Anda di halaman 1dari 9

Bijlage D Evaluatie werkplekleren afstudeerfase

Naam student Adriënne Egelmeers


XXX = aan gewerkt afgelopen weken
Handtekening student

Studentnummer 2732718
Stageschool Het Palet, Hapert Groep 6B
Naam mentor Henrieke van Hemert
Handtekening mentor

Criteria werkplekleren afstudeerfase


Vanuit de Hogeschool Kind en Educatie zijn kritische handelingen geformuleerd die de student moet
aantonen op de werkplek. Deze zijn hieronder gedeeltelijk weergegeven. Het betreft enkel die
kritische handelingen die gerelateerd zijn aan het werkplekleren.

De student en de coach kunnen dit document gebruiken als een sterkte- zwakteanalyse waar
persoonlijke leerdoelen uit voortkomen. Daarnaast is het een basisdocument ter voorbereiding op het
Performance Assessment na de afronding van de blokstage. De handleiding CE 3 geeft aan dat de
student eerst zelf per kritische handeling een analyse maakt van zijn/haar handelen. De student maakt
zelf de koppeling naar die standaarden die op hem/haar van toepassing zijn. De mentor voorziet deze
analyse van ontwikkelingsgerichte feedback.

A.1 Verantwoordelijkheid nemen voor het pedagogisch klimaat


De student draagt integrale groepsverantwoordelijkheid gedurende een langere periode. Als
regisseur over het groepsproces stimuleert hij doelgericht het pedagogische klimaat en draagt hij
bij aan de sociale cohesie van de groep. Hij heeft daarbij zicht op randvoorwaarden en creëert een
vertrouwensband met zowel individuele leerlingen als de groep als geheel. Hij maakt kinderen
mede-eigenaar van het leer-, werk- en groepsproces en stimuleert hen hierin initiatieven te
nemen.

T.a.v. de situatie is sprake van:


dragen van integrale groepsverantwoordelijkheid gedurende een substantiële, aaneengesloten
periode van ten minste enkele weken in afstemming met de groepsleerkracht.

1.1 gesprekstechnieken/vormen kennen en toepassen


1.2 groepsprocessen waarnemen, analyseren en beïnvloeden
2.1 veilige leeromgeving creëren
2.2 relatie met individuele leerlingen verbeteren
2.4 identiteitsvorming en waardeontwikkeling bevorderen
2.5 pedagogische opvattingen verantwoorden
3.12 rekening houden met taalbeheersing en -verwerving in alle vakken
4.1 prioriteiten stellen in dag, week en jaarplanning
4.3 een rijke leeromgeving inrichten
5.1 uitgebreide professionaliteit tonen
6.4 cultuurverschillen benutten
7.1 beroepsbeeld verantwoorden
7.3 onderzoekende en reflectieve houding tonen
Wat is al bereikt?

Wat is nog nodig?

Hoe nu verder?

A.2 Situationeel leiding geven


De student hanteert en reguleert onverwachte situaties in de eigen groep en binnen de school. Hij
maakt een inschatting van de situatie, betrekt zo nodig een of meer collega’s en stelt prioriteiten
gericht op het welbevinden en welzijn van leerlingen. Hij herkent en benoemt zichtbare en
verborgen emoties van leerlingen en houdt rekening met onderlinge verhoudingen. Hij bespreekt
met leerlingen mogelijke oplossingen, maakt hen medeverantwoordelijk voor de uitvoering van de
gekozen oplossing en gaat na of dit is gebeurd.

T.a.v. de situatie is sprake van:


handelen binnen de eigen stagegroep in afstemming met de groepsleerkracht;
handelen binnen de school in samenwerking met collega’s.

1.1 interactie- en communicatievormen hanteren


1.3 planmatig aanpakken van problematische interacties
2.1 kritisch denken en open communiceren stimuleren
3.12 rekening houden met taalbeheersing en -verwerving in alle vakken
4.1 prioriteiten stellen in dag, week en jaarplanning
4.5 bij incidenten reguleren
5.4 omgaan met belangen
7.3 onderzoekende en reflectieve houding tonen
Wat is al bereikt?

Wat is nog nodig?

Hoe nu verder?

B.1 Opbrengstgericht werken


De student ontwerpt en begeleidt leeractiviteiten volgens de cyclus van opbrengstgericht werken.
Op basis van kennis van leerlijnen stelt hij passende doelen voor groep en individu. Hij heeft
daarbij hoge verwachtingen van leerlingen en houdt rekening met diversiteit. Hij ontwerpt

2
leeractiviteiten gebruikmakend van bewezen effectieve didactiek. Hij organiseert een rijke en
betekenisvolle leeromgeving, ondersteund met onderwijstechnologie. Hij ondersteunt het
leerproces met gedifferentieerde instructie en feedback. De student onderzoekt samen met de
leerlingen de opbrengsten van leeractiviteiten, evalueert met hen het leerproces en formuleert
met hen verbeteracties. Hij analyseert toetsgegevens en stelt nieuwe leerdoelen.

T.a.v. de situatie is sprake van:


verantwoordelijk zijn voor het ontwerpen, begeleiden en evalueren van leeractiviteiten voor de
groep over een langere periode in afstemming met de groepsleerkracht.

2.1 kritische denken en open communiceren stimuleren


2.3 fysieke, morele en sociaal-emotionele ontwikkeling bevorderen
3.1 landelijke kennisbases beheersen
3.2 professioneel vak concept verwoorden voor de verschillende domeinen
3.4 gedifferentieerd instructie geven
3.5 bewezen effectieve, activerende didactiek hanteren
3.7 leeropbrengsten verbeteren
3.8 ontwikkeling van een kind en de groep beschrijven
3.9 product en proces beoordelen en feedback geven
3.12 rekening houden met taalbeheersing en -verwerving in alle vakken
4.2 zorgvuldig en flexibel plannen en organiseren
4.3 een rijke leeromgeving inrichten
5.1 uitgebreide professionaliteit tonen
5.3 leeropbrengsten onderzoeken
7.1 beroepsbeeld verantwoorden
7.3 onderzoekende en reflectieve houding tonen

Wat is al bereikt?

Wat is nog nodig?

Hoe nu verder?

B.2 Als specialist innovatief onderwijs vormgeven


De student ontwerpt binnen de context van de school samen met collega’s innovatieve,
vakoverstijgende leeractiviteiten in samenhang en speelt een vooraanstaande rol in de uitvoering.
Hij zet bij de samenwerking zijn specifieke expertise in en toont initiatief. Hij beoordeelt nieuwe
leermiddelen op kwaliteit en geschiktheid en zet deze in. Hij zet nieuwe werkvormen en nieuwe
media in. De student betrekt ouders en experts/instanties bij het ontwerpen, begeleiden,
evalueren van de leeractiviteit.

T.a.v. de situatie is sprake van:


samenwerking met collega's;
ontwerpen van een reeks van vakoverstijgende leeractiviteiten voor meerdere groepen;
ontwerpen van innovatieve leeractiviteiten;
betrekken van de omgeving (ouders, experts, instanties.

3.1 landelijke kennisbases beheersen


3.2 professionele vak concepten verantwoorden voor de verschillende domeinen

3
3.4 gedifferentieerd instructie geven
3.5 bewezen effectieve, activerende didactiek hanteren
3.7 leeropbrengsten verbeteren
3.9 product en proces beoordelen en feedback geven
3.10 leermiddelen vakinhoudelijk/didactisch beoordelen en waarderen
4.3 een rijke leeromgeving inrichten
5.1 uitgebreide professionaliteit tonen
5.2 participeren in schoolontwikkeling
6.3 contact onderhouden met ouders
6.4 cultuurverschillen benutten
7.1 beroepsbeeld verantwoorden
7.3 onderzoekende en reflectieve houding tonen
Wat is al bereikt?

Wat is nog nodig?

Hoe nu verder?

C.1 Ruimte geven aan talenten van kinderen in een bepaalde leeftijdsgroep
De student heeft vanuit de leeftijdsspecialisatie specifieke ervaringsdeskundigheid in het werken
met een bepaalde leeftijdsgroep. Door kennis van specifieke ontwikkelingskenmerken van
kinderen in de leeftijd van 2-7 jaar of van 7-14 jaar is hij in staat talenten van kinderen te
ontwikkelen met voor de leeftijdsgroep passende doelen en activiteiten. Hij biedt ruimte en nodigt
kinderen uit om hun talenten in te zetten in het groeps- en leerproces. Hij houdt daarbij rekening
met sociaal-emotionele, cognitieve, motorische en culturele aspecten. Vanuit zijn kennis van
leerlijnen en concepten uit de landelijke kennisbases stimuleert de student het leren van kinderen
in de betreffende leeftijdsgroep.

T.a.v. de situatie is sprake van:


substantieel ervaring opdoen in de volle breedte van de betreffende leeftijdsgroep:
jonge kind: groep 1 t/m 4
oudere kind: groep 4 t/m 8
rekening houden met ontwikkelingskenmerken van de betreffende leeftijdsgroep.

2.3 fysieke, morele en sociaal-emotionele ontwikkeling bevorderen


2.4 identiteitsvorming en waardeontwikkeling bevorderen
3.2 professioneel vak concept verantwoorden voor de verschillende domeinen
3.5 bewezen effectieve, activerende didactiek hanteren
3.9 product en proces beoordelen en feedback geven
3.11 toepassen landelijke kennisbases in context van leeftijdsspecialisatie
3.12 rekening houden met taalbeheersing en -verwerving in alle vakken
4.1 timemanagement: prioriteiten stellen in dag, week en jaarplanning
4.2 zorgvuldig en flexibel plannen en organiseren
4.3 een rijke leeromgeving inrichten
6.4 cultuurverschillen benutten
7.1 beroepsbeeld verantwoorden
7.3 onderzoekende en reflectieve houding tonen
Wat is al bereikt?

Wat is nog nodig?

4
Hoe nu verder?

C.2 Groepsplan opstellen, uitvoeren en evalueren


De student stelt in overleg met de groepsleerkracht een groepsplan op gebruikmakend van de
zorgstructuur van de basisschool en de expertise die hierin aanwezig is. Hij werkt daarbij
handelingsgericht door met behulp van analyse van waarnemingen en toetsresultaten de
onderwijsbehoefte in kaart te brengen, deze te vertalen naar doelgericht aanbod en dit uit te
voeren en te evalueren. Samen met collega’s en experts binnen de school analyseert hij gegevens
uit de evaluatie en interpreteert deze. Hij neemt trends waar en kan deze toelichten.

T.a.v. de situatie is sprake van:


opstellen, uitvoeren en evalueren van een groepsplan voor de eigen stagegroep voor Nederlands
of rekenen/wiskunde;
samenwerken binnen de zorgstructuur van de school;
analyseren van leeropbrengsten en rapporteren over het resultaat.

2.2. leef-/werkklimaat analyseren en planmatig verbeteren


3.1 landelijke kennisbases beheersen
3.3 risico’s en leerproblemen signaleren en aanpakken waar nodig met hulp
3.7 leeropbrengsten verbeteren
3.8 ontwikkeling van een kind en de groep beschrijven
3.11 toepassen landelijke kennisbases in context van leeftijdsspecialisatie
3.12 rekening houden met taalbeheersing en -verwerving in alle vakken
4.4 doelmatig registreren
5.3 leeropbrengsten onderzoeken
6.1 hulpvragen formuleren voor externe deskundigen
7.3 onderzoekende en reflectieve houding tonen
Wat is al bereikt?

Wat is nog nodig?

Hoe nu verder?

D.2 Oudergesprek voeren


De student voert gesprekken met ouders/verzorgers over het welbevinden en de ontwikkeling van
hun kind. Hij zorgt voor een regelmatig contact door toegankelijk te zijn en zelf initiatieven te
nemen. Hij toont daarbij een professionele, betrokken en positieve houding In voortgangs- en/of
rapportgesprekken informeert de student ouders over verschillende ontwikkelingsaspecten en
geeft antwoord op vragen. Hij is op de hoogte van ontwikkelingskenmerken en de thuissituatie van
kinderen. Hij stelt ouders op gepaste wijze vragen om zijn inzicht te vergroten. De student werkt
daarbij samen met de groepsleerkracht. Hij is zich bewust van zijn eigen verantwoordelijkheden,
die van de groepsleerkracht en van ouders en kan daar professioneel mee omgaan

T.a.v. de situatie is sprake van:

5
gesprekken met ouders/verzorgers over de ontwikkeling van hun kind i.s.m. de groepsleerkracht.

1.1 interactie- en communicatievormen hanteren


1.4 reflecteren op eigen houding en gedrag
2.3 fysieke, morele en sociaal-emotionele ontwikkeling bevorderen
2.4 identiteitsvorming en waardeontwikkeling bevorderen
2.5 pedagogische opvattingen verantwoorden
3.6 vakinhoudelijk en didactisch werkconcept verantwoorden
3.8 ontwikkeling van een kind en de groep beschrijven
5.1 uitgebreide professionaliteit tonen
6.3 contact onderhouden met ouders
6.4 cultuurverschillen benutten
7.3 onderzoekende en reflectieve houding tonen

De student

D.3 Vanuit de leeftijdsspecialisatie deelnemen aan de samenwerking met


toeleverende/afnemende instanties
De student heeft zicht op de keten waarbinnen de school werkt en neemt deel aan de
samenwerking met instanties die voor de betreffende leeftijdsgroep relevant zijn. Hij toont in
gesprekken met collega’s en andere professionals een professionele houding. Hij kan relevante
informatie geven en past informatie uit gesprekken toe in zijn eigen groep. Hij gaat daarbij
zorgvuldig met informatie om.

T.a.v. de situatie is sprake van:


deelnemen aan samenwerking met aanpalende instanties: jonge kind: VVE, peuterspeelzaalwerk,
kinderopvang, oudere kind: voortgezet onderwijs,
beide: tussen- en naschoolse opvang, zorg- en adviesteam.

2.3 fysieke, morele en sociaal-emotionele ontwikkeling bevorderen


2.4 identiteitsvorming en waardeontwikkeling bevorderen
3.11 toepassen landelijke kennisbases in context van leeftijdsspecialisatie
3.12 rekening houden met taalbeheersing en -verwerving in alle vakken
4.4 doelmatig registreren
5.1 uitgebreide professionaliteit tonen
5.2 participeren in schoolontwikkeling
5.4 omgaan met belangen
6.2 samenwerken met externe professionals
7.1 beroepsbeeld verantwoorden

Wat is al bereikt?

Wat is nog nodig?

Hoe nu verder?

6
D.4 vanuit ondernemingszin de schoolomgeving betrekken bij het realiseren van
onderwijsdoelen.
De student is actief in het netwerk van de basisschool m.b.t. de gekozen profilering. De student
kan verantwoorden hoe de betrokkenheid van externen bijdraagt aan het realiseren van
onderwijsdoelen.

T.a.v. de situatie is sprake van:


doelgericht contact zoeken met regionale/lokale educatieve instellingen of experts;
schoolomgeving benutten voor het inrichten van een leeromgeving;
betrekken van externen bij inrichting leeromgeving;
benutten van (expertise)netwerken.

3.1 landelijke kennisbases beheersen


3.5 bewezen effectieve, activerende didactiek hanteren
3.10 leermiddelen vakinhoudelijk/didactisch beoordelen en waarderen
4.3 een rijke leeromgeving inrichten
5.1 uitgebreide professionaliteit tonen
5.2 participeren in schoolontwikkeling
5.4 omgaan met belangen
6.2 samenwerken met externe professionals
6.3 contact onderhouden met ouders
6.4 cultuurverschillen benutten
7.1 beroepsbeeld verantwoorden
7.3 onderzoekende en reflectieve houding tonen

Wat is al bereikt?

Wat is nog nodig?

Hoe nu verder?

E.1 Collegiale consultatie


De student organiseert en neemt deel aan diverse vormen van collegiale consultatie zoals
collegiale coaching, intervisie, lesbezoek. Hij zorgt ervoor dat deze consultaties bijdragen aan zijn
eigen competentie-ontwikkeling en aan die van de ander door het toepassen van de
feedbackcyclus. De student is in staat een actieve rol te nemen (bijvoorbeeld voorzitter van een
intervisie, organisatie van lesbezoeken van meerdere collega’s/medestudenten bij elkaar.

T.a.v. de situatie is sprake van:


verschillende vormen van collegiale consultatie;
nemen van initiatief in de organisatie van collegiale consulatie;

7
actieve rol in de uitvoering van de collegiale consultatie.

1.1 interactie- en communicatievormen hanteren


1.2 communicatiepatronen en groepsprocessen verklaren en verbeteren
1.4 reflecteren op eigen houding en gedrag
2.2. leef-/werkklimaat analyseren en planmatig verbeteren
2.5 pedagogische opvattingen verantwoorden
3.2 professioneel vak concept verwoorden voor de verschillende domeinen
3.6 vakinhoudelijk en didactisch werkconcept verantwoorden
3.7 leeropbrengsten verbeteren
4.1 prioriteiten stellen in dag, week en jaarplanning
4.5 bij incidenten reguleren
5.1 uitgebreide professionaliteit tonen
6.1 hulpvragen formuleren voor externe deskundigen
7.1 beroepsbeeld verantwoorden
7.2 sturing geven aan eigen ontwikkeling
7.3 onderzoekende en reflectieve houding tonen

Wat is al bereikt?

Wat is nog nodig?

Hoe nu verder?

E.2 Verantwoordelijkheid nemen voor kwaliteitszorg


De student heeft inzicht in het kwaliteitszorgsysteem dat binnen de school wordt gebruikt. Hij is
zich bewust van de kwaliteitscriteria voor zijn rol als leerkracht en het onderwijs dat hij verzorgt.
Vanuit zijn verantwoordelijkheid en betrokkenheid als teamlid hanteert hij in samenwerking met
de groepsleerkracht het instrumentarium voor kwaliteitszorg t.b.v. het primair proces. Hij
analyseert en interpreteert de resultaten van kwaliteitsmetingen en vertaalt deze in
samenwerking met collega’s naar verbeteracties voor het onderwijs en leerpunten voor de eigen
competentie-ontwikkeling.

T.a.v. de situatie is sprake van:


hanteren van het kwaliteitszorginstrumentarium;
analyseren en interpreteren van resultaten;
formuleren van verbeteracties.

2.2 leef-/werkklimaat analyseren en planmatig verbeteren


2.3 fysieke, morele en sociaal-emotionele ontwikkeling bevorderen
3.7 leeropbrengsten verbeteren
3.10 leermiddelen vakinhoudelijk/didactisch beoordelen en waarderen
4.4 doelmatig registreren
5.2 participeren in schoolontwikkeling
5.3 leeropbrengsten onderzoeken
6.1 hulpvragen formuleren voor externe deskundigen
6.2 samenwerken met externe professionals

8
7.1 beroepsbeeld verantwoorden
7.3 onderzoekende en reflectieve houding tonen

Anda mungkin juga menyukai