Dr. M. EU WE
EN
Dr. A. ALJECHIN
LEIDEN - 1938
A. W. SIJTHOFF’S UITGEVERSMAATSCHAPPIJ N.V.
VOORWOORD
IX
EERSTE PARTIJ
GESPEELD OP 5 EN 6 OCTOBER 1937 TE ’s-GRAVENHAGE
Slavisch damegambiet
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d4 d7—d5 variant i.q. als zwartspeler om-
2. c2—c4 c7—c6 zeild.
3. Pgl—£3 Pg8—f6 Wat betreft de eerste 13
4. Pbl-—c3 d5Xc4 zetten van deze partij kan ik
5. a2—a4 Lc8—f5 wel volstaan met een verwijzing
6. Pf3—e5 Pb8—d7 naar de 20ste en 21ste partij
7. Pe5x c4 Dd8—c7 van den vorigen tweekamp om
8. g2—g3 e7—e5 het wereldkampioenschap.
9. d4X e5 Pd7X e5 14.......... Lf8—b4
10. Lel—f4 Pf6—d7 Zwart moet trachten zoo vlug
11. Lfl—g2 f7—f6 mogelijk te rocheeren, daar an
12. 0—0 Ta8—d8 ders de zwakte van veld d6
13. Ddl—cl Lf5—e6 noodlottig kan worden. Na
14. Pc3—e4 ! • *.. 14.......... Lc4: 15. Dc4:, Pc4:
Deze nieuwe zet, afkomstig 16. Lc7:, Tc8 17. Lf4 heeft
van den Esdandschen meester wit op grond van zijn looper
J. Tüm, dwingt tot een nieuwe paar het beste eindspel.
beoordeeling van de hier door 15. a4—a5 0—0
zwart toegepaste speelwijze, de Het beste. Met 15.......... a6
z.g. hoofdvariant van het aan zou zwart zijn stelling verzwak
genomen Slavisch. Doordat wit ken en bovendien een belangrijk
den ruil 14. Pe5:, Pe5: achter tempo verliezen.
wege laat, profiteert hij van zijn 16. a5—a6 ....
grootste terreinvrijheid en kan De scherpste, maar waar
zich — althans op den duur — schijnlijk niet de sterkste voort
minstens het looperpaar ver zetting. Beter geschikt om het
schaffen en aldus de beste initiatief te handhaven is 16.
stelling verkrijgen. Het is mij Ta4, Le7 17. Pe5:, Pe5:18. Pc5,
gedurende den tweekamp niet
Lc8 (18..........Lf7 19. Lh3).
gelukt een methode te vinden,
welke den tekstzet ontzenuwt, 16.......... b7X a6
en blijkbaar is ook Aljechin in (Zie diagram op blz. 2).
dit opzicht niet geslaagd. We Een zet, die eigenlijk heele-
hebben tenminste in het ver maal niet in aanmerking kwam,
dere verloop van de match de omdat de zwarte pionnenstel-
Schaken 1 1
Stelling na 16..........b7 X a6. penning van Pe5 op, maar ver
ZWART zwakt tegelijkertijd zijn konings-
stelling. Overweging verdiende
19........... Db6, doch wit kan
20. Db6:, ab6: 21. Ta6: ant
woorden en aldus minstens een
pion veroveren, terwijl het ver
mijden van den dameruil (20.
Dc3 !) misschien nog sterker is.
20. Lf4—e3 ....
Ook 20. Le5: was kansrijk,
maar de tekstzet, waarmee wit
het looperpaar handhaaft, is
beslist sterker.
20........... Le6—d5
Om wit’s looperpaar onscha
delijk te maken. Zwart komt
ling er op ernstige wijze door
nu een pion achter te staan,
verzwakt wordt. Juist was 16.
doch dit was in ieder geval
.... b6, met de pointe 17.
onvermijdelijk.
Pe5:, Pe5: 18. Le5:, De5: !.
Wit mag nu niet met 19. Dc6: 21. Talx a6 Ld5x g2
voortzetten wegens 19............ 22. KglX g2 ....
Tc8 20. Da4, Tc4. Het beste Niet 22. Ta7:, Lfl: 23. Tc7:,
is (na 16...........b6) 17. Pe5:, Le2: en wit komt in moeilijk
Pe5: 18. De3 en wit behoudt heden (er dreigt al direct mat
nog eenig initiatief. in drie zetten).
17. Pc4Xe5 Pd7Xe5 22........... Tf8—f7
Gedwongen, want op 17. 23. Tfl—al -----
.... fe5: volgt 18. Pg5 met Na 23. Ta7:, Da7: 24. Da7:,
beslissend voordeel voor wit. Ta7: 25. La7: zou 25..........
Td2 volgen, waarmee zwart
18. Pe4—c5 Lb4Xc5 het materieele evenwicht her
Opnieuw gedwongen, daar stelt.
18............Lc8? op 19. Le5: 23........... Dc7—d6
benevens 20. Dc4f en stuk- 24. Dc5xd6 Td8xd6
winst faalt. 25. TaóX a7 .. • •
19. DclXc5 g7—g5 25. b4 was misschien ster
Zwart heeft reeds geen be ker, in ieder geval eenvoudiger
vredigende voortzetting meer. geweest.
Met den tekstzet heft hij de 25. Tf7Xa7
2
26. TalXa7 Pe5—c4 Niet 29......... Pb2: wegens
Zwart verkrijgt tegenspel, 30. Ta2 met stukwinst. Zwart
maar niet voldoende om de dreigt nu 30......... Pe3f en
partij te redden. mat, terwijl met den tekstzet
27. Le3—c5 Td6—e6 bovendien nog een kleine val
verbonden is : 30. Tg7f, Kf8
Op 27......... Td2 volgt 28. 31. Tg4:?, Pe3f 32. Kf3, Pg4:
Le7 enz. met soortgelijke wen 33. Ke2:, Pf6: en zwart heeft
dingen als in de partij. Wit een stuk veroverd.
kan ook 28. b3, Pe5 29. e4
(Le7 !) spelen, maar de conse 30. Kg2—fl ___
quenties daarvan zijn minder Met dezen tusschenzet brengt
duidelijk. wit zijn voordeel in veilige
28. Lc5—d4 .... haven.
Zeer goed was ook 28. b3, 30.......... Te2—c2
Pd2 29. Le3, want na 29......... Of 30......... Te6 31. Lc3 enz.
Pb3: 30. Ta3 zou zwart de
kwaliteit moeten offeren. 31. Ta7—g7f Kg8—f8
28.......... TeóX e2 32. Tg7X g4 Pc4X b2
33. Lf6Xb2 ___
De eenige kans. Anders be
veiligt wit zijn e-pion en wint In de juiste veronderstelling
gemakkelijk met het oog op dat het nu volgende toreneind
zijn positioneel en materieel spel voor wit gewonnen is. Er
voordeel. waren hier ook andere sterke
29. Ld4xf6 g5—g4 zetten, maar de vereenvoudiging
verdient in zoo’n geval om prin-
Stelling na 29.........g5—g4. cipieele redenen de voorkeur.
ZWART
33.......... Tc2xb2
34. Tg4—c4 Tb2—b6
35. Kfl—e2 -----
Met een pion meer, een
actieve torenstelling en — wat
onder de gegeven omstandig
heden het zwaarst weegt — de
zekerheid binnenkort twee
verbonden vrijpionnen te ver
krijgen, staat wit glad gewon
nen.
35.......... Kf8—f7
36. Tc4—h4 Kf7—g6
37. Th4—f4 Tb6—b3
3
38. Tf4—c4 Tb3—b6 Op 42......... Kc5 volgt 43. f5
39. Ke2'—e3 .... enz.
Met zijn laatste zetten heeft 43. f4—f5f Ke6—e7
wit een tempo gewonnen (de 44. Td4—e4f Ke7—f7
zwarte koning werd gedwongen 45. h2—h4 Tb6—bl
naar de g-lijn te gaan i.p.v. op 46. Ke3—f4 Tbl—cl
een der centrale lijnen). 47. Te4—a4 ....
39. Kg6—f5 De witte toren vermeestert
40. g3—g4f Kf5—e6 nu de zevende rij.
Of 40......... Kg5 41. f3 bene 47.......... h7 —h6
vens Tc5(f). 48. Ta4—a7f Kf7—g8
41. f2—f4 49. g4—g5 Tel—c4f
De ingesloten zet. 50. Kf4—e5
41. Ke6—d5 Zwart gaf het op, daar na
42. Tc4—d4f Kd5—e6 50..........Th4: 51. g6 beslist.
4
TWEEDE PARTIJ
GESPEELD OP 7 OCTOBER 1937 TE ROTTERDAM
Slavisch damegambiet
WIT : ALJECHIN ZWART : EU WE
1. d2—d.4 d7—d5 tegen Dr. Vidmar, Praag 1931),
2. c2—c4 c7—c6 behoeft wit zich met het vor
3. Pgl—f3 Pg8—f6 men van een pionnencentrum
4. Pbl—c3 d5Xc4 niet te haasten. Toch had hij
5. a2—a4 Lc8—f5 na het volgende antwoord van
6. Pf3—e5 .... zwart niet beter dan 8. f3,
Ik achtte het van belang, zoo waarna een stelling uit de vierde
spoedig mogelijk uit te vinden, en elfde partij zou ontstaan.
hoe mijn tegenstander zich zou 7.......... Lf8—b4
verdedigen tegen de speelwijze, Logischer en beter dan Le7,
welke hijzelf in de eerste partij door Bogoljubow gespeeld in
had toegepast. de vijfde partij van onze match
6.......... e7—e6 ! in 1929.
Tweemaal door Bogoljubow 8. Pe5Xc4 ....
aangewend in zijn eerste match Volkomen onschuldig, daar
tegen mij (1929). Door het zwart met 8.......... h6 9. Lh4,
mislukken van dit experiment g5 10. Lg3, Pd5 11. Tel (of
(één der betreffende partijen 11. Db3, Pa6) minstens gelijk
ging voor den zwartspeler ver spel had gekregen.
loren, terwijl hij de andere met
moeite remise wist te houden), 8.......... Dd8—d5
scheen de zet e6 aan belangrijk Eveneens een goede zet,
heid te hebben ingeboet. Maar, welke na een scherpe scher
zooals vooral de elfde partij mutseling tot gelijk spel leidt.
van deze match bewijst, blijkt 9. Lg5xf6 ___
hij veel veiliger dan de meer Het alternatief 9. Pe3, Da5
gebruikelijke Kmoch-variant 6. 10. Pf5:, enz. was zelfs minder
.... Pbd7 in combinatie met hoopvol, terwijl 9. Db3 met
Dc7 en e5. 9...........Pa6 beantwoord zou
7. Lel—g5 .... worden.
Daar na 7. f3, Lb4 de zet 9.......... Dd5Xc4
8. e4 zwart zou dwingen tot Beter dan 9.......... gf6: 10.
het offer 8...........Pe4:! (het Pe3, Da5 11. Db3 met gering
eerst door Mikenas gespeeld voordeel voor wit.
5
10. Ddl—d2 ! ----- Stelling na 17. Dd2—cl.
Het eenige, want 10. Tel ZWART
wordt weerlegd door 10.......... •
gf6: 11. e4, Da2 enz.
10.......... g7xf6
11. e2—e4 Dc4—b3
12. e4xf5 Pb8—d7
13. f5Xe6 f7Xe6
14. Lfl—e2 0—0—0
15. 0—0 -----
De laatste zetten waren voor
beide partijen gedwongen en
de stellingen bieden gelijke aan-
valsmogelijkheden.
15.......... e6—e5
Deze logische zet, welke het Pg3, Dg4 enz. met volkomen
paard in een sterke positie bevredigende stelling. Na den
plaatst en de d-lijn in zwart’s tekstzet verkrijgt wit de beste
voordeel opent, is naar mijn kansen, omdat zijn looper ster
meening ten onrechte gecriti- ker is dan het paard, zoodra dit
seerd. De aanbevolen zet 15. van e5 wordt verjaagd.
.... Pb6 zou zwart in ieder 18. b2Xc3 Th8—g8
geval aan gevaarlijke dreigingen 19. Del—e3 Kc8—b8
blootgesteld hebben; na 16.
a5 !, Pa4 17. De3, Pb2: 18. Tfcl Niet volstrekt noodzakelijk,
heeft zwart beslist geen kans daar hij den aangevallen pion
op eenig positief voordeel. indirect kon verdedigen met
19........... Dd5 20. g3, Dd2.
16. d4Xe5 Pd7Xe5 Evenwel zouden na 21. Dd2:,
17. Dd2—cl Td2: de kansen van wit in
(Zie diagram). het eindspel toch beter zijn
17........... Lb4Xc3 dan die van zwart.
Daar 18. Pe4 geen sterke 20. g2—g3 Td8—d7
dreiging beteekent, had deze 21. Tal—bl Db3—c2
afruil beter kunnen worden 22. Tfl—el! -----
uitgesteld tot een meer geschikt De sluwste zet uit de partij,
oogenblik. Zwart moest eerst waarmede wit den belangrijken
17.......... Thg8 spelen, b.v. 18. zet f2—f4 voorbereidt. Direct
Pe4 (op 18. De3 volgt 18......... f4 zou op 22...........Td2 23.
Db2:), Pf3f 19. Lf3:, Df3: 20. Tfel, Pd3 enz. falen.
6
22.......... Dc2—d2 Stelling na 31. Kf2—f3.
23. De3xd2 Td7xd2 ZWART
24. f2—f4 Pe5—g6
25. Le2—c4 Tg8—d.8
Of 25.......... Tg7 26. Te8f,
Kc7 27. Kfl! enz. met voordeel
voor wit.
26. Tel—e6 ....
Teneinde een der torens te
ruilen. Op te merken valt, dat
zwart niet 26......... Tc2 kan
spelen wegens 27. La6, b6 28.
Tc6:, enz.
26.......... Td8—d6
27. Tbl—el Kb8—c7
28. Te6xd6 Td2xd6 niet onmiddellijk 32. g4 spelen
wegens 32......... fg4:f 33. Kg4:,
Indien 28.......... Kd6:, dan Tg6f gevolgd door Pf5 enz.
29. Lg8, zoowel dreigende den met tegenaanval, maar eerst 32.
pion te nemen als 30. Te6f. h5, waarna g3—g4 wit’s f-pion
29. h2—h4 ----- tot vrijpion zou maken met
gevaarlijke gevolgen voor den
Om den koning veld f2 te tegenstander, te meer daar
verschaffen. Zonder h4 faalt zwart’s meerderheid op den
29. Kf2 op 29.............Td2f. damevleugel slechts een nomi
29.......... Kc7—d7 nale waarde heeft door de
30. Kgl—f2 Pg6—e7 lijdelijke positie, die zijn stuk
31. Kf2—f3 ----- ken innemen.
(Zie diagram). 32. Lc4—d3 h7—h6
31.......... Pe7—d5 33. Ld3—f5 f Kd7—d8
34. Kf3—g4 Pd5—e7
Na dit tempoverlies wordt
de zwarte stelling snel hopeloos, Of 34.......... Pc3: 35. Kh5,
daar het den witten koning gele Pa4: 36. Kh6:, gevolgd door het
genheid geeft den h-pion van beslissend oprukken van den
zwart aan te vallen. Maar het h-pion.
is twijfelachtig, of de partij 35. Lf5—bl Kd8—e8
zelfs bij het beste antwoord
31..........f5 gered had kunnen Op 35.......... Td5 volgt 36.
worden. In dat geval zou wit f5, enz.
7
36. Kg4—h5 Ke8—f7 39. La2—e6 Td2—d3
37. Lbl—a2f Kf7—f8 40. g3—g4 Td3Xc3
38. Kh5xh6 Td6—d2 41. g4—g5
De hoofdvaxiant was 38. Zelfs eenvoudiger dan 41.
.... Pf5f 39. Kg6, Pg3: 40. Tdl. Op 41........... fg5: volgt
f5 ! gevolgd door het oprukken natuurlijk 42. fg5:.
van den h-pion. Zwart geeft het op.
8
DERDE PARTIJ
GESPEELD OP 10 EN 11 OCTOBER TE AMSTERDAM
Slavisch damegambiet
WIT : EU WE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d.4 d7—d5 8. a2—a3 ....
2. c2—c4 c7—c6 Zoodoende verschaft wit zich
3. Pgl—f3 Pg8—f6 het looperpaar. Intusschen is
4. Pbl—c3 e7—e6 het de vraag of wit niet beter
De waarde van dezen zet is gedaan had, zijn ontwikkeling
o.m. afhankelijk van de z.g. met 8. Dc2 voort te zetten.
Meraner verdediging (5. e3, Zwart had daarna vroeg of laat
Pbd7 6. Ld3, dc4: 7. Lc4:, b5 toch Qp c3 moeten ruilen, want
enz.). Volgens de tegenwoor de vrijwillige terugtocht van
dige inzichten is echter de Lb4 naar dó of e7 kost een
„Meraner” gunstig voor wit. belangrijk tempo en heeft der
Vandaar dat de tekstzet minder halve nog meer bezwaren.
gebruikelijk is dan aangenomen 8.......... Lb4Xc3
Slavisch (4.......... dc4:).
Na 8..........Ldó of Le7 9. e4
5. e2—e3 Pb8—d7 staat wit overwegend. Hij heeft
6. Lfl—d3 Lf8—b4 immers in een stelling, welke
Deze zet werd een halve als gunstig voor wit te boek
eeuw geleden door Tsjigorin in staat, den zet a3 cadeau ge
practijk gebracht, maar vond kregen.
— met uitzondering van den 9. b2Xc3 Dd8—c7
Italiaan Romih — nooit aan
hangers. Wil zwart niet met 6. Belet Pe5 en bereidt den
.... dc4: tot de Meraner ver opmarsch eó—e5 voor.
dediging overgaan, dan komen 10. Pf3—d2 -----
in de eerste plaats de voort Met de positioneele dreiging
zettingen Le7 en Ld6 in aan 11. f4 12. Dc2, en 13. Pf3.
merking. Wit verkrijgt echter
in ieder geval een kansrijk 10.......... eó—e5
initiatief. De eenige kans om tegenspel
7. 0—0 .... te krijgen.
Zeer in aanmerking komt op 11. Lel—b2 -----
dezen of den volgenden zet Dreigt 12. cd5:, cd5: 13. c4,
Dc2 benevens Pe5. waarna het witte looperpaar tot
7.......... 0—0 zijn recht moet komen.
9
11.......... e5—e4 strategisch doel dus toch be
Zwart moet onder de gegeven reikt heeft, vermindert dit de
omstandigheden trachten de waarde van 12.......... b5 niet:
stelling gesloten te houden. na de nu volgende afwikkeling
verkrijgt zwart voldoende be
12. Ld3—e2 b7—b5 wegingsvrijheid voor zijn stuk
Stelling na 12.......... b7—b5. ken en een klein overwicht op
de witte velden. Dit laatste
ZWART
maakt, dat het voor wit zeer
lastig wordt zijn looperpaar te
doen gelden; o.m. bestaat voort
durend het „gevaar” van onge
lijke loopers.
15.......... d5Xc4
16. Pd2Xc4 Pd7—b6
17. Pc4xb6 a7xb6
18. TalXa4 Lc8—d7
Misschien was 18........... Ta4:,
gevolgd door 19............Pg4
sterker.
19. Ta4Xa8 Tf8Xa8
WIT 20. Ddl—bl -----
De fraaie pointe van zwart’s Aldus bereidt wit de ont
laatste zetten. Wit komt nu wikkeling van zijn toren voor
niet zonder meer tot den be en belemmert door de bedrei
langrijken opmarsch c3—c4. ging van pion e4 tevens de
13. c4xb5 c6xb5 bewegingsvrijheid van de
14. a3—a4 .... zwarte stukken.
Na 14. Lb5: ?, Tb8 15. Ld7:, 20. .... Ta8—e8
Ld7: zou zwart een zeer sterken De toren haalt op de a-lijn
aanval verkrijgen, terwijl de niets uit. Zwart gebruikt hem
witte pluspion door de aan derhalve om pion e4 nog een
wezigheid der loopers van onge keer te dekken, zoodat Pf6
lijke kleur vrijwel waardeloos is. desgewenscht weg mag.
14.......... b5Xa4 21. Tfl—cl Dc7—d6
Gedwongen. 22. Dbl—c2 h7—h6
15. c3—c4 ... • Zwart rekent er op, dat hij
De consequentie van wit’s het volgende eindspel kan hou
vorigen zet. Hoewel wit zijn den. Na 22..........Pd5 (om 23.
10
Dc7 te beletten) 23. Db3 be ef3: ? 27. gf3:, waarna wit’s
stond voor zwart het groote voordeel zonder meer tot zijn
gevaar, dat wit later een nog recht komt.
gunstiger afwikkeling zou be 27. Kgl—f2 Pf6—e8
reiken. 28. Lb2—a3 ....
23. Dc2—c7 Dd6Xc7 Met 28. Lc4 komt wit niet
24. TclXc7 Te8—c8 verder wegens 28...........Pd6
25. Tc7Xc8f Ld7xc8 29. Lb3, b5 benevens 30........
Pc4.
Stelling na 25..........Ld7Xc8. 28.......... Lb7—d5
ZWART
Niet direct 28.......... f5 1
wegens 29. Lc4f, Kh8 30. Lf7
en eventueel 31. g4, waarmee
wit de gewenschte versterking
van zijn stelling wel zou be
reiken.
29. La3—e7 .. • •
In aanmerking kwam ook
29. fe4:, Le4: 30. Lf3, want het
eindspel van looper tegen paard
is onder de gegeven omstandig
heden zeer gunstig voor wit.
De tekstzet leidt echter tot
verovering van den b-pion en
deze gelegenheid wil wit niet
Aljechin heeft zijn kansen onbenut laten.
zeer goed getaxeerd. Wit staat
veel beter met het oog op zijn 29........... f7—f5
looperpaar, maar de winst is Er waren twee mogelijkheden
toch een probleem. Zwart im om den bedreigden pion te
mers blijft de velden d5 en e4 redden, t.w. 29.............Pc7 30.
(met of zonder pionnenruil op Ld8, Pa8 of 29............ ef3: 30.
e4) beheerschen en daardoor is gf3:, Lc6. In beide gevallen
het voor wit buitengewoon komt zwart glad verloren te
moeilijk zijn stelling beslissend staan. De tekstzet vormt de
te versterken. O.m. is het voor eenige kans om de partij te
wit zeer lastig, het ontstaan van houden.
ongelijke loopers te vermijden. 30. f3x e4 f5Xe4
26. f2—f3 Lc8—b7 Gedwongen, want 30..........
Natuurlijk niet 26............ Le4: ? leidt na 31. Lc4f gevolgd
11
door 32. d5 tot verlies voor Op 35. Ld8 volgt 35. ....
zwart. Kgó, echter niet 35..........Ke8 ?
31. Le7—d8 Pe8—dó wegens 36. hg5: ! (minder sterk
32. Ld8 x bó .... is 36. Lfó, Kf7 37. hg5: wegens
37.......... Kgó !) 36............ Kd8:
Wit heeft een gedekten vrij
37. ghó:, Pdó (37........... Lg8
pion meer en bovendien het
38. Lc4:> 38. Lh5, Lg8 39. Lgó
looperpaar; toch heeft zwart
en wit wint.
uitstekende remisekansen, om
dat hij heer en meester is der 35.......... Kf7—e7
centrale velden van de witte Een grove fout zou zijn 35.
kleur. .... Kfó? wegens 36. Ld8f,
32........... Pdó—c4 ! Kf5 37. g4f met verovering
van pion g5.
Hier staat het paard zeer
sterk, omdat wit zijn e-pion 36. Lh5—g4 Ld5—b7
voortdurend moet blijven dek 37. Lc7—e5? ....
ken, terwijl ruil op c4 tot een
geheide remisestelling zou lei Stelling na 37. Lc7—e5 ?
den. ZWART
33. Lbó—c7 ....
In aanmerking kwam 33.
Ld8 met de dreiging h2—h4—
h5 gevolgd door Ld8—c7—f4
en het ingrijpen van den witten
koning. Zwart kon dit niet met
33. .... g5 beletten wegens
34. h4 ! en de witte damelooper
verkrijgt toch het sterke veld
f4. Ook 33............Kf8 was
onvoldoende geweest wegens
34. Lh5. Maar zwart heeft
beter : 33..........Kf7 ! 34. Lh5f,
gó ! of 34. h4, Ke8 ! 35. Lc7,
g5 ! met dezelfde stelling als Hoewel het niet zeker is of
in de partij. de partij voor wit te winnen
33........... Kg8—f7 was, is deze zet van practisch
34. h2—h4 g7—g5 ! oogpunt bekeken een fout. Een
dergelijke afwikkeling had wit
Zwart mag 35. h5 niet toe slechts mogen kiezen, nadat hij
laten. de zekerheid had gekregen, dat
35. Le2—h5f ___ alle andere winstpogingen niets
12
zouden opleveren. In de eerste overen, omdat zijn koning den
plaats had wit moeten probee- g-pion moet blijven dekken.
Ten zijn koning naar buiten te
brengen, hetgeen — na voor 40. Kgl—h2 Ke7—f7
bereiding door hg5: of h5 — 41. Kh2—h3 La6—fl !
te bereiken was geweest met 42. Lg4—f5 Kf7—e7 !
de manoeuvre Lc7—h2—gl. Hier blijkt nog een andere
Met den tekstzet blijft wit belangrijke finesse: zwart be
tenslotte een pion voor, maar hoeft pion e4 niet te dekken,
er ontstaat een theoretische want als deze genomen wordt,
remis estelling. verovert zwart pion e5. Welis
37.......... Pc4x e5 waar gaat dan pion h4 toch
verloren, maar dit heeft geen
Gedwongen, maar ook goed. beslissende beteekenis meer, om
Er dreigde 38. Lg7. Op 37. dat er reeds te veel pionnen
___ Kf7? volgt 38. Lh5f, verdwenen zijn.
Kf8 39. Lf6 en wit bereikt zijn
strategisch doel, d.w.z. zijn 43. Kh3—h2 Lfl—e2
damelooper verkrijgt het veld f4. 44. Kh2 —h3 ....
38. d4X e5 g5x h4 Op 44. Kgl kan 44...........
39. Kf2—gl ___ h5 benevens 45..........Lg4 vol
Ook met den koningsmarsch gen.
naar het centrum is de partij 44.......... Le2—-fl
voor wit niet te winnen, b.v. 45. Lf5x e4 ....
39. Ke2, Ld5 40. Kd2, Le6!
41. Lh3 (slecht is 41. Le6: De eenige mogelijkheid om
omdat de zwarte koning dan den strijd voort te zetten.
na verovering van pion e5 naar 45.......... Ke7—e6
g3 marcheert; ook 41. Le2 46. Kh3xh4 Ke6Xe5
levert niets op wegens 41......... 47. Le4—f3 Ke5—f6
h3) 41...........Lh3: 42. gh3:, 48. Kh4—h5 Kf6—g7
Ke6 43. Kc3, Ke5: en zwart 49. e3- -e4 Lfl—d3
verliest weliswaar pion e4, maar 50. e4—e5 Ld3—g6f
hij bereikt toch remise, omdat 51. Kh5—g4 ___
hij op het beslissende oogen-
blik den tempozet h5 tot zijn De witte koning kan zich
beschikking heeft. niet op h5 handhaven. Indien
hij naar den anderen vleugel
39.......... Lb7—a6 ! marcheert, plaatst zwart zijn
De redding. Wit kan nu koning op e7 en doet aldus
pion h4 niet zonder meer ver elke winstpoging te niet.
13
51.......... Kg7—f7 witte koning weer terug.
52. Lf3—d5f Kf7—e7 56.......... Kf8—e7
53. Kg4—f4 Lg6—h7 57. Kf4—g4 Ke7—e6
54. g2—g3 Ke7—f8 58. Kg4—f4 Ke6—e7
55. Ld5—e4 Lh7—g8 59. Lf3—g4 Lg8—b3
56. Le4—f3 .......... 60. Lg4—c8 Ke7—f7
Na 56. Kf5, Lh7f moet de Remise.
14
VIERDE PARTIJ
GESPEELD OP 12 OCTOBER 1937 TE AMSTERDAM
Slavisch damegambiet
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. d2—d4 d7—d5 8.......... c6—c5
2. c2—c4 c7—c6 9. d4Xc5 Dd8—d5 1
3. Pgl—f3 ----- Dit nieuwtje is, zooals Dr.
Ofschoon ik reeds lang te Euwe mij na de partij vertelde,
voren wist, dat ik met Pc3 van Zuidamerikaansche afkomst.
openingsvoordeel zou kunnen Toevalligerwijze had ik deze
krijgen, daar ik alle reden had speelwijze eenige dagen tevoren
te verwachten, dat mijn tegen bij het annoteeren van de tweede
stander 3......... dc4: zou spelen, partij onderzocht, maar haar
gaf ik er de voorkeur aan dit verworpen op grond van een
voordeel te behalen in een later voortzetting, welke ik bijgevolg
stadium der match. Eerst mijn in deze partij toepaste. Het is
nederlaag in de vijfde partij deed in deze match wel vaker
mij besluiten deze reserve-troef voorgekomen, dat we beiden
eerder uit te spelen. dezelfde variaties voorbereid
den en deze toch verschillend
3.......... Pg8—f6 taxeerden. Een wellicht nog
4. Pbl—c3 d5xc4 typischer voorbeeld dan boven
5. a2—a4 Lc8—f5 genoemd geval deed zich voor
6. Pf3—e5 .... in de 13e partij, waarin mijn
Met de bedoeling te onder meening, wat betreft de remise-
zoeken, of Dr. Euwe bekend kansen na dameruil, achteraf
was met de kracht van 8......... beschouwd te optimistisch was.
h7—h6 (zie de elfde partij).
10. Ddl Xd5 e6Xd5
Maar zooals het vervolg toont,
had mijn tegenstander een Op Pd5: volgt 11. e4, Pc3:
andere, hoewel niet zeer gevaar 12. Ld2.
lijke verrassing voorbereid. 11. e2—e4 ! d5Xe4
6.......... e7 —e6 12. Pe5Xc4 0—0
7. f2—f3 Lf8—b4 Relatief beter dan 12..........
8. Lel—g5 .... Lc5: 13. Lf6:, gf6: 14. Pd5 enz.
Zooals reeds bij de tweede 13. Lg5xf6 g7xf6
partij is opgemerkt, zou 8. e4 14. 0—0—0 e4xf3
foutief geweest zijn wegens 8.
.... Pe4: enz. Om tenminste materieel gelijk
15
te blijven. Wit dreigde met tegenspel, waaruit het onge
15. Pd6 een pion te winnen. zonde van 9...........Dd5 vol
doende blijkt, op den duur in
Stelling na 14..........e4xf3. staat zou zijn, verlies te ver
ZWART mijden.
15.......... Pb8—c6
16. g2xf3 ? ___
Zelfs nu was 16. Pd6, gevolgd
door 17. Pb4: en 18. gf3:, beter
geweest. De tekstzet is een
misrekening.
16.......... Lb4Xc5 !
17. Pd5xf6f Kg8—h8
18. Tdl—d5 ___
Wit volhardt in het najagen
van schaduwen. Een veel een
voudiger weg naar remise was
18. Ld3, Ld4! enz.
15. Pc3—d5 ? ___ 18.......... Pc6—d4 !
Oogenschijnlijk een sterke Ik verwachtte dezen zet, maar
zet; hij blijkt evenwel niet doel verbeeldde mij, dat ik na 19.
treffend. Wit valt niet minder b4, Le7 20. Td4:, Lf6: het
dan vier belangrijke punten aan, antwoord 21. Tf4 ter beschik
nl. b4, c7, e7 en f6, maar het king had, daarbij niet denkende
eenvoudige antwoord van zwart aan de mogelijkheid van Lg5
elimineert elk onmiddellijk ge enz. De volgende zet van wit
vaar en het ontwikkelingstempo, is, afgezien van het feit, dat
dat deze wint, is (bijna) vol mijn „winnende” voortzetting
doende om de kansen gelijk te faalde, betrekkelijk nog de beste.
maken. De juiste zet was 15. 19. Pf6—e4 Lf5Xe4
Pc4—d6 met de gelijktijdige Eveneens het verstandigste,
bedreiging van pion b7 en
dekking van pion c5. Op 15. daar 19...........Le6 20. Tc5:,
Pb3f 21. Kbl, Pc5: 22. Pc5:,
.... Lc3: (niet 15.......... Lg4
wegens 16. Td4 of 15........... Lc4: 23. Lc4:, Tac8 24. b4, b6
Lc81 wegens 16. Pd5 enz.) 25. La6, bc5: 26. Lc8:, Tc8:
27. Tel, Tb8 28. b5 enz. in
16. bc3:, Lc8 volgt 17. gf3:
wit’s voordeel zou zijn.
met de dreiging 18. Tglf enz.
Ik geloof niet, dat zwart bij dit 20. f3Xe4 Ta8—d8
16
21. Pc4—e5 Td8xd5 24. Pf7—g5 h7—h6
22. e4xd5 Tf8—e8!
Nutteloos zou zijn 24..........
Anders zou de vrijpion lastig Telf 25. Kd2, gevolgd door
kunnen worden. Wit is nu Kd3.
gedwongen het spel te vereen
voudigen, daar na 23. Pd3, Ld6 25. Pg5—e6f Pd4Xe6
de zwarte stukken het bord 26. d5Xe6 Te8Xe6
zouden beheerschen. 27. Lfl—c4
23. Pe5xf7f Kh8—g7 Remise op voorstel van zwart.
Schaken 2 17
VIJFDE PARTIJ
GESPEELD OP 14 OCTOBER TE ’s-GRAVENHAGE
Aangenomen damegaynbiet
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d.4 d7—d5 het gevolg, dat deze variant
2. c2—c4 d5Xc4 overbekend werd.
Aljechin kent het aangenomen 8............... b7—b5
damegambiet door en door en 9. Lc4—b3 Lf8—e7
heeft er reeds vele fraaie suc Op 9...........Lb7 volgt 10.
cessen mee behaald. Tdl, Dc7 11. d5, ed5: 12. Ld5:,
3. Pgl—f3 a7—a6 Le7 13. e4 met goed spel voor
wit.
Een lievelingszet van Alje Met den tekstzet besluit zwart
chin. Zwart bereikt er o.m. mee, tot een soort experiment, dat
dat de voortzetting 4. Da4f, niet goed afloopt.
welke wit na 3......... Pf6 goede 10. d4 X c5 ....
kansen had gegeven, nu niet meer
mogelijk is. Zoodoende wint wit een
belangrijk tempo, omdat de
4. e2—e3 Pg8—f6 zwarte koningslooper opnieuw
Leidt tot de normale behan moet spelen.
deling van deze opening. Hier 10.............. Le7 X c5
kan echter ook 4...........Lg4 11. e3—e4 ....
geschieden, welke zet b.v. in Stelling na 11. e3'—e4.
de 3 e matchpartij Bogolju- ZWART
bow—Aljechin,Baden-Baden
1934, een volkomen bevredi
gend resultaat voor zwart ople
verde. Toch staat wit na
4..........Lg4 5. Lc4:, e6 6. Db3
(6.......... b5 7. Pe5 !) wel iets
beter.
5. Lflxc4 e7—e6
6. 0—0 c7—c5
7. Ddl—e2 Pb8—c6
* 8. Pbl—c3 ....
Ter afwisseling. In de laatste
jaren zette wit hier bijna uit
sluitend met 8. Tdl voort met WIT
18
Wit vermijdt den schijnbaar cb2: 15. Dc5:, bel: D (15. ....
nog sterkeren zet 11. Tdl, waar bal: D 16. Dcó:f en wint)
op 11......... Dc7 volgt. Dan zou 16. Tacl:, Ld7 17. La4, Tc8 18.
nl. de opmarsch e4 foutief zijn Tfdl met onweerstaanbaren
wegens het antwoord 12.......... aanval voor wit.
Pg4!. Men ziet, dat 11. Tdl de 14. De2—c4 Dd8—bó
witte ontwikkeling slechts remt, 15. Dc4Xc3 Pcó—d4
omdat veld f2 verzwakt wordt.
Onmiddellijk e4 is echter Na 15......... Le7 verkrijgt wit
zeer sterk; door de dreiging een beslissend overwicht aan
e5 benevens Lf4 en Pc3—e4— terreinvrijheid, b.v. 16. Le3,
dó verkrijgt wit een kansrijke Db7 17. Tacl, Ld7 18. Tfdl,
aanvalsstelling. Tc8 19. La4 met de dreiging
20. Td7:, Kd7: 21. Pd4 enz.
11. .... b5—b4
16. Pf3xd4 Lc5xd4
Relatief beter was 11.......... 17. Lb3—a4f Ke8—e7
Pd7 of Le7. Met den tekstzet
wordt de strijd zeer verscherpt, Op 17.......... Ld7 volgt 18.
maar daarbij komt wit’s voor Ld7:f, Kd7: 19. Tdl, e5 20.
sprong in ontwikkeling juist Le3 (20...........Tc8 21. Ld4:)
goed tot zijn recht. met beslissend voordeel voor
wit.
12. e4 —e5 ....
18. Lel—e3
De goede manier om het voor
deel te handhaven. Na 12. Pa4, Stelling na 18. Lel—e3.
Le7 zou zwart een klein succes ZWART
bereikt hebben : het witte dame-
paard kan niet meer via e4 naar
dó komen.
12............... b4Xc3
Op 12.........Pd7 kan onmid
dellijk 13. Pe4 volgen. Wit
behoeft immers pion e5 niet te
dekken, omdat Lc5 aangevallen
staat. Het negatieve resultaat
van 11.......... b4 zou dus een
belangrijk tempoverlies zijn.
13. eSxfó g7xfó
Gedwongen. Na 13............
Dfó: beslist 14. Dc4, b.v. 14.
___ De7 15. Le3, of 14............ Dit is sterker dan de terug-
19
tocht met de dame. Wit hand Met den tekstzet pareert
haaft het initiatief. zwart de dreiging 20. Lc5f.
18.......... Ld4Xc3 20. Tal—dl ....
De beslissende fout. Nood Dreigt opnieuw 21. Lc5f.
zakelijk was 18.......... Td8 19. Zwart kan deze dreiging niet
Tadl, e5 (na 19...........Le3: 1 met 20............Ld6 pareeren
20. fe3: komt wit langs de f-lijn wegens 21. Td6:, Kd6: 22.
in beslissend voordeel) 20. Ld4:, Tdlf, Ke5 23. Lc6 en wit
Td4: 21. Td4:, ed4: (21.......... wint.
Dd4: 22. Dc6 en wit wint) 20.......... Ke7—f8
22. Df3, Tb8 (22...........Lb7 Zwart heeft geen voldoende
23. Da3f en wint, daar 23. verdediging. Op 20........... f5
.... Dd6 op 24. Telf faalt) volgt 21. Lc5f, Kf6 22. f4,
en zwart verkeert wel in moei Lb2: 23. Tf2, Lc3 (23...........
lijkheden, maar deze zijn mis Tb8 24. Tb2:, Tb2: 25. Ld4f
schien nog niet van beslissenden met stukwinst) 24. Tc2 en wit
aard. wint, daar 24........... La5 op
19. Le3 X b6 Lc3—e5 25. Ld4f faalt.
Gedwongen. Op 19............ 21. f2—f4 Le5 xb2
Lb2: wint 20. Lc5f, b.v. 20. Of 21.......... Lb8 22. Td8f,
___ Kd8 21. Tfdlf, Kc7 22. Kg7 23. Th8:, Kh8: 24. Lc6,
Ld6f, Kb6 23. Tabl, Ka5 24. La7 25. La8: en wit wint ge
Tb2:, Ka4: 25. Td4f, Ka5 26. makkelijk.
Lc7 mat. Ook 19...........Lb4 22. Tfl—f3 ___
leidt tot verlies, zooals blijkt Stelling na 22. Tfl—f3.
uit: 20. Tfdl (Dreigt 21. a3,
Ld6 22. Td6:, Kd6: 23. Tdlf, ZWART
Ke5 24. Lc6 met winst. Minder
sterk is 20. Lc6 wegens 20.
___ Lb7 21. Lb7:, Tab8.) 20.
.... Tb8 (op 20..........e5 leidt
nu 21. Lc6 wel tot winst, omdat
21 ........ Lb7 op 22. Td7t
faalt, terwijl 21.......... Tb8 na
22. La7 de kwaliteit kost). 21.
Lc7, Tb7 22. Tacl (Dreigt
opnieuw a3 met beslissing.)
22 ....... Kf8 23. Td8f, Kg7
24. Th8:, Kh8: 25. Ld8 en
wit verovert onder zeer gun
stige omstandigheden een pion. J
20
Een zet met zeer veel drei 26. h2Xg3 Lb7—d5
gingen, b.v. 23. Td8f, Kg7 24. 27. La4—b3 Ld5xb3
Tg3f met verovering van Th8 ; 28. a2xb3 Kf8—e8
of 23. Tb3 met verovering van 29. b3—b4 Ta8—b8
Lb2; of eindelijk — indien 30. Lb6—c5 Tb8—c8
zwart 22........... f5 speelt — 31. Tdl—al Tc8—c6
23. Tb3, Lf6 24. Lc5f, Kg7 32. Kgl—f2 ___
(24...........Le7 25. Td8f enz.) Eenvoudiger was 32. g4.
25. Lc6 met stukwinst.
Zwart moet minstens een 32........... f6—f5
stuk verliezen. 33. Kf2—e3 f7—f6
22........... Lc8—b7 34. Ke3—d4 Ke8—f7
23. Tf3—g3 ___ . 35. Kd4—c4 Kf7—g6
36. Tal—dl Kg6—h5
Dreigt 24. Lc5 mat. Op 23. 37. Tdl—d6 ___
.... Tc8 volgt 24. Td8f, Ke7
(24........... Td8: 25. Lc5f en Wit behoeft het nu volgende
mat) 25. Td7f enz. binnendringen van den vijan-
Een andere winstvoortzet- delijken koning niet te beletten.
ting was 23. Lc5f, Kg7 24. 37........... Tc6xd6
Tg3f, Kh6 25. Tb3 (25........... 38. Lc5xd6 Kh5—g4
Tc8 26. Le3 met matdreiging). 39. Ld6—e7 Kg4xg3
23.......... Lb2—a3 40. Le7xf6 Kg3xf4
Er is geen betere mogelijk Op 40.......... Kg2: volgt 41.
heid om de partij nog voort Kd4, Kg3 42. Ke5, h5 43. Lg5,
te zetten. b.v. 43........... h4 44. Lh4:f,
24. Tg3Xa3 Th8--g8 Kh4: 45. Ke6:, Kg4 46. Ke5
25. Ta3—g3 .... of 43...........Kg4 44. Ke6:, h4
45. Lh4:, Kf4: 46. Kd6 enz.
Nauwkeuriger was 25. Lc5f,
Kg7 26. Td7, Tac8 27. Tb7:, 41. Kc4—c5
Tc5: 28. Tg3f, Kh8 29. Tf7:. Zwart geeft het op; wit
25.......... Tg8Xg3 haalt het eerst dame.
21
ZESDE PARTIJ
GESPEELD OP 16 OCTOBER 1937 TE HAARLEM
Slavisch damegambiet
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. d2—d4 d7—d5 wit in ieder geval een pion meer
2. c2—c4 c7—c6 houdt.
3. Pbl—c3 .... 5. LflXc4! e5xd4
Naar mijn meening is deze Indien 5. ..... Dd4:, dan 6.
zet beter dan 3. Pf3. En wel Db3, Dd7 7. Lg5! enz. met
om de volgende redenen : 1) de winnenden aanval.
voortzetting dc4: wordt in deze
partij duidelijk weerlegd; 2) 6. Pgl—f3! ....
Winawer’s tegenaanval 3.......... Stelling na 6. Pgl:—f3 !
e5 kan op een eenvoudige maar ZWART
doeltreffende manier met 4.
cd5:, cd5: 5. e4 (5..........de4:,
6. Lb5f enz.) beantwoord wor
den. Ingeval zwart 3..........Pf6
4. e3, g6 speelt, leidt 5. f3, Lg7
6. e4, de4: 7. fe4:, e5 ! 8. d5,
0—0 9. Pf3 tot een gecompli
ceerd, maar m.i. gunstig spel
voor wit.
3.......... d5Xc4
4. e2—e4 ! ....
Het is bijna ongeloofelijk, dat
deze zeer natuurlijke zet door
de zoogenaamde theoretici niet
in overweging is genomen. Wit De pointe van wit’s aanvals
krijgt in elk geval een behoor plan.
lijken voorsprong in ontwik
keling. 6.......... b7—b5 ?
Na deze vergissing is de
4.......... e7—e5 partij voor zwart verloren,
Het alternatief is 4........... daar wit, die positioneel reeds
b5 5. a4, e5 (of 5...........b4 in het voordeel is, ook spoedig
6. Pa2, Pf6 7. e5, Pd5 8.Lc4:) materiaal wint. Het nemen van
6. ab5:, ed4: 7. Lc4:!, Lb4! het paard 6......... dc3: zou ook
8. Ta4 !, a5 9. ba6: e.p., waarbij fataal zijn, maar niet om de
22
redenen aangegeven door de Lf7:f, Kd7 10. Pd4: !, enz.
critici. De juiste voortzetting (niet 10. Lg8: 1 wegens Tg8:)
hierop zou geweest zijn: 7. met gemakkelijk winnende
Lf7:f, Ke7 8. Db3 en na 8. positie.
___ Pf6 9. e5, Pe4 10. 0—0 9. 0—0 La6xb5
met de volgende twee mogelijk 10. Lc4xb5 Pg8—f6
heden : 11. Lb5—c4 Pb8—d7
1) 10.......... Db6 11. Dc4, 12. Pf3xd4 ___
cb2: 12. Lb2:, Db2: 13. De4:,
Kf7: 14. Pg5f, Ke8 15. Dc4, Eenige critici waren van oor
Le7 16. Df7f, Kd8 17. Tadlf, deel, dat 12. e5 „energieker”
Ld7 18. Pe6f, Kc8 19. De7:, zou geweest zijn. Ik ben er
De5: 20. Tfel, Df6 21. Td7:, zeker van, dat, indien ik dezen
De7: (op 21.......... Pd7: volgt zet had gedaan, dezelfde critici
beslissend 22. Dd6) 22. Te7: den nu door mij gespeelden zet
en wit staat gewonnen. „eenvoudiger” zouden hebben
2) 10.......... Pa6 11. Dc4!, gevonden. Inderdaad kon ik
Pac5 12. Lg5f !, Pg5: 13. Pg5:, geen afdoende voortzetting vin
enz. met winnenden aanval. den na 12.......... Pe4 (als ant
woord op 12. e5), terwijl ik
Betrekkelijk het beste zou zijn na den tekstzet een pluspion
geweest 6...........Lc5, gevolgd en een enorme stelling heb.
door 7. 0—0!, Pf6 8. Pa4, 12.......... Ta8—b8
Le7 9. e5, Pd5 10. Pd4:, 0—0 13. Db3—c2 De7—c5
11. Pc3, waarna zwart welis
waar een mindere, maar in Van nu aan heeft wit om te
ieder geval speelbare positie winnen slechts eenige valletjes
gehad zou hebben. te vermijden.
7. Pc3xb5 ___ 14. Pd4—f5 ___
Het paard kan niet genomen Hier zou bijvoorbeeld : 14.
worden wegens 8. Ld5. Pc6: slecht zijn wegens 14.
7.......... Lc8—a6 .... Tc8 enz.
8. Ddl—b3 ! ___
14.......... Pd7—e5
Een belangrijke zet met het
15. Lel—f4 ....
drievoudige doel:
a) den koningslooper te be En nu zouden na het aan
schermen, b) het schaak op b4 lokkelijke 15. Pg7:f, Kd8 (Lg7:?
te verhinderen, c) den druk 16. Lf7:f, enz.) 16. Tdlf, Kc7
tegen het punt f7 te versterken. enz. twee stukken en prise
8.......... Dd8—e7 staan.
Op 8...........Lb5: volgt 9. 15.......... Pf6—h5
23
Stelling na 15.......... Pf6—h5. zijn 16. Le5:, De5: 17. Le2,
ZWART Dc5 18. Dc5:, Lc5: 19. Lh5:,
g6 enz.
16. Ke8xf7
17. Dc2Xc5 Lf8Xc5
18. Lf4Xe5 Tb8—b5
19. Le5—d6 ....
Dreigende 20. a4, enz.
19 Lc5—b6
.
20. b2—b4 ....
En nu is de toren in gevaar.
Zwart kan materieel verlies niet
vermijden.
20 Th8—d8
.
WIT 21. Tal—dl c6—c5
22. b4Xc5 Lb6Xc5
16. Lc4xf7f ..;. 23. Tdl—d5
Een zeer voordeelige afwik Wint minstens de kwaliteit.
keling. Minder afdoende zou Zwart geeft het op.
24
ZEVENDE PARTIJ
GESPEELD OP 19 OCTOBER 1937 TE ROTTERDAM
Slavisch damegambiet
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d.4 d7—d5 Euwe—Bogoljubow, Bern 1932,
2. c2—c4 c7—c6 bleek.
3. Pgl—f3 Pg8—f6 10. Pc3Xe4 ....
4. Pbl—c3 d5Xc4 Na dezen ruil en wit’s vol
5. a2—a4 Lc8—f5
genden zet krijgt zwart een
6. e2—e3 .... kleinen voorsprong in ontwik
Deze match heeft overtuigend keling, daar de witte damelooper
aangetoond, dat de tekstzet, tijdelijk aan zijn oorspronkelijke
welke ook ongetwijfeld de plaats gebonden blijft. Beter
krachtigste is, beter is dan 6. was 10. Pd2, waarna zwart de
Pe5. onpleizierige keus zou hebben
tusschen 10.......... Pc3:, aldus
6.......... e7—e6 de positie van het witte pion
7. LflXc4 Pb8—d7 nencentrum versterkend, 10.
In verband met de ontwikke .... Pd2:, den witten looper
ling van den koningslooper naar ontwikkelend of 10.......... Pdfó,
dó is deze zet niet geheel hetgeen wit in de gelegenheid
bevredigend, zooals uit het ver zou stellen, het centrum met
volg zal blijken. Maar ook de tempowinst op te spelen door
meer gebruikelijke zet 7.......... 11. f3.
Lb4, gevolgd door de rochade, 10.......... Lf5Xe4
is vrij twijfelachtig. 11. Pf3—d2 Le4—gó
Een belangrijke bijdrage tot 12. e3—e4 Ldó—c7 !
de oplossing van dit openings-
probleem is het pionoffer, dat Dreigende met 13..........Pbó
enz. het voordeel van het loo-
Dr. Euwe in de 17e partij
perpaar te verkrijgen. De vol
bracht.
gende zet van wit, welke door
8. 0—0 Lf8—dó de critici in het algemeen niet
9. Ddl—e2 Pfó—e4 begrepen is, pareert deze drei
ging.
Zwart heeft slechts weinig
keus. Op 9...........Lg4 volgt' 13. Lc4—b3 0—0
bijvoorbeeld 10. h3, Lh5 11. 14. f2—f4 -----
e4, e5 12. g4 met voordeel voor Een vergissing, welke wit
wit, zooals in de partij Dr. echter voor het verlies van een
25
pion het initiatief en een speel Stelling na 17. g2—g4.
bare partij verschaft. De nor ZWART
male voortzetting was 14. Pf3
en daarna h3, waartegenover
zwart De7 benevens Td8 stelt,
met ongeveer gelijke kansen.
14.___ Pd7—f6
Natuurlijk!
15. Lb3—c2 ___
Daar de damepion niet ver
dedigd kan worden en zwart
bovendien nog Lb6 dreigt, tracht
wit er van te maken, wat er van
te maken valt.
15;___ Dd8xd4f
16. Kgl—hl Dd4—b4
loopt zwart ondanks het feit,
Ik besloot den onpleizierigen dat een van zijn drie compen-
zet 17. Pf3 te voorkomen en satiepionnen verdubbeld is, niet
ontwierp tegelijkertijd het plan de minste kans de partij te
een stukoffer te brengen. verliezen en krijgt zelfs na de
Als zwart in plaats van den eerste onnauwkeurigheid van
tekstzet 16...........Lh5 speelt, zijn tegenstander een gemakke
kan wit met 17. Pf3, Db4 18. lijk gewonnen positie.
e5, Pd5 19. g4 !, Lg4: 20. Lh7:f, Daarentegen zou wit na bij
Kh8 21. Tgl (en eventueel 21. voorbeeld 17..........h6 met 18.
___ Lf3: 22. Df3:, Kh7:) Dg2, gevolgd door Ta3 en
remise door eeuwig schaak be eventueel f5, een gevaarlijken
reiken. aanval krijgen* waarvan het
17. gZ—g4 .... resultaat onmogelijk te voor
(Zie diagram). zien is.
17. .... Ta8—d8 ! 18. f4—f5 e6xf5
Dit zuiver positioneele offer 19. e4xf5 Tf8—e8 !
is slechts op algemeene over 20. De2—g2 Db4Xg4
wegingen gebaseerd, daar de 21. f5Xg6 h7Xg6
vele tactische mogelijkheden, 22. Lc2—dl -----
hoofdzakelijk na den onvermij- Wit vindt de beste verdedi
delijken ruil der dames, niet ging. Op 22. Pf3 zou volgen 22.
precies berekend konden wor ___ Dg2:f 23. Kg2:, Pg4 24.
den. Ldl, Tdl: 25. Tdl:, Te2f 26.
Zooals het vervolg aantoont, Kgl, Lb6f en wint.
26
22.......... Dg4Xg2f Stelling na 27. ... Tb4—e4.
23. KhlXg2 Td8—d4 ! ZWART
30
NEGENDE PARTIJ
GESPEELD OP 24 OCTOBER TE ’s-GRAVENHAGE
Slavisch damegambiet
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d4 d.7—d5 10.......... Lb4Xc3
2. c2—c4 c7—c6 Dit is gedwongen. Na 10.
3. Pgl—f3 Pg8—f6 ..... Pc3: 11. bc3:, Lc3: 12.
4. Pbl—c3 d5xc4 Tbl kan wit op zijn minst den
5. a2—a4 Lc8—f5 geofferden pion bij gunstige
6. e2—e3 .... stelling heroveren (12. .. .<•
Volgens de ervaringen in Dc7 13. Lf5:, ef5: 14. Dd3,
dezen tweekamp opgedaan, La5 15. Df5:). Ook de poging,
schijnt 6. e3 meer kans op Pe4 op zijn standplaats te hand
initiatief te bieden dan 6. Pe5, haven, zou zwart duidelijk in
dus juist het tegendeel van de het nadeel brengen: 10..........
vroegere opvattingen. Pdfó 11. Dc2 en zwart is reeds
om een behoorlijke voortzetting
6. .... e7-—e6 verlegen.
7. LflXc4 Lf8—b4 De strategische beteekenis
8. 0—0 Pb8—d7 van den tekstzet zetelt hierin,
9. Ddl—e2 Pf6—e4 dat alle ruiltransacties, waarbij
10. Lc4—d3 .... wit de open b-lijn krijgt en
den opmarsch e4 kan door
Dank zij deze belangrijke zetten, min of meer ongunstig
versterking van wit’s opzet, zijn voor zwart. Zwart moet
welke van Grünfeld afkomstig derhalve het pionoffer aanne
is, dient de algemeene opvatting, men, om niet zonder com
dat 6. Pe5 sterker is dan 6. e3, pensatie in positioneel nadeel
herzien te worden. Men was te geraken. Den pion kan hij
nl. tot nu toe van meening, echter slechts met 10..........Lc3:
dat zwart met de van Löwen-
fisch afkomstige manoeuvre 9. veroveren.
.... Pe4 in deze en analoge 11. b2Xc3 ....
varianten volkomen gelijk spel
zou kunnen bereiken, maar de Wat betreft 11. Le4: ! zie
tekstzet, waarmede wit een pion de 13e partij.
offert, doet twijfel rijzen aan 11. .... Pe4Xc3
de juistheid van deze opvatting. 12. De2—c2 Lf5xd3
Vergelijk ook de 13e en 17e 13. Dc2xd3 Pc3—d5
partij. 14. Lel—a3
31
De pointe van het pionoffer. schijnt een actie in het centrum
14.......... a7—a5 te zijn. Als veiligheidsmaatregel
kwam ook 20. h3 in aanmer
Stelling na 14.......... a7—a5. king.
ZWART 20.......... Ta8—a5
De toren presteert hier niet
veel en moet spoedig weer
terug.
21. e4—e5 ....
Eenigszins voorbarig. De
voorkeur verdiende 21. Pd2 of
21. h3.
21.......... h7—h6
Om 22. Pg5 te beletten.
22. Pf3—d2 c6—c5
Zoodoende slaagt zwart er in
WIT zijn spel te bevrijden.
Een degelijke verdediging. 23. Pd2—b3 Ta5—a8
Zwart gaat den pion teruggeven, 24. Tb4—c4 -----
om zoo spoedig mogelijk tot Natuurlijk niet 24. Pc5: ?
de rochade te komen. wegens 24.......... b6 met stuk-
Na 14...........Pe7 15. Tabl winst. Ook 24. dc5:, Pe5: zou
verkrijgt wit een uitstekende minder goedzijn voor wit.
aanvalsstelling, welke veel over 24.......... b7—b6
eenkomst vertoont met die van 25. f2—f4 -----
de 17e partij. Een kleine verzwakking van
15. Tal—bl Pd5—b4 den koningsvleugel, maar pion
16. La3xb4 a5xb4 e5 behoefde een solide dekking.
17. TblXb4 0—0
Pion b7 mag nu niet genomen 25.......... Dc7—c6
worden wegens 18.......... Pc5. 26. d4Xc5 ....
18. Dd3—c2 Dd8—c7 Wit had beter gedaan, zijn
19. Tfl—bl Tf8—b8 paard via d2 naar den konings
20. e3—e4 .... vleugel te brengen.
Wit staat iets beter, omdat hij 26.......... b6Xc5
meer terrein beheerscht. Het is 27. Tbl—al -----
echter zeer moeilijk dit voordeel Niet 27. Pc5: ? wegens 27.
te vergrooten. De eenige kans .... Tbl:f en stukwinst.
32
27.......... Dc6—b6 eindspel wil wit zijn koning
28. Tal—a3 .... echter niet verder van het cen
Ook hier zou het slaan op trum verwijderen.
c5 een stuk kosten (28. Pc5:, 29.......... Pd7—b6
Ta5 enz.). 30. Tc4Xc5 Pb6Xa4
Eenvoudiger dan de tekstzet 31. Tc5—cl Da7xf2f
was echter 28. Pd2. 32. Kglxf2 ....
28.......... Db6—a7
Dit eindspel moet remise
Stelling na 28.......... Db6—a7. worden. Voorloopig staan de
ZWART witte stukken echter niet best
en kan zwart derhalve eenige
aanvallende zetten doen.
32.......... Tb8—b4
33. g2—g3 Ta8‘—d8
34. Kf2—e2 Pa4—b6
35. Pb3—d2 g7—g5
Tevergeefs tracht zwart ziin
aanval kracht bij te zetten.
36. f4Xg5 h6Xg5
37. Ta3—d3 Pb6—d5
38. Tel—c4 Tb4Xc4
39. Pd2xc4 Td8—a8
40. Pc4—e3 Pd5xe3
Met de sterke dreiging 29. 41. Td3Xe3
.... Pb6, waarna 30. Tc5: ? Afgebroken en op den vol
op 30..........Pd7 zou falen. genden dag remise gegeven. Er
29. Dc2—f2 ___ zou nog kunnen volgen : 41.
Ook 29. Khl was mogelijk. ___ Ta2f 42. Kf3, Th2: 43.
Met het oog op een eventueel Kg4 en 44. Kg5:.
Schaken 3 33
TIENDE PARTIJ
GESPEELD OP 26 OCTOBER 1937 TE ’s-GRAVENHAGE
Nimzo-Indisch.
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. d2—d4 Pg8—f6 verkregen, als hij op het juiste
2. c2—c4 e7—e6 oogenblik ruil van dezen looper
3. Pbl—c3 Lf8—b4 had verhinderd.
4. Ddl—c2 d7—d5 13.......... Lc8—b7
5. c4xd5 Dd8xd5 14. 0—0 Ta8—c8
6. e2—e3 c7—c5
7. a2—a3 Lb4Xc3 Stelling na 14.......... Ta8—c8.
8. b2Xc3 Pb8—c6 ZWART
Zooals deze partij schijnt te
bewijzen, is de paardontwikke-
ling naar c6 in geen geval beter
dan 8..........Pbd7, wat in de 8e
partij geschiedde. Daar de ro-
chade in ieder geval noodig is,
is het niet meer dan logisch,
dezen zet thans te doen, zooals
ook in de 12e partij gebeurde.
9. Pgl—f3 ___
In plaats daarvan zou de ma
noeuvre 9. f3, uit de achtste
partij, niet aan te bevelen zijn WIT
wegens 9..........cd4:10. cd4:, e5.
15. Dc2 —e2 .-...
9.......... 0—0 . ,,De witte dame voelt zich
10. c3—c4 Dd5—d6 niet behaaglijk op de lijn van
11. Lel—b2 c5xd4 den zwarten toren”, tracht een
12. e3xd4 b7—b6 annotator te „verklaren”. Ik
13. Lfl—d3 ___ moet bekennen, dat ik verzuim
Deze ontwikkeling is agres de mijn dame te vragen, hoe
siever en tegelijkertijd natuur ze zich feitelijk „gevoelde” —
lijker dan de zet Le2, welke in en verplaatste haar met een
dergelijke posities bij verschil bepaald doel, namelijk het vol
lende gelegenheden werd ge gende : wit’s natuurlijke plan,
speeld. Wit zou werkelijk verre voortspruitende uit de stelling
weg de beste stelling hebben is : 15. Tadl, gevolgd door Pe5,
34
maar thans zou deze reeks niet twijfelachtig zijn. Nu krijgt
van zetten in zwart’s voordeel zwart de gelegenheid een onge
uitvallen: 15. Tadl, Pa5 16. veer gelijk spel te verkrijgen.
Pe5, Pc4:! 17. Pc4: (of 17. 17. Pc6—a5
Lc4:, b5), Dd5 18. f3, b5 enz. 18. Pf3—e5 Lb7—e4 !
Vandaar de onaangename nood 19. Tfl—el Le4xd3
zakelijkheid met het verzetten 20. De2Xd3 ....
van de dame, een tempo te
verliezen. Helaas gaat 20. Td3: niet
wegens 20..........Pc4: 21. Tf3,
15.......... Dd6—f4 Dd2 !
Een tamelijk riskante uitval, 20. Te8—d8
waarvan de juiste bedoeling
Met de bedoeling het witte
niet blijkt uit het vervolg der
partij. In plaats daarvan zou paard door Pd7 te verdrijven.
15.......... Ph5 niet slecht zijn 21. Lb2—cl Df4—h4
(16. g3, Pf6), teneinde den Eenvoudiger en beter was
witten koningsvleugel te ver het geweest dameruil aan te
zwakken. bieden, waarna de partij waar
16. Tal—dl Tf8—e8 schijnlijk remise geworden was.
De eenvoudigste weg voor wit
Alweer een gekunstelde zet om dit resultaat te bereiken zou
(in plaats van het natuurlijke zijn : (21.......... Df5); 22. Df5:,
Tfd8), welke ten doel had ef5: 23. Lg5, Pc4: 24. Pc4:,
(volgens Dr. Euwe zelf) den Tc4: 25. Lf6:, gf6: 26. Te7,
zet d4—d5 te verhinderen, in enz. Maar wit kon ook zonder
geval van 17..........Dg4. Maar risico trachten het spel te com-
aangezien deze damezet een pliceeren door 23. d5, daar
voudig beantwoord kon worden 23......... Pc4: ? op 24. Pc6 zou
met h3, gevolgd door De3, is falen, en aan den anderen kant
men geneigd te veronderstellen, 23..........Pe4, met 24. g4 kon
dat zwart op dit oogenblik worden beantwoord. Na de
spoken zag. gekozen voortzetting wordt de
17. h2—h3 ? ___ stelling van de dame precair.
Op zijn beurt vindt ook wit 22. Dd3—e2 ! ....
niet den besten zet, namelijk De moeilijkste zet van de
17. Tfel, waardoor het veld e4 partij, die den tegenstander voor
nogmaals gedekt werd. Na 17. groote tactische problemen
.... Pa5 18. Pe5, zou zwart den plaatst. In de eerste plaats zou
looper niet kunnen ruilen en de voorgenomen zet 22..........
in geval van 18..........Dg5 19. Pd7, nu worden beantwoord
g3, zou wit’s terreinvoordeel door het offer 23. Pf7:, waarvan
35
de gevolgen voor zwart hoogst is 24. Kg2 gevolgd door 25.
onaangenaam zouden zijn, bij Pf3. En, daar het duidelijk is,
voorbeeld 23...........Kf7: 24. dat zwart niet 23.......... Dh3:
De6:f, Kf8 25. Ld2 !, Pc6 26. kan spelen wegens 24. Td3,
d5, Pd4 27. Lb4t, Pc5 28. Dh4 25. Kg2, gevolgd door 26.
De5, Pb3 29. Td3, Kg8 30. Thl, had hij hier hetzij 23..........
Tb3:, Pb3: 31. Le7. Aan den h5, of 23........... h6 moeten
anderen kant zou 22........... Pc6, probeeren. In het eerste geval
waarmee zwart den druk tegen zou volgen: 24. Kg2, Ph7 25.
wit’s c-pion opgeeft, beant gh5:, en in het tweede geval
woord worden met de onaan 24. Kg2, Ph7 25. d5, ed5: 26.
gename opsluiting 23. Pf3, Dh5 cd5:, waarna zwart niet 26..........
24. Lg5. Daarom en ook om veld f6 kan spelen wegens 27. Pg6 !,
h7 voor het paard vrij te maken, Te2: 28. Te2: met kwaliteits
moest zwart hier 22..............h6 winst, zoodat de geavanceerde
spelen. Zijn volgende zet brengt pion zeer waarschijnlijk een
zijn spel ernstig in gevaar. beslissende factor zou blijken.
22.......... Td8—e8 ? 23.......... Pa5—c6 ?
Stelling na 22.......... Td8—e8 1 Verliest een stuk zonder com
ZWART pensatie. Het spel is uit.
24. Kgl—g2 Pc6Xe5
25. d4Xe5 Pf6—h5
26. g4xh5 Tc8Xc4
27. De2—f3 Te8—f8
28. h5—h6 f7—f5
29. Df3—g3 ___
Of nog eenvoudiger 29. ef6:
(e.p.), Tf6: 30. Td8f.
29.......... Dh4Xg3f
30. f2Xg3 Tf8—c8
31. h6Xg7 Tc4—c2f
32. Kg2—f3 Tc2—c3 j-
33. Lel—e3 Tc3Xa3
34. Tdl—d7 Tc8—c4
23. g2—g4 .... 35. Kf3—f2 Tc4—c2 f
Een zeer sterke aanvalszet, 36. Tel—e2 Ta3—a2
welke in ieder geval wit’s ruim- 37. Te2Xc2 Ta2Xc2f
tevoordeel aanzienlijk vergroot. 38. Kf2—f3 a7—a5
De onmiddellijke dreiging (wel 39. Le3—h6 Tc2—c8
ke zwart over het hoofd ziet 40. Td7—e7
en waardoor hij snel verliest) Zwart geeft het op.
36
ELFDE PARTIJ
GESPEELD OP 30 OCTOBER TE GRONINGEN
Damegambiet
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d.4 * d7—d5 den (d4, e3, f2) gemakkelijk
2. c2—c4 c7—c6 te kunnen dekken. Doch de
3. Pgl—f3 Pg8—f6 ruil op f6 is gedwongen, omdat
4. Pbl—c3 d5Xc4 zwart na 9. Lh4 den gambiet-
5. a2—a4 Lc8—f5 pion met 9...........b5 10. e4,
6. Pf3—e5 ----- Lh7 kan handhaven. Direct gaat
Voor denlaatsten keer in deze b5 niet wegens 9. e4, Lg6 10.
match speelt wit 6. Pe5 i.p.v. Pg6:, hg6: 11. e5 met stukwinst
6. e3, welke laatste zet kans- voor wit.
rijker is. Zie de desbetreffende 9.......... g7Xf6
aanteekening bij de 9e partij. Oogenschijnlijk beter dan 9.
6. .... e7—e6 .... Df6:, waarna wit met 10.
De matchpartijen leeren, dat e4 een tempo wint, terwijl hij
6...........e6 sterker is dan 6. na den tekstzet een tempo
.... Pbd7 enz. (zie de le verliezen moet. En toch is 9.
partij). .... Df6: sterker, want na 10.
e4, Lh7 11. Lc4:, 0—0 komt
7. Lel—g5 Lf8—b4 wit wegens de dreiging 12.
8. f2—f3 h7—h6 .... Td8 en 13...........c5 in
Een zeer belangrijke verster een moeilijk parket.
king van het zwarte spel. De 10. Pe5Xc4 c6—c5
theoretische voortzetting is 8.
De juiste manier om den
... c5 9. dc5:, Da5. In de 4e
partij volgde i.p.v. 9.......... Da5 opmarsch e2—e4 te ontzenuwen
de nieuwe zet 9...........Dd5, 11. d4Xc5 -----
welke van den Argentijn Piaz- Dit moet. Zeer slecht zou
zini afkomstig is. In beide zijn 11. Db3 wegens 11..........
varianten is de taak van zwart Pc6.
moeilijker dan na den tekstzet. 11.......... Dd8xdlf
9. Lg5xf6 .... 12. Talxdl ....
Het zou voor wit wenschelijk Met den koning slaan is
zijn den damelooper te behou minder goed, omdat zwart daar
den, teneinde na e2—e4 de na met tempowinst de d-lijn
eenigszins verzwakte zwarte vel- bezet: 12...........Ke7 13. e4,
37
Td8f benevens Lg6 en zoo 17.......... Th8—d8
spoedig mogelijk f5. 18. Kei—e^ Pb8—c6
12. Lf5—c2 Deze zet is mogelijk, omdat
13. Tdl—cl Lc2—b3 19. b3 wegens 19...........Lb5
Niet 13...........La4: wegens 20. Lb5:, Pd4f of ook 19..........
14. Tal en na een zet van Pd4f gevolgd door 20...........
La4 verovert wit met 15. Pb6 Lb5 (Lc6, Le8) niets oplevert.
de kwaliteit. Moet dit niet tot de conclusie
14. Pc4—d2 ___ leiden, dat 18. Kf2 (i.p.v. 18.
Ke2), waarna het zwarte paard
Zwart is nu tot den ruil
niet met schaak naar d4 kon
op c3 gedwongen.
komen, beter geweest was ?
14. Lb4Xc3 Heelemaal niet! Want na 18.
15. TclXc3 Lb3Xa4 Kf2 stond Pd2 ongedekt en
16. e2—e4 Ke8>—e7 dit had zwart de keuze gelaten
17. Lfl—d3 ___ tusschen 18..........Pc6 (19. b3,
Stelling na 17. Lfl—d3. Lb5 20. Lb5:, Td2:f) en 18.
___ Lb5.
ZWART
19. Ke2—e3 Pc6—b4
20. Ld3—bl La4—b5
21. Pd2—b3 f6—f5
Gaarne benut zwart de gele
genheid om zijn dubbelpion op
te lossen. Wit mag natuurlijk
niet 22. ef5: spelen wegens 22.
.... Pd5f met kwaliteitswinst.
Evenmin is 22. Pd4 mogelijk,
omdat deze zet na 22..........f4f
een stuk zou kosten. Toch is
de oogenschijnlijk sterke zet
niet zonder risico, zooals het
WIT vervolg leert.
Sterker was 17. b3, omdat 22. Pb3—a5 b7—b6
de zwarte looper geen goed 23. c5xb6 a7xb6
veld van terugtocht heeft: op 24. Pa5—c4 Ta8—al
c6 maakt hij Pc6 onmogelijk, Wanneer zwart den aange
op d7 sluit hij — zij het vallen pion met Ta6 of Tab8
ook slechts tijdelijk — de d-lijn dekt, behoudt wit het initiatief.
en op e8 verbreekt hij de Ook de tekstzet is niet best,
verbinding der torens. hoewel hij tot belangwekkende
38
complicaties leidt, welke zwart Thans zou 27. Tb6: op 27.
door het verdere verloop in .... f4f gevolgd door aftrek-
bet gelijk stellen. Juist was schaak falen, b.v. 27. Tb6:,
echter 24.......... Pa2 25. La2:, f4f 28. Ke2, Pb4f 29. Kei,
Ta2: 26. Tbl, Lc4: met gelijk Pc2f 30. Kf2, Td2f en zwart
spel. wint. Na 27. Ld3:, Td3:f 28.
Td3:, Thl: staat zwart beter,
25. Pc4—a3 .... terwijl 27. Td3: na 27...........
Ld3: de kwaliteit kost. Wit’s
Wit laat zich overbluffen en volgende zet is dus gedwongen.
neemt den pion niet. Toch was
25. Pb6: ! voordeelig voor hem, 27. e4xf5 Pd3xb2!
want het oogenschijnlijk sterke
antwoord 25.............. Ld3 zou De laatste pointe der met
op 26. Tb3 falen. Relatief het 24..........Tal ingeleide compli
beste voor zwart was (na 25. caties. Zwart forceert een af
Pb6: !) 25...........e5 ; wit zet wikkeling, welke hem voor be
dan met 26. g3 voort en hand slissend nadeel behoedt.
haaft een gezonden pluspion. 28. Tb3xb2 ....
Na den tekstzet blijkt, wat
zwart met 24............ Tal be Wit heeft geen keuze, er
doelde. dreigde stukwinst met 28.........
25.......... Lb5—a6 Ta3: en 29.......... Pc4f-
26. Tc3—b3 Pb4—d3 ! 28. TalXa3f
29. Ke3—f2 Td8—d6
Stelling na 26...........Pb4—d3 !
ZWART Ook 29..........Ld3 30. Tb6:,
Lbl: 31. Thbl:, Ta2f (31..........
Td2f 32. Kg3, Taa2 33. Tgl
en wit wint een pion) 32. Tlb2,
Tb2:f 33. Tb2:, ef5: 34. Kg3,
Td6 35. Kf4, Ke6 36. Tb5,
Td4f leidt tot remise.
30. f5Xe6 Td6Xe6
Remise. Op zichzelf be
schouwd is wit’s pionnenfor
matie beter, maar zwart heeft
een vrijpion. Wit had met
31. Tel nog eenige winstpo-
WIT gingen kunnen ondernemen.
39
TWAALFDE PARTIJ
GESPEELD OP 1 NOVEMBER TE AMSTERDAM
Nimzo-Indisch
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. d2—d4 Pg8—f6 La6 met ruil van den witten
2. c2—c4 e7—e6 koningslooper, waarna zwart
3. Pbl—c3 Lf8—b4 een gemakkelijk spel zou krij
4. Ddl—c2 d7—d5 gen.
5. c4xd5 Dd8xd5 11. Lfl—c4 Dd5—c6
6. e2—e3 c7—c5
7. a2—a3 Lb4xc3f Stelling na 11.......... Dd5—c6.
8. b2Xc3 .... ZWART
De opening is identiek met
die van de 8ste en 10e partij.
8.......... 0—0
De beste voortzetting. In de
8ste partij speelde ik 8..........
Pbd7 en in de 10e partij 8.
.... Pc6. Hoewel zwart in
beide gevallen bevredigend
kwam te staan, verdient de
tekstzet de voorkeur, omdat
zwart meer keuze heeft bij de
voortzetting van zijn ontwikke
ling.
9. Pgl—f3 c5xd4 De pointe van zwart’s opzet.
Met 9.......... Pc6 krijgt men De witte looper op c4 staat nu
een stelling uit de 10e partij. gepend en de dreiging 12..........
10. c3xd4 .... La6 blijft bestaan. Belangrijk is,
Het pionoffer 10. c4, De4 dat wit deze dreiging noch met
11. Ld3, Dg4 12. Lb2 is zeer 12. De2 1 (wegens 12......... b5 !
interessant, maar vermoedelijk met stukwinst) noch met 12.
niet correct. Dd3 (wegens 12........... La6!
13. La6:, Pa6: 14. Da6: ?, Dc3f)
10.......... b7—b6 kan pareeren. Tenslotte is 12.
Hier blijkt, dat het zwarte Pe5 niet goed mogelijk wegens
iamepaard ook op b8 goede 12..........Dg2:.
liensten verricht. Er dreigt nu 12. Lc4—d3 ___
40
Op deze wijze voorkomt wit doende compensatie voor den
alle gevaren, welke uit de pen geofferden pion. Solider is ech
ning van zijn looper voort ter (na 18. La4) 18.......... Lc4
vloeien en handhaaft tevens het met rustige versterking van de
looperpaar. Intusschen leidt dit stelling, waarbij de mogelijk
toch niet tot voordeel voor wit, heid van e5 blijft bestaan.
omdat zwart zijn stukken actie 18.......... e6—e5
ver gebruiken kan. Zoodoende zet zwart zijn
12.......... Dc6Xc2 ontwikkelingsvoorsprong in
13. Ld3Xc2 Lc8—a6 aanval om. Wit is echter —
Zwart heeft een voorsprong gezien zijn looperpaar — in
in ontwikkeling, die het vijan staat nadeel te vermijden.
delijke looperpaar ten volle 19. Kei—f2 ____
compenseert. Op 19. de5: kan volgen 19.
14. Pf3—e5 Pb8—d7 .... Pe5: 20. Le5:, Ld3 met
Minder goed zou zijn 14. herovering van het stuk en
.... Tc8. Er volgt nl. 15. La4 gelijk spel. Gevaarlijker voor
en nu kan zwart zijn damepaard wit is echter 19.......... Pc5 i.p.v.
niet zonder meer naar buiten 19...........Pe5:, b.v. 20. Tdl,
brengen. Ld3 of 20. Lc3, Pd3f 21. Ld3:,
Td3: en zwart heeft winst
15. Pe5xd7 Pf6xd7 kansen.
16. Lel—b2 Ta8—c8 19........... e5xd4
17. Tal—cl ----- 20. Lb2xd4 ___
Op 17. 0—0—0 volgt 17. Na 20. ed4:, Pf6 (ook 20.
.... Lb5, waarna wit het loo .... Pe5 is mogelijk) benevens
perpaar niet langer handhaven Pd5 zou zwart een zeer goed
kan; er dreigt niet alleen 18. spel verkrijgen.
.... La4, maar ook 18..........
Tc2:f gevolgd door 19........... 20.......... Pd7—c5
La4f enz. 21. Thl—dl ____
Eenvoudiger was 21. Lf5;
17.......... Tf8—d8
18. f2—f3 ----- zwart heeft dan niet beter dan
21..........Pd3f, en met het oog
Na 18. La4, om den nu óp de loopers van ongelijke
volgenden opmarsch van den kleur is de remise spoedig een
zwarten e-pion te beletten, kan feit.
zwart e6—e5 desgewenscht toch
doorzetten, b.v. 18......... Tcl:f 21.......... Pc5—e6
19. Lel:, e5 20. Ld7:, Td7: 21. De situatie is nu moeilijk
de5:, Td5 en zwart heeft vol voor wit, daar Ld4 niet mag
41
spelen wegens 22.......... Tc2:f gekozen voortzetting bereidt wit
met stukwinst. een combinatie voor, welke tot
22. Lc2—b3 ___ een volkomen gelijke stelling
leidt.
Met dezen goeden, nauw
keurig berekenden zet hand 25.......... Tc8—c3
haaft wit het evenwicht. Foutief
ware 22. Lf5 wegens 22.......... Dit beteekent, dat zwart met
Tel: 23. Tel:, Pd4: 24. ed4:, remise accoord gaat. Er was
gó gevolgd door Td4: en zwart echter geen voortzetting, welke
heeft een gezonden pion ge betere kansen bood, h.v. 25.
wonnen. .... Lc4 26. Lc4:, Tc4: 27.
d5, Kf8 28. dó, Ke8 29. Telf,
22. Tc8Xcl Kd7 30. Te7f, Kdó: 31. Ta7:,
23. TdlXcl Peóxd4 Tc7 32. Ta4 of 25.......... Lb5
24. e3xd4 Td8—c8 26. d5, Ld7 27. dó.
Slaan op d4 is niet goed
wegens het antwoord 25. Tc7. 26. d4—d5 !
25. Tel—dl ___ Remise.
Opnieuw een zeer goede zet. Er zou nog kunnen volgen
Na ruil der torens zou zwart 26........... Tb3: 27. d6, Lb5
iets beter staan met het oog 28. d7, Ld7: 29. Td7:, g6 30.
op zijn pionnenmeerderheid op Ta7:. Ook 26.......... Td3, 26.
den damevleugel en de zwakte .... Kf8 of 26......... Lb5 biedt
van den witten d-pion. Met de zwart geen kans op voordeel.
Stelling na 25. Tel—dl.
ZWART
WIT
42
DERTIENDE PARTIJ
GESPEELD OP 3 EN 4 NOVEMBER TE AMSTERDAM
Slavisch damegambiet
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d4 d7—d5 12.......... e6Xf5
2. ' c2—c4 c7—c6 Oogenschijnlijk staat zwart
3. Pgl—f3 Pg8—f6 zeer bevredigend: hij beheerscht
4. Pbl—c3 d5Xc4 de belangrijke centrumvelden
5. a2—a4 Lc8—f5 d5 en e4 en het gevolg daarvan
6. e2—e3 e7—e6 is, dat de witte looper niet
7. LflXc4 Pb8—d7 goed naar buiten kan komen.
8. Ddl—e2 Pf6—e4
9. 0—0 Lf8—b4 13. d4—d5 -----
10. Lc4—d3 Lb4Xc3
Stelling na 13. d4—d5.
Met een onbelangrijke ver ZWART
wisseling van zetten is nu een
stelling bereikt, welke we reeds
uit de 9e partij kennen. Wit
zette daar met 11. bc3: voort.
11. Ld3Xe4 ....
Deze zet, die door Dr. Bem-
stein werd aanbevolen, schijnt
sterker te zijn dan 11. bc3:.
11.......... Lc3—b4
Wanneer zwart met 11...........
Lb2: 12. Lb2:, Le4: op pion-
winst speelt, krijgt wit met
13. Pd2 gevolgd door 14. La3
een nog veel sterkeren aanval WIT
dan in de 9e partij. Zwart heeft
dan nl. geen goede gelegenheid Deze doorbraak leidt tot een
om door een tegenoffer tot belangrijke verandering der situ
de korte rochade te komen atie. Wit opent lijnen voor den
(vergelijk de 9e partij). aanval en nog wel met tempo
winst, omdat hij door 14. dc6:,
12. Le4xf5 .... bcó: 15. Dc2 een pion dreigt
In combinatie met de nu vol te veroveren.
gende doorbraak is deze ruil Het pionoffer is van tijdelij-
sterk. ken aard.
43
13. c6xd5 duidelijk in het voordeel en
Het beste. Na 13.......... c5 wel met 18. a5, b.v. 18..........
14. e4, fe4: 15. De4:f, De7 Td8 19. Da4 (dreigt 20. Pc6)
16. Dd3 is wit belangrijk in 19...........Tc8 20. b3 ! enz.
het voordeel.
18. Dc6Xc5 Pd7Xc5
Weliswaar staat wit per slot
van rekening ook na den tekst Op 18.......... Lc5: zou een
zet beter, maar zwart verkrijgt voudig 19. Pf5: volgen. Thans
een kansrijk tegenspel, hetgeen echter zou zwart na 19. Pf5:
na 13.......... c5 niet het geval niet 19.......... Pb3 een sterken
geweest was. tegenaanval verkrijgen.
14. De2—b5 ___ 19. a4—a5 ....
Zoodoende herovert wit den
pion. Wit moet scherp spelen, daar
hij anders gemakkelijk in het
14.......... Dd8—a5 nadeel kan komen. De tekstzet
De beste verdediging. leidt een combinatie in, waarbij
wit ten koste van twee pionnen
15. Db5xb7 Ta8—b8 een grooten voorsprong in ont
16. Db7—c6 Da5—c5 wikkeling verkrijgt.
Deze zet is noodzakelijk met
het oog op de dreiging 17. Pe5. 19.......... Tb6—a6
17. Pf3—d4 .... Na 19.......... Tb7 zou witwèl
20. Pf5: kunnen spelen, omdat
Ook 17. Pe5 was goed ge na 20......... Pb3 21. Ta4 mo
weest, b.v. 17...........Td8 18. gelijk is (21...........Pa5: ? 22.
Tdl, 0—0 19. Dc5: (19. Td5: ?, Ta5:, La5: 23. Pd6f). Er zou
Pe5: ! of 19. Dd5: ?, Dd5: 20. dan kunnen volgen 21...........
Td5:, Pe5: ! en zwart wint) 0—0 22. a6, Tb5 23. Tdl
19.......... Lc5: 20. Pd7:, Td7: (23............Tc81 24. Tb4:!>
21. Ld2 en wit staat iets beter. benevens 24. Pd4 ten gunste
De tekstzet is echter sterker, van wit.
omdat zwart niet tot de rochade
komt. 20. Pd4—c2 Lb4Xa5
17.......... Tb8—b6 Natuurlijk niet 20............
De beste kans. Na 17.......... Ta5: ? 21. Ta5:, La5: 22. b4
Dc6: 18. Pc6:, Tb7 19. Pb4:, en wit wint, ook niet 20..........
Tb4: 20. Ld2 (20.......... Tb2: Pd3 ? 21. Tdl, Pel; 22. Pb4:
21. Lc3 en 22. Lg7:) staat het met hetzelfde resultaat.
eindspel zeer gunstig voor wit. 21. b2—b4 La5xb4
Ook na 17. .... g6 komt wit 22. Lel—b2 ....
44
Stelling na 22. Lel—b2. den looper, noch het paard
ZWART
mag nemen, b.v. 25. Ta5: ?,
Tg2:f 26. Khl, Pe4 (dreigt 27.
.... Tglf en 28...........Pf2:
mat) 27. h4, Pf2:f 28. Tf2:,
Tf2: 29. Ta7: en zwart heeft
de keuze tusschen eeuwig schaak
met 29..........Tflf enz. of een
kansrijke winstpoging begin
nende met 29.......... Tg4 ; nog
erger voor wit wordt de situatie
na 25. Lc5: ? Tg2:f 26. Khl,
Lc7 ! 27. f4, Tc2: en zwart
staat gewonnen. Daaruit volgt,
dat wit na 24. Ld4, Tag6 met
25. g3 moet voortzetten, en
WIT
dan kan zwart met 25...........
De pointe der met 19. a5 in Pb3 den sterken Ld4 ruilen,
geleide combinatie. Zwart heeft hetgeen zijn situatie aanzienlijk
twee pionnen meer, maar hij verbetert.
verkeert in buitengewone moei 24.......... Pc5—b3
lijkheden, omdat zijn stelling
plotseling van alle kanten be Thans zou 24........... Tag6
dreigd wordt. Lb4 en pion g7 op 25. Ta5:, Tg2:f 26. Khl,
staan direct aangevallen, en als Pe4 27. Lg3 falen.
zwart 22. .... Tal: speelt, 25. Tal—a4 ....
komt er na 23. Tal: nog een Minder goed zou zijn 25.
aanval op pion a7 bij. Het is Ta3, b.v. 25........... Pd2 26.
dus duidelijk, dat zwart zijn Tfal, Pc4 27. Ta4, Tag6 en
materieel voordeel niet lang zwart heeft zijn stelling gecon
kan houden. solideerd.
22.......... Lb4—a5 25.......... Ta6—g6
De beste kans. Op b.v. 22. 26. Le5—g3 ....
.... Tb6 leidt 23. Ld4 onmid Tot nu toe werd de partij
dellijk tot beslissend voordeel door wit goed gespeeld, maar
voor wit. hier was het eenvoudige 26. g3
23. Lb2Xg7 Th8—g8 de aangewezen voortzetting. Be
24. Lg7—e5 ----- slissend voordeel kon daarna
Dit is beter dan 24. Ld4, niet uitblijven, want het mate-
waarop zwart 24...........Tag6 rieele overwicht van zwart be-
antwoorden kan en wit noch teekent niets aangezien deze —
45
een zeldzaam geval — vijf Lf2:f en de partijen staan vol
geïsoleerde pionnen heeft. komen gelijk.
Na den minder goeden tekst' 31.......... Pb3xd4
zet wordt wit’s taak moeilijker, 32. Tfl—elf Ke8—d7
omdat de looper op g3 langen
tijd een passieve rol blijft spelen. Hier kon zwart ook 32.........
Te6 spelen met als mogelijk
26.......... La5—b6 vervolg 33. Te6:f, fe6: 34.
27. Ta4—f4 ___ Pc4, Pe2f 35. Kfl, Pg3:f 36.
Zwart dreigde met 27.......... hg3:, Lc7 37. Th7, Kd8 38.
d4 28. ed4:, f4 29. Lf4:, Tg2:f Pa5:, La5: 39. Ta7, Tg4 40.
minstens gelijk spel te bereiken. Ta5:, Ke7 ; wit heeft dan een
27.......... h7—h5 pion gewonnen, maar de stel
ling is remise. Tot hetzelfde
Zeer juist. Zwart moet op resultaat leidt in deze variant
aanval en complicaties spelen, 36...........Ld8 i.p.v. 36..............
want de positioneele methode Lc7 ; wel verovert wit met 37.
biedt — gezien zijn pionnen- Th7, (dreigend 38. Pd6f en mat)
formatie — geen kansen van pion a5, maar dit verschaft
beteekenis. geen reëele winstkansen.
28. Tf4—h4 ___ 33. Kgl—fl ___
Ook 28. Tdl, of 28. Tf5:, Deze zet is noodig, omdat
h4 29. Lh4:, Tg2:f 30. Khl, wit anders voortdurend met
T2g4 31. Te5f, Kf8 32. Le7f Pe2f (eventueel in combinatie
was goed. met f5—f4) of een mat op de
onderste rij rekening moet hou
28.......... a7 —a5 den.
Tegen 29. Pb4 gericht. 33.......... Tc6—c3
29. Th4xh5 ___ 34. Pa3—bl Tc3—c2
Hier verzuimt wit opnieuw
de beste voortzetting, t.w. 29. Nog sterker was 34. ....
Tdl met duidelijk voordeel. Td3, maar ook na den tekstzet
Na den tekstzet verschaft staan de zwarte stukken uit
zwart zich op fraaie wijze tegen- stekend.
kansen. 35. Tel—dl ___
29.......... Tg6—c6 ! Dreigt in de eerste plaats
30. Pc2—a3 d5—d4 36. Le5.
31. e3xd4 .... 35.......... Kd7—c6
Op 31. Tf5: volgt 31.......... 36. Th5‘—h6f Tg8—g6
de3: 32. fe3:, Le3:f 33. Lf2 37. Th6—h8 ___
(33. Khl?, Tg3: !) 33........... Dit was de bedoeling van
46
wit's vorigen zet. Er dreigt nu dan 40. Te7, maar gezien de
38. Tc8f, Kb7 39. Tc2:, Pc2: gunstige opstelling der zwarte
40. Td7f en 41. Tf7:. stukken is het meer dan twijfel
37.......... Kc6—b7 achtig, of de pluspion tot zijn
38. Th8—f8 ----- recht kan komen en of het niet
zwart is, die de beste kansen
Verovert pion f7, daar 38. heeft.
___ Tf6 of Tg7 op 39. Le5
faalt. 39. Lg3—e5 Pd4—f3
38.......... Tg6—g7 1 Op deze aardige voortzetting
had Aljechin vertrouwd. Er
Stelling na 38..........Tg6—g7 ? dreigt 40..........Tf2: mat, terwijl
ZWART 40. gf3: op 40...........Tf2:f
benevens 41..........Tgl mat faalt,
terwijl bovendien Le5 aange
vallen staat. Dit is alles zeer
mooi, maar wit heeft een paar
reddende schaaks tot zijn be
schikking, welke de kwaliteit
moesten opleveren.
40. Tf8—b8f ....
Na dezen misgreep wordt het
geen kwaliteit, maar slechts een
pion. Juist was 40. Td7f, Kc6
(of 40........... Ka6 41. Ta8f,
Kb5 42. Pa3f enz.) 41. Tdóf,
WIT Kc7 (op 41...........Kb7 wint
In tijdnood maakt zwart de be 42. Tb6:f, Kb6: 43. gf3:) 42.
slissende fout. Natuurlijk heeft Td2f, Pe5: 43. Tc2:f. Wit kon
Aljechin de mogelijkheid 39. zich op deze wijze veel moeite
Le5 niet buiten beschouwing besparen.
gelaten, dacht echter, dat hij 40.............. Kb7—a7
dezen zet met een verrassende 41. Tdl—d7f -----
combinatie kon weerleggen, De ingesloten zet. Dit schaak
welke echter niet blijkt te is nu veel minder effectief dan
kloppen. een zet eerder.
Achteraf werd gevonden, dat
41.............. Lb6—c7!
hier 38.......... Tgc6 39. Tf7:f,
Ka6 met de hoofddreiging 40. Met dezen probleemzet houdt
.... Tel zeer sterk voor zwart zwart zich voorloopig nog
was. De beste voortzetting is staande.
47
42. Td7Xc7f ___ den tekstzet. Op 45. .... Pg4
Leidt slechts tot verovering volgt het best 46. Kgl, en op
van een pion, maar er is geen 45.......... f4 kan volgen 46. Pd2,
sterkere voortzetting, b.v. 42. Th7 47. Kgl (minder goed is
gf3:, Kb8: 43. Lg7: (niet 43. 47. h3 wegens 47..........f3) 47.
Tc7:?, Tc7: 44. Lg7: wegens ----- Td7 48. Ta2 (48............ f3
44.......... Tclf en 45..........Tbl:) 49. g3!) en het zal wit nog heel
43.......... Tclf 44. Kg2, Tbl: wat moeite kosten om zijn
met bijna gelijke kansen voor koning actief te doen optreden.
zwart; of 42. Lc7:, Tc7: 43. 46. Pbl—d2 Tc7—c2
Tc7:f, Kb8: 44. Tc5, Ph2:t en 47. Ta5—d5 Kb8—c7
de partij moet remise worden. 48. Kfl—e2 Tc2—b2
42............... Ka7xb8 49. h2—h3 Kc7—c6
43. Tc7Xc2t .... 50. Td5—d4 Kc6—c5
Na 43. Tf7:t?, Pe5: 44. 51. Ke2—e3 Pe5—g6
Tg7: verovert zwart met 44. Beide partijen hebben hun
.... Telt een stuk. stukken zoo goed mogelijk opge
43............... Pf3Xe5 steld. Wit bevindt zich in het
44. Tc2—c5 f7—f6 voordeel, omdat zijn stukken
gecentraliseerd staan. Toch is
Na 44.......... Pg4 zijn de con de winst nog een probleem.
sequenties van 45. h3, Ph2t 46. Met den tekstzet dreigt zwart
Kgl, Pf3t 47. Khl, Pel 48. een stuk te winnen: 52..........
g3, f4 niet geheel duidelijk. f4f 53. Ke4, f5f of 53. Kd3,
Maar met 45. Kgl i.p.v. 45. h3 Td2:f.
behoudt wit zijn voordeel.
52. Td4—d8 Pg6—e7
45. Tc5Xa5 .... 53. Ke3—d3 ___
Wit heeft nu een gezonden De voorkeur verdiende on
pluspion, terwijl de zwarte middellijk 53. Td3. De koning
pionnenstelling ernstig verzwakt moet direct weer terug.
is. Deze omstandigheden moe
ten op den duur de beslissing 53. .... Tb2—b7
brengen, hoewel de technische 54. Kd3—e3 Tb7—b2
taak van wit nog zeer lastig is. Met onmiddellijk Pd5f kon
45.............. Tg7—c7 zwart langer tegenstand bieden.
Hier kwam ook 45..........Pg4 55. Td8—d3 Pe7—d5f
of 45.......... f4 in aanmerking. 56. Ke3—f3 Pd5—b4
De winst is in beide gevallen Om de lastige dreiging 57.
zeer moeilijk voor wit, mis Pb3f (57..........Kc4 58. Td4f)
schien zelfs moeilijker dan na uit te schakelen.
48
57. Td3—c3f ----- 64.......... Kd4—e5
Aldus forceert wit den ruil 65. Pel—d3f Ke5—e6
van een der stukken. Op 65...........Kd4 was nu
(na de tijdcontröle dus) wèl
57.............. KcS—d4 66. Kf4 gevolgd.
Zwart heeft geen goede keuze, 66. Kf3—f4 Pf7—d6
b.v. 57.......... Kb6? 58. Pc4f; 67. Pd3—c5f Ke6—f7
of 57......... Kb5 58. Pc4 gevolgd 68. Pc5—b3
door 59. Pd6f en 60. Pf5:.
Op 57........... Kd5 kan zoowel Stelling na 68. Pc5—b3.
58. Tb3, als ook 58. Pc4 bene ZWART
vens 59. Pe3f volgen.
58. Tc3—b3 Tb2xb3f
Ook het toreneindspel na
58........... Td2: 59. Tb4:f is
voor wit gewonnen, hoewel niet
zoo gemakkelijk als het nu
volgende eindspel met paarden.
59. Pd2xb3f Kd4—e5
60. g2—g3 Pb4—c6
61. h3—h4 Pc6—d8
62. Pb3—c5 Pd8—f7
63. Pc5—d3f Ke5—d4
64. Pd3—el ....
In tijdnood herhaalt wit de Zwart gaf het op, want pion
zetten. Beslissend was 64. Kf4, f5 gaat verloren, b.v. 68..........
maar deze mogelijkheid loopt Kg6 69. Pd4, Pe4 70. f3, Pd6
niet weg. 71. Pf5:, Pf5: 72. h5f enz.
Schaken 4 49
VEERTIENDE PARTIJ
GESPEELD OP 6 EN 7 NOVEMBER 1937 TE ZWOLLE
Catalaansche opening
WIT : ALJECHIN ZWART : EU WE
1. d2—d4 Pg8—f6 volgenden zet 6.......... a6 zou
2. c2—c4 e7—e6 spelen, antwoordt wit 7. Dc2 !
3. g2—g3 d7—d5 om na 7.......... b5 met 8. a4
De Sowjet-kampioen speelde voort te zetten.
in een toumooi-partij te Tiflis 7. Lfl—g2 Pd7—b6
1937, 3........... Lb4f 4. Ld2, Dit systeem van ontwikkeling
Ld2:f 5. Dd2:, Pe4 6. Dc2, heeft het nadeel, dat het pro
d5 7. Lg2, De7 8. a3, f5 en bleem van looper c8 niet wordt
verkreeg een heel behoorlijke opgelost. Meer aanbevelenswaar
stelling. De tekstzet leidt in dig zou zijn eerst 7..........cd4:,
verbinding met den volgenden en slechts in geval van 8. Pd4:,
zet tot een moderne variant dan Pb6, gevolgd door 9. ....
van het aangenomen damegam- Lb4f ; en ingeval van 8. Dd4:,
biet, welke wit een klein voor dan Lc5 9. Dh4, Le7, waarmee
deeltje verschaft. de avontuurlijke witte dame
4. Pgl—f3 ___ nog eenigen last gaat onder
Wit behoeft den dameruil vinden.
niet te vermijden door het 8. Dc4—d3 c5xd4
spelen van 4. Lg2, daar hij na 9. 0—0! ___
4..........dc4: 5. Da4f, Dd7 6. Om den zet Lb4f te verhin
Dc4:, Dc6 7. Pd2, enz. een deren, welke zet op 9. Pd4:
voorsprong zou hebben, zoowel gevolgd zou zijn. Pion d4 kan
in ruimte als in ontwikkeling. natuurlijk niet met 9......... Lc5
4. d5Xc4 beschermd worden wegens 10.
5’. Ddl—a4f Pb8—d7 b4!, enz.
6. Da4Xc4 .... 9.......... Lf8—e7
Het is niet voordeelig, dit 10. Pf3xd4 0—0
terugslaan uit te stellen, b.v. Natuurlijk niet 10..........e5,
6. Lg2, a6 7. Pc3, Tb8! 8. wegens 11. Db5f, gevolgd door
Dc4:, b5 enz., waardoor de 12. Pf5, met duidelijk voordeel.
kansen minstens gelijk worden.
11. Pbl—c3 e6—e5
6. c7—c5
De nu volgende dubbele ruil
Indien zwart nu of op den is tamelijk gevaarlijk voor zwart,
50
daar de geringe verzwakking d5 te voorkomen, hetgeen mo
van de witte pionnenstelling op gelijk zou zijn na b.v. 16. Lg5.
den damevleugel ruimschoots Maar indien nu 16..........Pfd51;
gecompenseerd wordt door het dan 17. Le4, g6 18. Df3, Tfd8
voordeel van de beide loopers. 19. Tfdl, met voordeel voor wit.
Tot interessant spel zou leiden 16.......... Pb6—d7
11 ........Dd7, met de dreiging 17. Df5—g5 -----
12 ........e5, of 12............ Td8.
Door den looper op de
12. Pd4—f5 Le7—b4 gevaarlijke plaats te laten staan,
13. Dd3—c2 Lb4Xc3 maakt wit de zaak zonder nood
14. b2Xc3 Lc8xf5 zaak ingewikkeld. Eenvoudig en
Deze ruil zou vroeg of laat sterk ware 17. Le3 en indien
onvermijdelijk geweest zijn, 17..........g6, dan 18. Dg5, met
maar waarom zoo’n haast 1 onbetwistbaar positievoordeel.
Daar zwart van plan was Dc7 17.......... Pf6—e8
te spelen, kon hij dit beter 18. Tal—bl ....
direct doen, om wit aldus
minder keus van aanvalszetten Ook mogelijk was 18. Lh3,
te geven. een zet, dien ik van plan was
later te spelen b.v. als antwoord
15. Dc2xf5 Dd8—c7 op 18..........Tab8.
Stelling na 15. Dd8—c7 18.......... Pd7—c5
ZWART Het verleidelijke 18...........
Pb6 zou beantwoord worden
door 19. a4 ! en indien 19..........
f6, dan 20. Df5 !, gh6: 21. a5,
Dd7 22. Dh5 en zwart zou
in moeilijkheden raken, als hij
probeeren zou het gewonnen
stuk te handhaven.
19. Dg5—g4 Ta8—d8
Het zou een verstandige poli
tiek geweest zijn, den ruil van
de dames te forceeren door 19.
.... Dc8, hoewel de witte
WIT loopers na 20. Dc8:, Tc8: 21.
Lg5, f6 22. Ld5f, gevolgd door
16. Lel—h6 ! .... 23. Le3 zeker een belangrijke
Een moeilijke zet, welks rol in het eindspel hadden ge
hoofddoel is een paardzet naar speeld.
51
20. Lh6—g5 Td8—d6 lijkheid zou verschaffen, zi) n
21. Dg4—c4 paard na 25..........Pdó naar f5
Een voorbereiding tot het te brengen, met de dreiging
oprukken van den f-pion, het het tegen looper h4 te ruilen,
geen op dit oogenblik niet goed hetgeen aanzienlijk voordeel zou
zou zijn geweest, b.v. 21. f4, opleveren.
h6 22. fe5: ?, Tg6. 25.......... a7—a5
21----- b7—b6 26. Db4—a3 ....
Er dreigde 22. Lb7:. En niet 26. Db2, of Dbl,
wegens 26..........Pa4.
22. f2—f4 Td6—gó
Stelling na 26. Db4—a3.
Door dezen en den volgenden
sterken zet schakelt zwart elk ZWART
direct gevaar uit.
23. Tbl—dl ___
Dreigend 24. Ld8, gevolgd door
f5.
23.......... e5—e4
Voorkomt deze mogelijkheid,
daar nu 24. Ld8, Pdó 25.
Lc7:, Pc4:, enz. in zwart’s
voordeel zou zijn.
24. Lg5—h4
Maar na dezen terugtocht
ziet zwart’s stelling er nog 26.......... f7—f5
steeds gevaarlijk uit, daar b.v.
24......... Pdó 25. Dd5, Pb5 26. Door dezen inconsequenten
Tel!, Tdó 27. Dc4, in wit’s zet bederft zwart zijn stelling,
voordeel zou zijn. Het nu vol welke na 26...........Pdó 27.
gende ingenieuze pionoffer geeft f5, Pc4 28. Del, Tb6 29. f6,
zwart de gelegenheid zijn andere e3 zeer goed houdbaar was
paard in een sterke positie te geweest. Dit leidt tot een zeer
brengen. gecompliceerd spel, waarin wit
slechts weinig voordeel heeft.
24.......... bó—b5 !
25. Dc4—b4 ! ___ 27. Lh4—d8 ! ___
Het eenige goede antwoord, De eerste onaangenaamheid:
daar 25. Db5:, zwart de moge wit begint het eerst te dreigen
52
en voorkomt zoo een harmo 34. Tb5xf5! ___
nische samenwerking van de Dit beslist, daar 34. ....
zwarte krachten. Tf5: 35. Te8:f, Kf7 36. De7f,
27. .... Dc7—a7 Kg6 37. Le4: absoluut hope
28. Kgl—hl Tg6—a6 loos voor zwart zou zijn.
29. Tdl—d5 ----- 34.......... Tc6—f6
Wit heeft nu een gemakkelijk 35. Tf5xf6 g7xf6
spel dank zij de talrijke zwakke 36. Td8—d4 (?) ___
punten, die door zwart’s slech Na 36. Db3, hetwelk een
ten 26sten zet ontstaan zijn. eindspel forceert met twee
29.......... Pc5—e6 pionnen meer, zou zwart waar
30. Tfl—dl Pe6xd8 schijnlijk hebben opgegeven.
Er is geen tijd meer voor een 36.......... Dc4Xe2
tegenaanval; indien b.v. 30. 37. Da3—b3f Kg8—h8
___ De3, dan 31. Le7, Tf7 32. 38. Td4Xe4 De2—d2
Td8, Pc7 33. Te8:f, Pe8: 34. 39. Db3—bl ___
Td8 en wint.
31. Td5xd8 Da7—f7 Nu technisch eenvoudiger
32. Tdl—<15 ___ dan 36. h3, Pd6, met nog enkele
kansen voor zwart.
Eenvoudiger dan 32. Tld7,
Dc4. 39.......... Dd2Xc3
32.......... Ta6—c6 40. Dbl—el Dc3Xelf
33. Td5xb5 Df7—c4
Of 40..........Dc8, 41. Da5:.
Stelling na 33.......... Df7—c4
41. Te4Xel ....
ZWART
Het eindspel is gemakkelijk
gewonnen, daar wit behalve
den pluspion ook een zeer ster
ken looper heeft tegen een
paard, dat niet over veilige
velden in het midden van het
bord beschikt.
41.......... Pe8—d6
42. Lg2—c6 ! ....
Legt het paard op zijn plaats
vast wegens de eventueele drei
ging de torens te ruilen door
WIT Te8 en verhindert tevens een
53
verder oprukken van zwart’s 46. Te6xf6 Pf5—e7
a-pion. 47. Lc6—e4 Kh8—g7
42.......... Tf8—b8 48. Tf6—e6 Kg7—f7
49. Te6—h6 Tb2Xa2
Of 42...........Tc8 43. La4. 50. Th6xh7f Kf7—f6
43. Tel—e6 Tb8—blf 51. Th7—h6f Kf6—f7
44. Khl—g2 Tbl—b2f 52. Th6—a6
45. Kg2—h3 Pd6—f5 Zwart geeft het op.
54
VIJFTIENDE PARTIJ
GESPEELD OP 9 EN 10 NOVEMBER TE ROTTERDAM
Slavisch damegambiet
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2'—d4 d7 —d5 Om een tempo te winnen
2. c2—c4 c7—c6 voor de nu volgende doorbraak
3. Pgl—f3 Pg8—f6 in het centrum.
4. Pbl—c3 d5Xc4 15........... De7xf6
5. a2—a4 Lc8—f5 16. d4—d5 ___
6. e2—e3 e7—e6
7. LflXc4 Lf8—M Stelling na 16. d4—d5.
8. 0—0 Pb8—d7 ZWART
9. Ddl—e2 Lf5—g6
Een nieuwe poging om den
opmarsch e3—e4 te beletten.
10. Lc4—d3 ....
De meest solide voortzet
ting, waarmee e3 —e4 toch door.
gezet wordt; zeer in aanmerking
kwam echter het pionoffer 10.
e4.
10........... Lg6xd3
11. De2xd3 0—0
12. Tfl—dl -----
WIT
Na 12. e4, Lc3: 13. bc3:,
Pc5 gaat pion e4 verloren. Hiermee neemt wit het ini
Heelemaal slecht is deze voort tiatief. De taak van zwart is
zetting echter niet, omdat wit nu niet gemakkelijk en wel op
als volgt kan voortzetten: 14. grond van de volgende over
Dc2, Pce4: 15. La3, Te8 16. wegingen : op d5 ruilen is
Tfel, Pd6 17. Pe5 met goede ongunstig, daar wit dan het
aanvalskansen. sterke veld d5 voor zijn stukken
12.......... Dd8—e7 krijgt; nog minder komt 16.
.... c5 in aanmerking, daar
Beter was 12............Da5. wit dan een sterken vrijpion
13. e3—e4 e6—e5 heeft; dus moet zwart op c6
14. Lel—g5 h7—h6 laten ruilen en met den pion
15. Lg5xf6 .... terugslaan, hetgeen tot een ver-
55
zwakking van zijn pionnen krijgt het geofferde stuk bij
stelling leidt. goed spel terug.
16.......... Tf8—d8 24.......... Pe4—d2 !
17. d5xc6 b7Xc6
18. Pc3—a2 .... Stelling na 24.......... Pe4—d2 !
Wit moet onmiddellijk maat ZWART
regelen nemen om met zijn
b-pion op te rukken, daar zwart
anders tegenkansen langs de
b-lijn krijgt.
18.......... Lb4—e7
19. b2—b4 a7—a5
Zwart behandelt de moeilijke
stelling zeer goed. Weliswaar
wordt nu spoedig de witte
a-pion vrij, maar dit voordeel
weegt onder de gegeven om
standigheden lang niet zoo
zwaar, als men zou denken.
Veel belangrijker is het voor
zwart, dat veld c5 voor zijn
paard toegankelijk gemaakt De fraaie pointe van zwart’s
wordt. laatste zetten. De aangevallen
toren onttrekt zich op origineele
20. Dd3—c3 a5xb4 .wijze aan het gevaar, want wit
21. Pa2xb4 Pd7—c5 moet wel op d2 ruilen.
De inleiding tot een aardige 25. Pf3xd2 Td8Xd2
combinatie, waarmee zwart zich 26. Pc6Xe7f Df6Xe7
voldoende tegenkansen ver
schaft. Gezien zijn sterken vrijpion
staat wit er oogenschijnlijk het
22. Tdlxd8f Ta8xd8 best voor. Zwart heeft echter
23. Dc3—c4 .... belangrijke compensatie, ten
23. Dc2 bood iets betere eerste omdat zijn toren meer
kansen, omdat deze zet de nu actief staat en ten tweede omdat
volgende combinatie van zwart hij reeds gevrijwaard is tegen
onmogelijk had gemaakt. een eventueel mat op de onder
23........... Pc5Xe4 ! ste rjj.
24. Pb4Xc6 .... 27. a4—a5 ....
Op 24. De4: volgt 24.......... Wit had goed gedaan, zoo
Lb4: 25. Db4:, e4 en zwart vroeg mogelijk h3 te spelen
56
om zijn stukken vrijer te kunnen steunen en daarom was het
gebruiken. verstandig geweest op den ruil
27.......... De7—f6 van dezen pion tegen den zwar
28. Tal —f1 ----- ten e-pion aan te sturen. Dezen
Pion f2 moest gedekt worden. ruil kon wit op verschillende
Met 28. Dc5 ging dat niet goed wijzen bewerkstelligen.
wegens 28.......... e4 (29. Tel, 30.......... Td4—d5
Te2 en eventueel 30 .... e3). Opnieuw een zeer goede zet.
Maar ook 28. Dfl is niet vol Zwart bereikt nu zijn doel
doende voor de winst, b.v. (toren achter den vrijpion), om
28.e4 29. a6, Tf2: 30. dat 31. Tal op mat in twee
Del, Te2 (Niet 30....Db2 zetten faalt.
31. a7, Tg2:f 32. Kfl, Tf2f 31. Da2—c4 Td5—a5
33. Df2:, Dalsf 34. Kg2 en 32. Tfl—bl ___
de witte vrijpion beteekent een
groot gevaar voor zwart; na Hierna gaat de witte vrijpion
30.Dd4 31. Khl, Te2 zonder meer verloren. Aange
32. Dgl ! resp. 31.....Da7 wezen was 32. h3, Da8 33. Tel
32. Df2: ! zou wit winnen). en de remise is een voldongen
31. Dfl, Tf2 en remise door feit (als zwart niet direct op
herhaling van zetten. Wit heeft a6 slaat, kan 34. Dc3 volgen).
niet beter dan weer 32. Del 32.......... Dd8—a8
te spelen, want op 32. Ddl 33. Dc4—c7 Da8Xa6
volgt 32...........Db2, op 32. 34. Tbl—b8f Kg8—h7
Del, 32......... Tc2 en tenslotte 35. h2—h3 -----
wordt 32. Dbl, met 32.......... Stelling na 35. h2—h3.
Dd4 33. Khl, Tb2 (34. Dgl,
Dgl:f !) beantwoord. ZWART
28.......... Df6—d8
Zeer goed gespeeld. Zwart
wil zijn toren achter den witten
vrijpion brengen.
29. a5—a6 .....
Op 29. Tal volgt niet 29.
.... Tdlf, maar weer 29..........
Df6.
29.......... Td2—d4
30. Dc4—a2 ....
Eenvoudiger was 30. De2.
Wit heeft geen mogelijkheid
om zijn a-pion voldoende te
57
Dit had veel eerder moeten drie is gemakkelijk remise te
geschieden. Toch is het eigenlijk maken.
nog niet te laat, want het 43. De3—f3 Kh7—g7
materieele voordeel van zwart
heeft onder de gegeven om Er dreigde 44. Tb7. De
standigheden geen practische be» tekstzet beteekent slechts een
teekenis. Eindspelen met zware halve parade. Voorzichtiger was
stukken en vier tegen drie 43.......... Ta7.
pionnen op één vleugel zijn 44. Df3—d5 ___
door de sterkste partij nooit Wit verzuimt de gelegenheid
te winnen, tenzij de pionnen om onmiddellijk remise te for-
stelling van de verdedigende ceeren. Dit was als volgt moge
partij ernstig verzwakt is. Hierop lijk : 44. Tb7, Dc4 45. Tb6;
vertrouwend behandelde ik het nu dreigt in de eerste plaats
voorafgegane gedeelte der partij 46. Df6f, Kh7 47. Tb8 en mat,
ietwat nonchalant. en in de tweede plaats 46.
35.......... Ta5—alf Df6f, Kh7 47. De5: met her
36. Kgl —h2 Da6—f6 stel van het materieele even
Dreigt 37.......... Df4f en mat. wicht. Zwart kan weliswaar
beide dreigingen pareeren, maar
37. Dc7—c2f g7—g6 dit leidt tot remise door her
Nog steeds dreigt 38........... haling van zetten: 44. Tb7,
Df4f met winst (39. g3, Df3 Dc4 45. Tb6, Tal (dreigt mat)
40. Tbl, Tbl: 41. Dbl:, Df2:f). 46. Kh2 (niet 46. Df6f, Kh7
38. Tb8—b3 Df6—f4f 47. Kh2 wegens 47..........Dd5)
39. g2—g3 Df4—a4 46...........Dc7 47. Tb7, Dc4
48. Tb6 enz,
Dreigt beslissing met 40.......... Ta2—a5
Ta2. 44..........
45. Tb3—b5 Ta5xb5
40. Dc2—d3 Tal—a2 46. Dd5xb5 Dc7—c3
Zwart had zijn toren beter 47. Db5—e8 Dc3—d4
op de eerste rij kunnen houden. 48. De8—c6 Dd4—d3
Hier werd de partij afgebroken. 49. Dc6—c5 Dd3—e4f
50. Kg2—gl g6—g5
41. Kh2—g2 .... 51. g3—g4
Natuurlijk niet 41. Df3 ?, Anders volgt h6—h5—h4
Tf2:f 42. Df2:, Db3: en zwart met belangrijke terreinwinst
moet winnen. voor zwart.
41.......... Da4—a7 51.......... De4—d4
42. Dd3—e3 Da7—c7 52. Dc5—c2 Dd4—f4
Het toreneindspel vier tegen 53. Kgl—g2 h6—h5
58
Op andere wijze kan zwart Zwak zou zijn 56. Dg4 we
zijn stelling niet versterken. Hij gens 56.......... f5 en de witte
wil zijn h-pion — die anders dame moet weer naar dl terug.
voortdurend bescherming noo- 56.......... Df4—f3f
dig heeft — ruilen en daarna Op 56..........Kh5: volgt 57.
den koning in actie brengen. Dg7, Df5 58. Kg3, Dg6 59.
54. g4xh5 Kg7—h6 Dh8f, Dh6 60. De5 en zwart
55. Dc2—dl e5—e4 komt niet verder.
Op 55..........f5 volgt 56. Dd8. 57. Kg2—gl Kh6xh5
58. Dd4—h8f Kh5—g6
56. Ddl—d4 ----- 59. Dh8—g8f Kg6—f6
Dreigt mat. Wit kan pion 60. Dg8—d8f Kf6—f5
h5 gerust in den steek laten, 61. Dd8—c8f Kf5—e5
omdat na Kh5: remise verze 62. Dc8—b8f
kerd is. Remise.
59
ZESTIENDE PARTIJ
GESPEELD OP 11 EN 12 NOVEMBER 1937 TE ROTTERDAM
Catalaansche opening
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. d2—d4 Pg8—f6 heeft geen veilige plaats en de
2. c2—c4 e7—e6 positie van de beide zwarte
3. g2—g3 d7—d5 paarden is niet bijzonder gun
4. Lfl—g2 .... stig. Deze kleine voordeelen
Dit leidt in de meeste gevallen voor wit zijn echter zeer moeilijk
tot de bekende opstelling, die te realiseeren, omdat zwart een
na 4. Pf3 ontstaat, welke zet behoorlijk tegenspel heeft.
in de 14e partij gespeeld werd. 13. Tal—dl ___
Een andere en geen slechtere
4.......... d5Xc4
5. Ddl—a4f Pb8—d7 voortzetting zou zijn : 13. Tfdl
6. Pbl—c3 .... Db6 14. e3.
13.......... Dd8—c7
Hier kon ook 6. Pd2 gepro 14. Tdl—cl Dc7—b6 1
beerd worden en na 6..........c5
Na dezen voor de hand lig-
7. Pc4:, cd4: 8. Pf3 zou wit zijn
genden zet komt zwart in groote
pion bij betere ontwikkeling
teruggewonnen hebben. moeilijkheden. Relatief het best
was 14.......... Da5 15. a3, b4
6. c7—c5 16. ab4:, Db4: 17. Pa4! met
7. Pgl—f3 a7—a6 slechts weinig positioneel voor
8. 0—0 Lf8—e7 deel voor wit.
In plaats van dezen zet zou 15. b2—b4 ! Lc5—e7
8.......... Tb8 9. dc5:, Lc5: 10. Of 15_____ Ld6 16. Tfdl
Dc4:, b5 11. Dh4, Le7 slechts met de dreiging 17. Le3 !
schijnbaar een tempo gewonnen
hebben, daar wit dit tempo 16. Tfl—dl Lb7—c6
met een later Lf4 terugwint. Onder de gegeven omstan
9. d4Xc5 Le7Xc5 digheden nog de beste zet,
10. Da4Xc4 b7—b5 hoewel nu geforceerd een pion
verloren gaat. Wit dreigde 17.
11. Dc4—h4 Lc8—b7
12. Lel—g5 0—0 Td7: en 16..........Ld8 was niet
mogelijk wegens 17. Le3 ! waar
De stellingen zijn ongeveer na de zwarte dame zich naar c7
gelijk, maar dan ook slechts in de lijn van Tel zou moeten
ongeveer, want de zwarte dame begeven.
50
Stelling na 16...........Lb7—c6. tot remise zou leiden : 20.........
ZWART Lc5: 21. Pce4, Lf2:f 22. Kfl,
h6 23. Pf6:f, gf6: 24. Dh6:,
fg5: 25. Dg5:f met eeuwig
schaak.
20.................. Db8Xa8
21. Pg5xh7 Tf8—c8
En niet 21...........Pd5 22.
Lg5, f6 23. Pf8:, fg5: 24. Dh7f
en wint.
22. Ph7—g5 Tc8—c4
23. Pc3—e4 ! ___
Zonder deze mogelijkheid
zou zwart’s positie zelfs de
voorkeur verdienen. Zwart kan
nu den toren niet voor de beide
17. Lg5—e3 ___ witte paarden ruilen, omdat er
De eerste zet van een inge dan volgt: 23.......... Te4: 24.
wikkelde combinatie, die wit Pe4:, De4: 25. De4:, Pe4: 26.
tenslotte materieel voordeel Tc7, Pf6 27. Lg5, Ld6 28.
bezorgt. Zwart kan nu niet 17. Ta7, Le8 29. Lf6:!, gf6: 30.
.... Db8 spelen, wegens 18. a3, benevens 31. Ta6:, waarna
Pg5, Lg2: 19. Td7: en wit wint. wit’s vrije h-pion de beslissing
moet brengen.
17.......... Db6—b7
18. TdlXd7 Lc6xd7 23.................. Tc4Xclf
Er is blijkbaar niet anders, In de hoop, dat de kracht
want 18.......... Dd7: faalt op van de beide loopers compen
19. Pe5. satie beteekent voor den achter
stand van een pion.
19. Pf3—g5 Db7—b8
24. Le3Xcl Da8—d5
Wederom geforceerd. Na 19. 25. Pe4—c3 Dd5—e5
.... Lc6 verliest zwart door
20. Lc6: en 21. Pce4. Geeft wit, die dit evenwel over
het hoofd ziet, de gelegenheid
20. Lg2Xa8 .... een zeer voordeeligen ruil te be
De logische voortzetting ; 20. werkstelligen. Met 26. Dh8f !,
Ph7: in plaats van den tekstzet Kh8: 27. Pf7:f, Kh7 28. Pe5:,
zou na Tc8 onnoodige com Lb4: 29. Pd7:, Pd7: 30. Pe4
plicaties teweegbrengen, terwijl zou wit zeer waarschijnlijk ge
het verleidelijke 20. Lc5 slechts wonnen hebben, zij het ook na
61
een zeer lang eindspel. Zwart’s 29. e3—e4 Df5—g6
positie was echter reeds zeer Natuurlijk niet 29......... De5
moeilijk, daar 25........... Df5 30. Pdl en wint.
door 26. e4, De5 27. Lb2, 30. f2—f3 Pf6—d7
Lb4: 28. Pdl, Dd6 29. Lf6:, 31. Pg5—h3 ___
Ddl:f 30. Kg2 weerlegd zou
worden. Daar wit geen reëele winst
kansen had en bovendien over
26. Lel—b2? Ld7—c6 ? weinig tijd beschikte, had het
Dit had onmiddellijk tot aanbeveling verdiend, hier de
verlies moeten leiden. Absoluut volgende eenvoudige variant te
noodig was Ld6. kiezen: 31. Pe2, Le7 32. Lel,
Stelling na 26..........Ld7—c6 ? Pe5 33. Pd4 met gemakkelijke
ZWART verdediging.
31. f7—f6
32. Ph3—f4 Dg6—f7
33. Dh4—g4 ___
Geeft den pluspion terug om
de stelling te vereenvoudigen.
Evenmin zou 33. Dh5, Dh5:
34. Ph5:, Pe5 of 33. Pd3, e5
wit betere kansen bieden.
33.......... Pd7—e5
34. Dg4Xe6 Pe5xf3f
35. Kgl—f2 Df7Xe6
36. Pf4Xe6 Pf3—d2
WIT Of 36.......... Ph2: 37. Pd5
met gemakkelijke verdediging.
27. a2—a3 ? ....
Na 27. Dh8f, Kh8: 28. Pf7:f, 37. Pe6—d4 ___
Kh7 29. Pe5: (met aanval op Eenvoudiger was zelfs Pc5:
Lc6) had zwart direct kunnen 37.......... Pd2Xe4f
opgeven. 38. Pc3Xe4 Lc6Xe4
27.......... Le7—d6 39. Kf2—e3 Le4—b7
Nadat wit zijn prachtige kan 40. Pd4—f5 Ld6—c7
sen verzuimd heeft, slaagt zwart 41. Lb2—d4 -----
er in zijn positie geleidelijk te Dit was de ingesloten zet.
verbeteren en een werkelijk Ik bood hier remise aan, wat
equivalent te verkrijgen voor Dr. Euwe niet aannam en naar
zijn materieelen achterstand. mijn meening hadden wij geen
28. e2—e3 De5—f5 van beiden ongelijk. Hoewel
62
de partij bij correct spel inder Bittere noodzaak, daar 48.
daad remise moet worden, mag .... Kf5 49. Ld4, g5 onmogelijk
men de zwarte loopers niet was wegens het mat 50. g4.
onderschatten en wit moet het Nu is echter ruil van een der
vervolg van de partij zeer nauw pionnen onvermijdelijk.
keurig behandelen. 49. h3—h4 g7—g5
41.......... Kg8—f7 Zwart heeft geen andere ma
42. Ld4—c5 Kf7—g6 nier om zijn positie te ver
43. Lc5—dó Lc7—d8 beteren.
44. Pf5—d4 Lb7—d5 50. h4Xg5 f6Xg5
45. h2—h3 ----- 51. Pf4—h3 Kf7—f6
Een interessant verdedigings 52. Ph3—f2 ___
plan met een onverwachte mat- Preciezer was : 52. g4, hetgeen
wending als pointe. Veld g4 na 52........... Lfl 53. Ld4f>
moest tegen een eventueelen gevolgd door 54. Pf2 tot een
opmarsch van den zwarten fco- stelling leidt, die ook in het
ning (via g5 naar g4) beschermd verdere verloop van de partij
worden. voorkomt.
45.......... Ld8—bó 52. Kf6—f5
Of 45...........Lg2 46. Pe2. Iets beter zou zijn: 52..........
46. Ld6—c5 Lb6—c7 Ld5 53. g4, Lf4f, hoewel wit zich
47. Pd4—e2 Ld5—c4 in dat geval succesvol verdedigt
48. Pe2—f4t .... met: 54. Kd4, Lf3 55. Pd3 !
Stelling na 48. Pe2—f4 f Na den gekozen zet kan wit
ZWART zonder moeite remise forceeren.
53. g3—g4f Kf5—e6
54. Pf2—h3 Ke6—f6
55. Lc5—d4f Kf6—g6
56. Ke3—e4 Lc4—fl
Zwart’s winstpogingen zijn
volkomen kansloos.
57. Ph3—f2 Lfl—g2f
58. Ke4—d3 Lg2—d5
59. Pf2—dl Ld5—f3
60. Pdl—f2 Lc7—f4
61. Ld4—e3 Lf4—g3
62. Kd3—d4 Lg3—b8
63. Kd4—d3 Lb8—e5
WIT 64. Le3—d4 Le5—f4
48.......... Kg6—f7 65. Ld4—e3 Remise.
63
ZEVENTIENDE PARTIJ
GESPEELD OP 14 NOVEMBER TE ’s-GRAVENHAGE
Slavisch Damegambiet
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d4 d7—d5 14. Lel—a3 ....
2. c2—c4 c7—c6 Met tempowinst, zoodat
3. Pgl—f3 Pg8—f6 zwart nu geen gelegenheid heeft,
4. Pbl—c3 d5Xc4 den „gambietpion” met a5
5. a2—a4 Lc8—f5 benevens Pb4 terug te geven.
6. e2—e3 e7—e6 Wit verkrijgt een grooten voor
7. LflXc4 Lf8—b4 sprong in ontwikkeling.
8. 0—0 0—0
9. Ddl —e2 Pf6—e4 14.......... Tf8—e8
10. Lc4—d3 ___ 15. Tal—bl b7—b6
De opening is bijna identiek Op den duur is deze zet
met die van de 9e partij, alleen onvermijdelijk. Nab.v. 15..........
heeft zwart 0—0 gespeeld i.p.v. Dc7 16. Db3 moet zwart toch
Pbd7. Het schijnt, of deze ver b6 spelen.
andering wit’s pionoffer ont 16. Tfl—cl a7—a5
zenuwt, omdat wit nu niet de Met de bedoeling het spel
mogelijkheid heeft later met op dezelfde wijze te bevrijden
La3 zwart’s rochade te beletten als in de 9e partij geschiedde
(vergelijk de 9e partij). (Pb4 enz.). Intusschen leidt
Toch beteekent dit verschil deze actie hier niet tot het
geen versterking, maar integen gewenschte resultaat, omdat wit
deel een verzwakking voor reeds zijn torens ontwikkeld
zwart. Spoedig blijkt, dat wit heeft en de zwarte damevleugel
nu een veel gevaarlijker initiatief ernstig verzwakt is.
verkrijgt dan in de 9e partij. Relatief het best was 16.
10........... Lb4Xc3 .... Pf6 om 17. Pe5 met Dd5
11. b2Xc3 .... te beantwoorden.
Onder de gegeven omstan 17. Pf3—e5 ___
digheden (zwart’s 0—0 i.p.v. (Zie diagram op blz. 66). ,
Pbd7) is dit sterker dan 11. Wit staat nu overwegend.
Le4: (zie de 13e partij). 17.......... Pd5—b4
11................... Pe4Xc3 Nu komt zwart spoedig een
12. De2—c2 Lf5xd3 pion achter te staan. Iets beter
13. Dc2xd3 Pc3—d5 was 17.......... Dc7 geweest.
64
Stelling na 17. Pf3—e5. 21. Tblxb4 e5xd4
ZWART 22. Tb4xd4 Dd8—b8
23. Dd3—b5 ___
Wit staat gewonnen, omdat
hij een pion meer heeft en
bovendien aanvalsmogelijkhe-
den op beide vleugels.
23.......... Te8—c8
24. g2—g3 Tc8Xc6
25. Db5Xc6 h7—h6
26. Td4—b4 Ta8—a6
27. Dc6—b5 Db8—a8
Niet 27...........Ta8 wegens
28. a5.
28. Tb4—d4 Da8—c8
18. La3xb4 a5xb4 Er dreigde onmiddellijke be
19. Pe5Xc6 .... slissing met 29. Dd3.
Dit is sterker dan 19. Tb4: 29. Td4—e4 Kg8—h7
waarop 19..........c5 zou volgen, 30. Te4—e7 ___
b.v. 20. dc5:, bc5: 21. Tc5: ?,
Pa6 22. Td4, Pc5: ten gunste Stelling na 30. Te4—e7.
van zwart. ZWART
19........... Pb8Xc6
20. TclXcó e6—e5
Na 20.......... Ta4: 21. Db5
verliest zwart beide b-pionnen
en wit behoudt met vijf tegen
vier pionnen beslissend mate
rieel overwicht, dat ook in een
eventueel eindspel met dames
of torens tot zijn recht komt.
Na den tekstzet blijven er
op den koningsvleugel slechts
vier tegen drie pionnen over
(op zichzelf een remise-formatie)
maar dit baat niet, omdat zwart
den ruil der twee laatste pion Het begin van de beslissende
nen op den damevleugel niet phase. Pion f7 kan niet gedekt
kan forceeren. worden (30........... Kg8 1 31.
Schaken 5 65
Te8f of 30............. Kg6? 31. Om met 36. Tc4 voort
Dd3 f) en dus moet deze pion te zetten.
opgespeeld of geofferd worden.
36. a4—a5 Dc2—e2
30.......... Ta6—a5 37. Dd4—d5 ___
Zwart ziet in, dat 30......... f6 Ontneemt zwart elke kans
of f5 tot een volkomen hope- op verdere complicaties. Op
looze stelling leidt, b.v. 30. 37...........Tf6 zou nu 38. Tf5
----- f6 31. Dd3f, f5 (31............ volgen.
Kg8 32. Dg6) 32. Dd4, Df8
33. Dd7 met de beslissende 37.......... Tc6—cl
dreiging 34. Tf7. Vandaar de 38. Dd5xf7 ' ___
tekstzet, waarmee zwart een De nu volgende schaaks zijn
wanhopigen tegenaanval inleidt. ongevaarlijk voor wit.
31. Db5xb6 Dc8—elf 38.......... De2—flf
Of 31. .... Ta4: 32. Tf7:, 39. Kg2—f3 Dfl—dlf
Talf 33. Kg2, Da8f 34. Db7 40. Kf3—f4 Ddl—d2f
resp. 33..........Del 34. Dd4 enz. 41. Kf3—g4
32. Kgl-—g2 Ta5—f5 De ingesloten zet. De partij
33. Db6—d4 Del—c2 werd hier afgebroken en later
34. e3—e4 Tf5—f6 zonder meer door zwart opge
35. Te7—e5 Tf6—c6 geven.
66
ACHTTIENDE PARTIJ
GESPEELD OP 18 EN 19 NOVEMBER 1937 TE DEN HAAG
Damegambiet
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. Pgl—£3 d.7—d5 4.......... c7—c5
2 c2—c4 e7—e6 5. c4xd5 ....
Van de vier antwoorden, die Ook 5. Lg5, zooals in de
mogelijk zijn (2...........d5Xc4, 4de exhibitie-partij geschiedde,,
2..........e7—e6, 2............c7—c6 is in het geheel niet gevaarlijk
en 2............d5—d4), is de voor zwart.
tekstzet zeer zeker het minst 5.......... Pf6xd5
eerzuchtig, daar wit, als hij dit 6. e2—e4 Pd5Xc3
wenscht, nu practisch een remise - 7. b2Xc3 c5xd4
eindspel kan afdwingen. (Ver 8. c3xd4 Lf8—b4f
gelijk de 24e matchpartij en de 9. Lel—d2 Lb4xd2f
5de exhibitie-partij.) 10. DdlXd2 0—0
3. d2—d4 Pg8—f6 11. Lfl—c4
4. Pbl—c3 ___ Deze zet is niet beter en niet
Een goed alternatief is 4. slechter dan het meer gebrui
g3, waarmee een stelling van kelijke 11. Le2. De verdienste
de 14e partij ontstaat. Met den van de ontdekking — of beter
tekstzet wilde ik nog eens de gezegd de invoering in de prac-
hoofdvariant van de met 6. e4 in tijk der toumooien — wordt
geleide voortzetting probeeren. in den laatsten tijd aan Keres
Inderdaad heeft wit met de toegeschreven, waarschijnlijk
zen opzet een groot aantal op grond van zijn overwinning
successen behaald (Aljechin— op Fine in Ostende en in
Grünfeld, Praag 1931, Stahlberg weerwil van het feit, dat deze
—Lasker, Zürich 1934, Keres— zet reeds verschillende malen
Fine, Ostende 1937), maar uit tevoren werd aangewend.
sluitend en alleen, doordat de 11. Pb8—c6
zwartspeler gewoonlijk reeds
na een paar zetten het spoor In combinatie met den vol
bijster raakte. genden zet waarschijnlijk de
Hoe zwart te werk moet gaan eenvoudigste manier om de
om gelijk spel te verkrijgen, kan eventueele dreiging d4—d5 te
men zien uit de partijen Alje gen te gaan.
chin—Rödl, Dresden 1936 en 12. 0—0 b7—b6
Reshevski—Fine, Hastings 1938. 13. Tfl—dl Lc8—b7
67
Deze en de twee volgende 18.......... Pe5—g6
zetten zijn eigenlijk niet foutief, 19. Df4—f5 De7xb7
maar rzij geven wit toch de ge 20. Tdl—d7 Db7—a6
legenheid om zonder eenig risico
complicaties in het leven te Op 21. Tf7: zou nu volgen 21.
roepen. ----- Da2: ! 22. Tf8:f (of 22.
Rödl’s 13........... Pa5, om Tg7:f, Kg7: 23. Dd7f, Tf7
na 14. Ld3 met Lb7 voort te 24. Dd4f, Kg8 25. Pf7:, Df7:>,
zetten, is meer overtuigend. 22..........Pf8: en wit’s aanval is
afgeslagen.
14. Dd2—f4 Ta8—c8
21. h2—h4 Tc8—c5
En nu was 14.......... Df6 en 22. Td7—d5 Tc5xd5(?)
na 15. De3, Dh6! (Reshevsky—
Fine) eenvoudiger geweest. Nu onderschat zwart op zijn
beurt de waarde van den vrijen
15. d4—d5 e6xd5 d-pion. Met 22...........Dc8 23.
Tc5:, Dc5: 24. Dc5:, bc5: 25.
Van nu af aan wordt de Tel, Tc8, enz., had zwart onge
strijd moeilijk voor beide par veer gelijk spel gekregen.
tijen en beiden (vooral wit!)
missen hun kans meer dan 23. e4xd5 Da6—c8
eens.
Te laat, daar wit den ruil
16. Lc4xd5 Dd8—e7 der dames gemakkelijk kan
17. Pf3—g5 ! ___ vermijden.
WIT
72
NEGENTIENDE PARTIJ
GESPEELD OP 20 EN 21 NOVEMBER TE EINDHOVEN
NimzO'Indisch
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d.4 Pg8—f6 bc3:, dc4: 10. Lc4:, Le7 zou
2. c2—c4 e7—e6 wit eveneens een grooten voor
3. Pbl—c3 Lf8—b4 sprong in ontwikkeling ver
4. Pgl—f3 ----- krijgen.
Uit de 27ste partij is later 8. c4xd5 ....
gebleken, dat deze minder ge Ook 8. 0—0 was mogelijk
bruikelijke voortzetting bij goed geweest, hoewel zwart dan na
tegenspel geen gevaren voor 8.......... cd4: 9. ed4:, dc4: 10.
zwart oplevert. Lc4:, Pbd7 iets minder moeilijk
4........... Pf6—e4 heden ondervonden had dan
Geen goede zet. Veel beter is na de tekstvoortzetting.
4......... b6 (zie de 27ste partij). 8.......... e6xd5
5. Ddl—c2 d?—d5 Na 8........... Pd5: 9. 0—0
6. e2—e3 c7—c5 heeft wit ten overvloede nog
Opnieuw een minder goede het voordeel van de pionnen
voortzetting. Aangewezen was meerderheid in het centrum.
6............. 0—0. 9. d4Xc5 Lb4Xc5
7. Lfl—d3 ----- 10. 0—0 Pb8—c6
Zwart verkeert reeds hier in Na'10.......... 0—0 11. e4!
buitengewone moeilijkheden. zou wit minstens een pion
Op 7.......... Da5 volgt 8. 0—0 winnen (11......... de4: 12. Pe4:,
en zwart mag niet op pion- Pe4: 13. Le4: met aanval op
winst spelen, b.v. 8..........Pc3: Lc5 en pion h7).
(8......... Lc3: 9. bc3:, Dc3: ? 11. e3—e4 ....
10. Le4: resp. 9.......... Pc3: ? De beste manier om van den
10. Ld2 en wit wint) 9. bc3:, voorsprong in ontwikkeling te
Lc3: 10. Tbl en de dubbele profiteeren. Na 11. a3 is 11.
dreiging 11. Tb3 resp. 11. Tb5 .... Lg4 eenigszins lastig voor
brengt wit in het voordeel. wit.
7.......... Pe4—f6 11.......... Lc5—e7
Een kras tempoverlies, maar Op 11.......... de4: kan volgen
zwart had niet veel keus ; na 12. Pe4:, Le7 13. Pf6:f, Lf6:
7.......... cd4: 8. ed4:, Pc3: 9. 14. Lf4, Le6 15. Tadl of 14.
73
Telf, Le7 15. Le4, Ld7 16. stig is voor wit, maar welke vele
Lg5 ; zwart kan niet rocheeren moeilijkheden met zich mede
en moet in beslissend nadeel brengt, omdat er groote com
komen. plicaties rijzen, en tenslotte d)
12. e4—e5 Pf6—g4 13. Lf4 ?, waarna zwart met 13.
13. Tfl—el ___ .... g5 14. Lg3, h5 en zeer
kansrijk tegenspel verkrijgt.
Stelling na 13. Tfl—el. Met den tekstzet heb ik dus
ZWART geen slechte, maar ook geen
gelukkige keuze getroffen.
13.......... Pc6—b4
14. Ld3—b5f Ke8—f8 !
Na 14........... Ld7 zou wit
met 15. Df5! in beslissend
voordeel komen.
15. Dc2—e2 Le7—c5
De zwakte van veld f2 is
lastig voor wit.
16. Pc3—dl ___
Natuurlijk niet 16. Tfl. Wit
WIT zou daarmee iets toegeven wat
niet waar is, nl. dat 13. Tel
Hier kwamen voor wit vier een fout zou zijn.
zetten in aanmerking: a) 13. 16.......... Lc8—f5
Lb5 ! met de dreiging 14. h3 ; 17. h2—h3 ___
dit was wèl de sterkste voort
zetting geweest, b.v. 13........... Minder sterk was direct 17.
0—0 14. Lc6:, bc6: 15. h3, Lg5 wegens 17......... Db6 18.
Ph6 16. Lh6:, gh6: 17. Pd4 en Ph4, Le4 ; zwart kan dan Pg4
wit staat ver overwegend, daar in den steek laten, omdat Lb5
17.......... c5 ? op 18. Pc6 bene hangt.
vens 19. Pd5: faalt, b) 13. 17.......... h7—h5
De2, eveneens met de dreiging Een gedwongen offer. Na
14. h3 ; dit was de meest solide 17...........Ph6 18. Lh6:, gh6:
voortzetting geweest, b.v. 13. 19. Tel zou wit gewonnen
----- d4 14. Pb5, a6 15. Pd6f, staan.
Ld6: 16. ed6:f, Le6 17. Lf4 met
uitstekend spel voor wit. c) 18. Lel—g5 ___
13. Tel, de tekstzet dus, die De consequenties van 18.
per slot van rekening ook gun hg4:, hg4: 19. Pg5 zijn niet
74
duidelijk, hoewel de situatie Op 23..........Db5: kan volgen
van objectief standpunt bekeken 24. Db5:, Pb5: 25. Pc5:, Th5
zeker niet ongunstig voor wit 26. Te4:, de4: 27. Pe4: met
kan zijn. beslissend voordeel voor wit.
18.......... Dd8—b6 24. TelXe4 ....
19. Pf3—h4 ----- Hier was 24. Pc5:, Dc5: 25.
Na 19. hg4:, hg4: 20. Ph4, g3 Ld3 misschien sterker, maar
(oogenschijnlijk beslissend) 21. de consequenties van deze vari
Pf5:, gf2:f 22. Pf2:, Lf2:f 23. ant zijn niet zoo eenvoudig:
Df2:, Thlf 24. Khl:, Df2: 25........... Pe6 26. Le3, Ld3:
25. Tfl staat niet wit, maar (de beste kans) 27. Lc5:f (op
zwart op verlies. Toch heeft 27. Dd3: volgt 27..............d4)
ook 19. hg4: bezwaren, omdat 27...........Pc5: 28. Te2, Th4:
zwart na 19.......... hg4: 20. Ph4 29. Del, b6 30. Dg5, Th6.
met 20...........Le4 (i.p.v. 20. 24.......... d5Xe4
.... g3) voortzet en 21. Pc3 25. Dfl—c4 Ta8—c8
met 21........... g3 kan beant
Zwart moest hier 25...........
woorden. Lb6 spelen, want hij krijgt
19.......... Lf5—e4 zoowel na 26. Dc7:, Lc7: met
20. h3xg4 Pb4—c2 de dreigingen 27............ Pb5: en
21. Pdl—c3 Pc2—d4 27.......... Th5, als ook na 26.
Als zwart de kwaliteit neemt, Pb6:, Db6: allerlei tegenkansen.
komt zijn aanval tot stilstand, 26. Tal—cl b7—b6
zoodat wit’s materieele over
wicht de beslissing moet bren Thans zou 26............ Lb6 op
gen. 27. Db4f falen. Ook 26..........
De5: leidt na 27. Pc5:, Dg5:
22. De2—fl ----- 28. Pe6f tot winst voor wit.
Hier verdiende om practische 27. Pa4Xc5 b6Xc5
overwegingen 22. Dd2 de voor
keur. Wit geeft het stuk terug, Op 27.......... Dc5: wint 28.
maar na 22........... Pb5: 23. Dd4:, terwijl 27........... De5: op
Pe4:, de4: 24. Te4: heeft hij 28. Pd7f faalt.
behalve een gezonden pluspion 28. Lb5—a6 ....
ook een reeks van posidoneele (Zie diagram op blz. 76).
voordeelen, welke gemakkelijk Hiermee geeft wit de winst
tot hun recht komen, daar definitief uit handen. Juist was
zwart in de verdediging is ge 28. e6! met de dreiging 29.
raakt. e7f enz. Zwart moet 28..........
22.......... h5Xg4 Pe6: antwoorden (28.......... fe6:
23. Pc3—a4 Db6—c7 29. Pg6f), waarna 29. Pg6f,
75
Stelling na 28. Lb5—a6. Nu dreigt in de eerste plaats
30...........Dcl:f benevens 31.
ZWART
.... Pe2f; bovendien staat
Ph4 aangevallen, terwijl even
tueel ook direct 30..........Pe2f
kan volgen. Wit heeft geen
mogelijkheid om zijn materieel
overwicht te handhaven.
30. Dc4Xc5f ....
Goed was ook 30. Pg6f
waarna 30..........fgó: gedwongen
is. Wit zet dan met 31. Dc5:f
voort en bereikt — ondanks
een pion minder — gemakke
lijk remise, omdat de zwarte
WIT pionnenstelling ernstig verzwakt
Kg8 (29...........fgó: 30. De6: is.
en wit wint gemakkelijk) 30. Zwart mag na 30. Pgóf niet
Pe7f ! (niet 30. Ph8:, Pg5: !) met 30..........Dgó: voortzetten
30..........Kf8 31. Pc8: tot winst wegens 31. Dc5:f, Kg8 32.
leidt, b.v. 31...........Dc8: 32 Dd4:, Dhó 33. Dd8f, Kh7 34.
Le3; of 31............Pg5: 32. Ddl (minder sterk is 34. Lf5f
Dc5:f ; of eindelijk 31........... b.v. 34..........gó 35. Dc7, Kg8)
Dh2f 32. Kfl, Dhlf 33. Ke2, 34.......... Kg8 35. Kfl.
Pd4f 34. Kd2 enz. De tekstzet is echter eenvou
Behalve 28. e6! was ook diger.
28. Le3 een goede zet, die 30.......... Dg5Xc5
winstkansen bood. 31. TclXc5 ....
28.......... Dc7Xe5 ! Hier echter was de tusschen-
Deze combinatie brengt uit zet 31. Pgóf! nauwkeuriger.
komst. Wit wordt tot een
31.......... Th8xh4
afwikkeling gedwongen, waarna 32. Tc5—c4 ___
een remise-eindspel ontstaat.
De aangevallen toren mocht Opnieuw een minder nauw
natuurlijk niet spelen wegens keurige zet, die tengevolge
29. Dd4:. heeft, dat wit nu voor remise
29. La6Xc8 .... moet vechten. Met 32. Te5 !
was dit resultaat zonder meer
Wit heeft geen keuze. te bereiken.
29........... De5xg5 De tekstzet geeft zwart gele-
76
genheid tot een geniale winst- Maar de tekstzet heeft nog
poging. een derde en veel venijniger
32.......... Pd4—e2f beteekenis. Er dreigt nl. on
33. Kgl—fl PeZ—f4 middellijke winst op de vol
34. Kfl—gl ----- gende schitterende wijze: 35.
___ Thlf ! ! 36. Khls, gf2:
Gedwongen. 37. Tel, e3 38. La6, e2 39.
34.......... g4—g3 ! ' Le2:, Pe2: en wit moet voor
Stelling na 34.......... g4—g3 ! den zwarten vrijpion een vollen
ZWART toren geven.
35. Lc8—a6 ....
De eenige redding. Daar Tc4
nu gedekt staat, dreigt 36. fg3:,
bovendien is de combinatie 35.
.... Thlf verhinderd, b.v. 35.
___ Thlf? 36. Khl:, gf2:
37. Tel, e3 38. g3, e2 39. Le2:,
Pe2: 40. Tc8f, Ke7 41. Kg2
en wit wint.
35.......... g3xf2f
Op 35.......... Th2 volgt 36.
Tc8f en 37. Lfl.
36. Kglxf2 Th4—h6
Een fraaie combinatie, geba- De voortzetting 36.......... f5
seerd op de minder goede was misschien beter geweest,
positie van den witten toren. hoewel niet zonder gevaren,
Wit mag nu nl. niet 35. fg3: omdat pion a7 verloren gaat
spelen, omdat zijn koning na en wit twee verbonden vrij
35..........Pe2f het veld f2 niet pionnen verkrijgt. Weliswaar
betreden kan (e3f ! en Tc4:) zijn de zwarte pionnen verder
met het gevolg, dat zwart een opgerukt, maar wit heeft een
beslissend gebruik kan maken looper, die in dergelijke situaties
van zijn pionnenmeerderheid — vrijpionnen op beide vleu
op den koningsvleugel, dus 35. gels — betere diensten verricht
fg3:, Pe2f 36. Kfl, Pg3:f 37. dan het paard.
Kgl of Kei, f5 enz.
Op te merken valt verder, 37. Tc4Xe4 -----
dat pion e4 nu indirect gedekt Eenvoudiger was 37. Tc8f,
staat: 35. Te4: ?, Ph3f en gevolgd door 38. Tc7f en 39.
zwart wint. Ta7:.
77
37.......... Th6Xa6 Ook na 45...........abó: 46.
Niet 37..........Pg2: ? wegens Tbó:f,Kh5 kan zwart niet
38. Lb5 met matdreiging, zoodat winnen. De tekstzet maakt het
swart een stuk moet verliezen. wit echter nog gemakkelijker.
38. Te4xf4 Ta6Xa2 46. Tb7—b8 ....
39. Tf4—b4 g7—gó Dreigt 47. b7 en Tg8f, zoo
40. Tb4—b7 Kf8—g7 dat de zwarte koning naar de
Hier werd de partij afge zevende rij terugmoet.
broken. De remise is verzekerd, 46. Taö—b3
nmdat zwart den ruil der pion 47. bó—b7 Kgó—g7
nen op den damevleugel niet
kan beletten. De koning mag natuurlijk
niet naar f7 gaan, wegens 48.
41. Kf2—f3 gó—g5 Th8.
42. b2—b4 Kg7—gó
43. b4—b5 f7—f5 48. Tb8—a8 Tb3xb7
44. b5—bó Ta2—a3f 49. Ta8Xaó
45. Kf3—f2 a7—aó Remise.
78
TWINTIGSTE PARTIJ
GESPEELD OP 23 NOVEMBER TE AMSTERDAM
Nimzcblndisch
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. d2-—d4 Pg8—f6 Om zwart bij de ontwikke
2. c2—c4 e7—e6 ling van Lc8 te hinderen.
3. Pbl—c3 Lf8—b4
4. Ddl —c2 d7—d5 ■ 12.......... e6—e5
5. c4xd5 Dd8xd5 Reeds blijkt een principieel
6. e2—e3 c7—c5 bezwaar van de door wit ge
7. Lel—d2 ----- kozen nieuwe opstelling: zwart
In de 8ste, 10e en 12e partij kan in het centrum actief op
zette Aljechin met 7. a3 voort. treden, en dit bemoeilijkt de
Met den tekstzet leidt wit ontwikkeling der witte stukken.
een nieuwen opzet in, welke Zoo b.v. zou nu 13. Ld3 foutief
echter geen versterking betee- zijn wegens 13...........e4 14.
Le4:, Pe4: 15. De4:, Lf5.
kent.
7.................. Lb4Xc3 13. Pf3—g5 ___
8. b2Xc3 0—0 Om niet voortdurend met
9. Pgl—f3 Pb8—c6 den opmarsch e5—e4 rekening
10. c3—c4 Dd5—d6 te moeten houden, gaat wit
11. d4Xc5 .... veld e4 met een stuk bezetten.
Dit is het idee van de nieuwe 13.......... h7 —h6
opstelling. Wit vermijdt de han
gende pionnen, welke na cd4: Ook 13.......... e4 verdiende
zouden ontstaan, en getroost overweging, want daarna faalt
zich liever een geïsoleerden pion 14. Pe4: op 14...........Pe4: 15.
op de c-lijn, hopende, dat deze De4:, Lf5, terwijl ook 14. Tb5,
verzwakking van zijn pionnen De7 15. Lc3 voor zwart gunstig
stelling ruimschoots gecompen is, omdat 15...........a6 ! kan
seerd wordt door het looper- volgen, waarna 16. Lf6: op
paar. Blijkens het verloop van 16.......... gf6: ! faalt.
deze partij zijn er echter aan De tekstzet heeft het voor
wit’s nieuwen opzet groote be deel, dat de witte dame na
zwaren verbonden. den nu volgenden ruil eenigszins
geëxponeerd komt te staan.
11.......... Dd6Xc5
12. Tal—bl ----- 14- Pg5—e4 ....
79
Op 14. h4 volgt 14..........e4 Stelling na 17..........b7—b6.
met goed spel voor zwart.
ZWART
14.......... Pf6Xe4
15. Dc2Xe4 Tf8—d8
16. Tbl—b5 ___
Natuurlijk niet 16. Ld3 ?
wegens 16...........f5 en zwart
wint.
Op 16. Le2 kan zwart met
16............Dd6 het initiatief
nemen, b.v. 17. Lc3, Da3 18.
Dc2, Lf5 met gunstig spel voor
zwart. Na den tekstzet zou wit
16........... Dd6 met 17. Td5
beantwoorden.
Er ontstaan belangwekkende
complicaties, als zwart 16. Le2 Hiermee trekt zwart op ver
met 16.......... b6 beantwoordt rassende wijze profijt van wit’s
en wit daarna met 17. Lb4, achterstand in ontwikkeling. Het
Pb4: 18. Da8: voortzet. Dit paard mag niet genomen wor
schijnt zeer gevaarlijk te zijn den, b.v. 18. Dc6:, Lb7 19.
wegens 18.............Pc6 met de Lb4 (19. Te5: faalt op 19..........
dreiging 19............ La6 en dame' De5: 20. Db7:, Db2) 19..........
winst, en toch is het niet zeker Db4:f 20. Tb4:, Lc6: en wit
of zwart wel voordeel kan heeft geen compensatie voor de
behalen, want zoowel na 18. verzwakking van zijn pionnen
___ Pc6 19. Tb5, Dd6 (of stelling. Nog veel slechter dan
19.___ Da3 20. 0—0) 20. 18. Dc6: is 18. Ld3 ?, f5 19.
0—0, La6 21. Td5 !, Dd5: 22. Dc6: wegens 19..........Lb7 20.
cd5:, Ta8: 23. La6: als na 20. Dg6, Td3: 21. Df5:, Tad8 (22.
.... Lg4 (i.p.v. 20..........La6) Te5:, Td2: ! 23. Te7:, Tdlf
21. Td5 ! (ook 21. Dd8:f is en mat).
goed) 21.......... Ta8: 22. Td6:, 18. Le2—f3 Lc8—b7
Le2: 23. Tel, Lc4: 24. Tc6:,
La2: 25. Tal, Ld5 26. Td6, De natuurlijke, maar niet de
Le6 27. Tb6: resp. 26........... beste voortzetting. Sterker was
Lb7 27. Td7 staat wit voor- 18...........La6 met aanval op
deelig. Tb5, terwijl het slaan op c6
nog steeds ongunstig voor wit
16.......... Dc5—e7 is, zooals blijkt uit: 19. Dc6:,
17. Lfl—e2 b7—b6 Tac8 20. De4, Lb5: 21. cb5:,
80
Da3 ! (21..........Dd6 22. Lb4) 23.......... Tc8xd8
en zwart wint; of 19. Dc6:, 24. Tfl—cl
Tac8 20. Lb4, Dg5 21. h4 Met 24. Ld5 was de pion
(21. De4, Lb5: en wint) 21. niet te redden wegens 24..........
___ Tc6: ! 22. hg5:, Tc4: en Td5: ! 25. cd5:, Lfl: 26. Kfls
wit moet voor het gewonnen (26. Dc8f, Df8 27. Df8:f, Kf8:
stuk een vollen toren terug* 28. Kfl:, e4 ! met gewonnen
geven. spel voor zwart) 26. .... Db5f
Ook andere voortzettingen zijn gevolgd door 27...........Dd5:.
ongunstig voor wit, b.v. 18.
___ La6 19. Td5, Pb4 20. 24.......... Td8—d2
Td8:f, Td8: 21. Dbl, Pd3f ; Dit is sterker dan 24..........
of 18..........La6 19. Tbl, Tac8 Tc8. Men zou nu denken, dat
en zwart staat overwegend; of zwart snel in beslissend voor
tenslotte 18..........La6 19. Lc3, deel moest komen.
Lb5: 20. cb5:, Pa5 en wit heeft
geen voldoende compensatie 25. Dc2—b3 Db4—a5
voor de verloren kwaliteit, om Eigenaardig genoeg is deze
dat hij nog steeds met een poging om groot voordeel te
achterstand in ontwikkeling behalen foutief, en wel in zoo
sukkelt. verre, dat wit nu zonder moeite
De tekstzet leidt slechts tot gelijk spel bereikt.
gelijk spel. Zwart had zich hier met een
klein, maar duurzaam eindspel-
19. De4—c2 Ta8—c8 voordeel tevreden moeten stel
20. 0—0 Lb7—a6 len'; 25.......... Db3: 26. ab3:,
Nu wit zijn koning in veilig Tb2 27. Ldl, Lb7 gevolgd door
heid heeft gebracht, levert deze den koningsmarsch naar den
zet geen positief resultaat meer damevleugel. Ook 25..........Tb2
op. zou tot een goed eindspel hebben
geleid, maar de onmiddellijke
21. Tb5—d5 Pc6—b4 ruil der dames is nog iets
22. Ld2xb4 De7xb4 sterker.
23. Td5xd8f ....
26. a2—a3 g7—g6
Een misgreep, waarna wit op
nieuw in moeilijkheden komt. De schijnbaar sterke zet 26.
Juist was 23. Tfdl met gelijk .... Tf2: levert niets op, b.v.
spel. Zwart mag niet op pion- 27. Kf2:, Dd2f 28. Le2, Del:
winst spelen, b.v. 23..........Td5: 29. Da4! ; of ook 27. Db4,
24. Ld5:, Lc4: 25. Lf7:f ! (25. Db4: 28. ab4: benevens 29. c5
.... Kf7: 26. Df5f) ten gunste en de witte vrijpion is buiten
van wit. gewoon gevaarlijk.
Schaken 6 81
Deze laatste wending is ook Stelling na 29......... Dh.5—e2.
in andere varianten mogelijk en
ZWART
er dreigt in deze stelling zelfs
27. Db4. De tekstzet pareert
deze dreiging, want na 27.
Db4 ?, Db4: 28. ab4: volgt 28.
.... e4 ! en dank zij 26..........
g6 kan de witte looper zich
niet op de diagonaal e2—h5
handhaven (29. Lg4, f5), zoodat
29. Le4: gedwongen is, hetgeen
na 29..........1x4: tot een klein
voordeel voor zwart leidt (meer
derheid van pionnen op den
damevleugel).
27. h2—h4 ___
Wit is op zijn hoede en Zwart verzuimt de juiste ma
vermijdt de hierboven uiteen nier om de correctheid van zijn
gezette afwikkeling. Nu zijn pionoffer aan te toonen. Juist
koning een vluchtveld op de was 29.......... Tdlf 30. Tdl:,
tweede rij heeft, moet zwart Ddl:f 31. Kh2, Dg4 32. Ld5,
opnieuw met de mogelijkheid Dh4:f 33. Kgl, De7 en de
Db4 rekening houden. partijen zouden volkomen gelijk
staan.
27.......... e5—e4 De tekstzet brengt zwart op
nieuw in gevaar.
Terecht stuurt zwart energiek 30. Dc3—f6 ....
op remise aan. De voortzetting Dekt f2 en dreigt met 31.
27.......... Tf2: was nog steeds Ld5 te winnen.
niet goed geweest, terwijl 27.
.... Dc5 met 28. Da4 ! beant 30 La6Xc4
.
83
EEN EN TWINTIGSTE PARTIJ
GESPEELD OP 25 NOVEMBER 1937 TE AMSTERDAM
Dame-Indisch
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d4 Pg8—f6 vergrooten. Veiliger was 7..........
2. c2—c4 e7—e6 0—0 8. 0—0, d5 en na 9. Pe5
3. Pgl—f3 b7—b6 9............Dc8 met nagenoeg
Zwart kan hier ook 3.......... gelijke kansen.
d5 spelen en indien 4. Lg5 8. 0-—0 ....
volgt (4* Pc3, dc4: enz., ver Wit had ook direct 8. d5
schaft wit geen enkel tastbaar kunnen spelen.
voordeel), dan 4...........Lb4f
5. Pc3, dc4:, de z.g. Weensche 8.......... 0—0
variant, die — tenminste vol 9. d4—d5 Pe4xd2
gens mijn allerlaatste onder 10. DdlXd2 ___
zoekingen — zeer bevredigend Ook 10. Pd2: was goed
voor zwart is. geweest, daar zwart niet anders
4. g2—g3 Lc8—b7 zou hebben dan 10..........Dc8,
5. Lfl—g2 Lf8—b4f om de dreiging d6 te pareeren.
6. Lel—d2 Lb4—e7 10. .... Le7—f6
11. Tal—dl ___
Naar mijn weten werd deze
zet nog nooit eerder gespeeld, Hiermede wordt kostbare tijd
maar een overeenkomstig denk verspild; na 11. Pd4 zou wit’s
beeld in de Hollandsche ver spel stellig de voorkeur ver
dediging is eerst door Russische dienen.
spelers en naderhand door mij 11 d7—d6
.
86
TWEE EN TWINTIGSTE PARTIJ
GESPEELD OP 27 EN 28 NOVEMBER 1937 TE DELFT
RétUopening
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. Pgl—f3 d7—d5 deel in de opening te verkrijgen.
2. c2—c4 d5—d4 4. e3xd4 Pc6xd4
3. e2—e3 .... 5. Pf3xd4 Dd8xd4
Na 3. b4 kon 3...........f6 6. Pbl—c3 Pg8—f6
benevens .... e5 met goede Heel goed mogelijk is ook
vooruitzichten volgen. De ge» 6...........e5 en waarschijnlijk
kozen zet verhindert deze het beste van alles 6......... Lg4,
mogelijkheid, aangezien na 3. door Flohr gespeeld tegen Fine
.... c5 4. b4, f6 wit niet in Hastings 1937-38. Maar onge
voornemens was 5. bc5:, e5 enz. twijfeld voor zwart onvoldoen
te spelen, waarna de kansen de is 6..........c6 7. d3, Lg4 1
ongeveer gelijk zouden zijn, (gespeeld door prof. Becker
maar 5. ed4:!, cd4: 6. c5! tegen Blümich in Bad-Lieb-
(deze laatste zet, die er zeer werda 1934) daar wit een bij
doeltreffend uitziet, werd door verre overwegend eindspel kon
mij gevonden bij de voorberei verkrijgen door de voortzetting
ding van de match), waarna 8. Le2, Le2: 9. De2:, 0—0—0
de zwakte van de diagonaal 10. Le3, Dd3: 11. Dd3:, Td3:
g8—a2 zwart een bron van 12. La7: enz.
moeilijkheden zou opleveren.
Indien 6.......... e5 dan natuurlijk 7. d2—d3 -----
7. Lc4; indien 6...........Dd5 Vruchteloos ware 7. Pb5,
dan 7. Dc2; indien 6.......... Db6 8. d4, e5! 9. c5, Dc6
a5 dan 7. Da4f !, Ld7 8. b5, 10. Pc3, a6 enz.
e5 9. Lc4 en zwart kan niet 7.......... c7—c6 ?
9..........Lc5: spelen wegens 10. Een gevoelig tijdverlies, in
Lg8: gevolgd door 11. Dc4. plaats waarvan 7........... e5 goed
Met andere woorden : de ge genoeg was. Indien 8. Le3,
volgen van 3..........c5 schijnen Dd8 9. d4 dan 9..........Pg4 en
zonder twijfel ten voordeele indien 9. Le2 dan 9.......... c5
van wit te zijn. of, nog solider, 9...........Le7
3.......... Pb8—c6 met ongeveer gelijk spel.
Na dezen zet valt het wit 8. Lel—e3 Dd4—d7
zeer moeilijk — zoo op eenigerlei Met de bedoeling de loopers
wijze mogelijk — eenig voor- op de lange diagonalen te ont-
87
wikkelen. Echter wordt reeds De voornaamste dreiging van
na zeer weinig zetten wit’s voor wit was 19. d5.
deel in ruimte zeer duidelijk. 19. Tfl—al e7—e6
9. d3—d4 g7—g6 Anders zou de mogelijkheid
10. Lfl—e2 Lf8—g7 d5 nog onaangenamer zijn dan
in het werkelijke verloop der
Met de dreiging Pg4, die op partij.
dit oogenblik nutteloos zou zijn 20. Ta7Xa8 Lb7Xa8
wegens 11. Lf4 gevolgd door h3.
Ook deze zet is ten onrechte
11. h2—h3 0—0 becritiseerd, omdat na 20.
12. 0—0 b7—b6 ----- Ta8: 21. Ta8:f, La8:
13. Le2—f3 Lc8—b7 22. Da3, Lb7 23. b4! wit
14. a2—a4 ! ___ een technisch gemakkelijker
probleem onder oogen zou heb
Teneinde een doorbraak in ben te zien dan thans, waar elk
het midden werkzamer te maken, der partijen nog over een toren
tracht wit eerst het zwarte veld beschikt.
b6 te verzwakken. Hetgeen volgt,
zal de juistheid van dit plan Stelling na 20.......... Lb7xa8.
bewijzen. ZWART
14.......... Ta8—d8
In verband met zijn 18en zet
geeft dit den indruk een verlies
aan tijd te zijn. Maar inderdaad
is het vrijwel een droeve nood
zakelijkheid, waar zwart na a5
rekening moet houden met de
dreiging a6 en aan den anderen
kant na den ruil op b6 ver
plicht is den ruil van althans
één stel torens toe te laten.
15. a4—a5 Dd7—c7
WIT
Deze en de volgende zet zijn
noodzakelijk, teneinde een vol 21. d4—d5 ___ *
doende beveiliging aan het Dit was in geen enkel op
zwakke punt op b6 te geven. zicht een gemakkelijke beslis
16. Ddl—b3 Pf6—d7 sing, daar ik er mij volkomen
17. a5xb6 a7xb6 bewust van was, dat de volgende
18. Tal—a7 Td8—a8 ruil-transactie zwart belangrijke
88
zelden in het centrum zou ffwachtende 25.............Db7
verschaffen. Toch was het nood- 16. Tbl, Pd7 27. Db5! enz.
rakelijk iets beslissends in dit met een duidelijk voordeel in
bijzondere oogenblik te onder ruimte voor wit.
nemen, nademaal ten eerste 26. Tal—bl Pc5—a4
wit geen middelen heeft de Een vernuftige wijze den
uitstekende stelling van zyn zwakken b-pion — althans tij
stukken verder te verbeteren, delijk — te behouden. De
ten tweede zwart anderzyds volgende zetten eischten van
eventueel probeeren kon druk beide partijen een hoogst nauw
tegen den d-pion uit te oefenen, keurige berekening.
beginnende met Td8 en ten
derde, hetgeen het meest be- 27. b2—b3 Pa4—b2
teekent, dit de eenige moge 28. Dc4—có bó—b5 !
lijkheid is profijt te trekken De pointe van de vooraf
van de zwakte van b6, ge gaande paard-manoeuvre: deze
schapen door het oprukken van pion kan niet genomen worden
den witten a-pion. wegens het antwoord 29..........
21. c6Xd5 Tb8.
22. c4xd5 Pd7—c5 29. Le3—f4 ! De5—eó
De technische rechtvaardi Na dezen zet kan wit, zooals
ging van den zet 21. d5 berust het vervolg bewijst, den pion
op de variant 22...........Lc3: nemen. De eenige voldoende
23. dó!, Ddó: 24. Dc3:, Lf3: verdediging bestond in 29.........
25. Lhó! enz. met winst van De2, dat beantwoord zou zijn
de kwaliteit. En indien 22. met 30. Tfl, waarna zwart nog
.... Pe5 dan 23. Le4, nog de volgende zwakten heeft:
steeds dreigend dó. (a) den b-pion, (b) het veld
23. Db3—c4 .... fó en (c) dit is het bèlangrijkste,
de onzekere positie van zijn
Indien 23. Lc5:, Dc5: 24.
paard.
deó: dan 24........... Lf3: 25.
ef7:f, Tf7: 26. gf3:, Lc3: 27. 30. DcóXb5 ! ....
Ta7, Dg5f enz. met eeuwig Indien nu 30..........Td8 dan
schaak. 31. Tel !, Td5: 32. Db8f (hier
23. eóxd5 voor was 29. Lf4 noodzakelijk)
24. Lf3Xd5 La8xd5 Lf8 33. Lhó, Ddó (of De7
25. Pc3xd5 Dc7—e5 34. Tc8) 34. Ddó:, Tdó: 35.
Tc8 en wint.
Zwart kiest de meest vecht
lustige gedragslijn, die zekerlijk 30.......... Deó—e4
meer belooft dan het zuiver 31. Tbl—cl Pb2—d3
89
Of 31.......... Td8 32. Lg5 ! aannemelijke voortzetting ware
met soortgelijke varianten als b.v. 37. ----- Dc4 38. Pe7f,
hierboven genoemd. Kf8 39. Pc6, Tb6 40. b5!,
32. Db5—c4 .... Tb5: 41. Da3f en wint.
Weder de eenige zet, maar 37. .... Da6—a3
deze is ruim voldoende om het 38. Tdl—bl Da3—a2
voordeel te behouden. 39. Df3—d3 Lg7—d4
32.......... De4—e2 Deze tegenaanval van zwart
heeft slechts een verzwakking
Een ernstige misgreep ware van zijn koningsstelling tenge
32.......... Ld4 wegens 33. Pf6f. volge. Maar het is moeilijk een
33. Tel—fl Pd3xf4 ook maar halverwege voldoende
Zwart heeft feitelijk geen speelwijze te opperen, aangezien
keus, daar 33.......... Te8 (met wit zijn vrijen pion eenvoudig
de dreiging Dfl:f!) gemakkelijk naar voren dreigt te brengen.
beantwoord kon worden met 40. Tbl—fl Da2—b2
34. Le3.
Het alternatief 40......... Da7,
34. Dc4xf4 .... door verschillende „autoritei
En niet 34. Pf4:, Dc4: 35. ten” voorgesteld, ware eveneens
bc4:, Tc8 36. Tel, Lh6 met onvoldoende wegens 41. b4 enz.
vermoedelijk remise tot resul 41. Pd5—e7f ___
taat.
Met dezen ingesloten zet
34.......... De2—b5 begint de slotaanval, die na
35. Df4—f3 ! ___ een twaalftal, vrijwel gedwon
Wit moet nog voorzichtig gen zetten, tot de winst van
zijn. Hier bijvoorbeeld zou de de dame voor twee stukken
natuurlijk uitziende zet 35. Dc4 leidt.
na 35............Tb8! tot een
spoedige remise leiden. 41.......... Kg8—f8
35.......... Tf8—b8 De eenige mogelijkheid ; ho
36. Tfl—bl Db5—a6 peloos zou zijn 41.......... Kg7
37. Tbl—dl ___ 42. Pf5f!, gf5: 43. Dg3f, met
winst van den toren op b8.
Deze poging tot herhaling Of 41......... Kh8 42. Pc6, Lf2:f
van zetten, veroorzaakt door 43. Tf2:, Delf 44. Kh2, Dc6:
beperkten tijd, leidt tot buiten 45. Tf7: enz.
gewoon interessante verwikke
lingen. Na het eenvoudige 37. 42. Pe7—c6 Ld4xf2f
b4 zou wit niet veel moeite 43. Kgl—h2 ___
gehad hebben zijn vrijen pion Het idee van dit pionoffer
tot gelding te brengen. Een (in plaats van 43. Tf2:, Delf
90
44. Dfl, Dc6: 45. Tf7:f, Kg8 Stelling na 47.......... Db2—d4.
46. Tf3 met zeer problematische ZWART
komt eerst bii
den 48en zet tot uiting. De
oaard-manoeuvre, die nu volgt,
is zeer bezienswaardig.
43.......... Tb8—e8
Indien 43........... Tb7 dan
44. Df3, Lb6 (of Lc5 45. Dd5)
45. Pd8! met op zijn minst
winst van de kwaliteit.
44. Dd3—f3 Te8—e2
Weder de eenige zet, evenals
de volgende. Indien de witte
koning op den 43en zet naar WIT
hl ware gegaan, zou 44..........
Tel redding gebracht hebben. deren door 48.......... Lh4 ver
liest hij als volgt: 49. Db7f,
45. Pc6—d4 ! Te2—d2 Dd7 50. Db4f, Ke8 ! 51. Pe6
46. Pd4—e6f Kf8—e7 (sterker dan 51. Pg6:, hg6:
Natuurlijk niet 46......... Kg8 52. Dh4:, Tdl ! enz.), Le7 52.
wegens 47. Da8f gevolgd door Db8f, Ld8 53. Pd8:, Dd8: 54.
mat. De5f, De7 55. Dh8f, Kd7 56.
47. Pe6—f4 .... Dh7:, Tf2 ! 57. Tdlf, Kc7 58.
Dh8 enz.
Dreigend 48. Pd3.
48.......... Td2—a2
47.......... Db2—d4
(Zie diagram).
Of 48......... h5 49. Pe2, Tdl
enz., hetgeen weinig verschil
Of 47......... Dc2 48. Tal en zou maken met de werkelijk
de blootgestelde zwarte koning gevolgde speelwijze.
moet onder den gecombineer-
den aanval van de drie witte 49. Pf4_e2 Ta2—al
stukken bezwijken. 50. Df3—b7f -----
48. Kh2—hl ! ----- Natuurlijk niet 50. Pd4:,
Tfl:f gevolgd door Lglf met
Slechts deze stille zet, die herovering van de dame.
langen tijd te voren berekend
moest worden, rechtvaardigt den 50.......... Ke7—f6
met 43. Kh2 begonnen aanval. De partij was in ieder geval
Wit dreigt thans 49. Pe2 en verloren, maar 50.......... Kf8!
als zwart dit tracht te verhin- zou ongetwijfeld den strijd ver-
91
lengen, b.v. 51. Pd4:, Tfl:f behoeven te plagen met de
52. Kh2, Lglf 53. Kg3, Lf2f berekening van het gewonnen
54. Kf3, Ld4:f 55. Ke4, U6 eindspel 56........... Telf 57.
of 55. Ke2, Tf2f 56. Kei, Kg7 ! Kd4:, Tdlf 58. Kc5, Td5:f
enz.; in beide gevallen zou 59. Kd5:, Ke7 60. Kc6 enz.,
wit, teneinde tot overgave te aangezien het eenvoudige 56.
dwingen, verplicht zijn geweest Dc6f gevolgd door 57. Dc2
zijn voornaamste troef, den onmiddellijk won ! Dit is de
vrijen b-pion, te gebruiken. eenige kleine nalatigheid, die
51. Pe2xd4 Talxflf ik in dit ongewoon moeilijke
52. Khl—h2 Lf2—gif eindspel maakte.
53. Kh2—g3 Lgl—f2f 56. .... Kf6—e7
54. Kg3—f3 Lf2xd4f 57. g2—g4 h7—h5
55. Kf3—e4 Tfl—dl Wanhoop.
Thans gedwongen, daar wit 58. g4xh5 f7—f5f
ook 56. Da6f dreigde. 59. Ke4—f3 Tdl—d3f
56. Db7—d5 ? ___ 60. Kf3—e2 Td3—e3f
61. Ke2—d2 Te3—e4
Ik had mij eigenlijk niet 62. h5Xg6 opgegeven.
92
DRIE EN TWINTIGSTE PARTIJ
GESPEELD OP 30 NOVEMBER EN 1 DECEMBER TE
ROTTERDAM
Dame-lndisch
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d4 Pg8—f6 12.............. Pd7—b6
2. c2—c4 e7—e6 13. a2—a4 a7—a5
3. Pgl—f3 b7—b6 14. Lel—a3 Ta8—c8
4. g2—g3 Lc8—b7 15. Pc3—b5 -----
5. Lfl—g2 Lf8—e7 Met de voornaamste bedoe
6. 0—0 0—0 ling, La3 nog een keer te dekken
7. b2—b3 ___ en aldus Tal mobiel te maken.
Dit geeft meer kans op leven Zonder deze voorbereiding
dig spel dan de gewone voort mocht de witte dametoren niet
zetting 7. Pc3, waarop 7.......... spelen, b.v. 15. Tel, c4 16. Le7:
Pe4 kan volgen. (gedwongen, maar nu komt
Lb7 gedekt te staan en zwart
7.............. d7—d5 kan een eventueel bc4: met dc4:
8. Pf3—e5 c7—c5 beantwoorden) 16.......... De7:
9. d4Xc5 b6Xc5 17. Pf4, Tfd8 en zwart staat
Op 9...........Lc5: volgt 10. goed.
Pc3 en de zwarte damepion 15.............. Pf6—e4
wordt geïsoleerd. Thans zou 15.......... c4 ten
10. c4xd5 e6xd5 gevolge hebben, dat zwart’s
damepion geïsoleerd werd.
De stelling belooft nu een
moeilijken strijd. Zwart heeft 16. Ddl—el -----
op c5 en d5 hangende pionnen, Bereidt Tdl met tempowinst
maar deze verzwakking van zijn voor. De opstelling der witte
pionnenstelling wordt gecom stukken is eenigszins romantiek,
penseerd door een voorsprong maar niet ongunstig.
in ontwikkeling en een over De tekstzet is gebaseerd op
wicht aan terrein. de veronderstelling, dat nu 16.
11. Pbl—c3 Pb8—d7 .... c4 niet gevaarlijk is voor
12. Pe5—d3 ___ wit, b.v. 17. Le7:, De7: 18.
Da5:, cd3: 19. ed3:, Pc5 20.
De ruil op d7 zou de ontwik Db6: (tot dezelfde stelling leidt
keling der zwarte stukken bevor 19. Db6:, Pc5 20. ed3:> 20.
deren. .... Tc6 21. Da5, Pb3: 22.
93
Tael, Dc5 23. Da7, Da7: 24. derheid op den damevleugel
Pa7:, Tc3 met gelijk spel. Als zeer gevaarlijk.
zwart 24.......... Ta6 speelt i.p.v. 20............... Pf6xd5
24...........Tc3, komt wit met 21. e2—e4 ....
25. Tbl in het voordeel.
16............... Pb6—d7 Stelling na 21. e2—e4.
17. Tal—dl ___ ZWART
Wit staat nu zeer goed ; reeds
dreigt de beslissing door 18.
Le4:, de4: 19. Pe5 (19..........
Lc6 20. Pa7). Hoewel zwart’s
moeilijkheden niet van beslis-
senden aard zijn, komt men toch
tot de conclusie, dat 16..........
c4 i.p.v. Pd7 beter, althans
eenvoudiger geweest was.
17.............. Pe4—d6
18. Pd3—f4 ___
Na 18. Pc3 krijgt zwart be
vredigend tegenspel met 18.
----- c4 (19. Ld6:, Ld6: 20.
bc4:, Tc4:) echter niet 18. Van objectief standpunt beke
.... d4 wegens 19. Pd5 met de ken was 21. Ld5:, Ld5: 22. e4
dreiging 19. Pe7:f benevens beter, b.v. 22...........Db6 23.
20. Da5: (b.v. 19.......... Ld5: Td5:, Db5: 24. Dc3 of De3
20. Ld5:, Pf6 21. Lc4, Pc4: 22. en wit zal spoedig de pionnen
bc4: en wit heeft den goeden a5 en c5 veroveren in ruil voor
looper). pion b3. Intusschen zou het
Minder goed was ook 18. materieele voordeel, dat wit
Pd6:, want na 18.......... Ld6: op deze wijze kon behalen, geen
kan wit zijn aanval op het vijan practische beteekenis hebben.
delijke centrum niet versterken. Er blijven immers slechts vier
tegen drie pionnen op één
18..................... Pd6xb5 vleugel over, en dat leidt tot
19. a4xb5 Pd7—f6 remise (vergelijk b.v. het eind
20. Pf4xd5 ___ spel van de 15e partij).
De eenige mogelijkheid om De tekstzet biedt meer kans
het voordeel vast te houden. op complicaties, maar Aljechin
Na 20. Lb2, Db6 21. Lf6:, vindt in het vervolg steeds de
Lf6: 22. Pd5:, Ld5: 23. Ld5:, beste zetten, hetgeen ik van»
Db5: is zwart’s pionnenmeer mijzelf niet mag beweren.
94
21 , c5—c4! variant maakte ik echter een
De beste manier van afwik» grove fout.
kelen. Ongunstig voor zwart Wit kon hier gemakkelijk
zou zijn 21.......... Db6 22. ed5:, remise bereiken met 28. Te3,
Ld6 23. De2 enz. b.v. 28.......... a4 29. Te4, a3
30. Te3, Tb5: 31. d8D, Td8:
22. La3Xe7 Dd8Xe7 32. Td8:f, Kg7 33. Ta8, a2
23. e4xd5 De7Xel 34. Tb3: resp. 33..........b2 34.
24. TflXel c4xb3 Tel.
Na een reeks van gedwongen Het sterkste was echter 28.
zetten is een buitengewoon le Td4, waarna zwart voorzichtig
vendig eindspel ontstaan. Beide spelen moet om niet door ver
partijen hebben opgerukte vrij lies van een pion in ernstig
pionnen, maar de witte — nadeel te komen, b.v. a) 28.
hoewel niet verbonden — zijn .... bil 29. Tbl enz. b) 28.
gevaarlijker, omdat ze beter ge ___ a4? 29. Ta4:, Tfd8 30.
steund kunnen worden door Tb4 enz. resp. 29.......... Tb5:
de eigen stukken; bovendien 30. Te8, Td5 31. Taa8 enz.
is de witte koning reeds gevrij c) 28.......... Tfd8 29. Te3, a4
waard tegen een mat op de 30. Ta4:, Td7: 31. Tb3: enz.
onderste rij. Zwart bereikt echter na 28.
Td4 remise met 28..........Kg7,
25. d5—<16 Lb7Xg2 b.v. 29. Te3, a4 30. Ta4:, Tb5:
26. KglXg2 Tc8—b8 31. Te8, Tb8 (31.......... Td5 ?
Het beste. Op 26...........a4 32. Taa8 !).
volgt 27. d7, Ta8 of Tb8 28. 28.......... Tb8xb5
Te3, waarna 28..........b2 wegens 29. Tel—e8 Tb5—d5
29. Ta3 tot pionverlies leidt. 30. TalXa5 Td5xd7
27. d6—d7 g7—g6 31. Te8xf8f Kg8xf8
32. Ta5—b5
De koning moet beslist een
vluchtveld hebben, anders kun Hier blijkt mijn hallucinatie :
nen de torens zich niet vrij ik had gedacht, dat pion b3
bewegen. nu niet te dekken was, omdat
ik meende, dat de zwarte toren
28. Tdl—al ___ na de afwikkeling op de e-lijn
Een hallucinatie, waardoor de zou staan.
partij bijna verloren gaat. Ik Het nu volgende eindspel
zag geen winnende voortzetting kan wit nog net remise houden,
en wilde dus een duidelijke maar de juiste verdediging stelt
remisestelling forceeren. Bij het buitengewoon lastige proble
doorrekenen der betreffende men.
95
32.......... Td7—d3 48. Tb2: en er is een theoreti
33. Tb5—b7 Kf8—g7 sche remisestelling bereikt. Of
34. Tb7—b6 ___ 44. f3, Tg2 45. fg4:, hg4: 46.
Kf4, f5 47. h5f, Kh6 48. Kf5:,
Wit moet beletten, dat de
Tg3: 49. Kf4, Tg2 50. Ke3 en
vijandelijke koning zonder meer zwart kan niet winnen, omdat
naar buiten komt. zijn stukken te weinig bewe
34.......... g6—g5 gingsvrijheid hebben. Op 44.
35. h2—h3 h7—h5 f3, f5 volgt 45. Tb6f en 46.
36. h3—h4 g5—g4 f4. Vergelijk te dien aanzien
37. Tb6—b5 Kg7—g6 de aanteekening bij den 44sten
38. Tb5—g5f Kg6—h6 zet van zwart.
39. Tg5—b5 f7—f6 42. Ke2—el ___
40. Kg2—fl Kh6—g6
Deze afwachtende zet is de
Stelling na 40.......... Kh6—g6. eenige goede voortzetting.
ZWART Na 42. Tb7, Kf5 43. Tb5f,
Ke4 44. Th5:, Kd4 of 42. Tb7,
Kf5 43. Te7, Tc3 44. Kd2,
Tc2f 45. Ke3, b2 46. Tb7, Ke5
moet zwart op den duur win
nen, omdat zijn koning actief
meewerkt.
42.......... f6—f5
43. Tb5—bóf Kg6—f7
44. Tb6—h6 f5—f4
Daar de hoofdvariant, die
met 44..........Tc3 verder gaat,
slechts tot remise leidt, pro
WIT beert zwart het met een voort
zetting, welke op zichzelf min
De afgebroken stelling. der gevaarlijk is, maar waarbij
Wit sloot nu zijn zet in. het moment van verrassing nog
practische kansen kan bieden.
41. Kfl—e2 Td3—f3 Er dreigde 45. Th5: (45..........
Op 41...........Tc3 volgt 42. b2 46. Th7f en 47. Tb7). De
Kd2, Tc2f 43. Ke3, b2 44. f3 hoofdvariant gaat verder met
of f4 met soortgelijke conse 44.......... Tc3, waarna 45. Th5: ?
quenties als de tekstzet, b.v. op 45.......... Tclf en 46............
44. f3, Tg2 45. fg4:, Tg3:f 46. b2 faalt. Er kan volgen:
Kf4, Tg4:f 47. Kf3 benevens 44. .... Tc3 45. Kd2 (na
96
45. Tb6, Ke7 wint zwart het 48. Kd2—e3 b3—b2
beslissende tempo) 45........... 49. Ke3—f4 Tc2—c4t
Tc2f 46. Ke3, b2 47. Tb6, 50. Kf4—e3 -----
Ke7 48. f4 ! (na 48. f3 ?, Kd7 ! Niet 50. Kf5 ? wegens 50.
49. fg4:, fg4: is wit verloren) ... Tc5f.
48........... Kd7 (na 48..............
gf3: e.p. 49. Kf3: bereikt wit 50.......... Tc4—c2
remise, omdat zijn koning vol
doende aanvalspunten vindt) Stelling na 50.......... Tc4—c2.
49. Kd3, Tg2 50. Kd4, Kc7 51. ZWART
Tb3, Kc6 52. Tb8 ! (52. Ke5 ?,
Td2 ! en zwart wint) 52..........
Tc2 53. Kd3 !, Tg2 54. Kd4,
Tg3: (de laatste kans) 55. Tb2:,
Th3 56. Ke5 (Hier blijkt de
beteekenis van f4; wit krijgt
een vrijpion.) 56...........Th4:
57. Tg2 ! (tegen 57...........g3
gericht) 57.......... Th3 58. Kf5:,
g3 59. Kg5, h4 60. f5, Th2
61. Tgl, Kd7 62. f6, Ke8 63.
Kg6, Tf2 64. Kg5 !, Th2 65.
Kg6 en remise door herhaling
van zetten. Op 65........... g2
volgt 66. f71, Kf8 67. Tel
en zwart moet zijn g-pion
offeren. Remise.
Een zeer belangwekkend en
ingewikkeld eindspel. Dit is mijn laatste en mis
Na den tekstzet gaat alles schien wel mijn grootste fout
veel eenvoudiger. in deze partij. Met 51. Tb6 !
kon ik een pion winnen, omdat
45. Th6xh5 Tf3—c3 mijn koning zoo noodig naar
46. Th5—b5 f4—f3 f5 kon gaan. Er zou kunnen
volgen 51. .... Te2f 52. Kf4,
Hierna had zwart eigenlijk Tf2: 53. Kg4:, Ke7 54. Kf4,
in moeilijkheden moeten ko Kd7 55. Ke3, Kc7 56. Tb4,
men. Juist was 46.......... fg3: Tc2 57. Kf3:. Het is niet
47. fg3:, Tg3: 48. Kf2, Tf3f buitengesloten, dat zwart remise
49. Kg2 met remise. kan bereiken, maar in ieder
geval had ik deze variant moeten
47. Kei—d2 Tc3—c2f probeeren.
Schaken 7 97
VIER EN TWINTIGSTE PARTIJ
GESPEELD OP 2 DECEMBER 1937 TE ROTTERDAM
Damegambiet
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. Pgl—f3 d7—d.5 10. Lel—d2 Lb4xd2f
2. c2—c4 e7—e6 11. KelXd2 Ke8—e7
Het probleem „2........... d4” Maar de verontachtzaming
is nog geenszins opgelost, daar van de ontwikkeling der stukken
na 3. e3, Pc6 4. ed4:, Pd4: op den damevleugel zijn van
5. Pd4:, Dd4: 6. Pc3 zwart in nu af aan de oorzaak van alle
plaats van 6......... Pf6 (zie moeilijkheden. Aangewezen was
22ste partij) beter 6......... Lg4 11...........Ld7 12. Lg2, Pc6
kan spelen (Fine—Flohr, Has- 13. Pc6:, Lc6: 14. Lc6:, bc6:
tings 1938). 15. Tacl, 0—0—Of 16. Ke3,
3. d2—d4 Pg8—f6 Kc7 enz. met een gemakkelijk
4. Pbl—c3 c7—c5 te verdedigen toreneindspel.
5. c4xd5 Pf6xd5 12. Lfl—g2 Th8—d8
6. g2—g3 .... 13. Kd2.—e3 Pb8—a6
Een onschuldige afwijking Feitelijk gedwongen, aange
van het gebruikelijke 6. e4 zien het veld c7 bescherming
(zie 18de partij). In beide ge noodig heeft. Maar het paard
vallen heeft zwart slechts zeer op a6 komt niet alleen buiten
geringe moeilijkheden met zijn spel, maar wordt ook, zooals
ontwikkeling. het vervolg leert, op gevaarlijke
6. c5xd4 wijze blootgesteld. Het volgende
deel van de partij, dat eindigt
Ook goed genoeg is 6.......... in een gewonnen toreneindspel,
Pc6 7. Lg2, Pd4: 8. Pd4:, Pc3: is, hoewel gemakkelijk te begrij
9. bc3:, cd4: 10. Dd4:, Dd4: pen, toch tamelijk leerzaam.
11. cd4:, Ld6 12. a4, Tb8 met
gelijk spel, zooals geschiedde in 14. Tal—cl Ta8—b8
de laatste van de na de match 15. a2—a3 ....
geregelde exhibitie-partijen. Nutteloos zou zijn 15. Pb5
7. Pc3xd5 Dd8xd5 wegens 15.......... Ld7(16. Pa7:?,
8. DdlXd4 Dd5xd4 Ta8).
9. Pf3xd4 Lf8—b4f 15.......... Lc8—d7
Er is niets in te brengen tegen Dreigend 16...................... e5,het
dit schaak en den daarop vol geen wit door zijn volgenden
genden ruil. zet verhindert.
98
16. f2—f4 f7—f6 met aanzienlijk voordeel voor
Deze zet is naar mijn meening wit.
zonder veel reden afgekeurd, 20. f5Xe6 Pc7Xe6
daar zwart niet in staat is op 21. Pd4Xe6 Ke7Xe6
den duur materieel nadeel te 22. Le4xh7 ....
vermijden. Als b.v. 16.......... Aldus heeft wit materieel
Le8 (aanbevolen door de cri voordeel bereikt, maar zijn po-
tici), dan 17. b4, Td7 18. Pb5, sitioneele voorsprong is ver
Ta8 19. Tc3 gevolgd door 20. dwenen en zwart slaagt er zelfs
Thcl en 21. Tc8 of 21. Pc7. in eenigen druk op de e-Ujn uit
In het werkelijke partijverloop te oefenen.
heeft zwart, zijn pion minus ten 22. f6—f5
spijt, nog eenigen kansen op 23. Tel—c5 -----
remise. De voorkeur gevend aan ruil
17. Lg2—e4 ! ----- der loopers op d5.
Een sterke zet: wit valt niet 23.......... g7—g6
alleen den pion op h.7 aan, 24. Lh7 -g8f Ke6—f6
maar dreigt ook in sommige 25. Thl—cl Td7—e7f
varianten Ld3 en (hetgeen het 26. Ke3—f2 Le8—c6
belangrijkste is) verhindert 17. 27. Lg8—d5 Tb8—e8
.... e5 wegens 18. fe5:, fe5: 28. Tel—el -----
19. Pf3 enz. met winst van Ongetwijfeld het beste, daar
een pion. 28. Tlc2, La4 29. Td2, b6
17.......... Ld7—e8 30. Tc3, Td8 tot een onaange
Verhindert 18. Lh7:, omdat name binding geleid zou hebben.
het antwoord 18.......... g6 — 28.......... Lc6xd5
met de dreigingen Lf7 gevolgd 29. Tc5xd5 g6—g5
door Th8 en Tbc8 gevolgd 30. Td5—dóf Kf6—e5 ?
door Pc7 — zwart in dat geval Na dit desperaat oprukken
voldoende kansen zou geven. wordt de partij spoedig kans
Maar met zijn twee volgende loos. De natuurlijke loop was
zetten slaagt wit er in profijt 30..........Kf7 31. h4, gh4: 32.
te trekken van de zwakte van gh4:, Th8 33. Td4 en wit zou
het punt e6. nog eenige moeilijkheden moe
18. b2—b4 Td8—d7 ten overwinnen om de winst
19. f4—f5! Pa6—c7 te forceeren.
Naar verhouding beter dan 31. Tel—dl g5—g4
19...........e5 20. Pe6 of 19. Ook 31..........Te6 zou reeds
----- ef5: 20. Lf5:, Td5 21. kansloos zijn : 32. Td7, T8e7
Lh7: enz., in beide gevallen 33. h4 enz.
99
32. Tdl—d5f Ke5—e4 Of 34...........f4f 35. Kd3 !
33. Td5—d4f Ke4—e5 nog steeds met matdreiging.
Stelling na 33...........Ke4—e5. 35. Td4—d5f Ke5—f6f
36. Ke3—f4 Kf6—g6
ZWART 37. Td6Xe6f Te8Xe6
38. Td5—e5 Te6—a6
Indien 38.......... Tf6dan39.
e4, fe4:f 40. Kg4:, Tf2 41.
h4 met gemakkelijke winst.
39. Te5xf5 Ta6Xa3
40. Tf5—b5 ___
Dadelijk 40. Kg4: zou waar
schijnlijk ook winnen, maar de
tekstvoortzetting is de nauw
keurigste.
40.......... b7—b6
41. Kf4Xg4
WIT
Dit was de afgegeven zet,
34. Kf2—e3 ___ dien ik onmiddellijk aan mijn
Mogelijk was ook 34. e4, het tegenstander mededeelde. In-
geen tot de winst van een twee dien thans 41.......... Te3 dan
den pion zou leiden, maar toch 42. Tg5f, Kh6 43. b5 (de
een langeren weerstand had pointe van den 40en zet),Te2:
toegelaten dan in de werkelijke 44. h4, waarna er geen vecht-
partij en wel na 34.......... kansen voor zwart zouden over
Tc8! 35. T6d5f, Ke6 36. ef5:f, blijven.
Kf6 enz. De gekozen weg is Dr. Euwe gaf de partij den
eenvoudig genoeg. volgenden dag zonder verder
34.......... Te7—e6 spelen op.
100
VIJF EN TWINTIGSTE PARTIJ
GESPEELD OP 4 EN 7 DECEMBER 1937 TE ’s-GRAVENHAGE
Nimzo-Indisch
WIT : EU WE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d4 Pg8—f6 7.......... e6xd5
2. c2—c4 e7—e6 8. Pe2—g3
3. Pbl—c3 Lf8—b4 Rubinstein placht hier 8.
4. e2—e3 0—0 Pf4 te spelen, klaarblijkelijk om
5. Pgl—e2 ----- zwart’s volgenden zet te ver
Dit is een van de minst hinderen, waarna deze geen
gelukkige vindingen van den openingsmoeilijkheden meer
grooten openingen-artist Rubin- heeft te overwinnen.
stein. Het zwakke punt is, dat 8.......... c7 —c5
het paard niet veel toekomst 9. d4Xc5 ....
zal blijken te hebben, noch op
f4 noch op g3, zoodat zwart, Dit bereidt reeds de fout bij
door het doen van de een den volgenden zet voor. Daar
voudigste zetten een klein voor wit voor den zet c5—c4 geen
deel in de ontwikkeling ver vrees behoefde te hebben, ware
krijgt. Te verkiezen is daarom de logische voortzetting 9. Ld3,
eerst 5. Ld3 en indien 5.......... Pc6 10. dc5: Lc5: 11. 0—0 enz.
b6 dan 6. Pge2 (of zelfs 6. met gelijk spel.
Df3) ; indien 5.......... d5 dan 9.......... Le7Xc5
6. Pf3 enz. met tamelijk goede 10. b2—b4 ....
vooruitzichten.
Klaarblijkelijk ziet wit het
5.......... d7—d5 nu volgende antwoord over
6. a2—a3 Lb4—e7 het hoofd, anders had hij wel
7. c4xd5 .... 10. Ld3 gespeeld.
Aangezien wit voornemens (Zie diagram op blz. 102).
was Pg3 te spelen, zou hij beter
gedaan hebben dezen ruil uit 10.......... d5—d4 !
te stellen. Inderdaad zou na De pointe van dezen belang-
7. Pg3, c5 8. dc5:, Lc5: 9. wekkenden zet is, dat wit hem
b4 de zet 9...........d4 slecht niet goed beantwoorden kan
zjjn wegens 10. Pce4 en indien met 11. Pa4 op grond van 11.
10.......... Lb6 dan 11. c5 enz. .... de3:12. Dd8: (P of bc5: ?,
Bijgevolg ware zwart genood ef2:f 13. Ke2, Lg4f en wint),
zaakt zijn ontwikkelingsplan te ef2:f 13. Ke2, Lg4f, den koning
veranderen. dwingend zich naar de d-lijn te
101
Stelling na 10. b2—b4. Pd5 14. e4, Pb4! enz., met
ZWART
winst van de kwaliteit.
13.......... Lc8—d7
De dreiging 14..........La4 is
thans moeilijk te pareeren. In-
dien b.v. 14. Lc4, dan 14..........
La4 15. Lb3, Lb5 en indien 14.
Tb4 (dat van vele zijden in over
weging werd gegeven) dan
14...........Paó 15. La6:, Da6:
16. e4, Tfe8 en wit kan noch
rocheeren, noch den lastigen
indringer, den pion op c3,
nemen wegens .... Pd5. Wit’s
besluit de kwaliteit voor een
pion te geven, om eindelijk de
ontwikkeling zijner stukken te
begeven, waarna de dame met voltooien, schijnt daarom niet
schaak genomen zou worden onverstandig.
en aldus Lc5 gered zou zijn. En
aangezien 11. Pce4, Pe4:12. Pe4:, 14. Tbl—b3 Ld7—a4
Lb6 enz. ook voordeelig voor 15. Dc2Xc3 Da5—d8 !
zwart geweest zou zijn, is de De pointe van den 13en zet.
volgende zet van wit naar ver Niettegenstaande het materieele
houding de beste. voordeel blijkt het echter geens
11. b4Xc5 d4Xc3 zins gemakkelijk voor zwart de
12. Ddl—c2 ___ overwinning af te dwingen. Het
volgende gedeelte van de partij
Wit is stellig in een te opti is in hoofdzaak uit tactisch
mistische stemming en onder oogpunt leerzaam.
schat de dreigingen van zwart.
16. Lfl—c4 Pb8—a6 !
Anders zou hij wel getracht
hebben tot vereenvoudiging te In stede hiervan had 16.
komen door 12. Dd8:, Td8: ___ Lb3: 17. Db3:, Paó 18.
13. Pe2, Pe4 14. f3, Pc5: 15. Db7:, Pc5: 19. Db5 wit veroor
Pc3:, Pc6 met bijna gelijk spel loofd zijn twee loopers te
voor wit. behouden.
12.......... Dd8—a5 17. Lc4Xa6 b7Xa6
13. Tal—bl ___ En niet 17...........Lb3: 18.
Nu zou 13. Pe2 reeds niet Ld3 enz. met meer tegenkansen
voldoende zijn wegens 13.......... dan in de partij.
102
18. O—O La4xb3 Of 25. Dg3, Ph5 26. Dg5,
19. Dc3xb3 Ta8—b8 Kh8! enz. met gemakkelijke
verdediging. Thans echter dreigt
De b-lijn zal spoedig een wit door 26. Dg5 de zwarte
zeer belangrijke factor blijken. dame te winnen.
Na het meer voor de hand
liggende 19..........Dd5 zou wit 25.......... Pf6Xe4
door het spelen van 20. Dd5:,
Pd5: 21. e4 enz. nog eenige Men zou denken, dat na de
kansen op redding hebben. verovering van dezen belang
rijken pion het gevecht spoedig
20. Db3—c2 Dd8—d5 beslist zou zijn, maar wit
21. e3—e4 Dd5—b3 slaagt er in telkens nieuwe
22. Dc2—e2 ----- aanvalszetten te vinden.
Nu integendeel zou het eind
spel na 22. Db3:, Tb3: geheel 26. h2—h4 Tf8—e8
hopeloos zijn door de zwakte Niet overtuigend genoeg zou
van den witten pion op a3. zijn 26.......... Pf2: wegens 27.
22.......... Db3—b5 ! Kh2!
23. De2—f3 ----- 27. Tfl—el Dc5—c3
Naar verhouding beter dan 28. Tel—dl -----
23. De3, Pd7 enz. Indien Met de dreiging 29. De4:
wit de dames op het bord
wenscht te houden, moet hij 28.......... Pe4—d2 !
afstand doen van zijn c-pion.
Dwingt tot verdere ver
23.......... Db5Xc5 eenvoudiging. Maar de hoofd
24. Pg3—f5? ----- vijand — het paard op f5 —
Maar hier had 24. Lf4, ten blijft nog een tijdlang op het
einde de nu volgende binding te bord.
vermijden, een eenigszins betere 29. Tdlxd2 TblXclf
vechtkans gegeven. Het juiste
antwoord voor zwart zou zijn Een opmerkelijke manier, om
24...........Tbe8 en indien 25. de partij nog te vergooien zou
e5 (25. Tel, Db5! 26. Ld6, hier zijn 29.......... Dcl:f 30.
Tc8 enz.) dan 25...........Pd7 Kh2, Tb2 ? 31. De5 ! enz.
26. Pe4, Dc2 27. Tel, Db2
enz., met behoud van het ma- 30. Kgl—h2 Dc3—c7
terieele voordeel. 31. Td2—d6 Tel—c5
24.......... Tb8—bl Natuurlijk niet 31..........Tdl?
25. Df3—f4 ----- wegens 32. Dg4 of Dg3.
103
Stelling na 31...........Tel—c5. 33. g3—g4 -----
ZWART Een droeve noodzaak.
33.......... f7—f6
34. Kh2—h3 h7—h5
Het begin van den beslis
senden tegenaanval.
35. Df4—d2 h5xg4f
36. Kh3Xg4 Dc7—f7
37. h4—h5 Tc5xf5 !
Eindelijk kan het meest ge
hate paard van de match van
het bord verwijderd worden
met beslissend gevolg, aangezien
zwart, afgezien van de twee
WIT plus-pionnen, snel een beslis
32. g2—g3 ! senden aanval verkrijgt. Het
was ' een opwindend gevecht!
. Een zeer vernuftig idee, een 38. Kg4xf5 Df7xh5f
beter lot waardig. Indien zwart 39. Kf5—f4 Dh5—h4f
zijn dreiging (32.............. Tf5:) 40. Kf4—f3 ___
uitvoert, is hij na 33. Te6! !
verplicht — wil hij op winst Op 40. Kf5 volgt mat in
spelen — zijn dame voor vier zetten : 40.......... g6f 41.
twee stukken op te geven: Ke6 (Kg6:, Dh7 mat), De4f
33.......... feó: 34. Dc7:, Tf2:f 42. Kd7, Db7f 43. Ke6, Df7
35. Kh3, h5, waarna wit in mat.
staat zou zijn krachtigen weer 40^ .... Dh4—h3f
stand te bieden. 41. Kf3—e4 ___
32.......... Te8—f8 ! Of 41. Kf4, Te8 met de
doodelijke matdreiging op g5.
Maar dit eenvoudige ant
woord maakt een einde aan 41.......... Tf8—e8f
de laatste hoop op redding. 42. Ke4—d5 Dh3—b3f
Hetgeen nu volgt, is practisch 43. Kd5—d4 Db3Xa3
het slot. Wit geeft het op.
104
ZES EN TWINTIGSTE PARTIJ
(eerste exhibitie-partij)
GESPEELD OP 8 DECEMBER TE ’s-GRAVENHAGE
Slavisch Damegambiet
WIT : ALJECHIN ZWART : EUWE
1. Pgl—£3 d7—d5 damelooper nu op g6 staat,
2. c2—c4 c7—c6 kan wit desnoods met Pg6:
3. d2—d.4 ' Pg8—f6 voortzetten en zich zoodoende
4. Pbl—c3 d5Xc4 het looperpaar verschaffen.
5. a2—a4 Lc8—f5 11. Pe4Xc3'
6. e2—e3 e7—e6 Gedwongen.
7. LflXc4 Lf8—b4
8. 0—0 0—0
12. b2Xc3 Lb4Xc3
9. Ddl—e2 Pf6—e4 Ook deze ruil is practisch
10. g2—g4 gedwongen, daar wit anders, om
zoo te zeggen gratis, een uit
Het eerst door Samisch ge stekende stelling verkrijgt.
speeld in zijn partij tegen Alje-
chin van den Duitschen vier 13. Pe5Xg6 h7Xg6
kamp 1937. Samisch wist daar Niet 13..........Lal: ? wegens
een zeer gunstige stelling te 14. Pf8:, Df8: 15. Dd3 !, Db4
verkrijgen. 16. La3, Dc3 17. Tel !, Dd3:
Wat betreft 10. Ld3 zie de 18. Ld3: en de zwarte looper
17e partij. gaat verloren.
10.......... Lf5—g6 14. Tal—bl ....
Het beste antwoord. Na 10. Een andere sterke voortzet
___ Pc3: 11. bc3:, Lc3: 12. ting is 14. Ta3, Lb4 15. Tb3 ;
Ta3, Lb4 13. Tb3 verliest zwart er bestaat dan kans, dat de
een stuk en de voortzetting witte dametoren later na e3—e4
13...........Lg4: 14. Tb4:, Df6 via h3 op zeer gevaarlijke wijze
15. Kg2, Dg6 is niet voldoende ingrijpt.
wegens 16. Ddl !. 14. Dd8—e7
15. f2—f4 c6—c5
11. Pf3—e5 -----
Zwart offert den pion terug
De pointe van 10. g4. Wit en verkrijgt daardoor een be
offert een pion om aanval te vredigende stelling.
verkrijgen. De opmarsch van 16. d4Xc5 Pb8—c6
den g-pion, waardoor de witte
rochade-stelling verzwakt wordt, Op 16............Dc5: volgt
is alleen op deze wijze te natuurlijk 17. Tb7:.
rechtvaardigen. Daar de zwarte 17. Lel—a3 a7—a5
105
Aldus verschaft zwart zijn Stelling na 25.......... Ta8—d8.
lichte stukken het belangrijke ZWART
veld b4. De partijen staan
gelijk, wit kan het looperpaar
niet handhaven.
18. Tbl—cl ___
Met het oog op zwart’s vol
genden zet moet wit voor dek
king van pion c5 zorg dragen.
18.......... Lc3—b4
19. La3xb4 a5xb4
Dit is sterker dan het slaan
met het paard ; de zwarte dame-
toren komt als het ware auto
matisch in actie en bovendien
heeft zwart een vrijpion.
20. Lc4—b5 Tf8—d8 heeft wegens 27. c6, b.v. 27.
___ Ta4: 28. c7, ef4: 29. Dd5,
21. Tfl—dl Td8xdlf
Dg4f 30. Khl of 28..........Ta8
22. De2xdl ....
29. Da8: in beide gevallen met
Pion c5 moest gedekt blijven. winst voor wit.
22.......... e6—e5 26. Dc6-—g2 e5xf4
Zwart gaat een pion offeren 27. e3xf4 Dh4—e7
om aanval te verkrijgen, maar Dreigt 28...........De3f. Zwart
deze actie leidt spoedig tot een brengt zijn dame met tempo
remisestelling. Sterker was 22. winst naar den anderen vleugel.
.... Td8 om pas na een zet 28. Dg2—f3 De7—a7
van de witte dame met 23. 29. Df3—e3 -----
.... e5 voort te zetten. Andere voortzettingen zijn
23. Ddl—dó De7—h4 zeer riskant met het oog op
Na ruil der dames zou wit de verzwakking van de witte
er het beste voor staan. koningsstelling. Wit geeft daar
24. Lb5Xcó b7Xcó om den pion terug en forceert
25. DdóXcó Ta8—d8 aldus remise.
(Zie diagram). 29.......... Da7Xa4
Met de dreiging 26........... 30. c5—c6 Da4—a3 !
Td2. Minder goed zou zijn 25. Remise.
.... Dg4:f, want na 26. Dg2 Na ruil der dames verovert
mag zwart de dames niet ruilen, wit den zwarten a-pion voor
terwijl 26.......... Dc8 bezwaren zijn eigen c-pion.
106
ZEVEN EN TWINTIGSTE PARTIJ
(tweede exhibitie-partij)
GESPEELD OP 9 DECEMBER 1937 TE AMSTERDAM
NimzO'Indisch
WIT : EUWE ZWART : ALJECHIN
1. d2—d4 Pg8—f6 Stelling na 11. c4—c5 1
2. c2—c4 e7—e6 ZWART
3. Pbl—c3 Lf8—M
4. Pgl—f3 b7—b6
Het logische antwoord ; daar
wit geen f3 meer kan spelen,
versterkt zwart den druk op e4*
5. Lel—g5 h7—h6
6. Lg5xf6 ....
Na 6. Lh4 was het mijn
bedoeling 6.........Lb7 te spelen
en daarna 7. Tel of 7. Dc2,
met 7.........c5 te beantwoorden.
6.......... Lb4Xc3f
7. b2Xc3 Dd8xf6
8. e2—e4 Lc8—b7 Verhindert 13........... dc5:
9. Lfl—d3 ___ I hetgeen thans beantwoord zou
Na 9. e5, Df4 staat zwart worden met 14. Pe5:, cd4: 15.
iets beter. cd4:, Td4: 16. Dc7: en wit
staat beter.
9. d7—d6
10. 0—0 e6—e5 13. Pb8—d7
11. c4—c5 ! .... 14. c5xd6 c7xd6
15. a2—a4 ....
(Zie diagram).
Wit moet dreigingen schep
Met dezen sterken zet gelukt pen, voordat zwart van de open
het wit de kansen gelijk te c-lijn profiteert.
maken, daar zwart nu niet goed
11............ bc5: kan spelen 15. Ta8—c8
wegens 12. Da4f met betere 16. a4—a5 d6—d5 !
stelling voor wit. Een zeer overtuigende weg
11. 0—0 naar remise. De stellingen zijn
12. Tal—bl Tf8—d8 trouwens zoodanig in even
13. Ddl—c2 ___ wicht, dat zwart moeilijk ver-
107
wachten kan meer te bereiken. 23. Tfl—el ....
(Zie diagram).
17. a5xb6 a7xb6
18. e4xd5 ___ De stellingen, die uit 23. f4
voortvloeien, zijn voor beide
Na 18. de5:, Pe5: 19. Pe5:, partijen zeer gevaarlijk.
De5: komt zwart in het voor 23. .... Tc8—a8
deel, daar 20. ed5: ? Dd5: een 24. Tbl—b2 Td7—a7
stuk kost. 25. Pd4—c2 Ta7—a2
18........... e5xd4 26. Pc2—e3 ___
Na 26. Ta2:, Ta2: 27. Dd5:,
en niet 18.......... Ld5: wegens Tc2: 28. Dd4, Dd4: 29. cd4:,
19. Le4 ! Td2 gaat een pion verloren.
19. Pf3xd4 Lb7Xd5 26........... Ta2xb2
20. Ld3—f5 g7—gó 27. Dd2xb2 Ld5—e6
21. Lf5xd7 Td8xd7 28. Tel—al
22. Dc2—d2 Kg8—h7 Remise.
108
ACHT EN TWINTIGSTE PARTIJ
(DERDE EXHIBITIE-PARTIJ)
111
NEGEN EN TWINTIGSTE PARTIJ
(VIERDE EXHIBITïE-PARTIj)
116
DERTIGSTE PARTIJ
(VIJFDE EXHIBITIE-PARTIJ)
GESPEELD OP 16 DECEMBER TE ROTTERDAM
Damegambiet
WIT : ALJECHIN ZWART : EU WE
1. Pgl—f3 d.7—d5 zet anders niet goed zou zijn
2. c2—c4 e7—e6 wegens Lf4.
3. d2—d4 Pg8—f6 12. a2—a4 ___
4. Pbl—c3 c7—c5
5. c4xd5 .... Om Ld6 te ruilen ; wit werkt
daarmee zwart’s ontwikkeling
Wat betreft 5. Lg5, zie de wel in de hand, maar dit heeft
29ste partij. onder degegeven omstandig'
5.......... Pf6xd5 heden geen groote beteekenis.
6. g2—g3 Pb8—c6 12.... Ta8—b8
Dit is nauwkeuriger dan 6. 13. Lel—a3 Ke8—e7
.... cd4:, zooals in de 24ste 14. La3Xd6f Ke7xd6
partij geschiedde. 15. Kei—d2 1x8—d7
7. Lfl—g2 Pc6xd4 16. Thl—cl Th8—c8
8. Pf3xd4 Pd5Xc3 17. TclXc8 ....
9. b2Xc3 c5xd4 Hier kwam a4—a5 zeer in
10. Ddl Xd4 aanmerking, maar de tekstzet
Op 10. cd4: volgt 10. .... is eveneens voldoende voor
Lb4f, waarna wit de rochade remise.
moet opgeven. 17. Tb8Xc8 !
10.......... Dd8xd4 Den geofferden pion krijgt
11. c3xd4 Lf8—d6 zwart dadelijk met goed spel
Evenals in de 24ste partij terug. *
ontstaat reeds na weinige zetten 18. Lg2 x b7 Tc8—c4
een eindspel, dat echter ditmaal 19. a4—a5 ? ....
voor zwart bevredigend staat. (Zie diagram op blz. 118).
De ontwikkeling der stukken Maar dit is nu werkelijk een
baart geen moeilijkheden en de echte fout, die dan ook tot
pionnenmeerderheid op den beslissend nadeel leidt.
damevleugel kan onder bepaalde Wit wil zijn tegenstander
omstandigheden een belangrijke geen vrijpion toestaan en geeft
rol spelen. daarom den d-pion i.p.v. den
Met den tekstzet bereidt a-pion. Spoedig blijkt echter,
zwart o.m. Tb8 voor, welke dat de a-pion in ieder geval
117
Stelling na 19. a4—a5 ? 25. e2—e3 ___
ZWART Op 25. Ta3, om 25...........
Tb3+ te beletten, volet 25. ....
Tc4f 26. Kd3, Lc2f 27. Kd2,
Kb4.
25.......... Tb4—b3f
26. Kc3—d2 La4—b5
27. Lb7—e4 Lb5—c4 !
Thans kan wit niet meer aan
pionverlies ontkomen. Er dreigt
28 .........f5 en bovendien 28.
.... Tb6 of 28..............Te3:.
Zwart zou daarna gemakkelijk
winnen, omdat hij niet alleen
een pluspion heeft, maar ook
een groot overwicht in terrein.
onhoudbaar is, zoodat de tekst Vandaar dat wit alles op
zet op den duur tot pionverlies één kaart zet.
moet leiden.
Aangewezen was 19. Kd3, 28. Le4xh7 ....
Ta4: 20. Ta4:, La4: 21. Kc4. Een stukoffer, want het is
Zwart had dan het kleine voor duidelijk, dat de witte looper
deel van den versten vrijpion, na de volgende insluiting ver
maar dit was zeer waarschijnlijk loren moet gaan. Wit hoopt
niet voldoende geweest voor echter, voldoende compensatie
de winst. aan pionnen te krijgen.
19.......... Tc4xd4f 28. .... g7—g6
20. Kd2—c3 Kd6—c5 29. Kd2—c2 ___
Dank zij de groote terrein- (Zie diagram op blz. 119).
vrijheid, waarover zwart be Op 29. Lg8 volgt eenvoudig
schikt, is de verovering van 29 ........ Tb8 30. Ta5f, Kb4
den witten a-pion slechts een met stukwinst. Ook 29. h4
kwestie van tijd. baat niet wegens 29.......... Td3f
21. a5—a6 30. Kc2, Td8 ; nu is 31. Tb2
Ld7—b5
22. Tal—a2 nutteloos wegens 31..........Th8,
Td4—c4f
23. Kc3—b3 terwijl 31. Ta5f, Kb4 32. Tg5
Tc4—b4f
24. Kb3—c3 slechts tengevolge heeft, dat
Lb5—a4
de witte koning in een matnet
Leidt tot verdere terrein geraakt: 32........... Lb3f 33.
winst. Kb2, f5 ! enz.
118
Stelling na 29. Kd2—c2. 32. Tb7—c7f Kc5—b5
33. Kc2—c3 ....
ZWART
Volkomen kansloos is ook
33. Ta7:, Kb6 enz.
33.......... Th7xh2 !
De kortste weg. Na 34. Tc4:,
Tf2: verovert zwart ook nog
den a-pion en wint dan gemak
kelijk op grond van zijn mate
rieel overwicht.
34. Tc7xf7 Lc4—d5
35. Tf7Xa7 Th2xf2
36. Ta7—g7 Tf2—f3
37. Tg7xg6 Tf3Xe3f
WIT 38. Kc3—d4 Te3—e4f
29.......... Tb3—b8 39. Kd4—d3 Kb5Xa6
30. Ta2—b2 Tb8—h8 40. g3—g4 Ka6—b5
31. Tb2—b7 Th8xh7 Wit gaf het op.
119
INHOUD
Pag.
EERSTE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd door Dr. M. Euwe..................... 1
TWEEDE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd, door Dr. A. Aljechin ... 5
DERDE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd door Dr. M.. Euwe..................... 9
VIERDE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ... i5
VIJFDE PARTIJ : Aangenomen damegambiet
Geanalyseerd door Dr. 2VL. Euwe .... 18
ZESDE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin . . 22
ZEVENDE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ... 25
ACHTSTE PARTIJ : Nimzowitsch-verdediging
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ... 28
NEGENDE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd door Dr. M.. Euwe .... 3i
TIENDE PARTIJ : Nimzo-Indiscb
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ... 34
ELFDE PARTIJ : Damegambiet
Geanalyseerd door Dr. M. Euwe .... 3j
TWAALFDE PARTIJ : Nimzo-Indiscb
Geanalyseerd door Dr. M. Euwe.....................40
DERTIENDE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd door Dr. M. Euwe .... 43
VEERTIENDE PARTIJ : Catalaansche opening
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ... 5o
VIJFTIENDE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd door Dr. M. Euwe .... 55
ZESTIENDE PARTIJ : Catalaansche opening
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ... 60
ZEVENTIENDE PARTIJ : Slavisch damegambiet
Geanalyseerd door Dr. M. Euwe .... 64
ACHTTIENDE PARTIJ : Damegambiet
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin . . 67
NEGENTIENDE PARTIJ : Nimzo-Indiscb
Geanalyseerd door Dr. M. Euwe .... 73
121
Pag.
TWINTIGSTE PARTIJ : Nimzo-Indisch
Geanalyseerd door Dr. M. Euwe...................... 79
EEN EN TWINTIGSTE PARTIJ : Dame-Indiech
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ... 84
TWEE EN TWINTIGSTE PARTIJ : Réti-optning
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ... 87
DRIE EN TWINTIGSTE PARTIJ : Dame-Indiech
Geanalyseerd door Dr. M. Euwe .... g3
VIER EN TWINTIGSTE PARTIJ : Damegambiet
Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ... 98
VIJF EN TWINTIGSTE PARTIJ : Nimzo-IndUb
Geanalyseerd door Dr. A- Aljechin . . . 101
ZES EN TWINTIGSTE PARTIJ (ie Exhibitiepartij) : Slavisch dame-
gambiet. Geanalyseerd door Dr. M. Euwe. . io5
ZEVEN EN TWINTIGSTE PARTIJ (2e Exhibitiepartij) : Nimzo-
Indióch. Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin . 107
ACHT EN TWINTIGSTE PARTIJ (3e Exhibitiepartij) : Slavisch dame-
gambiet. Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin . 109
NEGEN EN TWINTIGSTE PARTIJ (4e Exhibitiepartij) : Dame-
gambiet. Geanalyseerd door Dr. M. Euwe. . 112
DERTIGSTE PARTIJ (5e Exhibitiepartij) : Damegamhiet. Geanalyseerd
door Dr. M. Euwe . . . . . . . . . 117
122