Anda di halaman 1dari 11

Hoe Sri Guru te begrijpen

Dandavat pranam, lieve Broeders en Zusters,

Alle glories aan Sri Sri Guru en Gauranga.

Jullie hebben allemaal de laatste nieuwtjes ontvangen over Srila Gurudeva.


Beurtelings hebben velen van ons hier in Vrndavana brieven en telefoontjes
van jullie ontvangen, vol van jullie liefde voor hem, jullie zorgzaamheid dat
hij de best mogelijke behandeling krijgt, jullie ongerustheid en verwarring
doordat jullie de verschillende berichten en gedachten van verscheidene
toegewijden horen, en jullie angst voor een wereld zonder hem. In dit spel en
vermaak van hem, roert hij zeker al onze harten, teneinde ons op vele
manieren dichter tot hem te brengen.

In antwoord op jullie hartgrondige gevoelens, zouden wij graag deze


‘eeuwige nieuwtjes’ met jullie willen delen, die van harte en persoonlijk
gegeven zijn door Srila Prabhupada Bhaktivedanta Swami Maharaja en Srila
Gurudeva zelf, en welke op de volgende manier kunnen worden
gecategoriseerd:

1. Het is natuurlijk voor ons geconditioneerde zielen om verward te zijn


op dit moment
2. De zuivere toegewijde is geen gewoon levend wezen
3. De zuivere toegewijde kan niet ziek worden. Alleen geconditioneerde
zielen zijn onderhevig aan ziekte
4. De zuivere toegewijde kan niet worden overheerst
5. De zuivere toegewijde valt onder Radha’s hoede
6. De zuivere toegewijde weet alles. Hij bezit alle krachten. Niemand kan
hem voor de gek houden
7. Sri Guru bereidt ons voor
8. De bonafide guru is altijd met ons

Velen van ons hebben kracht en ondersteuning geput uit de onderstaande


quotaties, en willen die met jullie allemaal delen.

Aspirerend naar de inspiratie om Sri Guru en Vaisnava’s te dienen,


Syamarani dasi, Vrndavana Vilasini dasi en Vaijayanti-mala dasi.
(1) Het is normaal voor ons geconditioneerde zielen
om verward te zijn op dit moment

“Er wordt gezegd, vaisnavera kriya-mudra vijne na bujhaya: zelfs de meest


geleerde man die afhankelijk is van directe waarneming van kennis kan de
activiteiten van een Vaisnava niet begrijpen.” (Sri Caitanya-caritamrta,
Madhya-lila 7.66, betekenis)

(2) De zuivere toegewijde is geen gewoon menselijk


wezen

Een Vaisnava wordt altijd beschermd door de Allerhoogste Persoonlijkheid


Gods, maar als hij ziek lijkt te zijn biedt dit een mogelijkheid voor zijn
discipelen om hem te dienen. (Sri Caitanya-caritamrta, Adi-lila 9.11,
betekenis)

“De Heer komt naar deze materiële wereld via de werking van Zijn interne
vermogen, en evenzo, wanneer een toegewijde of metgezel van de Heer
afdaald naar deze materiële wereld, doet hij dat door de handeling van de
spirituele energie.” (Srimad-Bhagavatam 7.1.35, betekenis)

“Zo iemand is een eeuwig bevrijde metgezel van de Heer, en zijn lichaam is
volkomen gespiritualiseerd. Hoewel hij zichtbaar is voor de materiële ogen, is
hij spiritueel gevestigd, en zijn al zijn activiteiten spiritueel. Door de wil van
Krsna wordt geconcludeerd dat zo’n toegewijde een spiritueel lichaam bezit.”
(Sri Caitanya-caritamrta, Antya-lila, 5.49-50)

“Dwaze mensen denken dat Krsna een menselijk wezen is, en ze


beschouwen de zuivere toegewijde van Heer Krsna ook als een doodgewoon
mens.” (Sri Caitanya-caritamrta, Madhya-lila 22.51, betekenis)

Bharadvaja: “Begrijp ik het goed, Srila Prabhupada, dat de zuivere


toegewijde zo alomtegenwoordig kan zijn als de Superziel? Kan hij, door de
genade van de Superziel, op vele plekken tegelijk aanwezig zijn?”
Prabhupada: “Ja. Door de genade van Krsna kan een toegewijde alles
worden.” Duryodhana-guru: “Dus, met andere woorden, dat betekent dat de
zuivere toegewijde alwetend kan zijn?” Prabhupada: “Alles. God is alwetend,
dus kan een zuivere toegewijde alwetend worden door de genade van God.”
(Ochtenwandeling, Los Angeles, 8 juni, 1976)
“Aldus is de spirituele meester niet verschillend van de Superziel die
binnenin het hart zetelt.” (Srimad-Bhagavatam 4.28.52, betekenis) “Dus,
deze Paramatma is ook een persoonlijke manifestatie van God. En diezelfde
Paramatma, wanneer Hij voor je verschijnt, en je heel genadig is, om je van
buitenaf te onderrichten, dat is guru.” (Srila Prabhupada’s Srimad-
Bhagavatam lezing, Los Angeles, 1972) “De spirituele meester is een externe
manifestatie van de Superziel.” (Srila Prabhupada’s brief aan Rupanuga: 22-
02-‘72) “De spirituele meester als zichtbare manifestatie van Krsna is
daarom noodzakelijk, om de toegewijde de weg te wijzen namens de
Allerhoogste Godspersoon.” (De Nectarzee van Zuivere Liefde, Hoofdstuk 14)
“Enkel vanwege Zijn immense mededogen onthult de Persoonlijkheid Gods
Zichzelf als de spirituele meester.” (Sri Caitanya-caritamrta, Adi-lila, 1.46,
betekenis) “De ware acarya, de spirituele meester van de hele wereld, dient
beschouwd te worden als een persoonlijke manifestatie van Krsna’s genade.
Voorwaar, hij omhelst Krsna persoonlijk.” (Sri Caitanya-caritamrta, Antya-lila,
7.12, betekenis)

“Alle devata’s en hun verheven eigenschappen, zoals religie, kennis en


verzaking, manifesteren zich in het lichaam van iemand die zuivere
toewijding voor de Allerhoogste Godspersoon, Vasudeva, heeft ontwikkeld.”
(Srimad-Bhagavatam 5.18.12)

“Als men denkt dat het lichaam van een zuivere toegewijde materieel is, is
hij een overtreder, want dat is een vaisnava-aparadha.” (Sri Caitanya-
caritamrta, Antya-lila, 4.194, betekenis)

“De spirituele meester wordt altijd beschouwd als ofwel één van de
vertrouwelijke metgezellen van Srimati Radharani, ofwel een geopenbaarde
vertegenwoordiging van Srila Nityananda Prabhu.” (Sri Caitanya-caritamrta,
Adi-lila 1.46, betekenis)

“Het beschouwen van Srila Gurudeva als een doodgewoon mens is de meest
dodelijke overtreding, de meest ernstige nama-aparadha. Door een
opvatting van hem te handhaven als zijnde niets dan een sterveling, kan
men zich geen voorspoed verwerven, zelfs niet in miljarden geboortes.
Iemand met zo’n wereldse opvatting van de guru zal verschillende soorten
obstakels tegenkomen op het pad van bhakti en zal het gevaar lopen om te
verdrinken in de oceaan van materiële verlangens. Behalve de lotusvoeten
van Sri Guru kan niets ons redden uit de greep van kwalijke omgang. De jiva
is enkel omdat hij denkt dat Sri Gurudeva een doodgewoon mens is niet in
staat om zich over te geven aan de lotusvoeten van Sri Gurudeva.” (Srila
Prabhupada Sarasvati Thakura, Rays of The Harmonist, Gaura Purnima,
2009)

(3) De zuivere toegewijde kan nooit ziek worden.


Alleen geconditioneerde zielen zijn onderhevig aan
ziekte

“Zo slaagt de zon er niet in de toegewijde van zijn levensduur te beroven,


aangezien deze steeds bezig is in de toegewijde dienst van de Heer,
waardoor zijn bestaan gelouterd raakt. Het feit van de dood bewijst dat het
eeuwige wezen door de stof besmet is; het is louter door deze besmetting
dat het onderworpen is aan geboorte, ziekte, ouderdom en dood.” (Srimad-
Bhagavatam 2.3.17, betekenis)

“Zoals de besmetting van de bacillen van een bepaalde ziekte een zwakker
persoon kunnen beïnvloeden, zo ook kan de invloed van de materiële natuur,
of begoochelende energie, inwerken op de zwakkere, of geconditioneerde
zielen, maar niet op de bevrijde ziel.” (Srimad-Bhagavatam 3.25.18,
betekenis)

“In het laatste deel van Sri Caitanya-caritamrta (Antya 8.28-31) wordt
verklaard: “In het laatste stadium van zijn leven werd Sri Madhavendra Puri
invalide en was totaal niet meer in staat om te bewegen, en Isvara Puri hield
zichzelf zo volkomen bezig in zijn dienst dat hij persoonlijk zijn ontlasting en
urine opruimde. Terwijl hij altijd de Hare Krsna maha-mantra reciteerde en
Sri Madhavendra Puri aan het spel en vermaak van Heer Krsna liet denken in
het laatste stadium vanzijn leven, leverde Isvara Puri de beste dienst onder
al zijn discipelen. Aldus zegende Madhavendra Puri hem, zeer geplezierd
zijnde met hem, door te zeggen, ‘Mijn beste jongen, ik kan alleen maar tot
Krsna bidden dat Hij tevreden met je zal zijn.’ Zo werd Isvara Puri, door de
genade van zijn spirituele meester, Sri Madhavendra Puri, een grote
toegewijde in de oceaan van liefde voor God.
“Srila Visvanatha Cakravarti verklaard in zijn Guruvastaka gebed, yasya
prasadad bhagavat-prasado yasyaprasadan na gatih kuto ‘pi: “Door de
genade van de spirituele meester wordt men gezegend door de genade van
Krsna. Zonder de genade van de spirituele meester kan men geen
vooruitgang boeken.” Het komt door de genade van de spirituele meester
dat men perfect wordt, zoals hier levendig wordt geillustreerd. Een Vaisnava
wordt altijd beschermd door de Allerhoogste Godspersoon, maar als hij
invalide lijkt te zijn, biedt dit de mogelijkheid voor zijn discipelen om hem te
dienen. Isvara Puri stelde zijn spirituele meester tevreden door hem te
dienen, en dankzij de zegeningen van zijn spirituele meester werd hij zo’n
grote persoonlijkheid dat Heer Caitanya Mahaprabhu hem als Zijn spirituele
meester aanvaardde.” (Sri Caitanya-caritamrta, Adi-lila 9.11, betekenis)

“In de Bhagavad-gita wordt verklaard er voor de voorziene toegewijde één


plicht bestaat. Deze plicht wordt vernomen middels het transparante via
medium van de spirituele meester. Het is beter om Krsna en de spirituele
meester te dienen in een gemoed van gescheidenheid; soms bestaat er
risico inzake directe dienst. Bijvoorbeeld, Kirtanananda gaf me directe dienst
door massage, door voor me te koken, en zoveel andere dingen; maar later,
op last van maya, werd hij verwaand, zodanig dat hij dacht dat zijn Spirituele
Meester een doodgewone man was, en enkel in leven bleef dankzij zijn
dienst. Deze mentaliteit bracht hem onmiddellijk ten val. Uiteraard zien de
oprechte toegewijden directe dienst als een gunstige gelegenheid, maar de
begoochelende energie is zo sterk dat het reageert op deze doctrine van
‘familiariteit veroorzaakt minachting’. Kirtanananda dacht dat ik in leven
bleef door zijn dienst, in plaats van zich te realiseren dat ik hem de
mogelijkheid bood om mij wat dienst te verlenen. ” (Srila Prabhupada
Bhaktivedanta Svami Maharaja’s brief aan Madhusudhana dasa, 30
december, 1967)

“Wat mij persoonlijk betreft, twijfelde Kirtanananda over mijn bestaan omdat
hij dacht dat ik afhankelijk was van zijn massages; zo dacht hij dat er geen
behoefte was aan een spirituele meester, omdat de spirituele meester een
gewone man is, en om afhankelijk te zijn van een gewone man is een
tirannie. Daarom dient men de spirituele meester nooit als een gewone man
te beschouwen.” (Srila Prabhupada Bhaktivedanta Svami Maharaja’s brief
aan Brahmananda dasa, 21 januari, 1968)

(4) De zuivere toegewijde kan niet worden


overheerst
“Ja, ze zullen in staat zijn om mij te overheersen door liefde en genegenheid.
Zonder dit zal niemand ertoe in staat zijn. Srila Bhaktivedanta Svami
Maharaja overheerste mij zoveel door liefde en genegenheid, en sta nog
steeds onder zijn controle. Niemand anders kan me overheersen. Zelfs Krsna
kan me nooit overheersen, omdat ik al onder controle van Srimati Radhika
sta. Radhika is zo krachtig. Als Krsna kwaad op mij wordt, zal ik zeggen,
‘Waarom ben Je kwaad? Je moet niet kwaad zijn. Mijn Svamini is Radhika,
weet je.’ Dan zal Krsna zeggen, ‘Oh, jouw Svamini is Radhika. In dat geval,
namaskara aan jou.’” (Srila Bhaktivedanta Narayana Gosvami Maharaja
darsana, 15 januari, 2001, Nieuw Zeeland)

(5) De zuivere toegewijde wordt onder Sri Radha’s


hoede genomen

“De Bhagavad-gita verklaard dat toegewijden van de hoogste graad onder


de hoede vallen van daiva-maya, of yoga-maya: mahatmanas tu mam
partha daivim prakrtim asritah (Bhagavad-gita 9.13). De werkelijk grote
zielen (mahatma’s) gaan volledig op in Krsna bewustzijn en houden zich
altijd bezig met dienst aan de Heer. Zij vallen onder de hoede van daiva-
prakrti, of yoga-maya.” (Sri Caitanya-caritamrta, Adi-lila 4.30, betekenis)

(6) De zuivere toegewijde weet alles. Hij bezit alle


krachten. Niemand kan hem voor de gek houden

“Mijn heer (Narada Muni)! Al het mysterieuze is u bekend omdat u de


schepper en vernietiger van de materiële wereld en de instandhouder van de
spirituele wereld aanbidt, de oorspronkelijke Godspersoon, die
transcendentaal is aan de drie geaardheden der materiële natuur.
BETEKENIS: Iemand die zich voor honderd procent bezighoudt met dienst
aan de Heer is het symbool van alle kennis. Zo’n toegewijde van de Heer in
volmaakte uitoefening van zijn toegewijde dienst is ook volgens de maatstaf
van de Persoonlijkheid Gods volmaakt. Als zodanig, maken de acht
volmaaktheden der mystieke macht (asta-siddhi) slechts een zeer beperkt
gedeelte van zijn goddelijke volkomenheid uit.” (Srimad-Bhagavatam 1.5.6)

“Agadha-dhisanam dvijam: de acarya is een perfecte brahmana en heeft


onbeperkte intelligentie in het leiden van de bezigheden van zijn discipel.”
(Srimad-Bhagavatam 6.7.15, betekenis)
“Dit wordt tri-kala-jna genoemd: verleden, heden en toekomst. Dus
Yamaraja, of Heer Brahma, of grote persoonlijkheden, en zelfs grote wijzen,
heilige personen, zij kennen de drie aspecten van tijd.” (Srila Prabhupada’s
lezing over Srimad-Bhagavatam 6.1.48, Detroit, 14 juni, 1976)

“Hoewel een toegewijde zichzelf ogenschijnlijk onwetend kan uitdrukken, is


hij vol van kennis over elke ingewikkelde aangelegenheid.” (Srimad-
Bhagavatam 3.7.8, betekenis)

“De Vedische mantra’s zeggen: yasmin sarvam evam vijnatam bhavati.


Wanneer de toegewijde de Allerhoogste Godspersoon ziet door zijn
meditatie, of wanneer hij de Heer persoonlijk ziet, tegenover elkaar, wordt hij
zich bewust van alles in dit universum. Voorzeker, niets is hem onbekend.
Alles in deze materiële wereld wordt volledig geopenbaard aan een
toegewijde die de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods heeft aanschouwd.”
(Srimad-Bhagavatam 8.6.9, betekenis)

“Yasmin vijnate sarvam evam vijnatam bhavati. Deze Vedische hymne


verklaart nadrukkelijk dat de toegewijde van de Heer al het materiële en
spirituele in relatie tot de Heer kent. Toegewijden zijn niet slechts
emotioneel, zoals verkeerd wordt opgevat door bepaalde minder intelligente
mensen. Ze hebben een praktische tendens. Ze kennen alles wat er is en alle
details van de heerschappij van de Heer over de verschillende scheppingen.”
(Srimad-Bhagavatam 3.7.26, betekenis)

“Integendeel, ik zie zovelen die bedekken wat er zich in hun hart bevindt.
Zulke personen denken, ‘Mijn Gurudeva weet niets; hij is dwaas. Ik kan hem
bedriegen.’ Ze zeggen dit niet direct, maar ze denken op deze manier. Ze
denken dat ze een zuivere toegewijde kunnen afbluffen, maar een zuivere
toegewijde kan niet worden afgebluft. Hoe kun je degene die Krsna kan
beheersen afbluffen? Als iemand echt guru is, kan hij nooit bedrogen of
afgebluft worden. Je dient de identiteit van guru te kennen.” (Lezing door
Srila Bhaktivedanta Narayana Gosvami Maharaja, getiteld “Je Kan Guru Niet
Afbluffen,” Murwillumbah, Australië, 24 januari, 2001)

“Iemand die de spirituele meester in de geestelijke erfopvolging als een


doodgewone man beschouwt wordt gezien als een inwoner van de helse
planeten.” (Padma Purana)
“52. Albewust: Iemand die de gevoelens van alle personen op alle plaatsen
en te allen tijde kan begrijpen wordt albewust genoemd.... het wordt
beschreven dat Krsna, de vijand van Kamsa, vierenzestig transcendentale
eigenschappen bezit, en alle eeuwig bevrijde zielen die de Heer vergezellen
hebben zonder enige twijfel de eerste vijfenvijftig van die eigenschappen.”
(De Nectarzee van Zuivere Liefde, Hoofdstuk 22)

(7) Sri Guru Bereidt ons voor

[Uit Srila Narayana Gosvami Maharaja’s verhandeling over Vilapa-


kusumanjali, 1991, India]

Srila Raghunatha dasa Gosvami heeft in vele sloka’s geweeklaagd in


gescheidenheid van Srila Rup Gosvami. Ten tijde van Rupa Gosvami’s
binnentreden in aprakrta-lila, ongeopenbaard spel en vermaak, schreef hij
deze sloka:

sunyayate maha-gostham girindro ‘jagarayate


vyaghra-tundayate kundam jivatu-rahitasya me

“Nu dat ik de instandhouder van mijn leven niet meer heb, is het land
van Vraja leeg en desolaat geworden, de Govardhana Heuvel is als een
grote python geworden, en Radha Kunda is als de geopende muil van
een woeste tijgerin geworden.”

Hij heeft ook geweeklaagd in gescheidenheid van zijn siksa-guru’s:

“Ik ben zo onfortuinlijk. Eerst ging Sri Caitanya Mahaprabhu heen uit deze
wereld en liet me achter. Daarna verbleef ik voortdurend bij Sri Svarupa
Damodara, en hij ging ook heen. Vervolgens kreeg ik de voeten van Sri
Svarupa Damodara te pakken, maar ook hij ging heen. Na te hebben ervaren
dat elke plek en elk stofdeeltje in Jagannatha Puri me aan Sri Caitanya
Mahaprabhu, Svarupa Damodara, Gadadhara Pandita en al hun metgezellen
deed denken, vluchtte ik naar Vrndavana.”

Hoewel onze Gurudeva ook is opgegaan in zijn aprakrta-lila, blijven we op


een vriendelijke wijze in deze wereld. Op speciale dagen, zoals zijn
avirbhava (verschijningsdag) en tirobhava (verdwijningsdag), doet de
gelegenheid zich voor dat we ons hem kunnen herinneren. Op dat moment
treffen we echter maatregelen voor een festival. Er zijn erg weinig
mogelijkheden om die gescheidenheid te realiseren. Alleen wanneer we iets
over hem zeggen, kan er een traan in onze ogen komen—en het kan ook
uitblijven. Als het festival zeer uitvoerig is, zullen er geen tranen zijn. Er
moeten zovele ceremonies worden geregeld, zoals de abhiseka, puja, en het
uitdelen van maha-prasadam aan de Vaisnava’s. We regelen deze festivals
voornamelijk voor de mensen in het algemeen, voor degenen die geen
innige relatie met hem hebben. Maar we zouden iets moeten doen zodat er
een gevoel van gescheidenheid zal ontstaan in onze harten, en dat wordt
bhajana genoemd.
Wie zal die gescheidenheid voelen? Die speciale personen die hun immense
verplichting en verschuldigdheid aan Gurudeva voor alles wat ze hebben
ontvangen hebben gerealiseerd, en die hem veel dienst hebben verleent met
visrambha-bhava, intimiteit. Zij zullen huilen. Hun beschouwing van, “Ik ben
zo laag en mijn Gurudeva bevindt zich op zo’n hoog niveau” zal niet
aanwezig zijn. Eerbied en ontzag zal niet aanwezig zijn; anders kunnen ze
niet huilen. In de sastra wordt gezegd, visrambhena guror seva—de sevaka
verleent zulke innige dienst aan gurudeva dat gurudeva altijd tevreden zal
zijn met hem. De guru zal nog voor geen moment denken, “Hij is mijn
dienaar en discipel.” In plaats daarvan zal hij denken, “Hij is in mijn hart.” Sri
Isvara Puripada, de discipel van Srila Madhavendra Puri, en Govinda, de
discipel van Isvara Puri, waren dienaren van dit kaliber. Hoewel dit een
zeldzame band is, is het absoluut noodzakelijk voor raganuga-bhakti. Zonder
een band als deze, kunnen we niet huilen zoals Srila Raghunatha dasa
Gosvami.
Gescheidenheid van Gurudeva zal op verschillende niveau’s worden ervaren.
Wanneer we ons bedenken hoe genadig hij was en hoeveel groter hij is dan
onszelf, voelen we een bepaald soort sentiment. Echter, wanneer we ons
herinneren hoe nauw verwant en dierbaar hij was en hoeveel hij van ons
hield, dan zullen we voor hem huilen in overvloed.
De gopi’s kunnen zoveel meer huilen dan Nanda Baba. Yasoda Ma kan ook
meer huilen dan Nanda Baba, maar de gopi’s kunnen zelfs meer huilen dan
Yasoda. Dit komt doordat hun relatie met Krsna ‘vuriger’ of intiemer is. Wij
zouden ook deze soort relatie met Krsna, Srimati Radhika, en ook met onze
Gurudeva, Sri Rupa Manjari, Srila Rupa Gosvami en alle anderen zoals hen
moeten hebben. Dan zullen we om hun genade kunnen huilen.
Als we nog een innige dienstbare relatie met onze Gurudeva moeten
ontwikkelen, kunnen we ons zeker onze relatie met Sri Rupa Manjari of
Srimati Radhika en Krsna niet voorstellen. Onze hele vooruitgang is
afhankelijk van onze ‘vurige’ dienst—hoe intens we onze Gurudeva dienen—
en alle andere relaties en ervaringen ontwikkelen zich op dat platform. Als
we voor onze Gurudeva kunnen huilen, kunnen we voor Srimati Radhika
huilen. Als we niet voor onze Gurudeva kunnen huilen, kunnen we niet voor
Haar huilen. Dat is mijn ervaring. Alles wat we ook maar weten, hebben we
van Gurudeva gehoord, en daarom zouden we in ons hart voor hem moeten
huilen.

(8) De bonafide guru is altijd bij ons

“In de absolute wereld bestaat er geen onderscheid zoals mij, of hij, of ik.
Krsna en Zijn vertegenwoordiger zijn hetzelfde. Net zoals Krsna op miljoenen
plaatsen tegelijk aanwezig kan zijn, zo ook kan de spirituele meester
aanwezig zijn waar de discipel maar wil. Een spirituele meester is het
principe, niet het lichaam. Net zoals een tv-uitzending op duizenden plekken
tegelijk bekeken kan worden via het principe van relayeren.” (Srila
Prabhupada’s brief van 28 mei, 1968)

“Ten eerste moeten we altijd denken dat guru onze atma, ons leven en onze
ziel is.” (Guru-devatatma)

[Syamarani dasi:] “Gurudeva, afgelopen avond zei u dat de guru niet


verschillend is van onze atma. Maar zo voelt dat niet voor mij. Wanneer ik u
zie, voel ik me schuldig dat ik u niet goed aan het dienen ben.” [Srila
Narayana Gosvami Maharaja:] Dat is waarom ik die les gaf. Net zoals er op
geen enkel moment gescheidenheid bestaat tussen Krsna en de gopi’s, en ze
toch tegelijkertijd gescheidenheid van elkaar voelen, zo ook is de spirituele
meester nooit gescheiden van de discipel.” (Gesprek van 3 december, in
Murwillumbah, Australië)

“Denken jullie dat ik jullie ooit zou verlaten? Denk niet zo. Ik ben altijd met
jullie en jullie zijn altijd met mij.” (Srila Prabhupada’s gesprek van januari,
1967, in New York City)

Anda mungkin juga menyukai