1 Doel
Via de Ames-test wordt nagegaan of een stof al dan niet mutaties in DNA kan
veroorzaken, m.a.w. of de stof al dan niet mutageen is. Deze test wordt in vele
laboratoria frequent uitgevoerd om tal van gekende en ongekende componenten
(bijvoorbeeld in het fijn stof in de lucht bij luchtverontreiniging) te onderzoeken op
hun mutageen karakter.
2 Principe
Een mutatie is een verandering in de nucleotidevolgorde van het DNA. Door
wijzigingen in de nucleotidevolgorde verandert de genetische informatie. Vaak is de
mutatie onschadelijk en heeft het geen effect op het fenotype van het organisme.
Echter kan een mutatie ook nadelig zijn en een schadelijk effect veroorzaken op het
fenotype (bijvoorbeeld ontwikkelen van kanker). Een mutatie kan ook een positief
gevolg hebben en resulteren in een nieuwe eigenschap (bijvoorbeeld beter
aangepast zijn aan de omgeving). Mutaties liggen aan de basis van de evolutie en
spelen een grote rol bij de genetische variatie binnen een soort.
Mutaties kunnen van nature optreden door foutief inbouwen van nucleotiden tijdens
het kopiëren van het DNA tijdens de celdeling door het enzym DNA-polymerase.
Mutaties kunnen echter ook geïnduceerd worden door bepaalde chemische,
mutagene stoffen, zoals mosterdgas en HNO2, of door fysische factoren, waaronder
ultraviolet licht en ioniserende stralingen. Er bestaan verschillende testen om na te
gaan of een stof al dan niet mutageen is. Een voorbeeld van een dergelijke test is
de Ames-test.
KATHO Ames-test 1
worden revertanten genoemd en kunnen terug groeien op voedingsbodems zonder
histidine. Door na incubatie met de mutagene stof de bacteriën over te brengen op
een voedingsbodem zonder histidine, zullen enkel de bacteriën, die door mutatie
histidine opnieuw kunnen aanmaken, kolonies vormen. Indien het gaat over een
sterk mutagene stof, dan zullen er veel kolonies op de voedingsbodem verschijnen.
Indien het een niet-mutagene stof betreft, worden er geen kolonies verwacht.
Echter, er zullen toch enkele kolonies ontstaan, te wijten aan het optreden van
spontane mutaties. Het aantal kolonies bij de sterk mutagene stof ligt echter veel
hoger dan bij de niet-mutagene stof.
3 Benodigdheden
- 100 µl mutagene stof: 4-nitroquinoline N-oxide (4NQO; 7 µg/ml DMSO) of
ethidiumbromide (10 µg/ml H2O) (beide stockeren bij 4 °C)
- buis met 1,5 ml vloeibare voedingsbodem: Nutrient Broth (6,5 g/0,5 l H2O;
autoclaveren)
- bunsenbrander
KATHO Ames-test 2
4 Werkwijze
Om de Ames-test eens te demonstreren voor de leerlingen, kan als mutagene stof
4-nitroquinoline N-oxide (4NQO) of ethidiumbromide worden gebruikt. Voorzichtig-
heid tijdens het werk met deze stoffen is van groot belang. Deze stoffen kunnen
immers kanker veroorzaken. Contact met de huid en de mond moet dus absoluut
vermeden worden. Het dragen van handschoenen is een must. In deze kit werd
enkel 4NQO meegeleverd. Als niet-mutagene stof wordt DMSO gebruikt. De Ames-
test wordt hier in tweevoud uitgevoerd, waarbij een deel van de bacteriën
geïncubeerd wordt met 4NQO en een ander deel van de bacteriën met DMSO.
‐ Ent m.b.v. een öse of oogentnaald (of eventueel de steriele swab bijgeleverd in
deze kit) op een steriele manier bij de bunsenbrander de Salmonella
typhimurium TA98 stam, gegroeid op de petriplaat met vaste Nutrient Broth
voedingsbodem, over in de plastieken buis met 1,5 ml vloeibare Nutrient Broth.
Laat de stam gedurende ± 24 uur groeien bij 37 °C of ± 48 uur bij kamer-
temperatuur. Dit zijn de bacteriën waarop de Ames-test wordt uitgevoerd.
‐ Warm de buis met topagar op in kokend water (au bain marie) totdat de topagar
volledig vloeibaar geworden is. Laat de topagar afkoelen tot ongeveer 45-55 °C,
m.a.w. totdat deze met de hand goed kan worden vastgehouden. Let op dat de
topagar niet te veel afkoelt, waardoor deze terug opstijft.
‐ Pipetteer m.b.v. de steriele wegwerppipetten (van 1 ml) in een lege plastieken
buis de volgende bestanddelen:
- 100 µl 4NQO (of 100 µl ethidiumbromide)
- 500 µl fosfaatbuffer
- 200 µl histidine/biotine oplossing
- 200 µl bacteriecellen (uit de vloeibare Nutrient Broth cultuur)
- Pipetteer in een tweede lege plastieken buis dezelfde bestanddelen, maar i.p.v.
100 µl 4NQO nu 100 µl DMSO.
- Voeg aan beide buizen 3,5 ml topagar toe m.b.v. de steriele wegwerppipet (van
10 ml). De topagar mag niet te warm zijn, zodat de bacteriën niet worden
afgedood. Giet beide buizen uit elk op een petriplaat met minimal Davis agar.
Deze voedingsbodem bevat geen histidine. Laat beide petriplaten gedurende
30 min onaangeroerd staan, zodat de topagar kan opstijven. Deze manier van
KATHO Ames-test 3
uitplaten wordt de gietplaatmethode genoemd. Noteer op de platen welkeen de
bacteriën, behandeld met 4NQO, en welkeen de bacteriën, behandeld met
DMSO, bevat. De platen worden na stolling ondersteboven bij 37 °C
geïncubeerd gedurende 2 dagen, of eventueel bij kamertemperatuur gedurende
4 à 5 dagen, of langer totdat de kolonies mooi zichtbaar zijn.
- Ruim finaal de werktafel op. Voeg bleekwater, ethanol of een ander bacterie-
afdodend middel toe aan de vloeibare Nutrient Broth cultuur. De afgedode
cultuur mag in de gootsteen worden leeggegoten. Alle wegwerpmaterialen
worden in een plastieken zak verzameld, goed hermetisch afgesloten en
vervolgens in de vuilniszak weggegooid. De petriplaat begroeid met de
Salmonella stam, wordt met kleefband goed dichtgeplakt, vervolgens in een
plastieken zak gestopt, die hermetisch wordt afgesloten, alvorens het geheel in
de vuilniszak weg te gooien. De petriplaten van de Ames-test zelf worden na
aflezing van de resultaten op dezelfde manier behandeld.
5 Resultaten
Verwacht wordt dat er op de plaat met de DMSO-behandelde bacteriën 20 à
50 kolonies zullen verschijnen en op de plaat met de 4NQO-behandelde bacteriën
ongeveer 500 (zie
Figuur 1).
KATHO Ames-test 4
Links: + DMSO (niet mutageen)
Rechts: + 4NQO (mutageen)
KATHO Ames-test 5