Anda di halaman 1dari 7

Bespreking artikel Roy Baumeister: Is there anything good about men?

American Psychological Association, Invited Address, 2007

Baumeister begint met te stellen dat in de recente literatuur weinig goeds over mannen is
gezegd. Mannen zijn volgens Maureen Dowd, columniste van de New York Times, niet
nodig. Zij schreef haar boek Are men nescesarry in 2005. En in het boek van Louann
Brizendine, een amerikaans neuropsychiater, The female brain (2006) wordt gesteld dat
mannen er zich maar op moeten voorbereiden dat ze last krijgen van brain envy, ofwel
hersen-nijd, met een stille verwijzing naar de door Sigmund Freud ooit bedachte penis-nijd
waar een meisje last van zou hebben (het gevoel dat er iets aan haar ontbreekt omdat ze geen
penis heeft). In het algemeen, zo vond de Amerikaanse hoogleraar psychologie Alice Eagly,
hebben mannen een positievere kijk op vrouwen dan andersom. Zij vat dit samen met de kreet
“ Het WAW-effect” (Women Are Wonderful). (Het thema van Internationale Vrouwendag in
Nederland in 2008 was Wauw Wat een Vrouw).

Baumeister is bezig met een boek dat de titel draagt How culture exploits men” . Zijn artikel
geeft een voorschot op dat boek. Het is, zo zegt hij, nadrukkelijk niet zijn bedoeling om een
bijdrage te leveren aan de discussie die gaat over de strijd der geslachten. In feite bekritiseert
hij het feminisme dat zo vaak de man en vrouw als natuurlijk vijanden van elkaar heeft
neergezet. Hij wil ook niet mannen als slachtoffer neerzetten. Het slachtoffer-denken is
minder vruchtbaar, omdat het de cultuur waarin slachtoffers gemaakt zouden worden als een
doelbewuste samenzwering ziet van mannen tegen vrouwen of omgekeerd. De cultuur ziet hij
als een abstract systeem dat concurreert met andere systemen om te overleven. Hiermee geeft
Baumeister ook zijn vertrekpunt aan: hij benadert de vraag of er iets goeds aan mannen is
vanuit het Darwinistisch perspectief van survival of the fittest, de overleving dus, van de best
aangepasten. Daarmee wil hij niet ontkennen dat de cultuur waarin wij leven en onze
voorouders leefden vrouwen heeft uitgebuit. Integendeel, hij bevestigt dat. Wat hij ontkent is,
dat het een doelbewuste samenzwering van mannen is en is geweest. Hij denkt meer in termen
van ruil-relaties: iemand die ergens goed in is, is slecht in iets anders en zal dat met behulp
van anderen compenseren. Het gaat dus om elkaar aanvullen door gebruik te maken van
ieders krachtige kant.

Zijn mannen de baas?

Als de cultuur mannen uitbuit, dan is het toch wel vreemd als je ziet dat overal mannen aan de
top staan. Dit is de steekhoudende kritiek vanuit het feminisme. Baumeister geeft aan dat deze
stelling klopt als je alleen naar de top kijkt. Daar zie je inderdaad voornamelijk mannen.
Maar, zo stelt hij, dat is evenzo het geval aan de onderkant van de laddder. Hij wijst dan op de
daklozen, de gevangenen, de slachtoffers van moord, op wie de gevaarlijke baantjes hebben
(zoals soldaat in het leger: van de 3000 doden in Irak waren 2938 man). Mannen, zo stelt hij,
zijn zowel oververtegenwoordigd aan de top als aan de onderkant. In vroeger tijden was het
zo dat mannen ten strijde trokken, en als ze de overwinning hadden behaald keerden zij terug
met rijke buit. De beloning voor het gevaarlijke werk was dus groot. Hij wijst er echter op dat
die beloning alleen geïncasseerd kon worden door de mannen die het hadden overleefd. Hoge
beloning staat hiermee in rechtstreekse relatie met het hoge risico. De vraag die hij nu stelt is,
waarom de cultuur, dat abstracte systeem dus, juist mannen gebruikte voor deze risicovolle
aangelegenheden. En waarom dus, beschermde diezelfde cultuur vrouwen als het ging om
dingen waar je je leven bij kon verliezen. Zijn antwoord heeft te maken met, inderdaad, de

1
overleving van het systeem, die het beste gegarandeerd was als mannen de riskante dingen
deden.

Stereotypen

Tot ongeveer 1960 zag de samenleving vrouwen als een lichtelijk inferieure versie van de
man. De volgende tien jaren waren gekenmerkt door het idee dat er niet daadwerkelijk een
verschil was, terwijl na 1980 het dominante beeld was dat vrouwen beter waren dan de man.
In dit verband bespreekt hij de casus Larry Summers. Summers was de president van Harvard
University, en heeft zich ooit hardop afgevraagd waarom er toch een tekort aan vrouwen was
in de top van de wetenschappelijke wereld. Deze vraag leidde de val in van Summers, maar
Baumeister diept de casus uit, omdat uit allerlei onderzoek blijkt dat vrouwen gemiddeld even
intelligent zijn als mannen. De vraag waarom ze dan niet evenredig vertegenwoordigd zijn in
de top van het academische veld wordt door feministen beantwoord met de verwijzing naar de
mannelijke samenzwering, maar Baumeister suggereert nog een andere optie. Wederom kijkt
hij niet alleen naar de top van het kennisveld, maar ook naar de onderkant. Ook daar namelijk
blijken mannen oververtegenwoordigd. Er zijn meer mannen dan vrouwen met een laag IQ en
er zijn aanzienlijk meer mannen mentaal zwak dan vrouwen. Als je zou beweren dat mannen
intelligenter zijn dan vrouwen omdat ze meer wetenschappelijke topposities innemen, moet je
met evenveel argumenten kunnen zeggen dat mannen stommer zijn dan vrouwen als je naar
de onderkant kijkt. Zijn conclusie is dan ook: geen van beiden, maar wel dat mannen meer
aan de extreme kanten te vinden zijn dan vrouwen. Anders gezegd: vrouwen houden meer het
midden. Dat heeft volgens hem niets te maken met vaardigheden, want die zijn als het om
intelligentie gaat, gelijk verdeeld. Het heeft volgens hem dan ook meer te maken met
motivatie. En dan rest de boeiende vraag: waarom zijn mannen meer gemotiveerd om aan de
extreme kant te zitten, en vrouwen om het midden te houden?

Afruilen

Uitgangspunt is dat het ene geslacht niet beter of slechter is dan het andere. Vanuit de evolutie
zou dat ook een zinloze gedachte zijn. A;s een geslacht voortdurend en qua essentie minder
goed is dan het andere, dan zou het in de loop van de tijd verdwenen zijn. Het is een
eenvoudig feit, hoewel Baumeister dat niet met evenveel woorden zegt, dat het voortbestaan
van de menselijke soort afhankelijk is van de reproductieve samenwerking van mannen en
vrouwen. Verderop zal hij hier wel op in gaan, als het gaat over de hoeveelheid vrouwen die
voor de reproductie nodig is, en de hoeveelheid mannen. De eenvoudige rekensom laat dan
zien dat er veel vrouwen nodig zijn en relatief weinig mannen. Een man is immers in staat om
tijdens zijn leven wel duizend kinderen of zelfs meer te verwekken, terwijl een vrouw daarin
zeer beperkt is. Er zijn vrouwen die twintig kinderen hebben gebaard, maar dan hebben we
het over uitzonderingen. Voor de evolutie is het verschil tussen man en vrouw in ieder geval
nuttig. De stelling van Baumeister is dat hij bij de keuze uit drie liever een vierde construeert.
De keuze zou dan zijn:
a. mannen beter dan vrouwen
b. vrouwen beter dan mannen
c. vrouwen en mannen zijn gelijk.
Zijn vierde keuze is: mannen en vrouwen zijn gelijk maar verschillend. Juist dat verschil stelt
hen in staat te ruilen: mijn goede eigenschappen tegen de jouwe.

2
De ruiltheorie gaat daarbij uit van een principiële gelijkheid van geslachten. Man en vrouw
zijn verschillend, en elk voordeel is op een of andere manier gekoppeld aan een nadeel
waarbij de beide geslachten elkaar aanvullen.

Motivatie

Het verschil tussen mannen en vrouwen komt niet tot stand omdat de een dingen kan die de
ander niet kan, maar omdat de een dingen wil die de ander niet wil. Hoewel het merendeel
van de muzikale virtuosen man is, betekent dat niet dat een vrouw niet muzikaal virtuoos kan
zijn. De praktijk laat het tegendeel zien. De vraag is dus: hoe komt het dat men niet alttijd
doet wat men in principe kan? Dit nu, berust op keuzes en heeft derhalve te maken met
motivatie.

Boeiende vraag

Dan stelt Baumeister een boeiende vraag: “ Hoeveel procent van onze voorouders waren
vrouw?”. Omdat iedereen per definitie in biologische zin een vader en een moeder heeft, lijkt
het antwoord eenvoudig: 50%. Toch is dat niet zo. Van alle mannen die ooit geleefd hebben,
heeft slechts 40% ooit nageslacht “ geproduceerd” . Van alle vrouwen die ooit geleefd
hebben, ligt dat percentage op 80%. Anders gezegd: 60% van alle mannen die ooit hebben
geleefd, is kinderloos gestorven. We hebben het hier over de evolutie, ofwel de
gemeenschappelijke afstamming van de mens. De kern van de evolutie is de wijze waarop de
soort zich in stand houdt, ofwel: reproductie. Het “ produceren” van levensvatbaar
nageslacht.
Hoe komt het dat er zo’n verschil is tussen mannen en vrouwen als het gaat om reproductie?
Of: waarom sterven zoveel mannen kinderloos? Baumeister stelt de vraag een beetje anders:
“ Waarom kwam het zo zelden voor dat bijvoorbeeld honderd vrouwen bij elkaar kwamen om
een schip te bouwen dat uitzeilde naar onbekende verre oorden?” Het antwoord is eenvoudig:
dat zou vanuit een oogpunt van reproductie ontzettend onhandig zijn. Zoals al eerder gezegd:
één man kan tijdens zijn leven wel duizend kinderen verwekken, maar een vrouw die twintig
kinderen heeft gebaard is zeldzaam. Om de soort in stand te houden heb je dus eenvoudigweg
meer vrouwen nodig dan mannen. Het was voor vrouwen, nogmaals gezegd: vanuit het
oogpunt van evolutie, dus verstandiger om thuis te blijven en op veilig te spelen. En dat
betekent dat wij zoals we nu leven afkomstig zijn van vrouwen die op veilig speelden. Voor
mannen lag dit door de geschiedenis heen een slagje anders. Mannen die op veilig speelden,
die dus er niet op uit trokken om onbekend land te ontdekken of oorlog te voeren in naam van
God en de natie, hadden weinig kans op nageslacht. Wie na een geslaagde tocht behouden
huiswaarts keerde, deelde in de rijke buit die men op de tocht verworven had. Zij waren dus
aantrekkelijke kandidaten voor reproductie. Er zat dus, vanuit de evolutie gezien, voordeel
aan het nemen van risico’ s: de kans op reproductie nam daardoor toe. Als je het overleefde
tenminste. Dit is, aldus Baumeister, de verklaring voor het relatief geringe aantal mannen
onder onze voorouders.

Wat klopt hier niet?

De redenering van Baumeister op dit punt roept op een of andere manier de vraag op “ Wat
klopt hier niet?” Wat hij namelijk in zijn artikel nauwelijks onderbouwt, is de stelling dat
mannen die op safe speelden weinig kans op nageslacht hadden. Is dat zo? Is daar bewijs
voor? Als je redeneert vanuit de grote getallen dan is het zo dat 40% van de mannen die ooit
geleefd hebben, kinderloos is gestorven. Dat is volgens Baumeister twee jaar geleden, gebruik

3
makend van DNA technieken, aangetoond. Een verwijzing ontbreekt in het artikel, maar laten
we aannemen dat dit klopt. Waarom is de kans op reproductie dan groter als je juist geen
risico’ s neemt. Met evenveel recht kun je denken dat de mannen die thuis bleven juist vrij
spel hadden bij de vrouwen die alleen achterbleven? Alleen als dit niet opgaat, is zijn betoog
logisch en steekhoudend. Wat wel overblijft is de logica dat, vanuit de evolutie gedacht, het
voor vrouwen verstandig was niet al te veel risico te nemen. En het zou kunnen zijn dat deze
vrouwen het liefst nageslacht wilden produceren samen met een man die stoer was, krachtig,
creatief en met rijk beladen buit thuis kwam. Genetisch gezien zouden dit immers de beste
kandidaten zijn voor het voortbrengen van levensvatbaar nageslacht.

Ik heb deze vraag aan Baumeister voorgelegd, en zijn antwoord luidt: “if playing it safe had
been the best strategy for men to reproduce, then we would be mainly descended from men
who avoided risk, and so the odds are men today would be risk-avoiders. but we know men
tend to take almost all kinds of risks more than women” Ofwel: we moeten wel afstammen
van de mannen die risico namen, anders waren we als mannen nu allemaal risico-mijders
geweest, en dat zijn we (in zijn algemeenheid, voeg ik er maar aan toe) niet.

Ruil-relatie

Door de eeuwen heen hebben sommige mannen kinderen gekregen bij meerdere vrouwen.
Baumeister vertelt over Dzjengis Khan waarvan bekend is dat hij wel duizend kinderen had.
Alleen al hierdoor is duidelijk dat er door de eeuwen heen minder vaders waren dan moeders,
gegeven het feit dat het aantal mannen en vrouwen in de wereld steeds ongeveer gelijk is
geweest. Als we nu kijken naar wie de meeste kinderen heeft geproduceerd, dan zien we een
oververtegenwoordiging van mannen bij de meest producerenden, en een
oververtegenwoordiging van mannen bij de minst producerenden. We gaan er van uit dat de
wetten van de evolutie aan elke man en vrouw “ voorschrijven” om kinderen te produceren,
dan zijn vrouwen gemiddeld succesvol en mannen zeer succesvol en in het geheel niet
succesvol. Je zou ook kunnen zeggen dat er een aantal mannen is dat voor vrouwen
aantrekkelijk is voor de productie van nageslacht en een aantal mannen dat in dat opzicht in
het geheel niet aantrekkelijk is. Waar vrouwen op hun beurt voor moesten zorgen, was,
aantrekkelijk genoeg zijn voor juist die mannen die voor hen aantrekkelijk waren. Het is een
fact of life dat het merendeel van de vrouwen aantrekkelijk is voor vrijwel alle mannen, maar
dat slechts een deel van de mannen voor hen aantrekkelijk genoeg is. En dat waren de mannen
die risico namen, rijk (genoeg) werden of voldoende macht hadden verworven. Naast de
aantrekkelijkheid die vrouwen door hun uiterlijke verzorging wisten te bereiken, waren ze ook
aantrekkelijk omdat ze kinderen konden baren. Rijkdom en macht worden hier uitgeruild
tegen liefde en nageslacht.

In termen van winnaars en verliezers waren het de vrouwen die voor 80% succesvol waren,
terwijl slechts 40% van de mannen hun evolutionaire doel bereikten, en de rest viel af door
gebrek aan aantrekkelijkheid (middelmatigheid, risico-mijden) of doordat ze bij het nemen
van risico’ s het leven lieten.

De moraal van het verhaal

Wat is nu de moraal van het verhaal? Gegeven dit evolutionaire verhaal mag je er van uit gaan
dat de verschillende posities die mannen en vrouwen hierin innemen, zullen leiden tot een
verschil in persoonlijkheid. Het is ene kwestie van surival of the fittest, wie zich het beste

4
aanpast, overleeft. En zo zullen mannen gericht zijn op risico nemen, het verwerven van
status, macht en rijkdom, en zullen vrouwen zich richten op aantrekkelijkheid en het
vermijden van te veel risico. Teruggrijpend op de eerdere uitspraak dat, als het om vermogens
gaat, mannen en vrouwen niet van elkaar verschillen, dan moet het verschil dat er is gebaseerd
zijn op keuzes die gemaakt worden. Het is dus niet zo dat vrouwen geen goed zeevaarder
kunnen zijn, of soldaat, ze kiezen er niet zo gemakkelijk voor. Het is niet zo dat mannen niet
voorzichtig kunnen zijn en er aantrekkelijk uitzien, ze kiezen er minder voor. Vrouwen zijn in
evolutionaire zin succesvol als ze geen risico nemen en aantrekkelijk zijn. Mannen moeten in
competitie met andere mannen om aantrekkelijk genoeg te zijn voor de vrouw om samen met
haar nageslacht voort te brengen.

Eerder heb ik gezegd dat hier sprake is van een keuze, maar het is een keuze ingegeven door
hoe de voortplanting werkt.

Maar wederom: wat klopt hier niet?

Wederom rijst de vraag: wat klopt hier niet? Wie van ons voelt het als zijn meest prominente
taak om zich voort te planten en succesvolle kinderen op de wereld te zetten? Veroverde
Dzjengis Khan de een half continent om zich te kunnen voortplanten, en wel zo talrijk
mogelijk? Storten mannen zich enthousiast het leger in omdat ze dan, als ze het overleven,
een betere kans op een vrouw hebben? Dat kan toch niet waar zijn? Tegelijkertijd zien we wel
dat mannen meer met sex bezig zijn. Wie zegt dat dit niet zo is (en dat wordt daadwerkelijk
beweerd), zal uitgelachen worden door de sex-industrie. Of, om maar een wat ruwer
voorbeeld te nemen: wie zijn de meeste verkrachters? Mannen dus. Het paren, zou je kunnen
zeggen, zit hen in het bloed, en elke gelegenheid die zich voordoet wordt aangegrepen of met
moeite onderdrukt. En, hoewel de tijden veranderen, wie zijn het meest afwachtend met het
aangaan van relaties, het maken van relationeel contact? Inderdaad, dat zijn vrouwen, ondanks
het feit dat het voor veel vrouwen in de huidige westerse wereld gangbaarder is om initiatief
te nemen. De manier waarop mannen op dat initiatief reageren is trouwens ook de moeite van
het bestuderen waard. En wie zijn het meest op de buitenwereld gericht, en wie meer op het
gezin en de familie? Mannen kijken inderdaad meer naar buiten en vrouwen houden het gezin
bij elkaar, vergeten zelden de verjaardag van een familielid en hebben moeite met carrière
maken (niet omdat ze minder geschikt zijn, maar ze zijn er minder mee bezig, en als de
gelegenheid zich voordoet zijn ze bij de eersten om aan zichzelf te twijfelen). Daarom, het
kan wel zijn dat het evolutie-verhaal van Baumeister wat al te driest beschreven is, in zijn
effecten zien we wel dat het niet helemaal onzin is.

Zijn vrouwen socialer dan mannen?

Hierboven stel ik dat vrouwen beter zijn in verjaardagen onthouden en het gezin bij elkaar
houden. Dat is natuurlijk een stereotype omschrijving die echter wel een tendens aangeeft. Dit
leidt vaak tot wat in de ogen van Baumeister een vooroordeel is: vrouwen zijn socialer dan
mannen. De onderbouwing van die stelling ligt in het feit dat, hetgeen bewezen kan worden,
mannen zich agressiever gedragen dan vrouwen en dat vrouwen meer gericht zijn op relaties.
Dit kwam naar voren uit een onderzoek van Cross en Madsen. Baumeister stelt dat mannen
wel degelijk gericht zijn op relaties, alleen op die relaties waarmee je een groot netwerk
opbouwt van mensen die op enig moment nuttig voor je kunnen zijn. Dat zijn bijna per
definitie oppervlakkiger relaties dan de intiemere relaties waar vrouwen aldus de
onderzoekers naar op zoek zijn, maar het zijn sociale relaties met een duidelijk doel.
Baumeister noemt dit sociaal zijn, maar dan op een andere manier. En over de agressiviteit

5
van vrouwen zegt Baumeister ook iets, dat maar zelden wordt gehoord. Vrouwen plegen
volgens hem net zo vaak relationeel geweld als mannen, en zijn vaker betrokken bij
kindermishandeling, hoewel dit laatste feit vertroebelt wordt door het feit dat zij ook de
meeste tijd met de kinderen doorbrengen. Vrouwen gaan, zo stelt hij, allerminst geweld tegen
intieme partners uit de weg. Maar als het gaat om geweld tegen vreemden, dan scoren mannen
beduidend hoger. Dit wordt volgens hem verklaard door het feit dat het brede relationele
netwerk voor mannen belangrijker is dan voor vrouwen, en dus meer kans op agressie biedt.
En als het gaat om hulpvaardigheid naar vreemden, toch ook een uiting van sociaal gedrag,
dan blijken mannen veel meer te helpen dan vrouwen. Ook dat is onderzocht. In de huiselijke
sfeer zijn vrouwen, zo zegt het onderzoek, misschien hulpvaardiger. Dit verbindt Baumeister
onmiddellijk aan het feit dat de buitenwereld, het netwerk van relatieve vreemden, voor
mannen belangrijker is dan voor vrouwen, terwijl vrouwen meer belang hechten aan de
intieme sfeer van het gezin en de familie. Allerlei andere onderzoeken wijzen er vervolgens
op dat meisjes en vrouwen daadwerkelijk meer gericht zijn op intiemere sociale relaties, bij
voorkeur een op een, terwijl mannen gemakkelijk relaties aangaan in groepsverband.
De conclusie is daarom dat mannen en vrouwen beide sociaal zijn, alleen op een verschillende
wijze. Deze wijze hangt samen met de sociale sfeer die voor de man dan wel de vrouw van
het meeste belang is. En daarmee is sociaal gedrag ook een kwestie van motivatie: waar richt
men zich bij voorkeur op.

En dan de emoties

Vrouwen zijn meer sociaal in de intieme sfeer, en daar is het tonen van emoties en het
begrijpen van elkaars emoties van belang voor de onderlinge communicatie en steun. In het
netwerk in de buitenwereld, het speelterrein van de man dus, heb je te maken met vrienden,
maar ook rivalen en zelfs vijanden. Daar is het tonen van emoties dus een risico. Nu willen
mannen in de redenering van Baumeister best wel risico lopen, maar dan wel om een gewenst
doel te bereiken. Als het nemen van risico’ s geen duidelijk doel dient dan blijven ze
achterwege. En zo somt Baumeister nog een aantal eigenschappen op waarin mannen
duidelijk van vrouwen verschillen, en waarbij het verschil steeds te maken heeft met het leven
in een intieme sociale omgeving of in een riskanter netwerk van relatieve vreemden. Hij stelt
dat het zinloos is om aan de manier waarop eigenschappen zich manifesteren een
waardeoordeel te hangen. Ze verschillen gewoon, en het verschil is logisch en nuttig.

De winst van het verschil

Tot zover volgen we Baumeister: mannen en vrouwen verschillen, en die verschillen waren
van belang voor de instandhouding van de soort (de mensheid dus) en die verschillen hebben
er ook voor gezorgd dat mannen en vrouwen, terwijl ze (gemiddeld) niet verschillen in
capaciteiten, verschillende keuzes maken. Die motivatie is niet gebaseerd op een bewust
denkproces, maar is ingegeven door de elkaar aanvullende rollen die mannen en vrouwen in
de loop van de geschiedenis hadden (en hebben). In de opvatting van de feministen heeft dit
verschil geleid tot grote ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Baumeister erkent die
ongelijkheid, maar laat zien dat deze zowel aan de top als aan de onderkant bestaat. Hij stelt
ook vast dat die ongelijkheid tegenwoordig met name bestaat in de grote samenleving. In het
gezin zijn de verhoudingen in toenemende mate gelijkwaardig geworden. Als het gaat om de
verhoudingen in de grote samenleving, heeft hij vervolgens een boeiende stelling. Die
verhoudingen in de samenleving vat hij samen onder het begrip cultuur. Een cultuur is voor
hem een type stelsel dat een groep mensen in staat stelt om met behulp van informatie
doeltreffender te werken. Het is dus in feite een stelsel van afspraken die mensen met elkaar

6
maken om dingen te doen, en het instrument om op een handige manier informatie uit te
wisselen en te bundelen. Geert Hofstede™1 noemt cultuur de collectieve programmering van
de samenleving. Hie is dus iets waar we samen aan gehoorzamen. Cultuur en groep zijn
daarmee begrippen die met elkaar samenhangen, en als het over het functioneren in groepen
gaat, dan voelen mannen zich daar volgens eerder aangehaald onderzoek beter in thuis. In
feite zijn de sociale systemen waaruit de cultuur bestaat, doorgaans gemaakt door mannen, en
is het niet verwonderlijk dat de sturende posities in een dergelijk netwerk door mannen
worden ingenomen. Niet dat vrouwen dat niet zouden kunnen, het tegendeel is aangetoond,
maar ze zijn er niet zo op gericht. Daarmee is cultuur niet een masculiene samenzwering om
vrouwen van de sturende posities af te houden. De stelling van Baumeister is, dat hoe beter de
cultuur functioneert, hoe meer kans de samenleving heeft te overleven (en waar nodig te
winnen van andere samenlevingen, lees: culturen. Ook de cultuur is daarmee een element in
de survival of the fittest. Mannen worden door de cultuur gebruikt om de sociale systemen te
bouwen waar de cultuur uit bestaat. Nu is er nog iets interessants aan groepen: een effectieve
groep hangt voor zijn voortbestaan niet af van één individu. En vanuit de evolutiebenadering
zijn individuele mannen minder belangrijk dan individuele vrouwen, omdat er veel vrouwen
en aanzienlijk minder mannen nodig zijn om voor voldoende nageslacht te zorgen.
Individuele mannen kunnen gemist worden zonder dat de groep, de cultuur dus, er onder lijdt
en zonder dat dit een groot risico betekent voor het voortbestaan van de samenleving (in de
vorm van levensvatbaar nageslacht). Daarom zet de cultuur ook mannen in om de gevaarlijke
klusjes op zich te nemen, zoals op ontdekkingsreis gaan, in de mijnen werken, oorlog voeren
en riskante reddingsoperaties uitvoeren. Mannen creëren dus organisaties waarin de
afzonderlijke leden misbaar zijn. In een gezinsrelatie is de misbaarheid van elk der leden
gering tot nihil. Als daar één lid wegvalt, sneuvelt het systeem. En dat zijn de systemen waar
vrouwen zich meer op richten.

Guus van Egdom.

1
De man heeft van zijn naam een TM = trade mark gemaakt.

Anda mungkin juga menyukai