BESTAANSREDEN VAN DE FUNCTIE : In lijn met het pedagogisch project, de toegewezen vormings-en schoolopdracht voorbereiden, uitvoeren, evalueren en bijsturen doel : samen met de collegas bijdragen tot : de maximale ontplooiing van de leerlingen (op cognitief, affectief, emotioneel, motorisch en sociaal gebied), hun integratie in de maatschappij, een verhoogde kans op tewerkstelling, het realiseren van de algemene doelstellingen van de school.
Nota:
In die scholen waar een functie van technisch adviseur en/of technisch adviseur - cordinator bestaat, kunnen bepaalde van de hieronder vermelde activiteiten (resultaatgebieden) door die functie overgenomen of uitgevoerd worden.
SAMENVATTING RESULTAATGEBIEDEN Resultaatgebied 1 : Planning en voorbereiding van het lesgeven Resultaatgebied 2 : Lesgeven Resultaatgebied 3 : Leerlingenbegeleiding Resultaatgebied 4 : Evaluatie Resultaatgebied 5 : Opvoeding van de leerlingen Resultaatgebied 6 : Lokalen, werkinstrumenten materialen Resultaatgebied 7 : Relaties met de bedrijfswereld Resultaatgebied 8 : Leerlingenstages Resultaatgebied 9 : School als organisatie Resultaatgebied 10 : Overleg en samenwerking Resultaatgebied 11 : Administratieve taken Resultaatgebied 12 : Nascholing Resultaatgebied 13 : Begeleiding van stagiairs en jonge leraren
Opmerking : Vaak krijgen leraren, naast hun lesopdracht, ook nog n of andere rol toebedeeld zoals bijvoorbeeld deze van klastitularis, graadcordinator, cordinator van de gentegreerde proef, enz... Achteraan vindt U een beschrijving van de hiervoor vernoemde rollen. 2
Functiebeschrijving Leraar Praktische en Technische Vakken (4 graden)
Voorbeelden van bijhorende activiteiten : op basis van de studie van de leerplannen, een jaarplan opmaken en/of bijsturen (= bepaling van de leerstof en spreiding hiervan over het jaar), op basis van dit jaarplan een aantal aspecten concreet voorbereiden : keuze van de handboeken of cursussen mede bepalen, de gentegreerde proefplanning opmaken, stageplanning van de leerlingen uitwerken, werkplan opstellen, praktijkuitstappen plannen, eventuele vakvergaderingen inplannen, bijkomende activiteiten plannen en afspreken, ..., in functie van de behoeften en rekening houdend met de leerlingen-doelgroep handleidingen en cursussen maken en/of samenstellen : wat er op de markt aan cursussen of studiemateriaal voorhanden is analyseren, informatie en gegevens (bibliotheek, vaktijdschriften, bedrijven, andere collega's, als gevolg van bijscholingen,...) verzamelen en/of opzoeken, informatie verwerken en logisch structureren, vertalingen maken, afspraken maken met collegas over gebruik, inhoud, vormgeving, ..., informatie omzetten in begrijpelijke taal, aan de hand van het jaarplan/leerplan en voortgaande op de eigen praktijkervaring delen ordenen en in vorm gieten, tekeningen en illustraties aanmaken, een verantwoorde lay-out en attractieve vormgeving van de werkbladen verzekeren, gebruikshandleidingen verzorgen, oefeningen opstellen, vanuit de eigen praktische vakervaring (zeer belangrijk) eigen inbreng schrijven, op een pedagogisch verantwoorde manier alles samenvoegen, de cursussen praktisch samenstellen: intikken op PC, lay-out maken, bundelen, kopiren, laten inbinden, ..., eventueel door een leraar Nederlands het taalgebruik laten nakijken, regelmatig bij- en herwerken, ...,
de agenda (het dagplan) opmaken en de lessen concreet voorbereiden : zich breed orinteren en informeren over de leerstof om het lesonderwerp te kunnen kaderen, de lesinhoud vastleggen, doelstellingen bepalen, de (groepsdynamische) beginsituatie inschatten, de structuur en tijdsindeling van de les opstellen: praktijk op theorie afstemmen, de didactische werkvormen bepalen, werkstukken en werkvoorbereidingen aan- en klaarmaken, eventuele prototypes en proeven klaarmaken, wanneer nodig, zorgen voor differentiatie (aangepaste oefeningen voorbereiden voor sterkere en zwakkere leerlingen), bepalen hoe zal gevalueerd worden, werkbladen, toetsen, opdrachten, oefeningen, ... voorbereiden, contacten leggen in verband met extra-muros activiteiten, memoriseren van de les, gereedschappen ordenen, eventueel bestellen en klaarleggen, lokaalindeling maken: welke leerlingen aan welke machines op welk moment, lokaal organiseren en documenteren in functie van de lesbehoeften, ..., de inhoud en/of deze activiteiten afstemmen met collega's, ...
Resultaatgebied 2 : Lesgeven
Op basis van een goede planning en voorbereiding, lesgeven en leerlingen leren zelfstandig een vak uit te voeren doel : met maximale kans op slagen de doelstellingen (zowel naar kennisoverdracht, naar algemene ontplooiing als naar het kunnen uitoefenen van een vak of beroep door de leerlingen) realiseren.
Voorbeelden van bijhorende activiteiten : een geschikt leef- en leerklimaat creren : in het begin van het jaar een aantal kennismakingsactiviteiten voorzien (klastitularis), goede afspraken maken met leerlingen en deze ook (laten) nakomen, de klasagenda laten invullen, orde, stilte en tucht eisen wanneer nodig, zorgen dat leerlingen zich thuis voelen in de klas (bijvoorbeeld eigen posters, een verjaardagskalender, ...), zorgen voor een goede afwisseling in werkvormen, inspelen op de actualiteit, op hun leefwereld, leerlingen zoveel mogelijk betrekken bij de lessen (zaken laten voorbereiden, vragen stellen, opdrachten laten uitvoeren, interactief lesgeven, ...) leerlingen de zin, het waarom van beslissingen uitleggen, leerlingen aantonen hoe leerstof concreet in de praktijk kan toegepast worden, vertrekken vanuit realistische situaties die herkenbaar zijn voor de leerlingen, leerlingen toelaten fouten te maken en daaruit te leren, leerlingen aanmoedigen, waarderen, tijd maken voor hun persoonlijke problemen, zorgen voor een aangename klasinrichting, ..., de voorziene leerstof aanbrengen op basis van de lesvoorbereiding, doch soepel inspelend op de reacties van de leerlingen. Dit omvat o.a. volgende activiteiten : technieken en handelingen demonstreren, vaardigheden overbrengen, werkmethodes en werkattitudes aanleren, de leerstof en vakkennis overbrengen op een boeiende manier via verschillende werkvormen (ex cathedra, zelf opzoeken, proeven doen of laten doen, video gebruiken, ... ,) verschil aantonen tussen weten - begrijpen - kunnen uitvoeren, overhoren van de vorige les (= toetsen van de beginsituatie ), leerlingen richtlijnen geven (voor het noteren, voor het uitvoeren van opdrachten, ...), vragen beantwoorden, leerlingen observeren, de nieuwsgierigheid aanwakkeren bij het begin van de les,
zelf vragen stellen om te toetsen of de leerstof begrepen is, diverse opdrachten geven; leerlingen zelf dingen laten doen (alleen of in groepjes ), differentiren wanneer nodig, gemaakte werkstukken en toetsen samen bespreken en/of verbeteren, oplossingswijzen bespreken, zich aanpassen aan de situatie (bijvoorbeeld rumoerigheid) of aan externe omstandigheden (bijvoorbeeld inspelen op bijzondere gebeurtenissen), elementen van de leerstof herhalen, bij opdrachten in de klas, individueel opvolgen en begeleiden, steeds een verzorgd en aangepast taalgebruik en correcte omgangsvormen stimuleren, ...,
leerlingen begeleiden om inzichten en leerresultaten te verwerven : leren de belangrijkste zaken te onderscheiden van de minder belangrijke (bijvoorbeeld door onderlijnen of vetgedrukte letters te gebruiken in cursussen), probleemoplossend leren denken, zelfstandig leren werken: onder andere leren een dagplanning te maken, leren hun werk- en studietijd te organiseren, leren schematisch te werken (bijvoorbeeld via een bordplan of hen via kernwoorden een les laten herhalen), leren hun vakactiviteit te situeren in een groter geheel (en zo er beter het belang van in te zien), ..., ...
Resultaatgebied 3 : Leerlingenbegeleiding
De leerlingen, individueel en als klasgroep (pedagogische eenheid) begeleiden, aandacht hebben voor hun persoonlijke noden en problemen doel : hun algemeen welzijn en persoonlijke ontplooiing bevorderen, hen helpen om goede studieresultaten te bereiken, hen orinteren bij de keuze van een verdere studierichting en/of beroepskeuze.
Voorbeelden van bijhorende activiteiten : meehelpen aan de ontwikkeling en het gebruik van een leerlingvolgsysteem, herkennen van en inspelen op groepsdynamische gebeurtenissen, als vakleerkracht participeren aan de klassenraad : de klassenraad voorbereiden, gegevens en informatie doorspelen, de resultaten van de leerlingen en eventuele problemen bespreken, afspraken maken om te remediren en om leerlingen individueel te volgen, mee delibereren, mee opstellen van het studie-advies, ..., contact nemen of onderhouden met het CLB, tijd nemen om naar (problemen van) de leerlingen te luisteren, zo nodig, in overleg, leerlingen doorverwijzen naar gespecialiseerde diensten (bijvoorbeeld in geval van mishandeling, incest, zware gedragsproblemen, ...), de taak van 'groene leraar' op zich nemen (als vertrouwenspersoon tijd maken voor de leerlingen die erom vragen), helpen bij het oplossen van varia-affectieve problemen, als een specifieke opdracht, instaan voor de begeleiding van leerlingen die moeilijk leren (vorm van contractwerk met deze leerlingen), inhaallessen geven (bijvoorbeeld tijdens de middagpauze, voor of na de lessen), geleide studie geven, waar de leerlingen uitleg kunnen vragen, leerlingen helpen om te leren leren, om hen een studiemethode bij te brengen, ...
Voorbeelden van bijhorende activiteiten : a. Evalueren van de leerlingen : observeren en evalueren van de gemaakte vorderingen en van de leer- en leefhouding van de leerlingen (cognitief, affectief, motorisch), in het begin van het schooljaar: de beginsituatie vaststellen (wie kan wat en in welke mate), toetsen opstellen en uitvoeren (mondeling, schriftelijk, praktijk), de leerlingen controleren: wat ze doen, hoe ze het doen (hun werkwijze), ..., evalueren van technische inzichten, kwaliteitsstreven, gedrag, ..., evalueren van het kennen, het kunnen, en het zijn van de leerlingen, de uitgevoerde praktijkopdrachten controleren, evalueren en bespreken, eventueel samen met anderen, resultaten evalueren van stages en van de gentegreerde proef, zelf of samen met de leerlingen in de klas verbeteren, de achtergrond van problemen detecteren (thuissituatie?), rapporten opstellen, resultaten (rapporten) toelichten en bespreken met de leerlingen, met collega's, met ouders, op de klassenraad, met het CLB, ..., leerlingendossier aanvullen, vanuit de analyse van de resultaten (gedifferentieerd) remediren (of eventueel belonen), ...
Voorbeelden van bijhorende activiteiten : Wat houdt dit in ? een aantal elementaire regels van burgerzin, beleefdheid, gezondheid, veiligheid, ... bijbrengen, bijbrengen van aandacht voor de kwaliteit van hun werk en werkstukken, attitudes bijbrengen in verband met veiligheid en respect voor gereedschappen en materialen, een aantal sociale vaardigheden aanleren (bijvoorbeeld correcte omgangsvormen met elkaar en met de leraar, samenwerken in groep, leren luisteren naar elkaar, zich leren uitdrukken in verschillende situaties, een eigen mening leren formuleren, zelfvertrouwen bijbrengen, ...), de leerlingen zo goed mogelijk voorbereiden op de rele aspecten van het werkmilieu, vak of beroepsfierheid bijbrengen, een aantal waarden meegeven in lijn met het pedagogisch project van de school (bijvoorbeeld respect voor elkaar, respect voor het milieu, een positief wereldbeeld, zorgzaamheid, verantwoordelijkheidszin, eerlijkheid, religieuze of algemeen menselijke waarden, ...), een aantal attitudes bijbrengen (bijvoorbeeld een kritisch-constructieve ingesteldheid, assertief opkomen voor zichzelf, voor hun mening, ...), een aantal specifieke of tijdseigen problemen aanbrengen en bespreekbaar stellen (bijvoorbeeld drugs, pesten op school, seksueel geweld, ...), ... Hoe wordt dit overgebracht ? deze opvoedkundige aspecten permanent laten beleven in de lessen, als leraar zelf het voorbeeld geven (bijvoorbeeld respect voor het vak, orde en netheid, houding, ...), duidelijke afspraken maken met de leerlingen en toezien dat zij er zich aan houden, zelf positief en met respect over het vak of beroep praten, leerlingen laten samenwerken, aan elkaar iets laten uitleggen,
10
11
12
Initiren, uitbouwen en onderhouden van relaties met de bedrijfswereld doel : nieuwe zaken leren kennen / up-to-date blijven, verzekeren dat leerstof en lessen aansluiten bij praktische (industrile) behoeften, allerhande steun verkrijgen, de bedrijven laten kennis maken voor het leerlingenpotentieel.
Voorbeelden van bijhorende activiteiten : allerhande telefonische, schriftelijke en persoonlijke contacten initiren, contacten onderhouden voor begeleiding/opvolging gentegreerde proef, juryleden scouten voor praktische en/of technische proeven, stageplaatsen voor leerlingen zoeken en de betreffende regelingen maken (binnen de stagereglementeringen), didactische hulpmaterialen trachten goedkoop te verwerven, mensen uit de praktijk zoeken en uitnodigen als spreker of voor het geven van demonstraties, informatie geven aan bedrijven (school als expert), geschikte werkgelegenheid zoeken voor afstuderende leerlingen, regelen van alle praktische en logistieke elementen van vakgerelateerd werk voor derden (binnen de schoolse en wettelijke reglementeringen), vakgebonden beurzen, samen met leerlingen, mede organiseren, samenwerkingsverbanden tussen school en bedrijf stimuleren, studiebezoeken aanvragen, organiseren en opvolgen, zelf aan studiedagen deelnemen, voordrachten en voorstellingen van de nieuwigheden in bedrijven bijwonen, nog bruikbaar afgeschreven materiaal, of materiaaloverschotten aankopen of zien ter beschikking te krijgen, firma's aanschrijven om allerhande informatie te verzamelen, door een firma ingerichte cursus bijwonen (praktische opleiding) voor leraren en leerlingen, sponsoring zoeken voor diverse schoolactiviteiten, naar praktijkmogelijkheden zoeken, zelf bij een bedrijf gaan werken om up-to-date te blijven, contacten onderhouden met oud-leerlingen die ondertussen bij die bedrijven tewerkgesteld zijn, mini-ondernemingen uitwerken met steun van de bedrijfswereld, ...
13
Resultaatgebied 8 : Leerlingenstages
Zoeken naar, organiseren, opvolgen, controleren en evalueren van leerlingenstages doel : om de leerling zo dicht mogelijk bij de praktijk te brengen; om de shock van concrete praktijksituaties te leren ervaren, om de leerling zo grondig mogelijk voor te bereiden op het beroepsleven, om mogelijke werkgelegenheidskansen te vergroten. Voorbeelden van bijhorende activiteiten : het stageboek maken: overeenkomen wat van de leerlingen precies verwacht wordt door het bedrijf: verduidelijken van de doelstellingen van de stage, geschikte stageplaatsen zoeken en daarvoor contacten leggen en onderhouden, activiteitenlijsten opmaken, individuele opdrachten geven, bijdragen tot de opmaak van stagereglementen, afspraken maken rond de concrete inhoud van de opdracht, stages opvolgen, o. a. via stagebezoeken, stageverslagen opstellen, mentorendag organiseren, formele evaluatie opmaken van de stage (samen met de mentor), stageverslagen van de leerlingen lezen en verbeteren, collega's leraren op de hoogte houden van het stageverloop, introductiebezoeken organiseren, de leerling binnen het bedrijf opvolgen en eventueel begeleiden, het stageproces continu evalueren, het eindresultaat met de leerling en de mentor van het bedrijf bespreken, stagecontracten opmaken en/of interpreteren, concrete afspraken maken, evaluatielijsten samen met de mentor opstellen, contact nemen met ouders om stagegerelateerde problemen op te lossen, stagedossier opmaken, toezien dat de administratieve verplichtingen worden opgevolgd (bijvoorbeeld burgerlijke aansprakelijkheid bij bedrijven), toezien of de nodige verzekeringen genomen worden, ...
14
Voorbeelden van bijhorende activiteiten : als lid van het pedagogisch college, de directieraad of enig ander orgaan meewerken aan het algemeen beleid van de school (bijvoorbeeld mee opmaken of herzien van het schoolwerkplan, het schoolreglement, ...), participeren of een specifieke taak op zich nemen in andere raden of comits (bijvoorbeeld LORGO, BOC, LOC, participatieraad, comit voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing, de schoolraad, ...), participeren aan de personeelsvergaderingen, opnemen van n of ander specifieke rol of opdracht, bijvoorbeeld : de rol van klastitularis (zie achteraan), de rol van organisator/begeleider van de gentegreerde proef (zie achteraan), cordinator informatica, cordinator leerlingenbegeleiding, cordinator remediring, materiaalmeester, projectwerk (bijvoorbeeld Nederlands tweede taal, verkeersveiligheid, ...) , onthaal van de nieuwe leerlingen, onthaal van nieuwe leraren (organisatie van het 'mentorship'), pastorale verantwoordelijkheid, contacten met de bedrijfswereld (stages), public relations en/of publiciteit, de schoolkrant, het lessenrooster, de schoolbibliotheek, de wetenschapsklas, de organisatie van het leerlingenvervoer, het sportmateriaal, ...,
15
16
Voorbeelden van bijhorende activiteiten : Met de directie : verslag uitbrengen, raadplegen en/of toestemming vragen voor bepaalde activiteiten of aankopen, problemen bespreken, raad en/of hulp vragen, zijn/haar aanwezigheid vragen in de klas bij n of andere gelegenheid, bespreken en evalueren van het eigen functioneren, ... Met de collega's / het team : participeren aan de vergaderingen van de vakwerkgroep, samenwerken in allerlei projectgroepen, systematisch afspraken maken met de klastitularis en andere collega's in verband met de planning en timing van taken, toetsen, examens, extra-muros activiteiten, boeken, handleidingen, ..., vakoverschrijdend samenwerken en afspraken maken met de collega's, overleg plegen met de verantwoordelijke voor de leerlingenbegeleiding in verband met leerlingen met moeilijkheden, in overleg een vervanging van een afwezige collega bespreken, informeel met een collega('s) (in de lerarenkamer) overleggen, een leerlingenprobleem bespreken, een collega met problemen ondersteunen (luisteren, raad geven, helpen, ...), de ploeggeest verbeteren door ook samen eens ontspanning te nemen (uitstap, etentje, ...), ...
17
18
Voorbeelden van bijhorende activiteiten : rapporten van de leerlingen opmaken, het leerlingendossier bijhouden, de klassenraden voorbereiden en opvolgen, eventueel verslagen maken, jaarplannen, dagplan (agenda) opmaken, de lessen voorbereiden (werkbladen, cursussen maken, kopiren, ...), extra-muros activiteiten administratief afhandelen, bijdragen tot het opstellen van stagecontracten, stageverslagen en -evaluaties maken, de administratie van de gentegreerde proef verzorgen, de administratie van het materiaalbeheer verzorgen, een soort boekhouding voeren van afgewerkte (verkochte) werkstukken, een aantal wettelijk voorziene formulieren (in verband met inspectie, eigen lesopdracht, ...) invullen, bij gelegenheid verslagen maken van vergaderingen (bijvoorbeeld de vakvergadering), aanwezigheden noteren, agenda's nakijken, puntenboek en/of evaluatieschrift bijhouden, briefwisseling of notas met ouders, CLB, ..., ... Opmerking : Bijna al deze administratieve taken vloeien voort uit activiteiten binnen eerder vermelde resultaatgebieden.
19
Resultaatgebied 12 : Nascholing
Binnen het kader van het nascholingsplan van de school, instaan voor de eigen nascholing doel : op de hoogte blijven van de actualiteit, de maatschappelijke evoluties en de recente ontwikkelingen op het vakgebied, nieuwe werkmethodes kunnen uittesten en eventueel toepassen in de praktijk, schoolcultuur en teamwerking bevorderen, nieuwe vaardigheden ontwikkelen.
Voorbeelden van bijhorende activiteiten : actief meewerken aan de ontwikkeling van het nascholingsplan van de school, volgen welke nascholingsactiviteiten worden georganiseerd voor de eigen sector / het eigen vak, naar vakbeurzen gaan, demonstraties en voordrachten bijwonen, bedrijfsbezoeken doen, zelf regelmatig in bedrijven gaan werken die het eigen vak toepassen, deelnemen aan stages, studiedagen of vakgerelateerde projecten, contacten onderhouden met andere mensen uit hetzelfde vakgebied en met vakorganisaties, bedrijven uitnodigen om demonstraties te geven / lezingen te houden in de school, pedagogische studiedagen bijwonen, inspelen op het opleidingsaanbod van het onderwijsnet, cursussen volgen aangeboden door universiteiten, vakverenigingen, syndicale organisaties, vormingsinstituten, ..., op diverse terreinen aan zelfstudie doen, het vak genoeg uitoefenen om er meester in te blijven, op tijd en stond de leerstof actualiseren in functie van de evoluties van het vak, kennis in de nascholing opgedaan, overdragen aan collega's, de vakliteratuur volgen (zowel de vaktechnische als de pedagogisch-didactische), lessen van collega's bijwonen, ervaringen en werkmethodes met collega's uitwisselen, ...
Nota: al deze activiteiten kunnen betrekking hebben op de vakspecialiteit, didactiek, opvoedkunde, informatica, gebruik van audiovisuele middelen, ...,
20
Voorbeelden van bijhorende activiteiten : Begeleiden van studenten initile lerarenopleiding : introduceren in de school, een voorbeeldles geven, samen de te geven les(sen) voorbespreken en de voorbereiding nakijken, de lessen gegeven door de stagiair volgen en nabespreken, evaluatieverslagen maken, met de stagebegeleider(s) afspraken maken en de evaluatieverslagen bespreken, ... Begeleiden van jonge, beginnende leraren (aanvangsbegeleiding) : als 'mentor' nieuwe leraren in de school introduceren, ondersteunen en 'coachen' (bijvoorbeeld een les bijwonen en nadien bespreken), via een werkgroep 'begeleiding nieuwe leraren' meewerken aan het introduceren van jonge leraren, cursussen, handboeken, informatie doorspelen, raad geven, ...
21
VAKBEKWAAMHEID
SAMENVATTING COMPETENTIES
1. 2. 3. 4.
5. 6. 7.
8. 9. 10.
11. 12.
22
VAKBEKWAAMHEID
De vaktechnische kennis die nodig is om de functie goed te kunnen uitoefenen : bezit vaktechnische kennis, beheerst de details van de materie, heeft praktische ervaring, heeft gefunctioneerd in de omgeving waarin door de leerlingen zal gewerkt worden, kent de arbeidswereld, beheerst het vakjargon en de technische termen, kan moderne apparatuur op een goede manier gebruiken (communicatie-apparatuur zoals video, retroprojector), kent de technologische specificiteit van zijn vak en kan de praktische handelingen nauwkeurig uitvoeren, beheerst de neventechnologien van het vak (bijv. gebruik van een computer), heeft een brede, algemene kennis, kan oordeelkundig gereedschap, materiaal en machines gebruiken, weet op een veilige en verantwoorde manier een opdracht te volbrengen, beschikt over een brede theoretische achtergrond, kan voorbeelden uit de praktijk aanbrengen; beheerst de relatie tussen theorie en praktijk, is polyvalent, handig, kent de ruimere aspecten van zijn vak : risicos, gevaren, hygine, beperkende wetgeving, heeft materiaal- en machinekennis en kennis van de grondstoffen, kent productieprocessen, beheerst vaktekenen en planlezen, heeft ruimtelijk inzicht, heeft PC + software kennis, kent de historische achtergrond van het vak, is taalvaardig : heeft een goede kennis van de eigen taal, kent technische termen, bezit algemene pedagogisch-didactische kennis en psychologische inrichten, heeft inzicht in de problematiek rond kansarme en schoolmoe leerlingen,
23
COMPETENTIES
1.
Leerlingengerichtheid
Kerngedachte : de bekwaamheid om zich te kunnen inleven in de leef- en denkwereld van de leerlingen en de aanpak daarop af te stemmen. Gedragsindicatoren : luistert actief naar de leerlingen, moedigt leerlingen aan; geeft hen een schouderklopje, ziet de leerling als een individu in een ruimere context, plaatst zich op het niveau van de leerling, past opdrachten aan het niveau aan, staat midden tussen de leerlingen, ook buiten klasverband, laat de leerlingen openbloeien door hen de kans te geven hun capaciteiten te gebruiken, schept een klimaat waardoor leerlingen de kans krijgen elkaar ook op een andere manier te leren kennen, werkt onderwerpen, door de leerlingen aangebracht, uit tijdens de les, waardeert leerlingen, pakt de zwakheid van de leerling op een constructieve manier aan; zet positieve punten extra in het daglicht, neemt de leerling ernstig, neemt een leerling al eens apart, brengt begrip op voor de leerling en zijn sociale achtergrond, maakt tijd voor de leerlingen, toont bewondering voor de positieve aspecten van het werk van de leerlingen, kan vergeven en vergeten, neemt deel aan initiatieven en activiteiten georganiseerd door de leerlingen, beschouwt elke leerling als volwaardig, zal een oefening extra voordoen in functie van de eigenheden van de leerling (bijv. linkshandig), speelt in op de (technische) hobby's van de leerlingen, praat ook eens over iets anders dan de les met de leerlingen, spreekt leerlingen aan, ook buiten de schoolomgeving,
24
1.
Leerlingengerichtheid (vervolg)
Kerngedachte : de bekwaamheid om zich te kunnen inleven in de leef- en denkwereld van de leerlingen en de aanpak daarop af te stemmen. Gedragsindicatoren : speelt in op voorbeelden uit hun leefwereld; vertaalt de leerstof naar toepassingen in hun leefwereld, toont interesse voor hun toekomst, geeft leerlingen een verantwoordelijkheid, aanvaardt dat leerlingen ook eens speels zijn en gaat hierin een stuk mee, volgt leerlingen individueel op bij praktijkwerk,
25
2.
Vakgedrevenheid
Kerngedachte : de wil en de bekwaamheid om het vak uit te bouwen, met alle aspecten ervan bezig te zijn en er een permanente interesse voor te hebben.
Gedragsindicatoren : kan met weinig middelen veel bereiken in zijn vak, gaat zelf nieuwe dingen uitproberen, ontwerpt en ontwikkelt nieuwe zaken (technieken, methodes, apparatuur, ...), zoekt constant naar nieuwe methodes en/of verbeteringen (vaak buiten de school), wijst de directie op vernieuwingen die in het vakgebied kunnen aangebracht worden, brengt verbeteringen aan aan bijv. gereedschappen, machines, toont brede interesses in alles wat met het vak te maken heeft, houdt zichzelf op de hoogte van de evoluties binnen het vakgebied, stelt zelf nieuwe cursussen op, illustreert de les met voorbeelden uit de eigen ervaring, blijft bij op het vlak van nieuwigheden, kennis en toepassingsmogelijkheden, houdt een nauwe band met de sector, verzamelt nieuwe informatie, verwerkt die en brengt ze in de lessen in, toont ook voor en na schooltijd interesse voor het vak, toetst praktijkvoorbeelden aan vaknormen, organiseert vakgerichte uitstappen en bedrijfsbezoeken; nodigt sprekers uit, houdt zijn leerstof actueel, ziet in de eigen leefomgeving alternatieve toepassingen voor het geven van het vak, vraagt nijverheidsdocumentatie aan om een goede band met het bedrijfsleven te verzekeren, zet een technische bibliotheek op, draagt het vak positief uit; toont liefde voor het vak, ...
26
3.
Verantwoordelijkheidsbesef
Kerngedachte : de bekwaamheid om preventief en daadwerkelijk te waken over het welzijn (veiligheid, gezondheid, ...) van de leerlingen. Brengt de leerlingen een (zelf)verantwoordelijke ingesteldheid bij.
Gedragsindicatoren : heeft oog voor de veiligheid in het praktijklokaal, voor de hygine, voor fysische omstandigheden, biedt hulp in crisissituaties, neemt verantwoordelijkheid op bij kleine ongevallen, respecteert materialen en machines, is zuinig in het gebruik van grondstoffen, ruimt het lokaal na gebruik op; laat dit eveneens door de leerlingen doen, doet de moeite om gasbranders af te zetten, het licht uit te doen, deuren en ramen te sluiten, bespaart kosten, papier, materiaal, energie, machines, doet zijn toezichten en ziet hierbij toe op de veiligheid, ziet toe op het onderhoud van machines en materialen, houdt rekening met het belsignaal; begint en eindigt de lessen tijdig, blijft concreet in het lesgeven, verliest niet onnodig tijd, treedt op wanneer de veiligheid in het gedrang komt, ziet toe op een efficint gebruik van materialen, verzekert een ordelijk verloop, wijst leerlingen op de gevaren inherent aan het gebruik van materialen, machines, gevaarlijke stoffen en producten, ..., ziet en anticipeert op problemen, grijpt in bij moeilijke, gevaarlijke opdrachten, past de oefeningen aan het niveau van de groep aan,
...
27
4.
Geduld
Kerngedachte : de bekwaamheid om op een rustige en beheerste manier met leerlingen om te gaan, ook in moeilijke en onvoorziene omstandigheden.
Gedragsindicatoren : blijft rustig en kalm in moeilijke omstandigheden, herhaalt voortdurend en blijft hierbij kalm, houdt rekening met het individueel tempo van de leerlingen, laat hen de tijd die nodig is, blijft dingen anders uitleggen en herhalen, laat de traagste leerlingen niet los, is zelfbeheerst, kan wachten tot leerlingen zelf iets vinden (zegt het zelf niet), straft niet te vlug, kan al eens door de vingers kijken, blijft vriendelijk in moeilijke situaties, geeft een nieuwe kans, herhaalt moeilijke termen, kan aanvaarden dat een leerling iets niet onmiddellijk kan, wordt niet meteen boos, neemt tijd om telkens weer te luisteren naar hun verhalen, ...
28
5.
Sociaalvoelendheid
Kerngedachte : heeft oog voor de bredere sociaal-maatschappelijke dimensie van de functie en betoont gemeende interesse in anderen.
Gedragsindicatoren : beschouwt anderen als evenwaardig, toont respect voor anderen, voor individuele overtuigingen, culturen en waarden, neemt initiatief en/of zet zich actief in voor sociale evenementen, is niet bevooroordeeld, discrimineert niet, helpt mee verzekeren dat ook minder begoede leerlingen boeken en materialen ter beschikking hebben, toont respect voor de eigen waarden van de leerling, toont interesse voor de leefwereld van anderen, laat collegas in een moeilijke situatie niet aan hun lot over, doet moeite om de sociale achtergrond van de leerlingen te leren kennen, praat met iedereen ongeacht het milieu waaruit hij komt, wijst leerlingen op eventueel asociaal gedrag, verminderde lichaamshygine, staat open voor andere ideen en ideologien; is open van geest, is empathisch, kan zich inleven in de wereld van anderen (collegas, leerlingen, ouders), beseft dat men telkens met (andere) mensen werkt, houdt rekening met specifieke karaktereigenschappen, waardeert elke leerling, is niet bevooroordeeld, werkt niet discriminerend, is verdraagzaam, motiveert leerlingen voor sociale acties, om voor elkaar op te komen, elkaar te helpen,
...
29
6.
Relatiebekwaamheid
Kerngedachte : de bekwaamheid om contacten te leggen en te onderhouden.
Gedragsindicatoren : luistert actief, herkent bepaalde symptomen in het gedrag bij probleemtoestanden en speelt daarop in, begrijpt de non-verbale communicatie, durft op een beleefde manier voor zijn/haar mening opkomen, is discreet, initieert contacten met nieuwe collegas, bemiddelt bij problemen, wikt en weegt woorden om de anderen niet te kwetsen, buigt conflictsituaties om zodat men er iets van kan leren, past zich aan aan het niveau van de tegenspeler, durft op een deftige manier iemand op iets aanspreken, uit zijn/haar bekommernis, heeft oogcontact, vraagt of ze u begrepen hebben, toont zijn/haar gevoelens, initieert en onderhoudt contacten met de buitenwereld, kent de formele en informele communicatiekanalen op school en weet deze te gebruiken, is tactvol : wacht op het geschikte moment om een boodschap te brengen, maakt duidelijke afspraken, houdt er zich aan en doet anderen er zich aan houden, vraagt informatie aan anderen, ziet aan gedrag en houding van iemand wanneer iets scheelt, voelt aan dat er problemen of conflicten zijn, ...
30
7.
Teamgerichtheid
Kerngedachte : de bekwaamheid om constructief met anderen aan een gemeenschappelijk doel te werken.
Gedragsindicatoren : wisselt ervaringen en informatie uit met collegas (binnen en buiten de school), denkt niet uitsluitend aan zichzelf, overlegt met collegas; houdt rekening met meningen van anderen, test ideen uit met anderen, toont wederzijds respect, neemt spontaan van een collega over, relativeert het gedrag van collegas, respecteert het werkterrein en het priv-leven van collegas, respecteert de teamafspraken, maakt duidelijke afspraken met collegas, maakt tijd vrij voor collegas, breekt collegas niet af, vooral niet in het bijzijn van leerlingen, helpt conflicten oplossen, is consequent in zijn houding naar collegas en directie, vraagt raad aan een collega, informeert collegas over aangelegenheden die voor hem/haar belangrijk zijn, draagt actief bij tot het bereiken van een consensus, spoort collegas aan om teamafspraken te respecteren, zet eigen mening opzij voor teamconsensus en voert afspraken loyaal uit, legt een zekere discretie aan de dag in verband met team, is bereid zijn deel van het werk op zich te nemen, is bereid nieuwe opdrachten, kennis en methodieken met collegas te delen, is bereid activiteiten op zich te nemen die beneden zijn/haar waardigheid worden geacht, staat open voor het werk van collegas, vult collegas aan waar nodig,
31
7.
Teamgerichtheid (vervolg)
Kerngedachte : de bekwaamheid om constructief met anderen aan een gemeenschappelijk doel te werken.
Gedragsindicatoren : is beschikbaar voor collegas, vraagt uitleg aan collega bij problemen (bijv. met machine), is bereid in de bres te springen voor collegas, aanvaardt een minder gunstig uurrooster, helpt mee om een positief klimaat onder de collegas te realiseren, ...
32
8.
Gedragsindicatoren : zoekt steun, zoekt naar een klankbord (bijv. bij collegas), analyseert (studie)resultaten en trekt er conclusies uit, ook naar zichzelf, durft zichzelf voortdurend in vraag te stellen, vraagt naar feedback, raad, streeft naar het kennen van eigen sterktes en zwaktes, toont een gezonde dosis zelfkennis, tracht van zijn fouten of zwakheden te leren, is kritisch, zal anderen (leerlingen, collegas, directie, ...) aanspreken over zwaktes, tekortkomingen, stelt hoge eisen voor zichzelf, steunt op de ideen van anderen, durft toegeven dat anderen iets beters weten, kan kritiek aanvaarden, legt criteria voor beoordeling vast, bespreekt resultaten en zoekt oplossingen, beschouwt hulp van een collega niet als een vernedering, ...
33
9.
Flexibiliteit
Kerngedachte : de bekwaamheid rekening te houden met wijzigende omstandigheden en het gedrag en de aanpak daarop af te stemmen.
Gedragsindicatoren : kan snel inspelen op onverwachte, nieuwe, veranderende situaties, weet in onvoorziene omstandigheden toch zinnige dingen te doen, kan zich aanpassen aan het klaslokaal, vervanging, de school, het toezicht, kan improviseren, past zich vlot aan aan veranderde lesbehoeften en opdrachten, past zich vlot van klas tot klas aan, schikt zich vlot naar praktische omstandigheden, staat open voor andere ideen, past de les aan aan de wensen van de directie, de leerlingen, de beschikbare tijd, kan een programma in een andere volgorde afwerken omdat het materiaal dan voorhanden is, vangt vervangingen vlot op, ziet het niet als iets onoverkomelijk eens een ander vak te geven, speelt in op de noden, de verwachtingen, kan op onverwachte tijdstippen nablijven, kan zijn principes opzij zetten in functie van het beoogde resultaat, kan zich achter een beslissing zetten en deze uitvoeren, zelfs als men er niet 100% achter staat, past de regels flexibel toe, kan bij het ontbreken van het voorziene didactisch materiaal afwijken van de geplande werkvorm, is bereid nieuwe leer- en werkmethodes aan te leren en toe te passen; houdt niet halsstarrig vast aan bestaande programmas en methodes, kan zich neerleggen bij een beslissing van het team, ...
34
10.
Organisatietalent
Kerngedachte : de bekwaamheid om planmatig en doeltreffend te werken.
Gedragsindicatoren : werkt gestructureerd, kan verbanden leggen; kan opdrachten combineren, kan hoofd- en bijzaken onderscheiden, houdt de werkplaats en het materiaal op orde, ziet vooruit, weet wat hij/zij nodig heeft, is voorbereid, heeft goed inzicht in de tijd die nodig is om iets te doen of uit te leggen, ziet verschillende fasen, denkt in logische stappen, maakt taakverdelingen, verduidelijkt voorafgaandelijk aan een oefening wat van ieder verwacht wordt, stelt lokalen op in functie van de te bereiken doelstellingen, maakt duidelijke afspraken (leerlingen, leerkrachten, bedrijven), werkt op een logische manier een werkstuk af, ziet de stukjes van n grote opdracht, plant praktijkoefeningen zodat alle leerlingen aan bod kunnen komen, bestelt materiaal tijdig en volgt op, bereidt een uitstap grondig voor, voorziet alternatieven, brengt een structuur aan in de overdracht van de leerstof, stelt een duidelijk doel voorop, is stipt, ...
35
11.
Inzet/Positieve ingesteldheid
Kerngedachte : de bekwaamheid en de wil om zich enthousiast en op een positieve wijze in te zetten. Gedragsindicatoren : gelooft in het onderwijs en in de school, straalt energie, enthousiasme uit, is gemotiveerd, blijft geloven in de vormingsmogelijkheden van de leerlingen, benadrukt het positieve in de organisatie, de school en de leerlingen, houdt vol; geeft niet op bij de minste tegenslag; begint steeds opnieuw, blijft zich voortdurend inzetten, blijft in zijn job geloven, houdt van het beroep (doet meer dan gevraagd wordt), draagt bij tot het succes van de school in haar geheel, is bereikbaar, vaak ook buiten de lesuren, is aanwezig op activiteiten georganiseerd door de leerlingen of door de school, zet zich af tegen het negativisme van de leerlingen, voelt zich betrokken bij het schoolbeleid, formuleert een probleem oplossingsgericht; weet conflictsituaties positief om te buigen, durft nieuwe uitdagingen aan; staat ervoor open, voert aanvaarde opdracht loyaal uit en is loyaal met wat in de school gebeurt, neemt de verantwoordelijkheden verbonden aan de taak ook daadwerkelijk op, is mee een stuk draagvlak van het schoolse project; biedt zich spontaan aan om dingen te doen, toont motivatie en inzet voor de school, toont spontaan interesse, ook buiten het eigen vakdomein, maakt het eigen vakterrein tot een succesverhaal voor de school (binnen en buiten de school), durft zich engageren en blijft dat, informeert hoe zijn/haar leerlingen het er later hebben vanaf gebracht, voert spontaan herstellingen uit, durft initiatieven te nemen om situaties te verbeteren of om zaken recht te zetten, brengt eigen materiaal mee,
36
11.
Gedragsindicatoren : maakt overuren indien de situatie dit vereist, zet zich in voor het hele schoolgebeuren, spreekt vaak over zijn beroep, zijn school, zijn leerlingen, is bereid tot nascholing, ...
37
12.
Authenticiteit
Kerngedachte : blijft zichzelf, is consequent in denken en handelen.
Gedragsindicatoren : handelt consequent, zal niets aan de leerling opleggen waar men zelf niet aan voldoet, is rechtvaardig en eerlijk (zegt bijv. in de klas dezelfde dingen als op de klassenraad), is rechtuit, is discreet, ook over wat er in de klassenraad gezegd wordt, leeft fundamentele waarden voor, kan zichzelf bloot geven, kan eigen beperkingen en fouten toegeven, kan kritiek verdragen, kan zich verontschuldigen, is correct, eerlijk en objectief bij de evaluatie en houdt dezelfde graad van nauwkeurigheid aan, maakt afspraken en komt gemaakte afspraken zo goed mogelijk na, geeft het voorbeeld op het vlak van stiptheid, orde, ..., leeft de algemeen erkende waarden, normen voor, durft zichzelf te zijn, treedt waardig en respectvol op, stelt iedereen gelijk voor de wet maar kan ongelijke behandeling verantwoorden, maakt met de leerlingen klare afspraken, laat deze naleven en komt deze zelf ook na, is zelf een voorbeeld, kan schoolse zaken zoveel mogelijk van priv-zaken scheiden, is consequent in zijn contacten met anderen, durft ongelijk toegeven, kan eigen fouten of zwaktes toegeven, ...
38