Anda di halaman 1dari 81

architectuur en stadsvernieuwing

SERlE TIJI) EN RUIM'fF.: 1



AR "HITEeT

R EN STADSVERNH:UWIN(;

re aaetta

Erik Pas veer

bijllragen van

FOils Elders Max Ri ss el ad a Loh» Westrik Chris Seh een Fru ns Bo ekh orst Erik Fa sv eer

UITGAVE PUB UKA TI EBU'R 0 UOUWKUND'E{D E'lFT MAART 1991

INHOIJD

1

3

17

31

47

61

71

Voorwoord

FOil s Eider s

Ee na n dere sta d svern i e u win gsm eth a d e

Max Risselada

Hel Hollandse bouwblok

Tra dllie en euntl nuita it van de ste deUjk'B 3irchi tsctuur in Nederland

John w estrik

Sta dsve rn i e uw i n ge n s la d s 0 nl werp

Chris Sch een

[Ie verschijni,ng: van een dynamische arenttectuur in de s I a ds ve rn i e u wi' n 9

Frans Boekhorst

Are h i Ie etc ni sch e kw a lite ite n b ewo n e rs p re I ere n I ie s

Erik Pas veer Tijd en Huimte

Het ontwerp vande ee uwtge stad

VOORWOORD

In de eerste helft van de rwintigste eeuw leverden vooraanstaande Nederlandse architecten en stedebouwkundigen een bijdrage aan de oniwikkeling van de sociale woningbouw en ruimtelijke ordening die imernarionaal vermaard is geworden. Naar deze episode word! tegenwoordig vaak verwezen om een besef van 'kwaliteit' te verwoorden. als een bran van inspiratie voor de huidige generatie architecten en stedebouwers, Maar nog niet zo lang geleden stond dit erfgoed in een kwaad daglicht. De ideeen van de Moderne Beweging sionden

te boek als anri-stedelijk, gerichr op het vernietigen van de negeruicndeeeuwse stad am deze te vervangen door een ideule 'Stad van Morgen'.

Inrniddels heeft de stedelijke ontwikkeling in ons land een ingrijpcnde wijziging ondergaan. Sinds de opkomst van de stadsvemieuwing richt men zich niet meer op de stad van morgen, maar op 'de besiaande stad'. Toch zien we de laatste jaren juist in de sradsvemieuwing veel woningbouwprojecten die door het erfgoed van de Moderne Beweging lijkcn geinspireerd.

Welke betekenis heeft die inspirerende episode uit onze vaderlandse architectuur- en stedebouwgeschiedenis voor het huidige vraagstuk van de stedelijke vernieuwing? Rond dit vraagstuk organiseerde Forum voor Volkshuisvesting twee studieavonden.' Tijdens de eerste avond stond de vraag centraal, welke betekenis architectonische voorbeelden uit de geschiedenis van de woningbouw zouden kunnen hebben voor de huidige ontwerppraktijk in de stadsvernieuwing. De tweede avond ging over de ervaring van de stadsvernieuwing zelf, over de vraag war er door de opkomst en ontwikkeling van de stadsvernieuwing is veranderd in stedebouw en architectuur, in het bijzonder op het gebied van de woningbouw.

I. De Stud ieuvondcn werden gehouden op donderdag 19 en dinsdug 24 april 1<.)1)0 aan de Iuculteit Bouwk unde ',1(111 tic 'TLl-Dc lf't .

De voordrachten die tijdens de studie-avonden werden gehouden, zijn gcredigeerd en gebundeld in dit boek, Architectuut ell stadsvernieuwing. Ze belichtcn

De voorbcrciding sgrocp bcsrond uit Archie Hitharia. Er ik Pusve er. Manon Pepe rs 1.'11 A nlire Thomsen:

Beide avonde n xtrmcle n onder

vnorz lucrschup van Kee« Rijnbouu ,

1

de geschetste problematiek vanuit zeer uiteenlopende invalshoeken.

Fans Elders opent met de fundarnenrele vraag naar de orientatie van de sradsvernieuwing en beantwoordr deze met een ontwerp voor een andere stadsvemieuwingsrnethode. De bijdrage van Max Risselada voIgt in de Nederlandse archltectuurgeschiedenis een spoor, dar in de confrantatie tussen saneringspolitiek en buurtgerichte stadsvernieuwing uil het zicht verdween. Hij toont een Nederlandse variant van de modeme traditie die niet op antistedelijkheid, maar juist op een geduldige en zorgvuldige bewerking van gegeven stedelijke situaties berust.

John Westrik en Chris Scheen schetsen de ontwikkeling van stedebouw en architectuur sinds de opkomst van de stadsvernieuwing tot aan de huidige stand van zaken. Ze gaan i.11 op de betekenis van her erfgoed van de moderne traditie en komen,elk op hun eigen terrein, uit op het thema van de tijd in het stadsontwerp en in de dynamische architectuur.

De bijdrage van Frans Boekhorst beeindigr de reeks van geredigeerde voordrachren. Hij stelt het vraagstuk van de kwaliteit aan de orde vanuit de waarderi ng van arch i tectuu r door gebrui kers, B ij die waardering bl ijkt een eigen herkenbare identiteit van stad, wijk ell buurr van grate betekenis.

De bundel wordt afgesloten met een bijdrage van mijn hand, waarin ik naar aanleiding van de vijf geredigeerde lezingen, een antwoord probeer te geven op de vraag van Fans Elders naar de orientatie van de sladsvernieuwing.

Architectuur eN stadsvernieuwing vormt het eerste deel in de publikatlesene Tijden Ruimte, De serie sluit aan op de groeiende belangstelling voor de ruimteliike dimensie van de sradsvernieuwing. Sradsvernleuwing is irnmers niet slechrs een zaak van procedurele planning, maar vormt ook een ruimtelijke ontwerpopgave, Van u i t ru i mtel ijke d iscipi ines als arch itectuu r en stedebou wkunde iser een groeiende belangsrelling voor de betekenis van tijd in het ruimtelijk ontwerp, Zij worden daarin gestimuleerd door hun ervaringen met de vernieuwing en verandering van de bestaande stad,

De relatie tussen ruimtelijk ontwerp en stedelijke vernieuwing vorrnt her centrale thema van de Suit! Tijd en Ruimte. Hetis een thematiek, die veelbelovende perspectieven opent zowel voor de aanpak van opgaven in de stadsvern ieu wing, als voor de vakrnarige om wi kkel i ng van arch i tectuu r en stedebouw, Redenen te over om na dit eerste deel nog ral van publikaties regemoet te zien in de Serie Tijd ell Ruimte.

Erik Pas' veer

2

EJ.:N ANDERE Sl'ADSVERNIEUWli <;SM~;TH()I)E

Er is een overbekend gedicht, dat niet genoeg herhaald kan worden. Her relativccrt het zwaarrnoedige idee van de smaJle marges in de stadsvernieuwing en de buucngcwoon treurige indruk die sornmige sradsvernieuwingsbuurten schijnen rc rnaken,

KenneJijk zijn er mensen die iets anders in zo'n buurt voelen en die dat gevocl zo fraui omschrijven, dat een hele generatie buurtbewoncrs er (rots van wordt. Dar is het bekende gedicht van I.C. 810em, de Dapperstraat, geschreven, toen die su aat nog niet door een bekend Amsterdams architect was verbouwd

Nnt u u r is v o or t e vred en e n of leg en,

Ell dan : w at is n at u u r flog in d it La n d ?

Ee n st u k]e b o s , t er gro ott e vall e e n k ra nt , Ee n h e u v e l met wal viltaat jes ert eg e n .

Gee] mi] de g ra u w e, ste delijk e ... egen, De ill k ad e n v a stg ek lo nk en wat erk a nt ,

De w alk en, 1I00il zo sch o o n dan ats z e omran d Door zol d erram en longs de lu c h t b ewe g e n,

Alles is v e el vo or wl e nl et v e el verwaclu, Het Leven h o u dt zijn w an d e r e n v erborg en

T'ot h et z e, o p e en s , t o o nt ill h u n h o g e n st aat •

Dil h eb ik m ijzelv e overdach t,

Y erreg en d op ee n miezerige morgen, Do mweg g el u kk ig , in de Dop p er str aut,

Fo ns Elders

Fons Elders, filosoof te Amsterdam,

is hoogleraar rhsorle van de levensbeschouwing aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. Samen met architect Piero Frassellini ontwikkelde hij het onlangs gereedgekomen Vi'erwindenhuis in net Ooslelijk Havengebied in Amsterdam.'

I. Zie o.u, Han, lbc ling s.

Ee u IIIIJd('l"l/c Tribusterc.

lt ct t'icr ... iudenhuts ill Amnert!lJIll.

in Arc!ii.\· 11-1990. pp. 47-50

3

(Han Pi:81oFnssi,nelii l .s. m.

II 0 aa I d van 0 ui v e n bad e (C 0- a. r c ft. i Ie ct) en Fa n s E I ce r s (i n il ia!l e f n e m er).

Hoi Vlerw,lndenhuis. Amsle:rdam 1990.

Eer ste niveau van een stadsvermeuwtnusmethode: de ziel van de stad

Mel dit gedicht zou ik de literaire, filosofische, beeldende, muzikale, kortorn de poerische dirnensie van een mogelijke methode van sradsvernieuwing (er zijn vele andere methodes naast te plaatsen) aan de orde willen stellen. Oil eerste methodische niveau is een noodzakelijke voorwaarde voor de beoefening van het sradsvernieuwingsvak ..

Her gaat daarbij om de vraag of een stad, hoe moeilijk oak aantoonbaar, in de beleving van de bewoners en bezoekers van die stad een ziel heeft. De stad is in de strikte zin van het woord een kunstwerk en heeft een vorm. Die vorm is de drager van een zie!. Oat is mijn eerste postulaat.

4

De morfologie van de stad is het huis van de stedelijke ziel, een ziel die evenmin zichtbaar is als de tijd. De ziel van de stad kan men aanlreffen dankzij de concrete gebouwde omgeving, maar ze is ongrijpbaar. Nieuemin is er bij steden van naam, steden met een zekere aarnrekk ingskracht, sprake van een subrielc kern en van een etherische dimensie die nauwelijks te beschrijven is, tenzi] iernand, zeals in het gedicht van Bloem, de indruk wekr, dat er op een onzichtbaar niveau inderdaad zoiets is als de ziel van een stad,

Als je de ziel van een stad niet aantreft, dan zijn er twee mogelijkheden: of wei je bent niet gevoelig, niet poetisch genoeg, of wei die stad is er zo slecht aan toe, dat ze in termen van het menselijk Iichaarn, een I ijk is. Dan zoek je uiteraard tevergeefs

He! is belangrijk om de vraag naar de ziel van een stad te blijven siellen als een vorm van zelfonderzoek, ook al is he! vandaag de dag de vraag wat de term 'stad' nog berekent, als daarmee zowel Mexico-city als Edam zijn aan te duiden. aast het woord 'Edam', of' Mexico-city', is er ook een zeker gevoel nodig, een minimale psychischemotionele dirnensie van een stad. Als men dat gevoel, die rnernale samenhang in een bepaalde stad, verliest, dan is die stad zo goed als reddeloos verloren.

Dit is het eerste niveau dat ik in rnijn methode vcorstel, en het is opvallend dar je er op een rationele marrier niet achterkornt, althans rnij lukt her niet. Hel verschil tussen Amsterdam en Den Haag en tussen zoveel andere steden is voor mij evident. maar het is niet uit te leggen.

Parijs, New York, Tokyo

De marrier waarop een bepaalde stad voor het eerst wordt ervaren is belangrijk. Toen

ik veertien was bezocht ik, samen met mijn ouders, voor het eerst Parijs. De eerste nacht sliepen we in de Rue de Clichy en's morgens werd ik heel opgewonden wakker van geluiden die voor mij ongewoon waren. lk hoorde her geluid van vuilniswagens in de straat en het geluid van vuilnismannen die met luid klinkende emmers aan het werk waren. Oat geluid drong de hotelkamer binnen en ik yond het prachrig, We woonden niet in een grote stad en dar geluid was voor mij het syrnbool van dynarniek. Het is slechts een persoonlijke ervaring, die laat zien dat als je van buiten kornt, de kleinste dingen in een stad die je voor het eerst bezoekt, een symboolwaarde krijgen.

De eerste nacht dar ik in New York sliep, droomde ik over de toenrnalige koningin Juliana. Terwijl ik in mijn droom een receptie van haar bezocht, vond ik haar syrnpathiek, hoewel ik tegelijkertijd tegen de monarchie en het vorstenbuis was. In mijn gedachten was ik republikein, maar yond toch dar Juliana koningin moest blijven.

5

~ \,.~.,.

, -~

-

Ik bood haar als cadeau een boek aan: 'Analyseer, deconditioneer'. Het leek me dat, als ze dat zou lezen, ze begrijpen zou dat ze als koningin moest opstappen. Tegelijkertijd dacht ik dat ze het niet zou begrijpen en daardoor rustig koningin zou kunnen blijven.

In die droom was ik verstrikt in persoonlijke contradicties die voor mij glashelder waren en die ik niettemin accepteerde. Tijdens mijn eerste nacht in New York, de modeme stad bij uitstek, de Locus Classicus van de onverenigbare feiten, was ik in mijn droomtoestand zelf een Locus Classicus van de onverenigbare theorieen.

New York maakte zo'n indruk op me, dat daardoor aile beelden die ik van huis uit van m'n eigen land, m'n eigen continent had meegekregen, ineens een andere dirnensie

6

-

kregen. De monarchie die wij aan het begin van de vorige eeuw begonnen, toen ze overal elders werd afge. chaft, beschouw ik als een anachronisrne, maar ik bedacht me, dat het eigenlijk heel goed is am zo'n volstrekt a-logisch poliiiek gegcven te laten bestaan. Dat rnaakt ons sensitief voor het feit dat een politick systeem altijd een aantal tegensrrijdigheden bevat,

De tweede nacht had ik een andere droorn, Nadal ik overdag door de smalle straatjes van Downtown Manhattan had gewandeld, droomde ik dat ik weer in die straatjes liep. Ze waren leeg, er was niemand Ie zien, het was er koud. Maar opeens waren die straten

7

vol mannenen vrouwen en er kwamen rookwolken en vlammen uit die enorme flatgebouwen. De een na de ander srortte in. In deze droom liet ik Manhattan in elkaar storten, terwijl ik die stad juist prachtig vond.

Dergelijke ervaringen houden verband met het vraagstuk van de rnigratie, met name in de derde wereld, In steden als Mexico-city en Calcutta lopen miljoenen mensen rond met beelden die vreemd zijn aan die steden. War zou je daar als stadsvernieuwer mee aan moeten?

Ben derde ervaring, maar van een heel andere orde tot slot. Toen ik voor het eerst van mijn leven naar Tokyo reisde, had ik een gesprek rnereen Japanse uit Rio de Janeiro die oak voor het eerst van haar leven naar Japan ging. Op een onnavolgbare rnanier belandde ik in een hotel in Tokyo, waarvan ik geen flauwe notie had waar het zich beyond. TerwijJ ik daar op mijn bed lag, werd er geklopt door een lapanner die zei: "er is telefoon voor u".

Her eerste niveau van mijn methode van stadsvernieuwing is poetisch; er is geen wol mee te spinnen, maar er zonder verliest een stad haar leven, In dar verband is her een zinnlge vraag, welke rol de sta~ in de laatste tien, twintig jaar in de Nederlandse literatuur heeft gespeeld, in gedichten, in filosofische verhandelingen over ruimte. Die roJ lijkt helaas rninimaal en dar is een slecht reken. Dar zou wei eens een deel van de problematiek van de stadsvemieuwing kunnen zijn,

Tweede niveau van d,e stadsvern.ieuwingsme'thode: orifinlatie en volgord'e Na het eerste, poetische niveau, is er een tweede, meer theoretisch, vakrnatig niveau in mijn stadsvemieuwingsmethode, Op dit niveau gaat het om orrentatie en volgorde, Er is ongetwijfe.1d een orientatie en een volgorde van probleemstellingen nodig om op een zinvolle manier greep te krijgen op stadsvernieuwing,

In een tekst van Kenzo Tange word! net functional isme tussen de jaren 1920 en 1960 in verband gebracht met hetgeen in die periode economisch en politiek van enorme betekenis was: de jacht op de grondsroffen en vooral op energie. Tange legteen relatie tussen stedebouwkundige vraagstukken, waar hij zich intensief mee bezighoudt, en functionalisrne, tussen de functionalistische stedebouwkundige theorie en de jacht op de 01 ie, als symbool van energie.

Volgens zijn opvatting is dat verband onwerkelijk geworden.ln onze tijd moeten we stedebouw verbinden met cybernetica, informatica, telecomrnunicatie. Dat roept onmiddellijk een totaal ander ruimtelijk beeld op. Gasvelden, olievelden, kemcentrales zijn ergens, Rondom een kemcentrale Iigt een heel gebied dat rechtstreeks onder de

8

staatsveiligheid vall. Daar houdr he! normalc burgerlijkc lcvcn op. Hei zijn plekken die je klint aanwijzen, net als gasvclden en olievelden. He! vergt 001. cen 'concrete' vorm van denken, in kilometers, in grids en grcnzcn. Bij cybcrnetica en tclccommunicutie ontstaat iets geheel anders, ontstaan afstanden die mel het oog nict waarnecrnbaar zijn. die puur poetisch en puur concepiueel worden.

Het is als bij de orientarie van een klcine tempel op Java die georienteerd block op Benaru in India waar de Boedha verlicht werd. or zeals bij de bouw van een moskec in Xian, de oude keizerstad in China die op het westen werd georientcerd. terwijl aile tempels en paleizen in China op de poolster zijlil georicnteerd .

..

[]ll :a.. -11;;] .

. i

9

2. FOBs Elders, /1('{ luutst« l"iil'.~{,lId tapijt , 1989. p. 71 e.v,

De kwestie van het tweede niveau van de stadsvernieuwingsmerhode is; waarop orienteren we ons bij de aanleg van een nieuwe stadswijk, hij de bouw van steden als Almere of Lelystad: op een haven, op een plein, een centrum waarvan je hoopt dat her tot leven komt?

In her boekje 'Het laatste vi iegend tapiji'. speelt zich het volgende verhaal at"."

Jean-Pierre is een klein jongetje dar op zoek is naar zijn vader. Hij is vlak na zijn geboorte bij pleegouders in Frankrijk geplaarst, omdat zijn moeder was overleden en zijn vader veel op reis was. Hij belandt in Genua, bij ene Paracelsus en begrijpt dat die een nazaat is van de echte, de beroernde Paracelsus,

Paracelsus brengt hem in bezit van het laatsteechr vliegende tapijt en probeert hem, voordar hij vertrekr.enige gevoel en besef van orientatie bij te brengen. Daarbij gebruikt hlj een grore kaart waarop tegeneen zachtblauwe achiergrond allerlei sterren in wonderlijke patronen schitteren. "Deze ster", zegt Paracelsus, "is de Poolster, die geeft Je houvast omdat die altijd de Noordpool aanwijst, Daarorn heet hij de Poolsrer. En in tegenstelling tot de zon en de maan bevindt hij zich altijd op dezelfde plaars, AI honderden jaren, misschien wei duizenden jaren, hebben nachtelijke reizigers in de woestijn en vooral op de zee, de vaste positie van deze ster gebruikt om hun richting re bepalen",

Ook de oude Chinezen orienteerden hun paleizen en hun tempels op de Poolster. En onlangs werd me door een buitenlandse vriend verteld, dat er in Amsterdam een Vierwindenhuis gebouwd wordt of al gebouwd is, dat op de Poolster gericht staat,

Kenzo Tange stelt de vraag naar de orientatie van stedebouw en architectuur. Ik heb begrepen dat ze hun orientatie zijn kwijtgeraakt. Oat zijn geen losstaande feiten .. Veel mensen hebben, hoeweJ ze sterk op de roekornst gericht zijn, totaal geen notre van orientarie, Er is vrijwel geen collectieve orientatie meer, We leven wei gericht op de toekomst, maar we weten niet precies waarvooren zeker niet hoe ..

De stan als webslructuur

Om een concept voor de srad van vandaag te ontwerpen zou gebruik gemaakr kunnen worden van een beeld uit de spiderweb-theorie, waarin de werking van her bewustzijn wordr voorgesteld als een spinneweb,

Wanneer in de hersenen een verbindingsfunctie uitvalt door het afsterven van de hersencellen, dan wordt die functie in veel gevallen overgenomen door andere cellen. Dat verklaart bijvoorbeeld waardoor we tijdens het dromen op de meest fantastische manier kunnen associeren. Ons waakbewustzijn kan dar proces op dat moment niet onderdrukken of sturen. Dromen hebben in onze ogen vaak een a-logische structuur en dat is een indicatie voor die webachtige structuur waarbinnen ons bewustzijn werkt.

Zeals het bewustzijn, heeft ook elke stad een relationeel karakter, bijvoorbeeld via

10

infrastructuur, via de ondergrondse rioleringsbuizen en via ons telefonische cornmunicatienetwerk. Ook dat is een webstructuur die veel dichter komt bij de structuur van ons bewustzijn, dan tal van andere voorbeelden.

Misschien is mel dat beeld van een webstructuur de minimale samenhang die ik aan het begin van mijn als een vraag naar de ziel van een stad postuleerde, theoretisch geconcretiseerd. Oat beeld is mijn tweede postulaat: hoe dichter een stad die fysiologische structuur van ons bewustzijn benadert, bewaart en in leven houdt, hoe rneer kans er is op reeel [even in die stad.

Oerde ntvsau van een sladsvernieuwingsmethode: continu"iteil en discontinuHeit

Binnen her concept van de stad als webstructuur kunnen ruimtelijke problernen gesteld worden in termen van cominutteit en discontinurreit, een bekend en belangrijk therna in arehitectuur en stedebouw. Het is daar een therna van stil istische en van functionele relaties, dat ook ter sprake komt in de bijdrage van Risselada over het bouwblok. Continutteit en discontinurreit vormen een belangrijk ruimtelijk vraagstuk, maar ook een esthetisch en een filosofisch vraagstuk.

lk ben een groot voorsrander van zachte overgangen, van her cnntirnnteitsbeginsel, niet als algerneen toe Ie passen recept, maar als een beeldende voorstelling. Hoeveel niveaus kunnen worden verbonden, niet aileen praktisch, zeals via een trap in een gebouw, maar in analoge zin: hoeveel ruirntelijke rniddelen zijn er am een overgang die op het eerste oog heel groot lijkt, zo aan te pakken, dat vanuit de stad als totaliteit bezien, een deel toch nag op een subtiele marrier bij de stad bl ijft horen.

I I I



I

Het Vierwindenhuis

In het Vierwindenhuis hebben we geprobeerd am op vier niveaus het beginsel vall ruimtel ijke continu"iteit vorm te geven. He! eerste niveau is de continue relatie tussen het Vierwindenhuis en zijn stedelijke omgeving. Oat is ruirntelijk vorrngegeven door een vierkante binnenplaats van 25 bij 25 meter van vier zijden door een passage te ontsluiren. Maar het is ook de bedoeling dat de binnenplaats en de passages tot het domein van de bewoners behoren. Zij zijn ook verantwoordelijk voor de inrichting ervan, Daamaast is he! belangrijk dat de politic er formeel geen loegang heeft,

Strikt genomen zijn de passages en het plein dan ook geen openbaar gebied. Zc zijn bedoeld als openingen naar de gebouwen in de orngeving, zodat men het gevoel heeft er direct door heen te kunnen lopeno Naast deze ruimtelijke verbindingen word! gezocht naar sociale verbindingen, bijvoorbeeld door bepaalde funciies in het gebouw op te nernen, een cafe op de hoek van het plein, of bedrijven.

11

He! tweede niveau van coruinurreit is vonngegeven door terrassen die ontstaan door he! gebouw per laag twee meter te laten terugspringen. De rerrassen ontsluiten de afzonderlijke kamers van de appartementen, Er zijn geen SChOllen, de terrassen worden aileen onderbroken waar het gebouw terugwijkt of plaats maakt voor hallen, Daar worden ze verbonden door bruggen, zodar ze een pad vormen van zo'n 800 meter lengte dar bestaat uit 2000 m2 terrassen en dat zich als ecn spiraal twec keel" tangs het binnenplein en rwee keer lungs de bu itenzijde van he! gebou w s Ii ngert.

Dat gecft Han he! gcbouw de dimensie van cen publieke ruirnte, niet alleen

12

op de parterre, maar oak op de verdiepingen, 101 zeven hoog. En ik heb gcrnerkt dal het buitengewoon gaed werkt en gebruikt wordt.

Me! vier hallen op de noord-, zuid-, oost- en west-as is het derde niveau van de overgang van de publieke naar de private mimic vormgegeven. De hallen zijn gemeenschappelijk eigendorn van aile bewoners sarnen. ze bctalcn cr bij aankoop van een appartement tussen de zes- en veertienduizend gulden voor en ze zijn in principe oak verantwoordelijk voor het onderhoud. De hallen zijn eigendam van een paar honderd rnensen die zich daartoe georganisecrd hebben in een cooperatieve vereniging. waarvan oak niet-bewoners lid kunnen worden.

13

Her vierde niveau van ruimtelijke continuiteit is vormgegeven door vrijwel aile karners van een eigen entree buiten te voorzien, naast de gangbare entree via de woning. Die entrees staan via loggia's of terrassen met elkaar in verbinding, zodat elk kind de eigen kamer binnen kan komen zonder door zijn of haar huisgenoten te worden gezien.

De stadsvernieuwingsmethode, vierde niveau

De volgende etappe van rnijn methode van stadsvernieuwing betreft de stad als bron van het streven naar gelijkheid en tegelijkertijd als permanente bevestiging van maatschappelijke ongelijkheid.

Steden berusten vanouds op arbeidsdeling en elke arbeidsdeling leidt tot specialisatie die weer een verdeling van mach! en verschillende taalspelen mel zich rneebrengt, Maar steden zijn vanouds ook broedplaatsen voor contacten, via migranten, handelaren, geleerden. Een stad is gelijktijdig een bran van ongelijkheid en van dynamiek, van verandering en van een streven naar getijkheid.

De rot van de priesterkaste in het oude Egypte bij het bouwen van de pyramiden wordt nu uitgeoefend door de bureaucratie van Rijk, Provincie en gerneenre en door de bureaucratic van de machtige waningbouwcorporaties met hier en daar, net als toen, een in het oog springende farao-rninisrer, staatssecretaris of wethouder. Er is met andere woorden in de hierarchische basisstructuur van de slad sinds 4000 jaar niet zo gek veel veranderd. Dit heeft vergaande consequenties.

De stad heeft een identiteit en continurteit, die zich ook over vete generaties uitsrrekken. Tegelijk is de stad een concentratie van functies met aile daarbij behorende machrsverschillen, die zich oak over vele generaties uitstrekken.

Her is opvallend dar de burgerlijke cultuur, die tweehonderd jaar geleden de politieke macht veroverde, zo'n grote moeiie heeft gehad een ruimte-filosofie te ontwikkelen, die vervolgens in een eigen architectonische stijl herkenbaar kon worden. Als bijvoorbeeld de bourgeoisie van Wen en na 1870 de kans krijgt haar stempel op die oude stad te drukken, legt zl] een ringweg aan - een op de toekomst gerichte infrasrructuur-, die een oude stad als Amsterdam slechts 120 jaar later tal voltooiing zal brengen. Deze ringweg in Wenen zorgde niet aIleen voor nieuwe onrsluitingen, maar nam oak een srrategische sleutelpositie in vaal' de controle van het opkomende proletariaat. En dezelfde bourgeoisie die her iniriatief neemt voor de ringweg, bouwt een nieuw parlernent in Griekse stijl, een stadhuis in gothische stijl, een universiteir in renaissance-stijl en een opera, hoe kan het anders, in barokstijl, De postmodemen herhalen dit fenomeen in onze tijd, ieder op hun eigen rnanier,

Planotogisch gezien wisselen de laatste 25 jaar "gebundelde deconcentratie.' met criteria als cornpleetheid en evenwichtigheid in functies, of wel 'overloop-beleid' zich af

14

met stadsvernieuwing en stadsverdichiing; city-vorm ing met bouwen-voor-de-buurt; progressistische tendenzen (Garnier; Le Corbusier; J.J.P. Dud; C. van Eesteren, enz.) mel culturalistische tendenzen (Ruskin: W. Morris; Ebenezer Howard).

Onze pol itieke partijen onderscheiden zich niet of nauwel ijks van elkaar in hun ruimtelijk beleid. Aile zojuist genoemde tegenstellingen doen zich in eell ell dezelldc partij, bijvoorbeeld de PvdA, voor, De reden daarvoor is eenvoudig. Aile partijen hebben dezelfde burgerllijke Newtoniaanse ruirmc- en tijdcultuur als de Weense bourgeoisie. De Newtoniaanse filosofie beschouwt zowel ruirnte als tijd alx absolute grootheden, maar in verschillende dorneinen en los van de concrete fysische beweging. Deze filosofie blokkeert elke inspiratie tot een werkelijke integratie van ruirnte en tijd, ell daarmee een nieuwe stijlontwikkeling. De lineair voortstrorncndc rnathematische Newtoniaanse tijd wordl vooruitgangsgeloof - een kwaliiatief begrip - opt irnixtisch en toekomstgericht. Ruimte echter wordt een zuiver kwantitatief gegeven. Ruirnte is een continuum: in beginsel oneindig. leeg van oorsprong en orudaan van specifieke kwaliteiten, Kortom, ruimte is homogeen. Men kan er van alles mee doen. Het is passief en van richting ontdaan. De kunstenaar in de architect is gecastreerd, De 'wetenschapper' en technicus in de architect, rekken zich uit tot in oneindige hoogte, breedte en diepte. De menselijke maar, de concrete fysieke beweging, behoon 10l een voorbije periode .... Prometheus breekt los.

De relatie tussen stedebouw en architectuur enerzijds en sociale krachtsverhoudingen anderzijds komi hierdoor in de lucht te zweven, Stedebouw en architectuur zijn in strikte zin geen afgeleide rneer van de sociale dimensie. Vandaar her eindeloze experimenteren met nieuwe theorieen in de siedebouw en architectuur: vanaf tuinstad tot een CIAM-ge"inspireerde 'Bijlmerrneer'.

De inspraak beef! dit probleem niet opgelost. He! sarnen-overleggen vall allcrlei partijen leidt 101 nieuwe comprornissen, waarbij de verantwoordelijkheid voor het eindprodukt een grootste gemene deler word! van projectontwikkelaars, stedebouwkundigen en architecten, beleidsrnakers en arnbtenaren, en een al of niet reele groep toekornstige bewoners, die vaak tijdens de tijdrovende plan-procedures, van samenstell i ng wijzigt. He! is een spel, waarbij de i nteme sarnenhang van vis ies en ontwerpen meestal een te zware proef moet doorstaan om tot heldere, overtuigende resultaten te leiden. De procedure dwingt tot cornpromissen, die niet vall binnenuit tOI stand komen, maar van buitenaf door de overlegstructuur bepaald worden.

Mijn suggestie is: neem de eerste drie, hier behandelde niveau serieus:

(I) de ziel van de stad; (2) orientatie inclusief webstructuuren/of darnpatroon:

(3) ruirntelijke coruinuueit of bewust contrapunctische discontinuueit; (4) een collectief hisrorisch bewustzijn, niettegenstaande de al even oude maatschappel ijke verschi lIen (cf

15

I). Aanvaard vooral de idee dat de stad een 'locus classicus', een klassieke plek is van onverzoenbare regenstellingen, die toch leefbaar kan zijn en leefbaar gehouden rnoet worden. De stad als klassieke plek van de onverzoenbare tegenstellingen is een bron van dynamiek en schoonheid: van pluralistische cultuur met verschillende architectonische tradiries en leefstijlen. Maak de stad als geheel zo mooi dar hij een [even in zich draagt, dar srerker en waardevoll er is dan diezel fde h istorische tegenstel 1 i ngen, zodar het collectief van burgers trots is in die stad te [even. Ga vanuit deze visie ru irntel ijk en sociaal aan het werk. En bedenk tegelijk dar niets het paradijs zo ver van ons verwijdert, als de paging her integraal te realiseren,

HET HOLLANDSE 80 WOLOK

Traditie en continuiteit vall de stedelijke architectuur in Nederland

De moderne traditie staat de laatste tijd zeer in de belangstelling. Aan de faculteit Bouwkunde in Delft werden bijvoorbeeld onlangs, kort na elkaar, het congres 'Context and modernity' en het symposium 'Hoe modem is de Nederlandse architectuur' gehouden. De modern en sraan ter discussie, in het bijzonder in relatie met het therna van de besraande stad. Maar over welke modernen heeft men het dan eigenlijk?

Castex en de Nederlandse traditie

In mijn bijdrage staat niet zozeer de moderne architectuur als internatiortaal fenomeen centraal, maar vooral de Nederlandse archiiecruur uit de eerste helft van onze eeuw, een periode waarin het moderne denken en de moderne aanpak in de architectuur nog niet in het planologische apparaat waren ondergebrachL De internationale Moderne Beweging omvatte in die tijd twee tendenzen, een sterk 'realistiscne'. waartoe we bijvoorbeeld Ernst May kunnen rekenen en een meer 'utopische' richting, waartoe met name

Le Corbusier gerekend kan worden. Het is de vraag, in hoeverre het beeld van de moderne traditie dat aan deze twee figuren is gekoppeld, voor de Nederlandse snuatie van betekenis is.

In het boek van Castex, Depaule en Panerai, De rationele stad, waarnaar in dit verband veel wordt verwezen, spelen May en Le Corbusier een belangrijke rol.' Hcl behandelt ondermeer de historische transformaiies van het stedelijk bouwblok in samenhang met de ontwikkeling van de internationale moderne architectuur, In discussies over de architectuur in de stadsvernieuwing, wordt mede aan de hand van dit bock vaak beweerd, dat de modeme traditie in de architectuur 'anti-stedelijk ' zou zijn, maar daarbij gaat men eraan voorbij, dat het boek een soort bouwblok behandelt dat in Nederland vrijwel niet is toegepast, het grootstedelijk bouwblok in de negentiende- ell twintigste-eeuwse Europese metropolen.

Nederland kornt in het boek aan de orde aan de hand van een derde hoofdpersoon. naast May en Le Corbusrer: Berlage, Maar zijn werk vormt in dit opzicht binnen de

Max Ri ss el ada

Max Risselada is universitair hoofddocent o p h et g e b i ed va n h et 0 ntwe rpen van woningbouw aan de faculteit Bouwkunde van de TU- D eltt, Hi i ve fZO rg d e tenloonstellingen en publiceerde over arcnltectonlscne thema's in de geschiedenis van de woning bouw. I

I. 0.3. Max Rissclada (red.), RI1UIII/l/WI 1'{'rSIIS {l11I1I tibre . Del fl. Delftse Universualre Pers 1987

2. J. Casrex , J.-Ch. Depaule en Ph.

Panerui , D(' rotionrl» stud, 1'11/1 Bouwhlok III/ wooneenhcid, S U Nijmegen 1984. Oorspronke lijke verschenen als Fornies urbaines: de /' llot it to barre, Bordas, Parijs 19HO.

17

3. r. Casrex. J.-Ch. Depaule en Ph.

Panerai, op; cit .. p. 230.231.

le Corbusier, maaueue vap Plan Va isin voorh·el centrum van Parifs, ,.925.

Nederlandse situatie een uitzondering. Als een van de weinige Nederlandse architecten hanteerde hij in zijn werk grootstedelijke bouwvormen, Misschien speelde het feit dat hij in het buitenland, in Mi.inchen, studeerde daarbij een ref.

De analyse van De rationele stad heeft kortorn geen betrekking op een meer representarieve Nederlandse traditie, noch op in Nederland gebruikelijke stedelijke vormen, War lOU men dan in dit verband onder een Nederlandse traditie kunnen verstaan en hoe zou die traditie zich verhouden tot de ontwikkelingen die in De rationele stad worden geschetsr, in het bijzonder tot de relatie tussen modemearchitectuur en de bestaande stad?

De [wee posiries die binnen de internarionale Moderne Beweging worden onderscheiden, de realistische en de uiopische positie, zijn te illusrreren aan de hand van een schema dar door Ernst May werd opgesteld en een schernatisch plan dat door Le Corbusier werd ontworpen.

In het Plan VOIsin voor Pari]s uit 1925 poneert Le Corbusier een voorstel, dar op een associatieve en inruuieve rnanier, in een groot gebaar een radicaal antwoord probeert te geven op de problematiek van de rnodemisering van Dude stedelijke strucruren, Volgens de analyse die De ratione! e stad presenteert, toont . Voi si n' het ant i-stedel ijke karakter van de Moderne architectuur en worden de plannen die in die tradirie voor de vemieuwing van bestaande sredel ijke gebieden zijn gernaakt, aIle gekenmerkt door een zel fde vernietigingslogica waarbij een stuk stad wordt vervangen door een verzameling objecten.'

Het schema van Ernst May noteert niet zozeer de radicale vervanging, maar de geleidelijke transformaries van een grootstedelijk bouwblok, met name het Duitse.

18

J LI --'

L

JilL

- mm

1m

_jl...- _

, I' , , I

111,.,., ••

.... ill.:

- ..•.

== 1'.1-=.

-=:I'1=-i-

___ ni_

-;-:-11-;-:-

·-1--

-~ •• '.:II-

I !, j I

lmlll

r

,..-------, r

"1 j i ,

, 1

n.

I.

m.

Berlijnse bouwblok. Het schema illustreert op heldere wijze de tendens binnen de Moderne Beweging am via vereenvoudiging en rarionalisatie de problematiek van de grote stad en vooral vall de woningbouw aan te pakken. Het laat zien, dat het open bare gebied aanvankelijk dour de randen van de bouwblokken werd bepaald. In de loop del" jaren ontwikkelde zich binnen het bouwblok een systeem van binnenhoven, ccn extreern ongezonde woon- en leefsituatie, die op den dum onhoudbaar werd.

De eerste SLap in het proces van transformatie bestaat uit het oruruirnen van de hoven en het ontsluiten - en daarmee he! verkleinen - van het bouwblok via openbare straten. Vervolgens wordt her bouwblok verder verkleind en verdwijnen de gesloten hceken.

De derde Slap is bijzonder interessant: door de woningcn via paden te ontsluiten, kan de rnaai vall het grote bouwblok ierugkeren. De interne. ysiernatiek van het wonen is hierbij zodanig ontwikkeld, dat ze me de bepalend is geworden voor de systernatiek van de verkaveling,

Den Haag, R.otlerdam

Het schema van May kan ook op ederland worden roegcpast, maar hier leidt het tot een heel ander resultaat, Een belangrijke oorzaak daarvoor is, dat met name in de steden in West-Nederland, her bouwblok vee! kleiner is dan het Duitse grootstedelijke bouwblok.

Een reeks voorbeelden in Den Haag toonl dezelfde ontwikkeling als he! schema van May: eerst wordt het binnenterrein geschoond en onrsloten, het bouwblok krijgt open hoeken en daarna zien we strokenbouw met een padenontsluiting. Het lijkt op wat er met het Duitse bouwblok gebeurt; aileen speelt dit alles zich hier af in een klein langwerpig bouwblok, dat gebaseerd is op het oude siotenpatroon zeals dat mel name in het westen van ederland veel voorkomt.

Ernst May, sc he rna va n de onlw I kke lin B van ~el sledelijk bouwblok, 1930.

19

ENIGE VOORBEELDEN UIT DE HAAGSE BOUWPRACTIJK

NA 1920

NA 1906

VOOR 1092

~~r :, _

; I. .

. ~ ~ .,-:

A_ Nooo.f-o?i"'I"'"fiiI·

_[)

_ -. "'A.o,':>

. Fi'it I r . I II It III n

=utm,Ft F

A_B

VOOR 1906

n AI_Gl GiL A_B

± 1930

R Ell c f!3l EJ C_D

TOEKOHST

;::j b (;:!! ,0 G C_D

NA 1906

_F

Ci_

F

~ I

- - ....

/'1' ... I'\- -, _ "... " _.j L.::::...J ~L

3......FD:D .F E_f

~

• E_F

lSlll....rLJ

y_1-I •



Ci_U •

Alb. 31

Alb 32

De ohtwikk.el.ing van hel sled;elljk bouwb,lok In Den Haag; u il fnlge gfonds.lagen vOOr de sledeb.o.uwk.und/ge onlwlkkellno vall 's-Grllvenhag(J, Den Haag 1948.

De geschiedenis van her bouwblok in Rotterdam laat dat zien. De Rotterdamse ontwikkeling is in dit verband eens te meer interessant, omdat het verkavelingspatroon hier vooral door de logica van her bouwblok en de landschappelijke ondergrond wordt bepaald, en niet door een sterke formele ordening van de grad als geheel, zoals bijvoorbeeld Amsterdam,

In kaarten van Rotterdam uit verschillende periodes is steeds dat kleine \angwerpige bouwblok in allerlei vormen aanwezig, bijvoorbeeld in de sterk door de oude sloten-

20

Mortolog le Kra Iingen, Aollerda m: u ltsnedas u il de pi a'ileg ron~ va,n Aolierda min 1925.

verkaveling bcpaalde laat-negenriende- eeuwse morfologie van Kralingcn, in de stcrk tormeel bepaalde opzet van Spangen uit de jaren twiruig en in he: pragmatisch concept van Bospolder uit dezelfde tijd, Zeals de kaarten laten zien, worden er binnen dit systeern steeds betrekkelijk geringe veranderingen aangebrachi, waardoor de oruwikkeling van het Nederlandse stedelijke bouwblok relaticf langzaarn verloopr.

De woningaan de straat, een algemeenprincipe

Dar werd eehter ook veroorzaakt, doordai men in Nederland nog vrij lang op grore schaal de pri ve-deur d irect aan de straat bleef toepassen, In vergel ij king mel de ons omringende landen werden grotere. gemccnschappeJijke of openbare lrappenhuizen. waarmeeingrijpende veranderingen in de organisatie van het bouwbJok kunnen worden doorgevoerd, hier pas in een betrekkel ijk laat stadium ingezet.

In verschillende plannen voor Blijdorp is dat gegeven goed te herkennen. HeL oorspronkelijke voorsrel van Witteveen, mel gesloten bouwblokken. werd desiijds door De Opbouw sierk bekritiseerd. Oud ontwikkelde daarop een ahernatief plan waurin strokenverkaveling werd toegepast, Het is echter ecn bijzondere vorm van de strokenverkaveling. Aile woningen hebben, conform de principes van de sirokenverkaveling,

M nrto I og re Basp old er en Spa n gen.

Ro 11 erda m; u i tsn ad as u i I de p tatta gron d nn Rotterdam in 1925.

21'

Ma.rISlam, schem a, biJ net antwerp vunr de Weissenhol Sied lung, 1927

J.J,P. Oud, perspectiet van hel ontwer,p voorBllldorp, 1931.

dezelfde orienratie, maar de in her buitenland gebruikelijke consequentie, een padenontsluhing, word! niet gevolgd: de woningen worden vanuit een straat onrsloten,

He! plan van Oud vorrnt in dit opzicht geen uitzondering, In de dertiger jaren werd de strokenverkaveling in Nederland vrijwel niet toegepasten waar dar wel gebeurde, bled de woning toch rechtstreeks met de straat verbonden, De strokenverkaveling werd zelden met een paden-ontsluiting gecombineerd. De woningen die Oud in Stuttgart heeft gebouwd, worden via paden ontsloten, maar toch kan men met een auto tot bij de waning komen, Hij ontwikkelde bij zijn plan een algemeen schema van het verkavelingsprincipe, waarin dit uitgangspunt systematisch is verwerkt,

Oak Marl Starn rekende bij zijn voorsrel voor de Weissenhofsiedlung een schema, waarin hij het verkavelingsprincipe noieert: srrokenbouw die om de [wee stroken wordt onrsloten door straten .. He! is in wezen een transformatie van ons smalle Nederlandse bouwblok, En zelfs de verkaveling in het plan voor Pendrecht van Lotte Starn-Beese, is te zien als een transformarie van dat kleine element waaruit Nederlandse steden zijn opgebouwd, in dit geval in de vorrn van een open verkaveling met verschillende

22

bouwhoogjes en verschillende onrsl u itingssystemen. en gereal iseerd in een hele wijk, niet als een los fragment.

Grote eenheden ult kleine elemenlen

In de woningbouw heeft een onlwikkeling plaatsgevonden die beantwoordt aan de opkomst van nieuwe eisen en uitgangspunten. Wat dat betreft vormt de ederlandse situatie op het niveau van de woning geen uitzondering. Maar tcrwijl dit in andere landen leidde tOI hele nieuwe verkavelingsprincipes, bleef men hier gehecht aan de traditie van dar kleine gesloten bouwblok (hoe open dat blokje sorns ok wordt uitgewerkt) met z.'n verschil tussen straarkant en hofkant, tussen cen overwegend open bare en een mcer besloten zijde. Er word! geleidelijk een nieuw ruimtelijk concept ontwikkeld, waarin steeds de dubbelzinnigheid van de binnen- en de buitenkant aanwezig is.

Door de bijzondere kenrnerken van hCI ederlandse bouwblok is her mogclijk om zowel op een klein als op een greet schualniveau aan een stad te wcrken, Vee! modellen die we uit de ons ornringende landen krijgen aangcreikt, zijn in dat opzicht mocilijker tc hanteren. MeL het kleine bouwblok is een grote maar te realiseren, vergelijkbaar met de maar van ecn superb 10k. zonder daadwerkelijk superblokken te hoeven maken, Daarbij wordt gebruik gernaakt van her in ederlandsc steden veel voorkomende verschil iussen beJangrijke en rninder belangrijke straien. wuarbij de bouwhoogte he! verschil tussen srnalle en brederc straatprofielen markecn.

In ederland is bijvoorbeeld een verkavclingstypc oruwikkeld. het 'karnmetje'. dat tc herleidenis Lot een reeks van k leinc blokken, die door een hoger blok lungs een bclangrijke srraat aaneengeregco worden. Het is al ccn belrckkelijk oud verkuvclingsiypc dat door ondenncer Van Tijen en Van den Broek werd toegepast. Bij het oruwerp vuor her

Ka mve rkave Ii ng Pu Isel a an, ca. 1900; ultsnade uil lopografi.s.che kaart van 1977 .

W. van Tijen, kamverkaveling Frans

B ekke rstra a I, 1934,1936; u lts ne de u it lopograrische kaart van 1971.

J.H. van den Brock, schema kamverkaveling Vroesenraan, 1936.

W.G. Willeveen (1940,1941), J. Wits. J.t. Bollen en D. Durer (1946-1953), De Warande; uilsnede uit lopogralische kaart van 1971.

23

Dienst Stad so ntwlkke I I ng Aollerdam, gedetai Icerd sic ~ebouwku nd Ig IIlan Dellsha.ven bullen dijks, 1981.

bekende bouwblok aan de Vroesenlaan in Rotterdam tekende Van den Broek een schernarisch voorstel voor toepassing van een hele reeks bouwblokken, die sam en een kamverkaveling zouden vormen. Oak het lange bouwblok van Van Tijen aan de Frans Bekkerstraat behoor! tot dit model. Na de oorlog poneert het project 'Warande ' de standaard waarop veel latere voorsrellen zijn gebaseerd.

Een recenter voorbeeld is het antwerp van de dienst SO voor Delfshaven

Buitendijks, uitgewerkt door Jelks en Zavrell, De hoge randbebouwing is in dit geval echrer niet zozeer bedoeld am een bijdrage aan de stedelijke ruimte re leveren. Ze heeft juist vooral de functie om het complex af te schermen van de drukke straat die er langs loopt. Het complex keert zich af van de stad, terwijI de oudere voorbeelden laten zien, dal her verkavelingstype ontwikkeld is am vanuit een klein, eenvoudig basiselernent aan een groter stedelijk geheel en daarmee aan de stad te kunnen werken.

Een voorbeeld van dezelfde werkwijze, maar binnen een ander verkavelingsprincipe, is het complex Jaffa aan de Kralingse Plas, dat vooral bekend is door her flatgebouw van Van Tijen, Maaskant en Van der Vlught. He! flaigebouw word! meesral gefotografeerd alsof het er aileen staar, terwijl het juist interessanl is doordat het deel uitmaakr van een strokenbouw-camplex, een van de weinige die in de dertiger jaren in Rotterdam zijn gebouwd. Door de laagbouw wordt de relatie van het flatgebouw met de stad duide!ijk, wanl he! gebouw onlleenl z'n beiekenis niet aileen aan het uitzicht van de bewoners over dc Kralingse Plas .. Het staat niet aileen <Ian het water, maar ook aan de Oude Dijk en hei is zo gesitueerd, dat men hel vanaf verschillende punten op de Oude Dijk steeds

24

ziet staan. Vanuit de entree kijkt men langs de koppen van de strokenbouw, die op zijn beurt heel conventioneel is ingevoegd in de oude structuur van dijk ell sloten.

Het project is een mooi voorbeeld van een werkwijze waarbij men op basis van hei Nederlandse polderJandschap met zijn slotenpatroon, tegelijk op een grate en een kleine schaal kan werken met behulp van eenvoudige middelen en bescheiden aanpassingen,

Duiker

Ook in het werk van Duiker is een bijzondere aandacht voor de relatie tussen gebouw ell scad te ontdekken. Duiker had vooral opdrachten voor gebouwsoorten die bij uitstek modern waren, zoals de journaalbioscoop Cineac, het sanatorium Zonnestraal en hoteltheater Gooiland. Dit waren gebouwsoorten die voortkwamen uit nieuwe vormen van

Complex aan de Kralingse Plaslaan, luchtfol0. De Plaslaanflal en de

laagbouw aan de voet ervan ztln ontworpen door van Tijen in samenwerking mel H.A. Maaskanl. 1936- '938. De overige stroken ziln ontworpen door W. Th. len Bosch, 1936.

FI alg e tl OUW Kra Ii n gse P I as. zichl van u it de ha I.

25

J. Duiker, Cineac, 1933, sttuaue

J. Duiker, Clneac, ztlaanzluju maquette.

J. Duiker. Cineac.

gebruik, waardoor een oruwerp vooral vanuit prograrnmatische gegevens werd opgezet, Een van de interessante aspecten van het werk van Duiker is, dat dergelijke in zichzelf gekeerde, door hun interne strucruur bepaalde gebouwen, toch aan hun situatie worden gehechl.

Duiker heeft ook situatieloze studies verricht, bijvoorbeeld de hoogbouwstudie, waarbij de verhouding russell gebouw en stad nauwelijks aan de orde was. Maar Duiker was een architect die voor de situering van zijn gebouwen juist zeer vee] aandacht had. Cineac is daarvan een goed voorbeeld. Het gebouw is gesitueerd op een locarie die in de middeleeuwen aan een uitvalsweg aan de rand van de stad heefL gelegen. De uitvalsweg is in

26

de loop dcr tijd een hoofdstraat mel zijsrraten geworden en via het gebouw gar Duikcr een nieuwe betekenis aan de oude hierarchictussen hootd- en zijstraat, Cineac was bedoeld ais een 'actualiteirentheater, een bioscoop wanr nieuws gebrucht werd. Men moest desujds vaak voor de Cineacin de rij staan en her gcbouw is zo gcurgunisecrd, elm de zijstraat daarvoor werd gebruik t. Her onbetekenendc zijstraatje werd daardoor belangrijk en op een nicuwe rnanier mel de hooldstraat sarnengcsmeed, Hel oor-.pronkel ijke ont werp bevane ook een snack bar in de zijstraat, zodai je iets te Glen rnee kon nernen, voordat je i 11 de rij gi ng slaan. HeL v oorbce Itl I am zien hoc 0 ui k er, gchru i k makend van modeme materialcn en geleid door moderne, Iunctioncle motievcn. heel zorgvuldig mel de gegeven pick omgaat. Hij doet dar op cell modcrnc manter. wuarbij de ondcrkant van her gebouw. waar hct de bocht omgaat, de relatie tussen hoofd- ell zijsrraat organiseeri en zich zo aan de stad hechr, icrwijl de bovenkunt cell docs vorrm, die ill de wand van de hoofdstraat staat.

J. Duiker, Holel GaaIJand, 1934-1936, pe rsp actl eJsche Is.

E

27

J. D uikar , Hotel Go oi,1 and, pI attegrond I ussenvBrdie,pin g.

J. Du lker , Halel Goolland, totucateterras.

28

Een ander, rnisschien nog duidelijker voorbeeld is Hotel Gooiland. De organisaiie van het hotel kent een sterke wetrnatigheid. Het hotelkarnerdeel is ondergebracht in een langgerekt, in een knik gezet gebouw mel gangen die de karners ontsluiren: eronder bevinden zich alle (semi- )openbare voorzieningen van het hotel, zeals de eetzalcn en het cafe-restaurant. Vroeger lag er voor het gebouw cen plein, dat nu door een wegornlegging verdwenen is. Op dar plein vorrnt het dakterras als een bovenplein een amwoord. waardoor een bijzondere verhouding tussen het gebouw n de stad wordt vormgegeven.

De print van het gebouw gaat mee mel de rooilijn. Maar de rooilijn vormt geen harde grens, want erachter bevindl zich een vrije plattegrond, die de overgang van de straat naar de ruirntes achter het glas gradueel maakt. De interne organisaue bepaalt d structuur van de bovenkant, de relatie met de stad bepaalt de structuur van de onderkuru. Op dezelfde rnanier als Cineac hecht het gebouw zich aan de stad,

Mecanoo

Zoals het werk van Duiker laar zien, is er in Nederland niet aileen op het gebied van de woningbouw en het bouwblok, maar ook op he! gebied van utilitaire gebouwen een uitwerking gegeven aan de relatie tussen gebouw en stad, die afwijkt van wat we als de internationale Moderne Bewcging kennen, een uitwerking die niet spoon mel het vermeende 'arui-stedelijke karakter van de moderne architectuur.

Er is in dit opzicht sprake van een eigen, Nederlandse rraditie, hecht verankerd in de geschiedenis van de Nederlandse versiedelijking, gebaseerd op kleine, smalle bouwblokken die zich voegen naar het slorenpatroon in het polderlandschap. Deze traditio heeft nieuwe eisen in de woningbouw en nieuwe uuliiaire programma's verwerkt in architectonische en stedebouwkundige principes die niet aileen de 'vernietiging' van de bestaande stedelijke srructuur, waarover in De rationele stad wordt gesproken, goeddeels overbodig rnaken, maar die zelfs aan die bestaande structuur een

positieve betekenis kunnen geven. In her kader van de stadsvernieuwing is die

kwaliteit van bijzonder belang.

Het werk dat de laatste jaren door architectengroep Mecanoo is gerealiseerd, vormt daarvan een voorbeeld. Hun eerste drie grote projecten in Rotterdam zijn nu inrniddels opgeleverd en tonen een werkwijze, die ik in her voorafgaande aan de orde heb gesteld. De projecten transforrneren met betrekkelijk eenvoudige middelen een bestaandc stedelijke structuur,

BiJ het project Hillekop is deze aanpak goed te zien. He! project ligt aan de rand van een stadsvernieuwingsgebied dat door een dijk begrensd word! en legt een geheel nieuwe relatie russen het binnen- en buitendijks gebied. De loren is hier een bclangrijk element om van ver gezien Le worden. Het slingergebouw organiseert de overgang

29

Mecanoo, Kruisplein, 1981-1985.

Mecanoo, Hillekop, 1986-1989.

MecaROO, Tiendplein, 1985-1990.

tussen de oude buurt en de stad. Het kent een eigen, interne structuur, maar het maakt door z'n uiteindelijke vormgeving twee verschillende pleinen, waarvan een bij de oude buurt hoort en het ander bij de stad.

lets dergelijks gebeurt in het project Kruisplein, De hoogbouw geeft een antwoord op her kruispunt waaraan het project ligt, schuin tegenover het Rijnhotel van Elling en Merkelbach. De laagbouw werkt dubbelzinnig her maakt een deel van de onbebouwde ruimte tal een binnengebied, maar het staat ook als een los gebouw in de ruirnre; daarnaast lijkt het via de bouwhoogte de Kruiskade aan de Westersingel re koppelen.

Die ambivalentie is ook aanwezig in he! project Tiendplein. Het langgerekte gebouw lijkt in eerste instanrie de straatwand af te maken, waardoor de bestaande stedelijke structuur gehandhaafd wordt. Maar er wordt ook een nieuw, intern plein op twee niveaus Loegevoegd. 20 ontstaan er random het complex veel verschillende soorten ruirntes; de oude straten zijn echte straren gebleven maar ze zijn in een nieuwe samenhang ondergebracht,

Het werk van Mecanoo voegt zich in de ontwikkeling van een Nederlandse traditie binnen de moderne architectuur, een geduldige, arnbivalente marrier van werken aan de stad, een traditie die gedragen wordt door dat kleine Hollandse bouwblok.

30

STADSVERNIEUWING E STADSO TWgRP

Bouwblok en stadsvorm in de negentiende-eeuwse stadsontwikkeling

ln de tweede helft van de negentiende eeuw staan de grate steden in hel westen van Nederland voor het probleem om een kolossale groei van activiteiten en inwoners op Ie vangen. Daarbij werd een vorm van stedelijke planning ontwikkeld. die sterk inspeelde op de kenmerken van bet omringende polderlandschap,

In een kaart van de omgeving van Amsterdam, van voor de uitbreidingsgolf van zo'n honderd jaar geleden, is bijvoorbeeld de rnorl'ologie te herkennen van war later de Kinkerbuurl zal worden. Het gebied wordt dan nog agrarisch gebruikt, er loopt een kanaal doorheen en er zijn de kavelsloten, Het oorspronkel ijk agrarisch polderland-

I. 11". John Wcxtri k ell Ir. Hans Buchi,

De forme I e npzet van de Ki nkerb u urI va I gl de stru CI u ur va n net 0 nde rl i gg end e S tedcbouwl.undig« ontwerpmethnde,

Ian dschap; uttsnede uil de 'N leuwekaart va n de wijd be roem de 'koopstal A msterd am', Del rr, Publ icarlebu ro faeu heir

Jan Mol, 1770 (links) en 'Kaart van Amsterdam', Aldeling Publieke Werken, 1900 Bouwkundc TU Delft. 1989.

[rechts] ,

John Weslrik

John Westrik is als universitair nootdcocent op het gabied van het stedebouwkundic ontwerpen verbonden aan de taculteit Bouwkunde van de TUDelft. HiJ pu bliceerde ondermeer over stedebouwkundige ontwerpmelhoden en doet onderzoek naar hel bouwblok als ontwerpmiddel. \

31

De vorm van de bouwblokken in

Spang en, Rolterdam volgl niel uil de structuur van hel polderlandschap, maar uil een lormele opzel van de wiik als geheel; uilsnede uil kaarl van Rolterdam, ca. 1910.

Bij de Dapperbuurl word! de lormele structuur van de wlik bepaald door de bouwblokken; ullsnede uu 'Kaart van Amsterdam', 1900.

schap, de kavelrichting en de kavelbreedte (en bijvoorbeeld niet de orientarie op de zon) is bepalend geweest voor de uiieindelijke structuur van straten en bouwblokken.

In deze vorm van stedelijke planning speelt het grondgebruik een belangrijke roI.

Doordat de vorm van her bouwblok bepaald werd door het patroon van de kavelsloten, kon de stadsuibreiding kavel voor kavel worden uitgevoerd. Kavels werden aangekocht of onteigend, de sloten werden gedernpt waarop vervolgens meestal de straten werden aangelegd, de grond werd bouwrijp gernaakt en vervolgens werd de zaak uitgegeven aan particuliere bouwers.

Als een groot aaneengesloten gebied van de 'ornmelanden' in eigendom kwarn, dan was her mogelijk om een stelsel van hogere orde, van assen en pleinen, te ontwikkelen waardoor niet het onderl iggende polderlandschap, maar een stedebouwkundig concept de stadsvorm bepaalde. De vorm van een bouwblok wordt vervolgens als een invulling binnen dat grotere geheel bepaald. Ook het orngekeerde principe is wel toegepast: de stadsvorrn wordt bepaald door de vorm van het bouwblok. Bekende voorbeelden zijn Barcelona en in Nederland de hele 1ge eeuwse stadsuitleg in Amsterdam.

In aIle drie de varianien is het bouwblok te typeren als een stedelijk bouwblok. De positie van architectuur is ondergeschikt binnen het ornwerp van een bouwblok: sorns moet de bouwkundige uitwerking van een bouwblok perceel voor perceel worden opgelost. Ln de wijken die we nu kennen als de eerste generatie stadsvernieuwingsgebieden, de negentiende-eeuwse uitbreidingsgebieden, is overwegend sprake van deze drie varianten van het stedelijk bouwblok. waarbij vooral de eerste en in mindere mate de tweede variant veeL voorkornt,

Bouwblok en sladsvorm in de funclionele slad

Vanaf de jaren dertig ontwikkelt zich een heel andere vorm van stedelijke planning. Het AUP is daarvan een van de belangrijkste historische prototypes. De stadsvorm wordt bepaald door functionele lijnen, door het bepalen van de zones waar gewoond, gewerkt en gerecreeerd wordt en door de verbindingen daartussen. Het bouwblok wordt los hiervan onrwikkeld vanuit de woning.

Overigens is het niet aileen de functionele structuur die een rol speell bij het ontwerp van een uitbreidingsplan als her AUP. Er zijn wei degelijk formele principes in het geding (bijvoorbeeld om in twee dirnensies een ruimtelijk plan te ontwerpen), maar deze leggen niet langer een directe relatie tussen stadsvorm en bouwblok. Eigenlijk is bet dan ook beter om niet meer van een bouwblok, maar van een verkaveling te spreken: de formele invulling van een locatie wordt, tamelijk los van de vorm van net stedelijk geheel ontworpen. Een verkaveling speelt nauwelijks een rol bij her ontwerp van de stadsvorm; ze wordt eenvoudig toegevoegd.

32

Sladsvemieuwing, eerste fase: de kaalslag

In her begin van de jaren zevernig, het is bekcnd, wcrd in de groic stcdcn in Nederland geprobeerd om de stedebouw, die in die tijd in uirbreidingswijken werd roegepaxt. door te zeiten in de stadsvernieuwing.

Een goed voorbeeld van dat type stedebouw is de wijk HolendrechL III Amsterdam, die een reactie is op de grootschalige stedebouw van de Bijlmer. Hel plan Duyll in de Dapperbuurt vertoonr veel overeenkornsten mel Holendrecht, Hei welbekende functionalisiische erfgoed is in het plan ovcrgenornen. De bouwblokken zijn bijvoorbeeld goed op de zan georienteerd, het ruimtegebruik is maxirnaal op de auto algestcmd en er is in mime mate in green voorzien,

Ook de reactie erop is welbekend, de oude buurten komen in verzct en overal word! gestopt mel hel roepassen van stedebouw uit de buitenwijken in de stadsvernieuwing. In sommige buurten is de overgang naar een andere stedebouwkundige visie op de stadsverrueuwing nag als en abrupte breuk in de rnorfologie tc zien.

H olend ree hi, A mstsrd am, 1974/197 {I. mean de r an de verkavelin gin vi.e! ta 9:e n.

33

Dapperbu urt: het pi an D UVf1 u it 1970 hanle;erl ~erkave I i ngsp rinclpes als die van Hoi endrechl.

De dubbele d akdoos, N}euwe Bin nenwe g, Rotterdam.

8ergingen ;3an de straal op de be ga ne gro;nd, renovalle'IHoje cl in Spa ngen.

34

Voorgehan gen ba lkans, ren ovalle· pro jeel in hel Nlellwe West,en, Rollerda m ,

Sladsvernieuwing, Iweede fase: buurlbehoud

Daarna oruwikkeh zrch een tweede fase in de xtadsvernieuwing, althans war hct stedcbouwkundige aspect betreft: de buurtgerichte uanpak, Men koos voor her handhavcn van de aanwezige sredebouwkundige structuur, zodat stedebouw een vrij ondergeschikte rol heeft gespeeld in deze rase van de stadsvernieuwing. Stedcbouw werd gereduccerd 101 her niveau van het bouwblok. Het uitgungspuru, am de bestaande structuur te handhaven, leidde 101 een gefaseerde aunpak en lot relaiief k leine projccicn.

Er ontstond een aanpak van de stadsvernieuwing waarbij de betaalbaarheid van de huren centraal kwam te staan en he! 'ging am de afwcgi ng 'sloop 01.' rcnovatie'. Stadsvornieuwing werd in de eerste plaats gezien als cen vraagstuk van volkshuisvesting, Stedebouwkundige overwcgingen speelden geen rol, maar dat wil niet zeggen dar de behoeclzame aanpak van de stadsvernieuwing geen stedebouwkundige effecten had. Onder d ruk vall de 'rnoderue ' rege Is en k wal i Le i rse i sen .i n de won i ngbouw moest her woonoppervlak vergroot worden en om de woonlasien laag te houden werd rneestul

voor renovatie en niet voor sloop ell nieuwbouw gckozen.

Om die groiere woningen kwijt te raken en loch de bestaandc structuur re handhavcn, werden bijvoorbeeld de oude zolderverdlepingcn vervangen door een exira woonlaag in

Cra uswl I k,. R atterdam , vsem a rkIte rr,ei n nil herinrichling. De verkavelings·

p ri ne i pes va n H nte nd ree hi w·g,rde n lellerlijk gevolg.d. Dnlwerp: Leo de Jonge, 1976.

35

de vorm van de zogenaamde dakdoos, soms zelfs een dubbele dakdoos. Daarbij is natuurlijk wei de stedebouwkundige kwaliteit in het geding, Maar met de zolders verdwijnt de gemeenschappelijke bergruimte Ult de woning, Vervangende bergruimte werd gevonden door losse bergingen op de binnenterreinen danwel door woningen op de begane grond re gebruiken als bergruimte. Ook hier zou je op grond van stedebouwkundige overwegingen tOI andere prioriteiten kunnen komen. Herzelfde geldL voor de eisen die vanuit de woningbouw aan de bezonning worden gesteld. Omdat elke woning een goed bezonde buitenruimte moer hebben, werden bij renovatie, ook op plaatsen waar dat stedebouwkundig zeer twijfelachtige resultaten oplevert, balkons aan de gevel gehangen.

Door de overheersende rol van de volkshuisvesting in de stadsvernieuwing hebben stedebouwkundige overwegingen nagenoeg geen rol gespeeld, Het ging am de bouwtechnische kwaliteit of om de woontechnische kwalitelt, maar niet am de stedelijke kwal ireit,

Voorbeelden op wijkniveau

De afwezigheid van sredebouwkundige en de dominantie van volkshulsvestlngsafwegingen, heefr ondermeer tot een gebrek aan planvorming op wijkniveau geleid, Oat is goed te zien bij een vergelijking van de stedelijke structuu r van het Dude Westen in 1970 en 1990.

Er zijn ingrijpende veranderingen opgetreden in her grondgebruik. Mel name

de bedrijfsbesremming is sterk teruggedrongen, Er zijn open plekken in de

oude structuur gernaakt, die over het algemeen gebruikt worden voor pleinen

en groen. Een van de dingen die al gauw overboard werd gezet, was het streven om de problemen van her aurogebruik en her parkeren op te lessen. Aanvankelijk werden er nog parkeergarages gebouwd, maar al snel werd dat onbetaalbaar en werden deze problemen gewoon aanvaard,

Hetzelfde geldt voor de open bare ruimte en het groen. Planvorming op dat gebied werd een kwestie van toevalstreffers, geheel afhankelijk van de ruimte die bij een project vrijkwam. Van geval tot geval werd bekeken of er iets aan de openbare ruimte gedaan kon worden. Her is geen wonder dat de open bare ruimte vaak niet veel rneer is dan de restruimte die overblijft waar nieuwe verkavelingen botsen met de oude ruimtelijke structuur,

Er is nooit gepoogd om srrucrureel mel het groenprobleem en de openbare

36

".II.~!!I-" &

ruimte om te gaan. Soms werd er domweg een groenbestemming gegeven aan de ruirnte die ontstond doordat een heel blok werd weggehaald, maar ook dat ging vrij wiilekeurig. Daarmee werd misschien voldaan aan de overal gestelde eis om een buunpark en een wijkpark te realiseren, maar leverde gewoonlijk niet meer op dan een aan de rand van de wijk leeggekomen terrein dat als park werd ingericht.

Voorbeelden op bouwbloknIveau

Het ontbreken van stedebouwkundige planvorming heeft op he! niveau van her bouwblok geleid IOl enkele veel toegepaste maatregelen. Daarvan is de rneest voor de hand

Ou~e Westen, struetuur van open ruimtes vnnr en na de sta~svernieuwing. Hel b u u rl park t igl e xee ntri sch in de

wii k. Bro n: Uw Sore n sen, 'Stadsvernieuwing: Het Dude Weslen' in Graen in ROllerdam. Heden, verleden en taekomsl van net landschap in de slad.

Elleeten van de stadsvernieuwlng op de tunctlunale slructuur van de stad , het Dude Westen. BedriJtsvestigingen per 1 [anu ar l 1915 en per 1 januari 1985. Bran: Gewoan, en tuuut, 8eleidsplan Het Dude Westen 1985-1995.

37

Oa pperbuurl, II ilsnedes u i I lopogHliscbe kaarten van 1968 (boven) en 1982{84 (onder). Proi.ecl

Roomtu iuties (recblsboven), een ab'rupt,e break in de morfologie. Door de ste.dsvemta uwingsi ng ree.p vo Igen de kappe" van de bauwblokken niel langer deboog van de Panlanusslraal, maar lijn rechlg elrokken. 0 e reslgebleden krijgen een 9 ruenbestemmt nq. In de dwarsstraten qaat de rooi I i.j n na de sladsverni euwi ng versprlngen.

:[

Dude Westen. 11') sa menvoeging van Iwee sma II e bouwblokken (Gallelblokl:bj handhavs n van een smal ,kle i n bouwblok door een nieuw IYlI,e Ie antwikkelen: ea n verhoog,die b lnnenstraat mel malsn neUes opee n medisch ae ntrum: c,) sloop, va n ee n de'el van 'een lang, ond iep houwblo'k, 9 ecombineerd mel. nieuwbo uw, waarda or een nie uweope n p lek 0 ntstaat: school gec.ambineerd mel won i.ngbouw .. U ltsaade uH lopogra lisGhekaarl 1974; sene mattsche blaklekenbg u it .Sledebollw ill Rotterdam. PISllnen en ops/ellen 1940-1981

38

liggende am een stuk uit een bouwblok weg re hulen en het vrijkomende terrcin in te ricluen am hct gebrek aan openbare ruim:c en speelvoorzicningen op te lessen. Dat lcidt bij ondiepc bouwblokken vauk lot allcrlei sprongen in tie rooilijn. kcnrncrkend voor bijvoorbeeld de aanpak in de Dapperbuurt.

Er zijn oak rnecr structurelc oplossingen ontwikkeld, zeals in hct Oudc Westen, prototypen voor de stadsvcrnieuwing, zeals het samenvocgcn van blokken die een te smalle maat hadden (Gaffelblok), Ecn ander prototype uit hci Oudc Westen berust op het accepteren van de smalle maar van een bouwblok, am er vcrvolgcns cell nicuw woningrype voar re ontwikkclen dar binnen die 111,1al. Le realisercn is. Dergelijkc

'"

Oude Weslen, entree parkeergarage onder het Gallelblok; ontwerp: Van Wijngarden, 1981-1983.

I

Oude Westen, nieuwbouw binnen de rooilijnen van een Dud, smal bouwblok met een ongewoon type. De begane grond wordt geheel benut voor e an openbare voorzfening (medisch centrum), lerwijl de woningen vanat

e er ste ve rule pin g on151010n wo rd e n vi a een open binnenslraa1. Onlwerp: VOL (R. Bulter), 1981.

39

Kinkerbuurl, voorbe eld va n verdraal"ing van de hooldrichUng van een bo.uwblok; uttsnedes un lopogra usen e kaarten van 1968 (links) en 1982/1'984 (rachis).

K.i n ke r b u uri, .k'i n d e rd a 'gve r b Iii I. 0 n Iw e rp:

Sjoerd S ueters, 1983.

innovaties zijn echrer vrij zeldzaam. Een andere oplossing die veel is toegepast, bestaat uit het in de lengterichting opdelen van een lang, smal bouwblok. Door er (wee nieuwe Koppen op te zetten kan er een plein middenin een buurt gerealiseerd worden.

In de Kinkerbuurt is een oplossing gebruikt, waarbij de hoofdrichting van enkele bouwblokken gedraaid wordt. He! is een ingreep die vooral wordt ingegeven door de (naar de huidige maarsiaven gemeren ) slechte bezonning van de oude blokken. Het draaien van de richting van de blokken is maar zelden toegepast, ondenneer omdat ze de aanpak van een heel blok ineens vereisr en ook omdar ze strijdig is mer de gegeven stedelijke structuur. De morfologie van de Kinkerbuurt is immers bepaald door het oorspronkelijke polderlandschap en niet door bezonningseisen,

Ineen project van o.a. Soerers in de Kinkerbuurt is een poging gedaan om een nieuwe, sterk afwijkende verkavelingsvorm in de bestaande structuur in te voegen. Door een U-vcrmig blok, waar ondermeer de winkels aan de Kinkerstraat, een creche en woningen zijn ondergebracht, te combineren met een school met bibliotheek en buurthuis in de vorm van een 'hoek'-verkaveling, is aan de achterkanr van de school een schoolplein ontstaan. Op dit moment is het U-vormige blok aan de pleinzijde afgesloten met een hek, waardoor het 'plein'karakter van het achterterrein in belangrijke mate wordt aangetast, terwijl er aan de voorkant van de school al een plein lag.

In een recent project van Mecanoo, 'Tiendplein' in Rotterdam, gebeurt iets soortgelijks, waar een gesloten bouwblok wordt geopenden een deel van her binnenterrein aan een openbaar plein kornt te liggen. Crooswijk zou wac dat betreft een goede les kunnen zijn geweest. Daar zijn tal van nieuwe verkavelingsvormen toegepast binnen een bestaande stedelijke structuur. Het heeft allerminst tOI stedebouwkundige kwaliteiten geleid en eigenlijk aileen maar tot een lappendeken van onsamenhangende verka vel ingsvormen.

4D

f

.

De eigen kwaliteiten van het gesloten bouwblok

In vijftien jaar stadsvemieuwing blijkt, ondanks de grote verscheidenheid aan gehanteerde ingrepen, het gesloten bouwblok nog steeds bepalend voor de stedebouwkundigc veranderingen die in een wijk worden aangebracht. Dat is voor een deel ie verklaren uit de bestaande ruimtelijke structuur, die de introductie van andere verkavelingstypes onlogisch maakr; deels wordt het verklaard door de gefaseerde, kleinschalige aanpak van de stadsvernleuwing, die vrijwel automatisch de Logica van de bestaande srructuur volgde.

Tiendplein, Rotterdam, binnenlerrein op een parkeergarage aan sen apenbaar plein. Onlwerp: Mecanoo, 1985·1990.

41

Maar het overleven van her gesloten bouwblok in de stadsvemieuwing is ook te verklaren uit enkele aan dat bouwblok inherente kwaliteiten die tegenwoordig zeer gewaardeerd worden. Een van die kwaliteiten is de goede beheerbaarheid van de binnengebieden. Om die kwaliteit te behouden heeft men in de stadsvernieuwing vaak hekken moeten plaatsen om openingen in het bouwblok te dichten.

Een ander sterk punt van het gesloren bouwblok, vergeleken met de verkavel ingsvormen van met name de naoorlogse stedebouw, is dat het tot gerntegreerde projecten kan leiden, In de uitbreidingswijken is juist overwegend van funcriescheiding sprake. Daar werd een school apart van een cultured centrum, apart van een woongebied, apart van een winkelcentrum gebouwd. Maar in de negentiende-eeuwse sradsvernreuwingswijken is gepoogd om scholen te combineren met wonen, om een wijkcentrum op te nemen in een bouwblok en ook bleven de winkels gewoon in een winkelstraar waarhoven gewoond wordt. Dat is een belangrijk winstpunt van de stadsvernieuwing.

Natuurlijk blijft her b kende oruwerpprobleem van de hoeken inherent aan een gesloten bouwblok, maar toch zijn ook daarvoor in de stadsvemieuwing elegante oplossingen ontwikkeld en toegepast,

Een nieuwe lase: stadsonlwerp

Na de kaalslagfase, die gelukkig bijna nergens echt van de grond is gekornen, en de buurtgerichte aanpak is het de vraag, in welke richting de sredebouwkundige dirnensie van de stadsvernieuwing zich ontwikkelt, Ik verwacht daarbij veel van het stadsontwerp.

De grate steden lijken langzaarn maar zeker af te stappen van een structuurplanbenadering waarbij aileen een optelsorn van ruimteclaims op een kaart wordt getekend. Men probeert tegenwoordig weer vat te krijgen op de ruimtelijke structuur van een stad als geheel, om binnen dar kader problemen te stellen en na te gaan hoe die met nieuwe programma's zouden zijn aan re pakken. Op dit moment worden in steden als Rotterdam en Maastricht experimenten uitgevoerd met een dergelijke aanpak, waarbij respectievelijk 30 en 35 punten worden genoemd, die van strategisch belang zijn voor de ontwikkeling van de ruimtelijke structuur van deze steden, De aard van de opgave per punt kan sterk verschillen, het kan zowel een enkelvoudige architectonische opgave betreffen als een heel stuk stad.

Die onlwikkeling is weI begrijpelijk regen de achtergrond van de vele ruimtelijke initiatieven die mornenreel in de steden aan de orde zijn, Iedereen kent de grootschalige herstructureringsprojecten, zoals de Kop van Zuid en de Il-oevers, en de vele, wat kleinere projecten, op voormalige ziekenhuisterreinen, slachthuisterreinen, rangeerterreinen, enzovoorts, Voor a! die initiatieven moeten nieuwe stedebouwkundige ontwerpen gemaakt worden en de vraag is hoe die initiatieven in samenhang gebracht kunnen worden.

42

In dat verband wordt bijvoorbeeld in Rotterdam geprobeerd het stelsel van 'lange lijnen' in de stad te versterken en verder te ontwikkelen. Deze lange lijnen zijn, in functionele termen, belangrijke doorgaande routes waaraan bepaalde, veelal open bare stedelijke activiteiten geconcentreerd zijn of kunnen worden. Her idee is, dar de stad door het traceren en ontwikkelen van die lange lijnen beter leesbaar en meer leefbaar wordL. Het leidt tot een stadsconcept van lijnen en knooppunten, dat richting geeft bij het oruwikkelen van oplossingen voor deelgebieden.

Daarmee wordt nog eens het belang onderstreept van het stedebouwkundig ontwerpen op verschillende schaalniveaus. Knooppunten en lange lijnen zijn op stedelijke

Sia d S ontw i kkel in 9 R nile ro am, la ng e utnen, 1981.

43

Afrikaanderwi;k. Rollerdam. oorspronkerljke situatie projecten Natal (F. van Dongen) en Hillekop (Macanoo); uitsnede lopografische kaart 1977. (links); montage van projecten Natal en H Illekop In sllualleleken.lng. (rachts)

schaal van cruciaal belang, maar vanuit een buurt gezien liggen ze meestai aan de rand. Het concept van iijnen en knopen voorkomt niet alleen dat deze gebieden veronachtzaamd worden, maar geeft ook indicaries over de rnanier waarop de relatie tussen buurt en stad in stedebouwkundig opzichr uitgewerkt moet worden.

Er zijn heel uiteenlopende manieren om lange lijnen in een stad te rnaken, Her kan op de marrier van Hausmann en op de manier van 10 Coenen in Den Haag. in wezen een archirectonische aanpak, Maar het kan oak zoals de 'Rotterdam avenue', een lange lijn die geen architecronische eenheid is, maar een aaneenschakeling van fragmenten, waarbij in de eerste plaats her doorgaande, stedelijke karakter van die lijn be\angrijk is.

44

Interessant om de uitwerking van dcze benadering te illustreren zijn vooral projectcn die zowel voor de stad als voor een buun betekcnis hebben. Het project 'Hillekop van Mecanoo is zo'n project. HeL Iigt aan het eind van een lange lijn die de nieuwe Maasbrug voor de Kop van Zuid verbindt met de rest van de stad; tegelijkertijd lig: het aun de rand van een oude woonbuurL. Een ander voorbeeld is een ontwerp van Villanova aan de rand van Spangen, op het punt waar Spangcn grenst aan het Marconiplein. Duar is het een stedelijk belang om iers rneer te maken dan de rand van een stadsvernieuwingsgebied.

Het concept werkt ook omgekeerd: het geeft aan waar bijzondere oplossingen juist niet nodig zijn, Het project van Van Dongen in de Afrikaanderwijk is in mijn ogen am

F. van Dongen, project Natal, 1985· 1990.

Mecanoo, project Hillekop, 1985·1989.

45

die reden nier zo geslaagd, Als dis soort oplossingen op willekeurige plekken in de stad worden toegepast, dan ontstaat dezel fde I appendeken die we kennen u i t de buurtgerichte aanpak, waar per project een oplossing werd bedacht. Het enige verschil is dan dat die lappendeken nu niel rneer door de dominame rol van de volkshuisvesting, maar door die van de architectuur wordt teweeggebracht. Ben van de lessen van de stadsvernieuwing is echier dat sredebouwkundige kwaliteiten uiteindelijk met stedebouwkundige middelen zullen rnoeren worden ornwskkeld.

Tot slot

Misschien dal de opkornsr van he! stadsontwerp in de sradsvemieuwing uiteindelijk ook tat een andere organisatie van de sradsvernieuwing zal leiden. De huidige organisarievorrn is primair op her reguleren van conflic ten gericht en leidt in de planvorming al gauw lot een oprelsom van deelbeJangen. He! probleem is, de voorbeelden laten het zien, dar zo'n werkwijze leidt aan een zekere kortademigheid die niet in overeensternrning is met de lange duur van een stadsvernieuwingsproces, alrhans in stedebouwkundig opzicht. We moeten ons bezinnen op de vraag hoe we in de sradsvernieuwing met de factor 'tijd' orngaan en rnisschien kornen we dan op iNS heel anders uit.

46

DE VERSCHIJNING VAN EEN DYNAMISCHE ARCHITECTUUR IN DE STADSVERN IEUWING

Op het gebied van de architectuur in de stadsvemieuwing lijken zich de laatste jaren verbluffende veranderingen voor te doen. De kneuterigheid I ijkt te zijn verlaten om plaats Ie maken voor een 'modem' ogende vormgeving, Gaat de parallel mel de architectuur van de Moderne Beweging wei op? Wat is er de laatste jaren eigenlijk wei en wat is er niet veranderd op architecronisch gebied in het kader van de stadsvernieuwing? En wat rnoeten we van her resultaat van die veranderingen denken? Ziedaar in het kort de drie vragen die hierna achtereenvolgens aan de orde komen.

Modernisme en het homogene stadsconcept

De aanspraken van de huidige stadsvernieuwingsarchitectuur op het erfgoed van het modeme bouwen zijn rwijfelachtig, Op grond van stilistische overeenkomsten kan men verbanden leggen met het project van de Modeme Beweging. maar daarmee worden de Modernen tekort gedaan. Hun inzei bestreek immers een veelomvattend veld, waarin he! niet aileen ging am architectonische stijl, maar om een veelheid van technologische, politieke en culturele therna's.

Daarbij speelde de verhouding tussen waning, bouwblok en srad een centrale rol.

Binnen de Modeme Beweging werd de stedelijke ruirnte gedacht als een nauw samenhangend stelsei, waarbij deel en geheel over en weer uit elkaar voortvloeiden: de organisatie van de woning bepaalde de organisatie van het bouwblok, de organisatie van het bouwblok bepaalde de organisatie van de stad als geheel en vice versa. Her bouwblok speelt hierin een sleutelrol om woning en stad met elkaar te verbinden.

Her bekende schema van Ernst May roont een bewerking van een historische reeks van bouwblokken. Anders dan bijvoorbeeld het Plan Voisin van Le Corbusier, behelst dit schema geen radicaal alternatief voor de bestaande stad, Het benadrukt juist de conrinutteit van de stedelijke ontwikkeJing. Maar hoezeer de benadering van het alternarief ook verschilt van die van de continuueit, beide worden gekenmerkt door een fundarnentele overeenkornst: ze gaan uit van een in tijd en ruimte homogeen stadsconcept.

Chris Sc h e en

Chris Scheen werkt als architect bii architeclenbureau De Nijl te Oelf1 en is {me de- )ontwerper van woningbouwprojecten op verschillende stadsvernieuwingslocalies in Rotterdam Tot voor kart was hl] als archltsctu urdocent verbonden aan de faculteit Bouwkunde van de TU·Delft

Hi] pu bliceerde over woningbouw· architectuur, waaronder een onlangs ve rsc he nen a n a Iys evan het doo r de architecteng roep Mecanoo ontworpen project 'Hlllekop'.'

De onderstaande tekst is in overleg mel de auteur bewerkt door de redacteur van deze bundel.

J. I r. C. Scheen .• Woni ngbouwprojcct Hil lekop; in L. van Duin (red.), Yerbeeldc B"u·egi/l.~.

A rrhitrctonisch« S lilt/ii',\' 6. Pubhk atieburo fuculte it Bouwkunde 'ru-oem. 1990.

47

AJdo van Evck, onlwerp stanj uls Deve nter , 1966

In Nederland had en heeft de ontwikkeling van het bouwblok, zoals die door May is geschematiseerd, een andere zwaarte, Het bouwblok is hier vrij klein, waardoor het in een andere relatie met de stad als geheel staat dan in het geval van May. Maar welke relatie? Het is in onze lijd irnmers onmogelijk geworden om de sredelijke ruirnte nag re denken in terrnen van eenheid, conrinuueir en homogeniteit.

He! concept van een nauwe sarnenhang tussen deel en geheel uit de hoogtijdagen van de Moderne 8cweging is niet meer produktief. De onderdelen van de stad zijn niet rneer aan her geheel te relateren en zijn daardoor eigenlijk geen onderdelen rneer, maar

48

fragmenten van een verband dat verloren is gegaan. Nu het gehcel ongrijpbaar en onbepaald is, wordt er vanuit fragmenten geopereerd.

Voor dat laatste !eent het kleine ederlandse bouwblok zich heel goed. Door Z'J1 kleine maat en schaal is de verhouding tussen het bouwblok en de siad als geheel minder strak bepaald en is een strategic gebaseerd op een homogeen stadsconcept in principe evengoed mogelijk, als een strategic gcbaseerd op een gefragrnemeerd sradsconcept. He! wegvallen van het allesomvartende geheel is hierdoor in de Nedertandse si tuatie een voud ig m inder dramatisch. N ieuern i n III issen arch i tecion ische verw ij zi nge 11 naar het Moderne erfgoed tegenwoordig ook in Nederland de context van het

Aida van Eyck en Theo Bosch, wo nin gb ouw Zwa II e . 1971·1975

49

Modernistische, homogene stadsconcept. Die verwijzingen hebben dan ook een andere betekenis dan het herleven van de Moderne Beweging.

De buurtgerichle sladsverllieuwing en de slad alsgeheel

He! verhaal van de architectuur in de stadsvern ieu wing begint in de jaren v ij ftig en zestig met de ontwikkeling van grootschalige projecren voor locaties in de oude stadscentra. Om de kaalslag regen te gaan, werden in de grate steden voor de aanpak van de oude wijken saneringsplannen ontwikkeld, die na verloop van tijd me! name door de PvdA werden gesteund. De voorgestelde aanpak hield in, dat de bestaande stede!ijke structuur en in het bijzonder de bouwblokken rigoureus en tarnelijk grof zouden worden gereorganiseerd.

Anders dan bijvoorbeeld in het Frankfurt van Ernst May richtten de plannen die vanuit het verzet regen de saneringsstrategle werden ontwikkeld, zich niet op de stad als ruimtelijk geheel, maar slechts op bepaalde delen ervan. De stadsvemieuwing werd 'buurtgericht'. De bekende bestuurlijke aanpak van de stadsvemieuwing die daaruit is voortgekomen, is weliswaar op stedelijk niveau bedongen, maar in tegenstelling tot de aanpak destijds in Frankfurt, is de stadsvemieuwing decenrraal georganiseerd, Her stedelijk geheel werd ook bestuurlijk opgedeeld en de vemieuwing kon slechts op gang komen vanuir krachtig georganiseerde delen.

Programma entechniek

De stadsvernieuwing in de grote steden in Nederland en de aanleg van de bekende Siedlungen rond Franfurt zijn voorbeelden van sociaal-democratisch georienteerde strategieen voor volkshuisvesting. Kenmerkend is een tweeledige inzet: aan de ene kant het srreven om via een volkshuisvestingsbeleid ineen rechtvaardige verdeling van woonruimte en woonlasten te voorzien, aan de andere kant het srreven om door ration eel en econornisch te bouwen, de woningen ook goedkoper te produceren,

Deze (wee therna's zijn ook aan de orde binnen de afstudeerrichtingVolkshuisvesring, die nauw verbonden met de opkomst van de stadsvernieuwing aan de faculteit Bouwkunde onrwikkeld wordt. In he! ontwerponderwijs dat bij de nieuwe afstudeerrichting werd gegeven, stond de 'verwetenschappelijking' van het ontwerpproces voorop. Het ontwerpen werd voorbereid door eerst de stedelijke problematiek te verkennen en te analyseren, toegespitst op de behoefte aan woonruimte. Daarnaast werd sterk de nadruk gelegd op de bouwtechniek.

Naar die therna' s gemeten, is de doorwerk ing van de sradsvern ieuw i ng in de ontw i kkeling van de architectuur bij lange na niet zo specraculair als de grootschalige stadsuitbreiding tijdens de hoogtijdagen van de Moderne Beweging, In de sradsvemieuwing

50

P. de Ley en J. van den BGul, wo nln gbouw Bi ckerse Iia nd •. Amslerda m 1975-1977

51

1981-1983 Nagelkerk,

Van H erk en

1978-1982 en

H ertzbe rg ar,

. Herman

. Amsterdam,

ho uttu I ne n,

w Haarlemmer

Won j og bou

52

was de woningbehoefte al in grate lijnen programmatisch bepaald: het ging ofweJ om reguliere gezinswoningen, of wei om altematieve woonvormen voor jongeren.

Binnen de eerste categorie, de gezinswoning, is weinig toegevoegd aan de normen zoals ze gesteld werden in de Voorschriften en Wenken. Op stedelijk niveau werd weliswaar bedongen, dat men in de stadsvernieuwing iets grotere woningen kon bouwen, maar he! waren niet wezenJijk andere woningen. Omdat aileen gezinswoningen gesubsidieerd konden worden, werd [lexibiliteit als oruwerptherna ornwikkeld. Door woningen te ontwerpen die ook voor andere woonvormen Ie gebruiken waren, zijn er interessante projecten ontstaan. Oil heeft weliswaar 101 enige vernieuwing geleid op het gebied van de woningtypologie, maar nu ook andere woonvormen dan die van he! gezin erkend zijn, heeft het thema belangrijk aan betekenis ingeboet.

De iweede categorie, de alternatieve woonvormen, was door de bewoners zelf al ontwikkeld, los, of zelfs in weerwil van de stadsvernieuwingspraktijk. Inrniddels zijn verschillende woonvorrnen naast het gezin gelegitimeerd en zijn er speciale financieringsregelingen voor, Misschien biedr tegenwoordig de snelgroeiende vraag naar woningen met gemeenschappelijke voorzicningen voor ouderen een hand vat om nieuwe woningtypes te ontwikkelen. maar oak in dat geval is er sprake vall een archiiectonische ontwikkeling, die niet specifiek door de stadsvernieuwing wordt ingegeven.

Door bouwtechnische oruwikkelingen, zoals mechanische ventilatie, werden vernieuwingen van woningplattegronden mogelijk, die ook in de siadsvernieuwing toepassing vonden. Her waren bruikbare vernieuwingen, maar ze werden niet direct vanuit de problematiek van de stadsvernieuwing ontwikkeld. De noodzaak om voor specifieke situaries specifieke bouwkundige oplossingen te ontwikkelen, bijvoorbeeid om een complexe woningdifferentiaiie op een moeiJijke locatie in te passen, vormde een bouwtechnisch therna dar wei direct mer stadsvernieuwirrg verband hield. De vorm van een locatie is dan aanleiding om te experirnenteren mel de ruimtelijke en bouwtechnische organisatie van bet bouwblok en de woning. Maar die experimenten hebben niet tot belangrijke, algemene en blijvende architectonische ontwikkelingen geleid.

Archilecluur

Woningbehoefte noch bouwtechniek vormden belangrijke impulsen voor de ontwikkeling van de architectuur in de sradsvernieuwing. Van belang lijkt eerder een combinatie van forrnele en ideologische motieven.

Het verzet regen het op kaalslag en sanering gerichte stedelijk beleid, verbond zich met een reactie vanuit de architectuur, met name vanuit de Forumgroep, tegen de rationalistische tendens binnen de Modeme Beweging. De kruiek was, dat er door technocratisering en economisering van de architectuur geen plaats meer was voor de

53

mens in de stad, De Forumgroep mengt zich rechtstreeks in de discussie over de vemieuwing van binnensteden. Van Eyck ontwerpt in 1966 een plan voor het nieuwe stadhuis in Deventer, waarbij hij probeert om een groot gebouw in te passen in de oude binnenstad door her op dezelfde manier te geJeden als de omliggende oude woningbouw. Woningbouwprojecten die daarna door Van Eyck gerealiseerd worden, demonstreren hoe nieuwe functiesen nieuwe gebouwen in overeenstemming met de bestaande stedelijke structuur kunnen worden ingepasr,

Een ander lid van de Forumgroep, Herman Hertzberger, neernt deel aan de planvorming voor de ontwikkeling van de binnenstad van Groningen. De doelstellingen van de planvorming staan in het teken van de demoorariseringscultuur van de jaren zestig, De binnenstad zou herbergzaam moeten zijn om maatschappelijke en stedelijke tegenstellingen op te lessen, in het bijzonder de tegenstellingen tussen prive en openbaar. Door zachte, vloeiende overgangen zouden de verschillende private en openbare domeinen in elkaar doordringen en zou de binnenstad weer een vruchrbaar potitiek, sociaal en culrureel milieu kunnen vormen.

Deze sterk ideologisch gek!eurde inzer, hier heel globaal geschetst, vormt het referentiekader waarbinnen toonaangevende architecten werken tijdens de opkomst van de stadsvernieuwing in de negentiende-eeuwse wijken, Men stelde zich Cell dorpsgewijze bewoning van de stad voor, soms, zeals in de plannen van Piet Blom, in vrij extreme mate. Zijn projecten met paalwoningen in Rotterdam en Helmond, hebben een uitgesproken dorpse structuur. Dergelijke projecten passen binnen de strategic, die overigens ook vandaag nog wordt aangehangen, om de binnenstad weer aantrekkelijk te maken voor bewoners.

Van belloud naar dyna,miek

Teen het in de periode van her 'bouwen voor de buurt' erorn ging, het karakter van de buur! te behouden, werd er ondermeer door de Forum-groep een architeetuur aangereikt waarin gezocht werd naar een verzoening tussen bestaande bebouwing en nieuwe toevoegingen, Maar zodra de hererogeniteir van de bevolking van de negentiendeeeuwse wijken meer op de voorgrond treedt dan de eenheid van de oude buurt, wordt van de architectuur verwacht dar zij juist een andere idenriteit dan die van de oorspronkelijke negentiende-eeuwse volksbuurt rot uitdrukking brengt.

Er worden architecrenbureaus ingeschakeld die alternarieven voor het gangbare gevelbeeld ontwikkelen. Het is daarbij welbewust de bedoeling om. zij het binnen het gegeven van het negentiende-eeuwse bouwblok, toch elk project weer een ander aanzien te geven. Door zich nadrukkelijk van elkaar te onderscheiden, maken deze projecten de heterogenlteit van de bevolking aan de architectuur afleesbaar.

54

~ .. $J r ·

\

55

AleHe:r Pro

• sta ~svern!e u . wlngkalerstraat e

.0 .• De n Haag 1984-1987

56

DKV. woongebouw Agnlesebuu,rl, R ntteruam l' 986 -1988

Kunststof-panelen en SLUe worden toegepast, gevelafwerkingen die een kcuzc uit zccr veel verschillende kleuren toesiaan. Architectuur zoekt niet lungcr nuar ovcrecnsicmming met de bestaande orngeving, maar juist naar contrast. Men zou kunnen spreken van een nieuwe bouwstijl, die gekenmerkt word! doordat ze lichtheid, gewichtsloosheid en een bijzondere sterke bewegelijkheid suggereert. Bewegingen binnen het bouwblok worden sterk benadrukt, bewegingen buiten het blok worden weerspiegeld in de vormen van dat blok en mel name op de hoeken sterk gerntensiveerd. HeL is een dynamische architectuur, die spoort mel de overheersende tendens in de de stadsvernieuwing van de laatste jaren. Her verbeelden van dynamiek is in de geesr van de tijd, een geest van viraliteit, van revitalisering, die voor de stad als geheel wordt nagestreefd.

Er is op dit moment een eoncurrentieslag gaande tussen grote steden op Europees

niveau en tussen Nederlandse steden onderiing, maar inrniddels oak tussen buurten. Belangrijke projecten liggen op dit moment niet in her midden van de wijken, maar aan belangrijke assen en aan doorgaande routes. Het is alsof die projecten met hun dynamisehe architectuur naar de randen van de buurt opdringen en verbinding zoeken met de stad, In de strijd am de budgetten benadrukken ze dar hun betekenis niet aileen ligt in de verbetering van een buurt, maar in het revital iseren van de stad als geheel.

De woningbouw die in dat kader wordt ontwikkeld en gerea!iseerd. is gericht op een bevolkingsgroep die niet zozeer in een buurt wooru vanwege de buurtcultuur daar, maar vooral vanwege de nabijheid van hel centrum. Her compromis ligl voor de hand. Langs de doorgaande routes liggen vaak hoogwaardige voorzieningen, Er kunnen projeeten in de vrije sector gerealiseerd worden die budgettair bijdragen aan de rninder specraculairc plannen in het midden van de wijk. Her plan van Teun Koolhaas voor de Kop van Zuid is daarvan een uitgekiend voorbeeld, Het behelsr een comprornis tussen een 'Manhattan'<deel met hoogwaardige voorzieningen en een gedeelte mel woningbouw die in een gridstructuur de omliggende woonwijken over de oude havengebieden heen voortzer, Her past allemaal wonderwel in elkaar.

Dynamischearchitecluur en de stad

Tegenwoordig kan de stad niet meer als een continu en homogeen geheel worden gedacht, als een reeks bewerkingen van het bouwblok, zoals in her schema van May. Oat is een illusie, zeker nuelk nieuw bouwblok bijzonder wi! zijn, Maar als het geheel niet te bepalen is, als de delen niet vanuit algernene regels ontwikkeld kunnen worden, dan kan een bouwblok zich slechts articuleren als iets dat anders is dan het volgende bouwblok. Op dit moment overheerst dan ook de tendens om van elk nieuw bouwblok een dynamisch hoogtepunt te rnaken, in plaats van een blok met sociale woningbouw

57

58

Rudy Uylen haak, woan gebOdW De Droogbak, Amsl.erda m 1986-1989

dar werkt als vulling van de stad. Maar ook een bijzonder punt in de stad is in rnijn ogen nog geen reden om een woningblok een dynarnische vorrn te geven. Wat is er eigenlijk tegen het statische karakter van architectuur?

De modemen dachten de stad als een geheel, als een keten van woning, bouwblok en stad. Het geheel kon vanuit elk van de sarnenstellende delen worden geconstrueerd ell omgekeerd: de delen (in diL geval met name het bouwblok) vanuit het geheel. Binnen zo'n integraal concept is de berekenis van de bijzondere punten en I ijnen in een stad net zo belangrijk als die van de vulling, de massa van de stad.

Teun Koolhaas, antwerp vnur De Kop van Zu i a, Rollerd am 1987

59

Ook aJ is he! onmogeJijk om her project van de Modernen te continueren Iangs de lijnen van een homogeen stadsconcept, toch is het naar mijn mening noodzakelijk om een idee voor de stad als geheel te ontwikkelen, een srrategie voor het geheel die regels stelt aan de delen, Zo'n idee moet zich niet alleen over lijrten en knopen uitspreken, maar ook over de substantie van de stad, een substantie die voor een aanzienlijk deel uit woningbouw bestaat. De woningbouw speelde in he! project van de modeme architectuur en stedebouw niet voor niets een prominente rol,

Daarmee bepleit ik nieteen terugkeer naar de continutteit en homogeniteit van het sradsconcept van de Modemen, Daarvan kan in de huidige stedelijke samenleving maar bij uitzondering sprake zijn. Het project op her vcormalige Abattoirterrein in Amsterdam van Lucien Lafour en het project dat Roelf Steenhuis in Groningen ontwierp, zijn voorbeelden van zo'n uitzondering. Die projecten Ienen zich door hun programma en hun locatie heel geed voor zachte overgangen tussen wat individueel, wat gemeenschappelijk en wat openbaar is.

Maar op locaties waar het stadsleven heftig is, waar de 'onverenigbare tegenstellingen' gaan botsen, daar meet architecruur juist een middel zijn am scheidingen aan te brengen. Het Hjkt me geen taak voor de architectuur om die tegenstellingen te verzoenen, noch om ze (zoals in de contrastrijke dynamische architectuur) te verhevigen, Architectuur heeft juist her vennogen am verschillende domeinen zo te begrenzen, dat ze elkaar extreern dicht kunnen naderen en naast elkaar kunnen bestaan. Oat kan dankzij een wijze van ordenen die discontirunteiten aanbrengt in de stedelijke ruimte,

60

ARCHITECTO ISCHE KWALITEIT EN HEWO ERSPREI'"ERENTIES

Door Forum voor Volkshuisvesting is rnij gevraagd een lezing te geven aan de hand van de volgende vragen: "De herwaardering van de traditie van de Nieuwe Zakelijkheid en het Nieuwe Bouwen roept de vraag op wie daar eigenlijk behoefte aan heeft. Ver!angen bewoners naar moderne architectuur? En welke rol kan onderzoek naar bewonerspreferentie spelen in dit kader?"

lk heb die vragen trachren te beantwoorden aan de hand van de volgende rhemas:

1. K waliteit: Wa! is kwal ireit en hoe kun je dat vastIeggen?

2. De relarieve belangrijkheid van architectuur: Welke rol speelt architectuur in de

torale kwaliteitsbeleving?

3. Identiteit.

4. Stadsvemieuwing en de identiteit van het Nieuwe Bouwen.

5. WaL nu te doen?

Oefinitie van kwaliteit

Kwaliteit is een eigenschap in relatie tot waardering. Deze definitie zal weinig vragen oproepen. De discussie begin! pas, zodra we ons afvragen om wiens waardering het gaat.

Het zou bijvoorbeeld kunnen gaan om de waardering van de controlerend arnbtenaar van Bouw- en Woningtoezicht, het hoofd van de technische dienst van een woningbouwvereniging of van de regelgevers in Den Haag, van de architect, van de stedebouwer of van de wethouder.

In de definitie die hier gekozen wordt gaat het om geen vall de bovengenoemde personen, maar om de gebruiker, omdat her doel vall de inspanning van bovengenoemde personen is: de gebruiker rnaximaal genot Le verschaffen (tenrninste dat mogen we aannemen). Kwaliteit is dus een eigenschap in relatie lot de waardering van de gebruiker.

Frans Bo ekh or st

Frans Boekhorsl heelt een eigen advlesbureau Hij werkt voor de

S ticht i n g Arch itecte n R e sea rch, E i n d have n aan kwaliteitsbestu ringsinslru menten

voor de gebolJwde omgeving.

In dat kader zijn de volgende publicaties tal slandgekomen: Verhuurbaarheid als proces-probleem (i. 0, v. Gem eente Rotterdam), Kwaliteilsfactoren in de vrije sector (i.o.v. Ministerie VROM). Kwaliteitsfactoren kanfoor-gebouwen {i.o.v. RGO}, Hurenkaarl (I.o.v. RGO), Kwaliteilsmerken van woning-complexen (i.o.v. ASP). delen 2 en 3 in samenwerking met TU-Eindhoven, Iaculteit Bouwkunde, Verbeteringsplannenrege/;ng 1980 (i. o. V. OHV), Toekomst gevel (i.o. v Ubbink).

61

In de bouwsector moet aan deze definitie nog een extra dirnensie worden toegevoegd. De relatief hoge in vesteringskosten en de toegenomen aandach l voor het mil ieu vragen om een duurzaarn produkt. Daarom kan de definitie van kwaliteit als volgt worden uitgebreid: Kwaliteit is een eigenschap ill relatie tot de blijvende waardering vall de gebruiker,

Deze definitie van kwaliteit is in veel produktiesectoren pas eind jaren zeventig actueel geworden. Onder invloed van de kwaliteit van Japanse produkten en produktiewijzen, is hier ook grate belangstelling ontstaan voor kwaliteitsbeheer, gericht op her maxirnaal tevreden stellen van de klant,

Kwa lite itsc i rcu it

De definiries van kwaliteit, zeals die hiervoor zijn gegeven, vragen echter am een andere opzei van het kwaliteirscircuit.

Als we naar figuur I kijken wordt het verschil duidelijk. In figuur I a wordt de

PROGRAMMA· PROGRAMMA·
KWAUTEIT KWAUTErr
ONlWEAp· ONTWERP-
KWAUTEIT KWAUTEIT

U rrvot RINGS- UrrvOER !NGS-
KWAUTEIT KWAUTEIT
DISTRIBun E-
OISTRIBUTIE-
KWAUTEIT KWAUTEIT

SERVICE- SERVICE-
KWAUTEfT KWAUTEIT Fi gu ur fa: Kwa I ile i Isko I om zo nd er lerugkoppeling van gehruiksgegevens

Figuur 1 b: Kwailieitscircuil mel

hssnn i kbaa rhe i d va n ge bru ikservari ng e n

62

kwal iteit gestuurd door vakrechnici 01" gewoon door dcgene die de 'baas' is; in liguur I b zijn het de gebruikservaringen die het kwaliteitsproces sturen,

Kwaliteit kan stelselrnatig worden verbeterd door evaluaticf onderzoek van gebruikte produkten als een vaste schakel in het proces in te bouwen, zeals in figuur I b. Doe je dat niet, dan word je afhankel ijk van gelukstreffers en de feci ing van cnkclc indi v iduen; je wordt afhankelijk van opinies in plants van leiten (kijk bijvoorbeeld naar de rol van de makelaar in onze 'ector).

Deze schakel in het kwaliteitscircuit orubreekt in de bouw in grote male, Hct evaluerend onderzoek is ontoereikend en I'ragmentarisch. Dar verhinden een stelselmauge kwaliteitsverhoging, Mede daardoor is de bouwsect r onvoldocnde in staat een eigen markt te creeren en is de bouw op lange termijn cell verliezendc sector in vergelijking met andere sectoren, (Vergelijk de rnunier waarop kosten voor (woon)gebouwcn worden beoordeeld mel de marrier waarop autokostcn or kosten voor clcktronische apparatuur worden becordecld.)

Onderzoek naar gebruikservaringen

De afgelopen jaren heeft de SAR voor vcrschillende grote opdrnclugevers gcwerk: aun de orubrekende schakel in het kwaliteitscircuit, Daartoc is allereerst een beschrijvingsstructuur ontwikkeld waarrnee de vcle kenrnerkcn van de gebouwdc omgeving kunnen worden ornschreven. zowel op zich als in hun ondcrlinge relatie. Dat is cen ccrstc voorwaarde voor kennisopbouw,

Figuur 2 laat he! principe zien van deze beschrijvingsxrructuur. Langs de vcrticale as worden de ruirruedelen uitgezct die corresponderen mel bepaulde functics/activitcitcn die moeten worden uitgevoerd, Langs de horizontale as worden de algcrncnc

beoordel i ngsc ri teri a u i tgezet die cortes ponderen mel de bchoe lten/doel sl ell i ngcn van de gebruikers,

Het is niei moeilijk voor tc stellen dat dew beschrijvingsstructuur naar wens gedctailleerd kan worden (figuur 3). Als deze bcschrijvingsstructuur eenrnaal is ontwikkeld. dan kan daarmee de relarieve belangrijkhcid van de verschillcnde kenrnerken voor verschillende situaties en voor verschillende doelgroepen worden vastgcsteld en de waardering van die kenmerken in een concrete situatie worden geregistreerd. Mel die gegevens kan een sterkte/zwakte-analyse worden gemaakt,

Daarmee is een voor de hand liggende strategic om een voortdurendc kwalitcitsverbetering te bewerksielligen binnen bereik gekomen: het stelselmatig vermindcren en/ of compenseren van minpunten en het handhaven en creeren van pluspunten,

63

Figuur 2: PrinCipe beschrijvlngsslrucluur

Figuur 3: Meer gedelailleerde b esch ri jvi n gsslru clu ur

© CopyrightSAR1989
~ FYSIEKE OMGEVING SOCIAlE OMGEVING BEELDVORMING
N A
,
PRIVE-RUIMTEN
SEM1-OPENBARE
RUIMTEN
OPENBARE RUIMTEN OBSERVATIE- EN EVAWATIE-MATRIX

© Copyright SAR 1989

Sam i<lpenbare ruirn1en

Openbare ruimt&n

64

~ FYSIEKE OMGEVING SOCIALE OMGEVING BEELDVORMING
N A
PRIVE-RU IMTEN ( 'NONING )


SEM I-OPENBARE ( ) ( WOON )
RUIMTEN WOONVORM GEDRAG


OPENBARE RUIMTEN I( WQONOMGEV",G '\ SOCIAAL ~ BEELOVDRMING)
LOKATIE ./ GEDRAG )
De relatieve belangrijkheid van archilectuur Kritische succesfactoren

Om te kunnen nagaan welke rol arehitectuur speelt in de kwaliteitsbeleving meet de relatieve beJangrijkheid ervan Len opzichtc van andere beoordel ingscriteria bekend zijn.

Her blijkt daL we in het algemeen te rnaken hebben mel zes kritische succesfacioren. Dit zijn factoren die van doorslaggevende beiekenis kunnen zijn bij beslissingcn van bewoners met betrekking tot hun woonshuatie.

Voor een oprimale waardering (en een oprirnale verhuurbaarheid) moeien deze zes kritische succesfactoren allemaal positief gewaardeerd worden. Als dar nieL hei geval i~ dan kunnen vroeg of laat problemen worden verwacht.

Figuur 4 laat zien welke die factoren zijn en hoe deze 'actoren in de beschrijvingsstructuur passen, Overigens is het heel opmerkelijk dat de publieke ruimte het sierkst is vertegenwoordigd bij de suecesfactoren.

De relatieve belangrijkheid van een kritische suceesfactor hangt af van verschillende factoren, onder andere de specifieke voorkeur van de betrokken doelgroep en de relatieve schaarste van de betreffende factor.

Uit eigen onderzoek, en ook uit onderzoek dat de Technische Universiteit Eindhoven onder sociale beheerders heeft gedaan (mel name verhuurmedewerkers), komt de

Figuur 4: Krilische succasta cteren

65

Flguur 5: Schema beeldvorming

66

beeldvorming over het algemeen als de belangrijkste kritische factor naar voren, Oat is heel interessant, orndat beeldvorming geen noodzakelijke, primaire behoefte is. Wellich! heeft het be\ang van de beeldvorming te maken met de schaarste van het aanbod met betrekking tat deze factor met name in de sociale woningbouw.

Wat is beeldvorming?

Beeldvorming bestaat uit twee cornponenten: - Zintuiglijke waarneming + interpretatie

- Publieke opinie

Bij de zintuigJijke waarneming speelt de visuele waarneming van het uiterlijk een sterk overheersende rol. Het is dit uiterlijk dar als her ware een signaal afgeeft. Daarmee worden bepaaJde doelgroepen aangetrokken of atgestoren, waardoor dar signaal verder wordt versterkt. He! uiterlijk mel alles wat daarbij hoort kan zo uitgroeien lot een herkenbare identiteit, Een identiteir is iers eigens, iers unieks, iets wezenlijks; her is een 'zijnsfactor' (to be or not to be, that is the question).

De publieke opinie geeft de uiteindelijke bevestiging van die zijnsfactor, nadat in de loop van de tijd VOOI een bepaalde doelgroep een bepaaJde mate van aanzien is opgebouwd, resulterend ill een positieve of negatieve bekendheid.

Figuur 5 geeft hiervan een schematische aanduiding.

BEELDVORMING

Waarneming

~

PUbli9t opinie

Herkenni ng Aanzien/beke ndheid

~Identiteit -:

In feite beireden we nu her terrein van de marketing. In de rnarkctingsector heeft men uitstekend begrepen hoe belangrijk het uiterlijk van iets is en welke signalcn hct uiterlijk wei en nietaf meet geven,

Men creeert door middel van een bepaald uiterlijk een idcruiteit, een herkenbaarheid; en die identiteit wordt door reclarne via de media op een geforceerde marrier geassocieerd mel zoveel mogelijk positieve indrukken en ervaringen, Het uiterlijk

wordt dus de drager van cen identitcir, orndat het vaal' de directe herkenning zorgt.

Het sleutelbegrip 1'001' de ontwerper is daarom identiteit in pluats 1'(//1 architectuur.

Die identiteit roepr reacties op en wordt in verband gebracht met positieve/negatieve indrukken en ervaringen. ln de woningbouwsector zijn de meeste ideniiteiten slcchis heel beperkt gebaseerd op geforcecrde reclamcs via de media. De mecstc idcntiteitcn berusten op directe gebruikservaringen die worden doorverield (rnond-op-mondrcclame) en vervolgens door de media worden opgepikt.

Orndat een ideruiteit voornamelijk aan he! uiterlijk wordt herkend, is ook de omvang ervan belangrijk. In het algemeen lijkt het makkelijker am een identiteit Le verwerven als er sprake is van een relatief grore kwantiteit van hoi ecn of ander. Als zo 'n ideruireit niet positief wordt ervaren, is het probleern echter ook van grote omvang (Bijlmermeer).

Identiteit

ldentiteil en arcbttactuur

Ontwerpers geven, of ze nu willen of niet, identiteit aan al hun onrwerpen, Oat kan een gewensie of ongewenste, en een sierke of zwakke ideruiteit zijn. Dar kan een nicuwe identiteit zijn of de versterking of ont( verjkrachting van een bestaande identiteit. Architectuur is meer een esthetisch doel op zich; een kunsrvorrn die af en t e uiterst welkom, maar niet noodzakelijk is voor her gebruiksdoel en de idenriteit. En bovendien niet binnen het vermogen ligr van iedere architect.

Ben feit is wei dat door middel van architectuur zeer veeJ identiteit kan worden verworven. De grate strornen culturele ioeristen zijn daar het levende bewijs vaal'.

Id ent Ileil va n archilecluu rstro min gen

Over de identiteit van verschillende architeciuurstromingen en de mate waarin ze worden gewaardeerd, kan op basis van onderzoeksgegevens niei iets algemeens worden beweerd. ooit is vergelijkend onderzoek gepleegd naar stromingen, wei kunnen enkele aspecten worden belicht:

- Met betrekking tal bepaalde facetten van het uiterlijk geven bewoncrs in mecrderheid de voorkeur aan:

- kleinschalig boven groorschalig

- zachte kleuren boven harde kleuren

61

- natuurlijke material en boven onnatuurlijke rnaterialen, en

- gevarieerd en levendig hoven eentonig

- Uit een vergelijkend onderzoek naar de waardering van verschillende wijken, dat in

1988 in Rotterdam is gedaan, blijkt dat:

- de groenvoorziening heel belangrijk is voor de waardering, war tot ujting komi in de voorkeur voor Janen, singels en tuinsteden

- na-oorlogse stedebouw het relatief nier goed doet

- Er is een eenvoudige proef op de som: welke wijken houden lenminste 50 jaar lang

de voorkeur van het publiek vast? Wijken van Berlage (Amsrerdarn-Zuid), Oud (het Witte Dorp Rotterdam), Grandpre Moliere (Vreewijk) en Dudok (het Witte Dorp Eindhoven) blijken (bleken) daartoe in staat.

Van alle stromingen zijn dus goede voorbeelden Ie vinden, De kwaliteit van de ontwerpers lijkt daarbij belangrijker dan de kenmerken van een stroming.

IdenlUelt van lIel 'Nle uwe lIouwen'

Met betrekking tot de identiteit van het 'Nieuwe Bouwen' kan worden gesteld, dat men zeker in vakkringen een zeer sterke identiteit heeft opgebouwd door een perfecte presentatie en prornotie van de eigen ideeen en prod uk ten. De identiteit van de produkten van het Nieuwe Bouwen bij gebruikers is mijns inziens echter niet zo sterk.

Met name de massawoningbouw uit de jaren zestig en zeventig heeft de identiteit van het Nieuwe Bouwen bij het publiek geen goed gedaan. Veel zielloze en identiteitsarme nieuwbouwwijken uit die jaren zijn gepresenteerd en verdedigd als produkten van het Nieuwe Bouwen.

Dat heeft vooral te rnaken met de oncomfortabele stedebouwkundige oplossingen die men voorstond (strokenbouw of los geptaatste blokken) en het ontbreken van ruimtelijke aanleidingen voor het ontstaan van een aantrekkelijke sociale omgeving,

Slad'svernieuwing en deidenlileil van hel nieuwebouwen

Zeals het Nieuwe Bouwen zelf mede een reactie is geweest op de trieste en ziekmakende arbeiderswijken uit de tijd van haar ontstaan, is de opkomst van de stadsvernieuwing op haar beurt (mede) weer een reactie op de troosteloze stedebouw van de jaren zestig en zeventig en is daarmee tevens een reactie op wat op dat moment nog over was van her Nieuwe Bouwen.

Het ging de bewoners om het behouden van de identirelt van hun oude wijken die, ondanks de vele nadelen, meer te bieden had dan de monotone en identiteitsarme nieuwbouw in de buitenwijken. De SV-beweging kan daarom als een reactie op

(het restant van) her Nieuwe Bouwen worden gezien.

68

De opkomst van de SV-beweging viel sarnen met de opkornst van de inspraak-architectuur, door sommige vertegenwoordigerx van hct Nicuwe Bouwcn (die nict aileen goed zijn in de positieve preseruatie van zichzel f. maar oak in het verxprcidcn van ncgaticvc prornotie over hun opponenLen) 'de nieuwe truttigheid' genoernd. Waarrnee ccn stroming werd gebagatelliseerd die, ondanks de nadelen die we allemaal wei kcnnen, tach heel wat meer Ie bieden had dan de ideniiteitsarme nieuwbouw. waar ook dcze stroming een noodzakelijke reactie op was.

Meera ere id antltalte n {sll i ten I 9 ewenst

Uireindelijk is mijn opvaning met betrekking LOI de verschillende stijlcn, dar de ccn nieL slechter is dan de ander. De een biedt een andere identiteit dan de ander, en verschillende doelgroepen hebben voorkeur voor verschillende iderniteiten.

Her ontbreken van identireit is weI sleeht. Het ontbreken van ideniiteit is hct mcest negatieve kenmerk van de vele n.ieuwbouwwijken van du moment, waarin tientallcn architecten hun best doen om zich met hun project nog een beetje re onderscheiden van hun buurman, En het vreemde van die chao. die daardoor ontstaat is, dat alles op clkuar gaat lijken: een grate brij,

Oat doet denken aan het gebrek aan orieruatie waar Fons Elders het in zijn lczing over had. Veel architecten zijn teveel bezig mel hun eigen ideruiteit en niet meer met de identireit van de stad, of de identireit van de bewoners voor wie ze bouwen.

Daarnaast kijken we ook naar het 'verdeel-en-hecrs-systeern' van de besluitvorrners, zowel uit de politieke als de opdrachtgeverssfeer, dat zich manif steer! in heel veel kleine opdrachtjes,

Wat nu te doen?

Con st at e ri nu en

Er is vanuit het publiek behoefte aan een gebouwde orngeving met een duidelijke herkenbaarheid en identiteit, Identireiren hebben een bepaalde omvang nodig: te klein gaan ze verloren, te groor worden ze saai, Die ornvang meet worden bepaald in relatie tot de omgeving. In ieder geval moet tussen verschillende identiteiten zoveel afstand bestaan, dar er sprake is van spanning en niet van verwarring.

De identiteit van een bestaande SV-wijk moet worden versterkt -dat is uiteindelijk een doel vall her S'V-proces-, maar al te vaak gebeurt echrer het omgekeerde.

Identiteiten bestaan dank zij elkaar; aan Mn identiteit hebben we niks, Er zijn dus verschillende architectuurstrorningen gewenst, Men moet daarbij voortbouwen op wat de praktijk aangeeft dat gewenst is.

69

Ideaal zou zijn om iedere wijk een duide!ijke eigen identiteit te geven in plaats van iedere wijk een mengelrnoes te rnaken van een grate hoeveelheid te kleine identiteiten. waardoor uiteindelijk net eigene en herkenbare van een wijk verloren gaat.

Moge I i ilce 0 plossi ng en

We moeten terug naar een andere organisatie, waarbij we net als in de muziek weer werken mel componisren, dirigenren en muzikanten.

Allereerst moeL een cornpositie worden gemaakt of gekozen. Het lijkt mij heel goed mogelijk om in SV-gebieden daarbij bewonersgroepen direct te raadplegcn. Het is in ieder geval noodzakelijk om rekening te houden met hun voorkeuren, orndat her bij SV-gebieden om bestaande identiteiten gaat. Bij nieuwe wijken ligt dat anders.

Vervolgens moet een dirigent worden aangewezen die de regels welke de cornpositie voorschrijft, in de prakrijk gaat handhaven. Hij zorgt ervoor dat aile muzikanten (de individuele architecten) mel elkaar de gekozen compositie uitvoeren. He! idee dar deze werkwijze een negatieve herwaardering van de individuele capaciteiten van de architect inhoudt, gaat naar mijn mening niet op. Muzikanten kunnen net zo virtuoos of middelmatig zijn als dirigernen en cornponisren, zij hebben alleen een andere rol. Die TOI is gebaseerd op het feit dat er vee/ meer te ontwerpen is dan individuele projecten.

Voorlopig lijken wij, met betrekking tOI architectuur en deidentiteit ervan, nog nier verder te zijn dan een orkest dat aan her sternrneais en daar zou ook len behoeve van de herwaardering van de architectuur zelf, nodig wat aan gedaan moeten worden.

70

TIJD EN RUII\1TE

Bet ontwerp vande eeuwige stad

Stetfelijke vernieuwing of

stadsvernieuwing ?

Erik Pas veer

Erik Pasveer is werkzaarn aan

de tacuitett Bouwkunde van de TU-DelfL Hij coet onderzoek op he! gebied van stadsvernieuwinq, architectuur en

sta dsonlwe rp.

Alliche vnor de stud ie da ge n 'Stedelijke vernieuwin g of sta dsverni euwl nq ', 1989. De su 9 g eslie van e,en dre i ge nd herslef

va n de Dud e po III i'ek v,an san ering' en 'verkantoring'. 0 pg ef egd d 00 r een

a nonie men autertta ir bu rucratl sch

a pp ara at

71

to- '.J;=.c:.,:l L,1!!IP:;::.' ...:.'""=,:..:_ .. ::;:"'::...._ _

dlll::IC rig. I~

isso EiO

1'1 7'50 liO

200n 10

Het vo lume van de voona ad bou ..... werken 1950-.2009, de bruto houwprod uktle 1950-1976 en de nettn bouwproduklie 195'0-2009: Hend'rlks, 1978. He ndrlks geelt aan, dan nlel aileen de groel van de vnerts a d atne amt. maar dat tegeli!kertiid hat gegeven van een hestaan de vDortaa,d n+euws

vra aqstukken, zuats dal van de verva,n 9 I ng en verni auwl nq , oproep!.

I. V g1. A. Hendriks. 'Econom ische aspecten van de siadsvern ieuwi I1g' , . Een k eerpunt in de produki ie ' ell

. Bouwen onder spunning", in

A_ Hendri ks e.a .. DI' veranderde /1<111 wopga 1'1". M o U xsau 11, Wells r I<JK4.

Vernieuwing van destausvernteuwtng

De stedelijke ontwikkeling in ens land wordt al sinds enkele decennia gekenmerkt door een afnemende stedelijke groei, gecombineerd mel een ioenemende aandacht voor de vernieuwing van bestaande stedelijke gebieden, De laarste grote uitbreidingswijken vormen inmiddels de jongste generatie stadsvernieuwingsgebieden. Plannen voor nieuwe stedelijke groei worden nog steeds gemaakt, maar spelen in he! rotaal van de stedelijke ontwikkeling een ondergeschikte rol. Nu en in de toekomst zullen stedelijke problemen voornamelijk worden aangepakt door ingrepen in reeds bestaande stedelijke gebieden. Van een uitbreidlngsvraagstuk is de stedelijke ontwikkeling voorgoed veranderd in een vernieuwingsvraagstuk.'

De ornslag van stadsuitbreiding naar stadsvernieuwing is meer dan een (rijdelijke) bijstelling van he! stedelijke beleid. Het is een gevo!g van veranderingen in de aard van de stedelijke ontwikkeling waaraan he! be!eid zich niet kan onttrekken. Momenteel is er sprake van een herorientatie van de sradsvemieuwing, met discussies over het te hanteren vocabu lai re (' scad svern ieu wi ng of stedel ij ke vemieu wing?' f en over de doelen en taken van her beleid. De 'vemieuwing van de stadsvernieuwing ' is buiiengewoon veelomvanend en is gericht op een heterogeen gezelschap van doelgroepen, op zeer verschillcnde delen van de gebouwenvoorraad, op verschillende schaalniveaus, op uiteenlopende soorren locaties, op aile fases van het bouw- en plarmingsproces en op vrijwel aile beleidssectoren .. '

Maar door her tempo en de male waarin her verrrouwde veld van de stadsvernieuwing uit de jaren zeventig en tachtig nu word! uitgebreid mel nieuwe 'issues" kan de herorieruatie vervallen in desorieruatie. Vaart de stadsvernieuwing een nieuwe koers of drijft ze stuurloos rond temidden van aIle hooggegrepen arnbities? De agenda van de stadsvemieuwing is overvol en daarmee wint de vraag van FOilS Elders naar haar orientatie aan belang. maar heeft de stadsverrueuwing nog wei tijd voor die vraag?'

Oe Siad van Mor'on versus de bestaande stad

De opkornst van de buungerichte sradsvernieuwing in de jaren zeventig staat te boek als een breuk met her stedelijk beleid dat sredelijke groei en city-vorming combineerde met het saneren van de negentiende-eeuwse wijken. Verdere verstedelijking zou vervangende huisvesting moeten bieden aan de bewoners van de oude wijken en daarrnee

ru i mie scheppen voor de verdere herstruciu rering van centra Ie stedel ij ke gebieden. Stadssanering en stadsuitbreiding waren twee kanten van dezelfde medaille .

Oil beleid werd geassociecrd mel de moderne tradirie in archiiectuur en stedebouw, waarvan in Nederland de B ijl mer een haas! spreek woordel ijk voorbeeld is ge worden. De Bijlmer siaat niet naast de bestaande siad. als een ioevocging of afronding, ook niet tcgcnover de bestaande stad, als een alternatief, Ze rnaakt integraal deel uit van een

72

AMSTERDAM ANNO 2000, ..

'Amsterdam anno 2000';R. Das, 1966. Hel oorspronkelijke onderschritt: "De enlge manier am de Nederlandse oude binnensleden voor verwoesting door verkeersvoorzienlngen Ie sp ar an is

[ .. J een brede ringweg rond hel Dude centrum.!, .. J Voorwaarde is hel slopen van een yrool deel van de negenliende·eeuwse bebouwing [ ... J"

:2, Onder dczc I iu: I worden op II en I) j Ull i 1!)l!9 de N I ROY -xtutl icdugcn gei1ouLien. Dipl. ing, C. Sciulli I Lchr. ir. P. Gruetcluer-, en

pro!". dr. IF. II. Pricrnus IsaIllCIlSI.). Stedrlijl:« ,'('mil'lIl! II/g of ,\'flldsr(,/"III(,/llI';I/.~ (1 dln.).TU-Dclfl. ra~ulleil Bou w kundc. Delfl Il)RR.

], Culkge van Burgeruee srer en Werhouders Rouer durn. 1101.1

(4 dln.}, Uilg. gcmecntc Rouerdum. Rotterdam 19KR.

-I, L.ie tie hijdrugc 'Ern andere

s tadsvcrnicuw i ng~lllcl houc ' van fnl1~ Elders aun dil hock.

73

=S'!~

Vgl. WOl.ILer Bolte en Johan Meijer. Vall Berlage 10/ Bijlmer, Architectuur ell stedetijk politiek; SU ,Socialis!ische Uitgeverij Nijmegen, ijmegen 1981.

6. V gl. de bijdrage van Bernard

5.

Huet aan M. Kloos (red.),

Amsterdam. (JJI architecturat

lesson, THOTHI A RCA M, Amsterdam 1988.

Voor de algemene typering de moderne lraditie in architectuur en stedebouw als 'arn l-stedelijk '. zie J.Cllsiex. 1.Ch. Depaule, Ph. Panerui, De rut ionele stad, VOII bauwblok tot wonneenheid, SUN. Nijmegen 1984. Oorspronke lijke versehenen als Formes urbaincs: tit' /' itot Ii ta hUIT(', Bordas, Pari]s 1980.

I-·~·~·I

I ~ .... ~

!~--

.j ••••

I i ,,:":~,::

I 1 •

f i I I j

I III

......

:~~':I

• 'I'4':Iu .. "'_r : I: ' .

• ~nlltlliolt ::

_~ ~I!~~"~ __ ._.i_~ .~~

.-

Model projeclgroepen sladsvernieuwing Rotterdam

proces gericht op de volledige vervanging van de bestaande stad door een nieuwe, complete, definitieve 'Stad van Morgen ';1 Terecht of nieL, hieraan dankt de Moderne trad itie in arch itectuur en stedebouw nog steeds het stempel van 'anti -sredel ijkheid'. 6

Nadar het met de mode me traditie vereenzelvigde saneringsbeleid was verlaten, verscheen een architectuur in de oude wijken. die op haar beurt werd vereenzelvigd met het beleid van 'bouwen voor de buurt', een architectuur die zich probeert te voegen naar de gegeven stedelijke situatie.? De stadsvemieuwing bracht een nicuw, decenrraal planningsmodel, waarbinnen aan stedebouwkundig ontwerpen, zeker wanneer her de schaal van de buurt overtrof, een ondergeschikte rol werd toegekend. Op het niveau van de buurt en het bouwblok, werd stedebouwkundig ontwerpen een verJengstuk van de Volkshuisvesting, v~rsmald tot 'verkavelen ' en het inrichten van de 'woonomgeving'," Daarmee stond stedebouwkunde als ruimtelijke, ontwerpende discipline op her punt te verdwijnen." De ontwikkelingen in architectuur en stedebouw en het beleid van de buurtgerichte stadsvemieuwing konden aanhaken bij de gelijktijdige ontwikkeling van een nieuw vocabulaire waarin sociale theorieen over de stad werden verenigd met stedebouwkundige en archirecronische uitgangspunten. Het behoud van een oude buurt als sociale structuur werd geidentificeerd met het behoud van de ruimtelijke structuur.

Zo verscheen het beeld van een nauw samenhangende ontwikkeling in architectuur, stedebouw, beleid en theorie. De opkornst van de sradsvernieuwing werd voorgesteld als een volledige breuk met de moderne traditie waarbij de orientatie op 'De Stad van Morgen' werd vervangen door de orientat ie op de bestaande stad.

74

Anda mungkin juga menyukai