Anda di halaman 1dari 15

-1-

Uitgangspositie van het Christendom


Binnen de Vroege Islam

De Hagia Sophia is een subliem voorbeeld van Byzantijnse architectuur en telde eeuwenlang als de grootste Christelijke kathedraal in de hele wereld. Zij werd bij de verovering van
Constantinopel in 1453 in een moskee gewijzigd en heeft sindsdien model gestaan voor alle
moskeen in het Ottomaanse rijk en ook sterk daarbuiten. De moskee is als verzamelplaats
iets anders dan wat wij normaal associren met een kerk, want het dient als veruit het meest
belangrijke zichtbare symbool van de moslim- identiteit en waarden, van zijn veronderstelde
superioriteit die ver zou uitstijgen boven al het andere. Het dient als het vitale centrum van
de politieke en sociale activiteiten, zelfs ter voorbereiding van oorlog en de oorlogsverklaring zelf. (1) Daarom is deze afbeelding als hoofd voor dit artikel gebruikt, want het illustreert de kenmerkende houding van de Islam tegenover het Christendom (en andersdenkenden).

1 De begintijd der Islam


De roemruchte stichter van de Islam stierf in het jaar 632 in Medina, waarschijnlijk door
vergiftiging. (2) Medina betekent stad van de profeet. Na zijn dood begon de Islam aan
een geweldige opmars, waarbij alles onder het juk werd gelegd. Precies honderd jaar later
en zevenduizend kilometer verder werden de Islamitische horden door Karel Martel teruggeslagen in de beroemde slag bij Poitiers in Zuid Frankrijk. De Reconquista ging minder
vlot. Het zou 760 jaar duren voordat ze Spanje werden uitgegooid, dat was in 1492, onmiddelijk gevolgd door het Verdrijvingsedict, waarbij de Joden voor de keuze werden gesteld zich te laten dopen of het land te verlaten. Het grootste deel, we spreken over honderdduizenden, ging naar het Islamitisch beheerste Noord-Afrika en het Ottomaanse Rijk,
in het bijzonder naar Thessaloniki waar ze altijd Spaans (Ladino) zijn blijven spreken. (3)
Het is een misvatting dat de eerste Islamitische veroveringen samengingen met de verspreiding van de Islam als godsdienst. Relatief kleine legereenheden moesten een enorm
territorium beheersen en dat was slechts mogelijk door gebruik te maken van de reeds aan-

-2-

wezige plaatselijke elites met hun grote bestuurservaring en verfijnde cultuur. In het begin
en tot aan de tiende eeuw is het onjuist om van een Arabische moslimcultuur te spreken in
veel van de overheerste gebieden. Dat aspect kan niet genoeg benadrukt worden.
Het voornaamste doel van de veroveringen was de bekering van de ongelovigen, dat wel,
maar de praktische uitvoering daarvan stuitte op problemen, want geloofsleraren waren er
weinig en de overheerste volken waren talrijk. Trouwens, in de eerste eeuwen was de
Islam als religieus systeem nog onvolgroeid, en de Koran zelf bevat onvoldoende informatie om te weten hoe iemand zich als Moslim dient te gedragen. Het grootste deel van de
Islamitische leer is aan de Sunna van Mohammed ontleend, samengevat in de Sira en Hadith. De Sira en de Hadith, die de Koran van context voorzien en die de morele code tot in
de kleinste details bepalen, tot zelfs de toiletgang toe (de Qadaa al-Haajah), moesten nog
vorm krijgen. (4) Zelfs de Koran was nog niet definitief bepaald, want er waren tegenstrijdige versies van in omloop. (5) Maar reeds onder kalief Uthman (644-655) werd die
zaak beslist. Bij de interpretatieve boeken lag
dat anders. Deze evolueerden in een lang en
moeizaam proces. Het mag zelfs worden gesteld dat in zijn ontmoeting met het Christenen Jodendom de Islam de gelegenheid kreeg
zich nader te bepalen, zij het eerder in een zich
fzetten tegen die twee.
Bij de verovering van een nieuw gebied hadden
De Shahada
de daar wonende heidenen de keus tussen
dood of bekering. Bekering was een eenvoudige zaak en bestond uit het uitspreken van de
Shahada: Ik getuig dat er geen andere god bestaat buiten Allah en dat Mohammed zijn
boodschapper is. Bij het uitspreken daarvan hoefde men niet te weten wat daarvan de
consequenties waren. Het spreekt vanzelf dat waar de geloofsinhoud vaag is, de praktijk
oppervlakkig blijft. In tegenstelling tot de heidenen werd aan de Sabeanen in Zuid-Arabi
(6), maar zeker ook aan Joden en Christenen, veiligheid van lijf en goed verleend alsook
een zekere vrijheid van godsdienst, zij het in een vernederde en kwetsbare dhimmi-positie.
Het is deze context die hier nader zal worden beschouwd, vooral ten aanzien van de Christenen, die op veel plaatsen buiten Arabi prominent aanwezig waren. Heel spoedig werd,
wegens de omvangrijke bevolkingen waarmee de nieuwe machthebbers werden geconfronteerd, ook aan andere groepen de dhimmi-status verleend, zoals aan Zoroasterianen
(Perzi) (7), Boeddhisten en Hindoes.
De verspreiding van de Islam was
dus niet op prediking gebaseerd,
maar op bruut geweld. De Islam
begon als een religieuze ideologie
in Mekka, maar na dertien jaar prediking waren er nog maar 150 aanhangers. Daarop besloot Mohammed zijn beweging in een militaircultureel systeem om te vormen dat
alle levensaspecten omvat, zowel
op het sociale als persoonlijke vlak,
een complex dat werd overgoten
met een religieuze saus. Vanuit zijn
optiek een briljante zet! Daarom begint de Islamitische jaartelling op dat preciese moment,
na de hegira of migratie, ook wel de vlucht genoemd, wat tevens het moment is dat
Mohammed en zijn groepje naar het noordelijk gelegen Yathrib (Medina) trokken. Toen
ontwikkelde de gemeenschap zich in wat wij in onze tijd een terroristische organisatie zouden noemen. Doodslag, gevangenneming en roof waren aan de orde van de dag. Lees de

-3-

Koran er maar op na en zijn begeleidende tekst. De gevoerde acties besloegen het gehele
spectrum van de militaire tactiek. Soms streed men met echte legers, soms ook met individuele moordenaars. Er werd veel gebruik gemaakt van snel uitgevoerde strooptochten
door kleine bendes in hit-en-run-acties en razzias (een van oorsprong Arabisch woord).
Indien opportuun werden de gevangenen als slaven toegeigend en hun leven gespaard.
Marteling was geen uitzondering. Gijzelaars tegen losprijs aanbieden was een geliefde
sport. Deze flexibele militaire strategie kreeg een unieke en angstwekkende naam: de jihad
(strijd). In het jaar 11 AH (Anno Hegirae) stierf Mohammed. Zijn beweging had inmiddels
de grens van 100.000 bereikt. Het zou in crescendo verdergaan.

2 De andersdenkenden binnen de Islam


Het is begrijpelijk dat na een Islamitische inval, gepaard gaande met jaren continu moorden, plunderen en verwoesten, zelfs als er geen tegenstand werd geboden (8), de onderworpenen niet zomaar Islamitisch werden. Die terreur had een doel en geschiedde om het
schrikbewind veilig te stellen. De terreur werd hervat indien, waar en wanneer, het zo uitkwam. De feitelijke Islamisering geschiedde in een zich langzaam voortslepend proces,
waarbij de moskee het centrum van de politieke en militaire actie was; want aldus was het
ook bij Mohammed geweest. Toen eenmaal de barbarij was geluwd, konden de Christenen
en Joden op hun oude paden terugkeren. Desondanks bestond er een niet aflatende sociale
en economische druk om tot de Islam over te gaan. Niet-Moslims, de zogenaamde kafiers een forse scheldnaam - mochten niet volop meedoen aan het gemeenschapsleven. Let wel,
64% van de Koran gaat over de kafiers! Desalniettemin roept een aanzienlijk aantal versen
op tot acceptatie van de Mensen van het Boek (de Bijbel). (9) Ondanks dat de officile
politiek er meestal een was van afzijdige minachting, waren er genoeg individuele Moslims om het leven van die ander te vergallen. Gaandeweg begon dit zijn vruchten af te
werpen. De bestuurlijke elite en de stadsbewoners waren de eersten die zwichtten. Daarna
volgden de boeren en grootgrondbezitters. Het sociale aanzien en de economische welvaart, die de overstap met zich meebrachten, waren voor velen een te sterk argument, alhoewel een vaste en niet onaanzienlijke kern standhield. Hiermee ontstond een lang beklijvende tweedeling: het ene deel was schatplichtig aan het andere, maar verder hadden ze
weinig met elkaar gemeen, dus ook niet de taal, want de onderdrukkers spraken Arabisch.
Derhalve bleven in de territoria onder Islamitisch bewind grote Christelijke en Joodse bevolkingsgroepen voor lange tijd aanwezig, met uitzondering van de Hegaz (10), en in extensie het Arabisch Schiereiland. In 640 had Kalief Omar in navolging van een uitspraak
van Mohammed de uitzetting bevolen van de Christelijke gemeenschap van Najran en van
de Joodse gemeenschap van Khaibar (beide in de Hegaz), waarbij hij hen toestond zich in
Syri of Irak te vestigen. Hij droeg op deze mensen goed te behandelen en wees hen in hun
nieuwe gebied overeenkomstige stukken land toe. (11) (Hier toont zich een bekend motief:
dat Joden en Christenen onder de Islam identiek worden bejegend.) Nochtans bleef een
kleine rest Joden en Christenen op het Arabisch Schiereiland wonen, vooral in Jemen.
Dankzij het reisverslag van Benjamin van Tudela (1130-1173), die Arabi is rondgetrokken, weten we daar iets meer van.
Bat Yeor schrijft dat de Christenen van Najran zich hadden verplicht om samen met de
Moslims ten strijde te trekken. Zij maakt ook melding van een pact tussen Mohammed en
de bewoners van Najran, waarin hij oproept Christenen lief te hebben en hen te beschermen wegens hun toewijding aan de Islam. (12) Volgens de 7e eeuwse historicus Ibn Ishaq
was Najran de eerste plaats waar het Christendom in Zuid Arabi wortel schoot. De stad
ligt op 600 km van Mekka tegen de grens aan van het huidige Jemen. Volgens het oude
boek Arabische Himyaritische Martelaren (13) kwam het Christendom naar het land van
Himyar (Jemen) dankzij de eunuch die door de apostel Philip was gedoopt. (Hand. 8:2640) In de 3e eeuw werd Najran aan het episcopaat van Qatar toegevoegd. Aan het begin

-4-

van de 5e ging de grootste stam in Himyar, de Bani Al-Harith ibn Kaab, tot het Christendom over. Aan het begin van de 6e eeuw kreeg Najran een bisschopszetel. Het bovenvermelde boek bevat een brief die in juli 524 is geschreven door een zekere Simeon alArshami. Het boek gaat terug tot de 12e eeuw en bevindt zich in het archief van de Syrisch
Orthodoxe Kerk in Damascus. Arshamis brief gebruikt de volgende aanhef: In naam van
Allah, de Barmhartige, de Genadevolle, wat voor de meeste koranhoofdstukken exact
hetzelfde openingsvers is. (14) (Zie App. 1: Over de Christelijke Martelaren van Najran)
De onafwendbare conclusie is dat Mohammed de naam Allah heeft gebruikt naar aanleiding van van de Christelijk-Himyaritische praktijk. (15) Het is genoegzaam bekend dat
het Arabische schrift is afgeleid van de Himyaritisch-Musnad tekens (Musnad is een archasch schrift), dat door de Adnanieten is overgenomen die in de noorderlijke helft van Arabi woonden. Op die wijze kunnen de Quraysh, wat de Adnanietische stam is waarin Mohammed opgroeide, het
van de Himyariten hebben overgenomen. Dat schrift
nu is voor de Koran gebruikt. Toen Mohammed het
Allah van de Himyariten gebruikte, was de naam al
onder de Quarysh ingeburgerd, want Mohammeds
vader heette Hazrat Abd-Allah of: Hazrat, de dienaar
van Allah. Bovendien moet Mohammed goede contacten met de Himyariten hebben gehad uit de tijd
dat hij als koopman reisde toen hij de rijke weduwe
Chadidja had gehuwd. Dus waarom zou hij die titel
niet voor zijn god hebben gebruikt? Het is niet meer
dan logisch dat hij dat deed. (Zie App. 2: Over de
Himyaritische Oorsprong van het Arabisch Schrift)
De status van de Mensen van het Boek (ahl al-kitab)
werd verder bepaald door Kalief Omar in 15 AH in
Authentiek koranfragment
een verdrag met de Christenen van Jeruzalem, dat
toen nog veroverd moest worden. Het document ont- uit Sana'a, Jemen, in 1972 ontdekt
wikkelt het begrip van de dhimma, of beschermde
persoon, die zijn religie mocht behouden mits hij zich aan bepaalde regels onderwierp,
zoals een extreem zware belasting (de jizya); tevens moest men een aantal kerken en
synagogen afstaan om in een moskee te wijzigen. Dit was genspireerd op een verdrag dat
Mohammed met de Joodse nederzetting van Khaibar had gemaakt, dat op zon 140
kilometer van Medina lag. Zeventig jaar na het Verdrag van Omar, zou Omar II het zogenaamde Pact van Omar hebben uitgevaardigd, wat de positie van de dhimma nog verder
aantastte. (16) Hun onderwerping werd steeds erger, vooral na het decreet van al-Mutawakkil in 850. Zo moesten alle synagogen en kerken, die na de komst van de Islam waren
gebouwd, weer worden afgebroken en kwamen er voor kafiers potsierlijke kledingvoorschriften. Het was in de navolgende eeuwen een precedent voor reeksen van meer dan gruwelijke anti-Joodse en anti-Christelijke verordeningen, te veel om op te noemen.

3 Alln God kan onoverbrugbare kloven dichten


Omdat in de vroege Islam de houding tegenover de Christenen veel sympathieker was dan
nadien en gezien het feit dat de naam Allah ontleend is aan de taal van de Christelijke Bani
Al-Harith ibn Kaab, afkomstig uit de omgeving van Najran, zou vanuit deze achtergrond
een begin van toenadering kunnen worden gezocht, want tenslotte zijn we allen Gods geliefde kinderen en aan elkaar verwant. We moeten wl onderscheid maken tussen de Islamitische ideologie, die lijnrecht staat tegenover het Christendom, en de mensen die daar
deel van uitmaken en van wie het gros nauwelijks weet wat in de Koran staat en dat ver-

-5-

wijt gaat ook op voor veel naam-Christenen ten aanzien van hun Bijbel. Ik ga uit van een
volksbeweging, geen oecumene, want dat is vlees noch vis en brengt verflauwing van het
geloof.
De Libanon is bij uitstek de plaats voor
eenheid en verzoening. Het is een verscheurd land in een smeltkroes van
culturen en achttien erkende religies.
Het is het enige Arabische land met
een Christelijk president, Michel Suleiman. Hij heeft het land in 2008 binnen
de termen van het Doha Akkoord nog
net voor een burgeroorlog weten te
behoeden. Toen Suleiman dat jaar het
presidentschap aanvaardde, verklaarde
hij dat een van zijn eerste prioriteiten de nationale verzoening zou zijn in de bevestiging van Libanons actieve rol in het brengen van een boodschap van dialoog en saamhorigheid. Als het in de Libanon lukt eenheid te scheppen gedragen vanuit een brede
volksbeweging lukt het overal. Dat zal dan ongetwijfeld een werk Gods zijn, want alleen
God kan onoverbrugbare kloven dichten. Er bestaan reeds initiatieven in die richting. In
september 2010 is een geweldig kruis van 73,8 meter op de Sannineberg in de Libanon
genaugureerd (Golgotha staat op 738 meter boven zeeniveau), het Kruis van alle Naties
geheten, als een markant teken en uitgangspunt voor wereldeenheid en verzoening; een
waarlijk passend initiatief nu dat de wereld op zon wankel tijdsgewricht staat.
De Libanon is een mooi voorbeeld van coxistentie tussen Moslims en niet-Moslims in
een van oudsher Islamitisch bestuurd land. De Maronieten, die de grootste Christelijke
gemeenschap zijn van de Libanon, stonden in 2010 op 21% van de totale bevolking. De
Grieks Orthodoxe op 8%. In 2010 werd de Moslim Shia-gemeenschap op 27% geschat,
precies evenveel als die van de Moslim Sunni, samen meer dan de helft. In 1920 was dat
nog minder dan een kwart. Sindsdien is er een relatieve afname geweest van het aantal
Christenen, veroorzaakt door een aanhoudende emigratie van de Christenen, die daartoe
werden aangezet door een constante vervolgingsdruk. Daartegenover stond ook een hoger
Islamitisch geboortecijfer.
Libanons parlement heeft 128 zetels die gelijk zijn verdeeld tussen Christenen en Moslims
en proportioneel tussen de 18 verschillende denominaties en hun 26 regios. Vr 1990
stond de parlementaire vertegenwoordiging op een verhouding van zes op vijf ten voordele
van de Christenen. Het Taf Accoord uit 1990, dat een eind maakte aan de burgeroorlog
die vijftien jaar had gewoed, heeft dat n op n gemaakt. (17)

4 De tegenwoordige demografische structuur


Dat het tegenwoordige Libanon veel andersdenkenden herbergt, getuigt van een zekere
mildheid van de middeleeuwse machthebbers wiens erfenis dat is, maar dat betekent nog
niet dat dat indertijd overal zo was. In de Maghreb bijvoorbeeld (de streek van noordwest
Afrika), heeft de Islam vreselijk huisgehouden. Hady Idris schrijft: De Afrikaanse Christenheid, die in de oudheid zo vitaal en agressief was, heeft op haar beurt een zodanige
neergang beleefd dat in het Afrika van 1076 niet eens de drie benodigde bisschoppen
aanwezig waren voor een bisschopswijding. (18) Anderzijds waren er regios, die ver van
Mekka af lagen, waar de Islam zijn brute gezicht afwendde. Nog niet zo lang geleden
schijnt dat nog het geval te zijn geweest in Nigeria. Maar tegenwoordig is de radicalisering
van de Islamitische samenleving een wereldwijd fenomeen geworden en men kan zich afvragen of nog altijd gesproken kan worden in termen van radicale Islam tegenover de Islam in het algemeen. De directeur van het Barnabas Fonds, Patrick Sookhdeo, komt uit een

-6-

Islamitische gezin en is pas later Christen geworden. Hij zegt in een terugblik: (19)
In mijn kindertijd woonde ik in Guyana, Zuid-Amerika, waar ik mijn eerste
ervaring had met de omgang tussen Christenen en Moslims. Daar, in een sterk
gemengde samenleving leefden alle godsdiensten en culturen in vrede met elkaar,
vierden ze elkaars feesten en aten elkaars voedsel. Er was onder allen een leven en
laten leven mentaliteit. Als moslimjongen was mij niet bijgebracht om de nietMoslims te haten of minachten; mijn religieuze opvoeding was weinig meer dan leren
bidden, mijn ouders respecteren en Quran-verzen uit het hoofd opzeggen.
Toen ik twaalf was verhuisde ik met mijn familie naar het Verenigd Koninkrijk.
Engeland was eind jaren vijftig begin jaren zestig een lastige plaats voor Aziaten. Ze
waren duidelijk in de minderheid en er werd van hen verwacht dat ze zich aan de
heersende cultuur aanpasten. Ik herinner mij nog de woorden van mijn vader die hij
tegen mij en mijn familieleden sprak, waarin hij erop aandrong ons de Britse manier
van leven eigen te maken en deel te worden van de Britse gemeenschap. Zoals de
meeste Moslim-immigranten in het Engeland van destijds, zetten we ons erg in om
ons aan onze nieuwe omgeving aan te passen. Ons Islamitisch geloof was niet meer
dan een leidraad voor onze persoonlijk devoties en ons familieleven.
Later werd ik een volgeling van de Heer Jezus Christus. Met het voortschreiden
der jaren, decennia lang, heb ik veel veranderingen in de Britse maatschappij
meegemaakt die hun weerslag vonden op de onderlinge relaties tussen mijn
medechristenen en de groeiende Islamitische minderheid. Deze veranderingen zijn
deels het gevolg van de evoluerende overheidspolitiek en deels van de globale groei
van een radicale en ambitieuze Islam, in een totaal andere setting dan waarmee ik als
teenager in Londen had kennisgemaakt.
In het eerste stadium van overheersing behielden de volken in de veroverde gebieden hun
taal en religieuze identiteit. Aramees was nog altijd de voorkeurstaal in de voormalige
Byzantijnse en Perzische provincies; in Syri was het Grieks. In het gehele Midden Oosten
bestonden nog veel kloosters Nestoriaans, Monophysitisch, Sabeaans en andere. Alleen
al Egypte telde 120 kloosters in de 12e eeuw, alhoewel hun aantal sinds de Arabische overheersing aanzienlijk geslonken was. Deze beweging geraakte tijdens de 19e eeuw in een
stroomversnelling voor redenen die ik niet goed begrijp; misschien was de invloed van de
Krimoorlog daarin een kritische factor.
Wat de situatie in onze moderne tijd betreft, blijkt uit de volkstelling van 1897 in de stedelijke provincies van Egypte het aantal niet-Moslims op 14,7% uit te komen (inclusief 1,4%
Joden). De Encyclopdia Britannica van 1985 schatte het aantal Copten in Egypte op 20%
van de totale bevolking. (20) Alhoewel ze slechts 20% van de bevolking vertegenwoordigden, waren ze zo welvarend dat ze meer dan de helft van het privbezit hadden, wat veel
kwaad bloed zette. De Copten hebben veel onder het regiem van president Nasser geleden
(1956-1970). Zijn pan-Arabische politiek was erop gericht de sterke verbondenheid van de
Copten met hun pre-Arabische identiteit te breken. Als gevolg daarvan werden bouwvergunningen voor kerken permanent uitgesteld, Christelijke godsdienstige rechtbanken gesloten; en het regiem confisceerde land en kerkbezittingen. In reactie daarop verlieten veel
Copten het land richting Australi, Noord Amerika en Europa. Desondanks vormen de
Copten nog steeds de grootste Christelijke gemeenschap in het Midden Oosten en ze maken momenteel een geschatte 10 tot 20% uit van de Egyptische bevolking, die meer dan 80
miljoen mensen telt (schatting 2011).
Turkije is een schrijnend geval. Medio 2011 woonden er in dat enorme land 78,5 miljoen
mensen waarvan nog geen 160.000 niet-Moslim, hetgeen n vijfde van 1% van de totale
bevolking was. In 1844 waren dat er op zijn minst 2,4 miljoen, oftewel 33% van de totale
bevolking. Vlak voor de Eerste Wereldoorlog was dat al geslonken tot 15%. De nog steeds
fel ontkende genocide heeft de rest gedaan (21)

-7-

In het begin der twintigste eeuw is de Islam een bijzonder agressieve fase binnengetreden,
een revanche opeisend voor het gehate koloniale tijdperk. De roep om een terugkeer naar
de Islamitisch gouden eeuw klonk steeds luider, een herstel aankondigend van het zevende
eeuwse Kalifaat. Dat veronderstelt een zuivering der gelederen: een Kafierfrei machen.
(22) De Christenen in Irak, Pakistan, Indonesi, ja alle Islamitische landen, ondervinden
dat aan den lijve. Dagelijks worden we door krantenberichten opgeschrikt die hier gewag
van maken. (23) De westeuropese politici houden zich van den domme en laten begaan
omdat het aan hun opzet tegemoet komt het Christendom uit te roeien.
Hubert Luns
[gepubliceerd in Profetisch Perspectief, zomer 2011 Nr. 71]

Zie ook het artikel: De Islam in Confrontatie met de Westers Intellectuele Traditie.

Noten
Oorlogstuig in moskeen
(1) Een speciale ME-eenheid van de politie in onze buurstaat Nordrhein Westfalen heeft
vorige week een geheime operatie bij een moskee uitgevoerd waarbij een groot aantal
zware oorlogswapens in beslag zijn genomen. Volgens experts waren deze nog maar het
topje van de ijsberg, en wordt gevreesd dat tal van andere moskeen in Duitsland en Europa illegaal vuurwapens en mogelijk zelfs explosieven hebben opgeslagen. De lang gevreesde Islamitische terreuroorlog tegen de Europese bevolking lijkt dan ook steeds dichterbij te
komen.
De top secret operatie werd wereldkundig gemaakt door het Hessische CDU-lid
Ismail Tipi. De oorlogswapens werden verborgen in de koelruimte van een groentehandelaar, die vlak naast de moskee woont. Tipi: Het gevaar dat fundamentalistische, tot
geweld bereid zijnde Salafisten zich bewapenen is zeer groot. Dat maakt deze geheime
operatie meer dan duidelijk.
De extremisme-expert van Turkse afkomst vermoedt dat moskeen ook in andere
steden hele wapenarsenalen hebben ingeslagen. Het openbaar ministerie in Hamburg
wees er onlangs niet voor niets op dat het aantal Moslims dat de gewelddadige jihad ondersteunt, toeneemt. In alleen al Hamburg zijn er meer dan 300 bekend, hoogstwaarschijnlijk slechts het topje van de ijsberg. (Bron: Xander Nieuws 20-06-2016)
Hoe Mohammed stierf
(2) Mohammed stierf waarschijnlijk als gevolg van een vergiftiging na de verovering van
de Joodse nederzetting te Khaibar. Twee maanden eerder was Mohammeds poging om
Mekka te veroveren mislukt. Dit resulteerde in het bekende verdrag van Hudaybiyya. Omdat hij Mekka niet had kunnen plunderen, besloot hij dat met de zwakkere Joodse nederzetting van Khaibar te doen. Na die schanddaad maakte een Joodse vrouw een maaltijd
voor hem klaar. Zij stopte gif in het lam en Mohammed at daar iets van. Dit heeft jaren later zijn dood veroorzaakt. Zo meende hij zelf. (Bukhari 3.786, 4.394) De verslaggever Ibn
Sad zegt daarover: Hierna leefde Allahs apostel nog drie jaar totdat hij aan zijn kwaal
overleed. Tijdens zijn ziekte placht hij te zeggen: het effect van de [vergiftigde] hap die ik
in Khaibar nam is nooit verstomd, en verschillende keren heb ik [daaronder] geleden. Nu
voel ik dat het uur is gekomen om [weer] een aderlating te ondergaan [en als middel ter
genezing een hoeveelheid bloed af te tappen]. Bron: www.answering-islam.org
(3) De Joodse gemeenschap van Thessaloniki is tijdens Wereldoorlog II door de Duitse
bezettingsmacht uitgeroeid. Tijdens die oorlog zijn een aantal Joden uit Thessaloniki, die
toen buiten Griekenland woonden, door Generaal Franco gered, die ze een Spaans paspoort gaf. Een van die Joden, een bejaarde mijnheer, heb ik persoonlijk in Parijs ontmoet.
(4) Onder Qadaa al-Haajah (toilet-etiquette) krijg ik via Google 122.000 hits (26-22011). Premier Balkenende komt uit op 244.000; toch nog altijd het dubbele!
(5) Islam Reviewed door M. Ali (pseudoniem) Fishhouse Publishing, Fort Myers, USA
# 2nd Ed. 1999 (hoofdstuk 4: Textual History of the Koran).

-8-

De Mensen van de Kuil


(6) De Sabeanen worden in Surah 85:4 aangeduid als de mensen van de kuil. Volgens
Islamitische schrijvers uit de 7e eeuw schijnen het monothesten te zijn geweest die zich in
naam van Johannes lieten dopen: in het Aramees sabutha in de betekenis van een kleur
geven aan, zoals met het verven van wol. Dus waren het geen steraanbidders, zoals vaak
wordt beweerd. Men speculeert dat het afstammelingen waren van leerlingen van Johannes de Doper, die Jezus Christus niet hadden willen erkennen. (Zie ook: Encyclopaedia of
Holy Prophet and Companions van Shahid Ashraf Anmol Publ. # 2005, pp. 161-63)
(7) Het Zoroasterianisme heeft als invloedrijke factor tot aan de 11e eeuw standgehouden.
(8) Face au Danger intgriste Juifs et Chrtiens sous lIslam van Bat Yeor - Berg Int.
d., Paris # 2005 (pp. 31-32). De tweede invasiegolf onder de Seljuk Turken, die enkele
eeuwen later plaatsvond, werd gekenmerkt door een identiek patroon.
De Islam gaat niet over de Islam
(9) Het vreemde geval doet zich voor dat het grootste deel van de Islamitische leer niet
gaat over het Moslim-zijn, maar het gros gaat in plaats daarvan over niet-Moslims, de kafiers. Ter illustratie, 64% van de Koran gaat over kafiers, en dat is geen religieus onderwerp, want er is niets in de kafierleer dat van doen kan hebben met godsdienst, omdat het
kafierconcept streng gescheiden wordt gehouden van elk Islamitisch godsdienstig aspect.
De Islamitische leer over kafiers is zuiver politiek, en valt daarom onder de politieke Islam.
Bron: Political Islam is Islams ideology about unbelievers, kafirs (incl. grafiek) van Bill
Warner, de directeur van het Center for the Study of Political Islam # 29 febr. 2011.

(10) De Hegaz of Hijaz ligt aan de centrale Rode Zee kust van Saudi Arabi tot aan een deel
van de Golf van Akaba regio, en het omvat Jeddah en de heilige steden Mekka en Medina.
(11) Encyclopaedia Islamica van Wilferd Madelung en Farhad Daftary - Brill, Leiden #
2008/2009 (onder: The Succession to Prophet Muhammad, p. 74). Na hun vestiging in
Syri en Irak hebben de Joden van Khaybar in de hoedanigheid van kunstenaars en kooplieden veel plaatsen van het Islamitisch emperium bezocht; tot aan de 12e eeuw hebben zij
een duidelijk herkenbare identiteit behouden.
(12) ibid Bat Yeor (pp. 19-21). Het document waaraan Bat Yeor refereert, is volgens haar
een falsificatie, maar bevat toch een aantal waarheden.
(13) Arabische Himyaritische Martelaren is door de Zweedse orintalist Carl-Axel Moberg in 1924 vertaald als: The Book of the Himyarites Fragments of a hitherto unknown
Syriac work, en is tussen 1924 en 1980 in drie talen en 6 uitgaven uitgegeven door Lund,
C.W.K. Gleerup, en recentelijk opnieuw in het Engels door Gorgias Press (New Jersey). De
pdf versies in het Arabisch en Engels staan op SCRIBD.
(14) De details in deze alinea heeft ondergetekende gekregen van een goede vriend, een
Syrisch Orthodox Christen.

-9-

Allah in de Arabische Bijbel


(15) De tekstuele basis voor de Arabische Bijbel is de gezaghebbende vertaling van Cornelius van Dyck, die daartoe werd bijgestaan door Drs. Eli Smith en zijn tweede zoon Edward
(dezelfde die in appendix 2 wordt genoemd), die in Beiroet in 1860 (N.T.) en 1865 (O.T.)
werd voltooid. Cornelius Van Dyck gebruikte Allah om God aan te duiden. Van Dyck is
altijd door de Arabieren geprezen om zijn grondige kennis van hun geschiedenis, cultuur
en taal en om zijn capaciteit om onder de Syrirs te werken zonder neerbuigend tegen ze te
doen. Het is daarom meer dan waarschijnlijk dat hij de schriftuurlijke traditie kende van
de Himyaritische Christenen, wat hem zal hebben genspireerd het woord Allah te gebruiken voor zijn Arabische vertaling vanuit de Engelse King James Bijbel.
Volgens een onder niet-Islamieten wijd verbreide misvatting heeft de naam Allah, zoals in de Koran gebezigd, zijn oorsprong in de pre-Arabische wereld waar 365 verschillende afgoden in Mekka werden aanbeden. Mohammed zou zijn eigen stamgod, Allah, tot
de positie van oppergod hebben verheven. Dat hier sprake is van een misvatting, betekent
nog niet dat de Islamitische Allah identiek is aan de God van de Bijbel. Het is de huidige
betekenis die telt en het gebruik daarvan.
(16) Alhoewel het Pact van Omar II (sommigen zeggen Omar I) overeenkomt met bepaalde
aspecten van het Islamitisch beleid ten aanzien van de overwonnen volken, is de gangbare
mening dat de teksten, zoals die tot ons zijn gekomen, pas later zijn gecodificeerd.
(17) Zie: La Croix de tous les Peuples au Liban (STELLA MARIS 464, Dc. 2009).
(18) ibid Bat Yeor (p. 53). Zij verwijst naar La Berbrie Orientale sous les Zirides XeXIIe sicles van Hady Roger Idris Maisonneuve, Paris # 1962 (p. 758).
(19) Slippery Slope (Op Gladde Helling) The Islamisation of the UK van Patrick Sookhdeo Barnabas Fund, Engeland # febr. 2011 (Introduction).
(20) De Egyptische volkstelling van 1986 schatte het percentage niet-Moslims in de stedelijke gebieden op 6,1% (geen Joden). Er is geen logische verklaring voor een 55% daling
van het aantal Christenen in Egypte in vergelijking met de eerdere telling waar The Encyclopdia Britannica naar verwijst. Het is geopperd dat de Egyptische volkstellingen na
1952 uit politieke motivatie de presentie van de Christelijke bevolking heeft onderschat.
(21) In 1844 telde de Ottomaanse overheid een totaal van 2,4 miljoen Armenirs binnen
het rijk, wat sommigen een te lage schatting vinden, zoals de Turkse professor brahim
Hakk Akyol. Dit vertegenwoordigde wellicht 1/3e van de totale bevolking, die toen binnen
de grenzen van het huidige Turkije woonden. Het totale Ottomaanse rijk, waaronder het
Noord Afrikaanse Egypte besloeg in die tijd ongeveer 35 miljoen mensen. Zie: Wikipedia
onder: Ottoman Armenian population, en Turkey: a Modern History van Erik Jan
Zrcher I.B. Tauris, London # 1993 (p. 43).
(22) De uitdrukking Kafierfrei machen is gewettigd omdat de Armeense holocaust tijdens de Eerste Wereldoorlog door Duitsland werd genstigeerd onder aanvoering van generaal von Staab, die toen zitting had in de Opperste Generale Staf. Zie artikel: Duitslands medeplichtigheid aan de Armeense Holocaust.
(23) De wereld werd in 2013 opgeschrikt door een verschrikkelijke uitbraak van
christenvervolging in Egypte. (Bron: CBN News - The Global Lane, 15 aug. 2013)
Wat doen de leden van het Moslim Broederschap als de Egyptische veiligheidstroepen een
van tevoren aangekondigde operatie starten om hen uit Caros tentsteden te verdrijven?
Ze vallen Christenen aan. Ja, inderdaad. Morsi-aanhangers antwoordden met een monumentale aanval zonder weerga in onze moderne tijd op kerken door heel Egypte. Het in
brand steken en de verwoesting van kerken begon binnen zes uur na aanvang van de militaire actie tot onderdrukking van het verzet. Veel Moslims verzetten zich tegen de gewelddadigheden tegen Christenen. Sommige Salafisten (puriteinse stroming) drongen er bij het
Broederschap op aan de aanvallen te stoppen. Er waren zelfs een Moslims in Boven-Egypte
die naar verluidt de Christenen hielpen bij de verdediging van hun kerken. Een van de verwoeste kerken in Boven-Egypte dateerde uit de vierde eeuw!

- 10 -

Hier volgt de lijst van de in brand gestoken kerken en gebouwen:

Kerk van de Maagd Maria en Anba Abram van de Orthodox Copten. In het dorp van
Daljah in het district van Deir Mawas, Minja provincie. Het in brand steken en
vernietiging van de kerk.

De St. Minja kerk van de Orthodox Copten. In de Abu Hilal Kebly buurt, Minja
provincie. Kerk in brand gestoken.

St. George kerk, Orthodox Coptish aartsbisdom, Sohag provincie. Kerk in brand
gestoken.

Baptisten kerk. Status van Mani Mazar, Minja provincie. Kerk in brand gestoken.

Kerk van de Maagd Maria van de Orthodox Copten in Nazlah dorp, Yusuf de
rechtvaardige, Fajoem provincie. Kerk in brand gestoken.

Het klooster van de zusters van De Goede Herder School, Suez. In brand gestoken.

Kerk van de Franciscaner paters, Straat 23, Suez. Kerk in brand gestoken.

De Vrienden van het Bijbelgenootschap, Fajoem, in brand gestoken.

St Maximus kerk, 45e Straat, Alexandria. Omsingeling.

Kerk van Prins Taodharos Elchatbi, Fajoem. Kerk in brand gestoken.

Kerk van de Maagd van de Orthodox Copten, Slagersstraat, Abu Hilal district, Minja
provincie. Kerk in brand gestoken.

St Marcus kerk van de Katholieke Copten, Abu Hilal district, Minja provincie.
Kerk in brand gestoken.

Kerk van de paters Jezueten, Abu Hilal district, Minja provincie. In brand gestoken.

Kerk van de Maagd en Anba Abram, Sohag. Kerk in brand gestoken.

St Marcus kerk en het dienstengebouw, Electriciteitsstraat, Sohag. In brand gestoken.

De woning van pater Onjelios King, pastoor van de kerk van de Maagd en Anba Abram

in Daljah, Deir Mawas district, Minja provincie. Woning volledig afgebrand.


Het in brand steken van de Griekse kerk in Suez.

- 11 -

.APPENDIX-1.
De Christelijke Martelaren van Najran, in de Qur'an de mensen
van de Kuil genaamd - Commentaar vanuit Islamitisch standpunt
Surah 85:4-7 : Vervloekt waren de mensen van de kuil, waarin het loeiend vuur
brandde. Ziet! Zij zaten bij de greppel en waren getuige van wat de gelovigen werd
aangedaan.

ONTLEEND AAN EEN NOTITIE IN QURANTUTORING.COM


OP ZIJN BEURT ONTLEEND AAN EEN ONBENOEMDE BRON :
De tradities bespreken een aantal incidenten waarbij gelovigen in kuilen van laaiend vuur
worden geworpen, wat aantoont dat deze tirannie meermaals is voorgekomen.
A. Een der gebeurtenissen van de Heilige Profeet [de vrede zij met hem] is door Hadrat
Suhaib Rumi opgetekend, waarin hij vertelt dat een koning een magir bij zich aan het hof
had. Toen hij oud was geworden vroeg hij de koning een jongen te benoemen die van hem
de magie zou kunnen leren. En vervolgens heeft de koning een jongen benoemd. Toen de
jongen naar de plaats van de magir ging en weer terug naar huis, besloot hij onderweg
een monnik te bezoeken [die waarschijnlijk een volgeling was van de profeet Jezus]. Onder invloed van zijn boodschap werd hij een gelovige en wel dusdanig dat hij dankzij zijn
training miraculeuze krachten kreeg. Hij kon blinden laten zien en melaatsen genezen.
Toen de koning vernam dat de jongen zich in Gods Eenheid gedroeg, reeg hij eerst de
monnik aan het zwaard. Hij wilde ook de jongen doden, maar geen instrument of middel
kon hem schaden. Tenslotte zei de jongen tegen de koning: Als u mij echt wilt doden,
schiet dan voor het verzamelde volk een pijl op mij af met de woorden: Bi-ismi Rahhilghulam [in de naam van de Heer van deze jongen] en dan zal ik sterven. De koning deed
zoals verteld en de jongen stierf. Waarop het volk uitriep dat ze hun geloof in de Heer van
de jongen bevestigden. De leden van het hof legden de koning uit dat juist datgene was
gebeurd wat de vorst had willen voorkomen: het volk had zijn godsdienst afgewezen en
dat van de jongen aanvaard. Hierop ontstak de koning in woede en liet hij geulen aan de
kant van de weg graven en met vuur vullen. Hij beval dat al degenen die het nieuwe geloof
weigerden af te zweren in het vuur moesten worden geworpen. Dat waren Ahmad Muslim;
Nasai Tirmidhi Ibn Jarir; Abdur Razzaq; Ibn Abi Shaibah Tabarani en Ahd hin Humaid.
B. De tweede gebeurtenis is door Hadrat Ali opgetekend. Hij vertelt dat een koning vaak
wijn dronk. Op een keer, toen hij te veel had gedronken, pleegde hij met zijn zuster overspel. Dat leidde tot een blijvende onwettige relatie tussen die twee. Toen het geheim bekend raakte, liet de koning verkondigen dat God het huwelijk met zijn zuster had goedgekeurd. Toen het volk daarin weigerde te geloven, nam hij allerlei strafmaatregelen om ze
te dwingen deze boodschap te aanvaarden. Hij ging zelfs zover dat hij eenieder die weigerde toe te geven in vuurkuilen wierp. Volgens Hadrat Ali begonnen onwettige huwelijksrelaties vanaf toen onder de vuuraanbidders een normale zaak te worden [Ibn Jarir].
C. Het derde voorval is door Abd Allah ibn Abbas beschreven, de neef van vaders kant
van de Profeet Mohammed [de vrede zij met hem]. Dit is waarschijnlijk op een Isralische
overlevering gebaseerd waarin de Babylonirs de kinderen van Isral wilden dwingen hun
religie van de Profeet Mozes op te geven [de vrede zij met hem]. Ze werden zelfs in vuurkuilen geworpen als ze weigerden te gehoorzamen [Ibn Jarir, Ahd bin Humaid].

- 12 -

D. Het bekendste voorval heeft echter betrekking op de inwoners van de stad Najran, wat
is opgetekend door Ibn Hisham, Tabari en Ibn Khaldun [van wie de Mujam al-Buldan is],
maar ook door andere auteurs. Samengevat gaat het als volgt: Tuban Asad Abu Karib, de
koning van Himyar [Jemen], besloot op een dag naar Jathrib [Medina] te gaan. Daar aangekomen omarmde hij het Jodendom na met de Joden gesproken te hebben. Twee Joodse
geleerden vergezelden hem naar Jemen van de stam der Quraizah. Hij bekeerde daar veel
mensen tot het Jodendom. Zijn zoon Dhu Nuwas volgde hem op en viel de stad Najran
aan, een Christelijke vestingstad in het zuidelijk deel van Arabi. Ibn Hisham zegt dat de
bewoners van die plaats trouwe volgelingen waren van het Evangelie van de Profeet Jezus.
In Najran nodigde Dhu Nuwas de mensen uit tot het Jodendom over te gaan, maar dat weigerden ze. Vervolgens zag hij erop toe dat een groot aantal inwoners in brandende stapels
werden verteerd en hij sloeg veel anderen met het zwaard totdat hij bijna 20.000 van hen
had gedood. Daus Dhu Thalaban, die uit Najran kwam, wist te ontsnappen en ging volgens
een overlevering naar de Byzantijnse Keizer. Volgens weer een andere overlevering naar
de negus [koning] van Abyssini, en vertelde hem wat was voorgevallen. Volgens de
eerste overlevering schreef de keizer naar de negus van Abyssini. Volgens de tweede
verzocht de negus aan de keizer hem een
vlootmacht te bezorgen. In elk geval viel een
Abyssinisch leger bestaande uit 70.000 soldaten, onder leiding van een generaal die Aryat
heette, de Joden van Himyar [Jemen] aan.
Dhu Nuwas vond de dood en de Joodse overheersing kwam aan zijn eind. Op die manier
werd Himyar bij het Christelijk koninkrijk
van Abyssini ingelijfd.

VROEGE DOCUMENTEN :
De verklaringen van de Islamitische historici
worden niet alleen bevestigd via andere bronnen, maar die geven ook veel meer details.
Jemen kwam voor het eerst onder de Christelijke Abyssinische overheersing in het jaar
340 en dit duurde tot aan 378. Christelijke
missionarissen begonnen Jemen in die periode
binnen te komen. Tegen die tijd kwam een
man, Faimijun [Femion] geheten, in Jemen.
Hij was een rechtvaardig, eerlijk en ascetisch mens van wie werd verteld dat hij miraculeuze krachten bezat. Door zijn prediking tegen de afgodendienst bekeerde hij het volk van
Najran tot het Christendom. Deze mensen werden door drie leiders geregeerd. Saijid, de
belangrijkste aanvoerder, een soort stamoudste, was verantwoordelijk voor de buitenlandse
betrekkingen, politieke verdragen en aanvoering van de troepen. De tweede, Aqib, lette
op interne zaken en de derde, de Usquf [bisschop], had het religieus leiderschap. Najran
fungeerde als een belangrijk handelscentrum voor tussor [een soort zijde], leer en wapentuig, en was van groot belang in Zuid Arabi. Het welbekende Jarnanitisch lakens pak [Jemenitische dracht] werd daar gemaakt. Dit verklaart waarom Dhu Nuwas deze belangrijke
plaats aanviel. Het was dus niet alleen wegens de religie. Ook politieke en economische
belangen speelden een rol. Hij doodde Harithah [in Syri Arethas genoemd] en hun leider
Saijid. Toen doodde hij ten aanschouwe van diens vrouw Romah hun twee dochters en
moest zij hun bloed drinken. Daarna werd ook zij gedood. Hij haalde de botten van
bisschop Paul uit zijn graf en verbrandde ze. En hij beval dat alle vrouwen, mannen, kinderen, bejaarden, priesters en monniken in vuurkuilen /vuurgreppels moesten worden geworpen. Het aantal dat op die manier omkwam wordt op 20.000 tot 40.000 geschat. Dit
gebeurde in oktober 523. Twee jaar later vielen de Abyssinirs Jemen aan, en zo kwam
Dhu Nuwas met zijn Himyaritisch rijk aan zijn eind. Dit wordt door de belangrijke Hisn

- 13 -

al-Ghurab [Ravenfort] inscripties bevestigd, die door Jessop Hulton in 1834 werden ontdekt. De nabijgelegen haven was in de oudheid het Himyaritische Kana, een vermaard
handelscentrum, dat nu een onbeduidend vissersdorp is geworden onder de naam BirAli.
In verschillende Christelijke geschriften uit de 6e eeuw komen details voor die betrekking
hebben op het volk van de greppel, waarvan sommige op ooggetuigeverslagen zijn gebaseerd. Schrijvers van drie van zulke boeken waren tijdgenoot van deze gebeurtenis. Dat
waren Procopeus en Cosmos Indicopleustis, die een Grieks boek van Ptolmes in opdracht
van de negus Elesboan aan het vertalen was. Voor zijn werk verbleef hij in Adolis, wat een
stad aan de Abyssinische zeekust is. Een derde was Johannes Malala die de bron is voor
een aantal latere historici die melding maken van deze gebeurtenis. Daarna heeft Johannes
van Efese [ 585] het verhaal van de vervolging van de Christenen van Najran in zijn Geschiedenis van de Kerk verteld, dat op een brief is gebaseerd van de bisschop Bar Simeon
die een eigentijds verslaggever is van deze gebeurtenis. Bar Simeon schreef deze brief aan
de abt van het klooster van La Gabula in Itali. Daarin beschrijft hij deze gebeurtenis op
basis van verklaringen van Jarnanitische ooggetuigen. Deze brief werd in 1881 in Rome
gepubliceerd en opnieuw in 1890 in de Herinneringen van de Martelaren van het Christendom. De Jacobijnse patriarch Dionysius en Zacharia van Mitylene maken melding van
deze gebeurtenis in hun Syrische Geschiedenissen en ook Yaqub Saruji in zijn boek
over de Christenen van Najran. De lofrede van de bisschop van Edessa, dat nog bestaat,
vertelt over hen die in Najran omkwamen. Het boek over de Arabische Himyaritische
Martelaren (Kitab al-Himyarin) (13) bevestigt de beweringen van de Islamitische historici.
Het British Museum bezit een aantal Abyssinische handschriften die betrekking hebben op
die periode of de periode kort daarna, wat dit verhaal ondersteunt. Hillary St-John B. Philby schrijft in zijn reisverslag Arabian Highlands [1952] : Onder het volk van Najran is
de plaats nog steeds goed bekend waar de gebeurtenis van het volk van de greppel [ashab
al-ukhdud] plaatsvond. Dichtbij Umm Kahraq kunnen nog steeds tekeningen worden gevonden die in de rotsen zijn gekerfd. Het hedendaagse volk van Najran weet ook de plaats
aan te wijzen waar de kathedraal van Najran vroeger stond.
De Abyssinische Christenen, nadat ze Najran hadden ingenomen, bouwden daar een kerk
die op de Kabah leek, waarmee ze wilden wedijveren met de pelgrimage naar de Kabah
van Mekka. Hun priesters en bewaarders droegen tulbans en beschouwden het als een
groot heiligdom. Het Romeinse rijk zond fondsen ter ondersteuning van deze kabah. De
priesters van de kabah van Najran bezochten ook de Heilige Profeet [moge Allah ze vrede
en zegen schenken] onder leiding van Aqib, hun Saijid, en vergezeld van hun bisschop,
om met hem van gedachten te wisselen. De beroemde mubahala [een test door gebed]
vond toen plaats, zoals beschreven in de Surah van de Familie van Imran (3:16).
Uit: www.qurantutoring.com, 25 februari 2011
Onder: Surah Al Burooj (The Constellations)

Zie ook: The Book of the Himyarites - translated by Axel Moberg (1924), onder: INTRODUCTION: Muhammadan Tradition.

- 14 -

.APPENDIX-2.

Over de Himyaritische Oorsprong van het Arabisch Schrift


Een uittreksel ontleend aan de Geschiedenis van de Arabieren en hun literatuur voor en na de opkomst van de Islam binnen de omgrenzing van hun schiereiland en daarbuiten Een overzicht bestemd voor de leerlingen van de Laibach
Koninklijke School van Caro, door Edward Abbott van Dyck Kleinmayr & Fed.
Bamberg in Laibach # 1894 (pp. 41-2). Van Dyck was destijds consulair medewerker
voor de Verenigde Staten in Caro. Oorspronkelijke titel: History of the Arabs and
their Literature before and after the Rise of Islam within the Limits of their Peninsula and beyond it An Outline for the Use of the Pupils of the Khediviah School.
Edward van Dyck was de tweede zoon van Dr. Cornelius van Dyck, die het Oude
en Nieuwe Testament in het Arabisch heeft vertaald (waarvoor hij kon terugvallen
op oudere vertalingen), een werk dat op 23 augustus 1846 werd voltooid. Edward
was zelf in de wijze geboren van het Arabisch, en hielp mee door de bladzijden met
vertalingen in groot handschrift te kopiren ten behoeve van het drukwerk, nadat
zijn vader zijn versie gecorrigeerd had volgens de opmerkingen die hij van de geleerden had gekregen aan wie hij duplicaten had gestuurd; de groot-handschrift-kopie
werd opnieuw en minitieus door zijn vader opnieuw gecorrigeerd en pas dan was het
gereed voor de drukker. Edward hielp ook met het op orde brengen van de verwijzingen die bij het betreffende deel pasten van de Oude Testament uitgaven.

Het Arabisch was tot ongeveer het jaar 650


AD de spraak van de Adnanitische stammen
in het noordelijk deel van Arabi. Rond die
tijd verspreidde het naar bijna alle regios die
zich aan de Islam hadden onderworpen. De
Qahtanitische vorm van het Arabisch, Himyaritish genoemd, was bijna uitgestorven; en
indien het nog bestaat komt het nog alleen
voor onder het Mahrahvolk, dat tussen Hadramaut en Oman woont. Inscripties in het
Himyaritisch worden op stenen en kolommen
gevonden in verspreid liggende runes doorheen Hadramaut en Jemen. Dit schrift noemen de Arabieren al-khatt-al-Musnad. *)
Het Quraishisch dialect van het noordelijk
Adnanitisch Arabisch heeft sinds de Islamitische verovering over al de andere vormen
van het Arabisch gedomineerd (Mohammed
bracht zijn jeugd in de Quraysh-stam door).
Arabische historici zeggen dat Muramir, de
zoon van Murrah de Anbariet, de eerste persoon was die het Arabisch schrift heeft ontwikkeld [Al Anbar is een oude stad aan de
Eufrates, 10 parassangs ten noordwesten van
Bagdad (of 50 kilometers)]. En dat het een
door hem aangepaste versie was van de Hi-

Zuid Arabische inscriptie die aan de


zonnegod Almaqa is gericht (Louvre),
welke men dankzij de Hisn al-Ghurab
inscripties heeft weten te ontcijferen.

- 15 -

myaritische Musnad tekens die toen in gebruik waren onder de Lakhmieten, die van Zuid
Qahtanitische afkomst waren. Van Anbar verspreidde het naar Hira dat in het tegenwoordige Irak ligt. Het is niet precies bekend wanneer de Adnanieten met schrijven
begonnen. Wel zeker is dat de Adnanieten kort voor de komst van de Islam de tekens
gebruikten die voor een zekere tijd in Hira in zwang waren. De Arabische historici zeggen
voorts dat Harb, zoon van Umajja, zoon van Abd Shams, zoon van Abd Manaf, van de
Quraish naar Hira was getrokken, waarvandaan hij naar Mekka terugkeerde en de door
hem aangeleerde schrijfkunst heeft meegebracht.
Anderen beweren dat de eerste die Arabisch schreef de Jemenitische Hudstam was, en dat
de gebruikte tekens volgens het Himyaritische Musnad waren, waarin elk teken apart stond
en solitair. Het werd niet aan de massas onderwezen, maar was voorbehouden aan de bevoorrechte enkeling. Op zeker moment leerde Muramir de zoon van Murrah het en nog
twee anderen van de stam der Taij. Na het enigszins te hebben aangepast, noemden ze het
al jazm, want het was juzima, dat wil zeggen een verkorte vorm van de Himyaritische
Musnad tekens. Daarna onderwezen deze drie mannen het aan het volk van de Anbar,
waarvandaan het zich over geheel Arabi verspreidde.
Na de Islamitische veroveringen en de stichting van Busrah en Kufa noemde men dit het
Kufisch schrift. Daarin ontbraken nog klinkers en accenten. Deze klinkers en accenten, of
diakritische punten zoals ze in de grammatica heten, werden voor het eerst door Abu alAswad-al-Dur-ali in het Arabisch schrift gentroduceerd, in navolging misschien van de
Hebreeuwse en Syrische diakritische punten. Abu al-Aswad was door Muawiya I (661680) van de Omajjaden dynastie aangesteld. In de dagen van Mohammed was Muawiya
een van zijn schrijvers (Mohammed kon zelf niet schrijven). Dit systeem is de voorloper
van de verklarende diakritiek waarin verschillende medeklinkers van elkaar worden onderscheiden die dezelfde vorm hebben.
-----*) Het Musnad is een oud schrijfwijze die is afgeleid van het proto-Synatische schrift uit
ca 850 BC. Zijn volgroeide vorm ontstond rond 500 BC en het werd regelmatig toegepast
tot ongeveer 650 AD.

Anda mungkin juga menyukai