ICAO-code EBBR
IATA-code BRU
Region Brussels FIR Belgium (EBBU)
Coordinates N 50 54' 5" - E 4 29' 4"
Elevation 184 ft / 56 m
Magnetic Variation 1,566 West
Transition Altitude (TA) 4500 ft
Official Website http://www.BrusselsAirport.be
Facility information:
Name Frequency Callsign
Brussels Control 131,1 EBBU_CTR
Brussels Approach 118,25 EBBR_APP
Brussels Departure 126,62 EBBR_DEP
Brussels Tower 118,6 EBBR_TWR
Brussels Ground 121,87 EBBR_GND
Brussels Clearance Delivery 121,95 EBBR_DEL
Runway information:
Number Category Heading Length Width Surface
02 n/a 15 9800 ft / 2987 m 164 ft / 50 m Concrete
07L n/a 66 11935 ft / 3638 m 148 ft / 45 m Concrete
07R n/a 71 10534 ft / 3211 m 148 ft / 45 m Concrete
20 n/a 195 9800 ft / 2987 m 164 ft / 50 m Concrete
25L III 251 10534 ft / 3211 m 148 ft / 45 m Concrete
25R n/a 246 11935 ft / 3638 m 148 ft / 45 m Concrete
Approach information:
Number Type Id Frequency Heading Angle Range
02 ILS IBX 109,9 16 n/a 16 nm / 26 km
20 n/a I 111,15 n/a n/a n/a
25L ILS IBL 110,3 251 n/a 16 nm / 26 km
25R ILS IBR 108,9 247 n/a 16 nm / 26 km
Vluchtplaninformatie
Op de volgende kaart zien we de beschikbare SID’s die gelden voor de runway 25R.
Volgens de route die we dienen af te leggen gaan we de meest voor de hand liggende SID kiezen
(ook onder andere rekening houdende met de windrichting).
Voor onze vlucht nemen we de SID Rousy
Gegevens van het vliegtuig.
Boeing 737-600
Cockpit crew: two pilots.
Passengers single class: 130.
Passengers two class: - 8 first class.
- 100 economy class.
Cabin length: 21,74 m.
Cabin diameter: 3,54 m.
Cabin height: 2,20 m.
Cargo volume: - under floor 20,4 m³.
Wing span: 34,31 m.
Wing area: 125 m².
Wing sweep: 25 degrees.
Fuselage length: 31,24 m.
Fuselage diameter: 3,76 m.
Height: 12,57 m.
Horizontal tail unit: 14,35 m.
Wheelbase: 11,23 m.
Track: 5,72 m.
Engines: - two CFM International CFM56-7B each rated
101 kN.
Weight: - empty: 36.378 Kg.
- max. zero-fuel weight: 51.936 Kg.
- fuel: 26.035 liters.
- max. payload: 15.558 Kg.
Max. take off weight: 65.544 Kg.
Max. landing weight: 55.112 Kg.
Cruise speed: 938 km/h.
Max. speed: 974 km/h.
Service ceiling: 11.582 m.
Max. ceiling: 12.500 m.
Range: 5.649 km.
Beschikbare Notams
Dit zijn de notice to airman. Dit wil zeggen dat in deze nota’s alles wordt opgesomd wat belang kan
hebben bij de geplande vlucht. Dit kan specifieke informatie over luchthavens en startbanen zijn,
omleidingen in het traject, radiobakens die defect of in onderhoud zijn, beperkingen in het
doorvlogen luchtruim (door militaire oefeningen) en dergelijke meer.
De piloten krijgen deze nota’s voor elke vlucht en dienen deze nauwkeurig door te lezen en er
rekening mee te houden.
Alternatieve landingsplaatsen
In geval van nood dienen we minstens één landingsplaats te voorzien waar we naartoe kunnen om
een noodlanding uit te voeren.
Luchthaven bij de departure
EBOS Oostende 64 nm EBOS 021750Z 18010KT 9999 SHRA SCT013 BKN034 17/16 Q1006
TEMPO 4000 SHRA
LFML Marseille Provence 88 nm LFML 021800Z 14008KT 9999 SCT040 SCT250 22/15 Q1015 NOSIG
LFLL Lyon Saint-Exupery 154 nm LFLL 021800Z 18009KT CAVOK 21/09 Q1013 TEMPO 18015G25KT
LIMC Milano Malpensa 135 nm LIMC 021750Z 00000KT 6000 NSC 14/09 Q1019 NOSIG
Het vluchtplan.
Details:
EBBR SID ROUSY UT27 GTQ UN852 MILPA UM730 VANAS UM623 VEVAR STAR LFMN
Vluchtplan gegenereerd door FSNAV :
Fuel and Load.
Reserves : 2,0
Wheather :
Gegevens van luchthaven Brussel (EBBR) om 9h50 op de 8ste dag van de maand (080950Z),
wind (250/2KT), visibility (9999), Clear skies op 1800 ft (SKC018), Temp 15°C, Dauwpunt 5,
Luchtdruk of QNH 2992 hPa en stabiel (Q2992=)
FMC Setup.
Tabel 1
Tabel 2
TAKE OFF REF Page : Flaps 01, V1 = 134 kts, Vr = 135 kts, V2 = 142 kts
DES FORECAST PAGE : Descent winds (zie METAR van Nice)
RTE Page : Next Page UT27, GTQ, UN852, MILPA, UM730, VANAS, UM623 VEVAR
DEP ARR Page : Destination Select Runway 04 L, STAR VEVA5C
Cockpit Setup.
Autobrake : RTO
Stabilizer Trim : 4,9 units
MCP Setup.
Course : 250
IAS/MACH : 148 (V2)
HDG : 250
Altitude : 10000 (first cleared altitude)
F/D ON, A/T ON
Flaps 01
Bij het passeren van de Transition Altitude (4500 ft) set altimeters to STD QNH (druk op BARO
toets).
Preflight Operations.
Als we de cockpit betreden dan zal het instrumentenpaneel en het Overhead Panel
er als volgt uitzien :
wordt
Aangezien het vliegtuig maar een beperkte tijd ( ongeveer 30 minuten) op deze batterijspanning
kan werken dienen we over te gaan op een andere stroomvoorziening. Dit kan enerzijds
gebeuren door de Ground Power Unit (GPU) wat betekent dat de luchthaven de nodige stroom
levert. Dat kunnen we verwezenlijken door de GRD PWR schakelaar in de ON positie te
brengen. De stroombron kan ook komen van de APU (Auxiliary Power Unit) Dit is een extra
turbinemotor welke zich in het staartgedeelte van het vliegtuig bevindt en die het vliegtuig kan
voorzien van System Power en Bleed Air. Deze motor gebruikt brandstof van de eigen
brandstoftanks. Daarom moeten we er eerst voor zorgen dat de Left Forward Fuel Pump (FWD)
ingeschakeld is. Indien na de inschakeling de LOW PRESS indicatie blijft branden dan bevat de
tank geen brandstof en dient de pomp uitgeschakeld te worden. Ook als dit gedurende de
vlucht gebeurt moet men de pomp van de desbetreffende tank uitschakelen. Indien we de APU
lange tijd gaan gebruiken dan kan er onbalans optreden in de brandstoftanks en dus zijn we
beter dat we dan ook de Left Center Pump inschakelen.
Nu de APU in werking is moeten we de koppeling maken met de MAIN BUS om zodoende het
vliegtuig van stroom te voorzien. Hiervoor gaan we naar het controlepaneel boven de APU EGT
indicator. Hier zijn vier schakelaars waarvan we er nu twee nodig hebben. Deze zijn APU GEN-
ON-OFF. Hierboven zal een blauw indicatielampje branden waarop APU GEN OFF BUS is
aangegeven. Dit wil zeggen dat de APU niet gekoppeld is aan de MAIN BUS. We zetten de
beide schakelaars in de ON positie en de indicatie gaat normaal doven. We horen tevens de
Comperator geluid maken. Nu wordt het vliegtuig gevoed door de APU. We kunnen nu de
Ground Power toevoer afschakelen.
We gaan dan over tot het lezen van de PRESTART EN OVERHEAD CHECKLIST.
We beschrijven hierbij eerst nog even uitgebreid deze te controleren items.
Nu het vliegtuig op deze wijze van spanning wordt voorzien dienen we de andere systemen te
bekijken welke tevens aan de APU zijn gekoppeld. Het betreft hier voornamelijk de BLEED AIR.
Deze lucht is nodig voor de vliegtuigverluchting en om de motoren te starten. Normaal wordt de
lucht in het vliegtuig geleverd door de motoren maar aangezien deze nu nog niet draaien moet
de APU deze taak op zich nemen. Aangezien de APU maar een hulpstroomgroep is kan hij niet
alle lucht leveren voor het vliegtuig en daarom dienen we de vliegtuig verluchting af te
schakelen tijdens het opstarten van de motoren. Het airconditioning panel vinden we boven-
rechts op het Overhead Panel. Eerst openen we de APU BLEED VALVE/APU BLEED om het
vliegtuig te voeden met APU BLEED AIR. Vervolgens vinden we drie schakelaars genaamd
ENG1 BLEED - APU BLEED - ENG2 BLEED en deze dienen in de ON positie te komen. Boven
deze schakelaars hebben we de PACK-schakelaars en de ISOLATION VALVE. Deze laatste
dient in de OPEN positie te komen en de twee PACK schakelaars op OFF. Deze PACK
schakelaars voorzien het vliegtuig van lucht maar aangezien we eerst gaan starten dienen we
deze luchtvoorziening nu tijdelijk af te schakelen.
Vooraleer de motoren te starten dienen we nog enkele andere systemen in te schakelen welke
noodzakelijk zijn voor de goede werking. Bemerk tevens dat elke schakelaar op het Overhead
Panel die oplicht beschouwd wordt als een OFF positie. Deze dient ingeschakeld te worden
(ON positie) vooraleer de vlucht kan plaatsvinden. Kijk de CAUTION/MASTER CAUTION
indicatielampjes na of ze niet branden vooraleer te vertrekken.
wordt
De YAW DAMPER schakelaar moet op ON geplaatst worden. De YAW DAMPER vermijdt het
Dutch Roll effect en zorgt er voor dat bij gecoördineerde bochten bijna geen staartroer vereist
is.
wordt
wordt
Zet alle Fuel Pompen op ON en vergewis u ervan dat alle lichtjes gedoofd zijn. De Crossfeed
Valve op normale werking zetten (verticaal).
1. COURSE DISPLAY: geeft de VOR of ILS koers weer die geselecteerd werd op de NAV 1 radio. De
default waarde bij het beginnen van een nieuwe vlucht is 000; bij het inladen van een bestaande vlucht zal
de display de opgeslagen waarde weergeven.
2. COURSE SELECTOR: kiest de koers voor VOR 1. De waarde wordt getoond op de koers indicator en op
de EHSI (Electronic Horizontal Situation Indicator) van het Main Instrument Panel (ND display). De gekozen
koers wordt actief in VOR LOC mode indien de NAV 1 radio afgestemd wordt op een actief VOR station.
3. MASTER FCC INDICATOR A (MA): Bij de 737 duidt dit aan welke van de twee FCC de meester is. De
meester FCC wordt bepaald bij de activatie van de F/D schakelaar of CMD toetsen. Dus kan er maar één
lichtje aanduiden.
4. F/D FLIGHT DIRECTOR SWITCH: activeert de Flight Director (F/D). De Flight Director wordt aangeduid
op de magenta “command bar” in de EADI (Electronic Altitude Direction Indicator) op het Main Instrument
Panel. De command bar voorziet de indicaties om het vliegtuig op autopilot condities te houden gedurende
een manual flight. Op de MCP zijn er normaal twee F/D schakelaars. Bij flight simulator wordt er echter
maar één gebruikt.
5. A/T AUTOTHROTTLE SWITCH: schakelt (ARM) het Auto Throttle (A/T) systeem in. Bij de 737 beweegt
de A/T de gashandels zodanig dat de gekozen snelheid op de IAS/MACH indicator of deze
geprogrammeerd op de FMC/CDU (Flight Management Computer) bekomen wordt. De schakelaar schakelt
enkel de Auto Throttle in, de vermogencontrole, afhankelijk van de mode geselecteerd op de MCP (N1,
SPEED of LVL CHG). Wanneer men gedurende een instrument landing of een landing met een Auto
Throttle gecontroleerde snelheid, een radar hoogte van 27 voet bereikt zal Auto Throttle naar een minimum
vermogen gaan en twee seconden na de touchdown automatisch uitschakelen.
Het automatische buitendienst stellen van de Auto Throttle wordt aangeduid door het flikkeren van de Auto
Throttle indicatielamp. Dit is een aanduiding dat de schakelaar positie niet overeenkomt met de toestand
van de Auto Throttle. Om de Auto Throttle terug in te schakelen zet men eerst de schakelaar op de OFF
positie en daarna terug op de ARM stand.
6. AUTOTHROTTLE INDICATOR: het lampje zal branden in de ARM positie, en flikkeren in de automatic
disconnect toestand.
7. IAS / MACH DISPLAY: toont de ingestelde snelheid in Knots of Mach. De omschakeling tussen deze
twee waarden gebeurt door de C/O toets. Als men een hoogte van 26000 voet bereikt wordt automatisch in
MACH weergegeven. Als men een nieuwe vlucht begint dan wordt de default waarde van 110 Knot
aangeduid. Laad men een vroeger opgeslagen vlucht in dan zal de waarde gebruikt worden van deze
opgeslagen vlucht.
8. IAS / MACH SELECTOR: hiermee stelt men de gewenste snelheid in op de IAS/MACH indicator. De
limieten voor de in te stellen snelheden zijn van 110 tot 500 Knot en 0,60 tot 0,99 Mach.
9. IAS / MACH “c/o” SWITCH: laat toe om manueel om te schakelen van Knot naar Mach aanduiding. Als
de hoogte meer wordt dan 26000 voet gaat de indicator automatisch naar Mach weergave.
10. N1 MODE SWITCH: De N1 mode stelt het motorvermogen in op de N1 limiet waarde. Omdat bij flight
simulator de N1 waarde niet berekend wordt door de FMC/CDU is dit hier een vaste waarde van 73 % van
N1. Indien de check box “Use N1 button as TO/GA” in de configuratie software is geactiveerd (zie de
configuratie sectie) dan kan de N1 toets gebruikt worden als TO/GA als men op grond staat of onder de
2000 voet RA. De Auto Throttle schakelaar dient in de ARM positie te staan om N1 te gebruiken. Als u
SPEED mode selecteert zal N1 automatisch gedeactiveerd worden.
11. SPEED MODE SWITCH: zorgt ervoor dat het motorvermogen zodanig geregeld wordt dat de ingestelde
snelheid op de IAS/MACH indicator constant blijft. Om de SPEED mode in te schakelen dient de AUTO
Throttle in de ARM positie te staan. Indien LVL CHG geactiveerd is dan is de SPEED mode niet toegelaten
zodat je eerst LVL CHG mode deselecteren en daarna de SPEED mode moet activeren. Wanneer men N1
of LVL CHG mode selecteert is de SPEED mode automatisch gedeactiveerd. SPEED mode schakelt
automatisch in als het vliegtuig de ingestelde hoogte bereikt met de LVL CHG mode.
12. LVL CHG MODE SWITCH: de LVL CHG mode coördineert de stijg/daalhoek en het vermogen zodat
het vliegtuig de geselecteerde hoogte kan bereiken met de constante ingestelde snelheid. Indien er vooraf
een SPEED, N1 of V/S mode was geselecteerd zullen deze automatisch gedeactiveerd worden. De LVL
CHG mode is enkel toe te passen als de Auto Throttle schakelaar in de ARM positie staat, CMD A of B is
ingeschakeld (zie punt 27) en de geselecteerde hoogte op de MCP verschillend is van de aktuele vliegtuig
hoogte. Indien er vooraf SPEED mode was geactiveerd, zal de snelheidswaarde op de IAS/MACH indicator
de doelsnelheid worden voor de LVL CHG mode; anderzijds zal de aktuele vliegtuig snelheid behouden
blijven als doelsnelheid en worden aangeduid op de IAS/MACH indicator.
15. HEADING SELECTOR: regelt de heading waarde, te zien op de HEADING indicator. De geselecteerde
heading is ook te zien als een magenta aanduiding op de EHSI indicator.
16. HDG SEL MODE SWITCH: schakelt de Heading Select mode in en de command roll om de gekozen
heading, die af te lezen is op de heading display, te volgen. Wanneer men de Heading Select mode
inschakelt dan wordt een andere voorafgaande roll control mode uitgeschakeld. Het aanpassen van de
Heading wanneer HDG SEL ingeschakeld is heeft als gevolg dat het vliegtuig de nieuwe Heading zal
volgen. Opdat de HDG SEL zou kunnen ingeschakeld worden dient ofwel CMD A of CMD B actief te zijn.
17. BANK ANGLE SELECTOR: de manuele kantelhoek limiet selectie is niet gesimuleerd.
18. LNAV MODE SWITCH (Project Magenta): activeert en deactiveert de Lateral Navigation Mode. LNAV
mode controleert het horizontale vluchtpad door de route, die ingegeven is in de FMC/CDU, te
onderscheppen en te behouden. Om de LNAV functie te activeren is het nodig dat er een vluchtplan
geprogrammeerd is in de FMC/CDU. In flight simulator kan de LNAV mode ook gesimuleerd worden door
gebruik te maken van de GPS; dat betekent dat men een actief vluchtplan moet geprogrammeerd hebben in
de GPS.
19. VOR LOC MODE SWITCH: activeert en deactiveert de VOR LOC mode. Deze controleert het
horizontale vluchtpad door een VOR radiaal, die ingegeven is op de koers indicator, te onderscheppen en
te behouden. Wanneer men de VOR LOC mode activeert zijn alle voorgaande modes voor horizontale
vluchtcontrole uitgeschakeld. Indien men zich in HDG SEL mode bevindt en men selecteert VOR LOC
mode dan komt deze in “ARM” positie en het vliegtuig zal de HDG SEL mode volgen tot men de VOR
radiaal onderschept. Bij het onderscheppen van de VOR radiaal zal het lampje van de HDG SEL toets
doven. Om de VOR LOC mode in te schakelen moet de NAV 1 radio afgestemd zijn op een actief VOR
station of Localizer.
20. APP MODE SWITCH: activeert en deactiveert de Approach mode. Een Approach mode laat het
vliegtuig toe een ILS pad te onderscheppen en te behouden gedurende de eindnadering. Het
onderscheppen gebeurt zowel via het horizontale glijpad (LOC of localizer) als het verticale glijpad (G/S of
glide slope). De eindnadering kan uitgevoerd worden met één of twee ingeschakelde autopilots (zie punt
27 : AUTOPILOT SWITCHES CMD A + B). Om de APP mode in te schakelen dient er een ILS te worden
afgestemd op de NAV 1 radio. Om correct het ILS pad te onderscheppen dient men eerst de localizer te
onderscheppen en daarna de glide slope. Eens de LOC onderschept is wordt deze van de G/S
weergegeven door een lampje op de APP toets. Indien de eindnadering gebeurt met één autopilot dient u
deze uit te schakelen vooraleer de touch down te doen en aldus manueel te landen (zie punt 27 voor dual
A/P approach).
22. ALTITUDE SELECTOR: laat toe om een hoogte te selecteren welke getoond wordt op de ALTITUDE
indicator. Het bereik gaat van 0 tot 50000 voet met stappen van 100 voet.
23. ALT HLD MODE SWITCH: activeert of deactiveert de Altitude Hold mode. ALT HLD mode werkt op een
verschillende wijze in vergelijking met de flight simulator standard autopilot; het werkt afhankelijk van de
vliegsituatie van het vliegtuig wanneer men de ALT HLD toets indrukt:
- als men de toets indrukt gedurende een hoogteverandering in LVL CHG of V/S mode zal het
vliegtuig de stijging of daling stoppen op de actuele hoogte en de lamp ALT HLD zal oplichten. Om
in deze situatie de geselecteerde hoogte te bereiken dient men de LVL CHG of de V/S mode terug in
te schakelen.
- Indien het vliegtuig op de ingestelde hoogte (op de ALTITUDE Display) gestabiliseerd is dan werken
de LVL CHG en V/S moden niet meer en de lampjes op de toetsen doven
- Indien het vliegtuig op de ingestelde hoogte (op de ALTITUDE Display) gestabiliseerd is en men
kiest een nieuwe hoogte met de Altitude Selector dan zal de ALT HLD lamp oplichten. Het vliegtuig
zal zijn vlucht echter niet modifiëren zolang de LVL CHG of V/S mode niet geactiveerd is.
24. VERT SPEED DISPLAY: toont de verticale snelheidswaarde .
25. VERT SPEED SELECTOR: stelt de verticale snelheid in op de VERT SPEED indicator. Het bereik gaat
van – 6000 tot + 6000 fpm (voet per minuut). De instelling is mogelijk in stappen van 50 voet per stap indien
V/S kleiner is dan ongeveer 1000 voet en met 100 voet per stap indien V/S groter is dan ongeveer 1000
voet of meer.
26. V/S MODE SWITCH: activeert of deactiveert de Vertical Speed mode. V/S mode controleert de daal of
stijgsnelheid bij hoogteveranderingen. Om de V/S mode in te schakelen dient de geselecteerde hoogte op
de ALTITUDE DISPLAY verschillend te zijn van de actuele vlieghoogte; indien het vliegtuig zich reeds op de
juiste hoogte bevindt is een druk op de V/S toets zinloos. Idien u zich in ALT HLD mode bevindt (ALT HLD
toets is opgelicht) moet u eerst ALT HLD mode deactiveren vooraleer de V/S mode in te schakelen.
Alhoewel, in deze toestand is het mogelijk om de V/S mode in te schakelen door aan de verticale
snelheidsinstelschakelaar te draaien. Indien u de V/S mode inschakelt bij een hoogteverandering
(bijvoorbeeld als men manueel vliegt), dan wordt de actuele verticale snelheid de referentie V/S en de
verticale snelheidsindicator zal deze waarde dan ook weergeven.
27. AUTOPILOT ENGAGE SWITCHES CMD A en B: deze toetsen activeren of deactiveren de autopilot.
Bij de 737 hebben elk van de twee toetsen controle over de FCC (Flight Control Computer). Om de A/P te
activeren in CMD mode moet de DISENGAGE BAR (punt 29) in de ARM positie staan (naar boven). De
activatie van CMD B, als CMD A reeds ingeschakeld is, gaat automatisch deze laatste uitschakelen en
omgekeerd. De enige conditie waarbij beide CMD A en CMD B actief mogen zijn (bij een echte 737
eveneens de FCC) is gedurende een instrumentlanding met APP mode geactiveerd. Wanneer men een
CMD toets indrukt zal de bijhorende lamp oplichten terwijl een nieuwe druk op de knop de autopilot
deactiveert en de lamp zal doven. Alle autopilots kunnen eveneens gedeactiveerd worden door de
AUTOPILOT DISENGAGE BAR. De activatie van de autopilot (CMD A of B) wordt gedeactiveerd wanneer
men zich nog op de grond en gedurende de Take Off faze bevindt en in TO/GA mode totdat de radarhoogte
(RA) groter is dan 400 voet. Het inschakelen van de autopilot (CMD A of B) gedurende de Take Off faze zal
automatisch HDG SEL en LVL CHG inschakelen : dus gedurende de preflight checklist is het raadzaam om
zowel hoogte als heading in te stellen in de MCP. De gebruikelijke pre-flight voor de MCP is :
- Flight Director Swtich : ON
- A/T Switch : ON
- IAS/MACH : V2
- HEADING : runway heading
- ALTITUDE : aanbevolen hoogte in SID of bij vertrek controle
- AUTOPILOT DISENGAGE BAR : ARM (Switch up)
- A/P ENGAGE (CMD A of B) : OFF
AUTOLAND: zoals hiervoor reeds vermeld, de “APP” mode is de enige mode die beide CMD A + CMD B
autopilot kan inschakelen voor een instrumenten landing. Om de tweede autopilot in te schakelen dienen
beide NAV 1 en NAV 2 radio’s afgestemd te worden op dezelfde ILS frequentie en de APP mode moet
geactiveerd zijn. Het inschakelen van de A/P is dan mogelijk indien het vliegtuig ingesteld is op een
radarhoogte groter dan 800 voet RA; onder deze hoogte is het niet mogelijk om de tweede autopilot in te
schakelen Gedurende een AUTOLAND, zal de Flare optreden bij 50 voet RA en bij 27 voet RA gaat de Auto
Throttle naar een minimum waarde. Bij de touchdown schakelen beide autopilots (CMD A en CMD B) uit en
de Auto Throttle 2 seconden later (punt 6). Om een AUTOLAND uit te voeren moet men de juiste snelheid
en Flap instelling gebruiken die hiervoor zijn toegestaan (eveneens de wind condities moeten binnen de
toegelaten limieten zitten).
28. AUTOPILOT CWS A and B ENGAGE SWITCHES: te wijten aan FS beperkingen kan CWS mode
(Control Wheel Steering) niet gesimuleerd worden. Men kan de CWS A en CWS B toetsen eventueel aan
andere functies toewijzen .
29. AUTOPILOT DISENGAGE BAR: bij het naar beneden schakelen van de Disengage A/P zal de A/P
automatisch uitschakelen. De schakelaar moet in de ARM positie (naar boven) staan om de
mogelijkheid te hebben om de A/P in te schakelen.
30. FLIGHT DIRECTOR (RIGHT) SWITCH: wordt enkel gebruikt bij project Magenta. Hier kan de
schakelaar eventueel voor een andere functie toegewezen worden.
32. COURSE DISPLAY (RIGHT): toont de VOR 2 koers geselecteerd op deNAV 2 radio. FS default toont
deze koers niet. Met project Magenta wordt het wel gebruikt.
33. COURSE SELECTOR (RIGHT): kiest de koers voor VOR 2. FS default toont deze koers niety. Met
project Magenta wordt de rechter koers aangeduid op de First Officers navigation Display.
Steeds samenhorend bij de MCP hebben we de EFIS unit waarvan hier de beschrijving :
3 ND MODE Selector:
1- Draaien (4 posities) selecteert de weergave op het Navigatie scherm in respectievelijk APP,
VOR, MAP of PLAN. (plan toont het evt. vliegplan aanwezig in de FMC)
2- Drukken: Schakelt tussen Arc en kompas mode (complete kompas cirkel)
4 ND RANGE Selector:
1- Draaien (8 posities): Selecteert het bereik in het Navigatie scherm in Nm in APP, VOR en
MAP mode. Range is te schakelen in 5, 10, 20, 40, 80, 160, 320 en 640 Nm)
- Drukken: Schakelt weergave verkeer in het Navigatie Scherm in of uit.
5 VOR1/ADF1 Schakelaar:
1- Schakelt tussen VOR1 en ADF1 informatie en koers in het navigatie scherm. Staat uit in de
midden positie.
6 VOR2/ADF2 Schakelaar:
1- Schakelt tussen VOR2 en ADF2 informatie en koers in het navigatie scherm. Staat uit in de
midden positie.
7 tot 13:
1- Toont / verbergt symbolen in het Navigatie scherm. Indrukken toont de informatie en
nogmaals drukken verbergt de informatie. Het tonen na de informatie en/of symbolen is
afhankelijk van de instelling van het Navigatie scherm, het geselecteerde bereik van het
Navigatie scherm, en de (on)mogelijkheden van de software. Kijk in de handleiding van de
software voor details (PM of PMDG)
14 FPV Schakelaar:
1- Schakelt de Flight Plan Vector aan of uit op het PFD
15 MTRS Schakelaar:
1- Schakelt hoogte in meters aan of uit op het PFD.
2
De FMC (Flight Managment Computer).
Op de volgende pagina’s volgt de werking en het instellen van de FMC. Van groot belang is de
exacte aanwezigheid van de juiste database (AIRAC Cycle). Het instellen gebeurt normaal bij
de departure, onderweg kunnen er wijzigingen aangebracht worden en vooraleer de landing
wordt ingezet wordt de FMC wederom bijgewerkt.
- Start de FMC
- IDENT PAGE (controleer de database)
- POS INIT PAGE (voer departure airport in)
- RTE PAGE (voer in ORIGIN , DEST , FLT NO)
- DEP/ARR (kies DEP, dan RUNWAY , de juiste SID , ACTIVATE en EXEC)
- ROUTE (NEXT PAGE , links airways ,rechts eindpunten invoeren tot STAR , EXEC)
- DEPP/ARR (kies destination airport, de ILS arrival, de approach, transition, EXEC)
- ROUTE (controleer de ACT RTE)
- PERF INIT (COST INDEX, RESERVES, WEIGHT aan de linkerkant)
- PERF INIT (kruishoogte, wind component zie OFP en via FIX PAGE aan rechterkant)
- PERF INIT (buitentemperatuur en transition altitude zie OFP , EXEC)
- N1 LIMIT PAGE (reduce take-off en climb thrust, zie tabel, kies CLB 1 of 2)
- TAKEOFF REF (Flaps zie tabel, Take off speed worden ingevuld aan rechterkant)
- DES (via FORECAST PAGE voer de descent winds in, EXEC)
We gaan dit toepassen op onze vlucht van Brussel naar nice. We nemen de CDU unit waar via
toetsen de instellingen worden ingevoerd..
Invoering vertrekluchthaven
We kunnen de flightgegevens opslaan door op de CDU naar de RTE pagina te gaan en daar de
commando SAVE in te drukken.
Om het gehele vluchttraject te controleren schakelen we op het EFIS paneel over naar PLN
weergave. De navigatiedisplay verandert in een soort kaart georienteerd naar het noorden. De
LEGS pagina verandert en in het midden van elke leg komt CTR te staan. Ook komt er een
commando STEP bij. Door hierop te drukken kunnen we het gehele vluchttraject aflopen en
controleren of het goed is.
Ga naar het radio paneel en stel de COM 1 ontvanger in op de ATIS frequentie (132,47). Men
kan in totaal met de twee COM ontvangers vier frequenties invoeren en er tegelijkertijd naar
twee ervan luisteren. Communiceren kan met één van hen. De ATIS zal alle informatie over de
luchthaven en het weer bezorgen die men nodig heeft (hoogtemeter instelling, luchtconditie,
zichtbaarheid enz…). Dit is geen weersvoorspelling maar de gegevens van de huidige
weerstoestand. Schrijf die belangrijke informatie op want ze zal later gebruikt worden. Het
formaat is gestandardiseerd : ICAO luchthavenindicatie, waarnemingstijd, windrichting en
snelheid, zichtbaarheid, weersomstandigheid (regen, sneeuw mist enz…),
bewolking,temperatuur, dauwpunt, luchtdruk (QNH), tendens.
Stem nu af op de Clearance Delivery Frequency (121,95). Zet de TCAS mode naar boven (A)
en draai de controleschakelaar naar “test”. Men hoort nu het “TCAS system test okay” bericht
wat wil zeggen dat de TCAS actief is. Zet de TCAS nog niet in de TA/RA positie (de antenne
geeft straling en kan gevaarlijk zijn voor het grondpersoneel). TACS is enkel beschikbaar voor
737-8/900.
14 COM 1
16 NAV 1
17 TRANSPONDER
18 COM 2
20 NAV 2
21 ADF
Stel de hoogtemeter in op de barometrische waarde die we van de ATIS vernomen hebben. Dit
gebeurt door het draaien aan de BARO knop. Laat de display in de MAP mode staan en gebruik
de schaal volgens eigen zin. De schakelaars aan de zijkant laten u toe om de keuze te maken
welk VOR/ADF station de RMI zal gebruiken om naar toe te wijzen.
Zet in het Autopilot Panel (MCP) een koers uit voor VOR navigatie. De Autopilot zal de route
voor u vliegen maar het is altijd beter om een VOR frequentie/koers te hebben voor het geval
dat de Autopilot defect geraakt. Schakel ook de Flight Director (F/D) in. Het is een belangrijke
hulp voor de verticale en laterale navigatie. Op de snelheidskeuzeschakelaar stelt men de V2
waarde in; op de koerskeuzeschakelaar stelt men de landingsbaan richting in; op de
hoogtekeuzeschakelaar selecteert men de Initial Climb Altitude zoals voorgesteld door de ATC.
Met de V2 snelheid ingesteld is het mogelijk om te stijgen met een snelheid van V2 + 20 knots
door middel van de hulp van de Flight Director. Wanneer de Autopilot opgeschakeld wordt gaat
er bij de snelheid automatisch 20 bijgevoegd worden.
Stel de Autobrake in op de RTO positie. Aldus zal het vliegtuig afremmen indien als de Thrust
Levers volledig teruggetrokken worden bij het afbreken van de Take-off (naar beneden) en dit
bij een snelheid die groter is dan 60 knots.
Dit is hoe het Throttle panel er uit dient te zien. Trim het vliegtuig volgens de waarde die
opgegeven is in de Take Off pagina van de FMC. De Gashandle staat volledig uit.
737 : Brussels Clearance Delivery, good morning, Speedbird 903, parking gate 208, ATIS
information delta, request startup and clearance to Nice.
ATC : Speedbird 903, delivery, good morning, delta is correct, startup approved, cleared to Nice
via flight planned route, squawk 2212
737 : Roger, startup approved, cleared to Nice, flight planned route, squawk 2212, Speedbird
903
ATC : Speedbird 903, read back correct, for taxi contact ground on 121,87
- PACKS OFF
- ISOLATION VALVE OPEN
- BLEEDS ALL ON
- THRUST LEVERS IDLE
- ENGINE AREA CLEAR
- WINDOWS AND DOORS ALL CLOSED
- FUEL PUMPS ON
- APU BUS , APU GEN 1 & 2 ON
- ANTI COLLISION LIGHT ON
- SELECT ENGINE IGNITION R
- PARKING BRAKE SET ON
Contact Ground.(121,87)
Gedurende het starten van de motoren dienen we enkele motorinstrumenten in het oog te
houden op de motor display. We hebben vier tot vijf analoge of digitale indicators. De eerste,
de EPR indicator welke niet beschikbaar is in alle typen is een soort drukmeting om de
motorwerking te controleren. De tweede, de N1 indicator geeft het toerental weer van de
turbinebladen. Vervolgens krijgen we de EGT welke de temperatuur van de uitlaatgassen
van de motor weergeeft en aangeduid wordt in graden Celsius. De volgende indicator N2,
geeft het toerental weer van de binnenste turbine. De laatste geeft de FuelFlow weer of het
brandstofverbruik en wordt uitgedrukt in kg of lbs per uur.
Nu de twee motoren draaien dienen we ze te koppelen met de MAIN BUS zodat zij op hun
beurt het vliegtuig van het nodige vermogen kunnen voorzien. Na het starten van de
motoren zullen de twee GEN OFF BUS lampjes op de Overhead Panel oplichten in het
blauw. Zet de overeenkomstige schakelaars in de ON positie om de motoren te koppelen op
de MAIN BUS. De lichtjes gaan doven terwijl de APU GEN OFF BUS gaat oplichten. Dit wil
zeggen dat de motoren het vliegtuig nu voeden en dat de APU mag uitgeschakeld worden.
Zet de R&B PROBE HERT schakelaars (verwarming van de toestellen nodig voor de
hoogtemeter enz…) op ON.
Aangezien de beide motoren het nu perfect aankunnen om alle nodige lucht te leveren aan
het vliegtuig zouden we de de twee PACKS kunnen inschakelen. Veiligheidshalve laten we
één PACK afgeschakeld omdat in geval van nood (als een motor uitvalt) we de BLEED AIR
nodig hebben om de andere motor te herstarten. Na een veilige Take-Off kunnen we de
beide PACKS inschakelen.
- PACKS AUTO
- APU BLEED OFF
- ISOLATION VALVE AUTO
- GENERATORS ON BUS
- APU OFF
We bekijken nu even het MCP (Main Control Panel) met een beschrijving van hun verschillende
functies en controles.
2 EFIS controlepaneel
zie latere bespreking
6 N1 instelling
8 Autobrake keuzeschakelaar
11 ND of Navigation Display
Op dit scherm kan de volledige navigatie worden weergegeven.
Zie ook latere bespreking.
12 Schakelaar voor de Fuel Flow weergave van de motoren.
13 Motoren Display
Hier worden alle motorgegevens weergegeven (toerental, temperatuur, enz…)
Zie ook latere bespreking.
15 Landingsstel indicaties
Bij neergelaten landingsstel branden de drie groene lampjes. Als dit landingsstel
wordt ingetrokken worden ze rood en daarna doven ze.
1 Selected Speed. Geeft de geselecteerde doelsnelheid weer welke manueel ingesteld is op de
FMC of de door de MCP berekende waarde.
3 Flight Mode Annunciator. Geeft weer de wijze waarop de vlucht gebeurt. Geeft de gekozen
Autopilot mode weer.
4 Angle of Attack Indicator of de aanduider van de stijghoek.
16 Heading indicaties.
1 Speed Brakes
Om de snelheid van het vliegtuig te doen afnemen maakt men gebruik van instelbare
vlakken aan de vleugels welke de luchtweerstand verhogen. Dit zal meestal gebeuren
bij de landingsfaze om bij de daling de snelheid af te remmen.
2 Reverse
Om, nadat het toestel geland is de motoren in tegenstroom te schakelen en aldus een
krachtige remming te verkrijgen.
3 Trim Indicator
Indicator welke de regeling weergeeft van de verticale beweging van het vliegtuig.
Door het juist afregelen kan men de stijging, daling of horizontale vlucht zeer
stabiel houden.
4 Parking Brake
Parkeerrem welke naar beneden staat als de rem is ingeschakeld, en die naar boven
wijst als de rem is uitgeschakeld. Bij een ingeschakelde rem brand het rode lampje
ernaast.
8 Gashandle of Throttle
Om het vermogen te verhogen duwt men de handle voor zich uit.
9 Trim Stabilisator
11 Fire Extinguisher
Brandblussers voor de twee motoren en de APU
ATC : Speedbird 903, wind calm, runway 25R, after takeoff contact Brussels Departure on
126,62, Runway 25R cleared take off
737 : Roger, after takeoff contact Brussels Departure on 126,62, runway 25R, cleared take off,
Speedbird 903
MCP Setup : Course, IAS/MACH = V2, HDG, Altitude, F/D ON, A/T ON
- ALTIMETER STD
- START SWITCHES OFF
- LANDING GEAR UP & OFF
- AUTOBRAKE OFF
- FLAPS UP
737 : Brussels Departure, good morning, Speedbird 903 airborne with you
ATC : Speedbird 903 identified, climb flightlevel 245
737 : Climbing flightlevel 245, Speedbird 903
Bussels Departure geeft ons vervolgens de opdracht om de stijgsnelheid te verhogen tot 280
kts
ATC : Speedbird 903, thanks for the climb, you are now clear of traffic, resume own rate of
climb, contact Brussels Control on 131,100
737 : resume own rate of climb, contact Brussels Control on 131,100, Speedbird 903
Wanneer alles stabiel is, verhoog de snelheid naar 320 kts. Laat LVL CHG actief en stel
gewoon de MCP Speed in op 320 kts.
We volgen nu de richting naar het baken GTQ (Grostenquin 111,250) en controleren dit. Dan
gaan enkele navigatiemogelijkheden uitproberen :
Om terug te keren naar de vroegere navigatiesituatie zetten we eerst EPL VOR bovenaan de
LEGS pagina,vervolgens de route discontinuity wegwerken en dan EXEC. Druk daarna op
VNAV en LNAV en het vliegtuig hervat de geplande vluchtroute.
Een tweede mogelijkheid is om via de FMC de VOR met de naam EPL in te geven in de LEGS
Page. Via het kladblok voeren we EPL helemaal bovenaan links in.
Vervolgens EXEC en laat de Route Discontinuity open. Het vliegtuig draait naar de gevraagde
richting.
Willen we terug naar de oorspronkelijke route dan zorgen we ervoor dat de routediscontinuity
gesloten wordt en we vullen het vroegere waypoint in op de plaats van EPL. Terug EXEC en de
koers wordt hernomen.
Om de ADF te gebruiken vullen we op de radioontvanger het baken NDB (289,0 HR) in.
We zetten op de EFIS de schakelaar op ADF1 en zien in het blauw de wijzer opduiken.
Nadat de koers stabiel is geworden mogen we terugkeren naar de originele koers (zie
flightplan)
Na het passeren van POGOL gaan we vragen om te mogen dalen naar FL200
1) Set MCP ALT 20000 ft, in CRZ Page set CRZ ALT 20000, EXEC en VNAV
2) Set MCP ALT 20000 ft en LVL CHG (gaat sneller)
3) Set MCP ALT 20000, Set V/S (vertical speed) to –3000 fpm (gevaarlijk)
Vervolgens zullen we van de ene controlesector worden overgedragen naar de andere tot we
uiteindelijk de eindsector bereiken. Hier krijgen we dan de aanvlieg en de landingsprocedures.
Gegevens LFMN.
ICAO-code LFMN
IATA-code NCE
Region Marseille FIR France (LFMM)
Coordinates N 43 39' 30" - E 7 12' 57"
Elevation 12 ft / 4 m
Magnetic Variation 0,118 West
Transition Altitude (TA) 5000 ft
Facility information:
Name Frequency Callsign
Marseille Center 126,15 LFMM_CTR
Nice Approach 134,475 LFMN_APP
Nice Departure 125,57 LFMN_DEP
Nice Tower 118,7 LFMN_TWR
Nice Ground 121,7 LFMN_GND
Nice Clearance Delivery 121,775 LFMN_DEL
Runway information:
Number Category Heading Length Width Surface
04L n/a 45 8432 ft / 2570 m n/a n/a
04R n/a 45 9712 ft / 2960 m n/a n/a
05L n/a 46 9678 ft / 2950 m 197 ft / 60 m Concrete
05R n/a 46 9711 ft / 2960 m 148 ft / 45 m Concrete
22L n/a 225 9712 ft / 2960 m n/a n/a
22R n/a 225 8432 ft / 2570 m n/a n/a
23L n/a 226 9711 ft / 2960 m 148 ft / 45 m Concrete
23R n/a 226 9678 ft / 2950 m 197 ft / 60 m Concrete
Approach information:
Number Type Id Frequency Heading Angle Range
04L n/a I 109,95 45 n/a n/a
04R n/a I 110,7 45 n/a n/a
05L n/a INI 109,95 43 n/a 16 nm / 26 km
05R n/a INA 110,7 42 n/a 16 nm / 26 km
aanvliegroute (STAR) voor Runway 04L
Plattegrond van de luchthaven van Nice
Naderingskaart van ILS RWY 04L.
Weerbericht.
METAR 081030Z 240/05 9999 SKC100 Q2992
- AUTOBRAKE AS REQUIRED
- APPROACH SET UP COMPLETED
ATIS/AIRPORT information check
ALTIMETER check
RADIO’S set
LANDING DATA VREF SET
MINIMUM SET
- FASTEN SEAT BELTS ON
- DE-ICE AS REQUIRED
- FUEL QUANTITY/BALANCE check
- FLAPS/LANDING GEAR check
737 : Nice Aproach, good morning, Speedbird 903, flying 10 NM to NIZ intersection,
request descent
ATC : Speedbird 903, Nice Aproach, at NIZ descent 3000 ft, reduce speed 200, contact Nice
tower on 118,700
737 : at NIZ intersection descent 3000 ft, reduce speed 200,
contact Nice tower on 118,700, Speedbird 903
Vanaf NIZ laten we het vliegtuig dalen naar de bepaalde 3000 ft, de snelheid wordt 200 kts
(Altimeter Set 3000 en LVL CHG, SPD SET 200). Bij Transition level Set Baro to local QNH.
737 : Nice Tower, good morning, Speedbird 903, heading 188 level 3000 ft
ATC : Speedbird 903, speed 180 kts, descent 1000 ft,
737 : speed 180 kts, descent 1000 ft, Speedbird 903
We laten het vliegtuig verder dalen naar 1500 ft en verlagen de snelheid naar 180 kts.
- ALTIMETERS QNH2992
- APPROACH SETUP CROSSCHECK
- START SWITCHES CONT
- FASTEN SEAT BELTS ON
- NO SMOKING SIGN ON
- LANDING LIGHTS ON
- AUTO SPOILERS ARMED
- AUTOBRAKE SET
- FLAPS AS REQUIRED
- LANDING GEAR DOWN
We gaan naar de PROG Page om het huidige gewicht van het vliegtuig te kennen (er is een
hoeveelheid brandstof verbruikt en we wegen dus minder)
Deze waarde is nu : 59400 kg
We gaan naar de FMC, de INIT REF Page voor het bepalen van de Flapstanden
Deze standen zijn : 143, 138 en 135 kts bij respectievelijk 15°, 30° en 40° Flaps
VOR 1 wordt ingesteld : ILS Runway 04L (109,950) 44°
We schakelen de autopilot nu op VOR LOC en wachten tot we de eindnadering indraaien.
Dit zal gebeuren vanaf het punt FI04L.
Stel de Final Aproach Course in op 44 ° (MCP Heading)
Set BARO tot min 200 ft
Vanaf nu kiezen we voor APP weergave op de EFIS van het controle paneel.
Nadat we op de eindnaderingskoers zijn ingedraaid (44°), en we zijn stabiel, dan stellen we
APP in vanaf we de glideslope indicator op ons scherm te zien krijgen.
Als de Glide Slope diamant ongeveer het midden van de schaal bereikt laten we het
landingsstel uit.
GEAR DOWN
Set Autobrake 2
Automatisch :
Bij touchdown disengage autopilot
Reverse trust
Manueel : Bij de flaps down en stabiele daling : bij 400 ft RA : Flight Director OFF
Autothrottle OFF
Autopilot OFF
Bij de meldingen FIFTY, FORTY geen ingrepen te doen
Bij de melding THIRTY verhogen we de neus ongeveer 2° tot 3 °
Bij de melding TWENTY verminderen we traag de gas tot minimum
Bij de melding TEN blijven we hetzelfde doen tot het vliegtuig de grond raakt
Na de touchdown disengage de autopilots
Reverse Thrust toepassen.
De autobrake functie wordt onderbroken als we zelf de remmen manueel gebruiken.
In het andere geval zal de autobrake het vliegtuig afremmen tot stilstand.
- CABIN READY
- SPEEDBRAKE ARMED
- LANDING GEAR DOWN 3 GREEN
- FLAPS SET LANDING
- VREF+ SET
Contact Nice Ground : (121,7)
- Parking Brakes ON
- Throttle IDLE
- Start Levers in Cut Off position
- Anti Collision lights ON
- Taxi lights – Runway Turnoff lights OFF
- Emergency Lights - Position Lights OFF
- CAB/UTIL - IFE/PASS OFF
- Fasten Seat Belts - No Smoking OFF
- Window Heat OFF - Anti Ice OFF - Pitot Heat OFF
- Fuel Pumps OFF
- Electric Hydraulic Pumps OFF
- Packs OFF
- Isolation Valve CLOSED
- APU Bus GEN 1 & 2 OFF
VLUCHTBESCHRIJVING (bondig)
Het vluchtplan.
EBBR SID ROUSY UT27 GTQ UN852 MILPA UM730 VANAS UM623 VEVAR STAR LFMN
Wheather :
ATIS : contact 132,470
EBBR 080950Z 25002KT 9999 SKC018 15/5 Q2992=
FMC Setup.
Cockpit Setup.
Autobrake : RTO
Stabilizer Trim : 4,9 units
MCP Setup.
Course : 250
IAS/MACH : 142 (V2)
HDG : 250
Altitude : 10000 (first cleared altitude)
F/D ON, A/T ON, LNAV ON
Flaps 01
Contact Brussels Delivery : (121,95)
Manueel : Bij de flaps down en stabiele daling : bij 400 ft RA : Flight Director OFF
Autothrottle OFF
Autopilot OFF
Bij de meldingen FIFTY, FORTY geen ingrepen te doen
Bij de melding THIRTY verhogen we de neus ongeveer 2° tot 3 °
Bij de melding TWENTY verminderen we traag de gas tot minimum
Bij de melding TEN blijven we hetzelfde doen tot het vliegtuig de grond raakt
Reverse trust