
zaak — pers en radio brachten Euwe—Aljechin in de huiskamers.
Nooit hadden wij onze taak kunnen volbrengen, indien wij niet
van alle kanten en van vrijwel iedereen, tot wie wij ons wendden,
hulp en assistentie gehad hadden.
En zoo blijft dan na deze twee jaren voor ons de vreugde en de
dankbaarheid. De vreugde, dat wij Caissa mochten dienen, de
dank, dat ons dat mogelijk gemaakt werd.
G. VAN DAM,
Secretaris-Penningmeester
van het E uu>e-A Ijechin Comité
(Nationaal NederLandscb Comité IPereld-
kampioenschap Schaken)

IX
EERSTE PARTIJ
GESPEELD OP 5 EN 6 OCTOBER 1937 TE ’s-GRAVENHAGE
Slavisch damegambiet
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d4 d7—d5 variant i.q. als zwartspeler om-
2. c2—c4 c7—c6 zeild.
3. Pgl—£3 Pg8—f6 Wat betreft de eerste 13
4. Pbl-—c3 d5Xc4 zetten van deze partij kan ik
5. a2—a4 Lc8—f5 wel volstaan met een verwijzing
6. Pf3—e5 Pb8—d7 naar de 20ste en 21ste partij
7. Pe5x c4 Dd8—c7 van den vorigen tweekamp om
8. g2—g3 e7—e5 het wereldkampioenschap.
9. d4X e5 Pd7X e5 14.......... Lf8—b4
10. Lel—f4 Pf6—d7 Zwart moet trachten zoo vlug
11. Lfl—g2 f7—f6 mogelijk te rocheeren, daar an­
12. 0—0 Ta8—d8 ders de zwakte van veld d6
13. Ddl—cl Lf5—e6 noodlottig kan worden. Na
14. Pc3—e4 ! • *.. 14.......... Lc4: 15. Dc4:, Pc4:
Deze nieuwe zet, afkomstig 16. Lc7:, Tc8 17. Lf4 heeft
van den Esdandschen meester wit op grond van zijn looper­
J. Tüm, dwingt tot een nieuwe paar het beste eindspel.
beoordeeling van de hier door 15. a4—a5 0—0
zwart toegepaste speelwijze, de Het beste. Met 15.......... a6
z.g. hoofdvariant van het aan­ zou zwart zijn stelling verzwak­
genomen Slavisch. Doordat wit ken en bovendien een belangrijk
den ruil 14. Pe5:, Pe5: achter­ tempo verliezen.
wege laat, profiteert hij van zijn 16. a5—a6 ....
grootste terreinvrijheid en kan De scherpste, maar waar­
zich — althans op den duur — schijnlijk niet de sterkste voort­
minstens het looperpaar ver­ zetting. Beter geschikt om het
schaffen en aldus de beste initiatief te handhaven is 16.
stelling verkrijgen. Het is mij Ta4, Le7 17. Pe5:, Pe5:18. Pc5,
gedurende den tweekamp niet
Lc8 (18..........Lf7 19. Lh3).
gelukt een methode te vinden,
welke den tekstzet ontzenuwt, 16.......... b7X a6
en blijkbaar is ook Aljechin in (Zie diagram op blz. 2).
dit opzicht niet geslaagd. We Een zet, die eigenlijk heele-
hebben tenminste in het ver­ maal niet in aanmerking kwam,
dere verloop van de match de omdat de zwarte pionnenstel-
Schaken 1 1
Stelling na 16..........b7 X a6. penning van Pe5 op, maar ver­
ZWART zwakt tegelijkertijd zijn konings-
stelling. Overweging verdiende
19........... Db6, doch wit kan
20. Db6:, ab6: 21. Ta6: ant­
woorden en aldus minstens een
pion veroveren, terwijl het ver­
mijden van den dameruil (20.
Dc3 !) misschien nog sterker is.
20. Lf4—e3 ....
Ook 20. Le5: was kansrijk,
maar de tekstzet, waarmee wit
het looperpaar handhaaft, is
beslist sterker.
20........... Le6—d5
Om wit’s looperpaar onscha­
delijk te maken. Zwart komt
ling er op ernstige wijze door
nu een pion achter te staan,
verzwakt wordt. Juist was 16.
doch dit was in ieder geval
.... b6, met de pointe 17.
onvermijdelijk.
Pe5:, Pe5: 18. Le5:, De5: !.
Wit mag nu niet met 19. Dc6: 21. Talx a6 Ld5x g2
voortzetten wegens 19............ 22. KglX g2 ....
Tc8 20. Da4, Tc4. Het beste Niet 22. Ta7:, Lfl: 23. Tc7:,
is (na 16...........b6) 17. Pe5:, Le2: en wit komt in moeilijk­
Pe5: 18. De3 en wit behoudt heden (er dreigt al direct mat
nog eenig initiatief. in drie zetten).
17. Pc4Xe5 Pd7Xe5 22........... Tf8—f7
Gedwongen, want op 17. 23. Tfl—al -----
.... fe5: volgt 18. Pg5 met Na 23. Ta7:, Da7: 24. Da7:,
beslissend voordeel voor wit. Ta7: 25. La7: zou 25..........
Td2 volgen, waarmee zwart
18. Pe4—c5 Lb4Xc5 het materieele evenwicht her­
Opnieuw gedwongen, daar stelt.
18............Lc8? op 19. Le5: 23........... Dc7—d6
benevens 20. Dc4f en stuk- 24. Dc5xd6 Td8xd6
winst faalt. 25. TaóX a7 .. • •
19. DclXc5 g7—g5 25. b4 was misschien ster­
Zwart heeft reeds geen be­ ker, in ieder geval eenvoudiger
vredigende voortzetting meer. geweest.
Met den tekstzet heft hij de 25. Tf7Xa7

2
26. TalXa7 Pe5—c4 Niet 29......... Pb2: wegens
Zwart verkrijgt tegenspel, 30. Ta2 met stukwinst. Zwart
maar niet voldoende om de dreigt nu 30......... Pe3f en
partij te redden. mat, terwijl met den tekstzet
27. Le3—c5 Td6—e6 bovendien nog een kleine val
verbonden is : 30. Tg7f, Kf8
Op 27......... Td2 volgt 28. 31. Tg4:?, Pe3f 32. Kf3, Pg4:
Le7 enz. met soortgelijke wen­ 33. Ke2:, Pf6: en zwart heeft
dingen als in de partij. Wit een stuk veroverd.
kan ook 28. b3, Pe5 29. e4
(Le7 !) spelen, maar de conse­ 30. Kg2—fl ___
quenties daarvan zijn minder Met dezen tusschenzet brengt
duidelijk. wit zijn voordeel in veilige
28. Lc5—d4 .... haven.
Zeer goed was ook 28. b3, 30.......... Te2—c2
Pd2 29. Le3, want na 29......... Of 30......... Te6 31. Lc3 enz.
Pb3: 30. Ta3 zou zwart de
kwaliteit moeten offeren. 31. Ta7—g7f Kg8—f8
28.......... TeóX e2 32. Tg7X g4 Pc4X b2
33. Lf6Xb2 ___
De eenige kans. Anders be­
veiligt wit zijn e-pion en wint In de juiste veronderstelling
gemakkelijk met het oog op dat het nu volgende toreneind­
zijn positioneel en materieel spel voor wit gewonnen is. Er
voordeel. waren hier ook andere sterke
29. Ld4xf6 g5—g4 zetten, maar de vereenvoudiging
verdient in zoo’n geval om prin-
Stelling na 29.........g5—g4. cipieele redenen de voorkeur.
ZWART
33.......... Tc2xb2
34. Tg4—c4 Tb2—b6
35. Kfl—e2 -----
Met een pion meer, een
actieve torenstelling en — wat
onder de gegeven omstandig­
heden het zwaarst weegt — de
zekerheid binnenkort twee
verbonden vrijpionnen te ver­
krijgen, staat wit glad gewon­
nen.
35.......... Kf8—f7
36. Tc4—h4 Kf7—g6
37. Th4—f4 Tb6—b3
3
38. Tf4—c4 Tb3—b6 Op 42......... Kc5 volgt 43. f5
39. Ke2'—e3 .... enz.
Met zijn laatste zetten heeft 43. f4—f5f Ke6—e7
wit een tempo gewonnen (de 44. Td4—e4f Ke7—f7
zwarte koning werd gedwongen 45. h2—h4 Tb6—bl
naar de g-lijn te gaan i.p.v. op 46. Ke3—f4 Tbl—cl
een der centrale lijnen). 47. Te4—a4 ....
39. Kg6—f5 De witte toren vermeestert
40. g3—g4f Kf5—e6 nu de zevende rij.
Of 40......... Kg5 41. f3 bene­ 47.......... h7 —h6
vens Tc5(f). 48. Ta4—a7f Kf7—g8
41. f2—f4 49. g4—g5 Tel—c4f
De ingesloten zet. 50. Kf4—e5
41. Ke6—d5 Zwart gaf het op, daar na
42. Tc4—d4f Kd5—e6 50..........Th4: 51. g6 beslist.

Stelling na 41. f2—f4.


ZWART

4
TWEEDE PARTIJ
GESPEELD OP 7 OCTOBER 1937 TE ROTTERDAM
Slavisch damegambiet
WIT : ALJECHIN ZWART : EU WE
1. d2—d.4 d7—d5 tegen Dr. Vidmar, Praag 1931),
2. c2—c4 c7—c6 behoeft wit zich met het vor­
3. Pgl—f3 Pg8—f6 men van een pionnencentrum
4. Pbl—c3 d5Xc4 niet te haasten. Toch had hij
5. a2—a4 Lc8—f5 na het volgende antwoord van
6. Pf3—e5 .... zwart niet beter dan 8. f3,
Ik achtte het van belang, zoo waarna een stelling uit de vierde
spoedig mogelijk uit te vinden, en elfde partij zou ontstaan.
hoe mijn tegenstander zich zou 7.......... Lf8—b4
verdedigen tegen de speelwijze, Logischer en beter dan Le7,
welke hijzelf in de eerste partij door Bogoljubow gespeeld in
had toegepast. de vijfde partij van onze match
6.......... e7—e6 ! in 1929.
Tweemaal door Bogoljubow 8. Pe5Xc4 ....
aangewend in zijn eerste match Volkomen onschuldig, daar
tegen mij (1929). Door het zwart met 8.......... h6 9. Lh4,
mislukken van dit experiment g5 10. Lg3, Pd5 11. Tel (of
(één der betreffende partijen 11. Db3, Pa6) minstens gelijk
ging voor den zwartspeler ver­ spel had gekregen.
loren, terwijl hij de andere met
moeite remise wist te houden), 8.......... Dd8—d5
scheen de zet e6 aan belangrijk­ Eveneens een goede zet,
heid te hebben ingeboet. Maar, welke na een scherpe scher­
zooals vooral de elfde partij mutseling tot gelijk spel leidt.
van deze match bewijst, blijkt 9. Lg5xf6 ___
hij veel veiliger dan de meer Het alternatief 9. Pe3, Da5
gebruikelijke Kmoch-variant 6. 10. Pf5:, enz. was zelfs minder
.... Pbd7 in combinatie met hoopvol, terwijl 9. Db3 met
Dc7 en e5. 9...........Pa6 beantwoord zou
7. Lel—g5 .... worden.
Daar na 7. f3, Lb4 de zet 9.......... Dd5Xc4
8. e4 zwart zou dwingen tot Beter dan 9.......... gf6: 10.
het offer 8...........Pe4:! (het Pe3, Da5 11. Db3 met gering
eerst door Mikenas gespeeld voordeel voor wit.
5
10. Ddl—d2 ! ----- Stelling na 17. Dd2—cl.
Het eenige, want 10. Tel ZWART
wordt weerlegd door 10.......... •
gf6: 11. e4, Da2 enz.
10.......... g7xf6
11. e2—e4 Dc4—b3
12. e4xf5 Pb8—d7
13. f5Xe6 f7Xe6
14. Lfl—e2 0—0—0
15. 0—0 -----
De laatste zetten waren voor
beide partijen gedwongen en
de stellingen bieden gelijke aan-
valsmogelijkheden.
15.......... e6—e5
Deze logische zet, welke het Pg3, Dg4 enz. met volkomen
paard in een sterke positie bevredigende stelling. Na den
plaatst en de d-lijn in zwart’s tekstzet verkrijgt wit de beste
voordeel opent, is naar mijn kansen, omdat zijn looper ster­
meening ten onrechte gecriti- ker is dan het paard, zoodra dit
seerd. De aanbevolen zet 15. van e5 wordt verjaagd.
.... Pb6 zou zwart in ieder 18. b2Xc3 Th8—g8
geval aan gevaarlijke dreigingen 19. Del—e3 Kc8—b8
blootgesteld hebben; na 16.
a5 !, Pa4 17. De3, Pb2: 18. Tfcl Niet volstrekt noodzakelijk,
heeft zwart beslist geen kans daar hij den aangevallen pion
op eenig positief voordeel. indirect kon verdedigen met
19........... Dd5 20. g3, Dd2.
16. d4Xe5 Pd7Xe5 Evenwel zouden na 21. Dd2:,
17. Dd2—cl Td2: de kansen van wit in
(Zie diagram). het eindspel toch beter zijn
17........... Lb4Xc3 dan die van zwart.
Daar 18. Pe4 geen sterke 20. g2—g3 Td8—d7
dreiging beteekent, had deze 21. Tal—bl Db3—c2
afruil beter kunnen worden 22. Tfl—el! -----
uitgesteld tot een meer geschikt De sluwste zet uit de partij,
oogenblik. Zwart moest eerst waarmede wit den belangrijken
17.......... Thg8 spelen, b.v. 18. zet f2—f4 voorbereidt. Direct
Pe4 (op 18. De3 volgt 18......... f4 zou op 22...........Td2 23.
Db2:), Pf3f 19. Lf3:, Df3: 20. Tfel, Pd3 enz. falen.
6
22.......... Dc2—d2 Stelling na 31. Kf2—f3.
23. De3xd2 Td7xd2 ZWART
24. f2—f4 Pe5—g6
25. Le2—c4 Tg8—d.8
Of 25.......... Tg7 26. Te8f,
Kc7 27. Kfl! enz. met voordeel
voor wit.
26. Tel—e6 ....
Teneinde een der torens te
ruilen. Op te merken valt, dat
zwart niet 26......... Tc2 kan
spelen wegens 27. La6, b6 28.
Tc6:, enz.
26.......... Td8—d6
27. Tbl—el Kb8—c7
28. Te6xd6 Td2xd6 niet onmiddellijk 32. g4 spelen
wegens 32......... fg4:f 33. Kg4:,
Indien 28.......... Kd6:, dan Tg6f gevolgd door Pf5 enz.
29. Lg8, zoowel dreigende den met tegenaanval, maar eerst 32.
pion te nemen als 30. Te6f. h5, waarna g3—g4 wit’s f-pion
29. h2—h4 ----- tot vrijpion zou maken met
gevaarlijke gevolgen voor den
Om den koning veld f2 te tegenstander, te meer daar
verschaffen. Zonder h4 faalt zwart’s meerderheid op den
29. Kf2 op 29.............Td2f. damevleugel slechts een nomi­
29.......... Kc7—d7 nale waarde heeft door de
30. Kgl—f2 Pg6—e7 lijdelijke positie, die zijn stuk­
31. Kf2—f3 ----- ken innemen.
(Zie diagram). 32. Lc4—d3 h7—h6
31.......... Pe7—d5 33. Ld3—f5 f Kd7—d8
34. Kf3—g4 Pd5—e7
Na dit tempoverlies wordt
de zwarte stelling snel hopeloos, Of 34.......... Pc3: 35. Kh5,
daar het den witten koning gele­ Pa4: 36. Kh6:, gevolgd door het
genheid geeft den h-pion van beslissend oprukken van den
zwart aan te vallen. Maar het h-pion.
is twijfelachtig, of de partij 35. Lf5—bl Kd8—e8
zelfs bij het beste antwoord
31..........f5 gered had kunnen Op 35.......... Td5 volgt 36.
worden. In dat geval zou wit f5, enz.
7
36. Kg4—h5 Ke8—f7 39. La2—e6 Td2—d3
37. Lbl—a2f Kf7—f8 40. g3—g4 Td3Xc3
38. Kh5xh6 Td6—d2 41. g4—g5
De hoofdvaxiant was 38. Zelfs eenvoudiger dan 41.
.... Pf5f 39. Kg6, Pg3: 40. Tdl. Op 41........... fg5: volgt
f5 ! gevolgd door het oprukken natuurlijk 42. fg5:.
van den h-pion. Zwart geeft het op.

8
DERDE PARTIJ
GESPEELD OP 10 EN 11 OCTOBER TE AMSTERDAM
Slavisch damegambiet
WIT : EU WE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d.4 d7—d5 8. a2—a3 ....
2. c2—c4 c7—c6 Zoodoende verschaft wit zich
3. Pgl—f3 Pg8—f6 het looperpaar. Intusschen is
4. Pbl—c3 e7—e6 het de vraag of wit niet beter
De waarde van dezen zet is gedaan had, zijn ontwikkeling
o.m. afhankelijk van de z.g. met 8. Dc2 voort te zetten.
Meraner verdediging (5. e3, Zwart had daarna vroeg of laat
Pbd7 6. Ld3, dc4: 7. Lc4:, b5 toch Qp c3 moeten ruilen, want
enz.). Volgens de tegenwoor­ de vrijwillige terugtocht van
dige inzichten is echter de Lb4 naar dó of e7 kost een
„Meraner” gunstig voor wit. belangrijk tempo en heeft der­
Vandaar dat de tekstzet minder halve nog meer bezwaren.
gebruikelijk is dan aangenomen 8.......... Lb4Xc3
Slavisch (4.......... dc4:).
Na 8..........Ldó of Le7 9. e4
5. e2—e3 Pb8—d7 staat wit overwegend. Hij heeft
6. Lfl—d3 Lf8—b4 immers in een stelling, welke
Deze zet werd een halve als gunstig voor wit te boek
eeuw geleden door Tsjigorin in staat, den zet a3 cadeau ge­
practijk gebracht, maar vond kregen.
— met uitzondering van den 9. b2Xc3 Dd8—c7
Italiaan Romih — nooit aan­
hangers. Wil zwart niet met 6. Belet Pe5 en bereidt den
.... dc4: tot de Meraner ver­ opmarsch eó—e5 voor.
dediging overgaan, dan komen 10. Pf3—d2 -----
in de eerste plaats de voort­ Met de positioneele dreiging
zettingen Le7 en Ld6 in aan­ 11. f4 12. Dc2, en 13. Pf3.
merking. Wit verkrijgt echter
in ieder geval een kansrijk 10.......... eó—e5
initiatief. De eenige kans om tegenspel
7. 0—0 .... te krijgen.
Zeer in aanmerking komt op 11. Lel—b2 -----
dezen of den volgenden zet Dreigt 12. cd5:, cd5: 13. c4,
Dc2 benevens Pe5. waarna het witte looperpaar tot
7.......... 0—0 zijn recht moet komen.
9
11.......... e5—e4 strategisch doel dus toch be­
Zwart moet onder de gegeven reikt heeft, vermindert dit de
omstandigheden trachten de waarde van 12.......... b5 niet:
stelling gesloten te houden. na de nu volgende afwikkeling
verkrijgt zwart voldoende be­
12. Ld3—e2 b7—b5 wegingsvrijheid voor zijn stuk­
Stelling na 12.......... b7—b5. ken en een klein overwicht op
de witte velden. Dit laatste
ZWART
maakt, dat het voor wit zeer
lastig wordt zijn looperpaar te
doen gelden; o.m. bestaat voort­
durend het „gevaar” van onge­
lijke loopers.
15.......... d5Xc4
16. Pd2Xc4 Pd7—b6
17. Pc4xb6 a7xb6
18. TalXa4 Lc8—d7
Misschien was 18........... Ta4:,
gevolgd door 19............Pg4
sterker.
19. Ta4Xa8 Tf8Xa8
WIT 20. Ddl—bl -----
De fraaie pointe van zwart’s Aldus bereidt wit de ont­
laatste zetten. Wit komt nu wikkeling van zijn toren voor
niet zonder meer tot den be­ en belemmert door de bedrei­
langrijken opmarsch c3—c4. ging van pion e4 tevens de
13. c4xb5 c6xb5 bewegingsvrijheid van de
14. a3—a4 .... zwarte stukken.
Na 14. Lb5: ?, Tb8 15. Ld7:, 20. .... Ta8—e8
Ld7: zou zwart een zeer sterken De toren haalt op de a-lijn
aanval verkrijgen, terwijl de niets uit. Zwart gebruikt hem
witte pluspion door de aan­ derhalve om pion e4 nog een
wezigheid der loopers van onge­ keer te dekken, zoodat Pf6
lijke kleur vrijwel waardeloos is. desgewenscht weg mag.
14.......... b5Xa4 21. Tfl—cl Dc7—d6
Gedwongen. 22. Dbl—c2 h7—h6
15. c3—c4 ... • Zwart rekent er op, dat hij
De consequentie van wit’s het volgende eindspel kan hou­
vorigen zet. Hoewel wit zijn den. Na 22..........Pd5 (om 23.
10
Dc7 te beletten) 23. Db3 be­ ef3: ? 27. gf3:, waarna wit’s
stond voor zwart het groote voordeel zonder meer tot zijn
gevaar, dat wit later een nog recht komt.
gunstiger afwikkeling zou be­ 27. Kgl—f2 Pf6—e8
reiken. 28. Lb2—a3 ....
23. Dc2—c7 Dd6Xc7 Met 28. Lc4 komt wit niet
24. TclXc7 Te8—c8 verder wegens 28...........Pd6
25. Tc7Xc8f Ld7xc8 29. Lb3, b5 benevens 30........
Pc4.
Stelling na 25..........Ld7Xc8. 28.......... Lb7—d5
ZWART
Niet direct 28.......... f5 1
wegens 29. Lc4f, Kh8 30. Lf7
en eventueel 31. g4, waarmee
wit de gewenschte versterking
van zijn stelling wel zou be­
reiken.
29. La3—e7 .. • •
In aanmerking kwam ook
29. fe4:, Le4: 30. Lf3, want het
eindspel van looper tegen paard
is onder de gegeven omstandig­
heden zeer gunstig voor wit.
De tekstzet leidt echter tot
verovering van den b-pion en
deze gelegenheid wil wit niet
Aljechin heeft zijn kansen onbenut laten.
zeer goed getaxeerd. Wit staat
veel beter met het oog op zijn 29........... f7—f5
looperpaar, maar de winst is Er waren twee mogelijkheden
toch een probleem. Zwart im­ om den bedreigden pion te
mers blijft de velden d5 en e4 redden, t.w. 29.............Pc7 30.
(met of zonder pionnenruil op Ld8, Pa8 of 29............ ef3: 30.
e4) beheerschen en daardoor is gf3:, Lc6. In beide gevallen
het voor wit buitengewoon komt zwart glad verloren te
moeilijk zijn stelling beslissend staan. De tekstzet vormt de
te versterken. O.m. is het voor eenige kans om de partij te
wit zeer lastig, het ontstaan van houden.
ongelijke loopers te vermijden. 30. f3x e4 f5Xe4
26. f2—f3 Lc8—b7 Gedwongen, want 30..........
Natuurlijk niet 26............ Le4: ? leidt na 31. Lc4f gevolgd
11
door 32. d5 tot verlies voor Op 35. Ld8 volgt 35. ....
zwart. Kgó, echter niet 35..........Ke8 ?
31. Le7—d8 Pe8—dó wegens 36. hg5: ! (minder sterk
32. Ld8 x bó .... is 36. Lfó, Kf7 37. hg5: wegens
37.......... Kgó !) 36............ Kd8:
Wit heeft een gedekten vrij­
37. ghó:, Pdó (37........... Lg8
pion meer en bovendien het
38. Lc4:> 38. Lh5, Lg8 39. Lgó
looperpaar; toch heeft zwart
en wit wint.
uitstekende remisekansen, om­
dat hij heer en meester is der 35.......... Kf7—e7
centrale velden van de witte Een grove fout zou zijn 35.
kleur. .... Kfó? wegens 36. Ld8f,
32........... Pdó—c4 ! Kf5 37. g4f met verovering
van pion g5.
Hier staat het paard zeer
sterk, omdat wit zijn e-pion 36. Lh5—g4 Ld5—b7
voortdurend moet blijven dek­ 37. Lc7—e5? ....
ken, terwijl ruil op c4 tot een
geheide remisestelling zou lei­ Stelling na 37. Lc7—e5 ?
den. ZWART
33. Lbó—c7 ....
In aanmerking kwam 33.
Ld8 met de dreiging h2—h4—
h5 gevolgd door Ld8—c7—f4
en het ingrijpen van den witten
koning. Zwart kon dit niet met
33. .... g5 beletten wegens
34. h4 ! en de witte damelooper
verkrijgt toch het sterke veld
f4. Ook 33............Kf8 was
onvoldoende geweest wegens
34. Lh5. Maar zwart heeft
beter : 33..........Kf7 ! 34. Lh5f,
gó ! of 34. h4, Ke8 ! 35. Lc7,
g5 ! met dezelfde stelling als Hoewel het niet zeker is of
in de partij. de partij voor wit te winnen
33........... Kg8—f7 was, is deze zet van practisch
34. h2—h4 g7—g5 ! oogpunt bekeken een fout. Een
dergelijke afwikkeling had wit
Zwart mag 35. h5 niet toe­ slechts mogen kiezen, nadat hij
laten. de zekerheid had gekregen, dat
35. Le2—h5f ___ alle andere winstpogingen niets
12
zouden opleveren. In de eerste overen, omdat zijn koning den
plaats had wit moeten probee- g-pion moet blijven dekken.
Ten zijn koning naar buiten te
brengen, hetgeen — na voor­ 40. Kgl—h2 Ke7—f7
bereiding door hg5: of h5 — 41. Kh2—h3 La6—fl !
te bereiken was geweest met 42. Lg4—f5 Kf7—e7 !
de manoeuvre Lc7—h2—gl. Hier blijkt nog een andere
Met den tekstzet blijft wit belangrijke finesse: zwart be­
tenslotte een pion voor, maar hoeft pion e4 niet te dekken,
er ontstaat een theoretische want als deze genomen wordt,
remis estelling. verovert zwart pion e5. Welis­
37.......... Pc4x e5 waar gaat dan pion h4 toch
verloren, maar dit heeft geen
Gedwongen, maar ook goed. beslissende beteekenis meer, om­
Er dreigde 38. Lg7. Op 37. dat er reeds te veel pionnen
___ Kf7? volgt 38. Lh5f, verdwenen zijn.
Kf8 39. Lf6 en wit bereikt zijn
strategisch doel, d.w.z. zijn 43. Kh3—h2 Lfl—e2
damelooper verkrijgt het veld f4. 44. Kh2 —h3 ....
38. d4X e5 g5x h4 Op 44. Kgl kan 44...........
39. Kf2—gl ___ h5 benevens 45..........Lg4 vol­
Ook met den koningsmarsch gen.
naar het centrum is de partij 44.......... Le2—-fl
voor wit niet te winnen, b.v. 45. Lf5x e4 ....
39. Ke2, Ld5 40. Kd2, Le6!
41. Lh3 (slecht is 41. Le6: De eenige mogelijkheid om
omdat de zwarte koning dan den strijd voort te zetten.
na verovering van pion e5 naar 45.......... Ke7—e6
g3 marcheert; ook 41. Le2 46. Kh3xh4 Ke6Xe5
levert niets op wegens 41......... 47. Le4—f3 Ke5—f6
h3) 41...........Lh3: 42. gh3:, 48. Kh4—h5 Kf6—g7
Ke6 43. Kc3, Ke5: en zwart 49. e3- -e4 Lfl—d3
verliest weliswaar pion e4, maar 50. e4—e5 Ld3—g6f
hij bereikt toch remise, omdat 51. Kh5—g4 ___
hij op het beslissende oogen-
blik den tempozet h5 tot zijn De witte koning kan zich
beschikking heeft. niet op h5 handhaven. Indien
hij naar den anderen vleugel
39.......... Lb7—a6 ! marcheert, plaatst zwart zijn
De redding. Wit kan nu koning op e7 en doet aldus
pion h4 niet zonder meer ver­ elke winstpoging te niet.
13
51.......... Kg7—f7 witte koning weer terug.
52. Lf3—d5f Kf7—e7 56.......... Kf8—e7
53. Kg4—f4 Lg6—h7 57. Kf4—g4 Ke7—e6
54. g2—g3 Ke7—f8 58. Kg4—f4 Ke6—e7
55. Ld5—e4 Lh7—g8 59. Lf3—g4 Lg8—b3
56. Le4—f3 .......... 60. Lg4—c8 Ke7—f7
Na 56. Kf5, Lh7f moet de Remise.

14
VIERDE PARTIJ
GESPEELD OP 12 OCTOBER 1937 TE AMSTERDAM
Slavisch damegambiet
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. d2—d4 d7—d5 8.......... c6—c5
2. c2—c4 c7—c6 9. d4Xc5 Dd8—d5 1
3. Pgl—f3 ----- Dit nieuwtje is, zooals Dr.
Ofschoon ik reeds lang te­ Euwe mij na de partij vertelde,
voren wist, dat ik met Pc3 van Zuidamerikaansche afkomst.
openingsvoordeel zou kunnen Toevalligerwijze had ik deze
krijgen, daar ik alle reden had speelwijze eenige dagen tevoren
te verwachten, dat mijn tegen­ bij het annoteeren van de tweede
stander 3......... dc4: zou spelen, partij onderzocht, maar haar
gaf ik er de voorkeur aan dit verworpen op grond van een
voordeel te behalen in een later voortzetting, welke ik bijgevolg
stadium der match. Eerst mijn in deze partij toepaste. Het is
nederlaag in de vijfde partij deed in deze match wel vaker
mij besluiten deze reserve-troef voorgekomen, dat we beiden
eerder uit te spelen. dezelfde variaties voorbereid­
den en deze toch verschillend
3.......... Pg8—f6 taxeerden. Een wellicht nog
4. Pbl—c3 d5xc4 typischer voorbeeld dan boven­
5. a2—a4 Lc8—f5 genoemd geval deed zich voor
6. Pf3—e5 .... in de 13e partij, waarin mijn
Met de bedoeling te onder­ meening, wat betreft de remise-
zoeken, of Dr. Euwe bekend kansen na dameruil, achteraf
was met de kracht van 8......... beschouwd te optimistisch was.
h7—h6 (zie de elfde partij).
10. Ddl Xd5 e6Xd5
Maar zooals het vervolg toont,
had mijn tegenstander een Op Pd5: volgt 11. e4, Pc3:
andere, hoewel niet zeer gevaar­ 12. Ld2.
lijke verrassing voorbereid. 11. e2—e4 ! d5Xe4
6.......... e7 —e6 12. Pe5Xc4 0—0
7. f2—f3 Lf8—b4 Relatief beter dan 12..........
8. Lel—g5 .... Lc5: 13. Lf6:, gf6: 14. Pd5 enz.
Zooals reeds bij de tweede 13. Lg5xf6 g7xf6
partij is opgemerkt, zou 8. e4 14. 0—0—0 e4xf3
foutief geweest zijn wegens 8.
.... Pe4: enz. Om tenminste materieel gelijk
15
te blijven. Wit dreigde met tegenspel, waaruit het onge­
15. Pd6 een pion te winnen. zonde van 9...........Dd5 vol­
doende blijkt, op den duur in
Stelling na 14..........e4xf3. staat zou zijn, verlies te ver­
ZWART mijden.
15.......... Pb8—c6
16. g2xf3 ? ___
Zelfs nu was 16. Pd6, gevolgd
door 17. Pb4: en 18. gf3:, beter
geweest. De tekstzet is een
misrekening.
16.......... Lb4Xc5 !
17. Pd5xf6f Kg8—h8
18. Tdl—d5 ___
Wit volhardt in het najagen
van schaduwen. Een veel een­
voudiger weg naar remise was
18. Ld3, Ld4! enz.
15. Pc3—d5 ? ___ 18.......... Pc6—d4 !
Oogenschijnlijk een sterke Ik verwachtte dezen zet, maar
zet; hij blijkt evenwel niet doel­ verbeeldde mij, dat ik na 19.
treffend. Wit valt niet minder b4, Le7 20. Td4:, Lf6: het
dan vier belangrijke punten aan, antwoord 21. Tf4 ter beschik­
nl. b4, c7, e7 en f6, maar het king had, daarbij niet denkende
eenvoudige antwoord van zwart aan de mogelijkheid van Lg5
elimineert elk onmiddellijk ge­ enz. De volgende zet van wit
vaar en het ontwikkelingstempo, is, afgezien van het feit, dat
dat deze wint, is (bijna) vol­ mijn „winnende” voortzetting
doende om de kansen gelijk te faalde, betrekkelijk nog de beste.
maken. De juiste zet was 15. 19. Pf6—e4 Lf5Xe4
Pc4—d6 met de gelijktijdige Eveneens het verstandigste,
bedreiging van pion b7 en
dekking van pion c5. Op 15. daar 19...........Le6 20. Tc5:,
Pb3f 21. Kbl, Pc5: 22. Pc5:,
.... Lc3: (niet 15.......... Lg4
wegens 16. Td4 of 15........... Lc4: 23. Lc4:, Tac8 24. b4, b6
Lc81 wegens 16. Pd5 enz.) 25. La6, bc5: 26. Lc8:, Tc8:
27. Tel, Tb8 28. b5 enz. in
16. bc3:, Lc8 volgt 17. gf3:
wit’s voordeel zou zijn.
met de dreiging 18. Tglf enz.
Ik geloof niet, dat zwart bij dit 20. f3Xe4 Ta8—d8
16
21. Pc4—e5 Td8xd5 24. Pf7—g5 h7—h6
22. e4xd5 Tf8—e8!
Nutteloos zou zijn 24..........
Anders zou de vrijpion lastig Telf 25. Kd2, gevolgd door
kunnen worden. Wit is nu Kd3.
gedwongen het spel te vereen­
voudigen, daar na 23. Pd3, Ld6 25. Pg5—e6f Pd4Xe6
de zwarte stukken het bord 26. d5Xe6 Te8Xe6
zouden beheerschen. 27. Lfl—c4
23. Pe5xf7f Kh8—g7 Remise op voorstel van zwart.

Schaken 2 17
VIJFDE PARTIJ
GESPEELD OP 14 OCTOBER TE ’s-GRAVENHAGE
Aangenomen damegaynbiet
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d.4 d7—d5 het gevolg, dat deze variant
2. c2—c4 d5Xc4 overbekend werd.
Aljechin kent het aangenomen 8............... b7—b5
damegambiet door en door en 9. Lc4—b3 Lf8—e7
heeft er reeds vele fraaie suc­ Op 9...........Lb7 volgt 10.
cessen mee behaald. Tdl, Dc7 11. d5, ed5: 12. Ld5:,
3. Pgl—f3 a7—a6 Le7 13. e4 met goed spel voor
wit.
Een lievelingszet van Alje­ Met den tekstzet besluit zwart
chin. Zwart bereikt er o.m. mee, tot een soort experiment, dat
dat de voortzetting 4. Da4f, niet goed afloopt.
welke wit na 3......... Pf6 goede 10. d4 X c5 ....
kansen had gegeven, nu niet meer
mogelijk is. Zoodoende wint wit een
belangrijk tempo, omdat de
4. e2—e3 Pg8—f6 zwarte koningslooper opnieuw
Leidt tot de normale behan­ moet spelen.
deling van deze opening. Hier 10.............. Le7 X c5
kan echter ook 4...........Lg4 11. e3—e4 ....
geschieden, welke zet b.v. in Stelling na 11. e3'—e4.
de 3 e matchpartij Bogolju- ZWART
bow—Aljechin,Baden-Baden
1934, een volkomen bevredi­
gend resultaat voor zwart ople­
verde. Toch staat wit na
4..........Lg4 5. Lc4:, e6 6. Db3
(6.......... b5 7. Pe5 !) wel iets
beter.
5. Lflxc4 e7—e6
6. 0—0 c7—c5
7. Ddl—e2 Pb8—c6
* 8. Pbl—c3 ....
Ter afwisseling. In de laatste
jaren zette wit hier bijna uit­
sluitend met 8. Tdl voort met WIT

18
Wit vermijdt den schijnbaar cb2: 15. Dc5:, bel: D (15. ....
nog sterkeren zet 11. Tdl, waar­ bal: D 16. Dcó:f en wint)
op 11......... Dc7 volgt. Dan zou 16. Tacl:, Ld7 17. La4, Tc8 18.
nl. de opmarsch e4 foutief zijn Tfdl met onweerstaanbaren
wegens het antwoord 12.......... aanval voor wit.
Pg4!. Men ziet, dat 11. Tdl de 14. De2—c4 Dd8—bó
witte ontwikkeling slechts remt, 15. Dc4Xc3 Pcó—d4
omdat veld f2 verzwakt wordt.
Onmiddellijk e4 is echter Na 15......... Le7 verkrijgt wit
zeer sterk; door de dreiging een beslissend overwicht aan
e5 benevens Lf4 en Pc3—e4— terreinvrijheid, b.v. 16. Le3,
dó verkrijgt wit een kansrijke Db7 17. Tacl, Ld7 18. Tfdl,
aanvalsstelling. Tc8 19. La4 met de dreiging
20. Td7:, Kd7: 21. Pd4 enz.
11. .... b5—b4
16. Pf3xd4 Lc5xd4
Relatief beter was 11.......... 17. Lb3—a4f Ke8—e7
Pd7 of Le7. Met den tekstzet
wordt de strijd zeer verscherpt, Op 17.......... Ld7 volgt 18.
maar daarbij komt wit’s voor­ Ld7:f, Kd7: 19. Tdl, e5 20.
sprong in ontwikkeling juist Le3 (20...........Tc8 21. Ld4:)
goed tot zijn recht. met beslissend voordeel voor
wit.
12. e4 —e5 ....
18. Lel—e3
De goede manier om het voor­
deel te handhaven. Na 12. Pa4, Stelling na 18. Lel—e3.
Le7 zou zwart een klein succes ZWART
bereikt hebben : het witte dame-
paard kan niet meer via e4 naar
dó komen.
12............... b4Xc3
Op 12.........Pd7 kan onmid­
dellijk 13. Pe4 volgen. Wit
behoeft immers pion e5 niet te
dekken, omdat Lc5 aangevallen
staat. Het negatieve resultaat
van 11.......... b4 zou dus een
belangrijk tempoverlies zijn.
13. eSxfó g7xfó
Gedwongen. Na 13............
Dfó: beslist 14. Dc4, b.v. 14.
___ De7 15. Le3, of 14............ Dit is sterker dan de terug-
19
tocht met de dame. Wit hand­ Met den tekstzet pareert
haaft het initiatief. zwart de dreiging 20. Lc5f.
18.......... Ld4Xc3 20. Tal—dl ....
De beslissende fout. Nood­ Dreigt opnieuw 21. Lc5f.
zakelijk was 18.......... Td8 19. Zwart kan deze dreiging niet
Tadl, e5 (na 19...........Le3: 1 met 20............Ld6 pareeren
20. fe3: komt wit langs de f-lijn wegens 21. Td6:, Kd6: 22.
in beslissend voordeel) 20. Ld4:, Tdlf, Ke5 23. Lc6 en wit
Td4: 21. Td4:, ed4: (21.......... wint.
Dd4: 22. Dc6 en wit wint) 20.......... Ke7—f8
22. Df3, Tb8 (22...........Lb7 Zwart heeft geen voldoende
23. Da3f en wint, daar 23. verdediging. Op 20........... f5
.... Dd6 op 24. Telf faalt) volgt 21. Lc5f, Kf6 22. f4,
en zwart verkeert wel in moei­ Lb2: 23. Tf2, Lc3 (23...........
lijkheden, maar deze zijn mis­ Tb8 24. Tb2:, Tb2: 25. Ld4f
schien nog niet van beslissenden met stukwinst) 24. Tc2 en wit
aard. wint, daar 24........... La5 op
19. Le3 X b6 Lc3—e5 25. Ld4f faalt.
Gedwongen. Op 19............ 21. f2—f4 Le5 xb2
Lb2: wint 20. Lc5f, b.v. 20. Of 21.......... Lb8 22. Td8f,
___ Kd8 21. Tfdlf, Kc7 22. Kg7 23. Th8:, Kh8: 24. Lc6,
Ld6f, Kb6 23. Tabl, Ka5 24. La7 25. La8: en wit wint ge­
Tb2:, Ka4: 25. Td4f, Ka5 26. makkelijk.
Lc7 mat. Ook 19...........Lb4 22. Tfl—f3 ___
leidt tot verlies, zooals blijkt Stelling na 22. Tfl—f3.
uit: 20. Tfdl (Dreigt 21. a3,
Ld6 22. Td6:, Kd6: 23. Tdlf, ZWART
Ke5 24. Lc6 met winst. Minder
sterk is 20. Lc6 wegens 20.
___ Lb7 21. Lb7:, Tab8.) 20.
.... Tb8 (op 20..........e5 leidt
nu 21. Lc6 wel tot winst, omdat
21 ........ Lb7 op 22. Td7t
faalt, terwijl 21.......... Tb8 na
22. La7 de kwaliteit kost). 21.
Lc7, Tb7 22. Tacl (Dreigt
opnieuw a3 met beslissing.)
22 ....... Kf8 23. Td8f, Kg7
24. Th8:, Kh8: 25. Ld8 en
wit verovert onder zeer gun­
stige omstandigheden een pion. J
20
Een zet met zeer veel drei­ 26. h2Xg3 Lb7—d5
gingen, b.v. 23. Td8f, Kg7 24. 27. La4—b3 Ld5xb3
Tg3f met verovering van Th8 ; 28. a2xb3 Kf8—e8
of 23. Tb3 met verovering van 29. b3—b4 Ta8—b8
Lb2; of eindelijk — indien 30. Lb6—c5 Tb8—c8
zwart 22........... f5 speelt — 31. Tdl—al Tc8—c6
23. Tb3, Lf6 24. Lc5f, Kg7 32. Kgl—f2 ___
(24...........Le7 25. Td8f enz.) Eenvoudiger was 32. g4.
25. Lc6 met stukwinst.
Zwart moet minstens een 32........... f6—f5
stuk verliezen. 33. Kf2—e3 f7—f6
22........... Lc8—b7 34. Ke3—d4 Ke8—f7
23. Tf3—g3 ___ . 35. Kd4—c4 Kf7—g6
36. Tal—dl Kg6—h5
Dreigt 24. Lc5 mat. Op 23. 37. Tdl—d6 ___
.... Tc8 volgt 24. Td8f, Ke7
(24........... Td8: 25. Lc5f en Wit behoeft het nu volgende
mat) 25. Td7f enz. binnendringen van den vijan-
Een andere winstvoortzet- delijken koning niet te beletten.
ting was 23. Lc5f, Kg7 24. 37........... Tc6xd6
Tg3f, Kh6 25. Tb3 (25........... 38. Lc5xd6 Kh5—g4
Tc8 26. Le3 met matdreiging). 39. Ld6—e7 Kg4xg3
23.......... Lb2—a3 40. Le7xf6 Kg3xf4
Er is geen betere mogelijk­ Op 40.......... Kg2: volgt 41.
heid om de partij nog voort Kd4, Kg3 42. Ke5, h5 43. Lg5,
te zetten. b.v. 43........... h4 44. Lh4:f,
24. Tg3Xa3 Th8--g8 Kh4: 45. Ke6:, Kg4 46. Ke5
25. Ta3—g3 .... of 43...........Kg4 44. Ke6:, h4
45. Lh4:, Kf4: 46. Kd6 enz.
Nauwkeuriger was 25. Lc5f,
Kg7 26. Td7, Tac8 27. Tb7:, 41. Kc4—c5
Tc5: 28. Tg3f, Kh8 29. Tf7:. Zwart geeft het op; wit
25.......... Tg8Xg3 haalt het eerst dame.

21
ZESDE PARTIJ
GESPEELD OP 16 OCTOBER 1937 TE HAARLEM
Slavisch damegambiet
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. d2—d4 d7—d5 wit in ieder geval een pion meer
2. c2—c4 c7—c6 houdt.
3. Pbl—c3 .... 5. LflXc4! e5xd4
Naar mijn meening is deze Indien 5. ..... Dd4:, dan 6.
zet beter dan 3. Pf3. En wel Db3, Dd7 7. Lg5! enz. met
om de volgende redenen : 1) de winnenden aanval.
voortzetting dc4: wordt in deze
partij duidelijk weerlegd; 2) 6. Pgl—f3! ....
Winawer’s tegenaanval 3.......... Stelling na 6. Pgl:—f3 !
e5 kan op een eenvoudige maar ZWART
doeltreffende manier met 4.
cd5:, cd5: 5. e4 (5..........de4:,
6. Lb5f enz.) beantwoord wor­
den. Ingeval zwart 3..........Pf6
4. e3, g6 speelt, leidt 5. f3, Lg7
6. e4, de4: 7. fe4:, e5 ! 8. d5,
0—0 9. Pf3 tot een gecompli­
ceerd, maar m.i. gunstig spel
voor wit.
3.......... d5Xc4
4. e2—e4 ! ....
Het is bijna ongeloofelijk, dat
deze zeer natuurlijke zet door
de zoogenaamde theoretici niet
in overweging is genomen. Wit De pointe van wit’s aanvals­
krijgt in elk geval een behoor­ plan.
lijken voorsprong in ontwik­
keling. 6.......... b7—b5 ?
Na deze vergissing is de
4.......... e7—e5 partij voor zwart verloren,
Het alternatief is 4........... daar wit, die positioneel reeds
b5 5. a4, e5 (of 5...........b4 in het voordeel is, ook spoedig
6. Pa2, Pf6 7. e5, Pd5 8.Lc4:) materiaal wint. Het nemen van
6. ab5:, ed4: 7. Lc4:!, Lb4! het paard 6......... dc3: zou ook
8. Ta4 !, a5 9. ba6: e.p., waarbij fataal zijn, maar niet om de
22
redenen aangegeven door de Lf7:f, Kd7 10. Pd4: !, enz.
critici. De juiste voortzetting (niet 10. Lg8: 1 wegens Tg8:)
hierop zou geweest zijn: 7. met gemakkelijk winnende
Lf7:f, Ke7 8. Db3 en na 8. positie.
___ Pf6 9. e5, Pe4 10. 0—0 9. 0—0 La6xb5
met de volgende twee mogelijk­ 10. Lc4xb5 Pg8—f6
heden : 11. Lb5—c4 Pb8—d7
1) 10.......... Db6 11. Dc4, 12. Pf3xd4 ___
cb2: 12. Lb2:, Db2: 13. De4:,
Kf7: 14. Pg5f, Ke8 15. Dc4, Eenige critici waren van oor­
Le7 16. Df7f, Kd8 17. Tadlf, deel, dat 12. e5 „energieker”
Ld7 18. Pe6f, Kc8 19. De7:, zou geweest zijn. Ik ben er
De5: 20. Tfel, Df6 21. Td7:, zeker van, dat, indien ik dezen
De7: (op 21.......... Pd7: volgt zet had gedaan, dezelfde critici
beslissend 22. Dd6) 22. Te7: den nu door mij gespeelden zet
en wit staat gewonnen. „eenvoudiger” zouden hebben
2) 10.......... Pa6 11. Dc4!, gevonden. Inderdaad kon ik
Pac5 12. Lg5f !, Pg5: 13. Pg5:, geen afdoende voortzetting vin­
enz. met winnenden aanval. den na 12.......... Pe4 (als ant­
woord op 12. e5), terwijl ik
Betrekkelijk het beste zou zijn na den tekstzet een pluspion
geweest 6...........Lc5, gevolgd en een enorme stelling heb.
door 7. 0—0!, Pf6 8. Pa4, 12.......... Ta8—b8
Le7 9. e5, Pd5 10. Pd4:, 0—0 13. Db3—c2 De7—c5
11. Pc3, waarna zwart welis­
waar een mindere, maar in Van nu aan heeft wit om te
ieder geval speelbare positie winnen slechts eenige valletjes
gehad zou hebben. te vermijden.
7. Pc3xb5 ___ 14. Pd4—f5 ___
Het paard kan niet genomen Hier zou bijvoorbeeld : 14.
worden wegens 8. Ld5. Pc6: slecht zijn wegens 14.
7.......... Lc8—a6 .... Tc8 enz.
8. Ddl—b3 ! ___
14.......... Pd7—e5
Een belangrijke zet met het
15. Lel—f4 ....
drievoudige doel:
a) den koningslooper te be­ En nu zouden na het aan­
schermen, b) het schaak op b4 lokkelijke 15. Pg7:f, Kd8 (Lg7:?
te verhinderen, c) den druk 16. Lf7:f, enz.) 16. Tdlf, Kc7
tegen het punt f7 te versterken. enz. twee stukken en prise
8.......... Dd8—e7 staan.
Op 8...........Lb5: volgt 9. 15.......... Pf6—h5
23
Stelling na 15.......... Pf6—h5. zijn 16. Le5:, De5: 17. Le2,
ZWART Dc5 18. Dc5:, Lc5: 19. Lh5:,
g6 enz.
16. Ke8xf7
17. Dc2Xc5 Lf8Xc5
18. Lf4Xe5 Tb8—b5
19. Le5—d6 ....
Dreigende 20. a4, enz.
19 Lc5—b6

.
20. b2—b4 ....
En nu is de toren in gevaar.
Zwart kan materieel verlies niet
vermijden.
20 Th8—d8

.
WIT 21. Tal—dl c6—c5
22. b4Xc5 Lb6Xc5
16. Lc4xf7f ..;. 23. Tdl—d5
Een zeer voordeelige afwik­ Wint minstens de kwaliteit.
keling. Minder afdoende zou Zwart geeft het op.

24
ZEVENDE PARTIJ
GESPEELD OP 19 OCTOBER 1937 TE ROTTERDAM
Slavisch damegambiet
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d.4 d7—d5 Euwe—Bogoljubow, Bern 1932,
2. c2—c4 c7—c6 bleek.
3. Pgl—f3 Pg8—f6 10. Pc3Xe4 ....
4. Pbl—c3 d5Xc4 Na dezen ruil en wit’s vol­
5. a2—a4 Lc8—f5
genden zet krijgt zwart een
6. e2—e3 .... kleinen voorsprong in ontwik­
Deze match heeft overtuigend keling, daar de witte damelooper
aangetoond, dat de tekstzet, tijdelijk aan zijn oorspronkelijke
welke ook ongetwijfeld de plaats gebonden blijft. Beter
krachtigste is, beter is dan 6. was 10. Pd2, waarna zwart de
Pe5. onpleizierige keus zou hebben
tusschen 10.......... Pc3:, aldus
6.......... e7—e6 de positie van het witte pion­
7. LflXc4 Pb8—d7 nencentrum versterkend, 10.
In verband met de ontwikke­ .... Pd2:, den witten looper
ling van den koningslooper naar ontwikkelend of 10.......... Pdfó,
dó is deze zet niet geheel hetgeen wit in de gelegenheid
bevredigend, zooals uit het ver­ zou stellen, het centrum met
volg zal blijken. Maar ook de tempowinst op te spelen door
meer gebruikelijke zet 7.......... 11. f3.
Lb4, gevolgd door de rochade, 10.......... Lf5Xe4
is vrij twijfelachtig. 11. Pf3—d2 Le4—gó
Een belangrijke bijdrage tot 12. e3—e4 Ldó—c7 !
de oplossing van dit openings-
probleem is het pionoffer, dat Dreigende met 13..........Pbó
enz. het voordeel van het loo-
Dr. Euwe in de 17e partij
perpaar te verkrijgen. De vol­
bracht.
gende zet van wit, welke door
8. 0—0 Lf8—dó de critici in het algemeen niet
9. Ddl—e2 Pfó—e4 begrepen is, pareert deze drei­
ging.
Zwart heeft slechts weinig
keus. Op 9...........Lg4 volgt' 13. Lc4—b3 0—0
bijvoorbeeld 10. h3, Lh5 11. 14. f2—f4 -----
e4, e5 12. g4 met voordeel voor Een vergissing, welke wit
wit, zooals in de partij Dr. echter voor het verlies van een
25
pion het initiatief en een speel­ Stelling na 17. g2—g4.
bare partij verschaft. De nor­ ZWART
male voortzetting was 14. Pf3
en daarna h3, waartegenover
zwart De7 benevens Td8 stelt,
met ongeveer gelijke kansen.
14.___ Pd7—f6
Natuurlijk!
15. Lb3—c2 ___
Daar de damepion niet ver­
dedigd kan worden en zwart
bovendien nog Lb6 dreigt, tracht
wit er van te maken, wat er van
te maken valt.
15;___ Dd8xd4f
16. Kgl—hl Dd4—b4
loopt zwart ondanks het feit,
Ik besloot den onpleizierigen dat een van zijn drie compen-
zet 17. Pf3 te voorkomen en satiepionnen verdubbeld is, niet
ontwierp tegelijkertijd het plan de minste kans de partij te
een stukoffer te brengen. verliezen en krijgt zelfs na de
Als zwart in plaats van den eerste onnauwkeurigheid van
tekstzet 16...........Lh5 speelt, zijn tegenstander een gemakke­
kan wit met 17. Pf3, Db4 18. lijk gewonnen positie.
e5, Pd5 19. g4 !, Lg4: 20. Lh7:f, Daarentegen zou wit na bij­
Kh8 21. Tgl (en eventueel 21. voorbeeld 17..........h6 met 18.
___ Lf3: 22. Df3:, Kh7:) Dg2, gevolgd door Ta3 en
remise door eeuwig schaak be­ eventueel f5, een gevaarlijken
reiken. aanval krijgen* waarvan het
17. gZ—g4 .... resultaat onmogelijk te voor­
(Zie diagram). zien is.
17. .... Ta8—d8 ! 18. f4—f5 e6xf5
Dit zuiver positioneele offer 19. e4xf5 Tf8—e8 !
is slechts op algemeene over­ 20. De2—g2 Db4Xg4
wegingen gebaseerd, daar de 21. f5Xg6 h7Xg6
vele tactische mogelijkheden, 22. Lc2—dl -----
hoofdzakelijk na den onvermij- Wit vindt de beste verdedi­
delijken ruil der dames, niet ging. Op 22. Pf3 zou volgen 22.
precies berekend konden wor­ ___ Dg2:f 23. Kg2:, Pg4 24.
den. Ldl, Tdl: 25. Tdl:, Te2f 26.
Zooals het vervolg aantoont, Kgl, Lb6f en wint.
26
22.......... Dg4Xg2f Stelling na 27. ... Tb4—e4.
23. KhlXg2 Td8—d4 ! ZWART

Op te merken valt, dat zwart


van nu af aan slechts met zijn
torens opereert.
24. Pd2—f3 ....
Met het oog op de dreiging
24.......... Ted8 had wit geen
beteren zet; 24. Pb3 zou met
24..........Th4 25. h3, Pd5 enz.
beantwoord worden.
24^ .... Td4—g4f
25. Kg2—h3 ....
Ook na 25. Khl zou de WIT
zwarte stelling zeer sterk blijven.
.... Pg4, met aanval op den
25.......... Te8—d8 1 h'pion.
Met de dreiging 26........... De stelling is zeer interessant
Td5, gevolgd door 271 .... en het is werkelijk jammer, dat
Th5f enz. de partij door een blunder een
prematuur einde moest nemen.
26. Lel—g5 Tg4—b4
27. Lg5—d2 Tb4—e4 28.......... Te4—e2
Natuurlijk niet 27. .... Met de dubbele dreiging Td2:
Tb2:1 wegens 28. Lc3, Tb6 of Td3, enz.
29. La5 enz. 29. Ld2—c3 Td8—d3
(Zie diagram). 30. Kh3—h4 -----
28. Ldl—b3 ? ___ Op 30. Lf6:, gf6: 31. Lc4
volgt 31..........Th2:f 32. Kg4,
Hierna verliest wit snel, maar f5f 33. Kg5, Kg7 (dreigt mat
zijn stelling was, hoewel niet met f6 of Th5) 34. Ph2:, Td4 !
hopeloos, tóch al zeer moeilijk 35. Tf5:, Ld8f en mat op den
te verdedigen. Inderdaad waren volgenden zet.
al zijn stukken belast met de
verdediging van belangrijke 30.......... Td3xf3
punten. 31. TflXf3 Te2xh2f
De beide zetten, na de partij 32. Tf3—h3 g6—g5f
door de critici aangegeven, 28. 33. Kh4Xg5 Th2xh3
Kg2 en 28. Ta3 zouden effectief 34. Lb3—dl Pf6—e4f
beantwoord worden door 28. Wit geeft het op.
27
ACHTSTE PARTIJ
GESPEELD OP 21 OCTOBER 1937 TE LEIDEN
Nimzowitsch-verdediging
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. d2—d4 Pg8—f6 6.......... c7 —c5
2. c2—c4 e7—e6 7. a2—a3 Lb4Xc3f
3. Pbl—c3 Lf8—M 8. b2Xc3 Pb8—d7
4. Ddl—c2 -----
Deze stelling kwam voor in
Van de vele mogelijke voort­ de partijen Euwe—Botwinnik
zettingen (4. Db3, 4. a3, 4. (Nottingham 1936) en Löwen-
Ld2, 4. Lg5, 4. e3, 4. Pf3, 4. fisch—Botwinnik (3e match-
g3 en zelfs 4. Lf4) beschouw partij 1937) en in beide gevallen
ik den tekstzet als de meest antwoordde wit: 9. Pf3. Tegen
logische voortzetting, omdat al­ Dr. Euwe verkreeg Botwinnik
dus twee belangrijke dingen een iets slechtere stelling, door­
bereikt worden: het behoud dat hij de strategische fout
van de controle over e4 en de maakte de centrumpionnen niet
verhindering — tenminste tij­ op het juiste oogenblik af te
delijk — van het verdubbelen ruilen, maar tegen Löwenfisch
van de pionnen op de c-lijn. verkreeg hij een gelijk spel door
de voortzetting (na 9. Pf3)
4.......... d7—d5 9.......... b6 10. c4, Dd6 11. Lb2,
5. c4xd5 ....
cd4: 12. ed4:, Lb7 13. Le2,
Na 5. a3, Lc3:f 6. Dc3:, 0—0 14. 0—0, Pg4 ! enz.
Pe4 7. Dc2, c5 8. dc5:, Pc6 ! Ik beschouw den paardzet,
9. e3 verkrijgt zwart gelijk spel gezien het door wit in deze
met 9........... Da5f 10. Ld2, partij aangewende systeem, niet
Pd2: 11. Dd2:, dc4: ! en indien volkomen in overeenstemming
12. Da5:, Pa5: 13. Tel, dan met de kenmerken der stelling.
13..........b5 14. cb6: e.p., Lb7 ! Om gelijk spel te krijgen schijnt
enz. 8. ...., 0—0 meer overtuigend,
om op 9. Pf3 voort te zetten
5.......... Dd8xd5 met 9..........cd4: 10. cd4:, b6,
6. e2—e3 .... zooals in de 12e partij ge­
Op 6. Pf3 kan 6...........c5 schiedde.
volgen, b.v. 7. Ld2, Lc3s 8. 9. f2—f3 ___
Lc3:, cd4: 9. Pd4:, e5 ! (Löwen-
fisch—Botwinnik, 7e match- Dit is een gezond strategisch
partij 1937). plan. Maar nog preciezer zou
28
zijn eerst : 9. Pe2, daar dan met voldoende verdediging.
9......... cd4: 10. cd4:, Pb6 niet 18. Db2—d2 b7—b6 ?
voldoende is wegens 11. Pc3.
9. c5xd4 Een fatale fout, die wit in
10. c3xd4 Pd7—b6 staat stelt geforceerd te winnen.
11. Pgl—e2 Lc8—d7 Noodzakelijk was 18..........f5 ;
12. Pe2—f4 ___ hoewel wit dan na 19. Ld3,
gevolgd door Thcl en even­
Om een iets beter eindspel tueel e4 tóch reeds duidelijk
te verkrijgen na 12.......... Dc6 voordeel zou hebben.
13. Dc6: enz. Op 12. Pc3 zou
12 ........ Dc6 met behoorlijk 19. Lfl—a6 Tc8—b8
spel volgen. Zooals uit het vervolg blijkt,
12 Dd5—dó is de dreiging, den looper met
.

13. Lel—d2 ___ 20...........b5 te vangen, niet


Om den looper op de diago­ reëel. Maar 19.......... Tc7 20.
naal a3—f8 te brengen. Tacl enz. zou eveneens hope­
Dit was niet mogelijk met loos zijn.
13. a4 wegens het antwoord Stelling na 19.......... Tc8—b8.
13 ....... Tc8 14. Db3, La4: enz. ZWART
13.......... Ta8—c8
14. Dc2—b2 Pfó—d5
Ongetwijfeld de beste zet,
die elk onmiddellijk gevaar in
het centrum uitsluit.
15. Pf4xd5 eóxd5
16. Ld2—b4 Ddó—eó
Op 16.......... Dg6 volgt na­
tuurlijk 17. Tel.
17. Kei—f2 Pb6—a4 1
De eerste stap van het rechte
pad af. De beste remisekans
bestond in 17..........Pc4 (maar
niet 17...........f5 wegens 18. 20. e3—e4 ....
Lc5 !), 18. Lc4:, Tc4:, waarmee
loopers van ongelijke kleur Na deze eenvoudige opening
ontstaan ; indien wit dan voort­ van het centrum heeft zwart
zet met 19. Tacl, volgt 19.......... niet de minste kans op redding
Tel: 20. Tel:, Lc6 21. Dc3, meer.
f6 22. Dc5, a6 23. Db6, Dd7, 20.......... b6—b5
29
Op 20...........f6 volgt 21. 23. Thl—elf Ld7—e6
ed5:, Dd5: 22. De2f, De6 23. 24. Tal—cl ....
Thel, De2:f 24. Te2:f, Kd8 Met de verschrikkelijke drei­
25. Le7f, Kc7 26. Tclf en ging Tc8f.
wint.
21. Dd2—f4 Tb8—b6 24.......... f7—f6
25. Tel—c7 ....
Of 21.......... Td8 22. ed5:,
gevolgd door Thelf en wit Dit is overtuigender dan de
wint gemakkelijk. kwaliteitswinst met Tc8f.
22. e4Xd5 .... 25.......... Ke8—d8
26. Tc7Xa7
Dit is nauwkeuriger dan 22.
Thel, welke zet met 22.......... Na dezen zet is mat in enkele
Pb2 kan worden beantwoord. zetten onvermijdelijk.
22. .... De6xd5 Zwart geeft het op.

30
NEGENDE PARTIJ
GESPEELD OP 24 OCTOBER TE ’s-GRAVENHAGE
Slavisch damegambiet
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d4 d.7—d5 10.......... Lb4Xc3
2. c2—c4 c7—c6 Dit is gedwongen. Na 10.
3. Pgl—f3 Pg8—f6 ..... Pc3: 11. bc3:, Lc3: 12.
4. Pbl—c3 d5xc4 Tbl kan wit op zijn minst den
5. a2—a4 Lc8—f5 geofferden pion bij gunstige
6. e2—e3 .... stelling heroveren (12. .. .<•
Volgens de ervaringen in Dc7 13. Lf5:, ef5: 14. Dd3,
dezen tweekamp opgedaan, La5 15. Df5:). Ook de poging,
schijnt 6. e3 meer kans op Pe4 op zijn standplaats te hand­
initiatief te bieden dan 6. Pe5, haven, zou zwart duidelijk in
dus juist het tegendeel van de het nadeel brengen: 10..........
vroegere opvattingen. Pdfó 11. Dc2 en zwart is reeds
om een behoorlijke voortzetting
6. .... e7-—e6 verlegen.
7. LflXc4 Lf8—b4 De strategische beteekenis
8. 0—0 Pb8—d7 van den tekstzet zetelt hierin,
9. Ddl—e2 Pf6—e4 dat alle ruiltransacties, waarbij
10. Lc4—d3 .... wit de open b-lijn krijgt en
den opmarsch e4 kan door­
Dank zij deze belangrijke zetten, min of meer ongunstig
versterking van wit’s opzet, zijn voor zwart. Zwart moet
welke van Grünfeld afkomstig derhalve het pionoffer aanne­
is, dient de algemeene opvatting, men, om niet zonder com­
dat 6. Pe5 sterker is dan 6. e3, pensatie in positioneel nadeel
herzien te worden. Men was te geraken. Den pion kan hij
nl. tot nu toe van meening, echter slechts met 10..........Lc3:
dat zwart met de van Löwen-
fisch afkomstige manoeuvre 9. veroveren.
.... Pe4 in deze en analoge 11. b2Xc3 ....
varianten volkomen gelijk spel
zou kunnen bereiken, maar de Wat betreft 11. Le4: ! zie
tekstzet, waarmede wit een pion de 13e partij.
offert, doet twijfel rijzen aan 11. .... Pe4Xc3
de juistheid van deze opvatting. 12. De2—c2 Lf5xd3
Vergelijk ook de 13e en 17e 13. Dc2xd3 Pc3—d5
partij. 14. Lel—a3
31
De pointe van het pionoffer. schijnt een actie in het centrum
14.......... a7—a5 te zijn. Als veiligheidsmaatregel
kwam ook 20. h3 in aanmer­
Stelling na 14.......... a7—a5. king.
ZWART 20.......... Ta8—a5
De toren presteert hier niet
veel en moet spoedig weer
terug.
21. e4—e5 ....
Eenigszins voorbarig. De
voorkeur verdiende 21. Pd2 of
21. h3.
21.......... h7—h6
Om 22. Pg5 te beletten.
22. Pf3—d2 c6—c5
Zoodoende slaagt zwart er in
WIT zijn spel te bevrijden.
Een degelijke verdediging. 23. Pd2—b3 Ta5—a8
Zwart gaat den pion teruggeven, 24. Tb4—c4 -----
om zoo spoedig mogelijk tot Natuurlijk niet 24. Pc5: ?
de rochade te komen. wegens 24.......... b6 met stuk-
Na 14...........Pe7 15. Tabl winst. Ook 24. dc5:, Pe5: zou
verkrijgt wit een uitstekende minder goedzijn voor wit.
aanvalsstelling, welke veel over­ 24.......... b7—b6
eenkomst vertoont met die van 25. f2—f4 -----
de 17e partij. Een kleine verzwakking van
15. Tal—bl Pd5—b4 den koningsvleugel, maar pion
16. La3xb4 a5xb4 e5 behoefde een solide dekking.
17. TblXb4 0—0
Pion b7 mag nu niet genomen 25.......... Dc7—c6
worden wegens 18.......... Pc5. 26. d4Xc5 ....
18. Dd3—c2 Dd8—c7 Wit had beter gedaan, zijn
19. Tfl—bl Tf8—b8 paard via d2 naar den konings­
20. e3—e4 .... vleugel te brengen.
Wit staat iets beter, omdat hij 26.......... b6Xc5
meer terrein beheerscht. Het is 27. Tbl—al -----
echter zeer moeilijk dit voordeel Niet 27. Pc5: ? wegens 27.
te vergrooten. De eenige kans .... Tbl:f en stukwinst.
32
27.......... Dc6—b6 eindspel wil wit zijn koning
28. Tal—a3 .... echter niet verder van het cen­
Ook hier zou het slaan op trum verwijderen.
c5 een stuk kosten (28. Pc5:, 29.......... Pd7—b6
Ta5 enz.). 30. Tc4Xc5 Pb6Xa4
Eenvoudiger dan de tekstzet 31. Tc5—cl Da7xf2f
was echter 28. Pd2. 32. Kglxf2 ....
28.......... Db6—a7
Dit eindspel moet remise
Stelling na 28.......... Db6—a7. worden. Voorloopig staan de
ZWART witte stukken echter niet best
en kan zwart derhalve eenige
aanvallende zetten doen.
32.......... Tb8—b4
33. g2—g3 Ta8‘—d8
34. Kf2—e2 Pa4—b6
35. Pb3—d2 g7—g5
Tevergeefs tracht zwart ziin
aanval kracht bij te zetten.
36. f4Xg5 h6Xg5
37. Ta3—d3 Pb6—d5
38. Tel—c4 Tb4Xc4
39. Pd2xc4 Td8—a8
40. Pc4—e3 Pd5xe3
Met de sterke dreiging 29. 41. Td3Xe3
.... Pb6, waarna 30. Tc5: ? Afgebroken en op den vol­
op 30..........Pd7 zou falen. genden dag remise gegeven. Er
29. Dc2—f2 ___ zou nog kunnen volgen : 41.
Ook 29. Khl was mogelijk. ___ Ta2f 42. Kf3, Th2: 43.
Met het oog op een eventueel Kg4 en 44. Kg5:.

Schaken 3 33
TIENDE PARTIJ
GESPEELD OP 26 OCTOBER 1937 TE ’s-GRAVENHAGE
Nimzo-Indisch.
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. d2—d4 Pg8—f6 verkregen, als hij op het juiste
2. c2—c4 e7—e6 oogenblik ruil van dezen looper
3. Pbl—c3 Lf8—b4 had verhinderd.
4. Ddl—c2 d7—d5 13.......... Lc8—b7
5. c4xd5 Dd8xd5 14. 0—0 Ta8—c8
6. e2—e3 c7—c5
7. a2—a3 Lb4Xc3 Stelling na 14.......... Ta8—c8.
8. b2Xc3 Pb8—c6 ZWART
Zooals deze partij schijnt te
bewijzen, is de paardontwikke-
ling naar c6 in geen geval beter
dan 8..........Pbd7, wat in de 8e
partij geschiedde. Daar de ro-
chade in ieder geval noodig is,
is het niet meer dan logisch,
dezen zet thans te doen, zooals
ook in de 12e partij gebeurde.
9. Pgl—f3 ___
In plaats daarvan zou de ma­
noeuvre 9. f3, uit de achtste
partij, niet aan te bevelen zijn WIT
wegens 9..........cd4:10. cd4:, e5.
15. Dc2 —e2 .-...
9.......... 0—0 . ,,De witte dame voelt zich
10. c3—c4 Dd5—d6 niet behaaglijk op de lijn van
11. Lel—b2 c5xd4 den zwarten toren”, tracht een
12. e3xd4 b7—b6 annotator te „verklaren”. Ik
13. Lfl—d3 ___ moet bekennen, dat ik verzuim­
Deze ontwikkeling is agres­ de mijn dame te vragen, hoe
siever en tegelijkertijd natuur­ ze zich feitelijk „gevoelde” —
lijker dan de zet Le2, welke in en verplaatste haar met een
dergelijke posities bij verschil­ bepaald doel, namelijk het vol­
lende gelegenheden werd ge­ gende : wit’s natuurlijke plan,
speeld. Wit zou werkelijk verre­ voortspruitende uit de stelling
weg de beste stelling hebben is : 15. Tadl, gevolgd door Pe5,
34
maar thans zou deze reeks niet twijfelachtig zijn. Nu krijgt
van zetten in zwart’s voordeel zwart de gelegenheid een onge­
uitvallen: 15. Tadl, Pa5 16. veer gelijk spel te verkrijgen.
Pe5, Pc4:! 17. Pc4: (of 17. 17. Pc6—a5
Lc4:, b5), Dd5 18. f3, b5 enz. 18. Pf3—e5 Lb7—e4 !
Vandaar de onaangename nood­ 19. Tfl—el Le4xd3
zakelijkheid met het verzetten 20. De2Xd3 ....
van de dame, een tempo te
verliezen. Helaas gaat 20. Td3: niet
wegens 20..........Pc4: 21. Tf3,
15.......... Dd6—f4 Dd2 !
Een tamelijk riskante uitval, 20. Te8—d8
waarvan de juiste bedoeling
Met de bedoeling het witte
niet blijkt uit het vervolg der
partij. In plaats daarvan zou paard door Pd7 te verdrijven.
15.......... Ph5 niet slecht zijn 21. Lb2—cl Df4—h4
(16. g3, Pf6), teneinde den Eenvoudiger en beter was
witten koningsvleugel te ver­ het geweest dameruil aan te
zwakken. bieden, waarna de partij waar­
16. Tal—dl Tf8—e8 schijnlijk remise geworden was.
De eenvoudigste weg voor wit
Alweer een gekunstelde zet om dit resultaat te bereiken zou
(in plaats van het natuurlijke zijn : (21.......... Df5); 22. Df5:,
Tfd8), welke ten doel had ef5: 23. Lg5, Pc4: 24. Pc4:,
(volgens Dr. Euwe zelf) den Tc4: 25. Lf6:, gf6: 26. Te7,
zet d4—d5 te verhinderen, in enz. Maar wit kon ook zonder
geval van 17..........Dg4. Maar risico trachten het spel te com-
aangezien deze damezet een­ pliceeren door 23. d5, daar
voudig beantwoord kon worden 23......... Pc4: ? op 24. Pc6 zou
met h3, gevolgd door De3, is falen, en aan den anderen kant
men geneigd te veronderstellen, 23..........Pe4, met 24. g4 kon
dat zwart op dit oogenblik worden beantwoord. Na de
spoken zag. gekozen voortzetting wordt de
17. h2—h3 ? ___ stelling van de dame precair.
Op zijn beurt vindt ook wit 22. Dd3—e2 ! ....
niet den besten zet, namelijk De moeilijkste zet van de
17. Tfel, waardoor het veld e4 partij, die den tegenstander voor
nogmaals gedekt werd. Na 17. groote tactische problemen
.... Pa5 18. Pe5, zou zwart den plaatst. In de eerste plaats zou
looper niet kunnen ruilen en de voorgenomen zet 22..........
in geval van 18..........Dg5 19. Pd7, nu worden beantwoord
g3, zou wit’s terreinvoordeel door het offer 23. Pf7:, waarvan
35
de gevolgen voor zwart hoogst is 24. Kg2 gevolgd door 25.
onaangenaam zouden zijn, bij­ Pf3. En, daar het duidelijk is,
voorbeeld 23...........Kf7: 24. dat zwart niet 23.......... Dh3:
De6:f, Kf8 25. Ld2 !, Pc6 26. kan spelen wegens 24. Td3,
d5, Pd4 27. Lb4t, Pc5 28. Dh4 25. Kg2, gevolgd door 26.
De5, Pb3 29. Td3, Kg8 30. Thl, had hij hier hetzij 23..........
Tb3:, Pb3: 31. Le7. Aan den h5, of 23........... h6 moeten
anderen kant zou 22........... Pc6, probeeren. In het eerste geval
waarmee zwart den druk tegen zou volgen: 24. Kg2, Ph7 25.
wit’s c-pion opgeeft, beant­ gh5:, en in het tweede geval
woord worden met de onaan­ 24. Kg2, Ph7 25. d5, ed5: 26.
gename opsluiting 23. Pf3, Dh5 cd5:, waarna zwart niet 26..........
24. Lg5. Daarom en ook om veld f6 kan spelen wegens 27. Pg6 !,
h7 voor het paard vrij te maken, Te2: 28. Te2: met kwaliteits­
moest zwart hier 22..............h6 winst, zoodat de geavanceerde
spelen. Zijn volgende zet brengt pion zeer waarschijnlijk een
zijn spel ernstig in gevaar. beslissende factor zou blijken.
22.......... Td8—e8 ? 23.......... Pa5—c6 ?
Stelling na 22.......... Td8—e8 1 Verliest een stuk zonder com­
ZWART pensatie. Het spel is uit.
24. Kgl—g2 Pc6Xe5
25. d4Xe5 Pf6—h5
26. g4xh5 Tc8Xc4
27. De2—f3 Te8—f8
28. h5—h6 f7—f5
29. Df3—g3 ___
Of nog eenvoudiger 29. ef6:
(e.p.), Tf6: 30. Td8f.
29.......... Dh4Xg3f
30. f2Xg3 Tf8—c8
31. h6Xg7 Tc4—c2f
32. Kg2—f3 Tc2—c3 j-
33. Lel—e3 Tc3Xa3
34. Tdl—d7 Tc8—c4
23. g2—g4 .... 35. Kf3—f2 Tc4—c2 f
Een zeer sterke aanvalszet, 36. Tel—e2 Ta3—a2
welke in ieder geval wit’s ruim- 37. Te2Xc2 Ta2Xc2f
tevoordeel aanzienlijk vergroot. 38. Kf2—f3 a7—a5
De onmiddellijke dreiging (wel­ 39. Le3—h6 Tc2—c8
ke zwart over het hoofd ziet 40. Td7—e7
en waardoor hij snel verliest) Zwart geeft het op.
36
ELFDE PARTIJ
GESPEELD OP 30 OCTOBER TE GRONINGEN
Damegambiet
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d.4 * d7—d5 den (d4, e3, f2) gemakkelijk
2. c2—c4 c7—c6 te kunnen dekken. Doch de
3. Pgl—f3 Pg8—f6 ruil op f6 is gedwongen, omdat
4. Pbl—c3 d5Xc4 zwart na 9. Lh4 den gambiet-
5. a2—a4 Lc8—f5 pion met 9...........b5 10. e4,
6. Pf3—e5 ----- Lh7 kan handhaven. Direct gaat
Voor denlaatsten keer in deze b5 niet wegens 9. e4, Lg6 10.
match speelt wit 6. Pe5 i.p.v. Pg6:, hg6: 11. e5 met stukwinst
6. e3, welke laatste zet kans- voor wit.
rijker is. Zie de desbetreffende 9.......... g7Xf6
aanteekening bij de 9e partij. Oogenschijnlijk beter dan 9.
6. .... e7—e6 .... Df6:, waarna wit met 10.
De matchpartijen leeren, dat e4 een tempo wint, terwijl hij
6...........e6 sterker is dan 6. na den tekstzet een tempo
.... Pbd7 enz. (zie de le verliezen moet. En toch is 9.
partij). .... Df6: sterker, want na 10.
e4, Lh7 11. Lc4:, 0—0 komt
7. Lel—g5 Lf8—b4 wit wegens de dreiging 12.
8. f2—f3 h7—h6 .... Td8 en 13...........c5 in
Een zeer belangrijke verster­ een moeilijk parket.
king van het zwarte spel. De 10. Pe5Xc4 c6—c5
theoretische voortzetting is 8.
De juiste manier om den
... c5 9. dc5:, Da5. In de 4e
partij volgde i.p.v. 9.......... Da5 opmarsch e2—e4 te ontzenuwen
de nieuwe zet 9...........Dd5, 11. d4Xc5 -----
welke van den Argentijn Piaz- Dit moet. Zeer slecht zou
zini afkomstig is. In beide zijn 11. Db3 wegens 11..........
varianten is de taak van zwart Pc6.
moeilijker dan na den tekstzet. 11.......... Dd8xdlf
9. Lg5xf6 .... 12. Talxdl ....
Het zou voor wit wenschelijk Met den koning slaan is
zijn den damelooper te behou­ minder goed, omdat zwart daar­
den, teneinde na e2—e4 de na met tempowinst de d-lijn
eenigszins verzwakte zwarte vel- bezet: 12...........Ke7 13. e4,
37
Td8f benevens Lg6 en zoo 17.......... Th8—d8
spoedig mogelijk f5. 18. Kei—e^ Pb8—c6
12. Lf5—c2 Deze zet is mogelijk, omdat
13. Tdl—cl Lc2—b3 19. b3 wegens 19...........Lb5
Niet 13...........La4: wegens 20. Lb5:, Pd4f of ook 19..........
14. Tal en na een zet van Pd4f gevolgd door 20...........
La4 verovert wit met 15. Pb6 Lb5 (Lc6, Le8) niets oplevert.
de kwaliteit. Moet dit niet tot de conclusie
14. Pc4—d2 ___ leiden, dat 18. Kf2 (i.p.v. 18.
Ke2), waarna het zwarte paard
Zwart is nu tot den ruil
niet met schaak naar d4 kon
op c3 gedwongen.
komen, beter geweest was ?
14. Lb4Xc3 Heelemaal niet! Want na 18.
15. TclXc3 Lb3Xa4 Kf2 stond Pd2 ongedekt en
16. e2—e4 Ke8>—e7 dit had zwart de keuze gelaten
17. Lfl—d3 ___ tusschen 18..........Pc6 (19. b3,
Stelling na 17. Lfl—d3. Lb5 20. Lb5:, Td2:f) en 18.
___ Lb5.
ZWART
19. Ke2—e3 Pc6—b4
20. Ld3—bl La4—b5
21. Pd2—b3 f6—f5
Gaarne benut zwart de gele­
genheid om zijn dubbelpion op
te lossen. Wit mag natuurlijk
niet 22. ef5: spelen wegens 22.
.... Pd5f met kwaliteitswinst.
Evenmin is 22. Pd4 mogelijk,
omdat deze zet na 22..........f4f
een stuk zou kosten. Toch is
de oogenschijnlijk sterke zet
niet zonder risico, zooals het
WIT vervolg leert.
Sterker was 17. b3, omdat 22. Pb3—a5 b7—b6
de zwarte looper geen goed 23. c5xb6 a7xb6
veld van terugtocht heeft: op 24. Pa5—c4 Ta8—al
c6 maakt hij Pc6 onmogelijk, Wanneer zwart den aange­
op d7 sluit hij — zij het vallen pion met Ta6 of Tab8
ook slechts tijdelijk — de d-lijn dekt, behoudt wit het initiatief.
en op e8 verbreekt hij de Ook de tekstzet is niet best,
verbinding der torens. hoewel hij tot belangwekkende
38
complicaties leidt, welke zwart Thans zou 27. Tb6: op 27.
door het verdere verloop in .... f4f gevolgd door aftrek-
bet gelijk stellen. Juist was schaak falen, b.v. 27. Tb6:,
echter 24.......... Pa2 25. La2:, f4f 28. Ke2, Pb4f 29. Kei,
Ta2: 26. Tbl, Lc4: met gelijk Pc2f 30. Kf2, Td2f en zwart
spel. wint. Na 27. Ld3:, Td3:f 28.
Td3:, Thl: staat zwart beter,
25. Pc4—a3 .... terwijl 27. Td3: na 27...........
Ld3: de kwaliteit kost. Wit’s
Wit laat zich overbluffen en volgende zet is dus gedwongen.
neemt den pion niet. Toch was
25. Pb6: ! voordeelig voor hem, 27. e4xf5 Pd3xb2!
want het oogenschijnlijk sterke
antwoord 25.............. Ld3 zou De laatste pointe der met
op 26. Tb3 falen. Relatief het 24..........Tal ingeleide compli­
beste voor zwart was (na 25. caties. Zwart forceert een af­
Pb6: !) 25...........e5 ; wit zet wikkeling, welke hem voor be­
dan met 26. g3 voort en hand­ slissend nadeel behoedt.
haaft een gezonden pluspion. 28. Tb3xb2 ....
Na den tekstzet blijkt, wat
zwart met 24............ Tal be­ Wit heeft geen keuze, er
doelde. dreigde stukwinst met 28.........
25.......... Lb5—a6 Ta3: en 29.......... Pc4f-
26. Tc3—b3 Pb4—d3 ! 28. TalXa3f
29. Ke3—f2 Td8—d6
Stelling na 26...........Pb4—d3 !
ZWART Ook 29..........Ld3 30. Tb6:,
Lbl: 31. Thbl:, Ta2f (31..........
Td2f 32. Kg3, Taa2 33. Tgl
en wit wint een pion) 32. Tlb2,
Tb2:f 33. Tb2:, ef5: 34. Kg3,
Td6 35. Kf4, Ke6 36. Tb5,
Td4f leidt tot remise.
30. f5Xe6 Td6Xe6
Remise. Op zichzelf be­
schouwd is wit’s pionnenfor­
matie beter, maar zwart heeft
een vrijpion. Wit had met
31. Tel nog eenige winstpo-
WIT gingen kunnen ondernemen.
39
TWAALFDE PARTIJ
GESPEELD OP 1 NOVEMBER TE AMSTERDAM
Nimzo-Indisch
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. d2—d4 Pg8—f6 La6 met ruil van den witten
2. c2—c4 e7—e6 koningslooper, waarna zwart
3. Pbl—c3 Lf8—b4 een gemakkelijk spel zou krij­
4. Ddl—c2 d7—d5 gen.
5. c4xd5 Dd8xd5 11. Lfl—c4 Dd5—c6
6. e2—e3 c7—c5
7. a2—a3 Lb4xc3f Stelling na 11.......... Dd5—c6.
8. b2Xc3 .... ZWART
De opening is identiek met
die van de 8ste en 10e partij.
8.......... 0—0
De beste voortzetting. In de
8ste partij speelde ik 8..........
Pbd7 en in de 10e partij 8.
.... Pc6. Hoewel zwart in
beide gevallen bevredigend
kwam te staan, verdient de
tekstzet de voorkeur, omdat
zwart meer keuze heeft bij de
voortzetting van zijn ontwikke­
ling.
9. Pgl—f3 c5xd4 De pointe van zwart’s opzet.
Met 9.......... Pc6 krijgt men De witte looper op c4 staat nu
een stelling uit de 10e partij. gepend en de dreiging 12..........
10. c3xd4 .... La6 blijft bestaan. Belangrijk is,
Het pionoffer 10. c4, De4 dat wit deze dreiging noch met
11. Ld3, Dg4 12. Lb2 is zeer 12. De2 1 (wegens 12......... b5 !
interessant, maar vermoedelijk met stukwinst) noch met 12.
niet correct. Dd3 (wegens 12........... La6!
13. La6:, Pa6: 14. Da6: ?, Dc3f)
10.......... b7—b6 kan pareeren. Tenslotte is 12.
Hier blijkt, dat het zwarte Pe5 niet goed mogelijk wegens
iamepaard ook op b8 goede 12..........Dg2:.
liensten verricht. Er dreigt nu 12. Lc4—d3 ___
40
Op deze wijze voorkomt wit doende compensatie voor den
alle gevaren, welke uit de pen­ geofferden pion. Solider is ech­
ning van zijn looper voort­ ter (na 18. La4) 18.......... Lc4
vloeien en handhaaft tevens het met rustige versterking van de
looperpaar. Intusschen leidt dit stelling, waarbij de mogelijk­
toch niet tot voordeel voor wit, heid van e5 blijft bestaan.
omdat zwart zijn stukken actie­ 18.......... e6—e5
ver gebruiken kan. Zoodoende zet zwart zijn
12.......... Dc6Xc2 ontwikkelingsvoorsprong in
13. Ld3Xc2 Lc8—a6 aanval om. Wit is echter —
Zwart heeft een voorsprong gezien zijn looperpaar — in
in ontwikkeling, die het vijan­ staat nadeel te vermijden.
delijke looperpaar ten volle 19. Kei—f2 ____
compenseert. Op 19. de5: kan volgen 19.
14. Pf3—e5 Pb8—d7 .... Pe5: 20. Le5:, Ld3 met
Minder goed zou zijn 14. herovering van het stuk en
.... Tc8. Er volgt nl. 15. La4 gelijk spel. Gevaarlijker voor
en nu kan zwart zijn damepaard wit is echter 19.......... Pc5 i.p.v.
niet zonder meer naar buiten 19...........Pe5:, b.v. 20. Tdl,
brengen. Ld3 of 20. Lc3, Pd3f 21. Ld3:,
Td3: en zwart heeft winst­
15. Pe5xd7 Pf6xd7 kansen.
16. Lel—b2 Ta8—c8 19........... e5xd4
17. Tal—cl ----- 20. Lb2xd4 ___
Op 17. 0—0—0 volgt 17. Na 20. ed4:, Pf6 (ook 20.
.... Lb5, waarna wit het loo­ .... Pe5 is mogelijk) benevens
perpaar niet langer handhaven Pd5 zou zwart een zeer goed
kan; er dreigt niet alleen 18. spel verkrijgen.
.... La4, maar ook 18..........
Tc2:f gevolgd door 19........... 20.......... Pd7—c5
La4f enz. 21. Thl—dl ____
Eenvoudiger was 21. Lf5;
17.......... Tf8—d8
18. f2—f3 ----- zwart heeft dan niet beter dan
21..........Pd3f, en met het oog
Na 18. La4, om den nu óp de loopers van ongelijke
volgenden opmarsch van den kleur is de remise spoedig een
zwarten e-pion te beletten, kan feit.
zwart e6—e5 desgewenscht toch
doorzetten, b.v. 18......... Tcl:f 21.......... Pc5—e6
19. Lel:, e5 20. Ld7:, Td7: 21. De situatie is nu moeilijk
de5:, Td5 en zwart heeft vol­ voor wit, daar Ld4 niet mag
41
spelen wegens 22.......... Tc2:f gekozen voortzetting bereidt wit
met stukwinst. een combinatie voor, welke tot
22. Lc2—b3 ___ een volkomen gelijke stelling
leidt.
Met dezen goeden, nauw­
keurig berekenden zet hand­ 25.......... Tc8—c3
haaft wit het evenwicht. Foutief
ware 22. Lf5 wegens 22.......... Dit beteekent, dat zwart met
Tel: 23. Tel:, Pd4: 24. ed4:, remise accoord gaat. Er was
gó gevolgd door Td4: en zwart echter geen voortzetting, welke
heeft een gezonden pion ge­ betere kansen bood, h.v. 25.
wonnen. .... Lc4 26. Lc4:, Tc4: 27.
d5, Kf8 28. dó, Ke8 29. Telf,
22. Tc8Xcl Kd7 30. Te7f, Kdó: 31. Ta7:,
23. TdlXcl Peóxd4 Tc7 32. Ta4 of 25.......... Lb5
24. e3xd4 Td8—c8 26. d5, Ld7 27. dó.
Slaan op d4 is niet goed
wegens het antwoord 25. Tc7. 26. d4—d5 !
25. Tel—dl ___ Remise.
Opnieuw een zeer goede zet. Er zou nog kunnen volgen
Na ruil der torens zou zwart 26........... Tb3: 27. d6, Lb5
iets beter staan met het oog 28. d7, Ld7: 29. Td7:, g6 30.
op zijn pionnenmeerderheid op Ta7:. Ook 26.......... Td3, 26.
den damevleugel en de zwakte .... Kf8 of 26......... Lb5 biedt
van den witten d-pion. Met de zwart geen kans op voordeel.
Stelling na 25. Tel—dl.
ZWART

WIT
42
DERTIENDE PARTIJ
GESPEELD OP 3 EN 4 NOVEMBER TE AMSTERDAM
Slavisch damegambiet
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d4 d7—d5 12.......... e6Xf5
2. ' c2—c4 c7—c6 Oogenschijnlijk staat zwart
3. Pgl—f3 Pg8—f6 zeer bevredigend: hij beheerscht
4. Pbl—c3 d5Xc4 de belangrijke centrumvelden
5. a2—a4 Lc8—f5 d5 en e4 en het gevolg daarvan
6. e2—e3 e7—e6 is, dat de witte looper niet
7. LflXc4 Pb8—d7 goed naar buiten kan komen.
8. Ddl—e2 Pf6—e4
9. 0—0 Lf8—b4 13. d4—d5 -----
10. Lc4—d3 Lb4Xc3
Stelling na 13. d4—d5.
Met een onbelangrijke ver­ ZWART
wisseling van zetten is nu een
stelling bereikt, welke we reeds
uit de 9e partij kennen. Wit
zette daar met 11. bc3: voort.
11. Ld3Xe4 ....
Deze zet, die door Dr. Bem-
stein werd aanbevolen, schijnt
sterker te zijn dan 11. bc3:.
11.......... Lc3—b4
Wanneer zwart met 11...........
Lb2: 12. Lb2:, Le4: op pion-
winst speelt, krijgt wit met
13. Pd2 gevolgd door 14. La3
een nog veel sterkeren aanval WIT
dan in de 9e partij. Zwart heeft
dan nl. geen goede gelegenheid Deze doorbraak leidt tot een
om door een tegenoffer tot belangrijke verandering der situ­
de korte rochade te komen atie. Wit opent lijnen voor den
(vergelijk de 9e partij). aanval en nog wel met tempo­
winst, omdat hij door 14. dc6:,
12. Le4xf5 .... bcó: 15. Dc2 een pion dreigt
In combinatie met de nu vol­ te veroveren.
gende doorbraak is deze ruil Het pionoffer is van tijdelij-
sterk. ken aard.
43
13. c6xd5 duidelijk in het voordeel en
Het beste. Na 13.......... c5 wel met 18. a5, b.v. 18..........
14. e4, fe4: 15. De4:f, De7 Td8 19. Da4 (dreigt 20. Pc6)
16. Dd3 is wit belangrijk in 19...........Tc8 20. b3 ! enz.
het voordeel.
18. Dc6Xc5 Pd7Xc5
Weliswaar staat wit per slot
van rekening ook na den tekst­ Op 18.......... Lc5: zou een­
zet beter, maar zwart verkrijgt voudig 19. Pf5: volgen. Thans
een kansrijk tegenspel, hetgeen echter zou zwart na 19. Pf5:
na 13.......... c5 niet het geval niet 19.......... Pb3 een sterken
geweest was. tegenaanval verkrijgen.
14. De2—b5 ___ 19. a4—a5 ....
Zoodoende herovert wit den
pion. Wit moet scherp spelen, daar
hij anders gemakkelijk in het
14.......... Dd8—a5 nadeel kan komen. De tekstzet
De beste verdediging. leidt een combinatie in, waarbij
wit ten koste van twee pionnen
15. Db5xb7 Ta8—b8 een grooten voorsprong in ont­
16. Db7—c6 Da5—c5 wikkeling verkrijgt.
Deze zet is noodzakelijk met
het oog op de dreiging 17. Pe5. 19.......... Tb6—a6
17. Pf3—d4 .... Na 19.......... Tb7 zou witwèl
20. Pf5: kunnen spelen, omdat
Ook 17. Pe5 was goed ge­ na 20......... Pb3 21. Ta4 mo­
weest, b.v. 17...........Td8 18. gelijk is (21...........Pa5: ? 22.
Tdl, 0—0 19. Dc5: (19. Td5: ?, Ta5:, La5: 23. Pd6f). Er zou
Pe5: ! of 19. Dd5: ?, Dd5: 20. dan kunnen volgen 21...........
Td5:, Pe5: ! en zwart wint) 0—0 22. a6, Tb5 23. Tdl
19.......... Lc5: 20. Pd7:, Td7: (23............Tc81 24. Tb4:!>
21. Ld2 en wit staat iets beter. benevens 24. Pd4 ten gunste
De tekstzet is echter sterker, van wit.
omdat zwart niet tot de rochade
komt. 20. Pd4—c2 Lb4Xa5
17.......... Tb8—b6 Natuurlijk niet 20............
De beste kans. Na 17.......... Ta5: ? 21. Ta5:, La5: 22. b4
Dc6: 18. Pc6:, Tb7 19. Pb4:, en wit wint, ook niet 20..........
Tb4: 20. Ld2 (20.......... Tb2: Pd3 ? 21. Tdl, Pel; 22. Pb4:
21. Lc3 en 22. Lg7:) staat het met hetzelfde resultaat.
eindspel zeer gunstig voor wit. 21. b2—b4 La5xb4
Ook na 17. .... g6 komt wit 22. Lel—b2 ....
44
Stelling na 22. Lel—b2. den looper, noch het paard
ZWART
mag nemen, b.v. 25. Ta5: ?,
Tg2:f 26. Khl, Pe4 (dreigt 27.
.... Tglf en 28...........Pf2:
mat) 27. h4, Pf2:f 28. Tf2:,
Tf2: 29. Ta7: en zwart heeft
de keuze tusschen eeuwig schaak
met 29..........Tflf enz. of een
kansrijke winstpoging begin­
nende met 29.......... Tg4 ; nog
erger voor wit wordt de situatie
na 25. Lc5: ? Tg2:f 26. Khl,
Lc7 ! 27. f4, Tc2: en zwart
staat gewonnen. Daaruit volgt,
dat wit na 24. Ld4, Tag6 met
25. g3 moet voortzetten, en
WIT
dan kan zwart met 25...........
De pointe der met 19. a5 in­ Pb3 den sterken Ld4 ruilen,
geleide combinatie. Zwart heeft hetgeen zijn situatie aanzienlijk
twee pionnen meer, maar hij verbetert.
verkeert in buitengewone moei­ 24.......... Pc5—b3
lijkheden, omdat zijn stelling
plotseling van alle kanten be­ Thans zou 24........... Tag6
dreigd wordt. Lb4 en pion g7 op 25. Ta5:, Tg2:f 26. Khl,
staan direct aangevallen, en als Pe4 27. Lg3 falen.
zwart 22. .... Tal: speelt, 25. Tal—a4 ....
komt er na 23. Tal: nog een Minder goed zou zijn 25.
aanval op pion a7 bij. Het is Ta3, b.v. 25........... Pd2 26.
dus duidelijk, dat zwart zijn Tfal, Pc4 27. Ta4, Tag6 en
materieel voordeel niet lang zwart heeft zijn stelling gecon­
kan houden. solideerd.
22.......... Lb4—a5 25.......... Ta6—g6
De beste kans. Op b.v. 22. 26. Le5—g3 ....
.... Tb6 leidt 23. Ld4 onmid­ Tot nu toe werd de partij
dellijk tot beslissend voordeel door wit goed gespeeld, maar
voor wit. hier was het eenvoudige 26. g3
23. Lb2Xg7 Th8—g8 de aangewezen voortzetting. Be­
24. Lg7—e5 ----- slissend voordeel kon daarna
Dit is beter dan 24. Ld4, niet uitblijven, want het mate-
waarop zwart 24...........Tag6 rieele overwicht van zwart be-
antwoorden kan en wit noch teekent niets aangezien deze —
45
een zeldzaam geval — vijf Lf2:f en de partijen staan vol­
geïsoleerde pionnen heeft. komen gelijk.
Na den minder goeden tekst' 31.......... Pb3xd4
zet wordt wit’s taak moeilijker, 32. Tfl—elf Ke8—d7
omdat de looper op g3 langen
tijd een passieve rol blijft spelen. Hier kon zwart ook 32.........
Te6 spelen met als mogelijk
26.......... La5—b6 vervolg 33. Te6:f, fe6: 34.
27. Ta4—f4 ___ Pc4, Pe2f 35. Kfl, Pg3:f 36.
Zwart dreigde met 27.......... hg3:, Lc7 37. Th7, Kd8 38.
d4 28. ed4:, f4 29. Lf4:, Tg2:f Pa5:, La5: 39. Ta7, Tg4 40.
minstens gelijk spel te bereiken. Ta5:, Ke7 ; wit heeft dan een
27.......... h7—h5 pion gewonnen, maar de stel­
ling is remise. Tot hetzelfde
Zeer juist. Zwart moet op resultaat leidt in deze variant
aanval en complicaties spelen, 36...........Ld8 i.p.v. 36..............
want de positioneele methode Lc7 ; wel verovert wit met 37.
biedt — gezien zijn pionnen- Th7, (dreigend 38. Pd6f en mat)
formatie — geen kansen van pion a5, maar dit verschaft
beteekenis. geen reëele winstkansen.
28. Tf4—h4 ___ 33. Kgl—fl ___
Ook 28. Tdl, of 28. Tf5:, Deze zet is noodig, omdat
h4 29. Lh4:, Tg2:f 30. Khl, wit anders voortdurend met
T2g4 31. Te5f, Kf8 32. Le7f Pe2f (eventueel in combinatie
was goed. met f5—f4) of een mat op de
onderste rij rekening moet hou­
28.......... a7 —a5 den.
Tegen 29. Pb4 gericht. 33.......... Tc6—c3
29. Th4xh5 ___ 34. Pa3—bl Tc3—c2
Hier verzuimt wit opnieuw
de beste voortzetting, t.w. 29. Nog sterker was 34. ....
Tdl met duidelijk voordeel. Td3, maar ook na den tekstzet
Na den tekstzet verschaft staan de zwarte stukken uit­
zwart zich op fraaie wijze tegen- stekend.
kansen. 35. Tel—dl ___
29.......... Tg6—c6 ! Dreigt in de eerste plaats
30. Pc2—a3 d5—d4 36. Le5.
31. e3xd4 .... 35.......... Kd7—c6
Op 31. Tf5: volgt 31.......... 36. Th5‘—h6f Tg8—g6
de3: 32. fe3:, Le3:f 33. Lf2 37. Th6—h8 ___
(33. Khl?, Tg3: !) 33........... Dit was de bedoeling van
46
wit's vorigen zet. Er dreigt nu dan 40. Te7, maar gezien de
38. Tc8f, Kb7 39. Tc2:, Pc2: gunstige opstelling der zwarte
40. Td7f en 41. Tf7:. stukken is het meer dan twijfel­
37.......... Kc6—b7 achtig, of de pluspion tot zijn
38. Th8—f8 ----- recht kan komen en of het niet
zwart is, die de beste kansen
Verovert pion f7, daar 38. heeft.
___ Tf6 of Tg7 op 39. Le5
faalt. 39. Lg3—e5 Pd4—f3
38.......... Tg6—g7 1 Op deze aardige voortzetting
had Aljechin vertrouwd. Er
Stelling na 38..........Tg6—g7 ? dreigt 40..........Tf2: mat, terwijl
ZWART 40. gf3: op 40...........Tf2:f
benevens 41..........Tgl mat faalt,
terwijl bovendien Le5 aange­
vallen staat. Dit is alles zeer
mooi, maar wit heeft een paar
reddende schaaks tot zijn be­
schikking, welke de kwaliteit
moesten opleveren.
40. Tf8—b8f ....
Na dezen misgreep wordt het
geen kwaliteit, maar slechts een
pion. Juist was 40. Td7f, Kc6
(of 40........... Ka6 41. Ta8f,
Kb5 42. Pa3f enz.) 41. Tdóf,
WIT Kc7 (op 41...........Kb7 wint
In tijdnood maakt zwart de be­ 42. Tb6:f, Kb6: 43. gf3:) 42.
slissende fout. Natuurlijk heeft Td2f, Pe5: 43. Tc2:f. Wit kon
Aljechin de mogelijkheid 39. zich op deze wijze veel moeite
Le5 niet buiten beschouwing besparen.
gelaten, dacht echter, dat hij 40.............. Kb7—a7
dezen zet met een verrassende 41. Tdl—d7f -----
combinatie kon weerleggen, De ingesloten zet. Dit schaak
welke echter niet blijkt te is nu veel minder effectief dan
kloppen. een zet eerder.
Achteraf werd gevonden, dat
41.............. Lb6—c7!
hier 38.......... Tgc6 39. Tf7:f,
Ka6 met de hoofddreiging 40. Met dezen probleemzet houdt
.... Tel zeer sterk voor zwart zwart zich voorloopig nog
was. De beste voortzetting is staande.
47
42. Td7Xc7f ___ den tekstzet. Op 45. .... Pg4
Leidt slechts tot verovering volgt het best 46. Kgl, en op
van een pion, maar er is geen 45.......... f4 kan volgen 46. Pd2,
sterkere voortzetting, b.v. 42. Th7 47. Kgl (minder goed is
gf3:, Kb8: 43. Lg7: (niet 43. 47. h3 wegens 47..........f3) 47.
Tc7:?, Tc7: 44. Lg7: wegens ----- Td7 48. Ta2 (48............ f3
44.......... Tclf en 45..........Tbl:) 49. g3!) en het zal wit nog heel
43.......... Tclf 44. Kg2, Tbl: wat moeite kosten om zijn
met bijna gelijke kansen voor koning actief te doen optreden.
zwart; of 42. Lc7:, Tc7: 43. 46. Pbl—d2 Tc7—c2
Tc7:f, Kb8: 44. Tc5, Ph2:t en 47. Ta5—d5 Kb8—c7
de partij moet remise worden. 48. Kfl—e2 Tc2—b2
42............... Ka7xb8 49. h2—h3 Kc7—c6
43. Tc7Xc2t .... 50. Td5—d4 Kc6—c5
Na 43. Tf7:t?, Pe5: 44. 51. Ke2—e3 Pe5—g6
Tg7: verovert zwart met 44. Beide partijen hebben hun
.... Telt een stuk. stukken zoo goed mogelijk opge­
43............... Pf3Xe5 steld. Wit bevindt zich in het
44. Tc2—c5 f7—f6 voordeel, omdat zijn stukken
gecentraliseerd staan. Toch is
Na 44.......... Pg4 zijn de con­ de winst nog een probleem.
sequenties van 45. h3, Ph2t 46. Met den tekstzet dreigt zwart
Kgl, Pf3t 47. Khl, Pel 48. een stuk te winnen: 52..........
g3, f4 niet geheel duidelijk. f4f 53. Ke4, f5f of 53. Kd3,
Maar met 45. Kgl i.p.v. 45. h3 Td2:f.
behoudt wit zijn voordeel.
52. Td4—d8 Pg6—e7
45. Tc5Xa5 .... 53. Ke3—d3 ___
Wit heeft nu een gezonden De voorkeur verdiende on­
pluspion, terwijl de zwarte middellijk 53. Td3. De koning
pionnenstelling ernstig verzwakt moet direct weer terug.
is. Deze omstandigheden moe­
ten op den duur de beslissing 53. .... Tb2—b7
brengen, hoewel de technische 54. Kd3—e3 Tb7—b2
taak van wit nog zeer lastig is. Met onmiddellijk Pd5f kon
45.............. Tg7—c7 zwart langer tegenstand bieden.
Hier kwam ook 45..........Pg4 55. Td8—d3 Pe7—d5f
of 45.......... f4 in aanmerking. 56. Ke3—f3 Pd5—b4
De winst is in beide gevallen Om de lastige dreiging 57.
zeer moeilijk voor wit, mis­ Pb3f (57..........Kc4 58. Td4f)
schien zelfs moeilijker dan na uit te schakelen.
48
57. Td3—c3f ----- 64.......... Kd4—e5
Aldus forceert wit den ruil 65. Pel—d3f Ke5—e6
van een der stukken. Op 65...........Kd4 was nu
(na de tijdcontröle dus) wèl
57.............. KcS—d4 66. Kf4 gevolgd.
Zwart heeft geen goede keuze, 66. Kf3—f4 Pf7—d6
b.v. 57.......... Kb6? 58. Pc4f; 67. Pd3—c5f Ke6—f7
of 57......... Kb5 58. Pc4 gevolgd 68. Pc5—b3
door 59. Pd6f en 60. Pf5:.
Op 57........... Kd5 kan zoowel Stelling na 68. Pc5—b3.
58. Tb3, als ook 58. Pc4 bene­ ZWART
vens 59. Pe3f volgen.
58. Tc3—b3 Tb2xb3f
Ook het toreneindspel na
58........... Td2: 59. Tb4:f is
voor wit gewonnen, hoewel niet
zoo gemakkelijk als het nu
volgende eindspel met paarden.
59. Pd2xb3f Kd4—e5
60. g2—g3 Pb4—c6
61. h3—h4 Pc6—d8
62. Pb3—c5 Pd8—f7
63. Pc5—d3f Ke5—d4
64. Pd3—el ....
In tijdnood herhaalt wit de Zwart gaf het op, want pion
zetten. Beslissend was 64. Kf4, f5 gaat verloren, b.v. 68..........
maar deze mogelijkheid loopt Kg6 69. Pd4, Pe4 70. f3, Pd6
niet weg. 71. Pf5:, Pf5: 72. h5f enz.

Schaken 4 49
VEERTIENDE PARTIJ
GESPEELD OP 6 EN 7 NOVEMBER 1937 TE ZWOLLE
Catalaansche opening
WIT : ALJECHIN ZWART : EU WE
1. d2—d4 Pg8—f6 volgenden zet 6.......... a6 zou
2. c2—c4 e7—e6 spelen, antwoordt wit 7. Dc2 !
3. g2—g3 d7—d5 om na 7.......... b5 met 8. a4
De Sowjet-kampioen speelde voort te zetten.
in een toumooi-partij te Tiflis 7. Lfl—g2 Pd7—b6
1937, 3........... Lb4f 4. Ld2, Dit systeem van ontwikkeling
Ld2:f 5. Dd2:, Pe4 6. Dc2, heeft het nadeel, dat het pro­
d5 7. Lg2, De7 8. a3, f5 en bleem van looper c8 niet wordt
verkreeg een heel behoorlijke opgelost. Meer aanbevelenswaar­
stelling. De tekstzet leidt in dig zou zijn eerst 7..........cd4:,
verbinding met den volgenden en slechts in geval van 8. Pd4:,
zet tot een moderne variant dan Pb6, gevolgd door 9. ....
van het aangenomen damegam- Lb4f ; en ingeval van 8. Dd4:,
biet, welke wit een klein voor­ dan Lc5 9. Dh4, Le7, waarmee
deeltje verschaft. de avontuurlijke witte dame
4. Pgl—f3 ___ nog eenigen last gaat onder­
Wit behoeft den dameruil vinden.
niet te vermijden door het 8. Dc4—d3 c5xd4
spelen van 4. Lg2, daar hij na 9. 0—0! ___
4..........dc4: 5. Da4f, Dd7 6. Om den zet Lb4f te verhin­
Dc4:, Dc6 7. Pd2, enz. een deren, welke zet op 9. Pd4:
voorsprong zou hebben, zoowel gevolgd zou zijn. Pion d4 kan
in ruimte als in ontwikkeling. natuurlijk niet met 9......... Lc5
4. d5Xc4 beschermd worden wegens 10.
5’. Ddl—a4f Pb8—d7 b4!, enz.
6. Da4Xc4 .... 9.......... Lf8—e7
Het is niet voordeelig, dit 10. Pf3xd4 0—0
terugslaan uit te stellen, b.v. Natuurlijk niet 10..........e5,
6. Lg2, a6 7. Pc3, Tb8! 8. wegens 11. Db5f, gevolgd door
Dc4:, b5 enz., waardoor de 12. Pf5, met duidelijk voordeel.
kansen minstens gelijk worden.
11. Pbl—c3 e6—e5
6. c7—c5
De nu volgende dubbele ruil
Indien zwart nu of op den is tamelijk gevaarlijk voor zwart,
50
daar de geringe verzwakking d5 te voorkomen, hetgeen mo­
van de witte pionnenstelling op gelijk zou zijn na b.v. 16. Lg5.
den damevleugel ruimschoots Maar indien nu 16..........Pfd51;
gecompenseerd wordt door het dan 17. Le4, g6 18. Df3, Tfd8
voordeel van de beide loopers. 19. Tfdl, met voordeel voor wit.
Tot interessant spel zou leiden 16.......... Pb6—d7
11 ........Dd7, met de dreiging 17. Df5—g5 -----
12 ........e5, of 12............ Td8.
Door den looper op de
12. Pd4—f5 Le7—b4 gevaarlijke plaats te laten staan,
13. Dd3—c2 Lb4Xc3 maakt wit de zaak zonder nood­
14. b2Xc3 Lc8xf5 zaak ingewikkeld. Eenvoudig en
Deze ruil zou vroeg of laat sterk ware 17. Le3 en indien
onvermijdelijk geweest zijn, 17..........g6, dan 18. Dg5, met
maar waarom zoo’n haast 1 onbetwistbaar positievoordeel.
Daar zwart van plan was Dc7 17.......... Pf6—e8
te spelen, kon hij dit beter 18. Tal—bl ....
direct doen, om wit aldus
minder keus van aanvalszetten Ook mogelijk was 18. Lh3,
te geven. een zet, dien ik van plan was
later te spelen b.v. als antwoord
15. Dc2xf5 Dd8—c7 op 18..........Tab8.
Stelling na 15. Dd8—c7 18.......... Pd7—c5
ZWART Het verleidelijke 18...........
Pb6 zou beantwoord worden
door 19. a4 ! en indien 19..........
f6, dan 20. Df5 !, gh6: 21. a5,
Dd7 22. Dh5 en zwart zou
in moeilijkheden raken, als hij
probeeren zou het gewonnen
stuk te handhaven.
19. Dg5—g4 Ta8—d8
Het zou een verstandige poli­
tiek geweest zijn, den ruil van
de dames te forceeren door 19.
.... Dc8, hoewel de witte
WIT loopers na 20. Dc8:, Tc8: 21.
Lg5, f6 22. Ld5f, gevolgd door
16. Lel—h6 ! .... 23. Le3 zeker een belangrijke
Een moeilijke zet, welks rol in het eindspel hadden ge­
hoofddoel is een paardzet naar speeld.
51
20. Lh6—g5 Td8—d6 lijkheid zou verschaffen, zi) n
21. Dg4—c4 paard na 25..........Pdó naar f5
Een voorbereiding tot het te brengen, met de dreiging
oprukken van den f-pion, het­ het tegen looper h4 te ruilen,
geen op dit oogenblik niet goed hetgeen aanzienlijk voordeel zou
zou zijn geweest, b.v. 21. f4, opleveren.
h6 22. fe5: ?, Tg6. 25.......... a7—a5
21----- b7—b6 26. Db4—a3 ....
Er dreigde 22. Lb7:. En niet 26. Db2, of Dbl,
wegens 26..........Pa4.
22. f2—f4 Td6—gó
Stelling na 26. Db4—a3.
Door dezen en den volgenden
sterken zet schakelt zwart elk ZWART
direct gevaar uit.
23. Tbl—dl ___
Dreigend 24. Ld8, gevolgd door
f5.
23.......... e5—e4
Voorkomt deze mogelijkheid,
daar nu 24. Ld8, Pdó 25.
Lc7:, Pc4:, enz. in zwart’s
voordeel zou zijn.
24. Lg5—h4
Maar na dezen terugtocht
ziet zwart’s stelling er nog 26.......... f7—f5
steeds gevaarlijk uit, daar b.v.
24......... Pdó 25. Dd5, Pb5 26. Door dezen inconsequenten
Tel!, Tdó 27. Dc4, in wit’s zet bederft zwart zijn stelling,
voordeel zou zijn. Het nu vol­ welke na 26...........Pdó 27.
gende ingenieuze pionoffer geeft f5, Pc4 28. Del, Tb6 29. f6,
zwart de gelegenheid zijn andere e3 zeer goed houdbaar was
paard in een sterke positie te geweest. Dit leidt tot een zeer
brengen. gecompliceerd spel, waarin wit
slechts weinig voordeel heeft.
24.......... bó—b5 !
25. Dc4—b4 ! ___ 27. Lh4—d8 ! ___
Het eenige goede antwoord, De eerste onaangenaamheid:
daar 25. Db5:, zwart de moge­ wit begint het eerst te dreigen
52
en voorkomt zoo een harmo­ 34. Tb5xf5! ___
nische samenwerking van de Dit beslist, daar 34. ....
zwarte krachten. Tf5: 35. Te8:f, Kf7 36. De7f,
27. .... Dc7—a7 Kg6 37. Le4: absoluut hope­
28. Kgl—hl Tg6—a6 loos voor zwart zou zijn.
29. Tdl—d5 ----- 34.......... Tc6—f6
Wit heeft nu een gemakkelijk 35. Tf5xf6 g7xf6
spel dank zij de talrijke zwakke 36. Td8—d4 (?) ___
punten, die door zwart’s slech­ Na 36. Db3, hetwelk een
ten 26sten zet ontstaan zijn. eindspel forceert met twee
29.......... Pc5—e6 pionnen meer, zou zwart waar­
30. Tfl—dl Pe6xd8 schijnlijk hebben opgegeven.
Er is geen tijd meer voor een 36.......... Dc4Xe2
tegenaanval; indien b.v. 30. 37. Da3—b3f Kg8—h8
___ De3, dan 31. Le7, Tf7 32. 38. Td4Xe4 De2—d2
Td8, Pc7 33. Te8:f, Pe8: 34. 39. Db3—bl ___
Td8 en wint.
31. Td5xd8 Da7—f7 Nu technisch eenvoudiger
32. Tdl—<15 ___ dan 36. h3, Pd6, met nog enkele
kansen voor zwart.
Eenvoudiger dan 32. Tld7,
Dc4. 39.......... Dd2Xc3
32.......... Ta6—c6 40. Dbl—el Dc3Xelf
33. Td5xb5 Df7—c4
Of 40..........Dc8, 41. Da5:.
Stelling na 33.......... Df7—c4
41. Te4Xel ....
ZWART
Het eindspel is gemakkelijk
gewonnen, daar wit behalve
den pluspion ook een zeer ster­
ken looper heeft tegen een
paard, dat niet over veilige
velden in het midden van het
bord beschikt.
41.......... Pe8—d6
42. Lg2—c6 ! ....
Legt het paard op zijn plaats
vast wegens de eventueele drei­
ging de torens te ruilen door
WIT Te8 en verhindert tevens een
53
verder oprukken van zwart’s 46. Te6xf6 Pf5—e7
a-pion. 47. Lc6—e4 Kh8—g7
42.......... Tf8—b8 48. Tf6—e6 Kg7—f7
49. Te6—h6 Tb2Xa2
Of 42...........Tc8 43. La4. 50. Th6xh7f Kf7—f6
43. Tel—e6 Tb8—blf 51. Th7—h6f Kf6—f7
44. Khl—g2 Tbl—b2f 52. Th6—a6
45. Kg2—h3 Pd6—f5 Zwart geeft het op.

54
VIJFTIENDE PARTIJ
GESPEELD OP 9 EN 10 NOVEMBER TE ROTTERDAM
Slavisch damegambiet
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2'—d4 d7 —d5 Om een tempo te winnen
2. c2—c4 c7—c6 voor de nu volgende doorbraak
3. Pgl—f3 Pg8—f6 in het centrum.
4. Pbl—c3 d5Xc4 15........... De7xf6
5. a2—a4 Lc8—f5 16. d4—d5 ___
6. e2—e3 e7—e6
7. LflXc4 Lf8—M Stelling na 16. d4—d5.
8. 0—0 Pb8—d7 ZWART
9. Ddl—e2 Lf5—g6
Een nieuwe poging om den
opmarsch e3—e4 te beletten.
10. Lc4—d3 ....
De meest solide voortzet­
ting, waarmee e3 —e4 toch door.
gezet wordt; zeer in aanmerking
kwam echter het pionoffer 10.
e4.
10........... Lg6xd3
11. De2xd3 0—0
12. Tfl—dl -----
WIT
Na 12. e4, Lc3: 13. bc3:,
Pc5 gaat pion e4 verloren. Hiermee neemt wit het ini­
Heelemaal slecht is deze voort­ tiatief. De taak van zwart is
zetting echter niet, omdat wit nu niet gemakkelijk en wel op
als volgt kan voortzetten: 14. grond van de volgende over­
Dc2, Pce4: 15. La3, Te8 16. wegingen : op d5 ruilen is
Tfel, Pd6 17. Pe5 met goede ongunstig, daar wit dan het
aanvalskansen. sterke veld d5 voor zijn stukken
12.......... Dd8—e7 krijgt; nog minder komt 16.
.... c5 in aanmerking, daar
Beter was 12............Da5. wit dan een sterken vrijpion
13. e3—e4 e6—e5 heeft; dus moet zwart op c6
14. Lel—g5 h7—h6 laten ruilen en met den pion
15. Lg5xf6 .... terugslaan, hetgeen tot een ver-
55
zwakking van zijn pionnen­ krijgt het geofferde stuk bij
stelling leidt. goed spel terug.
16.......... Tf8—d8 24.......... Pe4—d2 !
17. d5xc6 b7Xc6
18. Pc3—a2 .... Stelling na 24.......... Pe4—d2 !
Wit moet onmiddellijk maat­ ZWART
regelen nemen om met zijn
b-pion op te rukken, daar zwart
anders tegenkansen langs de
b-lijn krijgt.
18.......... Lb4—e7
19. b2—b4 a7—a5
Zwart behandelt de moeilijke
stelling zeer goed. Weliswaar
wordt nu spoedig de witte
a-pion vrij, maar dit voordeel
weegt onder de gegeven om­
standigheden lang niet zoo
zwaar, als men zou denken.
Veel belangrijker is het voor
zwart, dat veld c5 voor zijn
paard toegankelijk gemaakt De fraaie pointe van zwart’s
wordt. laatste zetten. De aangevallen
toren onttrekt zich op origineele
20. Dd3—c3 a5xb4 .wijze aan het gevaar, want wit
21. Pa2xb4 Pd7—c5 moet wel op d2 ruilen.
De inleiding tot een aardige 25. Pf3xd2 Td8Xd2
combinatie, waarmee zwart zich 26. Pc6Xe7f Df6Xe7
voldoende tegenkansen ver­
schaft. Gezien zijn sterken vrijpion
staat wit er oogenschijnlijk het
22. Tdlxd8f Ta8xd8 best voor. Zwart heeft echter
23. Dc3—c4 .... belangrijke compensatie, ten
23. Dc2 bood iets betere eerste omdat zijn toren meer
kansen, omdat deze zet de nu actief staat en ten tweede omdat
volgende combinatie van zwart hij reeds gevrijwaard is tegen
onmogelijk had gemaakt. een eventueel mat op de onder­
23........... Pc5Xe4 ! ste rjj.
24. Pb4Xc6 .... 27. a4—a5 ....
Op 24. De4: volgt 24.......... Wit had goed gedaan, zoo
Lb4: 25. Db4:, e4 en zwart vroeg mogelijk h3 te spelen
56
om zijn stukken vrijer te kunnen steunen en daarom was het
gebruiken. verstandig geweest op den ruil
27.......... De7—f6 van dezen pion tegen den zwar­
28. Tal —f1 ----- ten e-pion aan te sturen. Dezen
Pion f2 moest gedekt worden. ruil kon wit op verschillende
Met 28. Dc5 ging dat niet goed wijzen bewerkstelligen.
wegens 28.......... e4 (29. Tel, 30.......... Td4—d5
Te2 en eventueel 30 .... e3). Opnieuw een zeer goede zet.
Maar ook 28. Dfl is niet vol­ Zwart bereikt nu zijn doel
doende voor de winst, b.v. (toren achter den vrijpion), om­
28.e4 29. a6, Tf2: 30. dat 31. Tal op mat in twee
Del, Te2 (Niet 30....Db2 zetten faalt.
31. a7, Tg2:f 32. Kfl, Tf2f 31. Da2—c4 Td5—a5
33. Df2:, Dalsf 34. Kg2 en 32. Tfl—bl ___
de witte vrijpion beteekent een
groot gevaar voor zwart; na Hierna gaat de witte vrijpion
30.Dd4 31. Khl, Te2 zonder meer verloren. Aange­
32. Dgl ! resp. 31.....Da7 wezen was 32. h3, Da8 33. Tel
32. Df2: ! zou wit winnen). en de remise is een voldongen
31. Dfl, Tf2 en remise door feit (als zwart niet direct op
herhaling van zetten. Wit heeft a6 slaat, kan 34. Dc3 volgen).
niet beter dan weer 32. Del 32.......... Dd8—a8
te spelen, want op 32. Ddl 33. Dc4—c7 Da8Xa6
volgt 32...........Db2, op 32. 34. Tbl—b8f Kg8—h7
Del, 32......... Tc2 en tenslotte 35. h2—h3 -----
wordt 32. Dbl, met 32.......... Stelling na 35. h2—h3.
Dd4 33. Khl, Tb2 (34. Dgl,
Dgl:f !) beantwoord. ZWART
28.......... Df6—d8
Zeer goed gespeeld. Zwart
wil zijn toren achter den witten
vrijpion brengen.
29. a5—a6 .....
Op 29. Tal volgt niet 29.
.... Tdlf, maar weer 29..........
Df6.
29.......... Td2—d4
30. Dc4—a2 ....
Eenvoudiger was 30. De2.
Wit heeft geen mogelijkheid
om zijn a-pion voldoende te
57
Dit had veel eerder moeten drie is gemakkelijk remise te
geschieden. Toch is het eigenlijk maken.
nog niet te laat, want het 43. De3—f3 Kh7—g7
materieele voordeel van zwart
heeft onder de gegeven om­ Er dreigde 44. Tb7. De
standigheden geen practische be» tekstzet beteekent slechts een
teekenis. Eindspelen met zware halve parade. Voorzichtiger was
stukken en vier tegen drie 43.......... Ta7.
pionnen op één vleugel zijn 44. Df3—d5 ___
door de sterkste partij nooit Wit verzuimt de gelegenheid
te winnen, tenzij de pionnen­ om onmiddellijk remise te for-
stelling van de verdedigende ceeren. Dit was als volgt moge­
partij ernstig verzwakt is. Hierop lijk : 44. Tb7, Dc4 45. Tb6;
vertrouwend behandelde ik het nu dreigt in de eerste plaats
voorafgegane gedeelte der partij 46. Df6f, Kh7 47. Tb8 en mat,
ietwat nonchalant. en in de tweede plaats 46.
35.......... Ta5—alf Df6f, Kh7 47. De5: met her­
36. Kgl —h2 Da6—f6 stel van het materieele even­
Dreigt 37.......... Df4f en mat. wicht. Zwart kan weliswaar
beide dreigingen pareeren, maar
37. Dc7—c2f g7—g6 dit leidt tot remise door her­
Nog steeds dreigt 38........... haling van zetten: 44. Tb7,
Df4f met winst (39. g3, Df3 Dc4 45. Tb6, Tal (dreigt mat)
40. Tbl, Tbl: 41. Dbl:, Df2:f). 46. Kh2 (niet 46. Df6f, Kh7
38. Tb8—b3 Df6—f4f 47. Kh2 wegens 47..........Dd5)
39. g2—g3 Df4—a4 46...........Dc7 47. Tb7, Dc4
48. Tb6 enz,
Dreigt beslissing met 40.......... Ta2—a5
Ta2. 44..........
45. Tb3—b5 Ta5xb5
40. Dc2—d3 Tal—a2 46. Dd5xb5 Dc7—c3
Zwart had zijn toren beter 47. Db5—e8 Dc3—d4
op de eerste rij kunnen houden. 48. De8—c6 Dd4—d3
Hier werd de partij afgebroken. 49. Dc6—c5 Dd3—e4f
50. Kg2—gl g6—g5
41. Kh2—g2 .... 51. g3—g4
Natuurlijk niet 41. Df3 ?, Anders volgt h6—h5—h4
Tf2:f 42. Df2:, Db3: en zwart met belangrijke terreinwinst
moet winnen. voor zwart.
41.......... Da4—a7 51.......... De4—d4
42. Dd3—e3 Da7—c7 52. Dc5—c2 Dd4—f4
Het toreneindspel vier tegen 53. Kgl—g2 h6—h5
58
Op andere wijze kan zwart Zwak zou zijn 56. Dg4 we­
zijn stelling niet versterken. Hij gens 56.......... f5 en de witte
wil zijn h-pion — die anders dame moet weer naar dl terug.
voortdurend bescherming noo- 56.......... Df4—f3f
dig heeft — ruilen en daarna Op 56..........Kh5: volgt 57.
den koning in actie brengen. Dg7, Df5 58. Kg3, Dg6 59.
54. g4xh5 Kg7—h6 Dh8f, Dh6 60. De5 en zwart
55. Dc2—dl e5—e4 komt niet verder.
Op 55..........f5 volgt 56. Dd8. 57. Kg2—gl Kh6xh5
58. Dd4—h8f Kh5—g6
56. Ddl—d4 ----- 59. Dh8—g8f Kg6—f6
Dreigt mat. Wit kan pion 60. Dg8—d8f Kf6—f5
h5 gerust in den steek laten, 61. Dd8—c8f Kf5—e5
omdat na Kh5: remise verze­ 62. Dc8—b8f
kerd is. Remise.

59
ZESTIENDE PARTIJ
GESPEELD OP 11 EN 12 NOVEMBER 1937 TE ROTTERDAM
Catalaansche opening
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. d2—d4 Pg8—f6 heeft geen veilige plaats en de
2. c2—c4 e7—e6 positie van de beide zwarte
3. g2—g3 d7—d5 paarden is niet bijzonder gun­
4. Lfl—g2 .... stig. Deze kleine voordeelen
Dit leidt in de meeste gevallen voor wit zijn echter zeer moeilijk
tot de bekende opstelling, die te realiseeren, omdat zwart een
na 4. Pf3 ontstaat, welke zet behoorlijk tegenspel heeft.
in de 14e partij gespeeld werd. 13. Tal—dl ___
Een andere en geen slechtere
4.......... d5Xc4
5. Ddl—a4f Pb8—d7 voortzetting zou zijn : 13. Tfdl
6. Pbl—c3 .... Db6 14. e3.
13.......... Dd8—c7
Hier kon ook 6. Pd2 gepro­ 14. Tdl—cl Dc7—b6 1
beerd worden en na 6..........c5
Na dezen voor de hand lig-
7. Pc4:, cd4: 8. Pf3 zou wit zijn
genden zet komt zwart in groote
pion bij betere ontwikkeling
teruggewonnen hebben. moeilijkheden. Relatief het best
was 14.......... Da5 15. a3, b4
6. c7—c5 16. ab4:, Db4: 17. Pa4! met
7. Pgl—f3 a7—a6 slechts weinig positioneel voor­
8. 0—0 Lf8—e7 deel voor wit.
In plaats van dezen zet zou 15. b2—b4 ! Lc5—e7
8.......... Tb8 9. dc5:, Lc5: 10. Of 15_____ Ld6 16. Tfdl
Dc4:, b5 11. Dh4, Le7 slechts met de dreiging 17. Le3 !
schijnbaar een tempo gewonnen
hebben, daar wit dit tempo 16. Tfl—dl Lb7—c6
met een later Lf4 terugwint. Onder de gegeven omstan­
9. d4Xc5 Le7Xc5 digheden nog de beste zet,
10. Da4Xc4 b7—b5 hoewel nu geforceerd een pion
verloren gaat. Wit dreigde 17.
11. Dc4—h4 Lc8—b7
12. Lel—g5 0—0 Td7: en 16..........Ld8 was niet
mogelijk wegens 17. Le3 ! waar­
De stellingen zijn ongeveer na de zwarte dame zich naar c7
gelijk, maar dan ook slechts in de lijn van Tel zou moeten
ongeveer, want de zwarte dame begeven.
50
Stelling na 16...........Lb7—c6. tot remise zou leiden : 20.........
ZWART Lc5: 21. Pce4, Lf2:f 22. Kfl,
h6 23. Pf6:f, gf6: 24. Dh6:,
fg5: 25. Dg5:f met eeuwig
schaak.
20.................. Db8Xa8
21. Pg5xh7 Tf8—c8
En niet 21...........Pd5 22.
Lg5, f6 23. Pf8:, fg5: 24. Dh7f
en wint.
22. Ph7—g5 Tc8—c4
23. Pc3—e4 ! ___
Zonder deze mogelijkheid
zou zwart’s positie zelfs de
voorkeur verdienen. Zwart kan
nu den toren niet voor de beide
17. Lg5—e3 ___ witte paarden ruilen, omdat er
De eerste zet van een inge­ dan volgt: 23.......... Te4: 24.
wikkelde combinatie, die wit Pe4:, De4: 25. De4:, Pe4: 26.
tenslotte materieel voordeel Tc7, Pf6 27. Lg5, Ld6 28.
bezorgt. Zwart kan nu niet 17. Ta7, Le8 29. Lf6:!, gf6: 30.
.... Db8 spelen, wegens 18. a3, benevens 31. Ta6:, waarna
Pg5, Lg2: 19. Td7: en wit wint. wit’s vrije h-pion de beslissing
moet brengen.
17.......... Db6—b7
18. TdlXd7 Lc6xd7 23.................. Tc4Xclf
Er is blijkbaar niet anders, In de hoop, dat de kracht
want 18.......... Dd7: faalt op van de beide loopers compen­
19. Pe5. satie beteekent voor den achter­
stand van een pion.
19. Pf3—g5 Db7—b8
24. Le3Xcl Da8—d5
Wederom geforceerd. Na 19. 25. Pe4—c3 Dd5—e5
.... Lc6 verliest zwart door
20. Lc6: en 21. Pce4. Geeft wit, die dit evenwel over
het hoofd ziet, de gelegenheid
20. Lg2Xa8 .... een zeer voordeeligen ruil te be­
De logische voortzetting ; 20. werkstelligen. Met 26. Dh8f !,
Ph7: in plaats van den tekstzet Kh8: 27. Pf7:f, Kh7 28. Pe5:,
zou na Tc8 onnoodige com­ Lb4: 29. Pd7:, Pd7: 30. Pe4
plicaties teweegbrengen, terwijl zou wit zeer waarschijnlijk ge­
het verleidelijke 20. Lc5 slechts wonnen hebben, zij het ook na
61
een zeer lang eindspel. Zwart’s 29. e3—e4 Df5—g6
positie was echter reeds zeer Natuurlijk niet 29......... De5
moeilijk, daar 25........... Df5 30. Pdl en wint.
door 26. e4, De5 27. Lb2, 30. f2—f3 Pf6—d7
Lb4: 28. Pdl, Dd6 29. Lf6:, 31. Pg5—h3 ___
Ddl:f 30. Kg2 weerlegd zou
worden. Daar wit geen reëele winst­
kansen had en bovendien over
26. Lel—b2? Ld7—c6 ? weinig tijd beschikte, had het
Dit had onmiddellijk tot aanbeveling verdiend, hier de
verlies moeten leiden. Absoluut volgende eenvoudige variant te
noodig was Ld6. kiezen: 31. Pe2, Le7 32. Lel,
Stelling na 26..........Ld7—c6 ? Pe5 33. Pd4 met gemakkelijke
ZWART verdediging.
31. f7—f6
32. Ph3—f4 Dg6—f7
33. Dh4—g4 ___
Geeft den pluspion terug om
de stelling te vereenvoudigen.
Evenmin zou 33. Dh5, Dh5:
34. Ph5:, Pe5 of 33. Pd3, e5
wit betere kansen bieden.
33.......... Pd7—e5
34. Dg4Xe6 Pe5xf3f
35. Kgl—f2 Df7Xe6
36. Pf4Xe6 Pf3—d2
WIT Of 36.......... Ph2: 37. Pd5
met gemakkelijke verdediging.
27. a2—a3 ? ....
Na 27. Dh8f, Kh8: 28. Pf7:f, 37. Pe6—d4 ___
Kh7 29. Pe5: (met aanval op Eenvoudiger was zelfs Pc5:
Lc6) had zwart direct kunnen 37.......... Pd2Xe4f
opgeven. 38. Pc3Xe4 Lc6Xe4
27.......... Le7—d6 39. Kf2—e3 Le4—b7
Nadat wit zijn prachtige kan­ 40. Pd4—f5 Ld6—c7
sen verzuimd heeft, slaagt zwart 41. Lb2—d4 -----
er in zijn positie geleidelijk te Dit was de ingesloten zet.
verbeteren en een werkelijk Ik bood hier remise aan, wat
equivalent te verkrijgen voor Dr. Euwe niet aannam en naar
zijn materieelen achterstand. mijn meening hadden wij geen
28. e2—e3 De5—f5 van beiden ongelijk. Hoewel
62
de partij bij correct spel inder­ Bittere noodzaak, daar 48.
daad remise moet worden, mag .... Kf5 49. Ld4, g5 onmogelijk
men de zwarte loopers niet was wegens het mat 50. g4.
onderschatten en wit moet het Nu is echter ruil van een der
vervolg van de partij zeer nauw­ pionnen onvermijdelijk.
keurig behandelen. 49. h3—h4 g7—g5
41.......... Kg8—f7 Zwart heeft geen andere ma­
42. Ld4—c5 Kf7—g6 nier om zijn positie te ver­
43. Lc5—dó Lc7—d8 beteren.
44. Pf5—d4 Lb7—d5 50. h4Xg5 f6Xg5
45. h2—h3 ----- 51. Pf4—h3 Kf7—f6
Een interessant verdedigings­ 52. Ph3—f2 ___
plan met een onverwachte mat- Preciezer was : 52. g4, hetgeen
wending als pointe. Veld g4 na 52........... Lfl 53. Ld4f>
moest tegen een eventueelen gevolgd door 54. Pf2 tot een
opmarsch van den zwarten fco- stelling leidt, die ook in het
ning (via g5 naar g4) beschermd verdere verloop van de partij
worden. voorkomt.
45.......... Ld8—bó 52. Kf6—f5
Of 45...........Lg2 46. Pe2. Iets beter zou zijn: 52..........
46. Ld6—c5 Lb6—c7 Ld5 53. g4, Lf4f, hoewel wit zich
47. Pd4—e2 Ld5—c4 in dat geval succesvol verdedigt
48. Pe2—f4t .... met: 54. Kd4, Lf3 55. Pd3 !
Stelling na 48. Pe2—f4 f Na den gekozen zet kan wit
ZWART zonder moeite remise forceeren.
53. g3—g4f Kf5—e6
54. Pf2—h3 Ke6—f6
55. Lc5—d4f Kf6—g6
56. Ke3—e4 Lc4—fl
Zwart’s winstpogingen zijn
volkomen kansloos.
57. Ph3—f2 Lfl—g2f
58. Ke4—d3 Lg2—d5
59. Pf2—dl Ld5—f3
60. Pdl—f2 Lc7—f4
61. Ld4—e3 Lf4—g3
62. Kd3—d4 Lg3—b8
63. Kd4—d3 Lb8—e5
WIT 64. Le3—d4 Le5—f4
48.......... Kg6—f7 65. Ld4—e3 Remise.
63
ZEVENTIENDE PARTIJ
GESPEELD OP 14 NOVEMBER TE ’s-GRAVENHAGE
Slavisch Damegambiet
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d4 d7—d5 14. Lel—a3 ....
2. c2—c4 c7—c6 Met tempowinst, zoodat
3. Pgl—f3 Pg8—f6 zwart nu geen gelegenheid heeft,
4. Pbl—c3 d5Xc4 den „gambietpion” met a5
5. a2—a4 Lc8—f5 benevens Pb4 terug te geven.
6. e2—e3 e7—e6 Wit verkrijgt een grooten voor­
7. LflXc4 Lf8—b4 sprong in ontwikkeling.
8. 0—0 0—0
9. Ddl —e2 Pf6—e4 14.......... Tf8—e8
10. Lc4—d3 ___ 15. Tal—bl b7—b6
De opening is bijna identiek Op den duur is deze zet
met die van de 9e partij, alleen onvermijdelijk. Nab.v. 15..........
heeft zwart 0—0 gespeeld i.p.v. Dc7 16. Db3 moet zwart toch
Pbd7. Het schijnt, of deze ver­ b6 spelen.
andering wit’s pionoffer ont­ 16. Tfl—cl a7—a5
zenuwt, omdat wit nu niet de Met de bedoeling het spel
mogelijkheid heeft later met op dezelfde wijze te bevrijden
La3 zwart’s rochade te beletten als in de 9e partij geschiedde
(vergelijk de 9e partij). (Pb4 enz.). Intusschen leidt
Toch beteekent dit verschil deze actie hier niet tot het
geen versterking, maar integen­ gewenschte resultaat, omdat wit
deel een verzwakking voor reeds zijn torens ontwikkeld
zwart. Spoedig blijkt, dat wit heeft en de zwarte damevleugel
nu een veel gevaarlijker initiatief ernstig verzwakt is.
verkrijgt dan in de 9e partij. Relatief het best was 16.
10........... Lb4Xc3 .... Pf6 om 17. Pe5 met Dd5
11. b2Xc3 .... te beantwoorden.
Onder de gegeven omstan­ 17. Pf3—e5 ___
digheden (zwart’s 0—0 i.p.v. (Zie diagram op blz. 66). ,
Pbd7) is dit sterker dan 11. Wit staat nu overwegend.
Le4: (zie de 13e partij). 17.......... Pd5—b4
11................... Pe4Xc3 Nu komt zwart spoedig een
12. De2—c2 Lf5xd3 pion achter te staan. Iets beter
13. Dc2xd3 Pc3—d5 was 17.......... Dc7 geweest.
64
Stelling na 17. Pf3—e5. 21. Tblxb4 e5xd4
ZWART 22. Tb4xd4 Dd8—b8
23. Dd3—b5 ___
Wit staat gewonnen, omdat
hij een pion meer heeft en
bovendien aanvalsmogelijkhe-
den op beide vleugels.
23.......... Te8—c8
24. g2—g3 Tc8Xc6
25. Db5Xc6 h7—h6
26. Td4—b4 Ta8—a6
27. Dc6—b5 Db8—a8
Niet 27...........Ta8 wegens
28. a5.
28. Tb4—d4 Da8—c8
18. La3xb4 a5xb4 Er dreigde onmiddellijke be­
19. Pe5Xc6 .... slissing met 29. Dd3.
Dit is sterker dan 19. Tb4: 29. Td4—e4 Kg8—h7
waarop 19..........c5 zou volgen, 30. Te4—e7 ___
b.v. 20. dc5:, bc5: 21. Tc5: ?,
Pa6 22. Td4, Pc5: ten gunste Stelling na 30. Te4—e7.
van zwart. ZWART
19........... Pb8Xc6
20. TclXcó e6—e5
Na 20.......... Ta4: 21. Db5
verliest zwart beide b-pionnen
en wit behoudt met vijf tegen
vier pionnen beslissend mate­
rieel overwicht, dat ook in een
eventueel eindspel met dames
of torens tot zijn recht komt.
Na den tekstzet blijven er
op den koningsvleugel slechts
vier tegen drie pionnen over
(op zichzelf een remise-formatie)
maar dit baat niet, omdat zwart
den ruil der twee laatste pion­ Het begin van de beslissende
nen op den damevleugel niet phase. Pion f7 kan niet gedekt
kan forceeren. worden (30........... Kg8 1 31.
Schaken 5 65
Te8f of 30............. Kg6? 31. Om met 36. Tc4 voort
Dd3 f) en dus moet deze pion te zetten.
opgespeeld of geofferd worden.
36. a4—a5 Dc2—e2
30.......... Ta6—a5 37. Dd4—d5 ___
Zwart ziet in, dat 30......... f6 Ontneemt zwart elke kans
of f5 tot een volkomen hope- op verdere complicaties. Op
looze stelling leidt, b.v. 30. 37...........Tf6 zou nu 38. Tf5
----- f6 31. Dd3f, f5 (31............ volgen.
Kg8 32. Dg6) 32. Dd4, Df8
33. Dd7 met de beslissende 37.......... Tc6—cl
dreiging 34. Tf7. Vandaar de 38. Dd5xf7 ' ___
tekstzet, waarmee zwart een De nu volgende schaaks zijn
wanhopigen tegenaanval inleidt. ongevaarlijk voor wit.
31. Db5xb6 Dc8—elf 38.......... De2—flf
Of 31. .... Ta4: 32. Tf7:, 39. Kg2—f3 Dfl—dlf
Talf 33. Kg2, Da8f 34. Db7 40. Kf3—f4 Ddl—d2f
resp. 33..........Del 34. Dd4 enz. 41. Kf3—g4
32. Kgl-—g2 Ta5—f5 De ingesloten zet. De partij
33. Db6—d4 Del—c2 werd hier afgebroken en later
34. e3—e4 Tf5—f6 zonder meer door zwart opge­
35. Te7—e5 Tf6—c6 geven.

66
ACHTTIENDE PARTIJ
GESPEELD OP 18 EN 19 NOVEMBER 1937 TE DEN HAAG
Damegambiet
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. Pgl—£3 d.7—d5 4.......... c7—c5
2 c2—c4 e7—e6 5. c4xd5 ....
Van de vier antwoorden, die Ook 5. Lg5, zooals in de
mogelijk zijn (2...........d5Xc4, 4de exhibitie-partij geschiedde,,
2..........e7—e6, 2............c7—c6 is in het geheel niet gevaarlijk
en 2............d5—d4), is de voor zwart.
tekstzet zeer zeker het minst 5.......... Pf6xd5
eerzuchtig, daar wit, als hij dit 6. e2—e4 Pd5Xc3
wenscht, nu practisch een remise - 7. b2Xc3 c5xd4
eindspel kan afdwingen. (Ver­ 8. c3xd4 Lf8—b4f
gelijk de 24e matchpartij en de 9. Lel—d2 Lb4xd2f
5de exhibitie-partij.) 10. DdlXd2 0—0
3. d2—d4 Pg8—f6 11. Lfl—c4
4. Pbl—c3 ___ Deze zet is niet beter en niet
Een goed alternatief is 4. slechter dan het meer gebrui­
g3, waarmee een stelling van kelijke 11. Le2. De verdienste
de 14e partij ontstaat. Met den van de ontdekking — of beter
tekstzet wilde ik nog eens de gezegd de invoering in de prac-
hoofdvariant van de met 6. e4 in­ tijk der toumooien — wordt
geleide voortzetting probeeren. in den laatsten tijd aan Keres
Inderdaad heeft wit met de­ toegeschreven, waarschijnlijk
zen opzet een groot aantal op grond van zijn overwinning
successen behaald (Aljechin— op Fine in Ostende en in
Grünfeld, Praag 1931, Stahlberg weerwil van het feit, dat deze
—Lasker, Zürich 1934, Keres— zet reeds verschillende malen
Fine, Ostende 1937), maar uit­ tevoren werd aangewend.
sluitend en alleen, doordat de 11. Pb8—c6
zwartspeler gewoonlijk reeds
na een paar zetten het spoor In combinatie met den vol­
bijster raakte. genden zet waarschijnlijk de
Hoe zwart te werk moet gaan eenvoudigste manier om de
om gelijk spel te verkrijgen, kan eventueele dreiging d4—d5 te­
men zien uit de partijen Alje­ gen te gaan.
chin—Rödl, Dresden 1936 en 12. 0—0 b7—b6
Reshevski—Fine, Hastings 1938. 13. Tfl—dl Lc8—b7

67
Deze en de twee volgende 18.......... Pe5—g6
zetten zijn eigenlijk niet foutief, 19. Df4—f5 De7xb7
maar rzij geven wit toch de ge­ 20. Tdl—d7 Db7—a6
legenheid om zonder eenig risico
complicaties in het leven te Op 21. Tf7: zou nu volgen 21.
roepen. ----- Da2: ! 22. Tf8:f (of 22.
Rödl’s 13........... Pa5, om Tg7:f, Kg7: 23. Dd7f, Tf7
na 14. Ld3 met Lb7 voort te 24. Dd4f, Kg8 25. Pf7:, Df7:>,
zetten, is meer overtuigend. 22..........Pf8: en wit’s aanval is
afgeslagen.
14. Dd2—f4 Ta8—c8
21. h2—h4 Tc8—c5
En nu was 14.......... Df6 en 22. Td7—d5 Tc5xd5(?)
na 15. De3, Dh6! (Reshevsky—
Fine) eenvoudiger geweest. Nu onderschat zwart op zijn
beurt de waarde van den vrijen
15. d4—d5 e6xd5 d-pion. Met 22...........Dc8 23.
Tc5:, Dc5: 24. Dc5:, bc5: 25.
Van nu af aan wordt de Tel, Tc8, enz., had zwart onge­
strijd moeilijk voor beide par­ veer gelijk spel gekregen.
tijen en beiden (vooral wit!)
missen hun kans meer dan 23. e4xd5 Da6—c8
eens.
Te laat, daar wit den ruil
16. Lc4xd5 Dd8—e7 der dames gemakkelijk kan
17. Pf3—g5 ! ___ vermijden.

Met de dreiging de kwaliteit 24. Df5—e4 Tf8—e8


te winnen door middel van 18. 25. De4—a4 ....
Pf7:, Tf7: 19. Df7:f, Df7: 20.
Lf7:f, Kf7: 21. Td7f. Na dezen zet is zwart niet
Zwart vindt de eenige juiste meer in staat om d6 te ver­
verdediging. hinderen en de vrijpion be­
lemmert nu de bewegingsvrij­
17.......... Pc6—e5 ! heid der zwarte stukken op
18. Ld5xb7 ? ___ uiterst onaangename wijze.
Met onderschatting van 25. Te8—e7
zwart’s zeer sterken twintigsten 26. d5—d6 Te7—d7
zet; anders had ik hier eerst 27. Tal—dl ___
h4 gespeeld, waarmee ik een
aanzienlijken druk op de vijan­ Met de dreiging 28. h5, ge­
delijke stelling kon handhaven. volgd door h6.
68
27.......... Pg6—f8 Stelling na 30. .... Dc2Xa2.
28. Da4—f4 ----- ZWART
Hier laat wit een mooie kans
voorbijgaan om zijn stelling
op den koningsvleugel te con-
solideeren met 28. g3. Dit zou
in het volgende deel van den
strijd van groot belang geweest
zijn.
28.......... Dc8—c6
29. Pg5—e4 Dc6—c2
Bijna een wanhoopszet, zoo-
als het vervolg had moeten
laten zien. De eenige aanneme­
lijke tegenzet ter verzwakking
van de sterke dreiging 30. Tel,
benevens Tc7 was 29........... dan dreigt 32.......... f5. Deze
Pe6 geweest en na 30. Dg4, overweging was echter geheel
30.......... Kh8. en al foutief, daar na b.v. 32.
30. Tdl—cl ----- Tb8 ! zwart’s f5 zelfs op twee
Het eenvoudige 30. Td2 met methodes weerlegd kan worden:
duidelijk voordeel was ook A) 33. f3, en B) nog doeltref­
mogelijk geweest. Maar het fender : 33. Pg5, Dd6: 34.
pionoffer, gespeeld met de juiste Dc4f, Dd5 35. Pe6! en wit
intuïtie dat het bezit van de wint.
c-lijn beslissend moest zijn, be- Na 32. Tb8 staan alle zwarte
teekent stellig de kortste weg. stukken gebonden en het win­
nen is dan voor wit slechts een
30.......... Dc2Xa2 kwestie van techniek.
(Zie diagram). Men merke op, dat de poging
31. h4—h5 1 ___ om direct te winnen door mid­
Het begin van een diep door­ del van de combinatie 31. Pf6f,
dacht, maar foutief plan, dat zou falen na 31.......... gf6: 32.
tenslotte de winst uit handen Dg4f, Kh8 33. Tc8, Dalf 34.
geeft. De juiste en tevens de Kh2, De5f, gevolgd door 35.
meest logische manier was 31. ___ Dd6: !
Tc8, een zet, dien ik verwierp
31.......... h7—h6
— ik was reeds in tijdnood —
op grond van de volgende 32. Pe4—g3 -----
overweging : zwart’s antwoord Ook nu was 32. Tc8 nog
zal wel zijn 31..........De6 en sterk genoeg. Maar in ieder
69
geval blijft de stelling van van zaken was natuurlijk : 39.
dien aard, dat wit, zoodra hij dit Tg4, Dh5:f 40. Th4, Dg6 41.
wenscht, op elk oogenblik re­ Tg4, en zwart zou weer 41.
mise kan forceeren. .... Dh5f moeten spelen, daar
32.......... Pf8—e6 41.......... Df6 tot verlies leidt
33. Df4—e5 ___ wegens 42. Tg7:f, terwijl 41.
Na b.v. 33. Tc8f, Td8 34. .... Pg5 op 42. f4, f6 43,
Db5 faalt.
Td8:f, Pd8: 35. d7, zou zwart
niet de minste winstkans heb­ 39.......... Dg5—f6
ben. 40. De5—e4 ....
Op dameruil volgt 41. Tc4
33.......... Da2—a6 (om 41..........Pg7 te beletten),
In combinatie met den vol­ 41.......... Pc5, gevolgd door a5
genden zet een zeer fijne ver­ en wit’s spel zou waarschijnlijk
dedigende manoeuvre. niet houdbaar geweest zijn.
34. Pg3—f5 Da6—d3 40.......... Pe6—c5
35. Kgl—h2 .... 41. De4—c2 ....
Als wit wilde, had hij onmid­ Dit was de afgebroken stel­
dellijk remise kunnen forceeren ling. Een zorgvuldige bestudee-
door 35. Ph6:f, ghó: 36. Tc8f, ring van de mogelijkheden
Td8 37. Td8:f, Pd8: 38. De8f bracht mij tot de conclusie,
en 39. Dd8:. Minder over­ dat de zet, die de meeste
tuigend zou zijn 35. Tc8f, Kh7 vooruitzichten voor zwart bood,
36. Ph6: ! ? wegens het goede het oogenschijnlijk minder
antwoord 36..............Pd8. agressieve 41......... Kh8 geweest
35.......... Kg8—h7 was, b.v. 42. g3 (het beste!),
36. Tel—c3 Dd3—dl Td8! 43. Tg4, Tg8, waarna
37. f2—f3 Ddl—d2 zwart zou dreigen zijn a-pion
38. Tc3—c4 ___ naar voren te spelen met (in
vele varianten tenminste) be­
Wit heeft reeds niet beter slissende uitwerking. Toch ver­
dan het forceeren van „eeuwig raste zwart’s volgende zet mij
schaak” aan de zwarte dame. niet, daar ik dezen geanalyseerd
Zwart’s tegenspel was van den had, niet alleen als onmiddellijk
31en zet af zeer accuraat. antwoord op 41. Dc2, maar
38.......... Dd2—g5 ook na 41.......... Kh8 42. g3.
39. Tc4—h4 ? ___ 41.......... a7—a5
Dit verder „op winst spelen” Het is duidelijk, dat zwart de
is volkomen ongerechtvaardigd aftrekschaakjes niet behoeft te
en brengt het witte spel in vreezen.
ernstig gevaar. De juiste gang 42. g2—g3 ....
70
Deze veiligheidsmaatregel is En niet 44. hg6:f, fg6: 45.
in ieder geval onvermijdelijk. Ph4, wegens 45........Tg7 !
42.......... a5—a4 44.......... Df6xd6
Zeer scherp en vindingrijk, 44.......... a3 zou niet sterk
maar zooals het vervolg laat zijn wegens 45. hg6:f, fg6: 46.
zien, toch niet beslissend. Ik Pg6:, Db2 47. Pf8ff, Kh8 48.
had hoofdzakelijk het meer voor Pg6f, Kg7 49. Pe5f, en wit
de hand liggende 42......... Kh8 zou den toren met schaak slaan
verwacht, waarna zwart in als zwart Kf8 of Kf6 speelt.
de hoofdvariant (die voor wit
geenszins gemakkelijk te vinden 45. h5Xg6f f7Xg6
was) de kwaliteit had gewonnen, Stelling na 45...........f7 X g6.
maar niet de partij ! Dit zou
als volgt gaan: 42...........Kh8 ZWART
43. Tg4, a4 44. Tg7:, a3 45.
Tg4 !, Td8 ! (45..........Db2 46.
Db2:, gevolgd door 47. Tb4 zou
zelfs wit in het voordeel bren­
gen) 46. Tf4 (weer de eenige
zet met de sterke dreiging Pe7)
46...........a2 (beter dan 46.
___ Pd3 47. Dd3:, a2 48. Ta4)
47. Da2:, Pe6 48. Dc4, Pf4: 49.
Df4:, gevolgd door g4 en de
sterke positie van het paard
zou wit’s redding beteekenen.
43. Th4—g4 ....
WIT
De eerste zet van de red­
dende combinatie, die ik zoo 46. Tg4—d4 ....
gelukkig was voor het bord te Met dezen onverwachten zet
vinden na een half uur van (de pointe van de reddende
angst en vreeze. Een van de manoeuvre, welke door 43.
pointes van zwart’s vorigen zet
Tg4 werd ingeleid) wint wit
was, dat wit hier niet het den gevaarlijken a-pion en
verleidelijke 43. Pe7f had. Er daarna biedt het gereduceerde
zou nl. volgen 43.......... Kh8 materiaal goede remisekansen.
en na 44. Ta4: • ! het winnende
antwoord Df3: ! 46. .... Dd6—e6
43.......... g7—g6 Het is duidelijk, dat de partij
44. Pf5—h4 ----- na 46.......... Dd4: 47. Dg6:f,
71
Kh8 48. De8f onmiddellijk mise afdwingt. Met 50...........
remise is, daar de koning niet De6—c4 had zwart nog eenige
naar g7 kan gaan wegens Pf5f. kansen behouden, ofschoon het
twijfelachtig is, of hij in staat
47. Td4xd7f Pc5xd7 geweest was de winst te for-
48. Dc2Xa4 h6—h5 ceeren, b.v. na 51. Dd2, Dc5
Met dezen zet geeft zwart (of b5, 52. Dd6) 52. f4, Dcóf
zijn koning wat meer vrijheid. 53. Kgl, Pf3f ! 54. Pf3:, Df3:
55. Del.
49. Da4—c2 Pd7—e5
50. Kh2—g2 Pe5—c4 ï 51. Ph4xg6
Zwart ziet het nu volgende Met de dreiging 52. Pf8f,
antwoord over het hoofd, waar­ gevolgd door Pe6:.
mee wit een onmiddellijke re­ Remise.

Slotstelling na 51. Ph4xg6.


ZWART

WIT

72
NEGENTIENDE PARTIJ
GESPEELD OP 20 EN 21 NOVEMBER TE EINDHOVEN
NimzO'Indisch
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d.4 Pg8—f6 bc3:, dc4: 10. Lc4:, Le7 zou
2. c2—c4 e7—e6 wit eveneens een grooten voor­
3. Pbl—c3 Lf8—b4 sprong in ontwikkeling ver­
4. Pgl—f3 ----- krijgen.
Uit de 27ste partij is later 8. c4xd5 ....
gebleken, dat deze minder ge­ Ook 8. 0—0 was mogelijk
bruikelijke voortzetting bij goed geweest, hoewel zwart dan na
tegenspel geen gevaren voor 8.......... cd4: 9. ed4:, dc4: 10.
zwart oplevert. Lc4:, Pbd7 iets minder moeilijk­
4........... Pf6—e4 heden ondervonden had dan
Geen goede zet. Veel beter is na de tekstvoortzetting.
4......... b6 (zie de 27ste partij). 8.......... e6xd5
5. Ddl—c2 d?—d5 Na 8........... Pd5: 9. 0—0
6. e2—e3 c7—c5 heeft wit ten overvloede nog
Opnieuw een minder goede het voordeel van de pionnen­
voortzetting. Aangewezen was meerderheid in het centrum.
6............. 0—0. 9. d4Xc5 Lb4Xc5
7. Lfl—d3 ----- 10. 0—0 Pb8—c6
Zwart verkeert reeds hier in Na'10.......... 0—0 11. e4!
buitengewone moeilijkheden. zou wit minstens een pion
Op 7.......... Da5 volgt 8. 0—0 winnen (11......... de4: 12. Pe4:,
en zwart mag niet op pion- Pe4: 13. Le4: met aanval op
winst spelen, b.v. 8..........Pc3: Lc5 en pion h7).
(8......... Lc3: 9. bc3:, Dc3: ? 11. e3—e4 ....
10. Le4: resp. 9.......... Pc3: ? De beste manier om van den
10. Ld2 en wit wint) 9. bc3:, voorsprong in ontwikkeling te
Lc3: 10. Tbl en de dubbele profiteeren. Na 11. a3 is 11.
dreiging 11. Tb3 resp. 11. Tb5 .... Lg4 eenigszins lastig voor
brengt wit in het voordeel. wit.
7.......... Pe4—f6 11.......... Lc5—e7
Een kras tempoverlies, maar Op 11.......... de4: kan volgen
zwart had niet veel keus ; na 12. Pe4:, Le7 13. Pf6:f, Lf6:
7.......... cd4: 8. ed4:, Pc3: 9. 14. Lf4, Le6 15. Tadl of 14.
73
Telf, Le7 15. Le4, Ld7 16. stig is voor wit, maar welke vele
Lg5 ; zwart kan niet rocheeren moeilijkheden met zich mede
en moet in beslissend nadeel brengt, omdat er groote com­
komen. plicaties rijzen, en tenslotte d)
12. e4—e5 Pf6—g4 13. Lf4 ?, waarna zwart met 13.
13. Tfl—el ___ .... g5 14. Lg3, h5 en zeer
kansrijk tegenspel verkrijgt.
Stelling na 13. Tfl—el. Met den tekstzet heb ik dus
ZWART geen slechte, maar ook geen
gelukkige keuze getroffen.
13.......... Pc6—b4
14. Ld3—b5f Ke8—f8 !
Na 14........... Ld7 zou wit
met 15. Df5! in beslissend
voordeel komen.
15. Dc2—e2 Le7—c5
De zwakte van veld f2 is
lastig voor wit.
16. Pc3—dl ___
Natuurlijk niet 16. Tfl. Wit
WIT zou daarmee iets toegeven wat
niet waar is, nl. dat 13. Tel
Hier kwamen voor wit vier een fout zou zijn.
zetten in aanmerking: a) 13. 16.......... Lc8—f5
Lb5 ! met de dreiging 14. h3 ; 17. h2—h3 ___
dit was wèl de sterkste voort­
zetting geweest, b.v. 13........... Minder sterk was direct 17.
0—0 14. Lc6:, bc6: 15. h3, Lg5 wegens 17......... Db6 18.
Ph6 16. Lh6:, gh6: 17. Pd4 en Ph4, Le4 ; zwart kan dan Pg4
wit staat ver overwegend, daar in den steek laten, omdat Lb5
17.......... c5 ? op 18. Pc6 bene­ hangt.
vens 19. Pd5: faalt, b) 13. 17.......... h7—h5
De2, eveneens met de dreiging Een gedwongen offer. Na
14. h3 ; dit was de meest solide 17...........Ph6 18. Lh6:, gh6:
voortzetting geweest, b.v. 13. 19. Tel zou wit gewonnen
----- d4 14. Pb5, a6 15. Pd6f, staan.
Ld6: 16. ed6:f, Le6 17. Lf4 met
uitstekend spel voor wit. c) 18. Lel—g5 ___
13. Tel, de tekstzet dus, die De consequenties van 18.
per slot van rekening ook gun­ hg4:, hg4: 19. Pg5 zijn niet
74
duidelijk, hoewel de situatie Op 23..........Db5: kan volgen
van objectief standpunt bekeken 24. Db5:, Pb5: 25. Pc5:, Th5
zeker niet ongunstig voor wit 26. Te4:, de4: 27. Pe4: met
kan zijn. beslissend voordeel voor wit.
18.......... Dd8—b6 24. TelXe4 ....
19. Pf3—h4 ----- Hier was 24. Pc5:, Dc5: 25.
Na 19. hg4:, hg4: 20. Ph4, g3 Ld3 misschien sterker, maar
(oogenschijnlijk beslissend) 21. de consequenties van deze vari­
Pf5:, gf2:f 22. Pf2:, Lf2:f 23. ant zijn niet zoo eenvoudig:
Df2:, Thlf 24. Khl:, Df2: 25........... Pe6 26. Le3, Ld3:
25. Tfl staat niet wit, maar (de beste kans) 27. Lc5:f (op
zwart op verlies. Toch heeft 27. Dd3: volgt 27..............d4)
ook 19. hg4: bezwaren, omdat 27...........Pc5: 28. Te2, Th4:
zwart na 19.......... hg4: 20. Ph4 29. Del, b6 30. Dg5, Th6.
met 20...........Le4 (i.p.v. 20. 24.......... d5Xe4
.... g3) voortzet en 21. Pc3 25. Dfl—c4 Ta8—c8
met 21........... g3 kan beant­
Zwart moest hier 25...........
woorden. Lb6 spelen, want hij krijgt
19.......... Lf5—e4 zoowel na 26. Dc7:, Lc7: met
20. h3xg4 Pb4—c2 de dreigingen 27............ Pb5: en
21. Pdl—c3 Pc2—d4 27.......... Th5, als ook na 26.
Als zwart de kwaliteit neemt, Pb6:, Db6: allerlei tegenkansen.
komt zijn aanval tot stilstand, 26. Tal—cl b7—b6
zoodat wit’s materieele over­
wicht de beslissing moet bren­ Thans zou 26............ Lb6 op
gen. 27. Db4f falen. Ook 26..........
De5: leidt na 27. Pc5:, Dg5:
22. De2—fl ----- 28. Pe6f tot winst voor wit.
Hier verdiende om practische 27. Pa4Xc5 b6Xc5
overwegingen 22. Dd2 de voor­
keur. Wit geeft het stuk terug, Op 27.......... Dc5: wint 28.
maar na 22........... Pb5: 23. Dd4:, terwijl 27........... De5: op
Pe4:, de4: 24. Te4: heeft hij 28. Pd7f faalt.
behalve een gezonden pluspion 28. Lb5—a6 ....
ook een reeks van posidoneele (Zie diagram op blz. 76).
voordeelen, welke gemakkelijk Hiermee geeft wit de winst
tot hun recht komen, daar definitief uit handen. Juist was
zwart in de verdediging is ge­ 28. e6! met de dreiging 29.
raakt. e7f enz. Zwart moet 28..........
22.......... h5Xg4 Pe6: antwoorden (28.......... fe6:
23. Pc3—a4 Db6—c7 29. Pg6f), waarna 29. Pg6f,
75
Stelling na 28. Lb5—a6. Nu dreigt in de eerste plaats
30...........Dcl:f benevens 31.
ZWART
.... Pe2f; bovendien staat
Ph4 aangevallen, terwijl even­
tueel ook direct 30..........Pe2f
kan volgen. Wit heeft geen
mogelijkheid om zijn materieel
overwicht te handhaven.
30. Dc4Xc5f ....
Goed was ook 30. Pg6f
waarna 30..........fgó: gedwongen
is. Wit zet dan met 31. Dc5:f
voort en bereikt — ondanks
een pion minder — gemakke­
lijk remise, omdat de zwarte
WIT pionnenstelling ernstig verzwakt
Kg8 (29...........fgó: 30. De6: is.
en wit wint gemakkelijk) 30. Zwart mag na 30. Pgóf niet
Pe7f ! (niet 30. Ph8:, Pg5: !) met 30..........Dgó: voortzetten
30..........Kf8 31. Pc8: tot winst wegens 31. Dc5:f, Kg8 32.
leidt, b.v. 31...........Dc8: 32 Dd4:, Dhó 33. Dd8f, Kh7 34.
Le3; of 31............Pg5: 32. Ddl (minder sterk is 34. Lf5f
Dc5:f ; of eindelijk 31........... b.v. 34..........gó 35. Dc7, Kg8)
Dh2f 32. Kfl, Dhlf 33. Ke2, 34.......... Kg8 35. Kfl.
Pd4f 34. Kd2 enz. De tekstzet is echter eenvou­
Behalve 28. e6! was ook diger.
28. Le3 een goede zet, die 30.......... Dg5Xc5
winstkansen bood. 31. TclXc5 ....
28.......... Dc7Xe5 ! Hier echter was de tusschen-
Deze combinatie brengt uit­ zet 31. Pgóf! nauwkeuriger.
komst. Wit wordt tot een
31.......... Th8xh4
afwikkeling gedwongen, waarna 32. Tc5—c4 ___
een remise-eindspel ontstaat.
De aangevallen toren mocht Opnieuw een minder nauw­
natuurlijk niet spelen wegens keurige zet, die tengevolge
29. Dd4:. heeft, dat wit nu voor remise
29. La6Xc8 .... moet vechten. Met 32. Te5 !
was dit resultaat zonder meer
Wit heeft geen keuze. te bereiken.
29........... De5xg5 De tekstzet geeft zwart gele-
76
genheid tot een geniale winst- Maar de tekstzet heeft nog
poging. een derde en veel venijniger
32.......... Pd4—e2f beteekenis. Er dreigt nl. on­
33. Kgl—fl PeZ—f4 middellijke winst op de vol­
34. Kfl—gl ----- gende schitterende wijze: 35.
___ Thlf ! ! 36. Khls, gf2:
Gedwongen. 37. Tel, e3 38. La6, e2 39.
34.......... g4—g3 ! ' Le2:, Pe2: en wit moet voor
Stelling na 34.......... g4—g3 ! den zwarten vrijpion een vollen
ZWART toren geven.
35. Lc8—a6 ....
De eenige redding. Daar Tc4
nu gedekt staat, dreigt 36. fg3:,
bovendien is de combinatie 35.
.... Thlf verhinderd, b.v. 35.
___ Thlf? 36. Khl:, gf2:
37. Tel, e3 38. g3, e2 39. Le2:,
Pe2: 40. Tc8f, Ke7 41. Kg2
en wit wint.
35.......... g3xf2f
Op 35.......... Th2 volgt 36.
Tc8f en 37. Lfl.
36. Kglxf2 Th4—h6
Een fraaie combinatie, geba- De voortzetting 36.......... f5
seerd op de minder goede was misschien beter geweest,
positie van den witten toren. hoewel niet zonder gevaren,
Wit mag nu nl. niet 35. fg3: omdat pion a7 verloren gaat
spelen, omdat zijn koning na en wit twee verbonden vrij­
35..........Pe2f het veld f2 niet pionnen verkrijgt. Weliswaar
betreden kan (e3f ! en Tc4:) zijn de zwarte pionnen verder
met het gevolg, dat zwart een opgerukt, maar wit heeft een
beslissend gebruik kan maken looper, die in dergelijke situaties
van zijn pionnenmeerderheid — vrijpionnen op beide vleu­
op den koningsvleugel, dus 35. gels — betere diensten verricht
fg3:, Pe2f 36. Kfl, Pg3:f 37. dan het paard.
Kgl of Kei, f5 enz.
Op te merken valt verder, 37. Tc4Xe4 -----
dat pion e4 nu indirect gedekt Eenvoudiger was 37. Tc8f,
staat: 35. Te4: ?, Ph3f en gevolgd door 38. Tc7f en 39.
zwart wint. Ta7:.
77
37.......... Th6Xa6 Ook na 45...........abó: 46.
Niet 37..........Pg2: ? wegens Tbó:f,Kh5 kan zwart niet
38. Lb5 met matdreiging, zoodat winnen. De tekstzet maakt het
swart een stuk moet verliezen. wit echter nog gemakkelijker.
38. Te4xf4 Ta6Xa2 46. Tb7—b8 ....
39. Tf4—b4 g7—gó Dreigt 47. b7 en Tg8f, zoo­
40. Tb4—b7 Kf8—g7 dat de zwarte koning naar de
Hier werd de partij afge­ zevende rij terugmoet.
broken. De remise is verzekerd, 46. Taö—b3
nmdat zwart den ruil der pion­ 47. bó—b7 Kgó—g7
nen op den damevleugel niet
kan beletten. De koning mag natuurlijk
niet naar f7 gaan, wegens 48.
41. Kf2—f3 gó—g5 Th8.
42. b2—b4 Kg7—gó
43. b4—b5 f7—f5 48. Tb8—a8 Tb3xb7
44. b5—bó Ta2—a3f 49. Ta8Xaó
45. Kf3—f2 a7—aó Remise.

78
TWINTIGSTE PARTIJ
GESPEELD OP 23 NOVEMBER TE AMSTERDAM
Nimzcblndisch
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. d2-—d4 Pg8—f6 Om zwart bij de ontwikke­
2. c2—c4 e7—e6 ling van Lc8 te hinderen.
3. Pbl—c3 Lf8—b4
4. Ddl —c2 d7—d5 ■ 12.......... e6—e5
5. c4xd5 Dd8xd5 Reeds blijkt een principieel
6. e2—e3 c7—c5 bezwaar van de door wit ge­
7. Lel—d2 ----- kozen nieuwe opstelling: zwart
In de 8ste, 10e en 12e partij kan in het centrum actief op­
zette Aljechin met 7. a3 voort. treden, en dit bemoeilijkt de
Met den tekstzet leidt wit ontwikkeling der witte stukken.
een nieuwen opzet in, welke Zoo b.v. zou nu 13. Ld3 foutief
echter geen versterking betee- zijn wegens 13...........e4 14.
Le4:, Pe4: 15. De4:, Lf5.
kent.
7.................. Lb4Xc3 13. Pf3—g5 ___
8. b2Xc3 0—0 Om niet voortdurend met
9. Pgl—f3 Pb8—c6 den opmarsch e5—e4 rekening
10. c3—c4 Dd5—d6 te moeten houden, gaat wit
11. d4Xc5 .... veld e4 met een stuk bezetten.
Dit is het idee van de nieuwe 13.......... h7 —h6
opstelling. Wit vermijdt de han­
gende pionnen, welke na cd4: Ook 13.......... e4 verdiende
zouden ontstaan, en getroost overweging, want daarna faalt
zich liever een geïsoleerden pion 14. Pe4: op 14...........Pe4: 15.
op de c-lijn, hopende, dat deze De4:, Lf5, terwijl ook 14. Tb5,
verzwakking van zijn pionnen­ De7 15. Lc3 voor zwart gunstig
stelling ruimschoots gecompen­ is, omdat 15...........a6 ! kan
seerd wordt door het looper- volgen, waarna 16. Lf6: op
paar. Blijkens het verloop van 16.......... gf6: ! faalt.
deze partij zijn er echter aan De tekstzet heeft het voor­
wit’s nieuwen opzet groote be­ deel, dat de witte dame na
zwaren verbonden. den nu volgenden ruil eenigszins
geëxponeerd komt te staan.
11.......... Dd6Xc5
12. Tal—bl ----- 14- Pg5—e4 ....
79
Op 14. h4 volgt 14..........e4 Stelling na 17..........b7—b6.
met goed spel voor zwart.
ZWART
14.......... Pf6Xe4
15. Dc2Xe4 Tf8—d8
16. Tbl—b5 ___
Natuurlijk niet 16. Ld3 ?
wegens 16...........f5 en zwart
wint.
Op 16. Le2 kan zwart met
16............Dd6 het initiatief
nemen, b.v. 17. Lc3, Da3 18.
Dc2, Lf5 met gunstig spel voor
zwart. Na den tekstzet zou wit
16........... Dd6 met 17. Td5
beantwoorden.
Er ontstaan belangwekkende
complicaties, als zwart 16. Le2 Hiermee trekt zwart op ver­
met 16.......... b6 beantwoordt rassende wijze profijt van wit’s
en wit daarna met 17. Lb4, achterstand in ontwikkeling. Het
Pb4: 18. Da8: voortzet. Dit paard mag niet genomen wor­
schijnt zeer gevaarlijk te zijn den, b.v. 18. Dc6:, Lb7 19.
wegens 18.............Pc6 met de Lb4 (19. Te5: faalt op 19..........
dreiging 19............ La6 en dame' De5: 20. Db7:, Db2) 19..........
winst, en toch is het niet zeker Db4:f 20. Tb4:, Lc6: en wit
of zwart wel voordeel kan heeft geen compensatie voor de
behalen, want zoowel na 18. verzwakking van zijn pionnen­
___ Pc6 19. Tb5, Dd6 (of stelling. Nog veel slechter dan
19.___ Da3 20. 0—0) 20. 18. Dc6: is 18. Ld3 ?, f5 19.
0—0, La6 21. Td5 !, Dd5: 22. Dc6: wegens 19..........Lb7 20.
cd5:, Ta8: 23. La6: als na 20. Dg6, Td3: 21. Df5:, Tad8 (22.
.... Lg4 (i.p.v. 20..........La6) Te5:, Td2: ! 23. Te7:, Tdlf
21. Td5 ! (ook 21. Dd8:f is en mat).
goed) 21.......... Ta8: 22. Td6:, 18. Le2—f3 Lc8—b7
Le2: 23. Tel, Lc4: 24. Tc6:,
La2: 25. Tal, Ld5 26. Td6, De natuurlijke, maar niet de
Le6 27. Tb6: resp. 26........... beste voortzetting. Sterker was
Lb7 27. Td7 staat wit voor- 18...........La6 met aanval op
deelig. Tb5, terwijl het slaan op c6
nog steeds ongunstig voor wit
16.......... Dc5—e7 is, zooals blijkt uit: 19. Dc6:,
17. Lfl—e2 b7—b6 Tac8 20. De4, Lb5: 21. cb5:,
80
Da3 ! (21..........Dd6 22. Lb4) 23.......... Tc8xd8
en zwart wint; of 19. Dc6:, 24. Tfl—cl
Tac8 20. Lb4, Dg5 21. h4 Met 24. Ld5 was de pion
(21. De4, Lb5: en wint) 21. niet te redden wegens 24..........
___ Tc6: ! 22. hg5:, Tc4: en Td5: ! 25. cd5:, Lfl: 26. Kfls
wit moet voor het gewonnen (26. Dc8f, Df8 27. Df8:f, Kf8:
stuk een vollen toren terug* 28. Kfl:, e4 ! met gewonnen
geven. spel voor zwart) 26. .... Db5f
Ook andere voortzettingen zijn gevolgd door 27...........Dd5:.
ongunstig voor wit, b.v. 18.
___ La6 19. Td5, Pb4 20. 24.......... Td8—d2
Td8:f, Td8: 21. Dbl, Pd3f ; Dit is sterker dan 24..........
of 18..........La6 19. Tbl, Tac8 Tc8. Men zou nu denken, dat
en zwart staat overwegend; of zwart snel in beslissend voor­
tenslotte 18..........La6 19. Lc3, deel moest komen.
Lb5: 20. cb5:, Pa5 en wit heeft
geen voldoende compensatie 25. Dc2—b3 Db4—a5
voor de verloren kwaliteit, om­ Eigenaardig genoeg is deze
dat hij nog steeds met een poging om groot voordeel te
achterstand in ontwikkeling behalen foutief, en wel in zoo­
sukkelt. verre, dat wit nu zonder moeite
De tekstzet leidt slechts tot gelijk spel bereikt.
gelijk spel. Zwart had zich hier met een
klein, maar duurzaam eindspel-
19. De4—c2 Ta8—c8 voordeel tevreden moeten stel­
20. 0—0 Lb7—a6 len'; 25.......... Db3: 26. ab3:,
Nu wit zijn koning in veilig­ Tb2 27. Ldl, Lb7 gevolgd door
heid heeft gebracht, levert deze den koningsmarsch naar den
zet geen positief resultaat meer damevleugel. Ook 25..........Tb2
op. zou tot een goed eindspel hebben
geleid, maar de onmiddellijke
21. Tb5—d5 Pc6—b4 ruil der dames is nog iets
22. Ld2xb4 De7xb4 sterker.
23. Td5xd8f ....
26. a2—a3 g7—g6
Een misgreep, waarna wit op­
nieuw in moeilijkheden komt. De schijnbaar sterke zet 26.
Juist was 23. Tfdl met gelijk .... Tf2: levert niets op, b.v.
spel. Zwart mag niet op pion- 27. Kf2:, Dd2f 28. Le2, Del:
winst spelen, b.v. 23..........Td5: 29. Da4! ; of ook 27. Db4,
24. Ld5:, Lc4: 25. Lf7:f ! (25. Db4: 28. ab4: benevens 29. c5
.... Kf7: 26. Df5f) ten gunste en de witte vrijpion is buiten­
van wit. gewoon gevaarlijk.
Schaken 6 81
Deze laatste wending is ook Stelling na 29......... Dh.5—e2.
in andere varianten mogelijk en
ZWART
er dreigt in deze stelling zelfs
27. Db4. De tekstzet pareert
deze dreiging, want na 27.
Db4 ?, Db4: 28. ab4: volgt 28.
.... e4 ! en dank zij 26..........
g6 kan de witte looper zich
niet op de diagonaal e2—h5
handhaven (29. Lg4, f5), zoodat
29. Le4: gedwongen is, hetgeen
na 29..........1x4: tot een klein
voordeel voor zwart leidt (meer­
derheid van pionnen op den
damevleugel).
27. h2—h4 ___
Wit is op zijn hoede en Zwart verzuimt de juiste ma­
vermijdt de hierboven uiteen­ nier om de correctheid van zijn
gezette afwikkeling. Nu zijn pionoffer aan te toonen. Juist
koning een vluchtveld op de was 29.......... Tdlf 30. Tdl:,
tweede rij heeft, moet zwart Ddl:f 31. Kh2, Dg4 32. Ld5,
opnieuw met de mogelijkheid Dh4:f 33. Kgl, De7 en de
Db4 rekening houden. partijen zouden volkomen gelijk
staan.
27.......... e5—e4 De tekstzet brengt zwart op
nieuw in gevaar.
Terecht stuurt zwart energiek 30. Dc3—f6 ....
op remise aan. De voortzetting Dekt f2 en dreigt met 31.
27.......... Tf2: was nog steeds Ld5 te winnen.
niet goed geweest, terwijl 27.
.... Dc5 met 28. Da4 ! beant­ 30 La6Xc4
.

woord wordt. 31. Le4Xg6 ....


Dit offer doet de kansen
28. Lf3Xe4 Da5—h5 keeren. Wit krijgt voor zijn
29. Db3—c3 ___ stuk drie pionnen met het
gevolg, dat zwart voor remise
Pareert de dubbele dreiging moet vechten.
29...........De2 (30. Tfl, 1x4:) 31 Td2—dlf
en 29.......... Dh4:.
.

Het is noodzakelijk eerst den


29.......... Dh5—e2 witten toren te ruilen, daar
82
Lc4 anders nooit zou mogen Stelling na 41. Db8Xa7.
spelen (wegens het ingrijpen
ZWART
van Tel).
32. TclXdl De2xdlf
33. Kgl—h2 f7Xg6
34. DfóXgóf Kg8—f8
35. DgóXhóf Kf8—g8
36. Dh6—g6f Kg8—f8
37. Dg6—hóf Kf8—g8
38. Dh6—g5f ....
Wit wil op winst spelen en
vermijdt dus remise door her­
haling van zetten.
De zwarte stelling is echter
nog juist houdbaar en wel op
grond van twee feiten: le. WIT
heeft zwart een looper, welk
stuk voor het tegenhouden van en den volgenden dag bood
vijandelijke vrijpionnen veel be­ hij zelf remise aan. Bij de analyse
tere diensten verricht dan een bleek nl., dat zwart nu gefor­
paard ; 2e. heeft zwart de pion­ ceerd remise bereikt met 41.
nenmeerderheid op den dame- ___ Dd6f, b.v. 42. g3, Dd2
vleugel en dit maakt, dat wit’s en wit kan remise door her­
vrijheid van handelen zeer be­ haling van zetten niet vermijden;
perkt is, in het bijzonder ten of 42. Kh3, De6f 43. g4, De4
aanzien van een eventueelen 44. Dc7, Df3f 45. Dg3, Dhlf
ruil der dames. 46. Dh2, Df3f enz. ; of eindelijk
38.......... Kg8—f8 42. f4, Df6 ot De6 en wit moet
39. Dg5—f4t Lc4—f7 zelfs oppassen om niet in het
nadeel te komen.
Hier ziet men hoe belangrijk Was dus 41. Da7: een fout 1
het was de torens te ruilen Toch niet, zooals de analyse
alvorens wit’s looperoffer aan leert. Als wit na 41. De5f, Kg8
te nemen. een poging doet zijn vrijpionnen
40. Df4—b8f Kf8—g7 naar voren te brengen, krijgt
41. Db8Xa7 .... zwart spoedig gelegenheid tot
allerlei tegenaanvallen, b.v. 42.
(Zie diagram).
f3, Dd8 43. Kh3, Dc8f 44. g4,
Dezen' zet sloot Aljechin in, | Del (45. De7, Dc5!).

83
EEN EN TWINTIGSTE PARTIJ
GESPEELD OP 25 NOVEMBER 1937 TE AMSTERDAM
Dame-Indisch
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d4 Pg8—f6 vergrooten. Veiliger was 7..........
2. c2—c4 e7—e6 0—0 8. 0—0, d5 en na 9. Pe5
3. Pgl—f3 b7—b6 9............Dc8 met nagenoeg
Zwart kan hier ook 3.......... gelijke kansen.
d5 spelen en indien 4. Lg5 8. 0-—0 ....
volgt (4* Pc3, dc4: enz., ver­ Wit had ook direct 8. d5
schaft wit geen enkel tastbaar kunnen spelen.
voordeel), dan 4...........Lb4f
5. Pc3, dc4:, de z.g. Weensche 8.......... 0—0
variant, die — tenminste vol­ 9. d4—d5 Pe4xd2
gens mijn allerlaatste onder­ 10. DdlXd2 ___
zoekingen — zeer bevredigend Ook 10. Pd2: was goed
voor zwart is. geweest, daar zwart niet anders
4. g2—g3 Lc8—b7 zou hebben dan 10..........Dc8,
5. Lfl—g2 Lf8—b4f om de dreiging d6 te pareeren.
6. Lel—d2 Lb4—e7 10. .... Le7—f6
11. Tal—dl ___
Naar mijn weten werd deze
zet nog nooit eerder gespeeld, Hiermede wordt kostbare tijd
maar een overeenkomstig denk­ verspild; na 11. Pd4 zou wit’s
beeld in de Hollandsche ver­ spel stellig de voorkeur ver­
dediging is eerst door Russische dienen.
spelers en naderhand door mij 11 d7—d6
.

(tegen Euwe, Samisch, Stahl- 12. d5xe6 ....


berg, Capablanca en Fine) met
bevredigende resultaten uitge­ Nu zou 12. Pd4, Ld4: geens­
voerd, tenminste voor zoover zins ongunstig voor zwart zijn ;
het de opening betreft. Zwart de ruil in de tekst schept
hoopt eenig voordeel te krijgen ongeveer gelijke kansen, en niet
uit den ongewonen stand van meer, daar zwart’s zwakke punt
wit’s looper op d2. (è6) gemakkelijk verdedigd kan
worden.
7. Pbl—c3 Pf6—e4
12 f7Xe6
.

Door dezen zet kan wit 13. Pf3—d4 Lb7Xg2


echter zijn bewegingsvrijheid 14. KglXg2 ....
84
14. Pe6: zou fout zijn wegens Nutteloos, zooals het ant­
14.......... Dc8 (of ook De7) ; woord op dezen zet laat zien;
15. Pf8:, Lc3: 16. bc3: (of strategisch staat wit reeds ver­
Dc3:, Lfl:) Lb7 enz., daar wit loren.
met één toren tegen twee lichte 20.......... Tf6—f5
officieren in het nadeel blijft.
14.......... Dd8—c8 Zwart behoeft pion e6 niet
te verdedigen, daar na 21. Te6:
Met de bedoeling in eenige het antwoord Pe5 een zeer
varianten van veld b7 gebruik gunstige afwikkeling forceert.
te maken, b.v. na 15. f4, 15.
.... Pc6, 16. Pc6:, Db7 enz. 21. h2—h4 Dd7—f7
en zwart staat beter. 22. Tfl—f3 -----
15. Dd2—e3 Lf6xd4 Stelling na 22. Tfl—f3.
16. TdlXd4 Pb8—c6 ZWART
17. Td4—e4 -----
Het begin van een volkomen
foutief plan, dat een houdbare
stelling verloren maakt. Een
goede, solide zet was 17. Td2
en zelfs nog eenvoudiger Tf4,
want na torenruil zouden zwart’s
aanvalskansen tot een minimum
teruggebracht zijn.
17.......... Tf8—f6
18. f2—f4 -----
De toren wordt ingesloten,
de zet Tf4 was nog steeds
goed. 22.......... Kg8—h8
18.......... Dc8—d7 Deze rustige zet is door het
19. g3—g4 .... meerendeel der analytici niet
Verzwakt pion f4, de moei­ begrepen en heeft veel stof tot
lijkheden stapelen zich steeds critiek opgeleverd.
meer op; 19. Tdl zou nog De algemeene overtuiging
eenige kansen op redding ge­ was, dat het onmiddellijke 22.
boden hebben. .... d5 veel „eenvoudiger”
geweest zou zijn, daar deze
19.......... Ta8—f8 zet materieele winst met zich
20. g4—g5 had meegebracht. Het is waar,
85
dat de variant 23. Te6:, d4 Zelfs sterker dan 24. ....
24. De4, dc3: 25. Tc6:, cb2: De6:.
zwart een gewonnen stelling 25. Dd3—e3 Pb4—c2
zou hebben opgeleverd. Maar In plaats hiervan zou 25.........
waarom moet men een tegen­
d4 26. De4, dc3: 27. bc3: enz.
stander, die practisch geen enke­ langer weerstand geboden heb­
len behoorlijken zet meer kan ben.
doen een dergelijke, hem zeer
aangename, vechtkans geven, als 26. De3—d2 Df7Xe6
25. bc3: ! Pd8, 26. Te7 enz. ? 27. c4Xd5 De6—f7
Evenzoo zou (in plaats van 28. Dd2Xc2 ___
den tekstzet) 22.........e5 weinig Een gedwongen variant zou
overtuigend geweest zijn wegens volgen na 28. Kg3 nl. 28.........
23. Pd5 en na 23.......... Pd4 Pel ! 29. Tf2, Pg2 30. e3 (wit
24. Pe7f ! De7: 25. Td4: enz. tracht nog steeds den f-pion te
Ik besloot daarom met het verdedigen) Ph4: 31. Kh4:, h6.
opspelen van mijn centrum- 28.................. Tf5xf4
pionnen te wachten totdat dit 29. Dc2—d3 Df7—h5
absoluut beslissend zou zijn. 30. Tf3xf4 Tf8xf4
31. Dd3—h3 Tf4—g4f
23. De3—d3 d6—d5 32. Kg2—f2 h7'—h6
24. Te4Xe6 .... Op 33. gh6: volgt 33. ....
24. cd5:, ed5: 25. Ta4, d4 Df5f en daarna verliest wit
was eveneens hopeloos geweest. door een schaak met den toren
zijn dame.
24.......... Pc6—b4 Wit geeft het op.

86
TWEE EN TWINTIGSTE PARTIJ
GESPEELD OP 27 EN 28 NOVEMBER 1937 TE DELFT
RétUopening
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. Pgl—f3 d7—d5 deel in de opening te verkrijgen.
2. c2—c4 d5—d4 4. e3xd4 Pc6xd4
3. e2—e3 .... 5. Pf3xd4 Dd8xd4
Na 3. b4 kon 3...........f6 6. Pbl—c3 Pg8—f6
benevens .... e5 met goede Heel goed mogelijk is ook
vooruitzichten volgen. De ge» 6...........e5 en waarschijnlijk
kozen zet verhindert deze het beste van alles 6......... Lg4,
mogelijkheid, aangezien na 3. door Flohr gespeeld tegen Fine
.... c5 4. b4, f6 wit niet in Hastings 1937-38. Maar onge­
voornemens was 5. bc5:, e5 enz. twijfeld voor zwart onvoldoen­
te spelen, waarna de kansen de is 6..........c6 7. d3, Lg4 1
ongeveer gelijk zouden zijn, (gespeeld door prof. Becker
maar 5. ed4:!, cd4: 6. c5! tegen Blümich in Bad-Lieb-
(deze laatste zet, die er zeer werda 1934) daar wit een bij
doeltreffend uitziet, werd door verre overwegend eindspel kon
mij gevonden bij de voorberei­ verkrijgen door de voortzetting
ding van de match), waarna 8. Le2, Le2: 9. De2:, 0—0—0
de zwakte van de diagonaal 10. Le3, Dd3: 11. Dd3:, Td3:
g8—a2 zwart een bron van 12. La7: enz.
moeilijkheden zou opleveren.
Indien 6.......... e5 dan natuurlijk 7. d2—d3 -----
7. Lc4; indien 6...........Dd5 Vruchteloos ware 7. Pb5,
dan 7. Dc2; indien 6.......... Db6 8. d4, e5! 9. c5, Dc6
a5 dan 7. Da4f !, Ld7 8. b5, 10. Pc3, a6 enz.
e5 9. Lc4 en zwart kan niet 7.......... c7—c6 ?
9..........Lc5: spelen wegens 10. Een gevoelig tijdverlies, in
Lg8: gevolgd door 11. Dc4. plaats waarvan 7........... e5 goed
Met andere woorden : de ge­ genoeg was. Indien 8. Le3,
volgen van 3..........c5 schijnen Dd8 9. d4 dan 9..........Pg4 en
zonder twijfel ten voordeele indien 9. Le2 dan 9.......... c5
van wit te zijn. of, nog solider, 9...........Le7
3.......... Pb8—c6 met ongeveer gelijk spel.
Na dezen zet valt het wit 8. Lel—e3 Dd4—d7
zeer moeilijk — zoo op eenigerlei Met de bedoeling de loopers
wijze mogelijk — eenig voor- op de lange diagonalen te ont-
87
wikkelen. Echter wordt reeds De voornaamste dreiging van
na zeer weinig zetten wit’s voor­ wit was 19. d5.
deel in ruimte zeer duidelijk. 19. Tfl—al e7—e6
9. d3—d4 g7—g6 Anders zou de mogelijkheid
10. Lfl—e2 Lf8—g7 d5 nog onaangenamer zijn dan
in het werkelijke verloop der
Met de dreiging Pg4, die op partij.
dit oogenblik nutteloos zou zijn 20. Ta7Xa8 Lb7Xa8
wegens 11. Lf4 gevolgd door h3.
Ook deze zet is ten onrechte
11. h2—h3 0—0 becritiseerd, omdat na 20.
12. 0—0 b7—b6 ----- Ta8: 21. Ta8:f, La8:
13. Le2—f3 Lc8—b7 22. Da3, Lb7 23. b4! wit
14. a2—a4 ! ___ een technisch gemakkelijker
probleem onder oogen zou heb­
Teneinde een doorbraak in ben te zien dan thans, waar elk
het midden werkzamer te maken, der partijen nog over een toren
tracht wit eerst het zwarte veld beschikt.
b6 te verzwakken. Hetgeen volgt,
zal de juistheid van dit plan Stelling na 20.......... Lb7xa8.
bewijzen. ZWART
14.......... Ta8—d8
In verband met zijn 18en zet
geeft dit den indruk een verlies
aan tijd te zijn. Maar inderdaad
is het vrijwel een droeve nood­
zakelijkheid, waar zwart na a5
rekening moet houden met de
dreiging a6 en aan den anderen
kant na den ruil op b6 ver­
plicht is den ruil van althans
één stel torens toe te laten.
15. a4—a5 Dd7—c7
WIT
Deze en de volgende zet zijn
noodzakelijk, teneinde een vol­ 21. d4—d5 ___ *
doende beveiliging aan het Dit was in geen enkel op­
zwakke punt op b6 te geven. zicht een gemakkelijke beslis­
16. Ddl—b3 Pf6—d7 sing, daar ik er mij volkomen
17. a5xb6 a7xb6 bewust van was, dat de volgende
18. Tal—a7 Td8—a8 ruil-transactie zwart belangrijke
88
zelden in het centrum zou ffwachtende 25.............Db7
verschaffen. Toch was het nood- 16. Tbl, Pd7 27. Db5! enz.
rakelijk iets beslissends in dit met een duidelijk voordeel in
bijzondere oogenblik te onder­ ruimte voor wit.
nemen, nademaal ten eerste 26. Tal—bl Pc5—a4
wit geen middelen heeft de Een vernuftige wijze den
uitstekende stelling van zyn zwakken b-pion — althans tij­
stukken verder te verbeteren, delijk — te behouden. De
ten tweede zwart anderzyds volgende zetten eischten van
eventueel probeeren kon druk beide partijen een hoogst nauw­
tegen den d-pion uit te oefenen, keurige berekening.
beginnende met Td8 en ten
derde, hetgeen het meest be- 27. b2—b3 Pa4—b2
teekent, dit de eenige moge­ 28. Dc4—có bó—b5 !
lijkheid is profijt te trekken De pointe van de vooraf­
van de zwakte van b6, ge­ gaande paard-manoeuvre: deze
schapen door het oprukken van pion kan niet genomen worden
den witten a-pion. wegens het antwoord 29..........
21. c6Xd5 Tb8.
22. c4xd5 Pd7—c5 29. Le3—f4 ! De5—eó
De technische rechtvaardi­ Na dezen zet kan wit, zooals
ging van den zet 21. d5 berust het vervolg bewijst, den pion
op de variant 22...........Lc3: nemen. De eenige voldoende
23. dó!, Ddó: 24. Dc3:, Lf3: verdediging bestond in 29.........
25. Lhó! enz. met winst van De2, dat beantwoord zou zijn
de kwaliteit. En indien 22. met 30. Tfl, waarna zwart nog
.... Pe5 dan 23. Le4, nog de volgende zwakten heeft:
steeds dreigend dó. (a) den b-pion, (b) het veld
23. Db3—c4 .... fó en (c) dit is het bèlangrijkste,
de onzekere positie van zijn
Indien 23. Lc5:, Dc5: 24.
paard.
deó: dan 24........... Lf3: 25.
ef7:f, Tf7: 26. gf3:, Lc3: 27. 30. DcóXb5 ! ....
Ta7, Dg5f enz. met eeuwig Indien nu 30..........Td8 dan
schaak. 31. Tel !, Td5: 32. Db8f (hier­
23. eóxd5 voor was 29. Lf4 noodzakelijk)
24. Lf3Xd5 La8xd5 Lf8 33. Lhó, Ddó (of De7
25. Pc3xd5 Dc7—e5 34. Tc8) 34. Ddó:, Tdó: 35.
Tc8 en wint.
Zwart kiest de meest vecht­
lustige gedragslijn, die zekerlijk 30.......... Deó—e4
meer belooft dan het zuiver 31. Tbl—cl Pb2—d3
89
Of 31.......... Td8 32. Lg5 ! aannemelijke voortzetting ware
met soortgelijke varianten als b.v. 37. ----- Dc4 38. Pe7f,
hierboven genoemd. Kf8 39. Pc6, Tb6 40. b5!,
32. Db5—c4 .... Tb5: 41. Da3f en wint.
Weder de eenige zet, maar 37. .... Da6—a3
deze is ruim voldoende om het 38. Tdl—bl Da3—a2
voordeel te behouden. 39. Df3—d3 Lg7—d4
32.......... De4—e2 Deze tegenaanval van zwart
heeft slechts een verzwakking
Een ernstige misgreep ware van zijn koningsstelling tenge­
32.......... Ld4 wegens 33. Pf6f. volge. Maar het is moeilijk een
33. Tel—fl Pd3xf4 ook maar halverwege voldoende
Zwart heeft feitelijk geen speelwijze te opperen, aangezien
keus, daar 33.......... Te8 (met wit zijn vrijen pion eenvoudig
de dreiging Dfl:f!) gemakkelijk naar voren dreigt te brengen.
beantwoord kon worden met 40. Tbl—fl Da2—b2
34. Le3.
Het alternatief 40......... Da7,
34. Dc4xf4 .... door verschillende „autoritei­
En niet 34. Pf4:, Dc4: 35. ten” voorgesteld, ware eveneens
bc4:, Tc8 36. Tel, Lh6 met onvoldoende wegens 41. b4 enz.
vermoedelijk remise tot resul­ 41. Pd5—e7f ___
taat.
Met dezen ingesloten zet
34.......... De2—b5 begint de slotaanval, die na
35. Df4—f3 ! ___ een twaalftal, vrijwel gedwon­
Wit moet nog voorzichtig gen zetten, tot de winst van
zijn. Hier bijvoorbeeld zou de de dame voor twee stukken
natuurlijk uitziende zet 35. Dc4 leidt.
na 35............Tb8! tot een
spoedige remise leiden. 41.......... Kg8—f8
35.......... Tf8—b8 De eenige mogelijkheid ; ho­
36. Tfl—bl Db5—a6 peloos zou zijn 41.......... Kg7
37. Tbl—dl ___ 42. Pf5f!, gf5: 43. Dg3f, met
winst van den toren op b8.
Deze poging tot herhaling Of 41......... Kh8 42. Pc6, Lf2:f
van zetten, veroorzaakt door 43. Tf2:, Delf 44. Kh2, Dc6:
beperkten tijd, leidt tot buiten­ 45. Tf7: enz.
gewoon interessante verwikke­
lingen. Na het eenvoudige 37. 42. Pe7—c6 Ld4xf2f
b4 zou wit niet veel moeite 43. Kgl—h2 ___
gehad hebben zijn vrijen pion Het idee van dit pionoffer
tot gelding te brengen. Een (in plaats van 43. Tf2:, Delf
90
44. Dfl, Dc6: 45. Tf7:f, Kg8 Stelling na 47.......... Db2—d4.
46. Tf3 met zeer problematische ZWART
komt eerst bii
den 48en zet tot uiting. De
oaard-manoeuvre, die nu volgt,
is zeer bezienswaardig.
43.......... Tb8—e8
Indien 43........... Tb7 dan
44. Df3, Lb6 (of Lc5 45. Dd5)
45. Pd8! met op zijn minst
winst van de kwaliteit.
44. Dd3—f3 Te8—e2
Weder de eenige zet, evenals
de volgende. Indien de witte
koning op den 43en zet naar WIT
hl ware gegaan, zou 44..........
Tel redding gebracht hebben. deren door 48.......... Lh4 ver­
liest hij als volgt: 49. Db7f,
45. Pc6—d4 ! Te2—d2 Dd7 50. Db4f, Ke8 ! 51. Pe6
46. Pd4—e6f Kf8—e7 (sterker dan 51. Pg6:, hg6:
Natuurlijk niet 46......... Kg8 52. Dh4:, Tdl ! enz.), Le7 52.
wegens 47. Da8f gevolgd door Db8f, Ld8 53. Pd8:, Dd8: 54.
mat. De5f, De7 55. Dh8f, Kd7 56.
47. Pe6—f4 .... Dh7:, Tf2 ! 57. Tdlf, Kc7 58.
Dh8 enz.
Dreigend 48. Pd3.
48.......... Td2—a2
47.......... Db2—d4
(Zie diagram).
Of 48......... h5 49. Pe2, Tdl
enz., hetgeen weinig verschil
Of 47......... Dc2 48. Tal en zou maken met de werkelijk
de blootgestelde zwarte koning gevolgde speelwijze.
moet onder den gecombineer-
den aanval van de drie witte 49. Pf4_e2 Ta2—al
stukken bezwijken. 50. Df3—b7f -----
48. Kh2—hl ! ----- Natuurlijk niet 50. Pd4:,
Tfl:f gevolgd door Lglf met
Slechts deze stille zet, die herovering van de dame.
langen tijd te voren berekend
moest worden, rechtvaardigt den 50.......... Ke7—f6
met 43. Kh2 begonnen aanval. De partij was in ieder geval
Wit dreigt thans 49. Pe2 en verloren, maar 50.......... Kf8!
als zwart dit tracht te verhin- zou ongetwijfeld den strijd ver-
91
lengen, b.v. 51. Pd4:, Tfl:f behoeven te plagen met de
52. Kh2, Lglf 53. Kg3, Lf2f berekening van het gewonnen
54. Kf3, Ld4:f 55. Ke4, U6 eindspel 56........... Telf 57.
of 55. Ke2, Tf2f 56. Kei, Kg7 ! Kd4:, Tdlf 58. Kc5, Td5:f
enz.; in beide gevallen zou 59. Kd5:, Ke7 60. Kc6 enz.,
wit, teneinde tot overgave te aangezien het eenvoudige 56.
dwingen, verplicht zijn geweest Dc6f gevolgd door 57. Dc2
zijn voornaamste troef, den onmiddellijk won ! Dit is de
vrijen b-pion, te gebruiken. eenige kleine nalatigheid, die
51. Pe2xd4 Talxflf ik in dit ongewoon moeilijke
52. Khl—h2 Lf2—gif eindspel maakte.
53. Kh2—g3 Lgl—f2f 56. .... Kf6—e7
54. Kg3—f3 Lf2xd4f 57. g2—g4 h7—h5
55. Kf3—e4 Tfl—dl Wanhoop.
Thans gedwongen, daar wit 58. g4xh5 f7—f5f
ook 56. Da6f dreigde. 59. Ke4—f3 Tdl—d3f
56. Db7—d5 ? ___ 60. Kf3—e2 Td3—e3f
61. Ke2—d2 Te3—e4
Ik had mij eigenlijk niet 62. h5Xg6 opgegeven.

92
DRIE EN TWINTIGSTE PARTIJ
GESPEELD OP 30 NOVEMBER EN 1 DECEMBER TE
ROTTERDAM
Dame-lndisch
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d4 Pg8—f6 12.............. Pd7—b6
2. c2—c4 e7—e6 13. a2—a4 a7—a5
3. Pgl—f3 b7—b6 14. Lel—a3 Ta8—c8
4. g2—g3 Lc8—b7 15. Pc3—b5 -----
5. Lfl—g2 Lf8—e7 Met de voornaamste bedoe­
6. 0—0 0—0 ling, La3 nog een keer te dekken
7. b2—b3 ___ en aldus Tal mobiel te maken.
Dit geeft meer kans op leven­ Zonder deze voorbereiding
dig spel dan de gewone voort­ mocht de witte dametoren niet
zetting 7. Pc3, waarop 7.......... spelen, b.v. 15. Tel, c4 16. Le7:
Pe4 kan volgen. (gedwongen, maar nu komt
Lb7 gedekt te staan en zwart
7.............. d7—d5 kan een eventueel bc4: met dc4:
8. Pf3—e5 c7—c5 beantwoorden) 16.......... De7:
9. d4Xc5 b6Xc5 17. Pf4, Tfd8 en zwart staat
Op 9...........Lc5: volgt 10. goed.
Pc3 en de zwarte damepion 15.............. Pf6—e4
wordt geïsoleerd. Thans zou 15.......... c4 ten
10. c4xd5 e6xd5 gevolge hebben, dat zwart’s
damepion geïsoleerd werd.
De stelling belooft nu een
moeilijken strijd. Zwart heeft 16. Ddl—el -----
op c5 en d5 hangende pionnen, Bereidt Tdl met tempowinst
maar deze verzwakking van zijn voor. De opstelling der witte
pionnenstelling wordt gecom­ stukken is eenigszins romantiek,
penseerd door een voorsprong maar niet ongunstig.
in ontwikkeling en een over­ De tekstzet is gebaseerd op
wicht aan terrein. de veronderstelling, dat nu 16.
11. Pbl—c3 Pb8—d7 .... c4 niet gevaarlijk is voor
12. Pe5—d3 ___ wit, b.v. 17. Le7:, De7: 18.
Da5:, cd3: 19. ed3:, Pc5 20.
De ruil op d7 zou de ontwik­ Db6: (tot dezelfde stelling leidt
keling der zwarte stukken bevor­ 19. Db6:, Pc5 20. ed3:> 20.
deren. .... Tc6 21. Da5, Pb3: 22.
93
Tael, Dc5 23. Da7, Da7: 24. derheid op den damevleugel
Pa7:, Tc3 met gelijk spel. Als zeer gevaarlijk.
zwart 24.......... Ta6 speelt i.p.v. 20............... Pf6xd5
24...........Tc3, komt wit met 21. e2—e4 ....
25. Tbl in het voordeel.
16............... Pb6—d7 Stelling na 21. e2—e4.
17. Tal—dl ___ ZWART
Wit staat nu zeer goed ; reeds
dreigt de beslissing door 18.
Le4:, de4: 19. Pe5 (19..........
Lc6 20. Pa7). Hoewel zwart’s
moeilijkheden niet van beslis-
senden aard zijn, komt men toch
tot de conclusie, dat 16..........
c4 i.p.v. Pd7 beter, althans
eenvoudiger geweest was.
17.............. Pe4—d6
18. Pd3—f4 ___
Na 18. Pc3 krijgt zwart be­
vredigend tegenspel met 18.
----- c4 (19. Ld6:, Ld6: 20.
bc4:, Tc4:) echter niet 18. Van objectief standpunt beke­
.... d4 wegens 19. Pd5 met de ken was 21. Ld5:, Ld5: 22. e4
dreiging 19. Pe7:f benevens beter, b.v. 22...........Db6 23.
20. Da5: (b.v. 19.......... Ld5: Td5:, Db5: 24. Dc3 of De3
20. Ld5:, Pf6 21. Lc4, Pc4: 22. en wit zal spoedig de pionnen
bc4: en wit heeft den goeden a5 en c5 veroveren in ruil voor
looper). pion b3. Intusschen zou het
Minder goed was ook 18. materieele voordeel, dat wit
Pd6:, want na 18.......... Ld6: op deze wijze kon behalen, geen
kan wit zijn aanval op het vijan­ practische beteekenis hebben.
delijke centrum niet versterken. Er blijven immers slechts vier
tegen drie pionnen op één
18..................... Pd6xb5 vleugel over, en dat leidt tot
19. a4xb5 Pd7—f6 remise (vergelijk b.v. het eind­
20. Pf4xd5 ___ spel van de 15e partij).
De eenige mogelijkheid om De tekstzet biedt meer kans
het voordeel vast te houden. op complicaties, maar Aljechin
Na 20. Lb2, Db6 21. Lf6:, vindt in het vervolg steeds de
Lf6: 22. Pd5:, Ld5: 23. Ld5:, beste zetten, hetgeen ik van»
Db5: is zwart’s pionnenmeer­ mijzelf niet mag beweren.
94
21 , c5—c4! variant maakte ik echter een
De beste manier van afwik» grove fout.
kelen. Ongunstig voor zwart Wit kon hier gemakkelijk
zou zijn 21.......... Db6 22. ed5:, remise bereiken met 28. Te3,
Ld6 23. De2 enz. b.v. 28.......... a4 29. Te4, a3
30. Te3, Tb5: 31. d8D, Td8:
22. La3Xe7 Dd8Xe7 32. Td8:f, Kg7 33. Ta8, a2
23. e4xd5 De7Xel 34. Tb3: resp. 33..........b2 34.
24. TflXel c4xb3 Tel.
Na een reeks van gedwongen Het sterkste was echter 28.
zetten is een buitengewoon le­ Td4, waarna zwart voorzichtig
vendig eindspel ontstaan. Beide spelen moet om niet door ver­
partijen hebben opgerukte vrij­ lies van een pion in ernstig
pionnen, maar de witte — nadeel te komen, b.v. a) 28.
hoewel niet verbonden — zijn .... bil 29. Tbl enz. b) 28.
gevaarlijker, omdat ze beter ge­ ___ a4? 29. Ta4:, Tfd8 30.
steund kunnen worden door Tb4 enz. resp. 29.......... Tb5:
de eigen stukken; bovendien 30. Te8, Td5 31. Taa8 enz.
is de witte koning reeds gevrij­ c) 28.......... Tfd8 29. Te3, a4
waard tegen een mat op de 30. Ta4:, Td7: 31. Tb3: enz.
onderste rij. Zwart bereikt echter na 28.
Td4 remise met 28..........Kg7,
25. d5—<16 Lb7Xg2 b.v. 29. Te3, a4 30. Ta4:, Tb5:
26. KglXg2 Tc8—b8 31. Te8, Tb8 (31.......... Td5 ?
Het beste. Op 26...........a4 32. Taa8 !).
volgt 27. d7, Ta8 of Tb8 28. 28.......... Tb8xb5
Te3, waarna 28..........b2 wegens 29. Tel—e8 Tb5—d5
29. Ta3 tot pionverlies leidt. 30. TalXa5 Td5xd7
27. d6—d7 g7—g6 31. Te8xf8f Kg8xf8
32. Ta5—b5
De koning moet beslist een
vluchtveld hebben, anders kun­ Hier blijkt mijn hallucinatie :
nen de torens zich niet vrij ik had gedacht, dat pion b3
bewegen. nu niet te dekken was, omdat
ik meende, dat de zwarte toren
28. Tdl—al ___ na de afwikkeling op de e-lijn
Een hallucinatie, waardoor de zou staan.
partij bijna verloren gaat. Ik Het nu volgende eindspel
zag geen winnende voortzetting kan wit nog net remise houden,
en wilde dus een duidelijke maar de juiste verdediging stelt
remisestelling forceeren. Bij het buitengewoon lastige proble­
doorrekenen der betreffende men.
95
32.......... Td7—d3 48. Tb2: en er is een theoreti­
33. Tb5—b7 Kf8—g7 sche remisestelling bereikt. Of
34. Tb7—b6 ___ 44. f3, Tg2 45. fg4:, hg4: 46.
Kf4, f5 47. h5f, Kh6 48. Kf5:,
Wit moet beletten, dat de
Tg3: 49. Kf4, Tg2 50. Ke3 en
vijandelijke koning zonder meer zwart kan niet winnen, omdat
naar buiten komt. zijn stukken te weinig bewe­
34.......... g6—g5 gingsvrijheid hebben. Op 44.
35. h2—h3 h7—h5 f3, f5 volgt 45. Tb6f en 46.
36. h3—h4 g5—g4 f4. Vergelijk te dien aanzien
37. Tb6—b5 Kg7—g6 de aanteekening bij den 44sten
38. Tb5—g5f Kg6—h6 zet van zwart.
39. Tg5—b5 f7—f6 42. Ke2—el ___
40. Kg2—fl Kh6—g6
Deze afwachtende zet is de
Stelling na 40.......... Kh6—g6. eenige goede voortzetting.
ZWART Na 42. Tb7, Kf5 43. Tb5f,
Ke4 44. Th5:, Kd4 of 42. Tb7,
Kf5 43. Te7, Tc3 44. Kd2,
Tc2f 45. Ke3, b2 46. Tb7, Ke5
moet zwart op den duur win­
nen, omdat zijn koning actief
meewerkt.
42.......... f6—f5
43. Tb5—bóf Kg6—f7
44. Tb6—h6 f5—f4
Daar de hoofdvariant, die
met 44..........Tc3 verder gaat,
slechts tot remise leidt, pro­
WIT beert zwart het met een voort­
zetting, welke op zichzelf min­
De afgebroken stelling. der gevaarlijk is, maar waarbij
Wit sloot nu zijn zet in. het moment van verrassing nog
practische kansen kan bieden.
41. Kfl—e2 Td3—f3 Er dreigde 45. Th5: (45..........
Op 41...........Tc3 volgt 42. b2 46. Th7f en 47. Tb7). De
Kd2, Tc2f 43. Ke3, b2 44. f3 hoofdvariant gaat verder met
of f4 met soortgelijke conse­ 44.......... Tc3, waarna 45. Th5: ?
quenties als de tekstzet, b.v. op 45.......... Tclf en 46............
44. f3, Tg2 45. fg4:, Tg3:f 46. b2 faalt. Er kan volgen:
Kf4, Tg4:f 47. Kf3 benevens 44. .... Tc3 45. Kd2 (na
96
45. Tb6, Ke7 wint zwart het 48. Kd2—e3 b3—b2
beslissende tempo) 45........... 49. Ke3—f4 Tc2—c4t
Tc2f 46. Ke3, b2 47. Tb6, 50. Kf4—e3 -----
Ke7 48. f4 ! (na 48. f3 ?, Kd7 ! Niet 50. Kf5 ? wegens 50.
49. fg4:, fg4: is wit verloren) ... Tc5f.
48........... Kd7 (na 48..............
gf3: e.p. 49. Kf3: bereikt wit 50.......... Tc4—c2
remise, omdat zijn koning vol­
doende aanvalspunten vindt) Stelling na 50.......... Tc4—c2.
49. Kd3, Tg2 50. Kd4, Kc7 51. ZWART
Tb3, Kc6 52. Tb8 ! (52. Ke5 ?,
Td2 ! en zwart wint) 52..........
Tc2 53. Kd3 !, Tg2 54. Kd4,
Tg3: (de laatste kans) 55. Tb2:,
Th3 56. Ke5 (Hier blijkt de
beteekenis van f4; wit krijgt
een vrijpion.) 56...........Th4:
57. Tg2 ! (tegen 57...........g3
gericht) 57.......... Th3 58. Kf5:,
g3 59. Kg5, h4 60. f5, Th2
61. Tgl, Kd7 62. f6, Ke8 63.
Kg6, Tf2 64. Kg5 !, Th2 65.
Kg6 en remise door herhaling
van zetten. Op 65........... g2
volgt 66. f71, Kf8 67. Tel
en zwart moet zijn g-pion
offeren. Remise.
Een zeer belangwekkend en
ingewikkeld eindspel. Dit is mijn laatste en mis­
Na den tekstzet gaat alles schien wel mijn grootste fout
veel eenvoudiger. in deze partij. Met 51. Tb6 !
kon ik een pion winnen, omdat
45. Th6xh5 Tf3—c3 mijn koning zoo noodig naar
46. Th5—b5 f4—f3 f5 kon gaan. Er zou kunnen
volgen 51. .... Te2f 52. Kf4,
Hierna had zwart eigenlijk Tf2: 53. Kg4:, Ke7 54. Kf4,
in moeilijkheden moeten ko­ Kd7 55. Ke3, Kc7 56. Tb4,
men. Juist was 46.......... fg3: Tc2 57. Kf3:. Het is niet
47. fg3:, Tg3: 48. Kf2, Tf3f buitengesloten, dat zwart remise
49. Kg2 met remise. kan bereiken, maar in ieder
geval had ik deze variant moeten
47. Kei—d2 Tc3—c2f probeeren.
Schaken 7 97
VIER EN TWINTIGSTE PARTIJ
GESPEELD OP 2 DECEMBER 1937 TE ROTTERDAM
Damegambiet
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. Pgl—f3 d7—d.5 10. Lel—d2 Lb4xd2f
2. c2—c4 e7—e6 11. KelXd2 Ke8—e7
Het probleem „2........... d4” Maar de verontachtzaming
is nog geenszins opgelost, daar van de ontwikkeling der stukken
na 3. e3, Pc6 4. ed4:, Pd4: op den damevleugel zijn van
5. Pd4:, Dd4: 6. Pc3 zwart in nu af aan de oorzaak van alle
plaats van 6......... Pf6 (zie moeilijkheden. Aangewezen was
22ste partij) beter 6......... Lg4 11...........Ld7 12. Lg2, Pc6
kan spelen (Fine—Flohr, Has- 13. Pc6:, Lc6: 14. Lc6:, bc6:
tings 1938). 15. Tacl, 0—0—Of 16. Ke3,
3. d2—d4 Pg8—f6 Kc7 enz. met een gemakkelijk
4. Pbl—c3 c7—c5 te verdedigen toreneindspel.
5. c4xd5 Pf6xd5 12. Lfl—g2 Th8—d8
6. g2—g3 .... 13. Kd2.—e3 Pb8—a6
Een onschuldige afwijking Feitelijk gedwongen, aange­
van het gebruikelijke 6. e4 zien het veld c7 bescherming
(zie 18de partij). In beide ge­ noodig heeft. Maar het paard
vallen heeft zwart slechts zeer op a6 komt niet alleen buiten
geringe moeilijkheden met zijn spel, maar wordt ook, zooals
ontwikkeling. het vervolg leert, op gevaarlijke
6. c5xd4 wijze blootgesteld. Het volgende
deel van de partij, dat eindigt
Ook goed genoeg is 6.......... in een gewonnen toreneindspel,
Pc6 7. Lg2, Pd4: 8. Pd4:, Pc3: is, hoewel gemakkelijk te begrij­
9. bc3:, cd4: 10. Dd4:, Dd4: pen, toch tamelijk leerzaam.
11. cd4:, Ld6 12. a4, Tb8 met
gelijk spel, zooals geschiedde in 14. Tal—cl Ta8—b8
de laatste van de na de match 15. a2—a3 ....
geregelde exhibitie-partijen. Nutteloos zou zijn 15. Pb5
7. Pc3xd5 Dd8xd5 wegens 15.......... Ld7(16. Pa7:?,
8. DdlXd4 Dd5xd4 Ta8).
9. Pf3xd4 Lf8—b4f 15.......... Lc8—d7
Er is niets in te brengen tegen Dreigend 16...................... e5,het­
dit schaak en den daarop vol­ geen wit door zijn volgenden
genden ruil. zet verhindert.
98
16. f2—f4 f7—f6 met aanzienlijk voordeel voor
Deze zet is naar mijn meening wit.
zonder veel reden afgekeurd, 20. f5Xe6 Pc7Xe6
daar zwart niet in staat is op 21. Pd4Xe6 Ke7Xe6
den duur materieel nadeel te 22. Le4xh7 ....
vermijden. Als b.v. 16.......... Aldus heeft wit materieel
Le8 (aanbevolen door de cri­ voordeel bereikt, maar zijn po-
tici), dan 17. b4, Td7 18. Pb5, sitioneele voorsprong is ver­
Ta8 19. Tc3 gevolgd door 20. dwenen en zwart slaagt er zelfs
Thcl en 21. Tc8 of 21. Pc7. in eenigen druk op de e-Ujn uit
In het werkelijke partijverloop te oefenen.
heeft zwart, zijn pion minus ten 22. f6—f5
spijt, nog eenigen kansen op 23. Tel—c5 -----
remise. De voorkeur gevend aan ruil
17. Lg2—e4 ! ----- der loopers op d5.
Een sterke zet: wit valt niet 23.......... g7—g6
alleen den pion op h.7 aan, 24. Lh7 -g8f Ke6—f6
maar dreigt ook in sommige 25. Thl—cl Td7—e7f
varianten Ld3 en (hetgeen het 26. Ke3—f2 Le8—c6
belangrijkste is) verhindert 17. 27. Lg8—d5 Tb8—e8
.... e5 wegens 18. fe5:, fe5: 28. Tel—el -----
19. Pf3 enz. met winst van Ongetwijfeld het beste, daar
een pion. 28. Tlc2, La4 29. Td2, b6
17.......... Ld7—e8 30. Tc3, Td8 tot een onaange­
Verhindert 18. Lh7:, omdat name binding geleid zou hebben.
het antwoord 18.......... g6 — 28.......... Lc6xd5
met de dreigingen Lf7 gevolgd 29. Tc5xd5 g6—g5
door Th8 en Tbc8 gevolgd 30. Td5—dóf Kf6—e5 ?
door Pc7 — zwart in dat geval Na dit desperaat oprukken
voldoende kansen zou geven. wordt de partij spoedig kans­
Maar met zijn twee volgende loos. De natuurlijke loop was
zetten slaagt wit er in profijt 30..........Kf7 31. h4, gh4: 32.
te trekken van de zwakte van gh4:, Th8 33. Td4 en wit zou
het punt e6. nog eenige moeilijkheden moe­
18. b2—b4 Td8—d7 ten overwinnen om de winst
19. f4—f5! Pa6—c7 te forceeren.
Naar verhouding beter dan 31. Tel—dl g5—g4
19...........e5 20. Pe6 of 19. Ook 31..........Te6 zou reeds
----- ef5: 20. Lf5:, Td5 21. kansloos zijn : 32. Td7, T8e7
Lh7: enz., in beide gevallen 33. h4 enz.
99
32. Tdl—d5f Ke5—e4 Of 34...........f4f 35. Kd3 !
33. Td5—d4f Ke4—e5 nog steeds met matdreiging.
Stelling na 33...........Ke4—e5. 35. Td4—d5f Ke5—f6f
36. Ke3—f4 Kf6—g6
ZWART 37. Td6Xe6f Te8Xe6
38. Td5—e5 Te6—a6
Indien 38.......... Tf6dan39.
e4, fe4:f 40. Kg4:, Tf2 41.
h4 met gemakkelijke winst.
39. Te5xf5 Ta6Xa3
40. Tf5—b5 ___
Dadelijk 40. Kg4: zou waar­
schijnlijk ook winnen, maar de
tekstvoortzetting is de nauw­
keurigste.
40.......... b7—b6
41. Kf4Xg4
WIT
Dit was de afgegeven zet,
34. Kf2—e3 ___ dien ik onmiddellijk aan mijn
Mogelijk was ook 34. e4, het­ tegenstander mededeelde. In-
geen tot de winst van een twee­ dien thans 41.......... Te3 dan
den pion zou leiden, maar toch 42. Tg5f, Kh6 43. b5 (de
een langeren weerstand had pointe van den 40en zet),Te2:
toegelaten dan in de werkelijke 44. h4, waarna er geen vecht-
partij en wel na 34.......... kansen voor zwart zouden over­
Tc8! 35. T6d5f, Ke6 36. ef5:f, blijven.
Kf6 enz. De gekozen weg is Dr. Euwe gaf de partij den
eenvoudig genoeg. volgenden dag zonder verder
34.......... Te7—e6 spelen op.

100
VIJF EN TWINTIGSTE PARTIJ
GESPEELD OP 4 EN 7 DECEMBER 1937 TE ’s-GRAVENHAGE
Nimzo-Indisch
WIT : EU WE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d4 Pg8—f6 7.......... e6xd5
2. c2—c4 e7—e6 8. Pe2—g3
3. Pbl—c3 Lf8—b4 Rubinstein placht hier 8.
4. e2—e3 0—0 Pf4 te spelen, klaarblijkelijk om
5. Pgl—e2 ----- zwart’s volgenden zet te ver­
Dit is een van de minst hinderen, waarna deze geen
gelukkige vindingen van den openingsmoeilijkheden meer
grooten openingen-artist Rubin- heeft te overwinnen.
stein. Het zwakke punt is, dat 8.......... c7 —c5
het paard niet veel toekomst 9. d4Xc5 ....
zal blijken te hebben, noch op
f4 noch op g3, zoodat zwart, Dit bereidt reeds de fout bij
door het doen van de een­ den volgenden zet voor. Daar
voudigste zetten een klein voor­ wit voor den zet c5—c4 geen
deel in de ontwikkeling ver­ vrees behoefde te hebben, ware
krijgt. Te verkiezen is daarom de logische voortzetting 9. Ld3,
eerst 5. Ld3 en indien 5.......... Pc6 10. dc5: Lc5: 11. 0—0 enz.
b6 dan 6. Pge2 (of zelfs 6. met gelijk spel.
Df3) ; indien 5.......... d5 dan 9.......... Le7Xc5
6. Pf3 enz. met tamelijk goede 10. b2—b4 ....
vooruitzichten.
Klaarblijkelijk ziet wit het
5.......... d7—d5 nu volgende antwoord over
6. a2—a3 Lb4—e7 het hoofd, anders had hij wel
7. c4xd5 .... 10. Ld3 gespeeld.
Aangezien wit voornemens (Zie diagram op blz. 102).
was Pg3 te spelen, zou hij beter
gedaan hebben dezen ruil uit 10.......... d5—d4 !
te stellen. Inderdaad zou na De pointe van dezen belang-
7. Pg3, c5 8. dc5:, Lc5: 9. wekkenden zet is, dat wit hem
b4 de zet 9...........d4 slecht niet goed beantwoorden kan
zjjn wegens 10. Pce4 en indien met 11. Pa4 op grond van 11.
10.......... Lb6 dan 11. c5 enz. .... de3:12. Dd8: (P of bc5: ?,
Bijgevolg ware zwart genood­ ef2:f 13. Ke2, Lg4f en wint),
zaakt zijn ontwikkelingsplan te ef2:f 13. Ke2, Lg4f, den koning
veranderen. dwingend zich naar de d-lijn te
101
Stelling na 10. b2—b4. Pd5 14. e4, Pb4! enz., met
ZWART
winst van de kwaliteit.
13.......... Lc8—d7
De dreiging 14..........La4 is
thans moeilijk te pareeren. In-
dien b.v. 14. Lc4, dan 14..........
La4 15. Lb3, Lb5 en indien 14.
Tb4 (dat van vele zijden in over­
weging werd gegeven) dan
14...........Paó 15. La6:, Da6:
16. e4, Tfe8 en wit kan noch
rocheeren, noch den lastigen
indringer, den pion op c3,
nemen wegens .... Pd5. Wit’s
besluit de kwaliteit voor een
pion te geven, om eindelijk de
ontwikkeling zijner stukken te
begeven, waarna de dame met voltooien, schijnt daarom niet
schaak genomen zou worden onverstandig.
en aldus Lc5 gered zou zijn. En
aangezien 11. Pce4, Pe4:12. Pe4:, 14. Tbl—b3 Ld7—a4
Lb6 enz. ook voordeelig voor 15. Dc2Xc3 Da5—d8 !
zwart geweest zou zijn, is de De pointe van den 13en zet.
volgende zet van wit naar ver­ Niettegenstaande het materieele
houding de beste. voordeel blijkt het echter geens­
11. b4Xc5 d4Xc3 zins gemakkelijk voor zwart de
12. Ddl—c2 ___ overwinning af te dwingen. Het
volgende gedeelte van de partij
Wit is stellig in een te opti­ is in hoofdzaak uit tactisch
mistische stemming en onder­ oogpunt leerzaam.
schat de dreigingen van zwart.
16. Lfl—c4 Pb8—a6 !
Anders zou hij wel getracht
hebben tot vereenvoudiging te In stede hiervan had 16.
komen door 12. Dd8:, Td8: ___ Lb3: 17. Db3:, Paó 18.
13. Pe2, Pe4 14. f3, Pc5: 15. Db7:, Pc5: 19. Db5 wit veroor­
Pc3:, Pc6 met bijna gelijk spel loofd zijn twee loopers te
voor wit. behouden.
12.......... Dd8—a5 17. Lc4Xa6 b7Xa6
13. Tal—bl ___ En niet 17...........Lb3: 18.
Nu zou 13. Pe2 reeds niet Ld3 enz. met meer tegenkansen
voldoende zijn wegens 13.......... dan in de partij.
102
18. O—O La4xb3 Of 25. Dg3, Ph5 26. Dg5,
19. Dc3xb3 Ta8—b8 Kh8! enz. met gemakkelijke
verdediging. Thans echter dreigt
De b-lijn zal spoedig een wit door 26. Dg5 de zwarte
zeer belangrijke factor blijken. dame te winnen.
Na het meer voor de hand
liggende 19..........Dd5 zou wit 25.......... Pf6Xe4
door het spelen van 20. Dd5:,
Pd5: 21. e4 enz. nog eenige Men zou denken, dat na de
kansen op redding hebben. verovering van dezen belang­
rijken pion het gevecht spoedig
20. Db3—c2 Dd8—d5 beslist zou zijn, maar wit
21. e3—e4 Dd5—b3 slaagt er in telkens nieuwe
22. Dc2—e2 ----- aanvalszetten te vinden.
Nu integendeel zou het eind­
spel na 22. Db3:, Tb3: geheel 26. h2—h4 Tf8—e8
hopeloos zijn door de zwakte Niet overtuigend genoeg zou
van den witten pion op a3. zijn 26.......... Pf2: wegens 27.
22.......... Db3—b5 ! Kh2!
23. De2—f3 ----- 27. Tfl—el Dc5—c3
Naar verhouding beter dan 28. Tel—dl -----
23. De3, Pd7 enz. Indien Met de dreiging 29. De4:
wit de dames op het bord
wenscht te houden, moet hij 28.......... Pe4—d2 !
afstand doen van zijn c-pion.
Dwingt tot verdere ver­
23.......... Db5Xc5 eenvoudiging. Maar de hoofd­
24. Pg3—f5? ----- vijand — het paard op f5 —
Maar hier had 24. Lf4, ten­ blijft nog een tijdlang op het
einde de nu volgende binding te bord.
vermijden, een eenigszins betere 29. Tdlxd2 TblXclf
vechtkans gegeven. Het juiste
antwoord voor zwart zou zijn Een opmerkelijke manier, om
24...........Tbe8 en indien 25. de partij nog te vergooien zou
e5 (25. Tel, Db5! 26. Ld6, hier zijn 29.......... Dcl:f 30.
Tc8 enz.) dan 25...........Pd7 Kh2, Tb2 ? 31. De5 ! enz.
26. Pe4, Dc2 27. Tel, Db2
enz., met behoud van het ma- 30. Kgl—h2 Dc3—c7
terieele voordeel. 31. Td2—d6 Tel—c5
24.......... Tb8—bl Natuurlijk niet 31..........Tdl?
25. Df3—f4 ----- wegens 32. Dg4 of Dg3.
103
Stelling na 31...........Tel—c5. 33. g3—g4 -----
ZWART Een droeve noodzaak.
33.......... f7—f6
34. Kh2—h3 h7—h5
Het begin van den beslis­
senden tegenaanval.
35. Df4—d2 h5xg4f
36. Kh3Xg4 Dc7—f7
37. h4—h5 Tc5xf5 !
Eindelijk kan het meest ge­
hate paard van de match van
het bord verwijderd worden
met beslissend gevolg, aangezien
zwart, afgezien van de twee
WIT plus-pionnen, snel een beslis­
32. g2—g3 ! senden aanval verkrijgt. Het
was ' een opwindend gevecht!
. Een zeer vernuftig idee, een 38. Kg4xf5 Df7xh5f
beter lot waardig. Indien zwart 39. Kf5—f4 Dh5—h4f
zijn dreiging (32.............. Tf5:) 40. Kf4—f3 ___
uitvoert, is hij na 33. Te6! !
verplicht — wil hij op winst Op 40. Kf5 volgt mat in
spelen — zijn dame voor vier zetten : 40.......... g6f 41.
twee stukken op te geven: Ke6 (Kg6:, Dh7 mat), De4f
33.......... feó: 34. Dc7:, Tf2:f 42. Kd7, Db7f 43. Ke6, Df7
35. Kh3, h5, waarna wit in mat.
staat zou zijn krachtigen weer­ 40^ .... Dh4—h3f
stand te bieden. 41. Kf3—e4 ___
32.......... Te8—f8 ! Of 41. Kf4, Te8 met de
doodelijke matdreiging op g5.
Maar dit eenvoudige ant­
woord maakt een einde aan 41.......... Tf8—e8f
de laatste hoop op redding. 42. Ke4—d5 Dh3—b3f
Hetgeen nu volgt, is practisch 43. Kd5—d4 Db3Xa3
het slot. Wit geeft het op.

104
ZES EN TWINTIGSTE PARTIJ
(eerste exhibitie-partij)
GESPEELD OP 8 DECEMBER TE ’s-GRAVENHAGE
Slavisch Damegambiet
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. Pgl—£3 d7—d5 damelooper nu op g6 staat,
2. c2—c4 c7—c6 kan wit desnoods met Pg6:
3. d2—d.4 ' Pg8—f6 voortzetten en zich zoodoende
4. Pbl—c3 d5Xc4 het looperpaar verschaffen.
5. a2—a4 Lc8—f5 11. Pe4Xc3'
6. e2—e3 e7—e6 Gedwongen.
7. LflXc4 Lf8—b4
8. 0—0 0—0
12. b2Xc3 Lb4Xc3
9. Ddl—e2 Pf6—e4 Ook deze ruil is practisch
10. g2—g4 gedwongen, daar wit anders, om
zoo te zeggen gratis, een uit­
Het eerst door Samisch ge­ stekende stelling verkrijgt.
speeld in zijn partij tegen Alje-
chin van den Duitschen vier­ 13. Pe5Xg6 h7Xg6
kamp 1937. Samisch wist daar Niet 13..........Lal: ? wegens
een zeer gunstige stelling te 14. Pf8:, Df8: 15. Dd3 !, Db4
verkrijgen. 16. La3, Dc3 17. Tel !, Dd3:
Wat betreft 10. Ld3 zie de 18. Ld3: en de zwarte looper
17e partij. gaat verloren.
10.......... Lf5—g6 14. Tal—bl ....
Het beste antwoord. Na 10. Een andere sterke voortzet­
___ Pc3: 11. bc3:, Lc3: 12. ting is 14. Ta3, Lb4 15. Tb3 ;
Ta3, Lb4 13. Tb3 verliest zwart er bestaat dan kans, dat de
een stuk en de voortzetting witte dametoren later na e3—e4
13...........Lg4: 14. Tb4:, Df6 via h3 op zeer gevaarlijke wijze
15. Kg2, Dg6 is niet voldoende ingrijpt.
wegens 16. Ddl !. 14. Dd8—e7
15. f2—f4 c6—c5
11. Pf3—e5 -----
Zwart offert den pion terug
De pointe van 10. g4. Wit en verkrijgt daardoor een be­
offert een pion om aanval te vredigende stelling.
verkrijgen. De opmarsch van 16. d4Xc5 Pb8—c6
den g-pion, waardoor de witte
rochade-stelling verzwakt wordt, Op 16............Dc5: volgt
is alleen op deze wijze te natuurlijk 17. Tb7:.
rechtvaardigen. Daar de zwarte 17. Lel—a3 a7—a5
105
Aldus verschaft zwart zijn Stelling na 25.......... Ta8—d8.
lichte stukken het belangrijke ZWART
veld b4. De partijen staan
gelijk, wit kan het looperpaar
niet handhaven.
18. Tbl—cl ___
Met het oog op zwart’s vol­
genden zet moet wit voor dek­
king van pion c5 zorg dragen.
18.......... Lc3—b4
19. La3xb4 a5xb4
Dit is sterker dan het slaan
met het paard ; de zwarte dame-
toren komt als het ware auto­
matisch in actie en bovendien
heeft zwart een vrijpion.
20. Lc4—b5 Tf8—d8 heeft wegens 27. c6, b.v. 27.
___ Ta4: 28. c7, ef4: 29. Dd5,
21. Tfl—dl Td8xdlf
Dg4f 30. Khl of 28..........Ta8
22. De2xdl ....
29. Da8: in beide gevallen met
Pion c5 moest gedekt blijven. winst voor wit.
22.......... e6—e5 26. Dc6-—g2 e5xf4
Zwart gaat een pion offeren 27. e3xf4 Dh4—e7
om aanval te verkrijgen, maar Dreigt 28...........De3f. Zwart
deze actie leidt spoedig tot een brengt zijn dame met tempo­
remisestelling. Sterker was 22. winst naar den anderen vleugel.
.... Td8 om pas na een zet 28. Dg2—f3 De7—a7
van de witte dame met 23. 29. Df3—e3 -----
.... e5 voort te zetten. Andere voortzettingen zijn
23. Ddl—dó De7—h4 zeer riskant met het oog op
Na ruil der dames zou wit de verzwakking van de witte
er het beste voor staan. koningsstelling. Wit geeft daar­
24. Lb5Xcó b7Xcó om den pion terug en forceert
25. DdóXcó Ta8—d8 aldus remise.
(Zie diagram). 29.......... Da7Xa4
Met de dreiging 26........... 30. c5—c6 Da4—a3 !
Td2. Minder goed zou zijn 25. Remise.
.... Dg4:f, want na 26. Dg2 Na ruil der dames verovert
mag zwart de dames niet ruilen, wit den zwarten a-pion voor
terwijl 26.......... Dc8 bezwaren zijn eigen c-pion.
106
ZEVEN EN TWINTIGSTE PARTIJ
(tweede exhibitie-partij)
GESPEELD OP 9 DECEMBER 1937 TE AMSTERDAM
NimzO'Indisch
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d4 Pg8—f6 Stelling na 11. c4—c5 1
2. c2—c4 e7—e6 ZWART
3. Pbl—c3 Lf8—M
4. Pgl—f3 b7—b6
Het logische antwoord ; daar
wit geen f3 meer kan spelen,
versterkt zwart den druk op e4*
5. Lel—g5 h7—h6
6. Lg5xf6 ....
Na 6. Lh4 was het mijn
bedoeling 6.........Lb7 te spelen
en daarna 7. Tel of 7. Dc2,
met 7.........c5 te beantwoorden.
6.......... Lb4Xc3f
7. b2Xc3 Dd8xf6
8. e2—e4 Lc8—b7 Verhindert 13........... dc5:
9. Lfl—d3 ___ I hetgeen thans beantwoord zou
Na 9. e5, Df4 staat zwart worden met 14. Pe5:, cd4: 15.
iets beter. cd4:, Td4: 16. Dc7: en wit
staat beter.
9. d7—d6
10. 0—0 e6—e5 13. Pb8—d7
11. c4—c5 ! .... 14. c5xd6 c7xd6
15. a2—a4 ....
(Zie diagram).
Wit moet dreigingen schep­
Met dezen sterken zet gelukt pen, voordat zwart van de open
het wit de kansen gelijk te c-lijn profiteert.
maken, daar zwart nu niet goed
11............ bc5: kan spelen 15. Ta8—c8
wegens 12. Da4f met betere 16. a4—a5 d6—d5 !
stelling voor wit. Een zeer overtuigende weg
11. 0—0 naar remise. De stellingen zijn
12. Tal—bl Tf8—d8 trouwens zoodanig in even­
13. Ddl—c2 ___ wicht, dat zwart moeilijk ver-
107
wachten kan meer te bereiken. 23. Tfl—el ....
(Zie diagram).
17. a5xb6 a7xb6
18. e4xd5 ___ De stellingen, die uit 23. f4
voortvloeien, zijn voor beide
Na 18. de5:, Pe5: 19. Pe5:, partijen zeer gevaarlijk.
De5: komt zwart in het voor­ 23. .... Tc8—a8
deel, daar 20. ed5: ? Dd5: een 24. Tbl—b2 Td7—a7
stuk kost. 25. Pd4—c2 Ta7—a2
18........... e5xd4 26. Pc2—e3 ___
Na 26. Ta2:, Ta2: 27. Dd5:,
en niet 18.......... Ld5: wegens Tc2: 28. Dd4, Dd4: 29. cd4:,
19. Le4 ! Td2 gaat een pion verloren.
19. Pf3xd4 Lb7Xd5 26........... Ta2xb2
20. Ld3—f5 g7—gó 27. Dd2xb2 Ld5—e6
21. Lf5xd7 Td8xd7 28. Tel—al
22. Dc2—d2 Kg8—h7 Remise.

Stelling na 23. Tfl—el.


ZWART

108
ACHT EN TWINTIGSTE PARTIJ
(DERDE EXHIBITIE-PARTIJ)

GESPEELD OP 12 DECEMBER 1937 TE AMSTERDAM


Slavisch damegambiet (met verwisseling van zetten)
WIT : ALJECHIN ZWART : EU WE
1. Pgl—f3 d7—d5 11. 0—0 ---
2. c2—c4 c7—c6 Wit wil later den a-pion
3. e2—e3 Lc8—f5 naar voren spelen en daartoe
In verband met wit’s 5en zet is het noodzakelijk den toren
is dit, op zijn minst genomen, op al te laten staan.
een riskante manoeuvre; veel 11.......... Lf8—dó
veiliger was eerst 3.......... Pf6 12. Tfl—cl Dc7—bó
geweest. 13. Db3—c2 Ta8—c8
4. c4xd5 c6xd5 14. a2—a4 ! ....
5. Ddl—b3 Dd8—c7
6. Lfl—b5f ___ Stelling na 14. a2—a4 !
ZWART
Wit maakt geen gebruik van
de geboden kansen, waardoor
zwart nu weer gelijk spel
krijgt.. Correct was eerst 6. Pc3
en pas na 6..........e6 7. Lb5f,
Pc6 8. Da4 dreigend 9. Pd4,
met voordeel voor wit. De
damelooper zou in dat geval
na d3 en e4 in actie gebracht
worden.
6. .... Lf5—d7 !
7. Pbl—c3 e7—e6
8. Lb5xd7f Pb8xd7
9. d2—d4 -----
Na dezen zet blijven de witte
velden eenigszins zwak. In plaats 14.......... 0—0
van den tekstzet verdiende 9. d3 Incorrect ware 14..........Pe4
overweging, om na zorgvuldige wegens 15. a5, Dd8 16. Pe4:,
voorbereiding tot e4 te komen. Tc2: 17. Pdó:f, Ke7 18. Tc2:,
9.......... Pg8—f6 Kdó: 19. Lb4f en wint.
10. Lel—d2 a7—a6 15. a4—a5 Dbó—c7
Wit dreigde 11. Tel gevolgd 16. Dc2—bl . Dc7—b8
door Pb5. 17. h2—h3 ....
109
Een belangrijke zet, welke of de partij na het beste ant­
als voorbereiding tot b4 dient. woord, nl. 29.......... Td8 beslist
Onmiddellijk b4 zou niet goed remise had moeten worden is
zijn wegens 17.......... e5 ! 18. een andere kwestie. Wij hebben
de5:t Pe5: 19. Pe5:, Le5: drei­ hier een gecompliceerde mid-
gend zoowel Lh2:f als d4. denspel-positie met iets betere
kansen voor wit, die verschil­
17.......... Tc8—c6 lende plannen kan maken, zoo-
18. b2—b4 Tc6—c4 als b.v. 30. Tel om e4 voor
19. Pc3—a4 Tc4Xclf te bereiden of 30. La3 om tot
20. Ld2Xcl Pf6—e4 b5 te komen, en daarna Tbl
21. Pa4—c5 Ld6Xc5 te laten volgen.
22. d4Xc5 ___
30. Dd3xb5 a6xb5
Niet 22. bc5: wegens 22.
.... Pc3 gevolgd door Pb5 met Het eindspel is vrij gemak­
gelijk spel. Na den tekstzet kelijk gewonnen voor wit, voor­
verkrijgt wit niet slechts de al waar deze 31. e4 kiest
pionnenmeerderheid op den inplaats van het minder over­
damevleugel, maar bovenal een tuigende 31. f5, ef5: 32. Td5:,
vrije diagonaal voor zijn looper. Td8 !, waarmede zwart de partij
22.......... Pd7—e5 misschien nog zou kunnen red­
23. Pf3Xe5 Db8Xe5 den.
24. Lel—b2 De5—c7
31. e3—e4 ....
25. Dbl—d3 f7—f6
26. Tal—cl ___ Stelling na 31. e3—e4.
Dreigt 27. c6 en drijft zoo­ ZWART
doende de zwarte dame naar
een minder werkzaam veld.
26. Dc7—c6
27. f2—f3 Pe4—g5
28. Tel—dl Pg5—f7
29. f3'—f4
Om Pe5 te verhinderen en
tevens 30. f5 te dreigen.
29. Dc6—b5 ?
Ik ben het geheel met Dr.
Euwe eens, als hij dezen zet
als zelfmoord kwalificeert.Maar WIT
110
31. Tf8—d8 35. c5—c6 Pf7—d8
Eveneens hopeloos was : 31.
___ de4: 32. Td7, Pd8 33. Of 35...........bc6: 36. Lc5f,
Kf2, waarna de zwarte stukken Kg8 37. a6!, Pd8 38. a7,
geheel pat staan. gevolgd door Te7, Lb6 en wint.
32. e4xd5 e6xd5 36. Ld4—c5f Kf8—g8
33. Tdl—el Kg8—f8 37. Tel—e8f
Op 33........... d4, volgt na­
tuurlijk 34. Ld4:. Indien nu 37............Kf7,
34. Lb2—d4 Td8—a8 dan 38. cb7:, Tb8 39. Td8:,
gevolgd door a6 en wint.
Vanzelfsprekend niet 34.........
Te8 wegens ruil, gevolgd door
36. c6! Zwart geeft het op.

111
NEGEN EN TWINTIGSTE PARTIJ
(VIERDE EXHIBITïE-PARTIj)

GESPEELD OP 14 DECEMBER TE ROTTERDAM


Damegambiet
WIT : EUWE
ZWART : ALJECHIN
1. Pgl—f3 Pg8—f6 zwart’s pionnenstelling ver­
2. c2—c4 e7—e6 zwakt.
3. Pbl—c3 d7—d5
4. d2—d4 c7—c5 6.......... e6—e5
5. Lel—g5 .... 7. Pd4—f3
Naar aanleiding van de partij Vaak zette men hier met 7.
Pillsbury—Lasker, Cambridge Pdb5 voort. Deze zet is sterk,
Springs 1904, werd deze zet als zwart nu 7..........d4 speelt,
langen tijd als de sterkste voort­ waarop 8. Pd5 volgt, maar
zetting beschouwd. De practi- zwart heeft beter, t.w. 7..........
sche beteekenis daarvan was a6 !, en daarna is de situatie
echter gering, omdat de variant critiek voor wit, omdat 8.
weinig onderzocht en slechts Pd5: 1 op 8..........ab5: 9. Pf6:f,
zelden gespeeld werd. Pas in de Df6: ! faalt.
laatste jaren is deze speelwijze 7.......... d5—d4
een beetje in de mode gekomen. 8. Pc3—d5 Pb8—c6
In hoeverre 5. Lg5 de voorkeur
De verschillende bewerkers
verdient boven het meer ge­ van deze partij zijn er niet in
bruikelijke 5. cd5: kan op grond geslaagd precies aan te toonen,
van deze eene partij, waar 5. welke zet zwart feitelijk in
Lg5 tot een volledig succes ernstig nadeel heeft gebracht.
leidt, moeilijk vastgesteld wor­ Het spoor leidde naar de ope-
den. In ieder geval brengt deze ning, maar daar werd men het
partij echter een belangrijk pro­ bijster. Welnu, waarschijnlijk
bleem der openingstheorie op­ zit hem de kneep in den tekst­
nieuw te berde. zet. Wit immers komt nu dade­
5.......... c5xd4 lijk in de gelegenheid om zijn
6. Pf3xd4 ___ pionnenmeerderheid op den
Dit is waarschijnlijk beter damevleugel zeer effectief te
dan 6. Dd4:, waarop zwart gebruiken, zoodat Pc6 bloot
het best met 6............ Le7 komt te staan aan den aanval
voortzet. Van twijfelachtige door den witten b-pion. Sterker
waarde is 6...........Pc6 (i.p.v. dan de tekstzet was dan ook
6.......... Le7), omdat wit dan 8............Le7, ziehier eenige
7. Lf6: antwoordt en aldus varianten :
112
a) 8.......... Le7 9. Pe7:, De7: vleugel ernstig verzwakt; de
10. e4, Pc6 11. a3, a5 en daar dubbele f-pion kan immers
de opmarsch b4 verhinderd is, niet opgelost worden.
blijkt wit’s looperpaar vol­ 11. b2—b4 ! ------
doende gecompenseerd door
het zwarte overwicht in het Hiermee komt wit duidelijk
centrum. in het voordeel en het is niet
b) 8..........Le7 9. Lf6:, Lf6: al te moeilijk zijn stelling gelei­
10. b4. (Thans is deze opmarsch delijk te versterken. Zwart
minder goed, omdat wit nog maakt geen fouten en komt
niet e4 heeft gespeeld.) 10. toch in steeds ernstiger moei­
.... a5 11. a3, Le6 12. e4, lijkheden.
de3: e.p. ! (Bij de voortzetting 11.......... 0^-0
in de partij ging deze belangrijke 12. Lfl-—d3 a7—a5
ruil niet.) 13. Pf6:f (Gedwon­ 13. a2—a3 Lc8—e6
gen. 13. Pe3: ? faalt op 13. Met de dreiging 14...........
.... e4 14. Dd8:f, Ld8: ! en
ab4:, waarna 15. ab4: op 15.
13. fe3: op 13.......... Ld5: 14. .... Ld5: benevens 16...........
cd5:, e4 met verovering van Pb4: faalt, terwijl na 15. Pb4:
pion d5.) 13.........Df6: 14. wit’s pionnenmeerderheid op
fe3:, 0—0 en zwart staat zeer den damevleugel waardeloos
goed. Een aardige voortzetting
wordt.
zou ziin 15. Tbl, Td8 16. Del,
ab4: 17. ab4:, Pc6 18. b5, e4 14. Tal—bl a5xb4
19. bc6:,ef3: 20. cb7:, f2f 15. a3xb4 Lf6—e7
21. Ke2, Lg4 mat. Dit is een teeken, dat zwart
9. e2—e4 Lf8—e7 reeds om goede zetten verlegen
Als zwart en passant op e3 is en derhalve zijn heil zoekt
slaat, volgt 10. Pf6:f, gf6: 11. in tactische complicaties.
Dd8:f, Pd8: 12. Lf6: ten gun­ Met den tekstzet dreigt wel­
ste van wit. iswaar 16.......... Ld5: benevens
17.......... Pb4:, maar wit kan
10. Lg5xf6 ___ deze dreiging b.v. met 16. b5
Min of meer gedwongen (om­ pareeren, waarna hij pion e5
dat 10........... Pd5: dreigde), verovert.
maar tevens zeer sterk. 16. 0—0 ....
10. Le7Xf6 De beste manier om het
Zwart moet den nu volgen­ verkregen voordeel vast te hou­
den opmarsch van den witten den. Na 16. b5, Ld5: 17. cd5:,
b-pion toelaten, want na 10. Da5f 18. Kfl, Pb4 19. Pe5:
.... gf6: blijft zijn konings- stond wit eveneens goed, maar
Schaken 8 113
van practisch oogpunt bekeken T Stelling na 18. c4—c5.
was zijn taak veel moeilijker ZWART
geweest.
16........... f7—f6
Zwart ziet in, dat de afwik­
keling 16...........Ld5: 17. ed5:
(of ook cd5:) 17........... Pb4:
18. Pe5: zijn situatie niet ver­
betert. Hij dekt daarom pion
e5 en dreigt nu pion b4 te
veroveren.
17. Ddl—c2 ! ....
Zoodoende wordt pion b4
op indirecte wijze gedekt. Na
17.......... Ld5: 1 18. ed5:, Pb4:
volgt nl. 19. Lh7:f, Kh8 20. gende parade hebben tegen de
Df5 en wit krijgt door de dreiging 21. Ph4.
dubbele dreiging 21. Dh5 en
21. Dh3 een beslissenden aan­ 18........... Ta8—a3
val. 19. Ld3—c4 ____
Het is belangrijk voor wit, Niet 19. Tb3, waarna zwart
dat zijn b-pion op b4 gehand­ met 19...........Tb3: 20. Db3:,
haafd wordt; na een te vroeg f5! goede tegenkansen ver­
b4—b5 zou n.1. het verdere krijgt.
oprukken van den c-pion een
— misschien onoplosbaar — 19.___ f6—f5
probleem worden. Er is geen goede mogelijk­
17........... Kg8—h8 heid om iets te ondernemen,
maar afwachten kan zwart ook
Opnieuw met de dreiging niet, omdat dan wit’s meerder­
Ld5: enz., want wit kan nu heid op den damevleugel ge­
niet met schaak op h7 slaan. makkelijk tot haar recht moet
18. c4—c5 .... komen.
(Zie diagram). 20. Pd5xe7 Dd8Xe7
Ook wit blijft met hetzelfde 21. Lc4—d5 Ta3—c3
middel werken : indirecte be­ Na 21...........Ld5: 22. ed5:,
dreiging van pion h7. Na 18. e4 23. dc6:, ef3: 24. cb7: is
.... Ld5: 19. ed5:, Dd5: 20. de partij voor wit gewonnen,
Lh7: zou zwart geen bevredi- b.v. 24.......... Dg5 25. g3, Dg4
114
26. Khl en zwart’s aanval is Stelling na 32. c5—c6.
afgeslagen. ZWART

22. Dc2—d2 ___

Echter niet 22. Da2 wegens


22.......... fe4: !.

22. .... f5Xe4


23. Ld5Xe4 Le6—f5
24. Le4xf5 Tf8xf5
25. Tfl—el ! ___

Wit staat nu gewonnen, om­


dat hij behalve zijn voordeel op
den damevleugel ook nog uit­
stekende kansen in het centrum Aldus verschaft wit zich een
gekregen heeft. Er dreigt in de vrijpion en deze moet spoedig
eerste plaats snelle winst met tot verovering van een stuk
26. b5 gevolgd door 27. Pd4:. leiden.
Onder deze omstandigheden
is het te begrijpen, dat zwart 32. Tf5—f8
zijn toevlucht neemt tot het Of 32..........bc6: 33. b6, c5
volgende kwaliteitsoffer, dat 34. Ta7 enz.
echter niet voldoende blijkt te
zijn. 33. Dd2—b4 Tf8—e8
34. c6—c7 ....
25.......... Tc3xf3
26. g2xf3 Dreigt 35. De7:.
De7—h4
27. Tel—e4 Dh4—h3 34 Pe7—d5
.

28. Te4—g4 Dh3xf3 35. Db4—d6 ___


29. Tg4—g3 Df3—e4
30. Tbl—al Dit is sterker dan 35. Tel.
Na den tekstzet herovert zwart
de kwaliteit, maar de witte
Wit heeft zijn koningsstelling vrijpion kost tenslotte een vol­
beveiligd en gaat nu tot den len toren.
beslissenden aanval over.
35 Pd5—f4
.

30.......... h7—h6 36. Dd6—d8 ....


31. b4—b5 Pc6—e7 Iets nauwkeuriger was 36.
32. c5—c6 .... Dd7.
115
36. Pf4—e2f gedaan kon worden — niet
37. Kgl—fl Pe2Xg3f mogelijk geweest.
38. h2Xg3 De4—hlf
39. Kfl—e2 Dhl—h5f 40.......... Dh5—f7
41. Kd2—el
Of 39.......... De4f 40. Kd2
en wit wint. Dezen zet gaf wit af. Zwart
zette de partij niet meer voort,
40. Ke2—d2 ___ daar hij minstens een toren
Stond de witte D op d7, achter raakt, b.v. 41..........Tf8
dan was zwart’s volgende 42. Ta2 ! of 41.........Df8 42.
zet — de eenige, die nog Ta8 enz.

116
DERTIGSTE PARTIJ
(VIJFDE EXHIBITIE-PARTIJ)
GESPEELD OP 16 DECEMBER TE ROTTERDAM
Damegambiet
WIT : ALJECHIN ZWART : EU WE
1. Pgl—f3 d.7—d5 zet anders niet goed zou zijn
2. c2—c4 e7—e6 wegens Lf4.
3. d2—d4 Pg8—f6 12. a2—a4 ___
4. Pbl—c3 c7—c5
5. c4xd5 .... Om Ld6 te ruilen ; wit werkt
daarmee zwart’s ontwikkeling
Wat betreft 5. Lg5, zie de wel in de hand, maar dit heeft
29ste partij. onder degegeven omstandig'
5.......... Pf6xd5 heden geen groote beteekenis.
6. g2—g3 Pb8—c6 12.... Ta8—b8
Dit is nauwkeuriger dan 6. 13. Lel—a3 Ke8—e7
.... cd4:, zooals in de 24ste 14. La3Xd6f Ke7xd6
partij geschiedde. 15. Kei—d2 1x8—d7
7. Lfl—g2 Pc6xd4 16. Thl—cl Th8—c8
8. Pf3xd4 Pd5Xc3 17. TclXc8 ....
9. b2Xc3 c5xd4 Hier kwam a4—a5 zeer in
10. Ddl Xd4 aanmerking, maar de tekstzet
Op 10. cd4: volgt 10. .... is eveneens voldoende voor
Lb4f, waarna wit de rochade remise.
moet opgeven. 17. Tb8Xc8 !
10.......... Dd8xd4 Den geofferden pion krijgt
11. c3xd4 Lf8—d6 zwart dadelijk met goed spel
Evenals in de 24ste partij terug. *
ontstaat reeds na weinige zetten 18. Lg2 x b7 Tc8—c4
een eindspel, dat echter ditmaal 19. a4—a5 ? ....
voor zwart bevredigend staat. (Zie diagram op blz. 118).
De ontwikkeling der stukken Maar dit is nu werkelijk een
baart geen moeilijkheden en de echte fout, die dan ook tot
pionnenmeerderheid op den beslissend nadeel leidt.
damevleugel kan onder bepaalde Wit wil zijn tegenstander
omstandigheden een belangrijke geen vrijpion toestaan en geeft
rol spelen. daarom den d-pion i.p.v. den
Met den tekstzet bereidt a-pion. Spoedig blijkt echter,
zwart o.m. Tb8 voor, welke dat de a-pion in ieder geval
117
Stelling na 19. a4—a5 ? 25. e2—e3 ___
ZWART Op 25. Ta3, om 25...........
Tb3+ te beletten, volet 25. ....
Tc4f 26. Kd3, Lc2f 27. Kd2,
Kb4.
25.......... Tb4—b3f
26. Kc3—d2 La4—b5
27. Lb7—e4 Lb5—c4 !
Thans kan wit niet meer aan
pionverlies ontkomen. Er dreigt
28 .........f5 en bovendien 28.
.... Tb6 of 28..............Te3:.
Zwart zou daarna gemakkelijk
winnen, omdat hij niet alleen
een pluspion heeft, maar ook
een groot overwicht in terrein.
onhoudbaar is, zoodat de tekst­ Vandaar dat wit alles op
zet op den duur tot pionverlies één kaart zet.
moet leiden.
Aangewezen was 19. Kd3, 28. Le4xh7 ....
Ta4: 20. Ta4:, La4: 21. Kc4. Een stukoffer, want het is
Zwart had dan het kleine voor­ duidelijk, dat de witte looper
deel van den versten vrijpion, na de volgende insluiting ver­
maar dit was zeer waarschijnlijk loren moet gaan. Wit hoopt
niet voldoende geweest voor echter, voldoende compensatie
de winst. aan pionnen te krijgen.
19.......... Tc4xd4f 28. .... g7—g6
20. Kd2—c3 Kd6—c5 29. Kd2—c2 ___
Dank zij de groote terrein- (Zie diagram op blz. 119).
vrijheid, waarover zwart be­ Op 29. Lg8 volgt eenvoudig
schikt, is de verovering van 29 ........ Tb8 30. Ta5f, Kb4
den witten a-pion slechts een met stukwinst. Ook 29. h4
kwestie van tijd. baat niet wegens 29.......... Td3f
21. a5—a6 30. Kc2, Td8 ; nu is 31. Tb2
Ld7—b5
22. Tal—a2 nutteloos wegens 31..........Th8,
Td4—c4f
23. Kc3—b3 terwijl 31. Ta5f, Kb4 32. Tg5
Tc4—b4f
24. Kb3—c3 slechts tengevolge heeft, dat
Lb5—a4
de witte koning in een matnet
Leidt tot verdere terrein­ geraakt: 32........... Lb3f 33.
winst. Kb2, f5 ! enz.
118
Stelling na 29. Kd2—c2. 32. Tb7—c7f Kc5—b5
33. Kc2—c3 ....
ZWART
Volkomen kansloos is ook
33. Ta7:, Kb6 enz.
33.......... Th7xh2 !
De kortste weg. Na 34. Tc4:,
Tf2: verovert zwart ook nog
den a-pion en wint dan gemak­
kelijk op grond van zijn mate­
rieel overwicht.
34. Tc7xf7 Lc4—d5
35. Tf7Xa7 Th2xf2
36. Ta7—g7 Tf2—f3
37. Tg7xg6 Tf3Xe3f
WIT 38. Kc3—d4 Te3—e4f
29.......... Tb3—b8 39. Kd4—d3 Kb5Xa6
30. Ta2—b2 Tb8—h8 40. g3—g4 Ka6—b5
31. Tb2—b7 Th8xh7 Wit gaf het op.

119
INHOUD
Pag.
EERSTE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd door Dr. M. Euwe..................... 1
TWEEDE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd, door Dr. A. Aljechin ... 5
DERDE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd door Dr. M.. Euwe..................... 9
VIERDE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ... i5
VIJFDE PARTIJ : Aangenomen damegambiet
Geanalyseerd door Dr. 2VL. Euwe .... 18
ZESDE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin . . 22
ZEVENDE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ... 25
ACHTSTE PARTIJ : Nimzowitsch-verdediging
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ... 28
NEGENDE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd door Dr. M.. Euwe .... 3i
TIENDE PARTIJ : Nimzo-Indiscb
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ... 34
ELFDE PARTIJ : Damegambiet
Geanalyseerd door Dr. M. Euwe .... 3j
TWAALFDE PARTIJ : Nimzo-Indiscb
Geanalyseerd door Dr. M. Euwe.....................40
DERTIENDE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd door Dr. M. Euwe .... 43
VEERTIENDE PARTIJ : Catalaansche opening
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ... 5o
VIJFTIENDE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd door Dr. M. Euwe .... 55
ZESTIENDE PARTIJ : Catalaansche opening
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ... 60
ZEVENTIENDE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd door Dr. M. Euwe .... 64
ACHTTIENDE PARTIJ : Damegambiet
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin . . 67
NEGENTIENDE PARTIJ : Nimzo-Indiscb
Geanalyseerd door Dr. M. Euwe .... 73

121
Pag.
TWINTIGSTE PARTIJ : Nimzo-Indisch
Geanalyseerd door Dr. M. Euwe...................... 79
EEN EN TWINTIGSTE PARTIJ : Dame-Indiech
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ... 84
TWEE EN TWINTIGSTE PARTIJ : Réti-optning
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ... 87
DRIE EN TWINTIGSTE PARTIJ : Dame-Indiech
Geanalyseerd door Dr. M. Euwe .... g3
VIER EN TWINTIGSTE PARTIJ : Damegambiet
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ... 98
VIJF EN TWINTIGSTE PARTIJ : Nimzo-IndUb
Geanalyseerd door Dr. A- Aljechin . . . 101
ZES EN TWINTIGSTE PARTIJ (ie Exhibitiepartij) : Slavisch dame-
gambiet. Geanalyseerd door Dr. M. Euwe. . io5
ZEVEN EN TWINTIGSTE PARTIJ (2e Exhibitiepartij) : Nimzo-
Indióch. Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin . 107
ACHT EN TWINTIGSTE PARTIJ (3e Exhibitiepartij) : Slavisch dame-
gambiet. Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin . 109
NEGEN EN TWINTIGSTE PARTIJ (4e Exhibitiepartij) : Dame-
gambiet. Geanalyseerd door Dr. M. Euwe. . 112
DERTIGSTE PARTIJ (5e Exhibitiepartij) : Damegamhiet. Geanalyseerd
door Dr. M. Euwe . . . . . . . . . 117

122

Anda mungkin juga menyukai