Anda di halaman 1dari 214

Andr Mommen Eens komt de grote crisis van het kapitalisme Leven en werk van Jen Varga (1879-1964)

Met een woord vooraf door Louis Van Geyt

IMAVO-DACOB Brussel 2002

Deze publicatie heeft als uitgangspunt een lezing van Andr Mommen in het kader van een reeks seminaries die Dacob, met ondersteuning van IMAVO vzw, in de winter van 2000-2001 organiseerde rond Politieke economie, geschiedenis en arbeidersbeweging.

ISBN: 90-75368-15-1 Depotnummer: D/2002/9266/2 Eindredactie: Guy Quintelier Kaftontwerp: Rudi De Rechter Druk: SPE Brussel 2002: IMAVO-KRITIEK een uitgave van IMAVO vzw (Instituut voor Marxistische vorming) Kazernestraat 33 (bus 10) 1000 Brussel Tel: 02/514.00.08 e-mail: imavo.vmt@pi.be in opdracht van DACOB vzw (Documentaie en archiefcentrum van de Communstische Beweging) Kazernestraat 33 1000 Brussel

Inhoudstafel pagina Woord vooraf (Louis Van Geyt) Inleiding 1. Eerste leerjaren 2.Tijdens de Hongaarse Radenrepubliek 3. De theorien over het imperialisme 4. Agent van de Komintern in Berlijn 5. Terug in Moskou 6. Specialist van het boerenvraagstuk 7. Met Stalin 8. De linkse koers van de Komintern 9. Officile econoom van Stalin 10. Oorlogseconoom 11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan 12. Als reformist uit de gratie 13. Een wonderbaarlijke terugkeer 14. Wat nu nog rest na een lang leven 5 13 20 38 54 66 76 80 88 100 123 134 148 173 189 203

Woord vooraf Ik kom er ten volle voor uit: toen mij in de loop van juni 2002 wegens Andr Mommen werd gevraagd juister: werd aangeboden om een woord vooraf te schrijven bij zijn biografie van Eugen Varga, had ik het even moeilijk. Immers, ik ben verre van een kremlinoloog of van een kominternoloog, en ik spring niet zo gemakkelijk om met de (velerlei) marxistische theorien over de cycli en crisissen in het kapitalisme van vr 1848 tot nu. Daar komt nog bij, dat wat ik van Varga wist vooraleer kennis te nemen van Mommens werk, allesbehalve in zijn voordeel was. Zeker, ik herinnerde me dat de man van Hongaarse afkomst was, dat hij een actieve rol had gespeeld, mt o.m. Bla Kun, tijdens de Radenrepubliek, en dat hij na de val hiervan de wijk had genomen (of moeten nemen) naar het land van de Sovjets. Maar ik had vooral onthouden wat mij einde de jaren 40, begin de jaren 50 min of meer vertrouwelijk, want politiek (in die tijd en in die kringen) niet zo correct, was verteld door Xavier Relecom, toen pas in partij-ere hersteld en belast met de leiding van de Federatie Brussel van de KPB, en door Felix Coenen, toen de voornaamste redacteur buitenland van Le Drapeau rouge. Van hen vernam ik dat Varga, volledig in de ultralinkse lijn van het VIde Congres van de Komintern, het Plan van de Arbeid van Hendrik de Man radicaal had onderuit gehaald, en dat Georgi Dimitrov, in zijn vermaard verslag tot het VIIde en laatste Congres van de Komintern, een totaal andere, veeleer kritisch-constructieve aanpak van het Plan had voorgestaan. Het hoofdaccent werd daarbij gelegd op de mogelijkheid /noodzaak voor de Belgische arbeidersklasse (vr alles socialisten en communisten samen) om strijd te voeren voor de positieve punten van (eisen in) het Plan, en tegen het loslaten van diezelfde positieve punten door de intussen ministers van de bourgeoisie geworden leiders van de BWP met Hendrik de Man als boegbeeld.

Louis Van Geyt

Voeg aan dit alles nog toe, dat ik bij de kennisname van de drukproeven van Mommens biografisch werk ben begonnen met naar zijn conclusie te peilen. Daarin werd ik nogal getroffen door de veelal minimaliserende en meer dan eens vlakaf denigrerende uitspraken, na het overlijden van Varga, van al dan niet gekende (marxistische en andere) tijdgenoten en nakomelingen. Dit, om nog maar te zwijgen van die getuigen, die aan zijn nagedachtenis amper of geen aandacht besteedden. Mommen citeert zelfs iemand die hem zich kortom (herinnert) als een oninteressant mens! *** Na het lezen van de bijzonder gedocumenteerde biografie van Mommen in haar geheel, kwam ik (op mijn beurt?) tot een heel wat minder negatieve, veelmeer gemengde kijk op het personage. Allicht was hij voor zijn tijdgenoten vaak pedant-professoraal tot ongemeen koppig, maar daarvan hebben wij vandaag niet veel last meer. Allicht lukte het hem vele jaren lang en meer bepaald onder Stalin , om alle politiek-ideologische bochten heen, dicht bij de zon te blijven of tenminste om telkens weer, na initile vergissingen en daaropvolgende halve bekentenissen zijn comeback te maken. En dit, althans op het officile vlak, tot en met na zijn dood (die naar het schijnt slechts enkele weken de val voorafging van Chroesjtsjov!). Maar deze achtereenvolgende herrijzenissen kunnen schijnbaar in ruime mate worden toegeschreven aan het feit, dat hij zich systematisch afzijdig hield van de wrede machtsspelen waar de partij-instanties onder Stalin van gonsden, en dat hij veeleer zijn beklag deed bij de grote baas wanneer hijzelf maar ook een reeks anderen onfair werd(en) aangevallen, dan zelf te proberen zijn belagers te kelderen. (Wat een reeks anderen betreft kan men zelfs stellen dat hij herhaalde malen heeft getuigd van een in die context meer dan gewone moed.)

Woord vooraf

Blijft dat Varga slechts met serieuze vertraging de historische bocht nam van het VIIde Kominterncongres het Congres van de toenadering tot de socialistische en andere democratische partijen in de strijd tegen het fascisme; hij ging zelfs een tijdlang zover om weinig verschil te zien tussen de New Deal van Roosevelt en het economisch beleid van het nazi-regime! Gelukkig was Stalin in die tijd vooral bekommerd om het totstandbrengen van een (defensieve) coalitie met Frankrijk tegen het IIIde Rijk en na de Duitse inval van 1941 vr alles om het versterken van de (militaire) samenwerking met Washington en Londen. De naoorlogse analyses van Varga, daarentegen, wezen terecht op het groeiende overwicht van de Verenigde Staten op de andere ontwikkelde kapitalistische mogendheden, en duidden het als erg onwaarschijnlijk dat deze laatsten een conflict zouden wagen met de nieuwe, Westerse supermacht. Deze analyses stemden alleszins heel wat meer overeen met de feitelijke werkelijkheid dan het koppig vasthouden van Stalin en zijn onvoorwaardelijke epigonen aan de dogmas van de algemene crisis van het kapitalisme, van de onvermijdelijke interkapitalistische oorlogen, en van de al even onvermijdelijke ondergang van het kapitalistisch wereldsysteem, mede ten gevolge van de successen van het Sovjetsocialisme. Wel was Varga heel zijn leven lang, zoals dit door Mommen is beschreven, als het ware geobsedeerd door hetgeen hij beschouwde als een wet, met name: de onvermijdelijke stijging van de werkloosheid en van de daaruit voortvloeiende verpaupering van de arbeidersklasse in de ontwikkelde kapitalistische wereld; dit als gevolg van de technologisch-wetenschappelijke vooruitgang gepaard aan de concentratie van het (financie-)kapitaal en de afremming van de concurrentie (kartels, enz.) mede door toedoen van de dirigistische interventie van de Staat in de economie. Aan de hand van de specifieke ervaringen van de eerste helft van de 20ste eeuw zag hij het wereldkapitalisme ook naar de toekomst

Louis Van Geyt

toe stagneren en steeds meer verrotten (parasiteren op alle nietmonopolistische sectoren van de samenleving, enz.) Blijkbaar onderschatte hij maar hij was daarin allesbehalve alleen onder de marxistische economen van zijn tijd een sterke eigenschap, ja een onontkoombare neiging1 van het moderne kapitalisme, te weten: dat het telkens weer, door grootschalige verspilling en vernietiging van overtollig geworden zowel menselijke als materile productiekrachten en producten daarvan, ruimte weet te scheppen voor een nieuwe opgang, nadat de (relatieve) overproductie, gepaard aan de overaccumulatie en de anarchie van de investeringen, tot een conjuncturele of zelfs een structurele crisis heeft geleid. Terzake is het verhaal van de reconstructie- en inhaalperiodes na beide wereldoorlogen inmiddels voldoende gekend. Het verbranden van de overtollige koffieproductie in de Braziliaanse locomotieven tijdens de grote crisis van begin de jaren dertig, of het investeren door Dupont de Nemours, aan de het einde van WO II, van miljoenen dollars om de nylon(kousen) fragieler te kunnen maken, zijn klassiekers. De voortaan telkens weer voorkomende massale uitschakeling van bijna nieuwe, maar door het aanbod van meer performante of gewoon slechts meer modieuze producten voorbijgestreefde goederen, spelen een soortgelijke rol, maar dan wel op oneindig grotere schaal. Voeg daaraan toe de bewapeningsescalatie, de versmachting door het Noorden van enorme delen van de economien van de ontwikkelingslanden, het onderhuids stimuleren van de conflicten onder en binnen deze laatste, het passief gadeslaan van de ravages van dodelijke ziekten en hongersnood in een aantal van hen, om nog te zwijgen van het cynische (door Bush geproclameerde, door zijn Europese junior partners feitelijk bedreven) laten betijen van de angstwekkende aftakeling van milieu, klimaat en andere basisvoorwaarden van een leefbare wereld.

Ook al kunnen onontkoombare neigingen door tegenneigingen krachtig afgeremd tot omgebogen worden.

Woord vooraf

Nu gaat juist deze organisch vernielende dimensie/strekking van (meer bepaald) het moderne kapitalisme gepaard aan even organische weze het tot nog toe veelmeer versnipperde tegenneigingen, tot en met binnen de politiek/financile establishmenten. De scheidingslijnen terzake zijn daarbij niet alleen heel wat complexer en meer pluridisciplinair dan alleen maar de grens binnen de industrie tussen sector 1 (productie van productiemiddelen) en sector 2 (productie van consumptiegoederen) of deze tussen andere, bij uitstek economische factoren, maar bovendien uitermate veranderlijk. Doch mede hierdoor bestaat er (heel wat) ruimte voor werkzame interventie van de niet-monopolistische sectoren en krachten in de samenleving (te beginnen, weze het vandaag in minder overwegende mate dan ten tijde van Varga, met de eigenlijke arbeidersbeweging). En zulks niet alleen om te wegen op (de uitkom van) de strijd tussen de reeds vernoemde twee organische (hoofd)strekkingen binnen de establishmenten (deze tot expansie/groei en deze tot verspilling/vernietiging), maar meteen (en vooral) op de (r)evolutie van de krachtsverhoudingen tussen de klassen in de samenleving, ja tot en met binnen de Staat (en de bovenstatelijke structuren). Maar hier belanden we (langs een zijkant) bij een tweede, zeker niet minder belangrijke limiet in het denken (en spreken, en vooral publiceren) van Varga zoals ik dit heb kunnen situeren aan de hand van Mommens verhelderend relaas , met name: dat hij weinig of geen geloof hechtte aan de organische rol van de klassenstrijd als mededeterminerend onderdeel van de politiekeconomische ontwikkelingen van/binnen het latere kapitalisme. Klassenstrijd wordt hier bedoeld als het geheel van de sociale en/of sociaal-ideologische spanningen en strijd(en) binnen de moderne (en zelfs postmoderne ) ontwikkeld-kapitalistische samenlevingen in hun geheel, en niet minder in het kader van de verhouding tussen deze samenlevingen onderling en tussen deze samenlevingen en de onderontwikkelde wereld.

10

Louis Van Geyt

Maar deze laatste bedenking dreigt me te bewegen tot een (althans in dit bestek) veel te ver mikkende benadering van het thema van de organische rol van (maatschappijkritische) politiek ten opzichte van de (conjuncturele en structurele) ontwikkelingen binnen (en voorbij aan?) het hedendaagse kapitalisme. Waarbij politiek (vandaag) geenszins (meer) gelijkstaat met partij(en)politiek. En waarbij meteen radicaal wordt afgestapt van de (voornamelijk an sich economische) deterministische opvattingen, die zo sterk vervlochten waren met het overwegende deel van de marxistische manier(en) van denken (en partijpolitiek handelen) in de 20ste eeuw. In dit opzicht lijken me de analyses en theoretische denkbeelden van Varga evenveel maar niet meer voorbijgestreefd als dan deze van de vele (meer of minder dogmatische) tijdgenoten waarmee hij de stem en de pen (veeleer dan de degen) heeft gekruist. Blijft dat zijn parcours, zoals dat van zoveel andere marxistische en marxiserende auteurs en acteurs van zijn lang tijdperk, werd gekenmerkt door heel wat schommelingen en tot een globale verglijding van zogenaamd meer links naar zogenaamd meer rechts en/of van meer naar minder dogmatisme in beide gevallen of omgekeerd. Met als duidelijk kenmerk, wat hem betreft, en dit in tegenstelling tot vele anderen althans binnen het orthodoxe marxisme , dat de overwegende trend ging van meer ultralinkse naar meer realistische, en meteen van meer naar minder dogmatische analyses en standpunten. (Als tegenvoorbeelden vernoem ik er hier maar twee allebei uit de eigenlijk politieke sector waar ik veelmeer mee vertrouwd ben dan met deze van de zuivere (?) economische theorie: - Molotov, die in 1947 zeker in de ogen van Jdanov op het nippertje na te ver ging bij de kortstondige pogingen om een onderhandelbare basis te vinden met het oog op een paneuropese tenuitvoerlegging van het Marshall-plan; tien jaar later werd diezelfde Molotov daarentegen n van de boegbeelden van de anti-

Woord vooraf

11

partijgroep die toen was gaan intrigeren ten bate van een poststalinistische restauratie; - Thorez, die zon baanbrekende rol speelde bij de spectaculaire koerswijziging van de Komintern in het midden van de jaren 30 die haar bezegeling zou krijgen van het VIIde Congres ; diezelfde Thorez werd in de laatste fase van zijn actieve politieke leven n van de voornaamste voorvechters van de theorie van de zogenaamde onafwendbare absolute verarming van de arbeidersklasse in het (koude-oorlogs-)kapitalisme.) Ik ben Andr Mommen dan ook zeer dankbaar, om mij in de gelegenheid te hebben gesteld (tot de verantwoordelijkheid te hebben aangespoord) het veel meer dan strikt-biografische filmbeeld dat hij ophing van Eugen Varga, van naderbij ter kennis te nemen. En meteen, om zodoende mijn inzichten te verfijnen in meerdere aspecten van de onverwacht kortstondige geschiedenis van de communistische wereldbeweging, ontsproten aan de Revolutie van Oktober 1917. Ook twijfel ik er nauwelijks aan, dat elke lezer uit dit boek bijkomende stof tot nadenken zal putten, over de meest recente voorbije grote fase van de menselijke geschiedenis, met wellicht enkele zinvolle gevolgtrekkingen wat betreft een eigentijdse benadering van de meer dan ooit terugkerende vraag Wat te doen? Brussel, einde juli 2002 Louis Van Geyt Voorzitter van de Stichting voor het Historisch Patrimonium van de KPB-PCB (Hispatk-Pathisc) Lid van de Algemene Vergadering van DACOB (Documentatie- en Archiefcentrum van de communistische beweging vzw) Gewezen voorzitter van de KPB-PCB

Inleiding De Hongaarse econoom Jen (Eugen) Varga (1879-1964) was n van de belangrijkste economen van de Sovjetunie. Vandaag is hij grotendeels in de vergetelheid terechtgekomen. Weinigen lezen nog zijn publicaties. Toch was hij n van Stalins belangrijkste adviseurs en behoorde hij tot de top van de academische wereld in de tijd van het communisme. Dit boek heeft niet zo zeer tot doel om Varga aan de vergetelheid te ontrukken, als wel om de rol en de functie van de economische wetenschap in het tijdperk van het reel bestaande socialisme aan een nader onderzoek te onderwerpen. Varga was immers ook een beroepsrevolutionair die voor de Komintern had gewerkt. Zijn leven is exemplarisch voor een generatie die in de sociaal-democratie van vr 1914 was opgegroeid en door de Russische Revolutie en door de Komintern in het kamp van de wereldrevolutie was terechtgekomen. In de persoon van Varga vloeien diverse identiteiten en verwachtingen samen die zo typisch waren voor de socialistische en communistische militanten van de eerste helft van de vorige eeuw. Hier staat in de persoon van Varga een gewone joodse jongen uit de Hongaarse provincie model voor een generatie die rond 1900 naar Boedapest trok om er een bestaan als handelsbediende en later als leraar op te bouwen. Door zijn sociaal en politiek engagement kwam hij in de arbeidersbeweging terecht. De Eerste Wereldoorlog was voor hem een trendbreuk. Varga ging na enige aarzelingen over naar het communisme. Op zijn veertigste levensjaar maakte hij de definitieve keuze voor het communisme. Een levensloop is vaak opgebouwd uit toevalligheden. In normale omstandigheden zou Varga wellicht met enig geluk ergens een functie aan een universiteit hebben gevonden en auteur zijn gewor-

14

Inleiding

den van zuiver academische studies over de ontwikkeling van het kapitalisme. Niets in hem had hem voorbestemd voor het leven van een beroepsrevolutionair als functionaris van de Komintern en adviseur van het Kremlin. Het toeval wilde dat hij in 1920 in Moskou Lenin had ontmoet en deze hem had uitgenodigd om voor hem te komen werken, eerst in Moskou voor de Komintern, daarna op de sovjetambassade in Berlijn. Stalin haalde hem in 1927 terug naar Moskou. Hij zou daar blijven tot aan zijn dood in 1964. Dat betekent ook dat Varga behoorde tot de zeldzame soort van de politieke overlevers in een periode dat het niet iedereen gegeven was om in Moskou aan de grote zuiveringen te ontsnappen. Varga zou het communisme tot zijn laatste levensjaren trouw blijven. Daarvan getuigen zijn niet-gepubliceerde en onvoltooid gebleven herinneringen. Maar hij was, toen hij die dicteerde, wel een verbitterd man geworden. Hij had heel wat schokken in zijn leven moeten verwerken, niet in het minst de deconfiture van het regime van zijn grote vriend en compagnon Mtys Rkosi in 1956 en daarna de breuk in de communistische wereldbeweging. Toch was hij desondanks een communist in hart en nieren gebleven. Enige kortzichtigheid was hem daarbij niet vreemd. Zo bleef hij tot op het laatste geloven in een soort ineenstortingsscenario waarbij het kapitalisme bij gebrek aan economische groei zou moeten capituleren voor het zegevierende socialisme in de wereld. In haast alle opzichten stond Varga model voor de marxistisch-leninistische econoom die de eindigheid van het kapitalisme afleidde uit de geschriften van Marx en Lenin, en waarbij de theorie van het staatsmonopoliekapitalisme model stond voor elke analyse van de kapitalistische staat en maatschappij. Dat zou bij Varga leiden tot enerzijds een dogmatisch vasthouden aan zijn uitgangspunt dat het kapitalisme niet meer in staat was om economische groei te garanderen, en anderzijds tot veelvuldig theoretisch geschipper tussen Rosa Luxemburg en Rudolf Hilferding. Deze twijfels vulde hij aan met sterk empirisch getinte studies van het kapitalistische conjunctuurverloop.

Inleiding

15

Varga was beslist geen groot theoreticus of origineel denker. Hij dacht in boekhoudkundige sjablonen en hij herhaalde zich eindeloos. Hij dacht gemakshalve dat de economische geschiedenis van het kapitalisme zich zou herhalen met een langdurige crisis na elke wereldoorlog. Varga was een man uit het machtscircuit in Moskou maar allerminst een man van de macht. Doordat hij tot de partij van de macht behoorde, kon hij optreden als expert in buitenlandse economische problemen. Hij schreef notas aan Stalin en aan Molotov. Hij woonde partijcongressen bij en voerde het woord op de congressen van de Komintern. Als adviseur reisde hij mee naar een aantal diplomatieke conferenties. Na 1945 was hij in de schaduw van zijn vriend Rkosi economisch adviseur van de Hongaarse regering geworden. Hij schreef talloze boeken en wetenschappelijke artikelen en vergat ook de partijpers niet. Veel daarvan werd in vreemde talen vertaald. Zijn (voorlopige) bibliografie telt zeker 1.300 titels. Deze veelschrijver of publicist volgde graag de actualiteit op de voet. In het Westen dachten sommigen dat naar hem in het Kremlin werd geluisterd. Dat laatste viel nogal mee. Stalin zal hem wel naar waarde hebben weten te schatten, maar moet ook geen al te hoge pet van hem hebben opgehad. In 1947 viel Varga zelfs in ongenade. Vargas carrire is er eentje van hoogten en laagten geweest. In de laatste levensjaren van Stalin was Varga op een dood spoor gezet. Chroesjtsjov had daarna geen behoefte aan het opvissen van deze oudgediende. Zoals velen vond ook Varga de nieuwe machthebber in het Kremlin maar een domme en ijdele Oekraense boer. Deze ijdele man zonder cultuur had daarbij de vreedzame coxistentie met het imperialisme verkozen boven een bondgenootschap met China. Het vermocht Varga allemaal niet te charmeren.

16

Inleiding

Was Varga nu een klassieke stalinist? Uit zijn leven en werken is dat allerminst duidelijk. Uiteraard geloofde hij in de stalinistische interpretatie van het marxisme, omdat dit voor hem een nogal politiek-logisch denkkader was dat volkomen aansloot bij zijn voorbije ervaringen. Varga was in zijn jonge jaren als student en sociaal-democraat sterk onder de invloed gekomen van het Duitse marxisme zoals men dat aantreft in de werken van Karl Kautsky, Luxemburg, Hilferding en Otto Bauer. Deze inspiratie werd aangevuld met het na 1920 tot volle wasdom komende marxisme-leninisme in de Sovjetunie. Varga leverde uiteraard ook zijn bijdrage aan het levende marxisme-leninisme door de theorie van het staatsmonopoliekapitalisme verder te ontwikkelen en te voorzien van een conjunctuurtheorie. Met de val van het communisme in Oost-Europa verdween ook het reel bestaande marxisme-leninisme. Op zoek gaan naar de bijdrage van Varga aan dat ideologisch corpus is een kwestie van vele boeken en tijdschriften doornemen. Dat is nodig want Varga was wat hij schreef. Hij heeft echter weinig bijgedragen aan de economische wetenschap. Zelfs in de geschiedenis van de communistische wereldbeweging bleef hij eerder op het tweede plan. De reden daarvoor is eenvoudig. Varga was geen theoreticus. Zijn grote kracht bestond erin te compileren en te beschrijven. Aldus bleef zijn bijdrage aan de debatten eerder gering. In de handboeken over de geschiedenis van het economisch denken schittert hij door afwezigheid. Hij is wel een korte tijd bekend geweest omwille van zijn wet van Varga, maar uiteindelijk bleek die wet niet te bestaan. De fatalistische wet van Varga pretendeerde immers de werkloosheid te verklaren uit de innovatieve investeringen die in de kapitalistische economie arbeidsbesparend werken. Dat er ook nieuwe behoeften ontstonden die door het kapitalisme bevredigd konden worden, was aan Varga ontsnapt. Varga kon de veranderingen in het kapitalisme nauwelijks analyseren of naar waarde schatten. Daarvoor dacht hij te veel in sjablonen n in voorgekookte formules. Dat maakte dat hij na zijn dood in

Inleiding

17

1964, ondanks enkele colloquia die de herinnering aan hem levendig moesten houden, vrijwel in de vergetelheid is gezonken. De encyclopedien hebben hem uit hun kolommen verwijderd. Zijn vele boeken verstoffen in de bibliotheken. Zijn opvolgers aan de Academie van Wetenschappen in Moskou of de professoren economie aan de vroegere Karl Marx Universiteit in Boedapest kijken verbaasd op als zijn naam wordt genoemd. Varga? Werkt die persoon hier aan het IMEMO?, reageerde de adjunct-directeur van de instelling in Moskou waar Varga de laatste jaren van zijn leven doorbracht. Welke Varga bedoelt u? Was er een professor Varga? Kwam die hier in Boedapest lezingen geven toen ik student economie was aan de Karl Marx Universiteit?, liet Gusztav Bager (exprofessor economie aan de Karl Marx Universiteit en nu hoge ambtenaar op het ministerie van Financin in Boedapest) zich ontvallen toen hij zijn laatste dichtbundel voor me signeerde. Alleen bij toeval komt men nog iemand tegen voor wie de naam Varga iets zegt. Sergej Artobolevski van de Academie van Geografie kon mij in contact brengen met dochter Mria E. Varga omdat hij als kind soms met zijn vader, die directeur van de Academie van Wiskunde was, bij de familie Varga op bezoek ging. Collegas academici plachten elkaar te frequenteren. Door mijn vriend Sergej Artobolevski kon ik een bevoorrechte getuige als Mria E. Varga interviewen over het leven van haar vader. Zij was de enige die daar nog toe in staat was. Ze schetste uiteraard het beeld van een man die voor en door zijn werk leefde en dat ook aan zijn omgeving liet voelen doordat hij zijn priv-leven in functie van zijn schrijven had georganiseerd. Vandaar dat in deze biografische studie ook erg weinig verteld kan worden over de persoon achter de bolsjevist en academicus. Een rijk gevoelsleven schijnt hij niet gehad te hebben. Hij is altijd getrouwd gebleven met dezelfde vrouw. Van muziek hield hij niet en van toneel nog minder. Alcohol of andere afleidingen waren niet aan hem besteed. De radio ging aan om naar de nieuwsuitzendingen te luisteren. Een partijtje kaart speelde hij omdat zijn vrouw altijd de kaartspelende broer uitnodigde. En keer per jaar naar de Hongaarse operette was voor Varga voldoen-

18

Inleiding

de om zijn vrouw te plezieren en de zomervakanties werden plichtmatig in een datsja in de buurt van Moskou doorgebracht, alwaar hij, behalve de detectives die hij door zijn vriend Mtys Rkosi en later door Jnos Kdr uit Boedapest opgestuurd kreeg, ook nog eens Das Kapital ritueel tot zich nam. Hij schijnt Marx praktisch van buiten te hebben gekend. Dat is een anekdote nagelaten door Jrgen Kuczynski die bij zijn bezoeken aan Moskou ook Vargas datsja aandeed. Deze saaiheid typeert de mens Varga. Maar hoe stond hij tegenover het bezit van geld en goed? Bij de Vargas was luxe taboe. De buffetkast die nu nog in het bezit van zijn dochter is, was op aandringen van zijn vrouw aangeschaft. Of de Duits aandoende buffetkast in 1945 toen er wagonladingen meubilair vanuit Duitsland in Moskou arriveerden bij de Vargas is binnengedragen, is onbekend. De Vargas bezaten bijna niets, want ze leefden op de hotelkamers van de Komintern. Een koffer met kleren schijnt voldoende te zijn geweest. Varga meende dat de mens zijn behoeften hoorde te beperken en hij volgde die levensregel nauwgezet op. Hij had daarom ook nooit geld op zak. Anderen moesten in het voorkomende geval de taxi voor hem betalen als de dienstauto van de Academie voor Wetenschappen bezet was en het te laat was om met het openbaar vervoer terug naar huis te keren. Een verjaardagscadeautje voor zijn vrouw mobiliseerde hij door snel een artikeltje voor een bevriend tijdschrift te schrijven en zijn secretaresse meteen langs de kassa van het desbetreffende blad te laten passeren om daarna een winkel aan te doen. Varga was dus wel degelijk in lle opzichten een chte communist. Vele personen en instellingen hebben me geholpen bij het vinden van materiaal voor deze studie. Te vermelden zijn hier Anna Di Biagio (Universiteit van Bologna), Zoltn Garadnai en Ildik Szrnyi (A Magyar Orszgos Levltr, Nationale Hongaarse Archieven in Boedapest), voorts Eva Kardi, Tams Krausz en Livia Rudnynszky uit Boedapest, Thomas Kuczynski (Berlijn), Alain Meynen (DACOB, Brussel), Nadezjda Michailova (Archief van de Aca-

Inleiding

19

demie van Wetenschappen, Moskou), Zsuzsa Nagy (Economische Bibliotheek, Boedapest), Katalin Zalai (Politikatrtneti Intzet Levltra, Archieven voor de Geschiedenis van de Politieke Partijen in Boedapest) en het personeel van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (Amsterdam), het Oost-Europa Instituut (Amsterdam), het Lukcs Archief in Boedapest en het Instituut mile Vandervelde te Brussel. Allen zijn mijn dank verschuldigd. Bij de transcriptie van Russische namen en titels van publicaties werd gebruik gemaakt van de regels van het Russisch-Nederlands Woordenboek (Amsterdam: Pegasus), echter met weglating van de zachte en harde tekens. Namen van sommige personen en geografische namen werden in de vertrouwde Nederlandse transcriptie of benaming overgenomen of vereenvoudigd, behalve dan in de bibliografische verwijzingen. Het werd dus Trotski en niet Trotskij. De Hongaarse namen werden uiteraard niet aan die regel onderworpen. Bij sommige minder bekende personen heb ik, als daar een reden voor was, naast hun meest gangbare pseudoniem, ook hun oorspronkelijke naam gegeven. Uiteraard weet iedereen dat Lenin, Trotski en Stalin pseudoniemen zijn die de oorspronkelijk familienaam in het collectieve geheugen hebben verdrongen. Maarssen, 26 juli 2002

Hoofdstuk 1 Eerste leerjaren Varga stamde uit een joods-orthodoxe familie uit de Hongaarse provincie. Na omzwervingen kwam hij, zoals zo vele joden, terecht in Boedapest. Na een studie filosofie werd hij leraar aan een handelsschool in Boedapest. Tijdens zijn studententijd werd hij socialist en daarna marxist. Hij werkte voorts als redacteur economie voor de socialistische partijpers. Over de jeugdjaren van Eugen of Jen Varga is niet zo veel bekend. We weten in elk geval dat hij op 6 november 1879 geboren werd als de jongste zoon van Samuel Armin Weiss uit Nagyttny, een dorpje aan de Donau op twintig kilometer ten zuiden van Boedapest. Wat in Nagyttny nu nog steeds het meeste imponeert, is het enorme kasteel dat ooit heeft toebehoord aan de familie Rudnynszky. 1 De plaatselijke joodse gemeenschap telde ongeveer 150 zielen en beschikte over een synagoge in barokke stijl en een ommuurde begraafplaats, wat erop wees dat ze eerder welvarend was. De kleinburgerlijke2 joodse familie Weiss had acht kinderen. Eugen Weiss, een nakomertje, zou zijn moeder al op tweejarige leeftijd verliezen. Over zijn zes broers en zijn ene zus is weinig bekend, behalve dan dat zijn broer Emil altijd als een soort beschermer van zijn jongste broer is opgetreden. Volgens de tot ons gekomen biografische schetsen zou vader Weiss een dorpsonderwijzer zijn geweest, die zijn baan had verloHet imposante kasteel biedt vandaag o.a. ruimte aan het Nationaal Museum van de Geschiedenis van het Hongaarse Meubilair. Baron Sndor Rudnynszky was medestander van de partij van Istvn Tisza, premier in 1903-1905 en 1912-1917. Zie Npszava, 25 februari 1910, blz. 1. 2 Typering van Helmut Klocke, Eugen Varga: Analytiker des Kapitalismus, in Osteuropa, jg. 5, 1955, blz. 125.
1

1. De eerste levensjaren

21

ren nadat hij in de klas in conflict was gekomen met de zoon van kasteelheer Rudnynszky. Hij zou daarom een papierwinkel in het dorp hebben geopend.3 Dit verhaal met zijn hoog klassenstrijdgehalte klinkt verdacht. Ging de zoon van een Hongaarse magnaat wel naar de dorpsschool? Geloofwaardiger klinkt het verhaal dat vader Weiss een houthandelaar was. De inwoners van Nagyttny leefden van de opbrengst van de plaatselijke wijngaarden. Toen tussen 1881-1890 de filoxeraschimmel alle wijnstokken in de streek vernietigde, 4 moet ook de lokale vraag naar hout zijn ingestort. Dat verklaart allicht waarom vader Weiss toen een papierhandel was begonnen. Voorts wil het verhaal dat zijn jongste zoon na de lagere school op zijn veertiende in de winkel was terechtgekomen. Echter, in het toenmalige Hongarije telde de lagere school maar vier leerjaren en verliet men de school op zijn of haar twaalfde levensjaar. Heeft vader Weiss zijn jongste zoon nog een vervolgopleiding gegund? Eugen verliet al op jeugdige leeftijd het dorp. Achtereenvolgens verdiende hij de kost als boerenknecht, bakkersleerling en later als boekhouder op een niet nader genoemd kapitalistisch landbouwbedrijf in de komitat Somogy. In 1899 trok hij naar Boedapest, waar hij als handelsbediende in een winkel in Ujpest werk vond. Eugen Weiss ruilde in die periode ook zijn Duitse familienaam in voor die van Jen Varga (schoenmaker).5 Daarmee assimileerde hij tot Hongaar.6 Tevens zou hij toen ook de joodse godsdienst de rug hebben toegekeerd. s Avonds volgde hij de lessen aan een gymnasium in Boedapest. Met de financile steun van zijn broer Emil liet hij zich

Peter Knirsch, Eugen Varga, Berlijn: Osteuropa-Institut an der Freien Universitt Berlin, 1961, blz. 7. 4 Budapest Lexikon, Boedapest: Akadmiai Kiad, 1993, deel 2, blz. 174. 5 Hij gebruikte later als pseudoniem ook de namen E. Schuster en E. Pawlowski. Schuster is de Duitse vertaling van Varga. Waar hij de naam Pawlowski vandaan haalde, is onbekend. 6 Klocke (a. w., blz. 125) meent te weten dat Varga meteen ook overging tot het christendom.

22

1. De eerste levensjaren

in 19027 inschrijven aan de filosofische faculteit van de universiteit van Boedapest.8 Varga was toen hij naar de universiteit ging 23 jaar oud, wat redelijk oud was daar medestudenten als Gyrgy Lukcs toen als aankomende studenten filosofie gemiddeld zes jaar jonger waren. De studentenwereld was in deze periode sterk in beweging. Steeds meer zonen uit de kleine burgerij en de verarmde adel gingen studeren in de hoop zo een vaste betrekking in het staatsapparaat te kunnen vinden. Anderen kozen voor een vrij beroep als advocaat of arts. Een inmiddels al grote stad als Boedapest verschafte die mogelijkheden. Onder de studenten bevonden zich relatief veel joden. 9 Dat was de oorzaak van een aanwakkerend antisemitisme in een studentenpopulatie die ook door sociale verschillen werd gekarakteriseerd. Een arme student als Varga moest zelf voor zijn onderhoud instaan. Sociaal gezien behoorde hij tot de categorie van de arme joden, waardoor hij moet hebben geleden onder zijn culturele achterstand ten aanzien van de medestudenten uit de rijke

Hans Piazza, Eugen Varga hervorragender Funktionr der Kommunistischen Internationale, in, Heinz Weber (red.), Eugen Varga (6.11.1879 7.10.1964). Hervorragender Funktionr der internationalen Arbeiterbewegung und bedeutender marxistisch-leninistischer Wissenschaftler. Referate und Beitrge. Wissenschaftliches Kolloquium mit internationaler Beteiligung 6.11.1979, Leipzig: Karl-Marx-Universitt, 1980, blz. 13. 8 Informatie is gebaseerd op een gesprek met Vargas dochter Maria (Moskou, 6 november 2000) aangevuld met Georg Gncl, Lebensweg und Lebenswerk von Eugen Varga (1878-1964), in E. Varga, Wirtschaft und Wirtschaftspolitik. Vierteljahresberichte 1922-1939, redactie door Jrg Goldberg, deel 1, Vorworte, Wirtschaftskonferenzen 1922, Inhaltsverzeichnis, West-Berlijn: Verlag das europische Buch. Hoewel Gncl een neef van Varga is, geeft hij een fout geboortejaar van Varga. 9 Az Etvs Lornd Tudomnyegyetem Trtnete 1635-1985 (Geschiedenis van de Etvs Lornd Universiteit 1635-1985), Boedapest: ELTE, 1985, blz. 249.

1. De eerste levensjaren

23

joodse bourgeoisie. Dat gold zeker voor zijn medestudent Gyrgy Lukcs en de leden van diens zondagskring. 10 Aan de universiteit van Boedapest domineerde de reactionaire Duitse filosofie die uitermate geschikt was om de conservatieve krachten te dienen. 11 De progressieven waren in de minderheid. De ook in het buitenland bekende Gyula Pikler (1863-1937) was als hoogleraar waarnemingspsychologie aanhanger van de Weense neopositivistische filosoof Ernst Mach (1830-1916) geworden. Varga raakte evenwel onder invloed van de kantiaanse filosoof Bernt Alexander (1850-1927) die over Kant, Descartes, Diderot en Spinoza doceerde. 12 Veruit de belangrijkste intellectuele figuur was echter Oszkr Jszi (1875-1957) die de Franse sociologie (vooral mile Durkheim) populariseerde. Hoewel hij geen functie als docent aan de universiteit kon krijgen, was hij vanaf 1900 met
10

Anna Lesznai getuigde dat Varga meerdere malen in deze zondagse discussiekring kwam die door Lukcs werd geleid en als stichtende leden Karl Mannheim, Lajos Flep, Arnold Hauser, Bla Fogarasi, Ern Lorsy, Bla Balasz, Edit Hjos en Anna Schlamadinger telde. va Karadi en Erszebet Vezr (red.), Georg Lukcs, Karl Mannheim und der Sonntagskreis, Frankfurt: Sendler Verlag, 1985, blz. 94. 11 Schopenhauer, Nietzsche en ook de Fransman Bergson waren populair. Agnes Heller en Georg Tams, Das philosophische Leben in der Volksrepublik Ungarn, in Zeitschrift fr Philosophie, jg. 4, 1956, nr. 2, blz. 226. 12 Varga zou bijdragen aan een huldeboek dat naar aanleiding van Bernt Alexanders zestigste verjaardag door leerlingen werd samengesteld. In zijn artikel over de geschiedfilosofie en -methode grijpt hij terug op filosofen, historici, psychologen en sociologen die toen in Boedapest in de mode waren of wier werken hij onder leiding van Alexander had bestudeerd: Bolzano, Hegel, Kant, Chamberlain, Nietzsche, Lamprecht, Wundt, Simmel, Dilthey en Rickert, maar ook Friedrich Engels en diens Anti-Dhring en Karl Marx met citaten uit het Communistisch Manifest en uit het voorwoord van Das Kapital. Jen Varga, A trtnelemblcseletrl (Over de geschiedenisfilosofie), in Emlkknyv Alexander Bernt hatvanadik sletse napjra (Herinneringsboek naar aanleiding van de zestigste verjaardag van Alexander Bernt), Boedapest: Franklin-Trsulat, 1910, blz. 131-161. Ook G. Lukcs leverde een bijdrage aan dit boek.

24

1. De eerste levensjaren

de oprichting van het tijdschrift Huszadik Szzad (De Twintigste Eeuw) en daarna met de Vereniging voor de Sociale Wetenschappen de smaakmaker onder de liberale en radicale intellectuelen van de hoofdstad geworden. Inmiddels was het politieke klimaat in Hongarije aan een snelle verandering onderhevig. De regerende oligarchie van grootgrondbezitters en financiers verloor in 1905 geheel onverwachts de verkiezingen van een nogal heterogene coalitie van traditionalisten verenigd onder de naam van de Fggetlensgi Prt (Onafhankelijkheidspartij of ook wel de Kossuth Partij genoemd). Deze partij vertegenwoordigde de sociale klassen die door de kapitalistische modernisering in de verdrukking waren gekomen. Deze disparate coalitie tooide zich met de revolutionaire waarden van 1848 en streefde naar een onafhankelijk Hongarije dat de traditionele waarden van het hongarendom zou moeten uitdragen. Dat stond haaks op hetgeen de liberale intellectuelen rond Jszi wilden. De verkiezingsoverwinning van de Hongaarse traditionalisten zaaide verdeeldheid in de Vereniging voor de Sociale Wetenschappen en onder de intellectuelen. Het toeval wilde nu dat Jszi in het academisch jaar van 1905-1906 in Parijs aan de Sorbonne sociologie studeerde toen het nationalistische studentenrumoer 13 door de straten van Boedapest trok en de traditionalisten in de Vereniging voor de Sociale Wetenschappen daarna de macht overnamen. Bij zijn terugkeer in de zomer van 1906 organiseerde Jszi een succesvolle tegencoup in de Vereniging voor de Sociale Wetenschappen. Na zijn terugkeer uit Parijs besloot Jszi om de strijd tegen het klerikalisme op te voeren. Samen met enkele professoren en vrienden stichtte hij de Vrije School voor de Sociale Wetenschappen. 14 De
13

In februari 1906 waren er woelige studentenbetogingen geweest naar het standbeeld van Honved in Pest. Volksstimme, 22 februari 1906, blz. 5. In Hongarije kwam toen ook de christelijk-sociale stroming op die naar partijvorming op confessionele basis streefde. 14 Jszi wilde hiermede de Parijse cole libre des sciences sociales imiteren nadat hij in Parijs onder invloed van Jean Jaurs was gekomen.

1. De eerste levensjaren

25

liberale intellectuelen rond Jszi hoopten zo de voorhoede van de arbeidersklasse met de intellectuele bourgeoisie te mobiliseren voor een radicaal-democratisch project. Jszis grote voorbeeld in deze was Frankrijk. Daar had hij gezien hoe de vrijmetselarij de strijd tegen het klerikalisme had gewonnen en daarom riep hij zijn aanhangers Varga was n van hen op om toe te treden tot de vrijmetselaarsloge Demokrcia.15 Jszi meende dat de 72 Hongaarse loges een machtsfactor van betekenis konden worden indien ze zouden worden geradicaliseerd. Daarin zou hij zich evenwel vergissen. De liberale bourgeoisie verdedigde wel in besloten kring verheven principes, maar ze was bang om openlijk oppositie te voeren.16 Jszi had voorts ervaren dat de Vrije School voor Sociale Wetenschappen met haar lezingencycli17 steeds meer arbeiders en studenten trok. Hij wilde dat publiek nu hechter organiseren in de vrijdenkersorganisatie Galileo Kr18 (Galileo Kring) met het propagandablad Szabadgondolat (Vrije Gedachte). Professor Pikler

15

Rudolf L. Tks, Bela Kun and the Hungarian Soviet Republic. The Origins and Role of the Communist Party of Hungary in the Revolutions of 1918-1919, New York: Praeger, 1967, blz. 20. 16 In 1908 besloot Jszi daarom om de loge Demokrcia met zijn jonge aanhang te verlaten voor de nieuwe loge Martinovics. De dichter Endre Ady en de socialistische theoreticus Zsigmond Kunfi, evenals de bestuurders van de Galileo Kr traden toe. De naamgeving was een provocatie. De vrijmetselaar Ignc Martinovics was de leider van de jacobijnse opstand van 1794 in Boedapest geweest. Daarna was de vrijmetselarij verboden. In 1847 ontstonden opnieuw loges en pas in 1886 werd hun werking gelegaliseerd. 17 De lezingen werden gegeven aan de Kroly Krut 14 dicht bij de universiteit in het vierde district van Boedapest. Ook Varga zou hier doceren. In 1909-1910 sprak hij over de geschiedenis van de Duitse sociaal-democratie. Zie verslag van de opening van het academisch jaar in Freie Schule der Sozialwissenschaften, in Volksstimme, 15 oktober 1909, blz. 6-7. 18 De Galileo Kr zou vanuit de loge Martinovics zijn opgericht. Zoltn Horvth, Die Jahrhundertwende in Ungarn. Geschichte der Zweiten Reformgeneration (1896-1914), Neuwied am Rein en Berlijn-Spandau: Luchterhand; Boedapest: Corvina Verlag, 1966, blz. 351.

26

1. De eerste levensjaren

werd lid van het bestuur.19 Varga werd evenwel lid van de rivaliserende vrijdenkersgroep Bembe Kr (Bembe Kring) waar de geest van zijn geestelijke leidsman professor Alexander rondwaarde. 20 Beide verenigingen trokken een gelijkaardig publiek. Hun activiteiten bestonden hoofdzakelijk in het organiseren van lezingen van of over sociologen als Max Weber en Georg Simmel, 21 de filosofen Kant, Bolzano en Husserl en de psychoanalyse van Freud.22 De snelle industrialisatie in Boedapest en vooral in het naburige Csepel en Ujpest lokte duizenden arbeidskrachten aan en deed de bevolking van de hoofdstad snel groeien tot bijna een miljoen inwoners vlak vr 1914. De vakbonden konden aanvankelijk deze snelle groei van de arbeidersklasse niet bijbenen. Ze bestonden immers vooral uit geschoolde arbeiders uit de kleine industrie. De socialistische partij was niet meer dan een federatie van deze vakbondjes en kende zelf geen echt partijleven. Ze telde overigens
19

Lee Congdon, The moralist as social thinker: Oskr (sic) Jszi in Hungary 1900-1919, in Walter Laqueur en George L. Mosse (red.), Historians in Politics, Londen en Beverley Hills: Sage, 1974, bl. 273-313. 20 B. Alexander, sinds 1904 professor ordinarius voor filosofie, vertaalde Descartes, Diderot, Hume en Kant in het Hongaars. Hij was zeer populair onder zijn studenten. Zie biografische notities van Samu Szemere en het nawoord van Istvn Hermann in Alexander Bernt, A mvszet. Vlogatott tanulmnyok, (De kunst. Geselecteerde studies), Boedapest: Akadmiai Kiad, 1969, blz. 7-40 en 411-426. 21 Arpd Kdrkay, Georg Lukcs. Life, Thought, and Politics, Cambridge University Press: Basil Blackwell, blz. 60-61. 22 Sndor Ferenczi (1873-1933) die ook lid van Bembe was, fungeerde in Boedapest als de plaatselijke bisschop van Sigmund Freud. Hij stichtte in 1913 een psychoanalytische vereniging in Boedapest. Izette de Forest, The Leaven of Love. A Development of the Psychoanalytic Theory and Technique of Sndor Ferenczi, New York: Harper & Brothers, 1954, blz. 1-14; Varga kwam hierdoor in contact met de psychoanalyse, zie Pl Harmat, Ferenczi s a Magyarorszgi pszichoanalzis A budapesti mlyllektani iskola trtnete, 1908-1983, (Ferenczi en de Hongaarse psychoanalyse Geschiedenis van de Boedapester School voor Dieptepsychologie, 1908-1983), Bern: Eurpa i Protestns Magyar Szabadegyetem Kiadsa, 1980, blz. 50.

1. De eerste levensjaren

27

geen vertegenwoordigers in het parlement of in het stadsbestuur. Een niet onaanzienlijk deel van de arbeidersklasse sprak nog Duits, maar de verhongaarsing had inmiddels vooruitgang geboekt door de toevloed van plattelanders. Dit proces werd nog eens versterkt door de liberale kiesrechtbeweging. De stedelijke kleine burgerij streefde immers naar democratisch burgerschap in combinatie met een homogene Hongaarse culturele identiteit. Hoewel er in Boedapest al een grote pers bestond, waren de uitdrukkingsmogelijkheden van deze liberale oppositie eerder beperkt. De regering subsidieerde immers de meeste kranten. Alleen de socialistische pers was echt onafhankelijk van de machthebbers en steunde ondubbelzinnig de democratiseringsbeweging. Dat kan helpen verklaren waarom Varga in 1906 lid werd van de Magyarorszgi Szocildemokrata Prt (MSzDP, de Hongaarse Sociaal-Democratische Partij). Of bij Varga sprake is geweest van een soort bekering, is onduidelijk, omdat over deze stap die hij zette geen getuigenissen voorhanden zijn. Ongetwijfeld hebben de troebelen die in 1905-1906 heel Centraal- en Oost-Europa in hun greep kregen als gevolg van de Russische Revolutie van 1905 hierbij een belangrijke en beslissende rol gespeeld. Toch was deze stap in de richting van het socialisme eerder uitzondering dan regel in Vargas kringen. Hij was n van de weinigen die zich aansloten bij de sociaal-democraten. Misschien hebben economische redenen hem daartoe aangespoord, want hij begon daarna al snel als bezoldigd redacteur voor de partijkranten23 Npszava (De Volksstem) en de Volksstimme24 te
Of Varga voordien ook in niet-socialistische bladen had gepubliceerd, vermeldt Vargas officile bibliograaf Rainer Smisch niet. Rainer Smisch, Bibliographie der Verffentlichungen Eugen Vargas, in E. S. Varga, Ausgewhlte Schriften 1918-1964, deel 3, Der Kapitalismus nach dem zweiten Weltkrieg, Berlijn: Akademie-Verlag, 1979, blz. 359-429. Zijn eerste ondertekende publicaties in de Hongaarse socialistische bladen als Szocializmus (Socialisme) dateren vanaf 1907 en vanaf 1908 in de partijkrant Npszava. Hij schreef ook veel voor Huszadik Szzad. Dit was een blad voor intellectuelen en schrijvers die maatschappelijke verande23

28

1. De eerste levensjaren

schrijven over economische onderwerpen. Varga was op dat moment zeker nog geen marxist. Hij zou gedurende enkele jaren onder de invloed van de kantiaan Alexander verkeren.25 Marx was enkel in beperkte kring enigszins bekend daar zijn werken nog niet in het Hongaars waren vertaald en in Hongarije vooral de denkbeelden van Ferdinand Lassalle (1825-1864) overheersten. Door Karl Kautsky (1854-1938) zou dat veranderen. Kautsky had inmiddels in Duitsland reeds het marxisme gevulgariseerd en hij had in de persoon van Ervin Szab26 (1877-1918) een vertaler gevonden. 27 De aanvankelijke vriendschap tussen Kautsky en Szab bekoelde echter al snel toen deze laatste het revolutionaire syndicalisme van Georges Sorel (1847-1922) uit Frankrijk omhelsde.28 Varga werd daarna Kautskys vertrouwenspersoon in Boedapest. Zijn relatie met Kautsky zou voor Varga van beslissende betekenis worden. Kautskys economisch determinisme liet weinig ruimte
ringen nastreefden. De meeste redacteuren verwierpen de ideologie van de sociaal-democratie omdat die nationalisaties voorstond. Zij kozen voor een rationeel socialisme met sociale en economische modernisering onder democratische controle. Varga liet zich pas in een publicatie van 1910 voor het eerst uitdrukkelijk kennen als marxist. Lszl Tikos, E. Vargas Ttigkeit als Wirtschaftsanalytiker und Publizist in der ungarischen Sozialdemokratie, in der Komintern, in der Akademie der Wissenschaften der UdSSR, Tbingen: Arbeitsgemeinschaft fr Osteuropaforschung, verspreiding door Bhlau-Verlag in Keulen en Graz, 1965, blz. 12-13. 24 Zijn activiteiten voor dit blad voor de Hongaarse Duitstaligen wijst erop dat zijn assimilatie tot Hongaar relatief was. Duits zou zijn leven lang zijn werktaal blijven, ook toen hij in Moskou verbleef. 25 Zijn academisch proefschrift was A transzcendentlis mdszer phaenomenolgiai kritikja (De fenomenologische kritiek van de transcendentale methode), Boedapest: Villgossg Knyvnyomda, 31 blz. 26 Szab was bibliothecaris van het parlement geworden. 27 Gyrgy Litvn en Jnos M. Bak (red.), Socialism and Social Science. Selected Writings of Ervin Szab (1877-1918), Londen: Routledge & Kegan Paul, 1982, blz. 55-67. 28 Oskar Jszi, Erwin Szab und sein Werk, in Archiv fr die Geschichte des Sozialismus und der Arbeiterbewegung, jg. 10, 1923, blz. 22-37.

1. De eerste levensjaren

29

voor speculatie en het wrong de geschiedenis van de ideen in een stramien dat Varga hielp bij het recenseren van een aanzienlijk aantal boeken over zeer uiteenlopende onderwerpen en problemen, gaande van filosofie, economie, sociologie29, sterrenkunde, geografie tot en met de psychoanalyse. Normaal zou zo een intellectuele veelvraat voor een academische loopbaan hebben moeten kiezen, maar dat werd verhinderd door de rechtse invloeden aan de universiteit. In 1912 werd hij uiteindelijk leraar30 aan een handelsschool in Boedapest.31 Het geleek een beetje op het verwerven van een tweede prijs. Maar het leraarschap bood ook een aantal niet te versmaden voordelen. 32 Aan een hogere handelsschool betaalde men in die tijd meer dan behoorlijke salarissen. 33 Daardoor kon Varga een kleinburgerlijk gezin stichten door de dertien jaar jongere

29

Nog vele jaren later, toen Varga al communist was, kon men bij hem nog sporen van Max Weber (de Marx van de bourgeoisie) en Simmel aantreffen. 30 Volgens Elmar Altvater werd Varga al in het jaar van zijn afstuderen in de politieke geografie en de geschiedenis in 1909 leraar. E. Altvater, Einleitung, in Eugen Varga, Die Krise des Kapitalismus und ihre politischen Folgen, Frankfurt: Europische Verlagsanstalt, 1974. Andere bronnen, zoals mondelinge informatie verstrekt door zijn dochter Mria, melden dat hij pas in 1912 leraar werd. Varga werd in 1912 lesgever aan het door Cecil Pollacsek-Wohl in 1912 opgerichte Ni Liceum voor meisjes. Erszbet Vezr, The Polanyi Family, in Kari Polanyi-Levitt (red.), The Life and Work of Karl Polanyi. A Celebration, Montral en New York: Black Rose Book, 1990, blz. 20. 31 Er bestonden vele soorten handelsopleidingen. Zie Bla Kirchner, Lenseignement commercial en Hongrie, in Magyar Kzgazdasg s Kultra a Budapesten, 1913. Augustusztus 11-30. Megtartott VII. Nemzetkzi Kzgazdasgi Tanfolyam Eladsai (De Hongaarse economie en cultuur; het te Boedapest op 11-30 augustus 1913 voor de zevende maal gehouden Internationaal Congres van Leraren Economie), Boedapest, 1913, cahier 29. 32 Zijn dochter Mria Varga beweert dat hij aan een gymnasium een betrekking had gevonden en dat hij toen een functie als sterrenkundige aan de universiteit had afgeslagen (interview d.d. 6 november 2000). 33 Kirchner, a. w., geeft meer details daaromtrent.

30

1. De eerste levensjaren

Charlotta (Sri) Grn te huwen. Spoedig werd het gezin verrijkt met een zoon (Andrs). Vargas publicistische activiteiten waren inmiddels zienderogen toegenomen. Voor Kautskys Die Neue Zeit34 was hij nu correspondent voor Hongarije geworden en in die functie hield hij zijn leermeester ook op de hoogte van de interne partijconflicten. 35 Intussen behield hij wel het vertrouwen van de twee reformistische vakbondsleiders Jakab Weltner en Ern Garami die toen de Hongaarse partijpers controleerden.36 Die verstandhouding moet zijn bevorderd door het feit dat Varga nooit stelling nam op partijcongressen of politieke meetings.37 Hij was toen al een soort technocraat die zich politiek niet profileerde, maar wel van academische discussies hield. Zo zou hij in 1912 voor het eerst de internationale aandacht op zich vestigen door in Die Neue Zeit in debat te gaan met de Oostenrijkse marxist Otto Bauer over de oorzaken van de inflatie, een probleem dat toen al geruime tijd in Oostenrijk-Hongarije actueel was en dat tot sociale onrust in de arbeidersklasse had geleid.38
34

Zijn eerste artikel was Die politische Lage Ungarns, in Die Neue Zeit, jg. 27, 1909, II, blz. 876-887. Het laatste artikel was Geld und Kapital in der Kriegswirtschaft, in id., jg. 34, 1915, I, blz. 815-824. 35 Karl Kautsky was als auteur van het beginselprogramma van Erfurt uit 1891 inspirator voor de andere partijen in de Tweede Internationale. Die partijen bewonderden de organisatorische kracht van de SPD. De SPD was een zuivere partij die niet zoals de Hongaarse of de Belgische opgebouwd was uit organisaties. 36 Lajos Varga, Garami Ern. Politikai letrajz (Ern Garma. Een politieke biografie), Boedapest: Napvilg Kiad, 1996, blz. 72. 37 Het napluizen van de partijpers en de jaarlijkse congresverslagen van de partij leert dat hij niet tot de afgevaardigden op de congressen behoorde, er niet het woord voerde en ook geen toespraken tijdens meetings hield. 38 Dit debat is vandaag praktisch vergeten. Zie Ernest Mandel, Der Sptkapitalismus, Versuch einer marxistischen Erklrung, Frankfurt am Main: Suhrkamp Verlag, 1973, in hoofdstuk 13 Die permanente Inflation, blz. 373-400.

1. De eerste levensjaren

31

De kern van de zaak was dat de Oostenrijkse marxist Otto Bauer had beweerd dat de inflatie het gevolg was van de gestegen goudproductie in de wereld. Daardoor was er steeds meer geld in omloop gekomen bij een gelijk blijvend aanbod, wat de prijsstijgingen moest verklaren. Varga betwistte dit. Hij meende dat de inflatie het resultaat was van de veranderde marktverhoudingen als gevolg van het ontstaan van monopolies en kartels die de prijzen kunstmatig opdreven. Varga was tot die bevinding gekomen nadat hij de prijsstijgingen in Hongarije had bestudeerd. Hij had ook gezien dat huren n voedselprijzen in Boedapest snel waren gestegen als gevolg van de greep die de speculanten en de agrarische monopolisten op de markt uitoefenden. De prijsstijgingen hadden geleid tot een verscherping van de klassenstrijd. Zo waren in de zomer van 1905 30.000 metaalarbeiders uit de grote fabrieken van Csepel bij Boedapest massaal in staking gegaan. De arbeiders van de stadsdiensten (gasfabrieken, tram) waren hun gevolgd en hadden het verkeer in de hoofdstad lamgelegd. 39 De protestbewegingen tegen de sterk gestegen voedselprijzen en de huishuren bleven daarna aanhouden. 40 Indien de monopolisten inderdaad naar believen de prijzen konden verhogen, 41 dan kon men ook met politieke ingrepen en publieke investeringen42 de prijzen onder controle brengen. 43
Volksstimme, 29 juni 1905, blz. 5. Idem, 23 augustus 1906, blz. 5. 41 Jen Varga, A drgsg (Het duurder worden), Budapest, 1912. 42 Het stadsbestuur van Boedapest besloot daarom in 1909 tot de bouw van sociale woningen. In 1907 was een gemeentelijke bakkerij en in 1911 werd een stedelijke voedseldienst opgericht. In 1910 waren de twee privgasmaatschappijen samengevoegd en overgenomen. Albert Gardonyi, La ville de Budapest, in Georges Lukcs, La Hongrie et la civilisation, Parijs: La Renaissance du Livre, 1929, blz. 128-130. 43 Jen Varga, A Magyar kartellek. Honnan szrmaznak a millik? (De Hongaarse kartels. Waar komen de miljoenen vandaan?), Boedapest, Npszava (1912) (herdrukken volgden in 1951 en 1956 in Boedapest). Over dit thema schreef hij ook een artikel in het tijdschrift van de Hongaarse Academie, J. Varga, Az aranytermels s a drgasg (Mate en oorzaken van de duurte op de wereldmarkt), in Kzgazdasgi Szemle
40 39

32

1. De eerste levensjaren

Sinds 1906 was de Onafhankelijkheidspartij aan de macht. Deze coalitie van traditionalisten waartoe ook sommige liberalen behoorden, wilde wel een uitbreiding van het stemrecht doorvoeren, maar ze raakte al snel verdeeld over een werkbare formule. Tijdens de debatten werd al snel duidelijk dat de oplossing in conservatieve richting werd gezocht. Criteria als bezit, leeftijd en diplomas moesten sommige kiezers aan meer dan n stem per persoon helpen. Dat zou de arbeidersklasse, zelfs in de arbeidersdistricten van Csepel en Ujpest, kansloos maken voor het veroveren van een parlementszetel. De socialistische leiders hoopten daarom geruime tijd dat een coalitie met de liberalen uitkomst kon bieden. Nadat de Onafhankelijkheidspartij uit de regeringsmacht was verdreven, besloot de oligarchie van grootgrondbezitters en financile bourgeoisie een vorm van nog beperkter kiesrecht door te voeren. Pas nu besloten de socialisten te mobiliseren. Een grote betoging die op donderdag 23 mei 1912 door de straten van Boedapest trok, werd door de gewapende macht uit elkaar geschoten. Officieel vielen er zeven doden en 161 gewonden. De reactionaire kieswet werd daarna een feit. De reformistische leiders legden zich neer bij de nederlaag, iets waartegen Varga protesteerde. Inmiddels waren op de Balkan in 1912 en 1913 oorlogen uitgebroken. Ze kondigden het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog aan. Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 distantieerde Varga zich ogenblikkelijk van de oorlogsdoelstellingen van zijn eigen regering. Hij kritiseerde ook scherp het patriottisme van bepaalde partijgenoten. De oorlog was voor hem het gevolg van de kapitalistische maatschappijordening die nu eenmaal veroveringsoorlogen voortbracht. Hij stond hier overigens zeer dicht bij het pacifistische standpunt van Kautsky. De situatie in Hongarije verschilde evenwel van die in Duitsland. De regering in Berlijn vervolgde consequent de pacifisten, waarna de rechtse leiding van de SPD (Sozial(Tijdschrift van Economie), jg. 35, 1911, blz. 588-60. Bij dat ene artikel zou hij het trouwens niet laten. Het typeerde ongetwijfeld zijn academische ambities.

1. De eerste levensjaren

33

demokratische Partei Deutschlands) zich al snel ontdeed van haar pacifistische vleugel. Kautsky, die een toonaangevende pacifist was geworden, verloor hierdoor het hoofdredacteurschap van Die Neue Zeit. Varga kende uiteraard zeer goed de theorien over het imperialisme zoals die door Kautsky, Rosa Luxemburg, Rudolf Hilferding44 en Karl Renner al voor het uitbreken van de oorlog waren geformuleerd. 45 Zo was hij sterk onder de indruk van Hilferding en diens analyse van het financierskapitaal gekomen. In een lange boekbespreking had hij Hilferdings werk als fundamenteel bestempeld.46 Rosa Luxemburgs47 theorie over het imperialisme had hij daarna als absoluut onjuist en onhoudbaar 48 afgedaan. Varga geloofde niet dat de door Luxemburg geschetste afzetproblemen hadden geleid tot het veroveren van niet-kapitalistische gebieden. Ook na het uitbreken van de oorlog hield hij trouwens aan die mening vast. Zo verwierp hij tijdens een lezing in februari 1916 voor de Vereniging voor de Sociale Wetenschappen de sociaal-democratische theorien die de oorlog als onvermijdelijk voorstelden. 49 Het imperialisme was voor Varga geen noodzakelijke etappe in de ontwikkeling van het kapitalisme. Hij meende zelfs dat sommige niet bij name genoemde sociaal-democraten zich hadden vergist door in
Rudolf Hilferding, Das Finanzkapital, Frankfurt am Main: Europische Verlagsanstalt, 1968 (eerste druk in 1910). 45 Karl Renner, Sozialistischer Imperialismus oder internationaler Sozialismus, Wenen: Der Kampf, 1915. 46 Vargas recensie was lovend n zeer uitvoerig. Zie Huszadik Szzad, vol. 24, 1911, blz. 211-222. 47 Rosa Luxemburg, Die Akkumulation des Kapitals. Ein Beitrag zur konomischen Erklrung des Imperialismus, in Rosa Luxemburg Gesammelte Werke, deel 5, konomische Schriften, Berlijn: Dietz Verlag (Institut fr Marxismus-Leninismus), 1975, blz. 5-411. 48 ...abszolut helytelen s tarthatatlan!, in Huszadik Szzad, vol. 27, 1913, blz. 524. 49 De tekst van de lezing werd gepubliceerd. Zie Jen Varga, Az imperalizmus gazdasgi (Economische kritiek van het imperialisme), in Huszadik Szzad, vol. 33, 1916, blz. 81-104.
44

34

1. De eerste levensjaren

de kapitaalexport de oorzaak van het imperialisme te zien. Op basis van eigen statistieken meende hij te kunnen bewijzen dat de betekenis van de kapitaalexport voor het kapitalisme minder belangrijk was dan de export van waren. De winsten uit de kapitaalexport kwamen volgens hem vooral het financierskapitaal ten goede en de bewapeningskosten overtroffen zelfs de winsten uit de kapitaalexport. Dus kon men het uitbreken van de oorlog ook niet verklaren uit de noodzaak om kapitaal uit te voeren. Volgens Varga hadden machtige groepen die aan de basis van de imperialistische structuren lagen, de bewapeningswedloop uitgelokt.50 Varga meende voorts dat de oorlogsomstandigheden de grondstructuur van het kapitalisme niet hadden veranderd en dat de anarchie in de productie was blijven voortbestaan. Hij meende ook dat de productiviteit van de arbeidskracht was afgenomen en dat de militaire productie had geleid tot een verarming van de wereldeconomie en tot een onvermogen om nog verder te accumuleren. De opeenhoping van steeds meer ontwaard geld wat hij het fictieve kapitaal noemde , moest tot inflatie leiden. Varga maakte zich vooral zorgen over het fictieve kapitaal dat geen werkelijke waarde meer bezat, en over de reusachtige kapitaalconcentratie. Na de oorlog moest dat aanleiding geven tot een nooit eerder geziene economische crisis.51 Reeds vr het uitbreken van de oorlog had Varga zich aan het schrijven van een omvattende studie over de rol van het geld en de economische machtsconcentratie gewaagd. Dat manuscript lag in juli 1914, toen de oorlog uitbrak, bij de uitgever. Van publicatie was echter nu geen sprake. Varga zou er zich mee vergenoegen in Die Neue Zeit van zijn manuscript een samenvatting te publiceren. Hij drong ook bij Kautsky aan op een integrale Duitse vertaling.
Eugen Varga, Die berschtzung der wirtschaftlichen Bedeutung des Kapitalexports und des Imperialismus, in Die Neue Zeit, jg. 34, II, 19151916, blz. 517. 51 Eugen Varga, Probleme der Kriegswirtschaft, in Die Neue Zeit, jg. 33, I, 1914-1915, blz. 449-461.
50

1. De eerste levensjaren

35

Die kwam er niet. Tijdens de oorlogsjaren vulde hij het oorspronkelijke manuscript verder aan met passages over het ontstaan van de eerste grote ondernemingen in Hongarije. 52 Toen dit boek alsnog in 1918 in Boedapest verscheen, lokte het weinig reacties uit. 53 Varga had zich hier zichtbaar veel moeite getroost om een soort digest van zijn eerdere publicaties over de monopolies en de inflatie te maken. In het slothoofdstuk bekende hij zich tot een utopie, want hij dacht dat het geld in een communistische samenleving gerust kon verdwijnen. 54 Op dat vreemde idee was hij gekomen toen hij de boekhouding van de grote monopolistische kolen- en staalproducenten had bestudeerd en daarbij had ontdekt dat deze monopolisten hun kosten aan elkaar doorberekenden zonder tot echte betalingen te komen. 55
52

Verscheen als A pnz: uralma a bkben buksa a hboruban (Het geld: zijn heerschappij in vredestijd en zijn ineenstorting in oorlogstijd), Boedapest: A Npszava-knyvkereskeds kiadsa, 1918. 53 Of dit werk nu in relatie stond met een nog veel groter werk van 400 500 bladzijden over het kapitalisme waarover hij in zijn briefwisseling met Kautsky in 1916 had gewaagd, weten we niet. Hij bad Kautsky toen wl om voor hem een Duitse vertaling te regelen. In een brief d.d. 20 oktober 1916 aan Kautsky laat hij ook fijntjes opmerken: Obwohl ich in manchen Fragen des Marxismus eine eigene, von der Ihrigen abweichenden Meinung habe, so glaube ich doch hoffen zu drfen, dass Sie aus meinen Artikeln den Eindruck gewonnen haben, dass ich mit der Volkswirtschaftslehre absolut vertraut bin. Georges Haupt, Jnos Jemnitz en Leo van Rossum (red.), Karl Kautsky und die Sozialdemokratie Sdosteuropas. Korrespondenz 1883-1938, Frankfurt en New York: Campus Verlag, 1986, blz. 529. 54 Jedes Mitglied der Gesellschaft wird in grossen Warenlagern all das finden, was es bentigt. An den Waren werden die Schilder nicht den Preis der Ware in Geld, sondern das in der Ware exakt verkrperte Quantum Arbeit angeben. in: Eugen Varga, Das Geld. Seine Herrschaft in Friedenszeiten und sein Zusammenbruch whrend des Krieges, in E. S. Varga, Ausgewhlte Schriften, a. w., deel 1, Der Beginn der allgemeinen Krise des Kapitalismus, blz. 67. 55 Uiteraard had Varga nog geen kennis kunnen nemen van de Russische publicaties van Nikolai Boecharin en Lenin over het imperialisme. Men zoekt tevergeefs naar enige verwijzing hier naar Rosa Luxemburg. Wel

36

1. De eerste levensjaren

Varga was als pacifist door de oorlog gekomen zonder een breuk met de chauvinistische partijleiders te hebben moeten vrezen. De Hongaarse partijleiders waren tolerant geweest ten aanzien van hun pacifisten. 56 Ze hadden gedoogd dat in de partijpers bij voorbeeld ook over de Conferentie van Zimmerwald (een pacifistische bijeenkomst in Zwitserland) werd geschreven.57 Toen in oktober 1918 het Oostenrijks-Hongaarse staatsverband uit elkaar viel, was de MSzDP nog altijd verenigd en kon de reformistische partijleiding met behulp van de pacifistische linkervleugel de geradicaliseerde arbeiders opvangen in hun vakbonden met de belofte van sociale hervormingen en algemeen stemrecht. Slechts een franje van de linkerzijde in de partij lonkte toen naar het communisme. 58
wordt eenmaal verwezen naar Robert Liefmann, Grundstze der Volkswirtschaft, Berlijn 1917. Liefmann was toen al de grote specialist van de kartels en de trusts. Zie Robert Liefmann, Kartelle und Trusts und die Weiterbildung der volkswirtschaftlichen Organisation, Stuttgart: Ernst Heinrich Moriss, 1922 (vijfde vermeerderde druk). Het verschijnsel van de trusts was al bestudeerd door F. M. Wibaut. Zie F. M. Wibaut, Trusts en kartellen, Amsterdam, A. B. Soep, 1903. 56 Varga moet echter in deze periode ook veel gevoeld hebben voor de pacifisten die zich uit de Duitse SPD hadden losgescheurd. Toen in september 1917 de SPD Kautsky het hoofdredacteurschap van Die Neue Zeit had afgenomen, publiceerde Varga niet meer in dat blad. Hij bemoeide zich voorts nog met het uitgeven van Kautskys geschriften in Boedapest. Zie de briefwisseling tussen Varga en Kautsky in, Haupt e. a., a.w., blz. 532. 57 Tibor Hajdu, Revolution and counter-revolution in Hungary and the schism in Hungarian Socialist Movement (1918-1921), in Annali Feltrinelli, jg. 23, 1983-84, blz. 374. 58 In hoeverre Varga zich nu met Ervin Szab en de linkervleugel van de Hongaarse sociaal-democratie had verstaan, weten we niet. Deze linkervleugel wilde de vrede (niet de revolutie!) door vergelijk. Zie Vargas bespreking van Szabs pamflet Imperializmus s tarts bke (Imperialisme en duurzame vrede), Budapest: Pallas, 1918; ook in Huszadik Szzad, 1918, jg. 38, blz. 109-111. Over deze tegenstellingen tussen Varga en Szab, zie Oskar Jszi, Erwin Szab und sein Werk. Ein Wort der Erinnerung, in Archiv fr die Geschichte des Sozialismus und der Arbeiterbewegung, jg. 10, 1923, blz. 22-37.

1. De eerste levensjaren

37

Hoofdstuk 2 Tijdens de Hongaarse Radenrepubliek In oktober 1918 viel de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie als gevolg van de militaire nederlaag uit elkaar en in Boedapest werd de republiek uitgeroepen. Varga werd al snel hoogleraar economie aan de universiteit van Boedapest. Het leek erop dat hij een zuiver academische loopbaan zou volgen, ook al verrichtte hij advieswerk voor de sociaal-democratische partij. Toen echter de Radenrepubliek in maart 1919 werd uitgeroepen, kreeg hij de portefeuille van minister van Financin en werd hij belast met de reorganisatie van de economie. Na de militaire en politieke ineenstorting van Oostenrijk-Hongarije werd Hongarije een republiek. Op 23 oktober 1918 vormde de vooruitstrevende graaf Mihly Krolyi1 met de radicalen rond Jszi2 en de sociaal-democraten een regering. De socialistische minister van Onderwijs Zsigmond Kunfi had inmiddels zijn vrienden benoemd op belangrijke posten. Zo werd Varga in december 1918 hoogleraar economie aan de universiteit van Boedapest.3 De nieuMemoirs of Michael Karolyi. Faith Without Illusion, New York: E. P. Dutton & Co., 1957. 2 Az Orszgos Polgri Radiklis Prt (De Nationale Radicale Partij van de Burger) was in juni 1914 opgericht om de kleine burgerij, de intellectuelen en de etnische minderheden te verenigen. Lee Congdon, Karl Polanyi in Hungary, 1900-19, in Journal of Contemporary History, jg. 11, 1976, blz. 176. 3 Toevallig of niet, maar samen met Varga werden nog vijf andere redactieleden van Huszadik Szzad tot hoogleraar benoemd: Pter goston (burgerlijk recht), Geyza Farkas (landbouwpolitiek), Zoltn Rnai (politieke wetenschappen), Rusztem Vmbry (criminologie) en Oszkr Jszi (sociologie). Gyrgy Litvn, A forradalmi kormny s a budapesti tudomnyegyetem erprbaja 1918-1919 forduljn (De revolutionaire regering en de wetenschappelijk-academische krachtproef in Boedapest tij1

2. Tijdens de Hongaarse Radenrepubliek

39

we regering wilde fundamentele politieke en economische hervormingen doorvoeren, maar zag zich ook geconfronteerd met de nasleep van de verloren oorlog. De op til zijnde vredesbesprekingen met de overwinnaars, in Versailles, voorspelden weinig goeds voor de territoriale integriteit van Hongarije. Vooral Frankrijk wilde het multinationale Hongarije opbreken en ook gebiedsdelen waar Hongaren woonden toekennen aan de buurlanden, omdat die daardoor geneigd zouden zijn om de dominantie van Frankrijk in de regio te accepteren. De radicaal-liberalen rond Jszi waren echter gewonnen voor het behoud van een multinationale staat, maar dan op grond van gelijkberechtiging voor alle nationale minderheden in een parlementair regime. Jszi, die de portefeuille van nationaliteiten beheerde, nam reeds op 10 december 1918 ontslag toen hij inzag dat het behoud van de territoriale integriteit van het land onhaalbaar was. Uit Russische gevangenschap keerden inmiddels vele krijgsgevangenen terug. Onder hen waren er nogal wat aanhangers van de in Rusland op 24 maart 1918 gestichte Hongaarse communistische partij (Kommunistk Magyarorszgi Prtja). De Hongaarse communisten meenden dat de Russische Revolutie voor export vatbaar was. Op 16 november 1918 verscheen hun leider Bla Kun in Boedapest met het doel om liefst zo snel mogelijk de macht over te nemen. Kun kreeg aanhang onder de geradicaliseerde arbeiders- en soldatenraden en in de syndicalistische stroming in de vakbeweging. Uit de Galileo Kr kwamen Gyrgy Lukcs en enkele vrienden over. De populariteit van de Russische Revolutie zorgde er voorts voor dat de sociaal-democraten enige druk op hun linkerflank zagen toenemen.
dens de omwenteling van 1918-1919), in Trtnelmi Szemle (Historisch Tijdschrift), jg. 11, 1968, nr. 4, blz. 400-427. Vele intellectuelen en schrijvers, zoals Mihly Babits, Marcel Benedek, Jzsef Turczi-Trostler, Arnold Hauser, Elemr Vadsz, Gyrgy Hevesy, Elek Bolgr, Jen Plya, Sndor Ferenczi, kregen later ook een aanstelling. Lszl Szgi, A Short History of Lornd Etvs University of Budapest, Boedapest: ELTE, 1985, blz. 46.

40

2. Tijdens de Hongaarse Radenrepubliek

Varga dacht blijkbaar dat de revolutie bij gebrek aan een grote arbeidersbasis ook onder leiding van de intelligentsia kon slagen. 4 Voor de socialistische partij mocht hij een wetsontwerp over de hervorming van het grootgrondbezit voorbereiden. Naar eigen zeggen was hij reeds in 1912 naar aanleiding van het Negentiende Partijcongres5 in een studiecommissie benoemd die de landbouwhervormingen moest bestuderen. Maar door de oorlog was die commissie nooit met een voorstel gekomen. Zijn analyse lag snel klaar in de vorm van een brochure.6 Hij verklaarde zich geen voorstander van de opheffing van het priv-bezit van de grond, omdat hij bang was daardoor in botsing te komen met het conservatisme van de boeren. Hij wilde daarom graag tegemoetkomen aan de landhonger van de kleine boeren en de landarbeiders om hen aldus te winnen voor de revolutie. Van belang was het om eerst de grootgrondbezitters en de kerk te onteigenen en om pas daarna het overige grondZie Jen Varga A bolseviki uralom jv kiltsai (De vooruitzichten van de bolsjevistische regering), in Szabadgondolat, jg. 7, 1918, nr. 19, blz. 225-228. 5 E. Varga, Die kapitalistische Entwicklung Ungarns und ihre Hemmungen, in Die Neue Zeit, jg. 33, I, 1914-1915, blz. 177. Vreemd is echter dat de verslagen van de vooroorlogse partijcongressen nergens Jen Varga vermelden. Het congresverslag van 1912 vernoemt hem niet: zie XIX. Prtgylsnek. A Magyarorszgi Szocildemokrata Prt, 1912. vi prilis 7 ., 8. s 9. napjain Budapesten megtartott (De Hongaarse Sociaal-Democratische Partij, 19de Partijcongres gehouden te Boedapest op 7, 8 en 9 april 1912), Boedapest: Vilgossg Knyvnyomtats, z.d.; het partijcongres van 1907 had al over de noodzaak van het ontwerpen van een agrarisch programma gepraat. In 1908 lag reeds een ontwerp van hervormingsprogramma klaar. Men was tot de bevinding gekomen dat de landbouw anders was dan de industrie. Zie Volksstimme, 10 april 1908, blz. 56. In 1911 had het congres weer over de agrarische kwestie gepraat en toen al had Varga hierover een korte studie gepubliceerd. Zie Volksstimme, 7 april 1911, blz. 1-2 en 14 april 1914, blz. 2. 6 J. Varga, Fldoszts s fldreform Magyarorszgon (Landverdeling en landhervorming in Hongarije), Boedapest: Npszava, 1918 (Munksknyvtr, nr. 23).
4

2. Tijdens de Hongaarse Radenrepubliek

41

bezit via geleidelijke weg door middel van progressieve belastingen in staatsbezit te brengen. Voorts wilde hij een aantal grote agrarische bedrijven intact laten ten einde de boeren te tonen dat het grote agrarische bedrijf veel efficinter en productiever werkte dan het kleine bedrijf. Veel hoop stelde hij in de coperatieve samenwerking tussen de kleine boeren. De landloze boeren kwamen allemaal in aanmerking voor een stukje land. Hij wilde dat hun bezit via wettelijke weg beschermd werd. Daarom mochten de boeren tijdens de eerste twintig jaar hun grond niet verkopen en kreeg de staat een recht van voorkeur bij verkoop van grond. Hierdoor hoopte Varga dat na n of twee generaties de landbouw volledig zou zijn gesocialiseerd. Vele problemen bleven echter onopgelost. Of de grootgrondbezitters zich zonder slag of stoot zouden gewonnen geven, was niet zeker. Ook was niet geweten of er voldoende landbouwgrond was om aan alle landloze boeren een leefbare boerderij te bezorgen. Waar deze boeren daarna het kapitaal vandaan moesten halen om hun bedrijf overeind te houden, was onbekend. In de steden nam de onrust toe naarmate er steeds minder voedsel op de markt verscheen. De arbeidersklasse werd onrustig. De communisten dachten nu dat het moment gekomen was om de spanning op te voeren en de sociaal-democraten te ontmaskeren als de schuldigen van de voortdurende crisis. Daarom mobiliseerden ze op 20 februari 1919 in Boedapest een werklozenbetoging die ze naar de lokalen van de sociaal-democratische krant Npszava leidden, alwaar de demonstratie eindigde op een bloedige botsing met de gewapende macht. De sociaal-democraten waren allerminst onder de indruk, want ze lieten via de regering meer dan veertig communisten oppakken en opsluiten in de gevangenis. Onder hen bevond zich ook partijleider Kun. Het plan van een spoedige machtsgreep was mislukt. De communistische optocht naar het gebouw van Npszava moet Varga zeker hebben geschokt. Hij behoorde wel tot de linkervleugel van de sociaal-democratie, maar veel sympathie voor het bol-

42

2. Tijdens de Hongaarse Radenrepubliek

sjevisme koesterde hij toen niet. Varga wilde de macht van de sociaal-democraten consolideren en daarom had hij alle hoop op verhoogde staatsinterventie in de economie gesteld. Hij maakte zich vooral zorgen over het feit dat de sociaal-democratische ministers7 liever de nadruk legden op de uitbouw van de sociale wetgeving, in plaats van oog te hebben voor nationalisaties. Varga pleitte daarom steeds uitdrukkelijker voor de uitbouw van de staatssector. Hij wilde ook de economische invloed van de bourgeoisie en de renteniers elimineren. Maar van het ten val brengen van het burgerlijke parlementaire regime was bij hem geen sprake. Een aantal krachtlijnen kwamen in die periode in Vargas toespraken terug. Zo keerde hij zich heftig tegen de macht van de arbeidersraden in de fabrieken, daar er volgens hem een niet te verzoenen tegenstelling bestond tussen de arbeiderscontrole uitgeoefend door de arbeidersraden en een gecentraliseerde economie. Varga verwierp daarom ook de idee van aparte bedrijven, omdat hij vreesde dat daardoor de voorrechten per bedrijf zouden blijven bestaan. Varga was bang dat de arbeidersraden een doelmatig economisch bestuur onmogelijk zouden maken en dat ze de deelbelangen van de arbeidersklasse zouden accentueren. Daarom bestreed Varga de bolsjevisten die in de arbeidersraden steeds meer aanhangers hadden gekregen. Hij uitte zelfs dreigementen aan het adres van zijn eigen linkse partijgenoten omdat die steeds meer sympathie voor de communisten zouden koesteren. Uit angst voor de gestegen communistische invloed preekte Varga ineens de vlucht vooruit. Zo meende hij op een meeting van eind februari 1919 dat men snel in een socialistische richting koers moest zetten, omdat anders het bolsjevisme te veel invloed zal verkrijgen.8 In Npszava van 2 maart 1919 trok hij van leer tegen
7

Het betrof hier allemaal vakbondsverantwoordelijken zoals E. Garami, S. Garbai, V. Bhm, G. Malasits en A. Dovsck. 8 Op die meeting werd een ontwerpresolutie aangenomen waarin hij pleitte voor een kapitaalbelasting, het opstellen van een landregister, het benoemen van een socialisatiecommissie, het organiseren van openbare

2. Tijdens de Hongaarse Radenrepubliek

43

de misplaatste en chaotische machtsgrepen in de fabrieken, tegen de zogenaamde daden van socialisatie.9 Op 9 maart 1919 meende hij dat een centraal geplande economie een fors surplus kon garanderen door de concentratie en rationalisatie van de productie onder leiding van een wetenschappelijke fabrieksdirectie te organiseren. 10 Kortom, Varga voelde in deze periode duidelijk aan dat het regime op instorten stond. Dat was ook zo. De revolutie was op het platteland buiten adem geraakt. De magnaten vormden er nog altijd de best georganiseerde belangengroep.11 Grote delen van Hongarije ontsnapten hierdoor aan het centrale gezag. Rond admiraal Mikls Horthy hadden zich restanten van het Hongaarse leger verzameld om de Republiek ten val te brengen. De werkloosheid was overal toegenomen, waardoor de onvrede was gegroeid. Het keerpunt kwam op 19 maart 1919 toen de regering een ultimatum van de Geallieerde overwinnaars ontving waarin een belangrijke gebiedsafstand ten voordele van de buurlanden werd geist. De regering trad ineens af en president Krolyi droeg hierop de macht over aan
werken, de oprichting van een grote staatsbank, etc., waarin men het voortzetten van een vorm van oorlogseconomie herkende, o.a. met het distribueren van de grondstoffen en de productiemiddelen. Verslag van een meeting van de Budapester Arbeidersraad van 24 en 25 februari 1919. Geciteerd bij Gyrgy Pteri, Effects of World War I. War Communism in Hungary, New York: Brooklyn College Press, 1984, blz. 41. 9 Hij meende ook dat het kapitalisme stervende was en dus via de collectivisatie begraven moest worden. J. Varga, Hadoklik a kapitalizmus (Het kapitalisme is stervende), in Npszava, 2 maart 1919, geciteerd bij Pteri, a. w., blz. 41. 10 J. Varga, Idbr, munkateljestmny s szocializls (Uurloon, arbeidsprestatie en socialisatie), in Npszava, 8 maart 1919, geciteerd bij Pteri, a. w., blz. 42 en Szabad forgalom vagy szervezett termels (Vrije markt en georganizeerde productie), in Npszava, 9 maart 1919. Dit gaf al aan wat hij enkele weken later als regeringscommissaris ging doen. Hierop ging Varga in een niet ondertekend artikel op 16 maart 1919 verder in: schaarse grondstoffen als kolen, ijzer, hout, bouwmaterialen en voedsel moesten verdeeld worden door een commissie. 11 Oscar Jszi, The Dissolution of the Habsburg Monarchy, Chicago en Londen: The University of Chicago Press, 1929, blz. 197.

44

2. Tijdens de Hongaarse Radenrepubliek

de sociaal-democraten. De burgerlijke coalitiegenoten wilden geen verantwoordelijkheid dragen voor een amputatie van Hongarije. Dat in die omstandigheden de macht in de schoot van de sociaaldemocraten viel, was dan ook logisch. Zij waren de enige en laatste consequente verdedigers van de Revolutie. De meeste sociaal-democraten zagen in deze machtsoverdracht echter een vergiftigd geschenk. Ze wisten dat zij nu verantwoordelijk konden worden gesteld voor elke toegevendheid aan de Geallieerde eisen. Voorts waren ze bang dat ze op hun linkerflank zouden worden voorbijgestoken door de communisten. Daarom wilden ze de regeringsmacht alleen maar overnemen indien ook de communisten zouden toetreden. In het geheim werd daarom met Kun in de gevangenis overlegd over een coalitieregering. Alleen de rechtervleugel van de sociaal-democraten was hier tegen, maar de grote meerderheid besloot Kun in de armen te sluiten. Kun zelf was bang dat, als hij het aanbod zou afslaan, hij een historische kans zou missen. Hij dacht immers dat zijn kleine communistische partij bij lange na niet klaar was om alleen de macht uit te oefenen. Daarom eiste hij een fusie tussen beide arbeiderspartijen.12 Dat idee werd door de meeste linkse socialisten zelfs met enthousiasme ontvangen. 13 Zo ontstond op basis van dit akkoord op 21 maart 1919 de Radenrepubliek.

12

Die samensmelting was zeer onleninistisch, omdat Lenin steeds de onverzoenlijkheid tussen reformisten en revolutionairen had beklemtoond. Kun zou na de val van de Radenrepubliek, toen hij in Wenen was genterneerd, deze fusie nog verdedigen. Zinovjev had echter op het Eerste Congres van de Derde Internationale op 11 augustus 1919 de sociaal-democraten reeds tot de belangrijkste vijanden verklaard en dat zou in 1920 op het Tweede Congres nog eens door Lenin met zijn 21 voorwaarden voor toetreding tot de Komintern worden aangescherpt. 13 Jen Varga, Jen Landler en Jszef Pogny beschouwden nu het bolsjevisme als het waarachtige socialisme. Lee Congdon, Exile and Social Thought. Intellectuals in Germany and Austria 1919-1933, Princeton: Princeton University Press, 1991, blz. 34.

2. Tijdens de Hongaarse Radenrepubliek

45

De nieuwe regering van socialisten en communisten werd de facto geleid door Kun, maar dat wilde niet zeggen dat de communisten ook het raderwerk van de macht beheersten. De socialisten waren immers veruit in de meerderheid in de regering en ze beschikten ook nog eens over hun partijapparaat en de vakbonden. In deze fase van de revolutie oefenden de centristen en de linksen in de sociaal-democratie eigenlijk de macht uit. Zo kreeg Varga de portefeuille van Financin toegespeeld. Op 4-5 april 1919 werd hij samen met Mtys Rkosi14, Gyula Hevesi en Jzsef Kelen benoemd in de Raad van de Economie. 15 Hoewel Kun regelmatig contact met Moskou onderhield, bleef de verhoopte komst van het Rode Leger alsmaar uit, hetgeen de positie van de communisten uiteindelijk moest verzwakken in een eenheidspartij waarin socialisten en communisten nog altijd op gespannen voet met elkaar leefden. Op het eenheidscongres van 12 en 13 juni 1919 konden de stichters van de fusiepartij het over niets eens worden, zelfs niet eens over de naam van de nieuwe partij. De rechtse socialisten wilden niets weten van het woord communisme in de naam. Om uit de impasse te geraken had Jakab Weltner toen voorgesteld om dan maar voorlopig de naam Szocialista-Kommunista Munksok Magyarorszgi Prtya (SzKMMP, Socialistisch-Communistische Hongaarse
14

Dat Varga later zeer bevriend zou worden met Rkosi had allicht te maken met hun beider achtergrond. De in Adn geboren Rosenfeld had zijn naam in Mtys Rkosi (1892-1971) veranderd. Hij had de Realschule gevolgd en hij had een tijdje (1912-1914) met een beurs in Hamburg en in Londen economie (handelstechnieken) gestudeerd. Hij sprak ook goed Engels. Als officier was hij tijdens de Eerste Wereldoorlog door de Russen gevangen genomen en toen communist geworden. Hij zou ook lid zijn geweest van de Galileo Kr. Zie Matyas Rakosi: sein Leben in Bildern, Boedapest 1952; rpd Pnksti, Rkosi. Bksa, szmtse s hlla 1953-1971 (Rkosi. Bankroet, verbanning en dood 1953-1971), Boedapest: Eurpa Knyvkiad, 2001; zie ook uitvoerig Mtys Rkosi, Visszaemlkezsek. 1892-1925, (Herinneringen 1892-1925), Boedapest: Npvilg Kiad, 2002, 2 delen. 15 Volgens zijn vijanden zou Varga uit ijdelheid radicaal links zijn geworden. Klocke, Eugen Varga: Analytiker des Kapitalismus, in Osteuropa, jg. 5, 1955,blz. 128.

46

2. Tijdens de Hongaarse Radenrepubliek

Arbeiderspartij) aan te nemen. Een later congres kon dan een passende naam zoeken. Toen het congres de leden van het Politburo moest kiezen, bleken de socialisten de communisten slechts een symbolische aanwezigheid in de partijleiding te gunnen. Kun moest zelfs dreigende taal gebruiken om vijf communisten tegen zeven socialisten in het nieuwe Politburo verkozen te krijgen.16 De economische problemen hadden inmiddels de Radenrepubliek in zware moeilijkheden gebracht. Door de nationalisaties was de productie gedaald, terwijl het platteland geen voedsel meer aan de steden wilde leveren, omdat de boeren weigerden het nieuwe geld dat in Boedapest was gedrukt, te accepteren. Het openbaar vervoer was stilgevallen, waardoor de zwarthandel floreerde en ook het terrorisme van de linkse militanten (Lenin boys) een kans kreeg. 17 In deze moeilijke omstandigheden werkte Varga aan een volledig socialisering van de economie. Op 22 maart 1919 liet hij alle banken nationaliseren en enkele dagen later volgden de industrie n de landbouwbedrijven groter dan 100 ha.18 Van een verdeling van het
Daar hoorde Varga niet bij. De vijf communisten waren Kun, Pr, Rudas, Vg en Vantus. De zeven socialisten waren Bajaki, Boknyi, Landler, Nyisztor, Bhm, Garbai, Kunfi en Weltner. Milo Hjek en Hana Mejdrov, Die Entstehung der III. Internationale, Bremen: Edition Temmen, 1997, blz. 89. 17 Rudolf L. Tks, Bela Kun and the Hungarian Soviet Republic. The Origins and Role of the Communist Party of Hungary in the Revolutions of 1918-1919, New York: Praeger, 1967, blz. 138-146. 18 Varga had zich op de ministerraad van 22 maart 1919 verzet tegen nationalisatie van kleine bedrijven met minder dan 15 arbeiders en eigendom van minder dan 20.000 koronas. Pteri, a. w., blz. 59. Voortaan werd de boekhouding van alle genationaliseerde bedrijven door het ministerie van Financin gecontroleerd en daar arriveerden ook alle schadeclaims en verzoekschriften van benadeelden uit het buitenland. Omdat er geen betalingen of vergoedingen aan het buitenland werden uitgekeerd en de banktegoeden geblokkeerd bleven, moest Varga telkens deze verzoeken afwimpelen. Zie uitvoerige correspondenties op microfilms L5, 5746-5750 en L9, 5750-5763, A Magyar Orszgos Levltr (MOL) (Hongaars Nationaal Archief, Bcsi t nr. 314-326, te Boedapest).
16

2. Tijdens de Hongaarse Radenrepubliek

47

land onder de boeren was daardoor geen sprake meer. De regering wilde dat de onteigende landbouwbedrijven nu voor de steden zouden gaan produceren, wat tot gevolg had dat de landhongerige boeren zich tegen de revolutie keerden. Om aan de problemen het hoofd te kunnen bieden, vroeg Varga herstel van de arbeidsdiscipline in de genationaliseerde bedrijven. Het pakket nationalisaties werd daarna in april 1919 zelfs uitgebreid tot alle bedrijven, ook de kleine winkels. Het gevolg hiervan was een nog grotere bureaucratische chaos. Varga slaagde er hierdoor niet in om de productie weer op gang te brengen, waarna de inflatie nog meer op hol sloeg. Op het eerste congres van de Arbeidersraden dat op 16 juni 1919 in Boedapest vergaderde, gaf Varga een analyse van de problemen. Hij constateerde een schrikbarende achteruitgang van de industrile productie als gevolg van de afbrokkeling van de arbeidsdiscipline, de vervanging van het stukloon door het uurloon en een gebrek aan voldoende verantwoordelijkheidszin. 19 De problemen groeiden Varga daarna al snel boven het hoofd. Op 7 juli 1919 dreigde hij zelfs met ontslag. Varga was blijkbaar zo in paniek dat hij van de regering eiste dat de zwarthandelaren veel krachtiger zouden worden aangepakt. Het stilleggen van het spoorwegverkeer kon een middel zijn om de illegale handel te verlammen. Niet de economische problematiek, maar wel de militaire ineenstorting zou tenslotte de Radenrepubliek ten gronde richten. Het Hongaarse leger leed in juli 1919 aan de Tisza tegen de Roemeense troepen een beslissende nederlaag. De weg naar Boedapest lag hierdoor open. Toen de Hongaarse onderhandelaars in Wenen op 24 juli 1919 een ultimatum van de Geallieerden onder de neus geschoven kregen, was een algehele capitulatie niet meer te vermijden. Allicht dachten de sociaal-democraten toen dat nog een vergelijk met de Geallieerden mogelijk was, maar dan op voorwaarde

Tekst van redevoering (stenografisch verslag) staat in Kzgazdasgi Szemle, jg. 16, 1969, nr. 3, blz. 336-362. Zie ook commentaar bij Oscar Jszi, Revolution and Counterrevolution in Hungary, New York: Howard Fertig, 1969, blz. 138-139.

19

48

2. Tijdens de Hongaarse Radenrepubliek

dat de Radenrepubliek ten grave werd gedragen.20 Toen op de laatste kabinetsvergadering op 31 juli 1919 een beslissing moest worden genomen, was de toestand hopeloos. Het Roemeense leger was in aantocht, terwijl de vakbondsleiders die dag het ontslag van de regering hadden geist. Kun kon niet anders dan het ontslag van zijn regeringsploeg indienen. Op 1 augustus 1919 namen de meeste ministers met hun aanhang in twee speciale treinen de wijk naar Wenen. Daar werden ze genterneerd in kasteel Karlstein.21 Het machtsvacum werd in Boedapest na de vlucht van Kun opgevuld door een regering van enkele rechtse vakbondsleiders die de Volksrepubliek Hongarije uitriepen. Ze herstelden het parlementarisme. Maar na enkele dagen werd deze regering al door een militaire staatsgreep omvergeworpen. Het Roemeense leger bezette even later Boedapest en daarna was het de beurt aan de contrarevolutionaire troepen van admiraal Mikls Horthy om bezit te nemen van de hoofdstad. Dit reactionaire regime van grootgrondbezitters, bisschoppen, bureaucraten en militairen liet de witte terreur op het land los. Het regime deed de naar Wenen gevluchte socialisten n communisten in de ban. Er volgden ook enkele schijnprocessen. Horthy gooide het tevens op een akkoordje met de rechtse sociaaldemocraten en vakbondsleiders, waardoor dezen hun structuren weer konden opbouwen onder een regime dat alleen maar in schijn parlementair was. De Oostenrijkse regering was bang door de gevluchte communisten in moeilijkheden te worden gebracht.22 Deze weinig comforta20

Getuigenis hierover van de aanwezige minister van Oorlog Bhm. Zie Wilhelm Bhm, Im Kreuzfeuer zweier Revolutionen, Mnchen: Verlag fr Kulturpolitik, 1924, blz. 496-508. 21 Over deze episode zie Katalin Petrk, Magyarok a Szovjetuninban 1922-1945 (De Hongaren en de Sovjetunie 1922-1945), Boedapest: Politikatrtneti Fzetek, 2000, blz. 58-59. 22 Dat had vooral te maken met de zogenaamde Bettelheim-affaire. Dr. Ern Bettelheim had zich in mei 1919 in Wenen gevestigd en er een coup tegen de Oostenrijkse regering georganiseerd die gefinancierd werd met

2. Tijdens de Hongaarse Radenrepubliek

49

bele situatie deed de spanningen onder de bannelingen toenemen. Socialisten23 en communisten gaven elkaar de schuld van het mislukte avontuur. Ze gingen uiteindelijk hun eigen weg en stichtten elk een partij in exil. Varga sloot zich aan bij de communistische partij. Het leven in Wenen bleef voor deze politieke vluchtelingen precair. De meeste communisten werden wel al na zes maanden vrijgelaten, maar hun toekomst was onzeker. De inmiddels opnieuw opgerichte Hongaarse communistische partij viel al snel ten prooi aan een niets ontziende fractiestrijd. Twee groepen stonden tegenover elkaar. De groep rond Kun bestond vooral uit leden die elkaar reeds in de Sovjetunie hadden leren kennen en die aan het bolsjevisme verknocht waren. De groep rond de advocaat en exsyndicalist Jen Landler rekruteerde vooral onder intellectuelen, ex-socialisten en syndicalisten die in Boedapest tot de Partij waren toegetreden. Varga koos voor de groep rond Kun.24 Toch behoorden beide groepen eerder tot de linkse stroming in de toenmalige communistische beweging. Varga schreef nog tijdens zijn detentie in het slot van Karlstein25 een belangrijk boekje26 waarin hij zijn ervaringen met de dictatuur
in Boedapest gedrukt Oostenrijks geld. De poging was op 12 juni 1919 mislukt. Branko Lazitch en Milorad M. Drachkovitch, Lenin and the Comintern, Stanford: Hoover Institution Press, vol. 1, 1972, blz. 118-124. 23 Het betreft hier o.a. Kunfi, Garbai, Weltner, Bhm en Rnai. Deze partij trad toe tot de in Wenen gebaseerde zogenaamde II Internationale. Ze zette zich af tegen de in Boedapest opgerichte partij die met Horthy samenwerkte. 24 Paul Knirsch, Eugen Varga, Berlijn: Bibliographische Mitteilungen des Osteuropa-Instituts an der Freien Universitt Berlin, 1961, blz. 7. 25 Bla Kun werd evenwel niet samen met Varga in vrijheid gesteld. De Oostenrijkse regering hield de meer radicale elementen gevangen uit angst voor incidenten met het bewind van Horthy. Zie brief van Kun aan de Oostenrijkse regering d.d. 20 juni 1920 in Sven Reventlov, Zwischen Alliierten und Bolschewiken. Arbeiterrte in sterreich 1918 bis 1923, Wenen: Europa Verlag, 1969, blz. 157-160. 26 E. Varga, Die wirtschaftspolitische Probleme der proletarischen Diktatur, Wenen: Neue Erde, 1920. Hiervan verschenen diverse herdrukken, nl.

50

2. Tijdens de Hongaarse Radenrepubliek

van het proletariaat verwerkte.27 Na zijn vrijlating poogde hij voor zijn gezin in het door de honger geteisterde Wenen een bestaan te organiseren.28 Ook het sociale leven kwam weer op gang. Varga zocht bij voorbeeld contact met de lokale intellectuelen. Zo ging hij zelfs regelmatig bij Sigmund Freud op bezoek en woonde hij de
in Wenen bij Verlag der Arbeiter-Buchhandlung, 1921, en te Hamburg bij C. Hoym, 1921 (een tweede vermeerderde druk in de Bibliothek der Kommunistische Internationale, deel 8), plus nog vertalingen in vele talen, nl. in het Frans bij LHumanit in Parijs in 1922 (vertaling door Alzir Hella en O. Bournac), in het Russisch in 1922 te Moskou bij Ogits, en in het Italiaans in Milaan en in een ingekorte vertaling in het Nederlands door G. Buriks-v. L. v. d. H. [Agatha Anna van Linden Van den Heuvel], De ekonomies-politieke Problemen der Proletariese Diktatuur, bij J. J. Bos te Amsterdam in 1921. Varga presenteerde zich voor zijn Westers publiek als Hoogleraar, gewezen volkskommissaris en voorzitter van de opperste ekonomiese raad der Hongaarse radenrepubliek. Dat kortstondige hoogleraarschap aan de universiteit van Boedapest zou hij nog meermalen opvoeren op het titelblad van boeken die in het Westen werden uitgegeven, maar niet in zijn publicaties in Moskou. Hendrik de Man was dat koketteren ook opgevallen toen hij in 1935 Varga van antwoord diende op diens aanvallen. Varga maakte ook een kort verslag over de economische organisatie van de Radenrepubliek in het Hongaars en het Duits, zie E. Varga, Die wirtschaftsorganisation der ungarischen Rterepublik, Reichenberg: Runge & Co., 1920; ook herdrukt door Neue Erde te Wenen; tweede druk te Hamburg: Hoym Verlag, 1921. Voorts verscheen er van zijn hand de brochure Die Agrarfrage in der ungarischen proletarischen Revolution, Reichenberg: Runge & Co, 1920. 27 Lenin had genoten van de passages over de agrarische problemen en van de bevoorrading van de steden. Zie opmerking van Lenin in zijn rapport over de toelatingsvoorwaarden aan het Tweede Congres van de Komintern, V. I. Lenin, Works, Londen: Lawrence and Wishart, deel 31, 1961, blz. 249-250. 28 Samen met de andere emigranten troffen ze elkaar regelmatig bij de gratis soep bedeeld door Eugenia Schwartzwald in haar pension in het centrum van Wenen. Gyrgy Dals, The fidelity of equals: Ilona Duczynska en Karl Polanyi, in Kari Polanyi-Levitt, The Life and Work of Karl Polanyi. A Celebration, Montral en New York: Black Books, 1990, blz. 38-42.

2. Tijdens de Hongaarse Radenrepubliek


29

51

bijeenkomsten van de psychoanalytici bij. Doch de meeste tijd moet toen zijn opgegaan aan activiteiten voor het regionale propagandacentrum van de Komintern in Wenen, waar het tijdschrift Kommunismus uitgegeven werd. Varga werkte vanaf het eerste nummer voor dit blad dat bekend stond als de spreekbuis van de linkse stroming in de Komintern. Een getuigenis van Alfred Rosmer 30 die in de lente van 1920 op doortocht naar Moskou was en die drie dagen in Wenen doorbracht, leert ons dat hij Kommunismus een nogal open blad vond dat de voor hem sympathieke linkse stroming vertegenwoordigde.31 Maar de nogal putschistische Hongaarse en Oostenrijkse communisten in Wenen32 hadden ook

29

C. Toegel, Jenoe Varga, Psychoanalyse, Raeterepublik und Stalinismus, Vortrag gehalten am 23.1.1999, auf dem 12. Symposium zur Geschichte der Psychoanalyse in Tbingen (Archief Mria E. Varga, Moskou). Varga bleef later nog in contact met Freud. In een brief d.d. 25.1.1923 schrijft Freud aan Ferenczi dat hij pas een brief van Varga uit Berlijn had ontvangen nadat deze laatste er was gaan werken op de sovjetambassade. Sigmund Freud, Sndor Ferenczi, Correspondance 19201933. Les annes douloureuses, Parijs: Calmann-Lvy, 2000, blz. 108109. Varga en Ferenczi kenden elkaar goed van de universiteit en beiden hadden aan de Vrije School voordrachten gegeven. 30 Alfred Griot (1877-1964), alias Alfred Rosmer, werd in 1924 uit de PCF gezet wegens linkse afwijkingen. Hij werd later trotskist en vestigde zich in 1939 in Mexico. 31 Hij ontmoette er ook Varga die van hem iets wilde weten over het toen spraakmakende boek van Francis Delaisi, La dmocratie et les financiers. Alfred Rosmer, Moscou sous Lnine, Parijs: Franois Maspero, 1970, deel 1, blz. 31. 32 Was men in Moskou bang dat de linkse stroming zich via Kommunismus, waarin coryfeen als Bla Kun, Lukcs, Varga, Bla Sznt. Jszef Rvai, Willi Mnzenberg, Richard Schller, Amadeo Bordiga, Anton Pannekoek, Paul Frlich, Arkadi Maslow, Karl Frank, Paul Friedlnder en Franz Koritschoner (een neef van Rudolf Hilferding) schreven, tot een Westers centrum van de communistische wereldbeweging zou ontwikkelen?

52

2. Tijdens de Hongaarse Radenrepubliek

Lenin verontrust.33 Lenin wilde dat de Komintern op haar Tweede Congres in juli-augustus 192034 orde op zaken zou stellen. Hij wilde de links-radicale stroming uitschakelen. Ook het onderlinge gekijf in de Hongaarse partij had hem ontstemd. Daarom riep hij een representatieve Hongaarse delegatie voor het Tweede Congres van de Komintern naar Moskou. Varga was n van de Hongaarse afgevaardigden. Lenin had Vargas brochure over de problemen van de proletarische dictatuur met veel instemming gelezen en hij wilde hem daarom graag spreken. Toen Varga in Moskou voor het Tweede Congres van de Komintern arriveerde, liet Lenin hem dan ook onmiddellijk bij zich komen, hetgeen ertoe leidde dat Varga voor de Komintern in Moskou zou blijven werken.35 Varga was toen 40 jaar. Dat was geen leeftijd om beroepsrevolutionair te worden. Het was ook de eerste keer dat Varga in Rusland kwam, een land waar hij niemand kende en waarvan hij de taal niet sprak. Hij had Lenin voorheen nooit ontmoet en bijna niets van hem gelezen. In december 1918 had hij samen met een aantal medestanders als Oszkr Jszi, Gyrgy Lukcs, Kroly Polny, Lszl F. Boross, Ivn Faludi en Mikls Sisa een speciaal nummer van het vrijmetselaarstijdschrift Szabadgondolat uitgebracht over de Russische Revolutie waarin, behalve een samenvatting van Lenins aprilthesen uit 1917, ook plaats ingeruimd

Vooral het afwijzen van de kiesstrijd en de vakbonden stuitte bij Lenin op verzet. W. I. Lenin, De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme, Amsterdam: Pegasus, 1966. 34 Der Zweite Kongress der Kommunist. Internationale. Protokoll der Verhandlungen vom 19. Juli in Petrograd und vom 23. Juli bis 7. August 1920 in Moskau, Hamburg: Carl Hoym Nachf. Louis Cahnbley, 1921. 35 Lenin was meer gecharmeerd van de nuchtere en afstandelijke Varga dan van Kuns optimistische revolutieverwachtingen of de anarcho-syndicalisten als Landler, Lukcs, Bla Sznto en Lszl Rudas die het blad Kommunismus domineerden. Bennett Kovrig, Communism in Hungary. From Kun to Kdr, Stanford: Hoover Institutions Press, 1979, blz. 83.

33

2. Tijdens de Hongaarse Radenrepubliek

53

werd voor negatieve beschouwingen over de bolsjevistische revolutie. 36

Zie het speciale nummer van Szabadgondolat dat in december 1918 was verschenen op een moment dat Lukcs reeds lid was geworden van Kuns communistische partij en dus van mening was veranderd over het bolsjevisme.

36

Hoofdstuk 3 De theorien over het imperialisme De proletarische wereldrevolutie zou zich, aldus Lenin, vanuit Rusland naar het Westen verplaatsen en het imperialisme overal ten val brengen, waarna op de puinhopen van het kapitalisme de socialistische wereldrepubliek zou ontstaan. Dit was geen wensdroom die voortsproot uit een subjectief verlangen, maar wel de uitkomst van een ijzeren noodzaak. Voor Lenin was het kapitalisme in zijn imperialistische fase immers op de grenzen van zijn ontwikkelingsmogelijkheden gebotst. De imperialismetheorie van Lenin vormde de basis van de in 1919 gestichte Komintern. Varga zou er pas in 1920 mee in aanraking komen. Doch Lenins theorie was uiteraard niet zonder voorlopers geweest. Bij Lenin treft men immers ook de invloeden van Nikolai I. Boecharin, Kautsky en vooral Hilferding aan. Lenin zag in het imperialisme de laatste ontwikkelingsfase van het kapitalisme en hij legde daarbij de nadruk op de ongelijkmatige ontwikkeling van het kapitalisme in de wereld om het verschijnsel van de imperialistische oorlog te verklaren. Uiteraard ging Lenin hierbij ook terug op Marx. Tijdens de debatten die later in de Komintern werden gevoerd over de te volgen strategie van de communistische wereldbeweging, ging het veelal om interpretaties van Lenins analyse van het imperialisme en een actualisering ervan in het licht van de economische crisis van na de Eerste Wereldoorlog. Het verschijnsel imperialisme was in de dagen van Karl Marx vrijwel onbekend. Marx zelf heeft er zich dan ook nooit mee bezig kunnen houden. Toch hebben de latere marxisten van de Komintern zich op Marx gebaseerd om het verschijnsel te definiren. Ze zochten het ontstaan van het imperialisme in de expansie van het kapitalisme. Accumulatie en concentratie van het kapitaal gingen

3. De theorien over het imperialisme

55

immers hand in hand. Dat kon dan het ontstaan van het imperialisme verklaren. Er was een tweede probleem. Er moest ooit een moment komen dat het kapitalisme z volgroeid was dat een verdere concentratie van het kapitaal niet meer mogelijk was. Het probleem was hier dat Marx, behalve dan in enkele regeltjes in het tweede en derde deel van Das Kapital, nooit iets had gepubliceerd over wat er dan zou gebeuren. Marx had wel geschreven over de opeenvolgende crises die zich wel vanzelf oplosten en dus weer aanleiding gaven tot een nieuwe expansie1, maar wanneer zou die cyclus dan ooit stoppen? Er waren wel hier en daar aanknopingspunten bij Marx te vinden om dat probleem op te lossen. Zo wees Marx bij voorbeeld uitdrukkelijk op een mogelijke kredietcrisis waartegen geen enkele bankwetgeving zou zijn opgewassen. Was dat dan het moment van de finale ineenstorting van het kapitalisme en zou dan het socialisme als vanzelf op aarde gaan heersen? Hoewel Engels zich na de dood van Marx even met dit thema van een automatische ineenstorting zou bemoeien, werkte hij het niet verder uit.2 Enkele vluchtige passages bij Engels over dit thema zouden uiteindelijk voldoende zijn om de ideologen van de Komintern te laten geloven in het fataal uitbreken van een algemene crisis van het kapitalisme. Een bewijs hiervan vonden ze in Marx theorie van de concentratie van het kapitaal. Zo had Marx gesteld dat de waardewet de kapitalisten dwong tot steeds grotere investeringen op straffe van anders van de markt te worden geconcurreerd. Dat had als paradoxaal gevolg dat de gemiddelde winstvoet constant de neiging had te dalen, waarna de kapitalisten door het vervangen van levende arbeid door dode arbeid (machines) alsnog hoopten te ontsnappen aan een faillissement. Ze wilden immers hun winsten herstellen door hun kosten met behulp van meer en betere machines te verminderen. Het algemeen resultaat was echter
1

Karl Marx, Das Kapital. Kritik der politischen konomie, Berlijn: Dietz Verlag, deel 3, 1965, blz. 506-507. 2 Dit werd later door economen uit de Sovjetunie verder uitgewerkt. Na een zoveelste normale crisis zou er ooit een crisis van meer algemene aard volgen met de doodstrijd van het kapitalisme als gevolg.

56

3. De theorien over het imperialisme

dat door deze investeringen er steeds meer arbeiders zonder werk zouden vallen en dat door de ongebreidelde concurrentie de lonen verder zouden dalen, waardoor er onvermijdelijk een afzetcrisis moest ontstaan. Deze overproductiecrisis kon men enkel oplossen door producenten van de markt te verdrijven. Marx situeerde dus de oorzaak van de crisis in het wegvallen van koopkracht. Maar hij meende ook dat een verhoogde uitvoer dat probleem alsnog afdoende kon oplossen. 3 Hier was Marx niet altijd even eenduidig. Immers, in deel twee van Das Kapital maakte hij brandhout van de onderconsumptietheorie die hij als een zuivere tautologie typeerde. Als er voor de aangeboden waren op de markt geen kopers te vinden zijn, dan komt dat volgens Marx doordat er inderdaad geen effectieve kopers zijn. De crisis oplossen door de koopkracht van de arbeiders te verhogen, kon volgens Marx niet afdoende werken daar een crisis altijd wordt voorbereid in een fase van volledige tewerkstelling met hoge lonen. Volgens Marx betekende dat dat ook de relatieve welstand van de arbeidersklasse alleen maar tijdelijk kon zijn.4 Marx wees ook op het bestaan van twee industrile sectoren, waarbij de eerste sector kapitaalgoederen (machines) produceert en de tweede sector consumptiegoederen voortbrengt. Beide sectoren zijn uiteraard met elkaar door de markt verbonden en een expansie of inkrimping in de ene sector zal onmiddellijk effecten hebben op de andere. Fasen van uitbreiding en krimp wisselen elkaar daardoor kruiselings af. Volgens Marx begonnen crises altijd het eerste in de sector van de kapitaalgoederen als daar de vraag naar investeringsgoederen daalt. De crisis in de eerste sector plant zich dan voort naar de tweede sector van de consumptiegoederen. Omdat in het kapitalisme de ene sector niet op de andere wordt afgestemd doordat de individuele kapitalisten voor een anonieme markt produceren, neemt de chaos overhand toe, zeker als de individuele kapitalisten geld gaan lenen om hun productiecapaciteit te vergroten en
3 4

Idem, deel 3, blz. 247-250. Idem, deel 2, blz. 409-410.

3. De theorien over het imperialisme

57

als ze daarna bij tegenvallende afzetmogelijkheden hun verkoopprijzen sterk moeten verlagen, dan veroorzaken ze onwillekeurig een versnelde neerwaartse prijsspiraal die de kortstondige crisis in een depressie zal doen omslaan. Dat is dan het moment waarop de centralisatiebeweging van het kapitaal in werking treedt, want dan zullen de zwakste producenten van de markt verdwijnen en blijven de sterksten over. Deze door Marx beschreven mechanismen kan men goed waarnemen. Rond 1900 waren overal reusachtige bedrijven ontstaan. De vraag was nu wat er zou gebeuren als na een volgende crisis er alleen nog maar reusachtige bedrijven overbleven die de hele productie in handen hadden? Zou er dan nog een kapitalistische cyclus bestaan? Deze vraag had Engels reeds in 1884 geboeid toen hij een voorwoord bij Marx Misre de la Philosophie had geschreven. Voorzichtig had hij opgemerkt dat als gevolg van de concentratie van het kapitaal een toestand van chronische stagnatie zou ontstaan en dat er dan nog slechts enkele lichte conjuncturele fluctuaties mogelijk zouden zijn.5 Deze nogal onschuldige opmerking in een gelegenheidsgeschrift zou later het debat over de crisistheorien in de Sovjetunie bepalen. 6 De eerste en de belangrijkste marxistische theoreticus na Marx en Engels was Kautsky. In het voetspoor van Engels dacht ook hij dat de consumptieve vraag onvoldoende was om de hele industrile productie op te slorpen en dat de kapitalistische crisis op een gegeven moment uiteindelijk in een algemene stagnatie moest eindigen. Kautsky had ook opgemerkt dat de relatie tussen industrie en land5

In dit voorwoord trok Engels vooral van leer tegen Johann Karl Rodbertus. Deze uitspraak van Engels staat in een voetnoot en stelt dat als na het begin van een crisis de voorspoed achterwege blijft, so mte chronische Stagnation der Normalzustand der modernen Industrie werden, mit nur geringen Schwankungen. Karl Marx en Friedrich Engels, Werke, Berlijn: Dietz Verlag, deel 21, 1973, blz. 184. 6 Paul M. Sweezy, Theorie der kapitalistischen Entwicklung, Frankfurt: Luchterhand, 1970, blz. 225-253.

58

3. De theorien over het imperialisme

bouw een verhouding tussen kapitalisme en prekapitalisme was en dat de uitbreiding van de productie voor de wereldmarkt niets anders was dan het betrekken van steeds meer niet-kapitalistische landen in de invloedssfeer van het kapitaal. Zo ontwikkelde zich naast de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid ook een tegenstelling tussen boeren en kapitalisme. Er zou onvermijdelijk een moment komen dat de wereldmarkt de exporten niet meer kon opnemen en dat zou dan aanleiding geven tot een algemene overproductiecrisis.7 Kautsky schoof daarna Marx uitspraken over de conjunctuurbewegingen en de ongelijkmatige reproductie van het kapitaal terzijde ten faveure van een onvermijdelijke industrile depressie die het gevolg zou zijn van een gebrek aan voldoende bijkomende afzetmarkten. 8 Kautsky dacht daarom dat de grote massa uiteindelijk geen andere uitweg meer zou zien dan het socialisme te aanvaarden. Ook Kautsky had kartels en grote bedrijven zien ontstaan en gemerkt dat de staat de afzetproblemen trachtte op te lossen met het instellen van hoge tolmuren en het veroveren van bijkomende afzetmarkten in de kolonin. Zo was het imperialisme ontstaan. Maar de problemen voor het kapitalisme waren daarmee geenszins opgelost. De hoge kartelprijzen veroorzaakten immers ook een automatische inkrimping van de binnenlandse afzet en spoorden de producenten aan tot het dumpen van hun overschotten op de wereldmarkt. De monopolisten boekten wel superwinsten, maar voor die winsten konden ze geen investeringsmogelijkheden scheppen en dat zou dan weer leiden tot een overmatige kapitaalexport. De kapitaalexport ging vooral naar de eigen overzeese gebiedsdelen, wat de industrialisatie van deze nog agrarische landen moest be-

Karl Kautsky, Die Agrarfrage. Eine bersicht ber die Tendenzen der modernen Landwirtschaft und die Agrarpolitik der Sozialdemokratie, Stuttgart: J. H. W. Dietz Nachf., 1899. 8 Kautsky sprak in 1902 over een noodwendige ontwikkeling van crises die zich verscherpen en uitbreiden. Karl Kautsky, Krisentheorie, in: Die Neue Zeit, jg. 20, II, 1901-1902, blz. 80.

3. De theorien over het imperialisme

59

spoedigen en wat daar dan weer voor analoge realisatieproblemen zou zorgen. Deze analyse verbreedde Kautsky later door te wijzen op de vernietiging van de primitieve agrarische en ambachtelijke thuismarkten door het binnendringen van ingevoerde waren en kapitaal, eerst in eigen land en dan in de kolonin. Volgens Kautsky verliep deze expansie trager dan de opbouw van productiekapaciteit in de gendustrialiseerde landen. 9 Hij stelde dat het gebruik van geweld geenszins noodzakelijk was om buitenlandse markten te openen nu internationale kartels de ontwikkelde kapitalistische landen toestonden overal markten te verwerven. 10 Het imperialisme was dus voor het kapitalisme van levensbelang en in elk geval historisch noodzakelijk voor de verdere ontwikkeling ervan.11 Eigenlijk had Kautsky zich neergelegd bij het feit van het imperialisme als eindstadium in de kapitalistische ontwikkeling.12 Kautsky meende ook dat de Duitse kapitalisten zich moesten keren tegen de waanzinnige bewapeningsuitgaven die alleen de militaristen in de kaart speelden. Kortom, het imperialisme was voor hem een onderneming van militairen en financiers die hun winsten uit de kolonin haalden, terwijl de industrilen zelf geen belang hadden bij het imperialisme. De arbeidersbeweging kon dus de bourgeoisie wel degelijk in pacifistische zin benvloeden.

Kautsky reageerde ook op Hilferdings boek over het financierskapitaal. Karl Kautsky, Finanzkapital und Krisen, in Die Neue Zeit, jg. 39, I, 1910-1911, blz. 704-722, 797-804, 838-846, 874-883. 10 Kautsky was zeer onder de indruk van Hilferding gekomen. John H. Kautsky, Karl Kautsky. Marxism, Revolution & Democracy, New Brunswick en Londen: Transaction Publishers, 1994, blz. 142. 11 Toshimichi Matsuoka, Karl Kautskys Imperialismustheorie, der Ausbruch des Ersten Weltkriegs und die Ultraimperialismustheorie, in Jrgen Rojahn, Till Schelz en Hans-Josef Steinberg (red.), Marxismus und Demokratie. Karl Kautskys Bedeutung in der sozialistischen Arbeiterbewegung, Frankfurt en New York: Campus Verlag, 1992, blz. 179. 12 Samengevat bij Massimo Salvadori, Karl Kautsky and the Socialist Revolution 1880-1938, Londen: New Left Books, 1979, blz. 169-180.

60

3. De theorien over het imperialisme

Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog was Kautsky ervan overtuigd dat na het imperialisme nog een nieuwe fase zou aanbreken, nl. die van het superimperialisme.13 Kautsky meende immers dat de staten de taak van de kartels zouden overnemen en in de plaats zouden treden van de monopolies.14 Deze visie bouwde voort op de theorie van het financierskapitaal die Rudolf Hilferding had ontwikkeld en waardoor Kautsky gefascineerd was geraakt. Volgens Hilferding15 lag het financierskapitaal aan de basis van het imperialisme. Immers, de fusie tussen industrie en bankkapitaal had de lokale industrie in een ondergeschikte positie gebracht en de opdeling van de wereld bevorderd. De bedoeling hiervan was om de concurrentie te beperken. Hilferding stond nogal positief ten aanzien van deze ontwikkeling. Als gevolg van de concentratiebeweging van het kapitaal zou een hoger stadium in de vermaatschappelijking en regulering van de productie worden bereikt, waardoor instrumenten voor het beheren van de productie konden worden geschapen. Men hoefde enkel de veralgemening van de heerschappij van het financierskapitalisme af te wachten om het socialisme te realiseren. Na 1918 zou Hilferding hieruit de theorie van het georganiseerde kapitalisme ontwikkelen. Hilferding meende nu dat de sociaal-democratie via parlementaire weg de hefbomen van de kapitalistische economie kon overnemen. Anders dan Kautsky in 1914 zou doen, had Hilferding zich beperkt tot een ana13

Karl Kautsky, Der Imperialismus, in: Die Neue Zeit, jg. 32, II, 19131914, blz. 908-922. Dit artikel zou door Lenin in zijn imperialismeboek zwaar onder vuur worden genomen en dat zou later ons beeld van Kautsky in sterke mate hebben benvloed. 14 Kautsky, idem, blz. 921. 15 Hilferding, Das Finanzkapital, Frankfurt am Main: Europische Verlagsanstalt, 1968 (eerste druk in 1910). Toch was Hilferding niet de uitvinder van het begrip financierskapitalisme, daar Kautsky het al in 1900 had gebezigd om hetzelfde verschijnsel aan te duiden. Rainer Kraus, Die Imperialismusdebatte zwischen Vladimir I. Lenin und Karl Kautsky. Eine vergleichende Analyse ihrer Theorien (Inaugural-Dissertation, Universitt Kln), Frankfurt en Bern: Peter Lang Verlag, 1978, blz. 59.

3. De theorien over het imperialisme

61

lyse van het financierskapitaal binnen de nationale kaders, omdat daar ook de regulering plaatsvond. Rosa Luxemburg zag, in navolging van Kautsky, het imperialisme als het gevolg van de beperktheid van de nationale afzetmarkten. 16 Vandaar dat het veroveren van nieuwe markten in de periferie noodzakelijk was. Maar omdat deze expansie naar de periferie beperkt in de ruimte was en doordat de koopkracht van het proletariaat door de lage lonen op de binnenlandse markt achterop hinkte, kon ook het imperialisme het probleem van de overproductie niet blijvend oplossen. De opstand van de arbeidersklasse leek voor Luxemburg tenslotte de enige uitkomst om op termijn uit het dilemma te geraken. Deze activistische interpretatie gaf aan de arbeidersklasse als politieke actor een centrale betekenis. De Russische sociaal-democratie had zich nooit met de hier geschetste thematiek bezig gehouden. Dat zou pas veranderen met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Lenin had in de zomer van 1914 wel een revolutionair perspectief gezien, maar dat stond los van hetgeen hij later in zijn theorie over de oorzaken van de imperialistische oorlog zou opmerken.17 Niet Lenin, maar Boecharin was de eerste geweest die zich zou verdiepen in het verschijnsel van de imperialistische oorlog. Hij bestudeerde echter enkel de veranderingen die het kapitalisme door de oorlog had ondergaan. 18 Boecharin meende dat de oorlog niet meer was dan de voortzetting, maar dan met andere middelen, van de kapitaalexport naar de ko-

Jukka Gronow, On the Formation of Marxism. Karl Kautskys Theory of Capitalism, the Marxism of the Second International and Karl Marxs Critique of Political Economy, Helsinki: Societas Scientiarum Fennica, 1986, blz. 71. 17 De taken van de revolutionaire sociaal-democratie in de Europese oorlog, in Wladimir Iljitsj Lenin, Keuze uit zijn werken, deel 2, 1914-1917, Moskou: Uitgeverij Progres, 1973, blz. 144-147. 18 Pas in 1918 zou dit werk in boekvorm verschijnen in Moskou.

16

62

3. De theorien over het imperialisme

lonin. 19 In de kapitalistische staat zag hij slechts een comit dat de belangen van de gezamenlijke bourgeoisie via staatstrusts behartigde ten einde zo de accumulatie van het kapitaal te garanderen. De imperialistische oorlog was voor hem niet meer dan een conflict tussen staatstrusts.20 Lenin heeft Boecharin21 op meerdere punten gevolgd in zijn pamflet Het imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme.22 Ook hij baseerde zich op Hilferding en ook sporen van Kautsky kan men bij hem aanwijzen. Zo stelde hij dat de concurrentie als gevolg van de concentratie van het kapitaal vervangen was door monopolies die de marktverhoudingen domineerden, de prijzen stelden en de productie regelden. Maar anders dan Boecharin legde Lenin de nadruk op de onvermijdelijkheid van de oorlog, niet als gevolg van de economische concurrentie, maar als gevolg van de ongelijkmatige ontwikkeling van de economie, de financile ver19

Dans la socit capitaliste, la guerre nest, en vrit, autre chose quune des mthodes de concurrence capitaliste, en tant que celle-ci opre dans la sphre de lconomie mondiale. Ainsi, la guerre est la loi immanente dune socit produisant sous la pression des lois aveugles du march mondial qui se dveloppe chaotiquement, et non dune socit rgissant consciemment le processus de production et dchange. N. Boukharine, Lconomie mondiale et limprialisme. Esquisse conomique, Parijs: ditions Anthropos, 1967, blz. 45. 20 Boecharin schreef reeds in november 1915 samen met Georgij L. Pjatakov een tekst in elf punten (later herwerkt in vijftien punten) waarin de oorlog werd gezien als een uitloper van de heerschappij van het financierskapitaal en waarin het imperialisme werd beschouwd als de bourgeoispolitiek in het tijdperk van het financierskapitaal. Zie teksten in Olga Hess Gankin en H. H. Fisher, The Bolsheviks and the World War. The Origin of the Third International, Stanford: Stanford University Press, 1940, blz. 219-223. 21 Over deze kwestie, zie Paul Zieber, Die Entstehung der marxistischen Imperialismustheorie, in Osteuropa Wirtschaft, jg. 4, 1959, blz. 100-108. 22 Het imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme. Een populaire verhandeling, in Wladimir Iljitsj Lenin, Keuze uit zijn werken, deel 2, a. w., blz. 261-364.

3. De theorien over het imperialisme

63

houdingen en de bewapeningswedloop. Lenin toonde zich nogal sceptisch ten aanzien van de mogelijkheid van de staat om het kapitalisme te organiseren. Belangenconflicten zouden blijven bestaan. Dat crises door kartels zouden worden uitgeschakeld is een sprookje van burgerlijke economen, die het kapitalisme tot iedere prijs willen mooipraten. Integendeel, het in sommige takken van industrie ontstaande monopolie verergert en verscherpt het chaotische karakter, dat voor de gehele kapitalistische produktie kenmerkend is. De voor het kapitalisme als zodanig typische wanverhouding tussen de ontwikkeling van landbouw en industrie wordt nog groter. De bevoorrechte positie van de sterkst in kartels georganiseerde, zogenaamde zware industrie, vooral de ijzer- en steenkolenindustrie, veroorzaakt in andere takken van industrie een versterkt gebrek aan planmatigheid().23 Het resultaat, aldus Lenin, was dat er een steeds grotere samensmelting tussen het bank- en industriekapitaal zou plaatsvinden en dat de banken daardoor zouden uitgroeien tot universele instellingen. Hierin gaf Lenin Boecharin weer gelijk. 24 De grote monopolies betekenden het einde van de kapitalistische expansie, omdat zij er geen baat meer hadden bij enige vorm van innovatie. Zij waren dus parasitair geworden. Het financierskapitaal speelde een cruciale rol in de rechtstreekse verdeling van de wereld.25 Ook Lenin bespeurde (in navolging van Kautsky) hierin een nieuwe trap in de ontwikkeling van het kapitalisme. Lenin: De kapitalisten verdelen de wereld niet uit bijzondere boosaardigheid, maar omdat de reeds bereikte graad van concentratie hen ertoe dwingt, ter wille van de winst, deze weg te volgen.26 Lenin stelde daarna nogal paradoxaal dat in het imperialisme de concurrentie niet zou verdwijnen: Toch heffen de monopolies de vrije concurrentie, waaruit zij voortkomen, niet op, maar blijven boven en naast haar bestaan, waardoor zij een reeks bijzonder scherpe en krasse tegenstellingen, wrijvingen en conflicten ver-

23

Lenin, Keuze, deel 2, blz. 279. Idem, blz. 292. 25 Idem, blz. 312. 26 Idem, blz. 319.
24

64

3. De theorien over het imperialisme

oorzaken.27 Voorts zag Lenin dat in het imperialisme parasitaire renteniersstaten ontstonden die leefden van de inkomsten van hun kapitaalexport. Lenin liet de mogelijkheid van revoluties en bevrijdingsbewegingen open, ook in de periferie. Na de Oktoberrevolutie werd de door Lenin opgestelde theorie van het imperialisme gesacraliseerd. Hilferding, Luxemburg en uiteraard Kautsky werden omwille van diverse politieke en ideologische redenen als mogelijke inspiratiebron afgeschreven, maar ze zouden alle drie in de analyses van de Komintern en van Stalin op een bepaalde wijze doordringen. Er waren uiteraard goede redenen om deze drie bronnen af te wijzen. Kautsky had zich als een uitgesproken tegenstander van Lenin ontpopt en viel officieel af als renegaat. Hilferdings theorie dat de fusie van het bankkapitaal met het industriekapitaal eerder de stabiliteit van het kapitalisme dan de noodzakelijke eindigheid ervan betekende, was voor de bolsjevisten uiteraard onaanvaardbaar. Dat trusts en kartels door hun marktafspraken de prijzen stelden en de productie regelden, werd wel als feit door de Komintern erkend, maar niet Hilferdings perspectief dat de sociaal-democratie daar haar voordeel kon uit halen door met behulp van een parlementaire meerderheid de economie te socialiseren en daarna te gaan plannen. De Komintern erkende niet de parlementaire weg naar het socialisme. Ook Rosa Luxemburg werd al snel in de ban gedaan. Haar onderconsumptietheorie was immers onaanvaardbaar, omdat Luxemburg daaraan een nogal spontanestische strategie voor de arbeidersklasse had verbonden, terwijl Lenin juist de nadruk had gelegd op de ongelijkmatige ontwikkeling van het kapitalisme als bron van instabiliteit en oorzaak van imperialistische oorlogen. Alleen de theorie van het staatsmonopoliekapitalisme zoals die door Lenin was ontworpen, was acceptabel. Staatsmonopoliekapitalisme betekende immers ook economische stagnatie waarbij de cyclische beweging28 in het accumu27 28

Idem, blz. 330. De theorie van de business cycle was onaanvaardbaar, ook al was Marx daar in eerste instantie de vader van geweest. Hilferding had zich op deze theorie gebaseerd om de groei van de monopolies te verklaren. Maar ook

3. De theorien over het imperialisme

65

latieproces van het kapitaal ook zou ophouden te functioneren. Het economisch ontbindingsproces van het kapitalisme zou automatisch leiden tot een objectief revolutionaire situatie waarvan de communistische partijen gebruik moesten maken om de revolutie te realiseren.

de burgerlijke economen hadden zich hier al voor genteresseerd. In de jonge Sovjetunie was Nikolai D. Kondratjev de belangrijkste representant ervan. Zijn theorie van de lange golven die de geschiedenis van het kapitalisme karakteriseerden en die veroorzaakt werden door investeringscycli in nieuwe producten, was innovatief geweest. Deze theorie was voorts gebaseerd op empirisch bewijsmateriaal, maar ze paste niet in het leninistische schema van de eindigheid van het kapitalisme in de fase van het imperialisme. Integendeel, want de theorie van de lange golven wees op het beweeglijke evenwicht van het kapitalisme en ontkende de mogelijke desintegratie van het kapitalistische systeem.

Hoofdstuk 4 Agent van de Komintern in Berlijn Nadat Varga in de zomer van 1920 door Lenin in Moskou werd gehouden om er de bureaucratie van de Komintern te versterken, zou hij zich ontwikkelen tot een deskundige inzake het conjunctuurverloop van de kapitalistische economien. Vanaf 1922 tot 1927 was zijn standplaats Berlijn waar hij officieel als handelsattach aan de ambassade van de Sovjetunie verbonden was. Door op het Tweede Congres van de Komintern1 in 1920 een uiteenzetting te geven over de agrarische kwestie in de minder ontwikkelde gebieden, legde Varga de basis voor zijn reputatie als landbouwspecialist.2 De Komintern had grote nood aan specialisten die de problemen in Centraal-Europa kenden en praktische politieke ervaring hadden. Varga was n van die witte merels.3
1

Dit congres vond plaats van 19 juli tot 6 augustus 1920, met een eerste bijeenkomst van slechts n dag in Petrograd en daarna met een vervolg van meerdere dagen in Moskou. Op het congres waren Mtyas Rkosi en Endre Rudnynszky als Hongaarse afvaardiging aanwezig. Deze laatste was ambassadeur van de Hongaarse Radenrepubliek in Moskou geweest en zou daarna nog van zich doen spreken door ontslag te nemen en met medeneming van een aanzienlijke hoeveelheid geld de benen te nemen naar zijn geboorteplaats in Roemeni (Informatie verstrekt door Livia Rudnynszky, interview d.d. 13 juni 2002, Boedapest-Ujpest). 2 Die Agrarfrage in Der zweite Kongress der Kommunistischen Internationale. Protokoll der Verhandlungen vom 19. Juli in Petrograd und vom 23. Juli bis 7. August 1920 in Moskau, Hamburg: Carl Hoym Verlag, 1920, blz. 142. 3 Het zogenaamde proces van de volkscommissarissen was in Budapest op 5 juli 1920 van start gegaan. Het regime van Horthy had aan Oostenrijk om de uitlevering van enkele beschuldigden gevraagd. Tien dagen na het begin van het proces waren de in Wenen verblijvende Hongaarse ballingen naar Rusland mogen afreizen. De Hongaren vormden in Moskou

4. Agent van de Komintern in Berlijn

67

Voorts wist Varga zijn inzichten in de werking van de kapitalistische wereldeconomie ook overzichtelijk op papier te zetten. Kortom, in deze periode was Varga leninist geworden. Ook hij meende immers dat een scherpe daling van het levensniveau van de arbeidersklasse het klassenbewustzijn van de arbeiders moest aanscherpen en dat de revolutie precies dr het eerste zou uitbreken waar de heersende klasse door een militaire nederlaag was verzwakt of waar de verrottingsverschijnselen van het kapitalisme het sterkste waren. Dan kon de dictatuur van het proletariaat worden gevestigd. Varga onderscheidde zich van de twee rivaliserende fracties in de Hongaarse communistische partij. Hoewel hij tot de groep rond Kun behoorde, was hij niet zo sektarisch en putschistisch als Kun die zich bij voorbeeld tegen de parlementaire strijd had gekeerd. 4 Varga meende dat onder bepaalde omstandigheden het parlementarisme nog een rol kon spelen en dat na de revolutie naast de gesocialiseerde sector van de economie een geprivatiseerde sector kon blijven voortbestaan. Dat waren opmerkingen die een breuk betekenden met de praktijk van de Hongaarse Radenrepubliek. In Hongarije was toen de hele economie genationaliseerd geworden en was het parlementarisme vervangen geweest door een radenstelsel. Dat radenstelsel zou na afloop van de periode van de dictatuur van het proletariaat vanzelf oplossen in een gemeenschap van vrije
een aanzienlijke kolonie van enkele duizenden personen met een eigen tijdschrift. Varga zou lid worden van de Russische Communistische Partij (vanaf het Veertiende Partijcongres in december 1925 de Al-Russische Communistische Partij VKP(b) genoemd, hier wordt echter een ander acroniem gebezigd, nl. CPSU(b) die in het Westen gangbaar was tot 1952). Varga bleef ook lid van de Hongaarse communistische partij. Kovrig, Communism in Hungary. From Kun to Kdr, Stanford: Hoover Institutions Press, 1979,, blz. 101. 4 Volgens Kun was de revolutionaire arbeiderspartij een elite die de revolutionaire klassenstrijd voert en die de meer of minder onverschillige massas opwekt. Bela Kun, Van Revolutie tot Revolutie, Vertaling R. Manuel, Amsterdam: Brochurehandel der Communistische Partij, 1921, blz. 33.

68

4. Agent van de Komintern in Berlijn

werkende mensen. Deze nogal anarchistische denkbeelden waren in de groep ronc Landler en Lukcs nog altijd invloedrijk gebleven. Varga verwierp ze. Varga was vooral begaan met de praktische problemen die tijdens de eerste fase van de dictatuur van het proletariaat konden ontstaan. Er was immers het egosme van de grote massa. Probleem was dat het levenspeil van de arbeidersklasse tijdens de eerste fase van de revolutie niet onmiddellijk kon stijgen, maar zelfs zou dalen,5 waardoor het gevaar reel was dat velen zich tegen het communistische regime zouden keren. Daarom moesten de arbeiders in eerste instantie blijven produceren. Dat was niet het geval geweest tijdens de Hongaarse Radenrepubliek. In vele bedrijven hadden de arbeiders niet alleen de oude bazen in hun functies bevestigd, maar ze hadden ook een gebrek aan arbeidsdiscipline getoond en sommigen waren de fabrieken ontvlucht. Het tekort aan arbeidskrachten moest men daarom bestrijden met een algemene arbeidsplicht. Kortom, aan een versterking van de arbeidsdiscipline en aan een verhoging van de productiviteit viel niet te ontsnappen. Varga was omwille van zijn voorbije ervaringen tegen het uurloon en vr het stukloon. Op dit punt was hij ooit in botsing gekomen met de Hongaarse vakbonden. Omwille hiervan meende hij dat men de vakbonden dan maar moest afschaffen. Hij vond ook dat men niet zonder specialisten en gekwalificeerde ambtenaren kon, wat betekende dat men die dan ook maar beter moest betalen. Hij keerde zich voorts tegen het verdelen van de grote agrarische bedrijven onder de boeren met het argument dat grote staatsbedrijven de steden efficinter konden bevoorraden, 6 zo niet dan kon men een arbeidersopstand riskeren. Daarom wilde hij het bevoorradingsprobleem op5

Lenin nam die waarschuwing op in zijn eigen toespraak op het Tweede Congres van de Komintern, maar zonder Varga hier te noemen. Lenin, Works, Londen: Lawrence and Wishart, deel 31, blz. 247. 6 Lenin citeerde in zijn toespraak tot het Tweede Congres van de Komintern met instemming Vargas brochure met betrekking tot de ervaringen met de kleine boeren en landarbeiders: die moest men ten minste een deel van de grote domeinen afstaan. Lenin, idem, blz. 249-250.

4. Agent van de Komintern in Berlijn

69

lossen door een drietal drastische maatregelen voor te stellen. Ten eerste kon men door ruilhandel voedsel ruilen voor industrieproducten. Ten tweede kon men belastingen heffen en in natura opeisen. Ten derde kon men beroep doen op de klassensolidariteit, waardoor het geld als betaalmiddel kon verdwijnen. Varga meende dat deze laatste remedie de voorkeur verdiende, want hij voorzag dat in de andere twee gevallen de rijkere boeren toch maar in het voordeel waren. Vargas praktische probleem was dus hoe men de agrarische kwestie kon oplossen zonder de steden te laten verhongeren. Zijn pleidooi voor klassensolidariteit tussen boeren en arbeiders zweemde echter overduidelijk naar utopisme. Varga werd omwille van zijn economische expertise tot kandidaatlid van de Executieve van de Komintern (EKKI) gepromoveerd. 7 Hij kreeg al snel de administratieve leiding over de in november 1920 opgerichte afdeling voor economische statistieken.8 Nu begon hij aan de lopende band voor het blad Die Kommunistische Internationale te schrijven. Zijn specialisme was de agrarische kwestie, 9 maar het probleem van de fatale ineenstorting van het kapitalisme liet hem niet meer los. Daarover voorzag hij de Communistische Vakbondsinternationale (Profintern) van adviezen. 10 Varga dacht dat de revolutie overal kon uitbreken daar de meeste economien
7

Volgens de Pravda van 10 augustus 1920. Zie Vilm Kahan, The Communist International, 1919-1943: The personnel of its highest bodies, in International Review of Social History, jg. 21, 1976, nr. 2, blz. 158. 8 Hij werkte hier samen met M. L. Pavlovitsj (Veltmann) en de Tataar Avetis Soeltan-Zade (Mikajeljan). Zie Die Kommunistische Internationale, jg. 2, 1921, nr. 16, blz. 487-492. 9 E. Varga, Die Wirtschaftsorganisation der ungarischen Rterepublik, Reichenberg, Volksbuchhandlung Runge & Co, 1920; Die Agrarfrage in der ungarischen proletarischen Revolution, Reichenberg, Volksbuchhandlung Runge & Co, 1920. 10 Samen met Aleksandr Lozovski (Salomon A. Dridgoebernim) werkte hij aan een verslag over de economische crisis voor het Eerste Congres van de Profintern in 1921. Zie Mirovoj krizis. Zadatsji i taktika Profsojoezov (De wereldcrisis. Opdracht en tactiek van de Profintern), Moskou: Krasnyi International Profsojoeza, 1921.

70

4. Agent van de Komintern in Berlijn

door de oorlog in werkelijke en relatieve termen waren verarmd. De absolute Verelendung had daardoor van het proletariaat een revolutionaire factor gemaakt. De situatie verschilde natuurlijk van land tot land, iets wat te verklaren viel door de verbrokkeling van de wereldmarkt, maar de ineenstorting van het eens zo rijke en sterke Duitsland leek Varga imminent. Ook meende hij dat Engeland erg verarmd was en dat alleen de Verenigde Staten ontsnapt waren aan deze algemene verarmingstendens. Van de andere kant konden de Amerikaanse kapitalisten hun waren in het verarmde Europa niet meer kwijt, wat dan weer moest leiden tot een economische inzinking in Noord-Amerika. Varga dacht dat in de gegeven omstandigheden alleen een Amerikaans hulpprogramma voor Europa de Amerikaanse export weer op peil kon brengen. 11 Met dat idee liep hij een kwart eeuw vooruit op het latere Marshall Plan. Intussen begon Lenin ernstig te twijfelen aan de zo verhoopte revolutionaire golf die de Sovjetunie uit haar isolement moest helpen. Reeds op het Derde Congres van de Komintern in 1921 meende hij dat de revolutionaire verwachtingen in Europa moesten worden bijgesteld en dat men van het ontstane internationale evenwicht moest zien te profiteren om de Russische Revolutie te laten overleven. 12 Lenin had zijn hoop op een spoedige revolutie in het Westen niet helemaal opgeborgen, maar toch bijgesteld nu een ernstige economische crisis niet direct in het verschiet lag. De Komintern maakte voortaan een onderscheid tussen een voorbijgaande economische crisis en een crisis die de basis van het kapitalisme enkel door elkaar schudde. Lenin dacht daarom dat in 1921 een relatieve stabilisatie van het kapitalisme was aangebroken, waarna het Derde Congres van de Komintern dat in Moskou
11

E. Varga, Die wirtschaftlichen Grundlagen des Imperialismus der Vereinigten Staaten von Nordamerika, in Die Kommunistische Internationale, jg. 2, 1921, nr. 17, blz. 119-141; E. Varga, Die Krise der kapitalistischen Weltwirtschaft, Hamburg: C. Hoym, 1922. 12 V. I. Lenin, Speeches at Congresses of the Communist International, Moskou: Progress Publishers, 1972, blz. 119.

4. Agent van de Komintern in Berlijn

71

van 22 juni tot 12 juli 1921 samenkwam, debatteerde over deze stelling. De twee belangrijkste woordvoerders over deze kwestie waren de rapporteurs Varga en Trotski. In hun stellingen vroegen beiden zich af of de bourgeoisie er wel in was geslaagd om de ontwrichte sociale verhoudingen te herstellen.13 Volgens Trotski, die het rapport14 voorlas, ging men een nieuwe periode van stabilisatie tegemoet.15 Voorbij was de periode van de spontane opstanden van het proletariaat. Deze stellingen werden echter door enkele radicale (vooral de Duitse, Italiaanse en Hongaarse) afgevaardigden betwist, omdat ze veel te pessimistisch leken en geen recht deden aan de revolutionaire drang van een deel van de arbeidersklasse. Zo gewaagde de Hongaar Jzsef Poganyi zelfs van imminente burgeroorlogen en onvermijdelijke proletarische opstanden. 16 De standpunten van de radicalen haalden het echter niet, omdat in Moskou naar een adempauze werd verlangd. Varga zelf keerde zich tegen elke vorm van revolutionair optimisme door in zijn analyse te wijzen op het feit dat de bourgeoisie inmiddels de boeren tegen het proletariaat had weten te mobiliseren. Zijn recept was dat de communisten de hoofdtegenstelling, nl. die tussen kapitaal en arbeid, niet uit het oog mochten verliezen en hij eindigde met de optimistische noot dat Marx en Engels hadden gesteld dat de politieke acti-

13

Zie uitvoerig hierover Ernesto Galli della Loggia, La III Internazionale e il destino del capitalismo: lanalisi di Evghenij Varga, in: Storia del marxismo contemporano, Annali 1973, Milaan: Feltrinelli Editore, 1974, blz. 985-990. Tekst van lezing van Trotski in Protokoll des III. Kongresses der Kommunistischen Internationale (Moskau, 22. Juni bis 12. Juli 1921), Hamburg: Verlag der Kommunistischen Internationale, 1921, blz. 47-91. 14 Protokoll des III. Weltkongresses, a. w., deel 1, blz. 47-91. 15 L. Trotski en E. Varga, Thses sur la situation mondiale et nos tches, Moskou: Section de la presse de lInternationale communiste, 1921. Ook in Thesen und Resolutionen des III. Weltkongresses der Kommunistischen Internationale, Hamburg: C. Hoym, 1921. 16 Protokoll des III. Kongresses der Kommunistischen Internationale, a. w., 1921, blz. 112-114.

72

4. Agent van de Komintern in Berlijn

viteiten van de massas toenamen naarmate de economische crises langer duurde. 17 Om beter voorbereid te zijn op de komende crisis wilde de Komintern een internationale persdienst in leven roepen. Er moesten informatiebureaus in Berlijn n Londen komen. Varga kreeg de opdracht om een structuurplan te schrijven. 18 Er circuleerden ook diverse namen van functionarissen om die bureaus te bemannen. In twee memos liet Lenin in augustus en september 1921 aan Varga weten dat de bureaus vooral informatie over de politieke ontwikkelingen moesten verzamelen en zich slechts in mindere mate met sociale en economische problemen moesten bezig houden. 19 Blijkbaar had Lenin genoeg van de nogal fantasierijke berichten die de diverse communistische partijen vanuit het Westen naar hem doorstuurden.20 Toen in de lente van 1922 de Sovjetunie en Duitsland het Verdrag van Rapallo afsloten en diplomatieke relaties aanknoopten, werd Varga tot handelsattach op de sovjetambassa17 18

Idem, blz. 708-716. G. M. Adibekov, E. N. Zsjachnazaroba, K. K. Zsjirinja, Organizatsionnaja stroektoera Kominterna 1919-1943 (De organisatiestructuur van de Komintern, 1919-1943), Moskou: Rosspen, 1997, blz. 55-56. 19 Lenin reageerde in zijn memo d.d. 31 augustus 1921 op een voorstel van Varga. Lenin wilde dat het bureau op legale wijze informatie zou verzamelen, volledig onafhankelijk zou zijn van de plaatselijke communistische partijen en dat het zou rapporteren aan de Komintern. Deze nadruk op een legale werkwijze is opmerkelijk. Lenin wilde dat het instituut als een soort persbureau berichten zou verkopen aan kranten en bibliotheken. Dit plan stuitte blijkbaar op verzet van Varga, waardoor Lenin de volgende dag in een nieuw memo de nadruk legde op het verzamelen van volledige en betrouwbare informatie: de waarheid zou niet afhankelijk zijn van diegenen die er gebruik van wilden maken! Lenin, Works, a. w., deel 42, 1969, blz. 337-339. 20 Zo ontstond eind 1921 de Internationale Pressekorrespondenz (Inprekorr) dat te Berlijn werd uitgegeven met Franz Dahlem als correspondentuitgever. In werkelijkheid was de Hongaar Gyula Alpri belast met het redactionele werk. M. Aranyossi, Gyula Alpri, in Acta Historica. Revue de lAcadmie des Sciences de Hongrie, jg. 6, 1959, nrs. 1-3, blz. 49.

4. Agent van de Komintern in Berlijn

73

de in Berlijn benoemd. Vargas benoeming kwam nogal onverhoeds.21 Personeelsproblemen bij het Berlijnse informatiebureau lijken hierbij een rol te hebben gespeeld.22 Officieel was Varga op de Berlijnse ambassade belast met de handelsvertegenwoordiging. Vanuit een klein kamertje verzorgde hij zowel de public relations van de Sovjetunie23 als de redactie van de Vierteljahresberichte zur Weltwirtschaft in het blad Inprekorr. Zijn Informationsbro (ook wel Bro Vargas genoemd)24 in de ambassade gebruikte hij tevens voor zijn Komintern-activiteiten. Dat belette hem echter niet om zich ook als een diplomaat te gedragen en diplomatieke conferenties bij te wonen.25 De meeste tijd stak hij
Nog tot in april 1922 was Varga bezig met het samenstellen van een bloemlezing uit het werk van Lenin, waarin vooral stukken tegen de linksradicalen moesten worden opgenomen. Zie brieven d.d. 8 maart 1922 en 10 april 1922 van Lenin aan Varga. Lenin, Works, a. w., deel 45, 1970, blz. 504 en 525. 22 Varga had zich, in Berlijn aangekomen, in een brief aan Lenin beklaagd over een groot aantal schandalige dingen aldaar, waarna Lenin op 26 april 1922 bij Aleksej I. Rykov en Aleksandr D. Tsjoeroepa aandrong op het aanstellen van een onderzoekscommissie ten einde het Bureau radicaal te reorganiseren. Idem, blz. 534. 23 In die functie werkte hij ook voor het blad van de handelsdelegatie Aus der Volkswirtschaft der Sozialistischen Sowjet-Republiken en voor Das Neue Russland van de vriendschapsvereniging Duitsland-Rusland. Hij schreef zelfs een propagandistisch verhaal over Lenin in het zeer conservatieve Zeitschrift fr Politik van Richard Schmidt en Adolf Grabowsky (jg. 13, 1924, blz. 320-335). 24 Varga was een onuitstaanbare pedant, dit aldus Willem van Ravesteyn, geciteerd bij Gerrit Voerman, De meridiaan van Moskou. De CPN en de Communistische Internationale (1919-1930), Amsterdam en Antwerpen: L. J. Veen, blz. 283. 25 Varga maakte deel uit van de sovjetdelegatie die in mei 1927 deelnam aan de Wereld Economische Conferentie van de Volkenbond in Genve. League of Nations, The World Economic Conference, Geneva, May 1927, Final Report, blz. 74; Edward Hallet Carr, Foundations of a Planned Economy 1926-1929, deel 3, 1, A History of Soviet Russia, Londen: Macmillan, 1976, blz. 106.
21

74

4. Agent van de Komintern in Berlijn

echter in het volgen van de KPD (Kommunistische Partei Deutschlands) en de Hongaarse partij.26 Voor de nog altijd hopeloos verdeelde27 Hongaarse communistische partij deed hij ook scholingswerk. Over Duitse aangelegenheden publiceerde hij onder pseudoniem. 28 Iedereen moet echter hebben geweten dat hij een agent van de Komintern was. Naar eigen bewering zou hij pas vanaf 1930 formeel niet meer voor de Komintern hebben gewerkt.29 Ook dat lijkt niet te kloppen. Varga bleef immers tot in 1943 betrokken bij het reilen en zeilen van deze organisatie. In zijn Berlijnse periode legde Varga vooral de nadruk op de algemene neergang van het kapitalisme, die volgens hem werd bevorderd doordat de eenheid van de wereldmarkt was verdwenen waardoor de conjunctuurcycli ernstig verstoord waren. Deze stelling
26

Op 7-10 april 1924 woonde hij het partijcongres van de KPD in Frankfurt bij en rapporteerde hierover in een brief d. d. 3 april 1924 aan Zinovjev. K. M. Anderson en A. O. Tsjoebarjan (red.), Komintern i ideja mirovoj revoljoetsii. Dokoementy (De Komintern en het idee van de wereldrevolutie), Moskou: Naoeka, 1998, blz. 468-469. 27 In augustus 1921 was te Moskou een verzoening bereikt, maar het akkoord werd niet geffectueerd. Op 17 maart 1922 besloot de EKKI de twee fracties op te heffen, wat zonder effectief resultaat bleef. 28 Normaal was zijn Duitse pseudoniem E. Schuster voor dit soort publicaties, maar niet altijd. In 1923 schreef hij een brochure n. a. v. de bezetting van het Roergebied door Frans-Belgische troepen in januari 1923. Hij meende dat Duitsland was gedegradeerd tot een halfkolonie. E. Pawlowsky, Deutschland, eine Kolonie?, Berlijn: Vereinigung Internationaler Verlagsanstalten, 1923. Dat was een stelling die ook door Karl Radek werd overgenomen, waardoor het verzet van de Duitse bourgeoisie als objectief revolutionair kon worden getypeerd. De KPD verdedigde toen de Schlageter lijn die bedoeld was om de verarmde kleine burgerij los te weken van het fascisme. Louis Dupeux, Stratgie communiste et dynamique conservatrice. Essai sur les diffrents sens de lexpression national-bolchevique en Allemagne, sous la Rpublique de Weimar (19191933), Thse prsente devant lUniversit de Paris le 28 septembre 1974, Parijs, 1976, blz. 207-241. 29 Volgens Vargas herinneringen in manuscript (in bezit van dochter Maria Varga).

4. Agent van de Komintern in Berlijn

75

verdedigde hij trouwens met succes op het Vierde Congres van de Komintern in 1922. Hij werkte die stelling daarna weer verder uit in een brochure voor het Vijfde Congres van de Komintern in juni 1924.30 Hierin stelde hij dat de productie wel moest stagneren daar de bourgeoisie niet meer bij machte was om de arbeidersklasse een verdere verbetering van haar levensstandaard te garanderen. Er was dus sprake van een afzetprobleem. Varga stond echter met deze stelling eveneens erg dicht bij Rosa Luxemburg, want ook hij hoopte dat door de daling van de levensstandaard de revolutionaire strijd van de arbeidersklasse zou toenemen. Van Rosa Luxemburg nam hij echter tactisch afstand doordat hij het slagen van een eventuele revolutie liet afhangen van de kracht van de communistische partijen.31 Ook zag hij allerlei tegentendensen nu de monopolistische bourgeoisie haar winsten poogde te verhogen door de nietmonopolistische bourgeoisie en de kleine burgerij door middel van inflatoire prijsverhogingen uit te knijpen. Daarbij poogde de monopoliebourgeoisie de niet-proletarische lagen van de bevolking tegen het proletariaat op te zetten. Voorts had hij gemerkt dat de Verenigde Staten wel een betere positie hadden verworven op de wereldmarkt, maar nu naar autarchie neigden. Daar het Duitse kapitalisme stagneerde als gevolg van de opgelegde herstelbetalingen, was de wereldhandel grondig verstoord. 32 Dat maakte dat de internationale crisis alleen maar kon verergeren nu ook andere landen overhelden naar agrarisch protectionisme om de koopkracht van de eigen boeren op peil te houden.

E.Varga, Aufstieg oder Niedergang des Kapitalismus, Hamburg: Verlag Carl Hoym, 1924. 31 Protokoll. Fnfter Kongress der Kommunistischen Internationale, Hamburg: Verlag Carl Hoym, 1924, deel 1, blz. 109. 32 De lectuur van Keynes zal hem wel sterk hebben genspireerd. Zie John Maynard Keynes, The Economic Consequences of the Peace, Londen: Macmillan and Co., 1920.

30

Hoofdstuk 5 Terug in Moskou In 1927 werd het Berlijnse bureau opgedoekt en Varga werd daarna naar Moskou teruggeroepen om er de leiding van het Instituut voor Wereldeconomie en Wereldpolitiek over te nemen. Stalin dacht allicht Varga voor zijn plannen te kunnen gebruiken. Het is mogelijk dat de onoplosbare conflicten in de Hongaarse partij Vargas terugkeer naar Moskou hebben bespoedigd. Voorts kon men een rode professor als Varga in Moskou goed gebruiken nu een hervorming van de academische structuren op het programma stond. Na de Oktoberrevolutie was een groot deel van de liberale wetenschappers gewoon in functie gebleven. Zij kregen wel gezelschap van marxisten, maar die waren alsnog weinig talrijk en er zouden er dus dringend moeten opgeleid worden. Daarom stichtte de historicus Michail N. Pokrovski1 in 1918 de Socialistische Academie voor Maatschappijwetenschappen. Door de burgeroorlog zou de werking van deze Socialistische Academie worden verlamd. Pas met de invoering van de NEP in 1921 kwam het normale leven weer op gang. In juni 1922 wilde de regering de Socialistische Academie met het Gosplan, het Istpart (Geschiedenisinstituut van de Partij) en de studiediensten van de ministeries verbinden. Een naamsverandering drong zich op. In 1924 ontstond zo de Communistische Academie waarvan plaatsvervangend voorzitter Evgenij A. Preobrazjenski de drijvende kracht werd. Als economisch specialist droomde hij van het oprichten van een soort ideologisch planbureau voor het oplossen van de algemene economische vraagstukken. David Rjazanov, die belast was met de studie van het marxisme aan de Academie, besloot in december 1924 tot de op1

George M. Enteen, The Soviet Scholar-Bureaucrat. M. N. Pokrovski and the Society of Marxist Historians, University Park en Londen: The Pennsylvania State University Press, 1978.

5. Terug in Moskou

77

richting van een Instituut voor Wereldeconomie en Wereldpolitiek. Aan deze instelling zou Varga in 1927 directeur worden om meer lijn in de werking ervan aan te brengen. Het instituut van Varga had een moeizame oprichtingsperiode achter de rug. Onder de eerste directeur Fjodor Rotsjtejn2 (1925-26) werden enkel tamme analyses gemaakt voor het ministerie van Buitenlandse Zaken. Er bestond echter behoefte aan meer strijdbare geschriften van wetenschappelijke kwaliteit om de stabilisering van het kapitalisme in Europa te bestuderen.3 Dat noopte tot het zoeken van geschikt personeel in een periode dat de strijd tussen Trotski en Stalin allerminst beslecht was. Op 13 november 1926 kaartte Karl Radek niet geheel toevallig het thema van de wereldrevolutie aan als onderwerp voor wetenschappelijke studie. Radek wilde een wetenschappelijk onderbouwde theorie ontwerpen over het verschijnsel stabilisering van het kapitalisme daar hij meende dat de discussies in de Partij en in de Komintern slechts op het tac2

De journalist Fjodor Rotsjtejn, die afkomstig was van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Komintern, had reeds buitenlandse ervaring in Perzi opgedaan en zou daarom het buitenlandse onderzoek voor zijn rekening nemen. Hij werd lid van het presidium van de Academie belast met de studie van het Oosten en het Amerikaanse imperialisme. Voor zuiver wetenschappelijk onderzoek had hij geen of weinig interesse. Vanaf 1924 vulde Rotsjtejn als hoofdredacteur ook een kroniek in het tijdschrift van Buitenlandse Zaken. Rotsjtejn bleef echter door toedoen van zijn contacten met Buitenlandse Zaken erg invloedrijk, totdat hij daar in 1930, toen Maksim Litvinov volkscommissaris werd, zijn ontslag kreeg. Hij zou daarna zijn carrire tot aan zijn dood in 1953 voortzetten als eindredacteur van de Grote Sovjetencyclopedie. 3 Vandaar dat Rotsjtejn door N. N. Osinski (Valerijan V. Obolenski) werd vervangen en dat de Amerika-specialist Maksim I. Rubinsjtejn werd aangetrokken. Karl Radek signaleerde toen dat in Amerika de technologische ontwikkeling verder was gevorderd dan in Europa en dat duidde op een ongelijkmatige ontwikkeling tussen de diverse imperialistische landen. Voorts was het Taylorisme en het Fordisme in de Verenigde Staten dominant geworden. Hij wilde hieruit elementen halen voor de eigen industrialisatiepolitiek.

78

5. Terug in Moskou

tische niveau werden gevoerd. Zijn vraag was of de krachten ten gunste van de stabilisering niet schromelijk overschat werden. Moest de Komintern daar geen lessen uit trekken? Deze discussie ontspon zich in een periode dat sommigen dachten dat een imperialistische interventie het bestaan van de Sovjetunie bedreigde. Het instituut moest daar aandacht aan besteden. Dit verklaart allicht waarom Stalin een ervaren en flexibele figuur als Varga uit Berlijn terughaalde. Had Nikolai I. Boecharin ooit niet van hem gezegd dat hij uitblonk door zijn opportunistische braafheid?4 Het was een typering die Stalin moet hebben gecharmeerd. 5 Intussen bleef hij zijn kwartaalberichten publiceren in Inprekorr.6 Ook in het wetenschappelijk tijdschrift van het Instituut voor Wereldeconomie en Wereldpolitiek verschenen regelmatig zijn bijdragen. Vargas wetenschappelijke status was door zijn benoeming tot directeur van het Instituut voor Wereldeconomie en Wereldpolitiek allerminst duidelijk. Zijn betrokkenheid bij de Komintern maakte van hem eerder een functionaris van het politieke apparaat dan een academicus. Ook pronkte hij met de titel van ex-professor aan de Universiteit van Boedapest, maar in Moskou moet dat weinig in4

Op het Vierde Congres van de Komintern was Boecharin in botsing met Varga gekomen. Boecharin had toen gezegd: Gen. Varga ist ein sehr braver Kerl, und er meint deswegen, dass alle feige sind, die seiner Standpunkt in dieser Frage [over een arbeidersregering] nicht einnehmen wollen. (...) seine Bravheit ist eine opportunistische Bravheit und unsere Feigheit ist die Feigheit keine Opportunisten zu sein. Darin besteht unsere Feigheit. Wie frchten uns in Opportunisten zu verwandelen und Varga ist nicht so Feige, das zu frchten. Darin besteht der Unterschied zwischen ihm und uns. Protokoll des Vierten Kongresses der Kommunistischen Internationale. Petrograd Moskau vom 5. November bis 5. Dezember 1922, Hamburg: Verlag der Kommunistischen Internationale, 1923, blz. 422-423. 5 Boecharin had op dat moment reeds Grigorij E. Zinovjev aan het hoofd van de Komintern vervangen. 6 Inprekorr werd na de machtsovername door de nazis in 1933 vervangen door de in Bazel verschijnende Rundschau ber Politik, Wirtschaft und Arbeiterbewegung. Hierin zette Varga zijn kwartaalberichten verder.

5. Terug in Moskou

79

druk hebben gemaakt. Zijn publicaties waren veelal erg descriptief en nauwelijks analyserend. Waarin blonk Varga nu als oorspronkelijk wetenschapper echt uit om zijn nieuwe wetenschappelijke status te rechtvaardigen? Hoewel Jrgen Kuczynski Varga later als de vader van de economische conjunctuurtheorie in de Sovjetunie heeft betiteld, valt die eer veeleer aan Nikolai D. Kondratjev te beurt.7 Kondratjev was een leerling van Michail I. Toegan-Baranovski. Hij leidde sinds 1920 een wetenschappelijk instituut in Leningrad dat het verloop van de economische conjunctuur in de Sovjetunie n in het buitenland bestudeerde en daardoor genoot hij terecht een zekere faam, ook al had hij de naam een burgerlijke wetenschapper te zijn. Voorts kon Varga de concurrentie duchten van jongere concurrenten die zich inmiddels hadden laten opmerken met hun marxistische leerboeken en studies over het kapitalisme. Het was dan ook niet zo verwonderlijk dat Varga na zijn terugkeer naar Moskou voor velen een agent van de Komintern was gebleven en men zijn academische status nogal dubieus vond. Zo leefden de Vargas het gezin was sinds het verblijf in Berlijn met een tweede kind, nl. dochter Mria uitgebreid in Hotel Lux,8 waar alle functionarissen van de Komintern woonden. Varga verliet Hotel Lux pas rond 1935 voor een appartement in Moskou.
Nikolai D. Kondratjef schreef zijn artikel in Voprosy konjonktoery, 1925. Een Duitse vertaling hiervan verscheen als Die lange Wellen der Konjunktur, in Archiv fr Sozialwissenschaft und Sozialpolitik, jg, 56, 1926, blz. 573-609. Een verkorte versie ervan verscheen als The long waves in economic life, in Review of Economic Statistics, vol. 17, november 1935, blz. 105-115. Voor een biografie zie Naum Jasny, Soviet Economists of the Twenties. Names to be Remembered, Londen en New York: Cambridge University Press, 1972, blz. 158-178. 8 Het befaamde Hotel Lux lag aan de Tvjerskaja straat in het centrum van Moskou. De belangrijkste functionarissen hadden een kamer op de eerste verdieping. Hier woonde Varga met vrouw en kinderen in een kamer met dependance. Margarete Buber-Neumann, La rvolution mondiale. Lhistoire du Komintern (1919-1943) raconte par lun de ses principaux tmoins, Doornik: Casterman, 1971, blz. 304.
7

Hoofdstuk 6 Specialist van het boerenvraagstuk Varga was in de jaren twintig een specialist van het boerenvraagstuk geworden. Hij nam een nogal ambivalente houding aan ten aanzien van de agrarische kwestie daar zijn grote zorg het behoud van de alliantie tussen proletariaat en boeren was in die landen waar de arbeidersklasse ver in de minderheid was. Sinds de Hongaarse Revolutie gold Varga bij de Russische partijleiders als een gerespecteerd agrarisch specialist. In 1921 had hij zich op het Derde Congres van de Komintern nog in het gezelschap van de linkse Trotski vertoond met een rapport over de toestand van het kapitalisme. Maar ten aanzien van het boerenvraagstuk was hij nu naar rechts opgeschoven. Ook had hij de Nieuwe Economische Politiek (NEP) gesteund en evenals Lenin wilde hij daarom de boeren voorlopig als klasse met rust laten.1 In die hoedanigheid was hij op het Vierde Congres van de Komintern in november 1922 aan het woord geweest. 2 Doch tot veel meer helderheid over het landbouwvraagstuk had hij toen niet bijgedragen. Integendeel zelfs. Hij had toen moeten toegeven dat hij niet wist of de gendustrialiseerde landbouw productiever was dan het kleinbedrijf. Hij had zich toen uit dit dilemma gered door een studie van het probleem te vragen. Varga had op het Vierde Congres zijn beklag gedaan over het niveau van het debat. De sprekers hadden zich vooral in algemeenheden verloren, terwijl men dringend de reeds op het
1

Daartoe had ook het Twaalfde Congres van de Russische Communistische Partij in april 1923 besloten op aandringen van Zinovjev. 2 A. I. Sobolov, K. K. Sjirinja, F. I. Firsov, D. E. Koenina en V. M. Endekova (red.), Tsjetvertyj Kongress Kominterna (Het Vierde Congres van de Komintern), Moskou: Izdatelstvo Polititsjeskoj Literatoery, 1980.

6. Specialist van het boerenvraagstuk

81

Tweede Congres van de Komintern in 1920 uitgewerkte stellingen hoorde te actualiseren. 3 Op dit Vierde Congres hoopten velen de steun van de boeren te verwerven met het nogal vage parool voor een arbeiders- en boerenregering.4 Varga vroeg in zijn referaat daarom om duidelijke standpunten ten aanzien van het grondbezit van de boeren ook n de communistische machtsovername. 5 Varga beschouwde de landarbeiders en de halve proletarirs op het platteland als de natuurlijke bondgenoten van de arbeidersklasse. Maar wat nu met de kleine boeren? Varga meende de oplossing gevonden te hebben in het verdedigen van alle specifieke boerenbelangen tegen die van de grootgrondbezitters en de grote boeren. Na de machtsovername van het proletariaat moesten de grote agrarische bedrijven in staatsbezit overgaan. Mochten de landloze en kleine boeren toch de verdeling van de grond eisen, dan moest men in het belang van de revolutie dit alsnog toestaan. Erg eenduidig was Varga niet en wat hij voorstelde was zelfs strijdig met eerder genomen besluiten. De slotresolutie was dan ook niet eenvoudig te formuleren. Het Vierde Congres van de Komintern nam daarom een actieprogramma aan dat op uitdrukkelijk ver-

Die behelsden toen eisen als het afschaffen van de pacht en de hypotheken. Leitstze des Exekutivkomitees der Kommunistischen Internationale ber die Agrarfrage, in: Die Kommunistische Internationale, jg. 2, 1920, nr. 12, blz. 2023-2032. J. Marchlewski, Die Agrarfrage und die Weltrevolution, in idem, blz. 2085-2094. De stellingen werden in geamendeerde vorm aangenomen, zie idem, jg. 2, 1920, nr. 13, blz. 24912520. 4 Protokoll des Vierten Kongresses der Kommunistischen Internationale. Petrograd-Moskau vom 5. November bis 5. December 1922, Hamburg: Verlag Carl Hoym, Verlag der Kommunistischen Internationale, 1923, blz. 55-69. 5 Idem, blz. 77-80, 636-646 en 673-676. Ana Pauker (uit Roemeni) kritiseerde Varga omdat hij had gezegd niet te weten of een zwaar gekapitaliseerd grootbedrijf wel of niet productiever was dan een intensief kleinbedrijf in de landbouw en zij concludeerde hieruit dat de agrarische kwestie onvoldoende tot in de details was bestudeerd (blz. 663).

82

6. Specialist van het boerenvraagstuk

zoek van de afwezige (want zieke) Lenin6 zorgvuldig met de stellingen van het Tweede Congres van de Komintern in overeenstemming werd gebracht. 7 In de praktijk had de Komintern op het Vierde Congres een rechtse bocht gemaakt. Zo moesten de communisten voortaan lid worden van de bestaande boerenorganisaties ten einde deze te radicaliseren en er de tegenstellingen tussen de landarbeiders en de arme boeren te helpen overbruggen. Zo hoopte men ook de revolutionaire krachten op het platteland met die in de steden te kunnen bundelen. 8 Hoe dit echter praktisch in zijn werk moest gaan, werd niet besproken. De meeste boerenorganisaties bleven doof voor de communistische sirenenzang. Boeren en arbeiders waren twee werelden apart. Door hun erg tegengestelde belangen konden ze bezwaarlijk n front vormen tegen de grootgrondbezitters n de bourgeoisie. De kleine boeren verlangden niet naar het kapitalisme, maar naar een autarchische huishouding met zo weinig mogelijk contact met de markt, terwijl de arbeiders naar meer koopkracht en goedkoper voedsel verlangden. Voorts waren de politieke en sociale verhoudingen in elk land verschillend. In sommige landen op de Balkan was de situatie zelfs explosief. Boerenrevoluties stonden hier op de agenda. Vooral in Bulgarije, dat aan de zijde van Duitsland de oorlog had verloren, waren de boeren in beweging gekomen. In Bulgarije had de kleinburgerlijke Bulgaarse Nationale Agrarische Unie een dominante positie in het parlement verworven. Hoewel boerenleider Alexander Stamboliski9 aanvankelijk fel gekant bleef tegen een alliantie met de snel aan invloed winnende Bulgaarse Communistische Partij in de steden, zocht hij na afloop van de burgeroorlog in
Jan M. Meijer, The Trotsky Papers 1917-1922, deel 2, Den Haag en Parijs: Mouton, 1964, blz. 773-775. 7 Protokoll des Vierten, a . w., blz. 831-835. 8 Idem, blz. 834. 9 John D. Bell, Peasants in Power. Alexander Stamboliski and the Bulgarian Agrarian National Union, 1890-1923, Princeton: Princeton University Press, 1977.
6

6. Specialist van het boerenvraagstuk

83

Rusland in 1921 voorzichtig toenadering tot Moskou in de hoop hierdoor de contrarevolutionaire legers van de Russische generaal P. N. Wrangel uit Bulgarije te kunnen verwijderen. Die contrarevolutionaire soldaten konden immers met de Bulgaarse reactie samenspannen om zijn regime te destabiliseren. Stamboliski droomde van een Groene Internationale waarin alle boerenpartijen uit de regio zouden samenwerken. Dit plan zinde de Bulgaarse militairen en de zwakke bourgeoisie niet. Het land kon immers via deze boerenrevolutie in handen van de communisten komen. Op 9 juni 1923 werd Stamboliski door een bloedige staatsgreep ten val gebracht. Vreemd genoeg keken de Bulgaarse communisten passief toe hoe de militairen de boerenleiders afslachtten. Zij dachten dat het hier om een strijd tussen de agrarische en de stedelijke fracties van de bourgeoisie ging. Op het Derde Uitgebreide Plenum van de EKKI op 12 juni 1923 laaiden de discussies dan ook hoog op. Zinovjev riep op tot een revolutionair bondgenootschap tussen arbeiders en boeren. De onbegrijpelijke houding van de Bulgaarse communisten werd scherp afgekeurd. In september 1923 waagden de Bulgaarse communisten daarom alsnog samen met de restanten van de Bulgaarse boerenpartij een wanhopige maar tevergeefse opstand tegen het rechtse regime. Het uiteindelijke antwoord van Moskou op de contrarevolutie op de Balkan was de oprichting van een Krestintern (Boeren Internationale), dit naar een idee geopperd door de in Moskou verblijvende Poolse migr Tomasz Dbal.10 Op het internationaal boerencongres te Moskou op 10-23 oktober 1923 (40 vertegenwoordigde nationaliteiten met in totaal 158 afgevaardigden) werd de Krestintern opgericht. Onder de afgevaardigden bevonden zich bekende militanten als Ho Chi Min of Sen Katayama. Varga was uitgenodigd als landbouwspecialist.

George D. Jackson Jr., Comintern and Peasant in East Europe 19191930, New York en Londen: Columbia University Press, 1966, blz. 6668.

10

84

6. Specialist van het boerenvraagstuk

Blijkens zijn referaat was Varga verder naar rechts gevolueerd, want hij wilde dat men niet alleen de arme boeren die zonder loonarbeiders hun eigen of hun gepachte grond bewerkten, moest benaderen, maar ook de rijke boeren (koelakken). Hij meende zelfs dat boeren die ook ettelijke loonarbeiders in dienst hadden, geen uitbuiters konden zijn. De arbeidersklasse moest wl de politieke leiding over de boerenbeweging van de bourgeoisie en de grootgrondbezitters overnemen en dat zou dan moeten gebeuren door de boeren economisch en cultureel te ontwikkelen. Dat alles klonk uiteraard zeer reformistisch n vaag, omdat Varga de precieze voorwaarden waaronder de arbeidersklasse en de boerenmassa zich konden verbinden, niet aangaf. Hij viel daarbij terug op zijn oude analyses van vr de Eerste Wereldoorlog, want hij kritiseerde vooral de superwinsten van de agrarische kartels en de monopolisten die de boeren verdrukten. Niet de looneisen van de arbeiders, maar de agrarische monopolisten hadden de ellende op het platteland veroorzaakt. De uiteindelijke politieke oplossing zag Varga in het vormen van een gouvernement commun de tous les travailleurs et exploits.11 Het netelige probleem van de godsdienst omzeilde hij door voor godsdienstvrijheid te bepleiten. Deze reformistische of populistische zwenking ontlokte geen kritieken. De aanwezigen waren in meerderheid vertegenwoordigers van de boeren en zij praatten nog het liefste over praktische en propagandistische problemen die te maken hadden met lokale situaties. Het probleem van een gemeenschappelijke strategie en tactiek bleef hierdoor onopgelost. Al snel verwerd de Krestintern daarna tot een papieren organisatie die in de schoot van de Komintern een schimmig bestaan leidde. De partijen van de Komintern waren vooral arbeiderspartijen die over geen specifieke werking op het platteland beschikten en ze waren veelal afgesneden van de wantrouwige boeren die nog onder
C.P.I. (Conseil Paysan International), 1re Confrence Internationale Paysanne tenue Moscou, dans la riche salle du Trne du Palais, les 10, 11, 12, 13, 14 et 15 octobre 1923. Thses, messages & adresses, Parijs: Bibliothque Paysanne, 1924, blz. 27.
11

6. Specialist van het boerenvraagstuk

85

de hoede van de grootgrondbezitters en de kerk leefden. In Centraal-Europa en de Balkan was het terrein veelal al bezet door boerenpartijen die er over netwerken van coperatieve organisaties beschikten. De ideologische tegenstellingen waren zelfs onoverbrugbaar daar voor de meeste boerenleiders de toestand van de boeren in de Sovjetunie een gruwel was en daar zij ook geen bondgenootschap zochten met de communisten omdat die overal door het repressieve staatsapparaat vervolgd werden. Op het Vijfde Congres van de Komintern van 18 juni tot 8 juli 1924 was men nog onder de indruk van de stabilisatie in Duitsland en de recente vorming van de Labourregering in Groot-Brittanni. Had de stabilisatie van het kapitalisme de reformisten permanent aan de macht gebracht? De belangrijkste spreker op het congres was uiteraard Zinovjev, omdat hij de Komintern leidde en daardoor geacht werd een werkbare strategie te formuleren. Wat de boeren betreft, dacht hij dat het probleem met het verdelen van de grote domeinen op te lossen was en dat men aldus ook de boeren voor de revolutie kon winnen. Zinovjev pleitte voorts voor de vorming van een boeren- en arbeidersregering, iets wat volgens hem eigenlijk hetzelfde was als de dictatuur van het proletariaat.12 De Komintern koos dus voor een voorzichtige tactiek ten aanzien van de boeren. Dat verklaart allicht waarom ook Vargas algemene inleiding over de economische ontwikkeling van het kapitalisme nogal technisch bleef.13 Varga sprak na Zinovjev het congres toe en erkende dat het kapitalisme zich had gestabiliseerd en dat de bourgeoisie het initiatief
12

Fnfter Kongress der Kommunistischen Internationale. Protokoll, deel 1, Hamburg: Verlag Carl Hoym Nachf., 1925, blz. 80. 13 Varga hield het bij een verhandeling over de mechanismen van de prijsschaar tussen landbouw- en industrieproducten en hij meende dat de landbouwcrisis ook de crisis van de industrie was wegens het gebrek aan koopkracht, met als uitloper uiteraard een verscherping van de klassentegenstellingen en hoopvolle perspectieven voor de strijd. Fnfter Kongress, a. w., blz. 118-120.

86

6. Specialist van het boerenvraagstuk

naar zich toe had getrokken. Het Dawes Plan had met Amerikaanse hulp een regeling gebracht voor de afbetaling van de Duitse oorlogsschulden. 14 De sociaal-democraten leken overal de strijd om de arbeiderskiezers te hebben gewonnen. Toch geloofde Varga dat het kapitalisme zich in een crisis bevond en dat de cyclische conjunctuurbewegingen niet waren gestopt. In het kapitalisme waren de tegenstellingen toegenomen nu de kapitalistische wereldeconomie geen eenheid meer vormde, wat verklaarde waarom de conjunctuurcycli zo grondig verstoord waren. De productie stagneerde intussen daar de bourgeoisie niet langer meer bij machte was om het productieapparaat op volle toeren te laten draaien en aan het proletariaat een bestaan te verzekeren. Als gevolg hiervan zag Varga weer objectieve mogelijkheden voor een succesvolle machtsverovering. Veel hing volgens hem hierbij af van de strijdwil en de kracht van de communistische partijen.15 Het belangrijkste obstakel voor de machtsovername zag hij in de sociaal-democratie die een antirevolutionaire partij was geworden.16 Tenslotte sprak hij de aanwezigen moed in met de opmerking dat ondanks de stabilisatie er nog voldoende mogelijkheden voor het proletariaat waren om met succes tegen het kapitaal ten strijde te trekken.17 Het Vijfde Congres besloot daarom om de tactiek van het infiltreren van de bestaande boerenorganisaties voort te zetten. Dit alles illustreerde
14 15

Idem, blz. 108-131. Idem, blz. 109. 16 Idem, blz. 127. 17 De Duitse linksen verweten hem dat hij de mening van de Britse pers weergaf. Varga antwoordde dat hij geen versterking van het kapitalisme zag. Ook verdedigde hij zich door te ontkennen dat hij een alter Opportunist was. Hij waarschuwde dat er geen theorie was die de ineenstorting van het kapitalisme kon voorspellen. Hij volstond hierbij met een citaat van Lenin op het Tweede Congres van de Komintern aan te halen. En daarna stelde hij: Ich glaube, ich bin nicht verpflichtet, unbedingt linker zu sein, als der Genosse Lenin es war. Idem, blz. 131. Zie ook Nicholas N. Kozlov, Bukharin, Eugen Varga, and the Comintern Debate on the Stabilization of Capitalism, in Nicholas N. Kozlov en Eric D. Weitz, Nikolai Ivanovich Bukharin. A Centenary Appraisal, New York en Londen: Praeger, 1990, blz. 39.

6. Specialist van het boerenvraagstuk

87

goed de impasse waarin de Komintern verkeerde ten aanzien van de boeren. Niet iedereen was overigens gelukkig met de nogal opportunistische wending die de debatten onder impuls van Varga hadden genomen. 18 Toch week de Kominternleiding uiteindelijk geen duimbreed af van haar reformistische tactiek ten aanzien van de kleine boeren.

Vladimir P. Miljoetin (directeur van het Agrarisch Instituut van de Communistische Academie en auteur van gezaghebbende studies over de agrarische kwestie) verweet in puur kautskistische bewoordingen Varga agrarisch revisionisme en het wegmoffelen van het feit dat ook in de landbouw het grote bedrijf in opmars was. Zie artikel in de Pravda van 25 oktober 1924, ook opgenomen in Inprekorr, 1924, blz. 2179 e. v. Varga reageerde in Inprekorr, 1924, blz. 2327-2329. Over de agrarische kwestie, zie Reinhart Kossler, Dritte Internationale und Bauernrevolution: die Herausbildung des sowjetischen Marxismus in der Debatte um die "asiatische" Produktionsweise, Frankfurt: Campus Verlag, 1982.

18

Hoofdstuk 7 Met Stalin In de strijd tussen Trotski en Stalin nam Varga geen stelling. Allicht behoorde Varga toen meer tot de rechtse dan tot de linkse of trotskistische stroming, wat men kon aflezen aan zijn standpunten over de agrarische kwestie en aan zijn visie op de stabilisatie van het kapitalisme. Dat maakte van hem een geschikte bondgenoot van Stalin. Toen Trotski in Berlijn in 1926 arriveerde om steun te zoeken bij de als links aangeschreven bolsjevisten op de sovjetambassade, hield Varga zich ten aanzien van hem nogal tactisch op de vlakte. 1 Hij meende dat de economische stabiliteit van het kapitalisme slechts van voorbijgaande aard kon zijn doordat de koopkracht van het proletariaat onvoldoende was om de afzet op peil te houden.

In de lente van 1926 bracht Trotski enige dagen in Berlijn door op de sovjetambassade waar hij ambassadeur Nikolai Krestinski sprak en ook Varga ontmoette. Varga zou erkend hebben dat Stalins socialisme in n land waardeloos was, maar toch politiek bruikbaar was als slogan. Trotski zou toen genoteerd hebben dat Varga de Polonius van de Komintern was. Zie hierover Isaac Deutscher, The Prophet Unarmed. Trotsky: 19211929, New York: Vintage Books, 1965, deel 2, blz. 266. Trotski noemde hem echter een theoretische Polonius, een bruikbare en gekwalificeerde werker die de economische argumenten voor de politieke lijn van iemand anders serveert (Trotski Archief Harvard, T 3129, p. 5.). Karl Volk typeerde Varga in dit verband als the weather prophet of the Comintern (...) is always ready to prove theoretically, that the clouds in the sky look like a camels back, but if you prefer they resemble a fish, and if the Prince desires it, the bear witness to Socialism in one country. Ypsilon [Karl Volk], Pattern of World Revolution, Chicago en New York: ZiffDavis Publishing Company, 1947, blz. 159.

7. Met Stalin

89

Eenmaal zou het einde van de stabiliseringsperiode aanbreken. 2 De sociaal-democratie beschouwde hij als een bondgenoot van de gezamenlijke bourgeoisie in de strijd tegen het communisme. 3 Dit standpunt was noch links noch rechts, maar attentistisch. Varga zocht beslist niet het avontuur. Toen hij in 1927 terug in Moskou was, nam hij weer deel aan het partijleven van de CPSU(b) (Communistische Partij van de Sovjetunie, bolsjeviki). Zo was hij aanwezig op het Vijftiende Congres van de CPSU(b) in december 1927 waar de meningsverschillen in de partijtop over de relatieve stabilisering van het wereldkapitalisme aan het licht kwamen.4 Stalin meende toen dat door de ongelijkmatige ontwikkeling van de productiekrachten de diverse kapitalistische landen de strijd voor de herverdeling van de wereldmarkten weer zouden voeren, wat tot een verhoogde instabiliteit moest leiden. Stalin concludeerde hieruit dat een nieuwe wereldoorlog, eventueel ook tegen de Sovjetunie, tot de mogelijkheden behoorde, daar dit voor het kapitalisme de enige mogelijkheid was om de marktproblemen, namelijk de onderconsumptie en de overproductie, op te lossen. Dit klonk erg luxemburgistisch uit de mond van Stalin.

Lszl Tikos, E. Vargas Ttigkeit als Wirtschaftsanalytiker und Publizist in der ungarischen Sozialdemokratie, in der Akademie der Wissenschaften der UdSSR, Tbingen: Bhlau-Verlag, 1965, blz. 49-50. 3 Varga had nog de tijd gevonden om een overzichtswerk over de sociaaldemocratische partijen te schrijven. Eugen Varga, Die sozialdemokratischen Parteien. Ihre Rolle in der internationalen Arbeiterbewegung der Gegenwart, Hamburg: Verlag Carl Hoym Nachf., 1926 (tweede gewijzigde druk). 4 Varga riep vanuit de zaal tot tweemaal toe pravilno!(zeer juist) tijdens de toespraken van V. Lominadze en A. Lozovski. Pjatnadtsatyj Sdezd VKP(b) Dekjabr 1927 Goda. Stenograffitsjeskij Ottsjet (Het Vijftiende Congres van de VKP(b). December 1926. Stenografisch Verslag), Moskou: Gosoedartstvennoje Izdatelstvo Polititsjeskoj Literatoery, 1961, deel 1, blz. 734.

90

7. Met Stalin

Stalins toenadering tot de analyses van Luxemburg kan te maken hebben gehad met de tegenstellingen die tussen hem en Boecharin aan het licht waren gekomen. Iedereen wist dat Boecharin reeds in 1925 een vernietigende kritiek op de luxemburgistische imperialismetheorie had geformuleerd. Boecharin had toen gesteld dat een lineair toenemende overproductie als gevolg van de inkrimping van de beschikbare niet-kapitalistische (dus agrarische) markten onmogelijk was. Boecharin dacht immers dat in het kapitalisme de overproductie een cyclisch fenomeen was en dus ook van voorbijgaande aard moest zijn, daar het kapitalisme in staat was om na elke crisis de productie weer op een hoger niveau te brengen. Daarmee bouwde hij voort op zijn theorie van het staatskapitalisme tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen hij al had gezien hoe de bedrijven zich tot grote staatskapitalistische trusts hadden omgevormd waardoor het realisatieprobleem was opgelost.5 Meningsverschillen hoefden nog niet te betekenen dat Stalin zich wilde ontdoen van Boecharin die toch de lieveling van de Partij was.6 Onduidelijk is trouwens wanneer Stalin tot dat besluit was gekomen. 7 Beiden waren op het persoonlijke vlak zeer met elkaar bevriend. Ze brachten samen hun zomervakanties (voor het laatst in 1927) in gezinsverband door. Alles moet hebben samengehangen met een verschillende visie op de kwestie van de stabiliteit van

In 1929 zou nog een vierde Russische druk verschijnen. In Franse vertaling N. Boukharine, Lconomie mondiale et limprialisme. Esquisse conomique, Parijs: ditions Anthropos, 1967. 6 Dominique Desanti, LInternationale communiste, Parijs: Payot, 1970, blz. 159. 7 Die campagne tegen Boecharin ging in academische kringen van start. In de Communistische Academie en onder de Rode Professoren kritiseerde men zijn concept van het staatskapitalisme dat staatsplanning in combinatie met het behoud van priv-bezit van de productiemiddelen voor mogelijk hield. In n adem werd hij nu ook met Hilferdings georganiseerd kapitalisme geassocieerd. Zijn critici meenden dat de kapitalistische anarchie altijd zou blijven bestaan als gevolg van het priv-bezit van de productiemiddelen.

7. Met Stalin

91

het kapitalisme. 8 Van belang is wel te weten dat Varga zich reeds in 1926 op een zitting van een Uitgebreide Executieve van de EKKI tegen Boecharins stabiliteitstheorie had gekeerd door de begrensde ontwikkelingsmogelijkheden van het kapitalisme te benadrukken. Boecharin had het toen beneden zijn waardigheid gevonden om Varga rechtstreeks van antwoord te dienen. 9 Hij had slechts zijdelings opgemerkt dat Varga nogal geoefend was in het compileren van data over de internationale handel! Deze animositeit tussen Boecharin en Varga zal Stalin niet zijn ontgaan. Voor Stalin kon Varga dus een bondgenoot tegen Boecharin worden mocht daar behoefte aan bestaan. Het zou dan ook verleidelijk zijn om Vargas terugroepen naar Moskou in dat tactisch perspectief te zien. Theodore Draper is tot de conclusie gekomen dat Boecharin in volledige overeenstemming met Stalin op het Zevende Plenum van de EKKI in november-december 1926 als opvolger van Zinovjev aan de leiding van de Komintern was gekomen en ook dat er tussen Stalin en Boecharin in de zomer van 1927 nog geen verschil van mening bestond over de stabiliteit van het kapitalisme. 10 In een interview uit november 1927 meende Stalin echter dat men aan de

Volgens Gerhard Duda, Jen Varga und die Geschichte des Instituts fr Weltwirtschaft und Weltpolitik in Moskau 1921-1970. Zu den Mglichkeiten und Grenzen wissenschaftlicher Auslandsanalyse in der Sowjetunie, Berlijn: Akademie-Verlag, 1994, blz. 65. 9 Varga had op het Vijfde Plenum van de EKKI in maart 1925 nog in navolging van Boecharin geloofd dat er een stabilisatie van het kapitalisme bestond, maar daarna was hij al weer snel van mening veranderd. Varga zag in 1926 nog altijd cyclische conjunctuurbewegingen plaatsvinden, maar hij stelde ook vast dat er geen sprake meer was van een echte herleving in Europa. Hij zag een stabilisering, maar geen verbetering in het levenspeil van de massa. Protokoll. Erweiterte Exekutive der Kommunistischen Internationale, Moskau, 17. Febr. bis 15. Mrz 1926, Hamburg en Berlijn: Verlag Carl Hoym (1926), blz. 107-113. 10 Theodore Draper, The strange case of the Comintern, in Survey, jg. 18, 1972 nr. 3, blz. 103.

92

7. Met Stalin

vooravond van revolutionaire gebeurtenissen stond. 11 Op 3 december 1927 tijdens het Vijftiende Partijcongres sprak Stalin al van het einde van de stabiliteit en voorspelde hij nieuwe revolutionaire bewegingen, terwijl Boecharin enkel gewaagde van een partile stabiliteit die nog voor verscherpte contradicties kon zorgen. Er was dus sprake van een subtiel maar betekenisvol meningsverschil tussen beiden. Pas in de zomer van 1928 zou de breuk worden geconsumeerd. 12 Zijn menigsverschil met Boecharin moet de reden zijn geweest waarom Stalin op Varga beroep deed om tijdens het Zesde Congres van de Komintern, dat tussen 17 juli en 1 september 1928 samenkwam, een analyse te geven van de komende crisis van het kapitalisme. 13 Varga had voor deze gelegenheid een brochure over dat probleem geschreven.14 Daarin stelde hij dat het tijdperk van de stabilisatie van het kapitalisme onherroepelijk voorbij was en dat er zich een nieuwe revolutionaire golfbeweging aandiende. In tegenstelling tot Boecharin dacht hij dat de burgerlijke staat onderwor11

Toen wilde Stalin al de landbouw versneld collectiviseren. J. W. Stalin, Werke, deel 10, Berlijn: Dietz Verlag, 1953, blz. 180-206. 12 Draper, a. w., blz. 104. 13 Dat wilde evenwel niet zeggen dat Stalin het op alle punten met Varga eens was. Op het Plenum van het Centraal Comit van de VKP(b) (of CPSUb) over het programma van de Komintern, op 5 juli 1928, kritiseerde Stalin Vargas stelling dat gesoleerde revoluties geen kans maken, omdat ze getroffen worden door gewapende interventies en door de gevolgen van een oorlogseconomie. Stalin durfde dat te betwijfelen, omdat de Sovjetunie zich had versterkt en dat door de Komintern geen enkele revolutie nog gesoleerd was. Het stenografische verslag geeft de tussenroepen van de aanwezigen weer, nl. Varga, Boecharin, Vorosjilov en Smirnov. Het ging er heftig aan toe. Zie K. M. Anderson en A. O. Tsjoebarjan (red.) Komintern i ideja mirovoj revoljoetsii. Dokoementy (De Komintern en het idee van de wereldrevolutie), Moskou: Naoeka, 1998, blz. 661674. 14 Eugen Varga, Die Wirtschaft der Niedergangsperiode des Kapitalismus nach der Stabilisierung, Hamburg: C. Hoym, 1928. Hiervan verscheen ook een Franse, Duitse en Russische vertaling.

7. Met Stalin

93

pen was aan de belangen van het kapitaal, hier de monopoliebourgeoisie. Boecharin daarentegen sprak liever over de versmelting van kapitaal en staat. Voorts pakte Varga uit met zijn wet van Varga. In het kort komt deze wet erop neer dat als gevolg van de rationaliseringen in het productieproces en van de opgeschroefde arbeidsintensiteit en -productiviteit het aantal arbeidsplaatsen structureel moet dalen, waardoor de werkloosheidsgraad alleen maar kan toenemen. Ook in een periode van hoogconjunctuur kan men geen volledige tewerkstelling meer bereiken. 15 Hierdoor moeten de lonen voortdurend dalen en de koopkracht van de arbeidersklasse verminderen, waardoor de afzetproblemen alleen maar kunnen toenemen. Dat moet dan weer leiden tot een steeds diepere crisis met meer werkloosheid en meer ellende voor de arbeidersklasse.16 Niet iedereen was het met Varga eens. De kritieken bleven echter in de marge van het toelaatbare. V. Lominadze wierp Varga bij voorbeeld voor de voeten dat Marx in Das Kapital had geschreven dat aan de ene kant de bourgeoisie stond en aan de andere kant de steeds talrijker wordende arbeidersklasse. Wat Varga nu beweerde kon niet waar zijn, want in het kapitalisme moest het aantal arbeiders toenemen. Volgens Lominadze was Vargas conclusie gebaseerd op slechts twee tabellen afkomstig uit n Amerikaanse bron en daarin ontbraken de aantallen arbeiders werkzaam in de sterk groeiende autosector en de bouwindustrie!17

15

Toelichting van Varga op het Zesde Congres van de Komintern. Protokoll des VI. Weltkongresses der Kommunistischen Internationale, Hamburg: Verlag Carl Hoym, 1928, deel 1, blz. 201-207. 16 De wet van Varga was dus ook een variant op de imperialismetheorie van Rosa Luxemburg n op de onderconsumptietheorie die de nadruk legde op het realisatieprobleem. 17 Idem, blz. 426-427. Of deze wet helemaal alleen door Varga is geformuleerd, valt te betwijfelen. Het probleem van de gestegen productiviteit in combinatie met stagnerende werkgelegenheid in de industrie hield ook de burgerlijke economen bezig. Zie Emil Lederer, Technischer Fortschritt und Arbeitslosigkeit, Tbingen: Mohr, 1931.

94

7. Met Stalin

Het Zesde Congres van de Komintern betekende een duidelijke ruk naar links. Men ontwaarde het einde van de stabilisatieperiode van het kapitalisme. In deze komende derde periode (de eerste periode was in 1921 geindigd met het afsluiten van de revolutionaire instabiliteit, waarna in een tweede periode het kapitalisme zich had gestabiliseerd) zouden onvermijdelijk grote klassenconflicten en oorlogen losbarsten. Zaak was daarom dat de revolutionaire krachten zich klaar maakten voor een revolutionaire mobilisatie en dat men alle pijlen zou richten op de sociaal-democratie en de reformistische vakbonden die de revolutionaire beweging enkel wilden tegenhouden. De sociaal-democratie werd trouwens ook verantwoordelijk gesteld voor de fascisering van de burgerlijke regimes. Geheel in overeenstemming met de stellingen van het Zesde Congres nam Ernst Thlmann (KPD) toen de gelegenheid te baat om met de verscherpte tegenspraken van het kapitalisme de komst van de revolutie te begroeten. Uiteraard zouden de imperialisten graag een oorlog met de Sovjetunie willen beginnen, maar tegen dat gevaar moest men de massas mobiliseren, zeker nu de sociaal-democratie bereid was om de imperialistische oorlogsvoorbereidingen te ondersteunen. De term sociaal-fascisme viel wel, 18 maar bleef alsnog theoretisch onuitgewerkt. De tactiek van het eenheidsfront aan de basis werd benadrukt in combinatie met het parool van naar de massas gaan.19 Deze ruk naar links in de Komintern was door Stalin zorgvuldig geregisseerd. Zo verscheen hij zelf op 19 december 1928 op de zitting van de EKKI om er het vraagstuk van de wankele economi18

Thlmann: Die Entwicklung des Reformismus zum Sozialfascismus ist eine allgemeine Erscheinung. Geciteerd bij Theo Pirker, Komintern und Faschismus. Dokumente zur Geschichte und Theorie des Faschismus, Stuttgart: Deutsche Verlags-Anstalt, 1966, blz. 63. 19 Nog in 1929 ontbrak de term sociaal-fascime in het propagandamateriaal van de Komintern. Zie Christo Kabaktschieff, Die Entstehung und Entwicklung der Komintern. Krzer Abriss der Geschichte der Komintern, Hamburg en Berlijn: Verlag Carl Hoym Nachfolger, 1929.

7. Met Stalin

95

sche stabiliteit van het kapitalisme te benadrukken en de revolutionaire rol van de KPD20 te definiren. Duitsland werd immers als de zwakste schakel in de imperialistische keten beschouwd. Stalin schetste een apocalyptisch beeld van de internationale toestand. Zo zag hij de Verenigde Staten en Groot-Brittanni steeds meer met elkaar in botsing komen en verwachtte hij een imperialistische oorlog, waarbij de Sovjetunie echter als een rots in de branding stand zou houden. De Sovjetunie ondergroef intussen de basis van het imperialisme en gaf daardoor de arbeiders hoop. Daarom deed hij een oproep tot de KPD om vooral te betrouwen op het revolutionaire potentieel van de ongeorganiseerde arbeidersmassa en niet te hopen op de reformistische vakbondsleden die de revolutionaire beweging alleen maar wilden afremmen. Hij veroordeelde de verzoeners in de KPD en hij waarschuwde zijn eigen rechtervleugel om vooral geen fractiestrijd te beginnen.21 Stalin had meteen alle problemen, zowel die van de Komintern als die van de CPSU(b), aan elkaar gekoppeld in een fase dat hij zich wilde ontdoen van de rechtsen rond Boecharin. De collectivisering van de landbouw was immers al gedecreteerd nu bewezen was dat het kleine boerenbedrijf onvoldoende surplus kon produceren om de versnelde industrialisatie van de Sovjetunie te financieren. Het gevolg van dit alles was dat Boecharin enkele maanden later uit alle leidinggevende functies werd verwijderd. 22 De val van Boecharin betekende nog niet dat Varga diens plaats mocht innemen of dat zijn invloed toenam. Integendeel zelfs. In mei 1929 tijdens de aanloop naar het Tiende Plenum van het EKKI werd Varga tijdens de zittingen van de politieke voorbereidingscommissie het slachtoffer van felle aanvallen. Hij zou fouten tegen
Hermann Weber, Hauptfeind Sozialdemokratie. Strategie und Taktik der KPD 1929-1933, Dsseldorf: Droste Verlag, 1981. 21 Rede des Genossen Stalin in der Sitzung des Prsidiums des EKKI am 19. Dezember 1928, in: Die Kommunistische Internationale, jg. 10, 1929, I, nr. 1, blz. 12-21. 22 Stephen F. Cohen, Bukharin and the Bolshevik Revolution. A Political Biography 1888-1938, New York: Vintage Books, 1973, blz. 329-333.
20

96

7. Met Stalin

de marxistische leer hebben begaan. De juiste achtergrond van dit conflict is niet bekend. Men kan alleen vaststellen dat Varga heel wat vijanden in de Komintern telde en dat men zijn eerdere rechtse afwijkingen ten aanzien van de boeren allerminst vergeten was. Sommigen wilden hem blijkbaar ten val brengen. De Duitser Christoph Wurm23 had hem verweten dat hij bij de formulering van zijn wet van Varga de theorie van de concentratiebeweging uit Das Kapital had omzeild. Wurm24 poneerde zelfs dat de wet van Varga op drijfzand was gebouwd. Marx had immers gesteld dat na de groei van het arbeidsreserveleger naderhand weer noodzakelijk een nieuwe investeringsgolf moest volgen, waarna een nieuwe accumulatiegolf de beschikbare arbeidskrachten weer zou opslorpen. Machines vervangen in dat geval wel mensen, maar ze scheppen ook weer nieuwe banen in productiesectoren waar die nieuwe machines gemaakt worden. Varga kon deze kritiek niet goed pareren. Bij wijze van antwoord zwaaide hij met enkele recente statistieken afkomstig van de Federal Reserve Board (Amerikaanse centrale bank) en hij verweerde zich met de opmerking dat Marx een onderscheid had gemaakt tussen de historisch-concrete aard van de werkloosheid en de zuiver theoretische analyse ervan. Daar was Wurm niet van onder de indruk, want hij wees er in zijn repliek op dat Vargas crisistheorie nogal erg dicht bij die van Rosa Luxemburg stond. Varga zou niet
Wurm (1891-1939) had in een nogal doorwrochte studie de wet van Varga onderuit gehaald in een artikel gepubliceerd in februari 1928 in Die Kommunistische Internationale. De redactie had in een noot opgemerkt dat men het niet op alle punten met hem eens kon zijn, maar dat men het artikel als discussiebijdrage plaatste. Wurm was een van de oprichters van de KPD en hij was ooit redacteur van de Rote Fahne geweest. Pas in 1933 was hij in Moskou aangekomen waar hij sectorhoofd was geworden bij de Komintern. 24 Ch. Wurm, Die Reservearmee. Die Arbeitslosigkeit in der Nachkriegsperiode, in Die Kommunistische Internationale, jg. 10, 1929, I, nr. 8, blz. 395-416. Tekst van Vargas reactie: Zum Bevorstehenden Plenum des EKKI: Aus dem Referat und dem Schlusswort des Genossen Varga ber die Weltwirtschaft, in Die Kommunistische Internationale, jg. 10, 1929, I, nr. 20, blz. 1173-1187.
23

7. Met Stalin

97

alleen haar accumulatietheorie hebben overgenomen, maar ook nog Lenins wet van de oneven ontwikkeling van het kapitalisme over het hoofd hebben gezien. 25 Dat waren kritieken die konden tellen. 26 Ze moeten zeker indruk op Stalin gemaakt hebben. Toen het Tiende Plenum van de EKKI daarna samenkwam, bleek dat er een strakke regie was opgezet. Stalins secondanten Vjatsjeslav Molotov en Otto Kuusinen (leden van het Politburo) moesten orde op zaken stellen. Opmerkelijk was dat Varga, ondanks de tegenwind die hij in de voorbereidingscommissie had ondervonden, niet van de sprekerslijst was afgevoerd. Hij mocht zelfs als tweede spreker een referaat over de internationale economische toestand houden. Kuusinen hield echter als eerste een lang referaat over de algemene politieke situatie, waarbij hij zorgvuldig alle strategische opties vastlegde, waarna Vargas betoog over de internationale economische toestand alleen maar voor wanklanken kon zorgen. 27 Daarna kwam Molotov als derde spreker de plooien gladstrijken door Varga van repliek te dienen. Deze perfide handelwijze weerhield Varga niet om zich nogal eigenzinnig op te stellen. Varga concentreerde zich in zijn betoog op slechts drie kernzaken die vol25

Antwoord van Wurm op Varga in Die Kommunistische Internationale, jg. 10, 1929, I, nr. 24, blz. 1393-1400. 26 Jay Lovestone verdedigde in 1928 op het Zesde Congres van de Komintern Boecharins standpunt door te stellen dat het Amerikaanse kapitalisme nog in opgang verkeerde. Dat stemde overeen met wat Varga beweerde, namelijk dat de levensstandaard van de arbeidersklasse stijgen (zie Protokoll des VI. Weltkongresses, deel 1, blz. 432). Op bevel van de Kominternleiding werd Lovestone na de val van Boecharin uit de leiding van de Amerikaanse Partij ontslagen en in juni 1929 uit de Partij gesloten omdat hij zich niet akkoord kon verklaren met de linkse koerswending. 27 Debatten verschenen in Protokoll. 10. Plenum des Exekutivkomitees der Kommunistischen Internationale, Moskau, 3. Juli 1929 bis 19. Juli 1929, Hamburg: Verlag Hoym (1929), blz. 164-176. Tekst van lezing van Varga ook in Die Kommunistische Internationale, 1929, nr. 20, blz. 1187, en het debat in idem, 1929, nr. 24, blz. 1393-1400. Samenvatting bij Richard B. Day, The Crisis and the Crash. Soviet Studies of the West (19171939), Londen: New Left Books, 1981, blz. 161-170.

98

7. Met Stalin

gens hem aantoonden dat er spoedig sprake zou zijn van een revolutionaire situatie. Ten eerste zag hij een periodiek terugkerende crisis ontstaan in basissectoren als de landbouw en de kolenindustrie. Ten tweede zou er een kredietcrisis uitbreken. Ten derde moest de ongebreidelde beursspeculatie in de Verenigde Staten tot een krach leiden. Voorts kon hij het niet nalaten om Kuusinens politieke analyse te kritiseren en om correcties aan te brengen op diens Verelendungsthese. Varga vond dat het levensniveau van de arbeiders in het Westen in absolute termen niet was verslechterd en dat er slechts sprake kon zijn van een relatieve daling van de levensstandaard als gevolg van de te geringe stijging van de lonen in vergelijking met de gestegen arbeidsproductiviteit. Dit laatste was overigens een gevaarlijke exercitie omdat hij daarmee ook de basis van de door Stalin vooropgestelde radicalisering van de arbeidersklasse ondergroef. De arbeiders werden immers geacht vooral als gevolg van hun dalende levensstandaard in opstand te komen. Ook legde Varga nogmaals zijn wet uit en hij gewaagde hierbij van een minder apocalyptisch beeld van de internationale toestand dan Kuusinen had geschetst. Volgens Varga betekende de vervanging van het Dawes Plan door het Young Plan geen structurele oplossing voor de problematiek van de Duitse herstelbetalingen. Van het uitbreken van een nieuwe wereldoorlog wilde hij alsnog niet gewagen. Molotov diende daarna Varga van repliek. Molotov meende dat het bewezen was dat de levensstandaard van de arbeidersklasse in het Westen wl was gedaald en daarom beschuldigde hij Varga van rechts opportunisme. Voorts legde Molotov de nadruk op het toegenomen oorlogsgevaar, iets waar Varga ten onrechte geen aandacht aan had besteed. Tijdens de debatten die hierop volgden werd Molotov bijgevallen door de Duitser Heinz Neumann. Met de steun van de KPD kon Kuusinen zich in zijn weerwoord weer milder betonen dan Molotov, want Kuusinen meende nu dat Varga weliswaar een belangrijke onderzoeker was, maar ook dat hij jammer genoeg niet altijd de juiste conclusies uit zijn onderzoek trok omdat hij zich te gemakkelijk liet benvloeden door zijn burgerlij-

7. Met Stalin

99

ke bronnen.28 Het vreemde was dat Varga alsnog niet inbond. In zijn weerwoord verdedigde hij zich met de opmerking dat het grootste opportunisme erin bestond om zijn overtuiging te verzwijgen uit angst niet in overeenstemming te verkeren met de partijlijn. Hij herinnerde er ook aan dat hij op het Derde Congres van de Komintern in 1921 er reeds op had gewezen dat de algemene crisis van het kapitalisme nog geen voortdurende crisis betekende, maar slechts op een neergaande conjunctuurgolf wees. Ook toen was hij voor opportunist uitgemaakt door een groep linksen die, naar hij zelf opmerkte, nu op weg waren om lid te worden van de sociaal-democratie. 29 De linksen in de zaal buitelden nu over Varga heen. Sommigen roken zelfs bloed. De Bulgaar Vasil Kolarov verweet hem dat hij gefascineerd was door burgerlijke statistieken. 30 Barbara A. Mojrova van de vrouwenafdeling van de Komintern wierp hem voor de voeten dat hij niet de radicalisering van de arbeidersmassa zag en ook niet had opgemerkt dat Duitsland aan de vooravond van een revolutie stond.31 Het gevolg van deze affaire was dat Varga als expert enige tijd bij Stalin en de Komintern uit de gratie geraakte.

28

Inprekorr, 1929, jg. 9, nr. 71, 74 en 79 en in Die Kommunistische Internationale, jg. 10, 1929, nr. 20. 29 Hij voegde er nog aan toe: Der einzige, den wir noch die Freude haben, unter uns zu sehen, ist mein Freund Bela Kun. Kun reageerde uit de zaal: Sie waren aber damals mit Trotzki zusammen!. Varga: Aber auch mit Lenin in dieser Frage. Protokoll. 10. Plenum, a.w., blz. 335. 30 Deze aanval karakteriseerde het sektarisme dat nu alle ruimte had gekregen. Kolarov: Faktisch ist die brgerliche Statistik jetzt in eine Faschisierungsperiode eingetreten, sie ist zu einer faschistischen geworden. Genosse Varga will den reformistischen Character seiner Theorie verschleiern. Ganz unverstndlich und unlogisch ist die Behauptung, dass das Lebenshaltungsniveau der Arbeiterklasse steigt, ihre allgemeine Lage jedoch sich verschlechtert. Idem, blz. 307-308. 31 Idem., blz. 344-345.

Hoofdstuk 8 De linkse koers van de Komintern Varga was tijdens de eerste jaren van de Grote Depressie als economisch expert enigszins op een zijspoor geraakt, omdat men hem zowel verdacht van luxemburgisme als van een gebrek aan links militantisme. Doch in januari 1934 werd hij door Stalin zelf op de voorgrond geschoven. Bij het ontwerpen van de tactiek van het Volksfront speelde Varga geen enkele rol van betekenis. Integendeel zelfs. Samen met Bla Kun en de Duitse communisten bleef hij een onvoorwaardelijke verdediger van de linkse koers in de Komintern. De beurskrach in New York op het einde van oktober 1929 kondigde de door Varga voorspelde algemene crisis aan.1 Maar Varga kon niet genieten van zijn juiste voorspelling als gevolg van zijn optreden op het Tiende Plenum van de EKKI waar hij zich had laten kennen als een nogal recalcitrante functionaris. Meteen was hij hierdoor in een soort semi-gratie geraakt en schietschijf geworden van enkele linkse tegenstrevers. Varga dacht dat de beurskrach van Wall Street een incident was dat niet noodzakelijk tot een ernstige economische neergang hoefde te leiden. In januari 1930 ontwaarde hij alleen nog maar een klassieke crisis volgens het type dat Marx al beschreven had. Ook dacht hij dat de crisis enkel maar de monopolies kon versterken en dat door het samenspel tussen banken en monopolisten geen kredietcrisis hoefde te ontstaan. Voorts kon het
Zo wees Varga in zijn kwartaalberichten over de wereldeconomie in Inprekorr van 8 augustus 1929 op een nakende internationale kredietcrisis en hij loofde zelfs de Amerikaanse econoom W. C. Mitchell van Columbia University wegens diens studie van de conjunctuurcyclus. Inprekorr, jg. 9, 1929, nr. 70, blz. 1631. De internationale kredietcrisis voorspelde hij drie maanden later aan de vooravond van de crash van Wall Street. Inprekorr, jg. 9, 1929, nr. 107, blz. 2540-2543.
1

8. De linkse koers van de Komintern

101

monopoliekapitaal de arbeidersklasse nog altijd dwingen om de zwaarste lasten van de crisis te dragen. Varga vermengde aldus elementen uit de theorien van Luxemburg met die van Hilferding. Lenin was hier afwezig. Dit alles moest zijn tegenstanders terstond mobiliseren. Het kwam Varga uiteindelijk op een berisping te staan.2 Toch waren de meningen over de aard van de crisis verdeeld. Zo was Lev J. Jeventov van het Gosplan de mening toegedaan dat de crisis wel eens snel over kon zijn. Het Uitgebreid Presidium van de EKKI dat in februari 1930 samenkwam, debatteerde gedurende drie weken lang over de veranderde internationale economische toestand. Men was tevreden dat de contracties van het kapitalisme in snel tempo toenamen, dat de legende van de eeuwigdurende welvaart was ontkracht en dat de sociaal-democratische mythe van het georganiseerde kapitalisme was ontmaskerd.3 Varga verdedigde in deze periode zijn wet. Hij meende dat de daling van de werkgelegenheid in Amerika een gevolg was van de technologische vooruitgang n van de dalende export naar Europa waar de werkloosheid snel toenam. Hierdoor werd een normale cyclische herneming van de conjunctuur bemoeilijkt. Andermaal had Varga Rosa Luxemburg met Rudolf Hilferding verzoend. Op 10 mei 1930 sprak hij in Leningrad voor de specialisten van het Economisch Instituut LOKA4 over de crisis. Hier verweet Lev A. Mendelson hem
2

Inprekorr, jg. 10, 1930, blz. 2322; Die Kommunistische Internationale, jg. 11, 1930, blz. 2260. 3 Kermit E. McKenzie, Comintern and World Revolution 1928-1943. The Shaping of a Doctrine, Londen en New York: Columbia University Press, 1964, blz. 124-125; alle belangrijke resoluties staan in Bla Kun (red.) Kommoenistitsjeskii Internatsional v Dokoementach: Resjenija, tezisy i vozzvanija kongressov Kominterna i Plenoemov IKKI, 1919-1932 (De Kommunistische Internationale in Documenten: Beslissingen, Thesen en Manifesten van de Congressen van de Komintern en van de Plena van de EKKI, 1919-1932), Moskou: Partijnoe Izdatelstvo, 1933. 4 Het stenografisch verslag werd gepubliceerd in Problema marksizma (Probleem van het marxisme), Leningrad, 1930, nr. 4-6, blz. 89-110.

102

8. De linkse koers van de Komintern

dat hij een neoluxemburgist was die verkeerdelijk dacht dat het kapitalisme niet in zijn laatste fase verkeerde. 5 Stalin zocht intussen naar een treffende typering van deze economische crisis. Op 27 juni 1930 deed Stalin tijdens het Zestiende Congres van de CPSU(b) een aantal kernachtige uitspraken over de wereldcrisis. Nu bleek dat ook hj de crisis analyseerde als een overproductiecrisis. De crisis was dus een gevolg van de toegenomen contradicties tussen het maatschappelijk karakter van de productie en de kapitalistische wijze van toe-eigening. Stalin gewaagde echter ook van een algemene crisis van het kapitalisme die niet meer kon leiden tot enig spontaan cyclisch herstel.6 Het leek erop alsof Stalin Vargas formuleringen uit de jaren twintig had gekopieerd. Stalins theorie van de algemene crisis van het kapitalisme betekende echter dat het kapitalisme zichzelf had overleefd en dat alleen nog maar een revolutie de impasse kon doorbreken. Ook omarmde hij de theorie van Lenin dat het monopoliekapitalisme lui was en dus onderhevig was aan verrottingsverschijnselen. Omdat het kapitalisme alleen maar voor winst kon produceren, moesten in de fase van het monopoliekapitalisme dat vooral overcapaciteit had opgebouwd, de dure en innovatieve investeringen wel achterwege blijven. De bourgeoisie kon zich immers best tevreden stellen met de stabiele winsten van het monopoliekapitalisme. Nu kon het socialisme bewijzen dat het de arbeidersklasse nog een toekomst kon bieden door de planmatige ontwikkeling van de productiekrachten als model te presenteren.
Gerhard Duda, Jen Varga und die Geschichte des Instituts fr Weltwirtschaft und Weltpolitik in Moskau 1921-1970. Zu den Mglichkeiten und Grenzen wissenschaftlicher Auslandsanalyse in der Sowjetunie, Berlijn: Akademie-Verlag, 1994, blz. 102 6 J. W. Stalin, Politischer Rechenschaftsbericht des Zentralkomitees an den XVI. Parteitag der KPdSU(b), in Werke, deel 12, Berlijn: Dietz Verlag, 1954, blz. 209-210. Varga was op het Zestiende Partijcongres aanwezig als afgevaardigde van de EKKI. XVI Sezd Vsesojoeznoj Kommoenistitsjeskoj Partii (B). Stenografitsjeskij Ottsjet (Zestiende congres van de AlUnie Communistische Partij (b). Stenografisch verslag), Moskou-Leningrad: Gosoedartstvennoje Izdatelstvo, 1930, blz. 770.
5

8. De linkse koers van de Komintern

103

Varga stond inmiddels aan het hoofd van een expanderend instituut dat een belangrijke rol speelde in de communistische wetenschapsbeoefening7 in een periode dat Stalin een persoonlijke campagne tegen de bourgeoiswetenschappers had opgestart. In 1929 kreeg de Communistische Academie de exclusieve leiding over alle marxistische onderzoeksprojecten. In 1931 werd het Instituut van de Rode Professoren8 versmolten met de Instituten van de Communistische Academie, allicht met de bedoeling zo alle oude wetenschappers te vervangen door jonge, pas opgeleide communistische wetenschappers. De planeconomie eiste ook meer wetenschappelijke planning. Zo nam Stalin9 in oktober 1931 zelf het initiatief om de marxistisch-leninistische principes aan te scherpen door de nadruk te leggen op het principe van de partijdigheid. Ook hechtte
In 1928 was het Instituut voor het Oosten opgericht om de revolutionaire ontwikkelingen in China beter te kunnen analyseren. Azi was op dat moment de revolutionaire haard bij uitstek geworden nu het kapitalisme in het Westen zich had gestabiliseerd. 8 Het Instituut van de Rode Professoren was ontstaan na discussies in de winter van 1920 over de vorming van communistische professoren in de maatschappijwetenschappen. M. Prokowski, Das Institut der Roten Professur, in Russische Korrespondenz, jg. 3, 1922, deel 2, blz. 812-816; Ilse Heller, Das Institut der Roten Professur, in Beitrge zur Geschichte der Arbeiterbewgung, 1984, nr. 3, blz. 364-370; K istorii institoeta krasnoji professoery (Over het instituut van rode professoren), in Istoritsjeskij Archiv (Historisch archief) 1958, nr. 6, blz. 73-90; John Barber, The establishment of intellectual orthodoxy in the U.S.S.R. 1928-1934, in Past and Present, 1979, nr. 83, blz. 141-164. 9 Stalin reageerde in 1931 furieus op een artikel van de historicus A. G. Sloetski die had gemeend dat Lenin vr 1914 geen splitsing met de mensjeviki had gewild of nagestreefd. Volgens Stalin was dat Trotski napraten. Deze uitval van Stalin had een siddering door de academische wereld doen gaan en aangespoord tot een nauwgezette controle van de wetenschappelijke tijdschriften. J. W. Stalin, Zu einigen Fragen der Geschichte des Bolschewismus. An die Redaktion der Zeitschrift Proletarskaja Revoluzia, in Die Kommunistische Internationale, 1931, nr. 39, blz. 17801790. Achtergronden bij John Barber, Stalins letter to the editors of Proletarskaya Revolutsiya, in Soviet Studies, jg. 28, 1976, nr. 1, blz. 21-41.
7

104

8. De linkse koers van de Komintern

hij veel belang aan het schrijven van goede leerboeken10 om het burgerlijke empirisme en de trotskistische afwijkingen te bestrijden. Vooral het uitroeien van nesten van politieke en ideologische onbetrouwbaren hield Stalin bezig.11
10

Zo waren in 1933 reeds 35 instituten bezig met het schrijven van dergelijke goede handboeken in een zuiver stalinistische toonzetting. Vooral de uitbouw van de stalinistische orthodoxie in de analyse van het kapitalisme werd nu met voortvarendheid ter hand genomen. Dat leidde onvermijdelijk tot interventies van Stalin. Zo was er het incident geweest met de vrijwel onbekende econoom S. D. Sloetskina die in het begin van 1931 een boek had gepubliceerd over de basiswetten van de ontwikkeling van het imperialisme en daarin de fout had begaan Hilferding te citeren met betrekking tot de waardewet. Daarbij had ze geen aandacht besteed aan Stalins bijdrage aan de economische theorievorming. Voor Stalin was ook elke terugkeer naar linkse of trotskistisch geachte posities ongeoorloofd. Dat mocht Evgenij Preobrazjenski, die in 1929 weer door Stalin in genade was aangenomen, ervaren na de publicatie van zijn brochure over de ondergang van het kapitalisme. Hij had betoogd dat de conjunctuurcyclus in het kapitalisme was blijven bestaan en dat het kapitalisme voldoende veerkracht bezat om zich te herstellen van de disproportionele ontwikkeling tussen de economische sectoren nummers n en twee. In navolging van Hilferding zag hij dat de monopolisten de inefficinte bedrijven niet sloten, maar ze kunstmatig in leven hielden door de productie te beperken. Het cyclische herstel kon echter toch weer op gang komen door de ongelijkmatige ontwikkeling tussen de kapitalistische landen. De kapitalistische economien concurreerden immers met elkaar op basis van onderlinge verschillen in winstgevendheid. Met deze stelling tekende Preobrazjenski in 1931 zijn tweede politieke val. E. A. Preobrazjenski, Zakat kapitalizma (De val van het kapitalisme) Moskou 1931, vertaald als The Decline of Capitalism, New York: M. E. Sharpe, 1985. Duda, a. w., blz. 106-107. 11 In 1931 werd David Rjazanov van het Marx-Engels-Instituut te Moskou gearresteerd omdat er veel mensjeviken en anderen werkten. Carl-Erich Vollgraf, Richard Sperl en Rolf Hecker (red.), Stalinismus und das Ende der ersten Marx-Engels-Gesamtausgabe (1931-1941). Dokumente ber die politische Suberung des Marx-Engels-Instituts 1931 und zur Durchsetzung der Stalinschen Linie am vereinigten Marx-Engels-Lenin-Institut beim ZK der KPdSU aus dem Russischen Staatlichen Archiv fr Sozial-

8. De linkse koers van de Komintern

105

Zelfs als rode academicus kwam Varga onder vuur te liggen. Toen Varga zo onvoorzichtig was om eind 1930 in het kaderblad Bolsjevik nogmaals een lans te breken voor zijn wet, kwam een storm van kritiek los. V. E. Motylev12 meende dat Varga te ver van Lenin afstond, omdat hij het imperialisme niet zag als het laatste stadium van het kapitalisme. L. Mendelson13 verweet hem de revolutionaire rol van het proletariaat over het hoofd te zien. De jonge economen Boris S. Borilin, Nikolai A. Voznesenski en Partigul14 publiceerden in de Pravda van 24 december 1931 een artikel waarin ze Evgenij A. Preobrazjenski van trotskisme beschuldigden, Varga wegens luxemburgisme verketterden en S. G. Stroemilin van rechts opportunisme beschuldigden. Dit venijnige artikel in de Pravda zal wel niet los hebben gestaan van de debatten die op 29 december 1931 en 14 januari 1932 op Vargas eigen instituut werden gevoerd. Varga moest toen erkennen dat hij het uitbreken van een kredietcrisis over het hoofd had gezien en dat hij in navolging van Hilferding had gemeend dat het monopoliekapitaal bij machte was om de crisis op te lossen. Ook moest hij toegeven dat de staat overal gedwongen was om de banken te redden nu de zware industrie leed onder een ernstige afzetcrisis en dat de monopolies hun loonkosten zodanig hadden moeten verminderen dat van een conjuncturele herneming waarschijnlijk geen sprake meer kon zijn.15
und Politikgeschichte Moskau, Berlijn en Hamburg: Argument Verlag, 2001. 12 Motylev was zelf een vroegere luxemburgist. V. E. Motylev, Osnovnye problemy sovremennovo mirovogo krizisa (Ernstige problemen van de hedendaagse wereldcrisis), in Bolsjevik, 1931, nr. 4, blz. 55-70. 13 Mendelson meende dat Varga door Hilferding te volgen naar rechts was afgedwaald door de crisis onder het monopoliekapitalisme als minder erg af te schilderen. L. Mendelson, O nekrotorych problemach mirovogo krizisa (Over enkele problemen van de wereldcrisis), in Bolsjevik, 1931, nr. 6, blz. 21-37. 14 Wie zich achter deze naam verschool is door mij niet te achterhalen. 15 Zie Vargas kwartaalberichten in Inprekorr, jg. 11, 1931, nr. 43, blz. 1026-1056 en idem, nr. 106, blz. 2381-2408. Zie Richard D. Day, The

106

8. De linkse koers van de Komintern

Na deze zelfkritiek verscheen in mei 1932 in het kaderblad Bolsjevik een hernieuwde aanval op Varga. De auteur pleitte voor meer leninistische zuiverheid onder verwijzing naar Stalin. Voorts werd de economische wetenschap beticht achter te lopen op de praktijk. Weer kreeg Varga het verwijt te horen dat hij meeging met Hilferdings theorie over het georganiseerde kapitalisme, want hij geloofde immers dat het financierskapitaal bij machte was om het faillissement van de grote industrie te beletten, en dat de heersende monetaire chaos en de kredietcrisis een onderdeel waren van een cyclische beweging van het kapitalisme, terwijl er sprake was van een algemene crisis. 16 Varga was na zijn zelfkritiek met enige overgave in de strijd tegen het sociaal-fascisme gedoken. Tijdens zijn Berlijnse jaren had hij in 1926 reeds een overzichtswerk geredigeerd waarin hij de sociaal-democraten als agenten van de bourgeoisie had afgeschilderd. 17 Dat werk was geheel conform de besluiten van het Vierde Congres van de Komintern (1922) ontworpen. De communisten accepteerden wel de samenwerking met de sociaal-democraten, maar dan op voorwaarde dat hierdoor het moment van de revolutionaire machtsovername naderbij zou komen. De tactiek van klasse tegen klasse had immers de verovering van de hele arbeidersklasse tot inzet. Varga meende toen dat de sociaal-democraten het kapitalisme stabiliseerden en dus daadoor fungeerden als hulptroepen van de bourgeoisie.
Crisis and the Crash. Soviet Studies of the West (1917-1939), Londen: NLB, 1981, blz. 253. 16 A. Amo. [A. Amatoemi], Borba za zjistotoe Marksistko-Leninskoj teorii krizisov (Strijd voor een zuivere marxistisch-leninistische theorie van de crisis), in Bolsjevik, 1932, nr. 10, blz. 80-94. Dit artikel werd gepubliceerd op het moment dat Vargas medewerker I. Trachtenberg een rapport over de oorzaken van de beurskrach had ingediend. Zie Day, The Crisis, a. w., blz. 254-255. 17 Eugen Varga (red.), Die Sozialdemokratischen Parteien. Ihre Rolle in der internationalen Arbeiterbewegung der Gegenwart, Hamburg: Verlag Carl Hoym Nachf., 1926, tweede verbeterde druk, blz. 6.

8. De linkse koers van de Komintern

107

De term sociaal-fascisme was in de jaren twintig nog niet algemeen ingeburgerd. Deze term dook pas voor het eerst in 1926 in Saksen op in een polemische uithaal die alsnog geen analytische betekenis kreeg. Dat laatste zou in 1928 gebeuren toen op het Zesde Congres van de Komintern en in 1929 toen op het Tiende Plenum van de EKKI de linkse koerswending werd gemaakt die de breuk met de politiek van klasse tegen klasse markeerde. Fascisme en sociaal-democratie werden nu met elkaar gelijk gesteld waardoor elke samenwerking met de sociaal-democratie, ook met de linkervleugel, uitgesloten was.18 Op het Zesde Congres van de Komintern in 1928 werd alsnog maar gesproken over kiemen van fascistische methoden die men bij de sociaal-democratie meende te ontdekken. Pas in juli 1929 op het Tiende Plenum van de EKKI werd de hele sociaal-democratie getypeerd als sociaal-fascistisch. De linkse socialisten werden verweten dat zij de geradicaliseerde arbeiders tegenhielden om naar het communisme over te gaan.19 Vargas carrire in de Komintern onderging in deze periode een lichte eclips. Hij hield op het Elfde Plenum van de EKKI op 31 maart 1931 nog wel een referaat, maar dat ging over de agrarische crisis, niet over de algemene economische toestand in de wereld. Dat leek dus op een degradatie.20 Op het Twaalfde Plenum van de EKKI in 1932 was hij geen spreker meer en het is zelfs onduidelijk

18

Siegfried Bahne, Sozialfaschismus in Deutschland. Zur Geschichte eines politischen Begriffs, in International Review of Social History, jg. 10, 1965, blz. 231-235. 19 J. W. Stalin, Werke, Berlijn: Dietz Verlag, 1953, deel 12, blz. 19. 20 Hij behoorde met de Belg Henri De Boeck, de Nederlander Jan Knuttel en de Chinees Lioe Sian tot de sprekers op die dag. XI Plenoem IKKI. Stenografitsjeskij Ottsjet. (Elfde Plenum van de EKKI. Stenografisch Verslag) Deel 1, Kompartij i Krizis Kapitalizma (De Communistische Partij en de Crisis van het Kapitalisme), Moskou: Partijnje Izdatelstvo, 1931, blz. 266-278.

108

8. De linkse koers van de Komintern

of hij wel tot de aanwezigen behoorde.21 Pas in december 1933 op het Dertiende Plenum van de EKKI was hij weer terug met een belangrijk referaat over de internationale toestand. Daaruit blijkt dat hij de uiterst linkse koers had omarmd. Hij legde immers de nadruk op het veroveren van de meerderheid van de arbeidersklasse en als agrarisch specialist riep hij op om de plattelandsbevolking wakker te schudden en aan de invloed van de grote boeren te onttrekken. 22 Dit geeft ook aan dat Vargas invloed was toegenomen. Hij verkeerde weer als adviseur in de onmiddellijke omgeving van Stalin. Nog vr het Zeventiende Congres van de CPSU(b) eind januari 1934 samenkwam, nodigde Stalin23 hem persoonlijk naar het Kremlin uit en hij verzocht hem zo snel mogelijk een brochure te schrijven over de nieuwe verschijningsvormen van de economische crisis, en hij vroeg Varga dat werkje uit te delen aan de congresgangers. Voor Stalin stond een en ander op het spel. Hij moest de voorbije collectivisatiecampagne in de landbouw verdedigen.24 Een goed gestoffeerd referaat over de internationale economische toestand was welkom, want dat paste in Stalins visie van een Sovjetunie als belegerde vesting. Varga kweet zich onmiddellijk van zijn opdracht. In zijn brochure over De nieuwe verschijningsvormen in de economische wereldcrisis25 analyseerde hij de wereldcrisis als een overproduktiecrisis
XII Plenoem IKKI, Stenografitsjeskij Ottsjet, Moskou: Partizdat, 1933, 3 delen. 22 XIII Plenoem IKKI, Stenografitsjeskij Ottsjet, Moskou: Partizdat, 1934, blz. 417-423; Rundschau ber Politik, Wirtschaft und Arbeiterbewegung, Bazel, 1934, nr. 10, blz. 360-362. 23 Varga stuurde toen reeds ongevraagd aan Stalin notas. De uitnodiging kwam er nadat Stalin zo een nota had gelezen en die allicht bruikbaar vond om verder uit te werken als congresdocument. 24 Adam B. Ulam, Stalin. The Man and His Era, Londen: Allen Lane, 1973, blz. 369-378. 25 Novje javlenija v mirovom ekonomitsjeskom krizise (Nieuwe verschijningsvormen in de economische wereldcrisis), Moskou: Partizdat, 1934, 116 blz. Duitse vertaling in Ausgewhlte Schriften 1918-1964, deel 2, Die Wirtschaftskrisen, Berlijn: Akademie-Verlag, 1979, blz. 307-427.
21

8. De linkse koers van de Komintern

109

die geen normale crisis kon zijn. Dat betekende het einde van het tijdperk van de tijdelijke stabilisering van het kapitalisme, waardoor de situatie ook objectief revolutionair was geworden. Nu de opbouw van het socialisme in de Sovjetunie verder ging, kon de arbeidersklasse overal ter wereld zien dat het sovjetsysteem wel degelijk superieur was aan het kapitalisme. Deze brochure bevatte vreemd genoeg niet meer dan een beschrijving van de crisis in diverse landen en sectoren. Varga had de nadruk op de toestand in de Verenigde Staten gelegd, niet op Duitsland. Voorts was hij vooral gefascineerd door het Amerikaanse kapitalisme. Al met al zaten Varga en Stalin ineens op n lijn. Stalin sprak immers zelf expliciet van een voortdurende crisis van het kapitalistisch systeem, ook al wees hij op een partile conjuncturele hervatting die zich in de loop van 1933 nog had gemanifesteerd. Voorts bracht Stalin deze voortdurende crisis in verband met een depressie van bijzondere aard en een algemene crisis van het kapitalisme zonder klassieke cyclische opleving.26 Uiteraard moet men deze discussies ook zien tegen de achtergrond van Hitlers machtsovername in Duitsland. De leiders van de KPD hadden aanvankelijk gedacht dat het nazi-regime spoedig in elkaar zou storten en dat dan de tijd van een communistische greep naar de macht zou aanbreken. 27 Die machtsgreep liet echter op zich wachten. Maar er was nog hoop op een spoedige economische ineenstorting van het nazi-regime. Gezien deze verwachtingen ondersteunde Varga daarom de linkse strategie van de KPD. Ook hij dacht dat de economische ineenstorting van het nazi-regime nabij was, daar de fascistische staat niet over de nodige financieringsau26

Zie J. Stalin, Bericht ber die Arbeit des ZK der KPdSU(B), in Der Sozialismus siegt. Berichte und Reden auf dem 17. Parteitag der KPdSU(B) Januar/Februar 1934, Zrich: Ring Verlag, z. d., blz. 9-105. Rundschau ber Politik, Wirtschaft und Arbeiterbewegung, Bazel, 1934, nr. 10, blz. 360-362. 27 Dat was duidelijk tijdens de discussies op het Dertiende Plenum van de EKKI op 28 november-10 december 1933 te Moskou. Zie XIII Plenoem IKKI, a. w., blz. 417-423.

110

8. De linkse koers van de Komintern

tonomie beschikte om de beloofde volledige tewerkstelling te realiseren. Het zou de nazis nooit lukken om de industrie op volle toeren te laten draaien of om via de monopolies effectieve prijscontroles op te leggen met behulp van gedwongen kartels, agrarisch dirigisme en gecontroleerde loonpolitiek.28 Of Stalin al in het begin van 1934 was gaan twijfelen aan de automatische ineenstorting van het nazisme, weten we niet, maar hij volgde wel de situatie op de voet. Nadat de Bulgaar Georgij Dimitrov in het proces van de Berlijnse Rijksdagbrand zijn vrijspraak had afgedwongen en op 27 februari 1934 in Moskou arriveerde, werd hij voor een gesprek bij Stalin geroepen. Dimitrov had vanaf 1929 het West-Europese Bureau van de Komintern in Berlijn geleid en had de opkomst van het nazisme met eigen ogen aanschouwd. Stalin liet Dimitrov daarna onmiddellijk in het centrale apparaat van de Komintern opnemen en hij liet hem in begin april 1934 voor het Politburo29 een pleidooi houden ten gunste van een zekere samenwerking met de sociaal-democraten in de strijd tegen het fascisme. Maar het Politburo was alsnog weinig enthousiast over een mogelijke koerswending die ook strategische consequenties zou hebben. Tot een dergelijke koerswending kon men voorts enkel op een nieuw congres van de Komintern besluiten. Sinds 1928 was er geen congres meer samengekomen. In de afgelopen jaren had men zich daarom moeten behelpen met een aantal plenaire vergaderingen van de EKKI. De EKKI werd voorts gedomineerd door een aantal radicale figuren als Kun n door een KPD die zich verschanst had in haar sektarisch gelijk. Stalin heeft zich in elk geval in deze periode niet actief ingelaten met de strategie van de Komintern. Hij bleef zeker tot in juli 1934

28

E. Varga, Wirtschaft und Wirtschaftspolitik, in Rundschau ber Politik, Wirtschaft und Arbeiterbewegung, jg. 2, 1933, nr. 44, blz. 1707. 29 Zie Bernhard H. Bayerlein (red.), Georgi Dimitroff. Tagebuecher 19331943, Berlijn: Aufbau-Verlag, 2000, deel 1, blz. 97-100.

8. De linkse koers van de Komintern

111

de thesis van het sociaal-fascisme verdedigen. 30 Maar van de andere kant liet hij Dimitrov, die nu ook lid van het politiek secretariaat van de Komintern was geworden ter vervanging van de linkse Wilhelm Knorin (Tischler), begaan. Stalin liet graag in de aanloop naar het Zevende Congres van de Komintern de regie aan anderen over.31 Stalin was vooral bezig met een diplomatieke toenadering tot Frankrijk voor een alliantie tegen Duitsland en daarom zal hij zich niet hebben willen inlaten met de discussies in de Komintern. Op 28 mei 1934 stelde het Presidium van de EKKI de agenda van het Zevende Congres vast. Het was de bedoeling dat het Zevende Congres nog dat jaar moest samenkomen. Twee voorbereidingscommissies werden samengesteld.32 Maar tijdens de discussies in de twee commissies liepen de emoties hoog op, omdat er zich ineens twee fracties hadden gevormd. De fractie van de tegenstanders van een eenheidsfront met de sociaal-democraten was hierbij nog ver in de meerderheid. De andere fractie werd geleid door Dimitrov. Hij gewaagde vagelijk over een proletarisch eenheidsfront tegen het fascisme en het imperialisme. 33 Pas toen Otto KuuKevin McDermott, Stalin and the Comintern during the Third Period, 1928-33, in European History Quarterly, jg. 25, 1995, nr. 4, blz. 409429. 31 Franz Borkenau heeft ooit het tegengestelde beweerd in zijn World Communism. A History of the Third International, Ann Arbor: The University of Michigan Press, 1962, blz. 389, wat daarna door veel onderzoekers werd overgeschreven. Het lijkt erop alsof Stalin in deze fase de Komintern zelf liet uitzoeken hoe men het fascisme kon tegenhouden. 32 De commissieleden die het verslag van de EKKI moesten schrijven, waren o. a. Georgij Dimitrov, Bla Kun, Wilhelm Pieck, Dimitrij Manoeilski, Otto Kuusinen (voorz.), Osip Pjanitski, Knorin, S. A. Lozovski en Vang Ming. Een tweede commissie moest het nieuwe programma opstellen. Daarvan was Dimitrov voorzitter met als leden o.a. Pjatnitski, Heckert, meral, etc. Sommigen waren lid van beide commissies. 33 Fernando Claudin citeert een artikel uit de Pravda van 23 mei 1934 waarin de mogelijkheid van een akkoord met de socialisten aan de top voor mogelijk werd gehouden. Dit artikel verscheen in vertaling in LHumanit van 31 mei 1934, wat erop wees dat de koerswending door Stalin
30

112

8. De linkse koers van de Komintern

sinen en Dimitrij Manoeilski34 op 14 juni 1934 ineens de vraag opwierpen of men in die context de parolen voor een onmiddellijke instelling van de dictatuur van het proletariaat nog wel kon handhaven, stonden de verhoudingen op scherp. Daarom benaderde Dimitrov Stalin met een brief d.d. 1 juli 1934 waarin hij stelde dat de sociaal-democratie bezwaarlijk als de belangrijkste steun voor de bourgeoisie kon worden gezien.35 Moest men de linkse sociaal-democraten als potentile bondgenoten blijven afwijzen?36 Na deze brief kreeg Dimitrov een meerderheid achter zich. Manoeilski, Dimitrov, Klement Gottwald, Kuusinen en Togliatti spraken zich tenslotte openlijk uit voor een alliantie met de sociaal-democraten tegen het fascisme, terwijl nog slechts een minderheid met Lozovski, Pjatnitski, Knorin, Kun, Heckert en Varga vasthield aan de oude doctrine met de sociaal-fascisten als hoofdvijand.37 Sommigen uit de minderheid meenden dat een alliantie met de sociaaldemocraten het odium van opportunisme op zich laadde. 38 Knorin
allicht al was overwogen en in de PCF gehoor had gevonden. Fernando Claudin, The Communist Movement. From Comintern to Cominform, Harmondsworth: Penguin Books, 1975, blz. 372-374. 34 Redevoering van Manoeilski in de voorbereidingscommissie d. d. 14 juni 1934, in N. P. Komolov (red.), Komintern protiv fasjizma. Dokoementy (De Komintern tegen het fascisme), Moskou: Naoeka, 1999, blz. 321-326. 35 Brief in Alexander Dalin en F. I. Firsov (red.) Dimitrov and Stalin 1934-1943. Letters from the Soviet Archives, New Haven en Londen: Yale University Press, 2000, blz. 13-16. 36 A. I. Sobolew e. a. (red.) Die Kommunistische Internationale. Kurzer historischer Abriss, Berlijn: Dietz Verlag (Institut fr Marxismus-Leninismus beim ZK der KPdSU), blz. 433 e. v.; E. H. Carr, Twilight of the Comintern, 1930-1935, New York: Pantheon Books, 1982, blz. 126-130. 37 Zie hierover Jii Hochman, The Soviet Union and the Failure of Collective Security, 1934-1938, Ithaca en Londen: Cornell University Press, 1984, blz. 84-85; Gyrgy Borsnyi, The Life of a Communist Revolutionary. Bla Kun, Highland Lakes: Atlantic Research and Publications, 1993, blz. 397 e.v.; Boris M. Lejbzon en Kirill K. Sirinja, Povorot v politike Kominterna (Koerswending in de politiek van de Komintern), Moskou: Mysl 1975. 38 Lejbzon en Sirinja, a. w., blz. 114.

8. De linkse koers van de Komintern

113

dacht zelfs dat na de nacht van de lange messen in Duitsland delen van de Strumabteilung (SA) zouden overlopen naar de KPD. Naarmate de discussies in de zomer van 1934 aansleepten, bleek ook hoe uitzichtloos de tactiek van de KPD was.39 Voorzover bekend bleef Stalin in deze discussie volkomen op de achtergrond. 40 Zijn vertrouwensman Manoeilski kon echter wel de linkse Kun en zijn aanhangers isoleren. De uiteindelijke koerswending van de Komintern kreeg daarna haar beslag door de feitelijke ontwikkelingen in Frankrijk, waar in de arbeidersklasse de wil tot eenheid tegen het fascisme was gegroeid. In de Parti Communiste Franais (PCF) zorgde dat voor grote onenigheid doordat Jacques Doriot op eigen houtje een koerswending wilde afdwingen en daarin niet werd gevolgd. 41 Het probleem loste zich op doordat Doriot uiteindelijk voor de breuk met Moskou koos en een fascistische partij stichtte. De crisis in de PCF maande Moskou aan tot actie. Op aansporen van Manoeilski nam de PCF daarom op de partijconferentie van 23-26 juni 1934 te Ivry uiteindelijk afstand van de slogan van de dictatuur van het proletariaat.42 De eenheid van actie met de socialisten stond nu voorop. Een maand later ondertekende de PCF een electoraal akkoord met de Section Franaise de lInternationale Ouvrire (SFIO) en uiteindelijk kwam bij de kantonale verkiezingen van oktober 1934 ook een kiesakkoord met de burgerlijke Radicalen tot stand. Door deze brede alliantie kon de PCF haar aantal verkozenen verdubbelen. Dit succes betekende nog niet dat de hele KominVooral Knorin hield vast aan de linkse koers van de KPD. Rede van Knorin d. d. 9 juli 1934, in Komolov (red.), a. w., blz. 329-340. 40 Bianka Pietrow, Stalinismus Sicherheit Offensive. Das Dritte Reich in der Konzeption der sowjetischen Aussenpolitik 1933-1941, Melsungen: Schwartz Verlag, 1983, blz. 98-99. 41 Doriot, een man met grote ambities, was een pleitbezorger voor een alliantie met de socialisten, maar dacht allicht daardoor ook Maurice Thorez ten val te kunnen brengen. 42 Philippe Robrieux, Maurice Thorez. Vie secrte et vie publique, Parijs: Fayard, 1975, blz. 193.
39

114

8. De linkse koers van de Komintern

tern overtuigd was van een nieuwe koers. De EKKI zag de alliantie alsnog enkel als een beloftevol experiment, niet als een definitieve koerswending. 43 Het apparaat van de Komintern in Moskou had weinig vertrouwen in wat Maurice Thorez het front commun de la libert et de la paix en het large front populaire antifasciste noemde. Nog vlak vr de kantonale verkiezingen waren Klement Gottwald en Palmiro Togliatti in Parijs verschenen om de teugels strakker aan te halen.44 Maar Thorez schijnt toen voet bij stuk te hebben gehouden.45 Varga was in 1934 tot op het einde een verdediger van de linkse koers tegen de sociaal-fascisten gebleven. Tijdens de debatten in de EKKI stond hij aan de zijde van Kun.46 Met Bla Kun en Serafi43

Manoeilski benadrukte nog op 1 september 1934 het tactisch karakter van deze brede alliantie in zijn commentaar in Itogi VII Kongressa Kommoenistitsjeskogo Internatsionala (Samenvatting van het VII Congres van de Communistische Internationale), in Kommoenistitsjejki Internatsional (Communistische Internationale), nr. 27, 20 september 1934, blz. 3-41. De Peruviaanse deelnemer Eudocio Ravines bevestigde dit later in zijn nogal fantasierijke memoires waarin hij ook Mao Tsedong beweert te hebben ontmoet in Moskou in 1934. Eudocio Ravines, The Yenan Way, New York: Scribners, 1951, blz. 116 en 145. 44 Annie Kriegel en Stphane Courtois, Eugen Fried. Le grand secret du PCF, Parijs: ditions du Seuil, 1997, blz. 236. 45 Jeannette Thorez-Vermeersch, La vie en rouge. Mmoires, Parijs: Belfond, 1998, blz. 60. 46 Tijdens de debatten in de EKKI waarschuwde Varga op 21 augustus 1934 nog samen met Knorin voor de toegenomen staatsinterventie en de groei van het staatsmonopoliekapitalisme, wat tot oorlog moest leiden. K. K. Zjirinja, Iz istorii podgotovki VII kongressa Kommoenistitsjeskovo Internatsionala (Uit de geschiedenis van de voorbereiding van het VIIde Congres van de Communistische Internationale), in Voprosy Istorii KPSS (Vragen van de geschiedenis van de CPSU), 1975, nr. 8, blz. 56. Opvallend is ook dat de meeste linksen die tegen Dimitrov waren, daarna door Stalin tijdens de grote zuiveringen werden geliquideerd (o.a. Knorin, Kun, Pjatnitski, e.a.), maar dat Varga niet werd verontrust. Zie ook Jos Gotovitch, Pascal Delwit en Jean-Michel De Waele, LEurope des communistes, Brussel: ditions Complexe, 1992, blz. 94.

8. De linkse koers van de Komintern

115

na Gopner 47 had hij in 1932 een boekje gemaakt met de titel Het sociaal-fascisme organisator van de interventie48 waarin hij de sociaal-democratie had beticht van het ondersteunen van een oorlogszuchtige politiek tegen de USSR. Als economisch specialist had hij in de lente van 1934 een zeer giftige aanval op het Plan van de Arbeid van Hendrik de Man gepubliceerd49 en daarna in Belgi laten verspreiden.50 Dat laatste gebeurde in een periode dat de tactiek van het Volksfront reeds in Frankrijk in de praktijk had gezegevierd. 51 Tijdens de discussies over de voorbereiding van het Zevende Congres van de Komintern, had Varga zich steeds aan de zijde van Kun gehouden. In de zomer van 1934 had hij in opdracht van de Komintern gewerkt aan een nogal substantile studie over de economische en politieke crisis in de jaren 1928-1934. Het manuscript van deze studie was al in begin september 1934 klaar, omdat het als rapport voor het Zevende Congres moest dienen. Maar

Gopner leidde de agitprop-afdeling van de Komintern. Ook Gopner die onder Kun werkte op de Komintern, had een gelijkaardig verhaal over de werking onder de intellectuelen. Gopner: Es ist der Augenblick gekommen, da das Leben von den Intellektuellen gebieterisch die Entscheidung zwischen Fascismus und Kommunismus fordert. Protokoll des VII. Weltkongresses des Kommunistischen Internationale. Moskau 25. Juli 20. August 1935, (reprint) Erlangen: Karl Liebknecht Verlag, deel 2, blz. 681. 48 Sotsial-fasjism organizator internventsij (Sociaal-fascisme Organisator van de interventie), Moskou: Partizdat, 1932. Een jaar later verscheen in Charkov een vertaling in het Oekraens. 49 Het Duitse origineel verscheen in Die Kommunistische Internationale onder de titel Der Plan Henryk de Mans, jg. 15, 1934, nr. 10, blz. 839856 en nr. 11, blz. 929-950. 50 Eugeen Varga, Het Plan, Brussel: C.D.L., 1935 (Franse versie als Henri de Man et son plan). 51 Varga, idem, blz. 64. De polemiek met De Man kreeg enige bredere weerklank, omdat Varga de persoonlijke aanvallen niet had geschuwd. Hij maakte van De Man een dik betaalde medewerker van de Nationale Bank en merkte op dat diens boeken in Duitsland na Hitlers machtsovername nog altijd te koop waren.

47

116

8. De linkse koers van de Komintern

de voorbereidingen voor het congres sleepten aan als gevolg van de voortdurende onenigheid in de voorbereidingscommissies. 52 Vargas studie trok meteen de aandacht in bredere kringen. Ook kunnen we zien waar Varga in september 1934 ideologisch stond. In elk geval was de term sociaal-fascisme al verdwenen, wat op een tactische koerswending duidde. Maar Varga was wel fundamenteel vijandig tegenover de sociaal-democratie gebleven, want zijn boek bevat een bondige samenvatting van zijn eerdere aanvallen op Hendrik de Man.53 Kern in Vargas kritiek op het Plan van De Man was dat de bourgeoisie niet werd onteigend, maar slechts werd uitgekocht en dat de arbeidersklasse niets kreeg, daar De Man geen loonsverhogingen beloofde in de genationaliseerde industrien. 54 Voorts stelde Varga dat De Man de internationale economische belangen van de Belgische bourgeoisie ongemoeid liet. Deze en eerdere aanvallen noopten De Man tot een reactie. In oktober en november 1934 publiceerde hij een furieuze aanval in Le Peuple.55 Daarin meende hij dat de Belgische communisten een functionaris van de Komintern hadden gevraagd om zijn plan te
Serge Wolikow heeft het hier over la persistance de nombreuses tensions et contradictions au niveau des sections nationales, de lappareil central de lIC comme de la direction de ltat sovitique. Serge Wolikow, LInternationale communiste 1919-1943, in Jos Gotovitch en Mikhal Narinski (red.), Komintern: Lhistoire et les hommes. Dictionnaire de lInternationale communiste en France, en Belgique, au Luxembourg, en Suisse et Moscou (1919-1943), Parijs: Les ditions de lAtelier, 2001, blz. 43. 53 Varga verwees expliciet naar deze brochure. Eugne Varga, La crise conomique, sociale, politique, Parijs: ditions sociales, 1976, blz. 321 e.v. Varga schreef een bewerking van Lenins imperialismeboek gezien in het licht van de recente ontwikkelingen van het kapitalisme. Daarmee plaatste hij zich uitdrukkelijk op een leninistisch standpunt. 54 Idem, blz. 23 en 41. 55 Artikelen werden later in een brochure gebundeld als Henri de Man, Le Plan du travail et les communistes, Brussel: Bureau dAction du Plan, 1935.
52

8. De linkse koers van de Komintern

117

kritiseren omdat ze daar zelf niet toe in staat waren. Probleem was echter dat Varga het Plan had omschreven als een etappe naar het fascisme en niet naar het socialisme en dat het Plan de burgerlijke partijen niet zou beletten om met de socialisten een coalitie af te sluiten. 56 Varga beschouwde de sociaal-democraten dus als wegbereiders naar het fascisme wat wees op het vasthouden aan de oude linkse koers. De Man en de Belgische socialisten leverden Varga ten andere zuurstof voor verdere kritieken, want nadat in de lente van 1935 de Belgische socialisten inderdaad met de burgerlijke partijen een coalitie hadden gevormd zonder de uitvoering van het hele Plan tot voorwaarde te stellen, kon Varga met een nieuwe brochure reageren. Nu verweet hij de socialisten dat ze binnen het kapitalisme de economie wilden plannen zonder de bezitters te onteigenen en daarmee het Plan van De Man hadden verraden.57 De aanvallen van Varga op De Man waren een onderdeel van zijn afwijzing van elke vorm van planreformisme in het kapitalisme. Op het Zevende Congres van de Komintern dat van 25 juli tot 20 augustus 1935 te Moskou werd gehouden, hield Varga een referaat. Hij kritiseerde fel de nieuwe mode van het planreformisme 58 en hij waarschuwde voor het feit dat de financile oligarchie de staatskas wilde plunderen nu ze de marktproblemen van het kapitalisme niet kon oplossen. Hij verweet de bourgeoisie dat ze haar economische problemen enkel door middel van oorlog wilde oplossen. Ook geloofde hij niet dat reformistische planhervormingen de kapitalistische structuren konden ontmantelen. Alleen nationalisaties zonder schadevergoeding voor de oorspronkelijke eigenaars konden een breuk met het kapitalisme inluiden. Varga concludeerde dat de planeconomie in het kapitalisme alleen maar diende om
Zie ook Peter Dodge, Beyond Marxism. The Faith and Works of Hendrik de Man, Den Haag: Martinus Nijhoff, 1966, blz. 149-150. 57 Eugne Varga, Le Plan trahi. Rponse Henri De Man, Ministre de la bourgeoisie belge, Brussel: C.D.L., 1936. 58 Dit rapport werd in vele talen verspreid. In het Frans: E. Varga, La crise conomique, sociale, politique, Parijs: Bureau dditions de lInternationale Communiste, 1935, 296 blz.
56

118

8. De linkse koers van de Komintern

de sociaal-democratische arbeiders zand in de ogen te strooien en de superioriteit van het sovjetsysteem te ontkennen. Alle plannen van De Man tot en met David Lloyd George hadden tot doel om de rechten van de parlementen te beperken ten voordele van een corporatistische ordening. De gelijkenis met het fascistische systeem van Mussolini leek Varga nogal patent.59 Hij sprak voorts over gepland bedrog60 nu de economische crisis de brgerlichen, reformistischen Illusionen 61 met n slag had vernietigd en de bourgeoisie de door haar geschapen productiecapaciteit niet meer op volle toeren kon laten draaien. Varga wees zijn toehoorders op het verschil met het vooroorlogse kapitalisme toen het kapitalisme industrile cycli van acht tot tien jaar kende. De huidige crisis en depressie van bijzondere aard zag hij als een gevolg van de algemene crisis van het kapitalisme, met als kenmerken een afzetcrisis, een overschot aan kapitaal, een chronische werkloosheid en een landbouwcrisis. De normale cyclische bewegingen kwamen hierdoor niet meer op gang. Dat werd nog eens versterkt door de ongelijkmatige ontwikkeling van de industrile productie in een aantal landen, waardoor het tempo van de vervanging en de vernieuwing van het vaste kapitaal werd vertraagd. Varga geloofde niet in recepten als manipulatie van de wisselkoersen om de conjunctuur aan te wakkeren daar deze middelen alleen maar de samenhang in de wereldeconomie konden verstoren en daardoor leiden tot een verbrokkeling van de wereldmarkt met een afbouw van de economische arbeidsdeling tot gevolg. De crisis

Protokoll des VII. Weltkongresses, a.w, deel 2, blz. 667-671. Deze typering stond in de brochure Proizvoditelnije sily boentoejoet protiv kapitalizma (De productiekrachten revolteren tegen het kapitalisme), Moskou: Partizdat, 1935. In het betoog van Varga treffen we nog onmiskenbaar een linkse ondertoon aan, wat erop duidde dat hij op dat moment nog allerminst gewonnen was voor de nieuwe koers en dus op de lijn van de toenmalige KPD-leiding zat. 61 Protokoll des VII, a. w., blz. 116.
60

59

8. De linkse koers van de Komintern

119

moest uiteindelijk leiden tot een groeiende rol van de staat in de economie, waardoor staatsmonopolies zouden ontstaan.62 Vargas analyse kon de optimistische sfeer op het Zevende Congres niet verstoren. De helden waren Dimitrov en Thorez en hun toespraken waren richtinggevend. Dimitrovs rapport werd de bijbel die de nieuwe strategie moest vastleggen. Een nadere lezing van dat rapport toont echter aan dat nog niet alle tegenstrijdigheden verdwenen waren. De linkse tegenstanders van de tactiek van het Volksfront hadden hier en daar hun standpunten weten binnen te smokkelen. Vargas kritieken op het Plan van de Arbeid van Hendrik de Man zijn er bijna woordelijk in verwerkt. Alleen had Dimitrov het accent weten te verleggen met zijn oproep tot de Belgische socialisten voor een gezamenlijke offensieve tactiek om de belangen van de arbeidersklasse beter te verdedigen. 63 Varga stond op het congres duidelijk ver weg van Dimitrov, want in zijn redevoering sprak hij niet over de vorming van een antifascistisch front met de socialisten. 64 Dat moet velen zijn opgevallen op een moment dat Thorez met zijn parlementaire strategie op stormachtig gejuich werd ontvangen. 65 Varga meende nog altijd dat het fascisme aan zijn eigen tegenstellingen ten onder zou gaan. De middenklassen zouden de nazis on62 63

Idem, blz. 118-119. Dimitrov: Nous devons (...) dire: les capitalistes ont dj suffisamment touch, et mme beaucoup trop. Exigeons des ministres social-dmocrates quils tiennent les promesses quils ont faites aux ouvriers. Georges Dimitrov, Oeuvres choisies, Parijs: ditions sociales, 1972, blz. 85; Protokoll des VII. Weltkongresses, a.w., deel 1, blz. 55. 64 Aldus Roger Martelli in zijn bespreking van de heruitgave van Vargas La crise conomique, sociale, politique in La Pense, nr. 192, 1977, blz. 153-154. 65 Thorez: Le problme nest pas de choisir entre le communisme et le fascisme, mais entre le fascisme et la dmocratie. (...) La lutte pour la dfense des liberts dmocratiques ne peut nous sparer des dmocrates. Maurice Thorez, Fils du Peuple, Parijs: ditions Sociales Internationales, 1937, blz. 96-97.

120

8. De linkse koers van de Komintern

trouw worden. De arbeidersklasse was niet in het fascistische systeem te integreren. Indien de nazis zouden pogen om via een oorlog een uitweg uit de onvermijdelijke crisis te vinden, dan zou de Reichswehr een terugkeer naar een burgerlijk regime bepleiten, iets waar de sociaal-democraten ook naar verlangden.66 Zo schetste Varga een mogelijke ondergang van het regime van Hitler. Uiteraard was deze denkoefening niet gespeend van enig realisme. De nazis hadden immers wel degelijk te maken met een mogelijke ontbinding van hun regime. Maar in het geval van Varga was dit ook een denkoefening die de linkse strategie van de KPD a posteriori kon rechtvaardigen. Elmar Altvater67 heeft zich ooit over deze redenering gebogen en vastgesteld dat Varga nooit heeft willen erkennen dat de Duitse communisten de overwinning van het nazisme in de hand hebben gewerkt. Daarom gaven ze graag de schuld voor deze nederlaag aan de integratiepartijen (de sociaal-democraten en hun vakbonden). Varga had daarbij de neiging om met behulp van economische analyses de politieke verantwoordelijkheid van de Komintern weg te moffelen. Men kan er ook volgens Nicos Poulantzas een vorm van economisme in zien. 68 Karl C. Tahlheimer ontwaarde later bij Varga een dogmatisme dat volgens hem ontsproten was aan de overtuiging dat niet alleen het einde van het kapitalisme in
E. Varga, Germanija na povorote (Duitsland op een keerpunt), in Mirovoje chozjajstvo i mirovaja politika, 1934, nr. 8-9, blz. 159-175; idem, Dva goda fasjizma v Germanii (Twee jaren fascisme in Duitsland), in Bolsjevik, 1935, nr. 1, blz. 57-77. 67 Elmar Altvater, Einleitung, in Eugen Varga, Die Krise des Kapitalismus und ihre politischen Folgen, Frankfurt: Europisch Verlagsanstalt, 1969, blz. xxxvi. 68 Nicos Poulantzas bespeurde dit economisme als typisch voor de analyses van de Komintern. Nicos Poulantzas, Fascisme et dictature, Parijs: Le Seuil/Maspero, 1974, blz. 14-15. Ook Jean Charles en Serge Wolikow moeten toegeven dat Varga erg aan zijn economisch determinisme verknocht bleef. Jean Charles en Serge Wolikow, Varga et lanalyse du capitalisme dans lentre-deux-guerres, in Eugne Varga, La crise conomique, sociale, politique, Parijs, ditions sociales, 1976, blz. 39.
66

8. De linkse koers van de Komintern

121

zicht was, maar ook dat de overgang naar het communisme onvermijdelijk was.69 Het Zevende Congres had de linksen in de Komintern allerminst bekeerd tot de tactiek van het volksfront. Linksen als Kun, Pjatnitski en Gopner lieten dat duidelijk merken in hun toespraken. Kun vroeg zich bij voorbeeld luidop af met wie de communisten dan wel een eenheidsfront konden beginnen. Hij wilde dat het eenheidsfront zich zou beperken tot die proletarirs die het kapitalisme wilden omverwerpen. Dat sloot de sociaal-democratische en reformistische arbeiders uit, omdat zij niet voor de dictatuur van het proletariaat wilden vechten. Kun meende dat de communisten tegenstanders van de burgerlijke democratie waren, omdat ze voor de proletarische democratie waren. Over de strijd tegen het fascisme praatte hij niet.70 Zijn redevoering vertolkte dus de oude linkse stellingen. Pjatniski, die door de Chinese en Duitse afgevaardigden stormachtig werd toegejuicht, sprak over de werklozen die het slachtoffer dreigden te worden van fascistische propaganda. Hoewel hij een aantal praktische voorstellen deed om samen met de socialisten het lot van de werklozen te verbeteren, gleed ook hij weg in een holle retoriek over het organiseren van de werklozen in de strijd tegen de offensieven van het kapitaal en het fascisme om daardoor (mijn nadruk, A. M.) de strijd van de arbeiders in de bedrijven aanmerkelijk te versterken.71 Het verzet tegen de volksfronttactiek werd vooral door de KPD gedragen. Zo verdedigde Wilhelm Pieck in zijn toespraak nog de politiek van klasse tegen klasse en weet hij de mislukking van deze tactiek niet alleen aan
Karl C. Tahlheimer herkende de symptomen van dat dogmatisme al in Vargas brochure over de problemen van de proletarische dictatuur uit 1921. Karl C. Thalheimer, Eugen Varga ber ein Jahrzehnt Sowjetwirtschaft, in Osteuropa. Zeitschrift fr Gegenwartsfragen des Ostens, jg. 25, 1975, nr. 8-9, blz. 695-703. 70 Protokoll des VII. Weltkongresses, a.w., blz. 428-433. 71 ... die Erwerbslosen zum Kampf gegen die Offensive des Kapitals und des Faschismus organisieren werden, so werden sie dadurch den Kampf der Arbeiter in den Betrieben bedeutend verstrken. Idem, blz. 44.
69

122

8. De linkse koers van de Komintern

eigen fouten, maar ook aan het verraad van de reformistische vakbondsleiders en de SPD.72 Dit alles corrigeert het beeld als zou in de zomer van 1935 de Komintern volledig achter de strategie van het Volksfront hebben gestaan. Pas op de conferentie die de KPD in oktober 1935 te Brussel hield, verlieten de Duitsers hun sektarische lijn.73

W. Pieck, uit zijn rede op 21 juli 1935, Die Kommunistische Internationale, 1935, II, blz. 1368-1393. 73 Symptomatisch was de rede van het lid van het Politburo Wilhelm Florin die te Brussel ervoor pleitte om het eenheidsfront niet langer meer te beschouwen als een manoeuvre tegen de sociaal-democratische leiders. Der Deutsche Kommunismus. Dokumente, Herausgegeben und kommentiert von Hermann Weber, Keulen en Berlijn: Kiepenheuer und Witsch, 1963, blz. 377-379.

72

Hoofdstuk 9 Officile econoom van Stalin Varga werd vanaf 1934 Stalins belangrijkste expert inzake buitenlandse economische aangelegenheden. Hij schreef regelmatig notas voor zijn baas in het Kremlin. Aanvankelijk had hij geen verschil gemaakt tussen de New Deal van Roosevelt en het nazi-regime in Duitsland. Maar hierin kwam verandering toen de Komintern de parlementaire democratie en de fascistische dictatuur niet meer als lood om oud ijzer beschouwde. Varga was in de jaren dertig in zijn rol van economisch adviseur van Stalin gegroeid in een periode dat de grote baas in het Kremlin zich, aldus historicus Jonathan Haslam, als in een gigantische oosterse bazaar begon te gedragen.1 Varga stuurde Stalin ongevraagd wekelijkse zapiski (notities) over de gang van zaken in de kapitalistische wereld.2 Vargas toegenomen prestige merkte men aan zijn boeken die in vele talen werden gedrukt en waarin hij, in zuiver stalinistische stijl, uitlegde waarom het socialisme superieur was aan het kapitalisme. 3 Doch Varga moest zich ook conformeren aan
1

Jonathan Haslam, The Soviet Union and the Struggle for Collective Security in Europe 1933-39, Londen en Basingstoke: Macmillan, 1984, blz. 53. 2 Deze zapiski (notas) gingen vooral over economische onderwerpen en conjunctuuranalyses en bevatten de nodige citaten van Marx en Lenin. Ze telden maximaal vijf getypte vellen. Zie nota van 13 juli 1935 opgenomen in N.P. Komolov (red.), Komintern protiv fasjizma. Dokoementy (De Komintern tegen het fascisme), Moskou: Naoeka, 1999 a. w., blz. 343396. 3 Varga zou zich inspannen om het verschil tussen het socialistische planningsysteem en het kapitalisme uit te werken in 20 Jahre Kapitalismus und Sozialismus, Moskou: Verlag fr Fremdsprachige Literatur, 1938, vertaald ook als Two Systems. Socialist Economy and Capitalist Economy, New York: International Publishers, 1939.

124

9. Officile econoom van Stalin

hetgeen Stalin over de imperialismetheorie van Lenin had geleerd. Dat was een delicate zaak. Stalin had op het Zeventiende Partijcongres van januari 1934 het naoorlogse kapitalisme zijn derde fase laten ingaan. Daarin was wel een korte opleving van de kapitalistische conjunctuur mogelijk, maar de voorwaarden voor een mogelijke opleving bleven zeer ongunstig doordat de chronische werkloosheid, de onderbezetting van de productiecapaciteit en de agrarische crisis dit beletten.4 Daardoor gebeurden geen belangrijke investeringen in vast kapitaal en moest een cyclische herneming uitblijven. In het kader van de canonisering van Lenin werkte Varga met zijn secondanten Lev A. Mendelson en Elizaveta L. Chmelnitskaja aan een geactualiseerde versie van Lenins boek over het imperialisme. Deze bijgewerkte editie werd in 1934 uitgebracht om tevens het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog te herdenken. 5 Lenin actualiseren was moeilijk zonder Stalins interpretatie van de economische crisis erbij te betrekken en vergde enige voorzichtigheid daar Lenin aanvankelijk nogal het opkomende kapitalisme in al zijn expansiemogelijkheden had geanalyseerd toen hij ten strijde was getrokken tegen de narodniki. Twee onderzoeksvelden lagen hierbij voor
4

Stalin had toen gesteld dat de toenmalige crisis in de kapitalistische landen zich van de vroegere crises onderscheidde door o.a. de lange duur ervan en maar moeilijk kon worden opgeslorpt daar de crisis zich tot alle landen uitstrekte en samenviel met een agrarische crisis. Maar natuurlijk was er ook de rol van de monopolies en de kartels die de prijzen hoog hielden en dus het cyclisch herstel uitstelden. Vandaar dat Stalin kon praten over de algemene crisis van het kapitalisme. J. Staline, Rapport prsent au XVIIIe Congrs du Parti sur lactivit du Comit Central du Parti Communiste (Bolchvik) de lU.R.S.S. le 26 janvier 1936, in J. Staline, Les questions du lninisme, Moskou: ditions en Langues trangres, 1949, blz. 572-652. 5 Hiervan verscheen pas in 1938 een Engelse vertaling bij Lawrence & Wishart in Londen. De Franse vertaling volgde pas in 1950 bij ditions sociales in Parijs. Medeauteur Chmelnitskaja was door de zuiveringen in 1937 echter uit het team verdwenen op beschuldiging dat zij tot de linkse oppositie had behoord.

9. Officile econoom van Stalin

125

Varga open. Ten eerste wilde hij de marxistische conjunctuur- en crisistheorie verder ontwikkelen en ten tweede stortte hij zich op de economische politiek van de belangrijkste kapitalistische landen (vooral de New Deal in de Verenigde Staten en de fascistische economische politiek in Duitsland). Zijn instituut wilde door het publiceren van een reeks omvangrijke studies ook het conjunctuurverloop op de lange termijn onderzoeken. In een eerste studie uit die reeks legde Varga zijn theoretische uitgangspunten uit en daaruit merken we dat hij in de regelmatig terugkerende overproductiecrises geloofde en dat die het evenwicht in het kapitalisme verstoorden. Hij verzette zich ook heftig tegen de bourgeoiswetenschappers die met behulp van planning de crises in het kapitalisme wilden bestrijden.6 Vargas instituut huldigde inderdaad de stelling dat alle vormen van planning in het kapitalisme, ook die van de New Deal, niet verschilden van die in het fascisme. Een principieel onderscheid tussen Roosevelt en Hitler bestond dus niet. De tactiek van het Volksfront verplichtte Varga tot een koerscorrectie. Zijn medewerker Dalin moest in 1936 met een nieuwe studie over de New Deal komen waarin hij het verschil tussen de economische politiek van Duitsland en de Verenigde Staten benadrukte. Dalin benadrukte het feit dat de New Deal niet bij machte was om de economie te plannen en dat in het staatsmonopoliekapitalisme de tegenstellingen tussen de fracties van de bourgeoisie zouden toenemen. Een netelige vraag was of alleen maar het financierskapitaal invloed op de staat had of konden ook andere klassen of fracties van klassen aan bod komen? In dat geval kon misschien de arbeidersklasse invloed uitoefenen. Een tweede punt van discussie was dat men in 1933-1934 overal een conjuncturele opleving noteerde. Het was daardoor verleidelijk
6

Zie Vargas voorwoord bij E. Varga (red.) Mirovije ekonomitsjeskije krizisy 1848-1935 (De economische wereldcrisis van 1848 tot 1935), deel 1, Sravnitelnije materialy po istorii krizisov v vazjnejtsjich kapitalistitsjeskich stranach (Vergelijkende materialen tot de geschiedenis van de crisis in de belangrijkste kapitalistische landen), Moskou: Ogiz, 1937, blz. vii-x.

126

9. Officile econoom van Stalin

om die herleving te wijten aan de verhoogde bewapeningsuitgaven en de ermee gepaard gaande inflatoire druk. Otto Kuusinen had reeds in 1934 hierop gewezen tijdens het Dertiende Plenum van de EKKI. Varga hield echter vast aan zijn eigen theorie dat er sprake was van een automatische conjuncturele herneming. Maar nu de nazis de bewapeningsuitgaven hadden opgevoerd, kon ook Varga niet meer blind blijven voor de werkelijkheid. Staatsuitgaven voor bewapening en infrastructuren konden een anticyclisch effect hebben daar ze een garantie boden voor de afzet. Hierin volgde hij echter ook Boecharins logica van het monopoliekapitalisme dat door voor de oorlog te produceren zijn accumulatieproblemen had opgelost. Varga zag dat dit verschijnsel zich zeer nadrukkelijk in Duitsland voordeed, maar niet in de democratische kapitalistische landen. Daar speelden de bewapeningsuitgaven slechts een bijkomstige rol. Ook viel Varga terug op zijn stelling dat een land verarmde indien het alle voorrang aan de bewapening gaf. In een oorlogseconomie verdwijnt immers wl de overproductie, maar daalt de levensstandaard. In democratische landen, meende hij, kunnen uitgaven voor openbare werken echter wl de consumptie van de arbeidersklasse op peil houden. De hamvraag was echter of er, zoals Keynes7 in 1936 had gesteld, ook sprake kon zijn van een regulering van de economie onder kapitalistische voorwaarden. Varga meende van niet. Deze academische activiteiten moet men zien tegen de achtergronden van de opeenvolgende grote zuiveringen. Hoewel Stalin sinds het Zeventiende Partijcongres van januari 1934 een absolute greep op het partijapparaat had verworven, moet hij bang zijn geweest voor een opstand in de lagere echelons van de partij. Zo is het geval bekend van Pavel P. Postysjov die als kandidaat-lid van het Politburo in verzet was gekomen tegen de absurde beschuldigingen aan het adres van een aantal kameraden die hij persoonlijk kende. 8
7

John Maynard Keynes, The General Theory on Employment, Interest, and Money, Londen: Macmillan, 1936. 8 Postysjov zou pas in februari 1938 worden gearresteerd. Hij werd op 26 februari 1939 ter dood veroordeeld.

9. Officile econoom van Stalin

127

Allicht heeft dat Stalin aangespoord tot het houden van een lange redevoering op het Plenum van het Centraal Comit van 23 februari-5 maart 19379 waarin hij waakzaamheid vroeg ten aanzien van alle mogelijke vijanden, zoals saboterende trotskisten en andere hypocrieten10 die de opbouw van het socialisme tegenwerkten. Onder de slachtoffers van de zuiveringen bevonden zich niet alleen bolsjevisten, maar ook medewerkers van de Komintern. Ook Vargas instituut werd zwaar getroffen. Toen ook Bla Kun, met wie hij nochtans in onmin leefde11, in 1937 gearresteerd werd, moet Varga bang zijn geworden.12 Varga besloot toen om bij Dimitrov op te komen voor zijn bedreigde vrienden.13 Hij schreef op 7 okto9

Dit uitzonderlijk lange Plenum besprak o.a. de antipartijactiviteiten en de uitsluiting van Boecharin en Rykov. 10 Nikita Chroesjtsjov, die ook uitvoerig melding maakte van het geval van Postysjov, citeerde uitvoerig uit het verslag op het Twintigste Partijcongres. Zie Texte intgral du rapport secret de M. Khrouchtchev, Parijs: Cora Buchet/Chastel, 1956, blz. 30. 11 Vreemd genoeg publiceerde Varga op 21 februari 1956 in de Pravda een herdenkingsartikel n.a.v. de zeventigste geboortedag van Kun. Dat gebeurde vlak voordat Chroesjtsjov op 25 februari 1956 op het Twintigste Partijcongres zijn geheime rede over Stalins misdaden hield. 12 Kun was al in september 1936 uit de leiding van de Komintern verwijderd, echter zonder officile bekendmaking. Dit markeerde het einde van de linkse fractie waartoe ook Pijatnitski en Knorin behoorden. Zij werden ervan beschuldigd de nieuwe koers te saboteren. Kun werd pas op 29 juni 1937 gearresteerd. Hij werd op 29 augustus 1938 veroordeeld en die dag reeds gexecuteerd, dus niet op 30 november 1939 zoals bij zijn rehabilitatie in 1956 werd medegedeeld. Zie Gyrgy Borsny, The Life of a Communist Revolutionary. Bla Kun, Highland Lakes: Atlantic Research and Publications, 1993, blz. 435. Varga zou aanwezig zijn geweest in de gerechtszaal bij Kuns veroordeling. Zie Borys Lewytzkyj, Die rote Inquisition. Die Geschichte der sowjetischen Sicherheitsdienste, Frankfurt: Societts-Verlag, 1967, blz. 137. 13 Dat deed hij voor de proletarische schrijver Andor Gbor toen die in 1937 belaagd werd. David Pike, German Writers in Soviet Exile, 19351945, Chapel Hill: The University of North Carolina Press, 1982, blz. 139-141.

128

9. Officile econoom van Stalin

ber 1937 zelfs een brief aan Stalin om zich te beklagen over het feit dat veel goede en eerlijke buitenlandse medewerkers omdat ze buitenlanders waren en sovjetburgers van bedrijven en instituten het slachtoffer van ontslagen waren geworden.14 In een tweede brief aan Stalin gedateerd op 28 maart 1938 bekloeg hij zich andermaal over de toegenomen haat tegen de buitenlanders. Dat had geleid tot demoralisatie van diegenen die nog op vrije voeten rondliepen.15 Tijdens het Plenum van het Centraal Comit van januari 1938 waren er protesten geuit over de excessen bij het uitstoten van partijleden en de formele bureaucratische houding ten aanzien van de

Brief geciteerd in Oleg Dehl, Simone Barck, Natalia Mussienko en Ulla Plener (red.) Verratene Ideale. Zur Geschichte deutscher Emigranten in der Sovjetunion in den 30er Jahren, Berlijn: Trafo Verlag, 2000, blz. 61. Dit was overigens niet de enige brief aan Stalin. Zie ook Gerhard Duda, Jen Varga und die Geschichte des Instituts fr Weltwirtschaft und Weltpolitik in Moskau 1921-1970. Zu den Mglichkeiten und Grenzen wissenschaftlicher Auslandsanalyse in der Sowjetunie, Berlijn: Akademie-Verlag, 1994, blz. 137. De doorslagen van de briefwisseling van Varga met Stalin (1935-1947) bevinden zich ook in de Academie der Wetenschappen te Moskou, Akademija Naoek SSSR Archiv, Varga E. S., Fonds nr. 1518, document nr. 198. Arkadi Vaksberg meldt dat Varga op goede voet zou hebben gestaan met Lavrenti Beria en met hem elke woensdag pokerde (!). Arkadi Vaksberg, Hotel Lux. Les partis frres au service de lInternationale communiste, Parijs: Fayard, 1993, blz. 214-215. De zoon van Beria meent echter dat zijn vader weigerde om Varga persoonlijk te ontmoeten. Sergo Beria, Beria, mon pre. Au cur du pouvoir stalinien, Parijs: Plan/Critrion, 1999, blz. 218. 15 Brief is opgenomen in Problemy mira i sotsializma, jg. 20, 1989, nr. 7, blz. 89-91. Dit tijdschrift verscheen in vele vertalingen. Zie voor de vertaalde brief in o. a. Probleme des Friedens und des Sozialismus, jg. 32, 1989, nr. 7, blz. 899-100; Engelse editie is World Marxist Review. Zie ook Kevin McDermott en Jeremy Agnew, The Comintern. A History of International Communism from Lenin to Stalin, Basingstoke: Macmillan, 1996, blz. 245-246.

14

9. Officile econoom van Stalin

129

ex-partijleden.16 Dat belette evenwel niet dat van 2 tot 13 maart 1938 de militaire strafzaken tegen Boecharin, Krestinski, Rakovski, Jagoda en anderen onverkort plaats konden vinden.17 Onder de beschuldigden waren ex-collegas van Varga, zoals Krestinski die Vargas chef op de Berlijnse ambassade was geweest. Varga wist ook dat er bij de geheime dienst een dossier tegen hem werd samengesteld.18 Varga zelf werd uiteindelijk met rust gelaten. 19 Later is wel bekend geworden dat Imre Nagy, die destijds in Moskou op het Agrarisch Instituut werkte en voor het emigrantenblad Uj Hang

Dit betreft een nogal merkwaardige episode in de geschiedenis van de Partij. Pas in 1971 werd met de publicatie van de achtste editie van de KPSS v rezoljoetsijach meer bekend over dit Plenum dat blijkbaar tegen de zin van Stalin was samengekomen en dat had vergaderd op 11, 14, 18 en 20 januari 1938. De resolutie tegen de excessen dateerde van 18 januari 1938 en was al een dag later in de Pravda gepubliceerd. Ze viseerde het autoritaire gedrag van de lagere partijkaders en de behandeling van verweerschriften van uitgezuiverde partijleden. Er werden diverse zaken genoemd, zoals de houding van het centraal comit in Azerbajdjan, de obkom (afdeling van de communistische partij in de provincie) van Stalingrad, de obkom van Novosibirsk, de krai (de administratieve kring) Ordzjonikidze, enz. Vooral de carriremakers werden aan de kaak gesteld. Deze resolutie diende ongetwijfeld om de onrust in de Partij te kalmeren en de ontevredenen de kans te geven alsnog te protesteren. Had Vargas tweede brief aan Stalin hiermee te maken? 17 De beschuldiging luidde dat de rechtsen en trotskisten spionage bedreven voor de imperialisten, de verbrokkeling van de Sovjetunie nastreefden en het herstel van het kapitalisme wilden. Waakzaamheid tegen het fascisme. Het verslag van het proces tegen het Blok der rechtsen en trotzkisten: Boecharin, Rykow, Jagoda, e.a., Amsterdam: Pegasus, 1938. 18 En van zijn vroegere leerlingen, een zekere Roesakov van het Ministerie van Justitie, had Varga dat verteld. Duda, a. w., blz. 381. 19 In 1944 verzamelde Dimitrov de restanten van de Hongaarse partijleiding rond zich. Ze waren nog met zijn vijven: Rkosi, Rvai, Farkas, Ger en Varga. Dimitrov zou op een melancholische toon hebben gezegd: Das ist alles, was von der ungarischen Partei brigblieb. Duda, a.w., blz. 375.

16

130

9. Officile econoom van Stalin

(Nieuw Geluid) schreef, toen een verklikker zou zijn geweest die vele Hongaren had aangebracht.20 Toen in 1939 de zuiveringen voorbij waren, was de internationale situatie grondig veranderd. In Spanje liep de burgeroorlog naar zijn einde toe en in Frankrijk was het Volksfront reeds in 1938 uit elkaar gevallen. De Anschluss van Oostenrijk bij Duitsland en daarna de akkoorden van Mnchen hadden de kaart van Centraal-Europa hertekend. De geheime agenda op de conferentie van Mnchen was om de Sovjetunie buiten Europa21 te houden. Stalin leerde hierdoor dat de oorlog naderde. Op het Achttiende Partijcongres van de CPSU(b) op 10 maart 1939 reageerde hij in zijn befaamde kastanjerede op de ontwikkelingen in Europa. Zo stelde hij dat de fascistische landen al een oorlogseconomie hadden opgebouwd. Ze hadden nog altijd geen overproductiecrisis beleefd, maar waren er intussen wel gevaarlijk dichtbij gekomen. De komende economische crisis zou slechts van de vorige verschillen doordat ze vlak
20

Deze affaire werd geschetst in een nota van KGB-chef Krjoetsjkov d.d. 16 juni 1989 aan de Hongaarse Socialistische Arbeiderspartij n.a.v. een campagne voor eerherstel van Nagy. Zo raakte bekend dat Nagy op 10 maart 1938 was aangehouden, maar na vier dagen weer was vrijgelaten omdat er een vergissing in het spel was geweest. De tweede brief van Varga aan Stalin werd eigenaardig genoeg enkele dagen na dit incident geschreven. Nagy opereerde onder de schuilnaam Volodija en was volgens de KGB een ijverige en bekwame informant, want hij had al gezorgd voor het oprollen van een samenzwering aan het Agrarisch Instituut waar hij werkte, en voor de aanhouding van de Hongaarse groep der Onverbeterlijken. Daartoe behoorden toen o. a. Sri Mnuel, V. Baros, Lajos Magyar, Tegdas en Krammer. Tot de groep van de Herstellers behoorden E. Varga, F. I. Gbor, K. Slosser, Elek Bolgr, S. E. Varga, Gerrel en G. Lukcs. Documenten spreken over een kortstondige arrestatie van Varga. Allicht gaat het om een andere Varga. Rapport van Krjoetsjkov met documenten staat in Agent Volodja. Neizvestnye fakty iz biografii Imre Nadja (Agent Volodja. Onbekende feiten uit de biografie van Imre Nagy), in Rodina (Vaderland), 1993, nr. 2, blz. 55-57. 21 Isaac Deutscher, Staline (Stalin). Biographie politique, Parijs: Le Livre de Poche, 1964, blz. 513.

9. Officile econoom van Stalin

131

na een crisis in vredestijd kwam en niet na een oorlog. Voorts trof deze crisis niet alleen de agressieve imperialistische landen als Japan, Duitsland en Itali die reeds hun economien op oorlogsvoet hadden gebracht, maar ook de niet-agressieve imperialistische landen. Omdat de agressieve staten hun grondstoffen en goudreserves door de bewapeningsuitgaven reeds hadden opgebruikt, stonden ze aan de vooravond van een afschuwelijke nieuwe crisis.22 Stalin hield de vraag bezig of de fascistische staten die crisis moesten overwinnen door een nieuwe oorlog te ontketenen. Spoedig hierna zou Stalin zijn maatregelen treffen. Molotov, die sinds het Achttiende Partijcongres de tweede man van het regime was geworden, verving Maksim M. Litvinov als minister van Buitenlandse Zaken. Andrej A. Zjdanov was de derde man in de hirarchie geworden. Dat was een belangrijke promotie voor deze partijchef uit Leningrad. Hij had een aantal organisatorische vraagstukken opgelost en tevens nieuwe partijreglementen voorgesteld om zo de heersende onvrede in de Partij over de arbitraire uitstoting van partijleden in te dammen. 23 Voorts was hij diegene geweest die na de zuiveringen het nieuwe kader had gevormd. 24 Voor Varga braken nu weer moeilijke tijden aan. In zijn publicaties had hij immers gewaagd van het feit dat er wel een verarmingstendens in Duitsland waar te nemen viel, maar geen overproductiecrisis. Stalin had echter op het Achttiende Partijcongres van de CP22

J. Staline, Rapport prsent au XVIIIe Congrs du Parti sur lactivit du Comit Central du Parti Communiste (bolchvik) de lU.R.S.S. le 10 mars 1939, in J. Staline, Les questions du lninisme, Moskou: ditions en Langues trangres, 1949, blz. 746-748. 23 Op de zittingen van het Centraal Comit van maart 1937 was Zjdanov de pleitbezorger geweest van het in acht nemen van de partijreglementen bij het verkiezen van functionarissen in de Partij. Dit droeg bij tot de arrestatie op 10 april 1939 van Nikolai I. Jezjov die verantwoordelijk was geweest voor de grote zuiveringen, en daarna ter dood werd veroordeeld. 24 Van de generatie die Lenin nog had meegemaakt was bijna niemand meer over. Acht van de vijftien leden van het in 1934 verkozen Politburo waren inmiddels vermoord, samen met twee van de vier tussentijds verkozenen.

132

9. Officile econoom van Stalin

SU(b) in maart 1939 een overproductiecrisis op korte termijn voorspeld. De Duitse econoom Jrgen Kuczynski stelde in een artikel in de Labour Monthly uit Londen dat sommigen de ontwikkelingen in individuele fascistische landen slecht hadden beoordeeld door de overproductie over het hoofd te zien! Hij wees op het feit dat in Duitsland de staat door de bewapeningsuitgaven in betalingsmoeilijkheden was gekomen, wat neerkwam op een alsnog verborgen overproductiecrisis. Dat moest uiteindelijke uitlopen op een staatsbankroet. Kuczynski, die ook nog een onderscheid tussen bewapeningskapitalisme en oorlogskapitalisme maakte, bevestigde dat door de herbewapening meer kapitalistische planning was ontstaan.25 Deze subtiliteiten waren van geen tel meer nadat in augustus 1939 het Ribbentrop-Molotov-Verdrag te Moskou werd ondertekend in aanwezigheid van Stalin en op 1 september 1939 Duitsland de aanval op Polen inzette. De Tweede Wereldoorlog was daarmee een feit geworden. Voor zowel Stalin als voor de Komintern gold dat het Frans-Britse imperialisme nu in conflict was geraakt met het Duitse imperialisme. Tussen beide imperialismen moest men geen kwalitatief onderscheid meer maken. Varga had intussen moeiteloos deze koerswending van de Komintern en Stalin gevolgd. 26 Zijn wetenschappelijke carrire leek zich na afloop van de grote zuiveringen intussen erg gunstig te ontwikkelen. Zo werd hij in 1939 lid van het presidium van de Academie

John Knight (Jrgen Kuczynski), Economic crisis and armaments, in Labour Monthly, jg. 21, 1939, nr. 5, blz. 290-296. 26 Met de geruststellende toevoeging dat de Sovjetunie inmiddels een economische wereldmacht was geworden. E. Varga, Das Land des Sozialismus. Die Sowjetunion als konomische Weltmacht, in Die Welt, jg. 1, nr. 11, 15 november 1939, blz. 201-202.

25

9. Officile econoom van Stalin

133

van Wetenschappen.27

27

Hij nam plaats in een commissie die een officieel leerboek economie moest voorbereiden. Konstantin V. Ostrovitjanov, die al in 1926 samen met I. Lapidus een handboek over de politieke economie had geschreven, kreeg de leiding over dit project. Zie de vertaalde versie van dit handboek: I. Lapidus en K. Ostrovityanov, An Outline of Political Economy. Political Economy and Soviet Economics, New York: International Publishers, z.d. (1926).

Hoofdstuk 10 Oorlogseconoom Varga was tijdens de Tweede Wereldoorlog niet zonder enige weerstand vanuit de academische wereld opgeklommen tot een door Stalin gewaardeerde expert van de oorlogseconomie. Dat verklaart waarom hij in 1945 in het gezelschap van Stalin naar de Conferentie van Potsdam meereisde. Hij werkte in die tijd ook aan een boek waarin hij de ontwikkelingen van het kapitalisme tijdens de oorlog analyseerde. Dat boek zou hem later veel last bezorgen toen het klimaat van de Koude Oorlog een stoere houding ten aanzien van het Amerikaanse imperialisme vereiste. Na het Molotov-Ribbentrop-akkoord van 23-24 augustus 1939 werkte Varga onmiddellijk actief mee aan het propageren van Stalins nieuwe koers. In het tijdschrift Die Welt1 dat vanaf september 1939 in Stockholm verscheen als orgaan van de Komintern, legde Varga uit dat de oorlog een conflict was tussen twee imperalismen waaraan de communistische beweging part noch deel had. Varga volgde nog wel de vergaderingen van de Komintern, maar was voorzichtig met het ventileren van standpunten. Herbert Wehner, die toen in Moskou voor de Komintern werkte, had gemerkt dat Varga niet openlijk over de ontwikkeling van de Duitse economie
1

Die Welt. Zeitschrift fr Politik, Wirtschaft und Arbeiterbewegung bevatte berichten uit de Sovjetunie en van andere partijen. Het Franstalige zusterblad was Le Monde dat vanaf 15 september 1939 te Brussel werd uitgegeven. Verantwoordelijke uitgever was Alphonse Bonenfant, maar de Hongaar Gyula Alpri had de leiding ervan. Het blad werd al snel verboden en verhuisde daarna samen met Alpri naar Parijs. Deze bladen waren bestemd voor een breder publiek dan de communistische kaders. De kaders waren o. a. aangewezen op het eveneens te Stockholm nu verschijnende Die Kommunistische Internationale waarin Varga eveneens zijn analyses publiceerde. Zijn artikelen werden voorts nog overgenomen door de Daily Worker (New York) en de Labour Monthly (Londen).

10. Oorlogseconoom

135

wilde praten. 2 In zijn publicaties verdedigde hij uiteraard trouw de door Stalin opgelegde lijn. Zo meende hij in april 1941 nog dat de Sovjetunie buiten de oorlog kon blijven en moest wachten totdat er zich een revolutionaire crisis zou voordoen. De Duitse inval in de Sovjetunie op 22 juni 1941 leidde al snel tot de ontruiming van Vargas instituut. Dat laatste verhuisde naar Tasjkent, terwijl Varga met zijn gezin naar Koejbysjev trok, waar ook de meeste regeringsinstanties, de Komintern en de ambassades werden ondergebracht. De levensomstandigheden in Koejbysjev waren moeilijk. Reeds in 1942 keerde Varga zonder zijn gezin terug naar Moskou, waar hij weer een kamer in het befaamde Hotel Lux betrok.3 Varga bestudeerde voortaan de economische gevolgen van de oorlog. Hij meende dat de fascistische landen weldra zouden worden getroffen door een schaarste aan grondstoffen, door inflatie en door een daling van de levensstandaard van de bevolking. De economische en militaire ineenstorting van de fascistische landen achtte hij nabij en een revolutie stond dan daar voor de deur!4
Wehner had toen een studie over de Duitse economie geschreven en die in het begin van 1941 aan Dimitrov, Pieck en Varga overhandigd, maar Varga (der sich seit Jahr und Tag mit diplomatischer Vorsicht gescheut hatte, offen ber die deutsche Wirtschaft zu sprechen), hield zich op de vlakte. Herbert Wehner, Zeugnis, Herausgegeben von Gerhard Jahn, Keulen: Kiepenheuer & Witsch, 1982, blz. 243. 3 Hij behoorde dus nog altijd tot de buitenlanders, al had hij de Sovjetnationaliteit verworven en al werkte hij voor een instituut van de Academie van Wetenschappen. De Komintern werd in mei 1943 opgeheven, maar de officile mededeling ervan werd pas in de Pravda van 10 juni 1943 bekend gemaakt. Zie documenten gepubliceerd in Cahiers du Communisme, jg. 33, 1957, nr. 4, blz. 646-650. 4 Deze analyses verschenen in Vargas instituutstijdschrift en ook in de Pravda en in Troed. Varga werkte zijn analyses later uit in een brochure die meerdere herdrukken beleefde. E. Varga, Chozjajstvennye resoersy Germaniji istosjtsjajoetsja (De economische hulpbronnen van Duitsland raken uitgeput), Moskou 1942, geciteerd bij Gerhard Duda, Jen Varga und die Geschichte des Instituts fr Weltwirtschaft und Weltpolitik in Moskau 1921-1970. Zu den Mglichkeiten und Grenzen wissenschaftli2

136

10. Oorlogseconoom

Voorts raadde hij Stalin aan om een plan voor het eisen van oorlogsschade aan Duitsland uit te werken. 5 Vargas ineenstortingstheorie was gebaseerd op de nuchtere vaststelling dat de Duitse economie ten onder zou gaan aan een tekort aan grondstoffen en aan de hoge inflatie als gevolg van de gestegen budgettaire uitgaven. Ook de luchtbombardementen begonnen schade aan te richten. Stalin deelde dat optimisme echter niet.6 In Vargas omgeving werd ook al snel geprotesteerd tegen dit ineenstortingsscenario. Toen hij in het begin van 1943 in Sverdlovsk een vergadering van de plaatselijke Academie toesprak over de historische wortels van het Duitse imperialisme en daarbij meende dat de Duitse arbeidersklasse nog altijd een revolutionaire factor7 van becher Auslandsanalyse in der Sowjetunie, Berlijn: Akademie-Verlag, 1994, blz. 153. 5 Reeds vanaf 1942 had Varga al in enkele notas aan Stalin hierover geschreven. Er zijn vier van dergelijke notas die in het Russisch geschreven waren en die ook onder de leden van het Politburo hadden gecirculeerd, teruggevonden in de archieven van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Moskou. Zie Jochen Laufer, Eugen Varga und die Anfnge der sowjetischen Reparationspolitik, typoschrift, archief van Maria E. Varga, Moskou. Uit deze notas blijkt dat Varga vooral herstelbetalingen in natura voorstelde en de opportuniteit van de herstelbetalingen in geld over een lange periode ontraadde. Hij had hier de regelingen vastgelegd in het Verdrag van Versailles in 1919 voor ogen. 6 De Republikeinse presidentskandidaat uit 1940 Wendell L. Wilkie voerde in september 1942 twee lange gesprekken met Stalin. Wilkie: He did not think we should count upon an early internal collapse in Germany. Wendell L. Wilkie, One World, in Prefaces to Peace, New York: Simon and Shuster, 1943, blz. 65. Wilkie gaf een interview aan de Izvestija van 27 september 1943 waarin hij pleitte voor een tweede front in Europa. Amos Perlmutter, FDR & Stalin. A Not so Grand Alliance, 1943-1945, Columbia: University of Missouri Press, 1993, blz. 87. 7 Vargas collega Bla Fogarasi had hierop al in 1942 de nadruk gelegd in een artikel in het instituutsblad van Varga. Trachtenberg had in dezelfde aflevering de nadruk gelegd op Duitslands financile problemen. Lszl Tikos, E. Vargas Ttigkeit als Wirtschaftsanalytiker und Publizist in der ungarischen Sozialdemokratie, in der Komintern, in der Akademie der

10. Oorlogseconoom

137

tekenis was, kreeg hij de wind van voren.8 Onmiddellijk begon Andrej Vysjinski, die op Buitenlandse Zaken adjunct-minister van Molotov was, een campagne tegen Varga. Op grond hiervan veroordeelde Vargas partijcel hem! Deze campagne had ook een xenofoob karakter. Aleksandrov van het Filosofisch Instituut en de academicus L. N. Ivanov vielen Varga aan omdat hij in de omgang de Duitse taal bezigde en ook omdat nogal wat buitenlanders op zijn instituut werkten. Aleksandr S. Tsjerbakov noemde Varga zelfs een vetgemest varken met kleine ogen. Hierdoor voelde Varga zich verplicht om een persoonlijke brief aan Stalin te schrijven. Stalin noemde Varga daarna in een redevoering een goede marxist, waardoor de aanvallen staakten.9 Varga moest uiteindelijk toegeven dat de nazi-economie niet in elkaar was gezakt en dat dit te wijten was aan het leegplunderen van de bezette landen. Voorts verdiepte hij zich in de kwestie van de naoorlogse herstelbetalingen, een onderwerp dat door het Verdrag van Versailles in 1919 tot zijn specialisme had behoord en waarover hij openbare lezingen gaf.10 Uit de memoires van Ivan M.

Wissenschaften der UdSSR, Tbingen: Arbeitsgemeinschaft fr Osteuropaforschung, verspreiding door Bhlau-Verlag in Keulen en Graz, 1965, blz. 66. 8 Het niet ineenstorten van de Duitse oorlogseconomie en van de Wehrmacht wekte later verbazing. Gabriel Kolko, Century of War. Politics, Conflicts, and Society Since 1914, New York: The New Press, 1994, blz. 211-215. 9 Over deze affaire zie Duda, a. w., blz. 159-163. 10 Varga had hierover al een lezing gegeven op 31 juli 1943 in de prestigieuze kolommenzaal van het vakbondshuis in Moskou. Zie het stenografisch verslag O vozmestsjenii oesjtsjerba, pritsjinennogo gitlerovskoj Germanije Sovetskomoe Sojoezoe (Over de herstelbetalingen voor de door Hitler-Duitsland in de Sovjetunie veroorzaakte schade), Moskou 1943. Ook spande Varga zich in om een en ander in een bredere historische context te zien. Zie E. Varga, Die historische Wurzeln der Besonderheiten des deutschen Imperialismus, in E. S. Varga, Ausgewhlte Schriften 1918-1964, deel 1, Der Beginn der allgemeinen Krise des Kapi-

138

10. Oorlogseconoom

Majski11 vernemen we dat Varga aanvankelijk niet betrokken was bij de selecte club van experts die vanaf de zomer van 1943 zich over de kwestie van de Duitse herstelbetalingen boog. Majski12 zorgde ervoor dat zijn vriend Varga hierin een rol mocht spelen. 13 Het is niet bekend of Varga ook in februari 1945 op de Conferentie van Jalta aan de Krim aanwezig was. Daar werd wel door de drie geallieerden een commissie voor de herstelbetalingen ingesteld. In de zomer van 1945 vergezelde hij Stalin wel in de speciale trein
talismus, Berlijn: Akademie-Verlag, 1979, blz. 427-448; origineel in Bolsjevik, 1943, nr 11-12, blz. 39-52. 11 Majski was in begin juli 1943 teruggeroepen als ambassadeur uit Londen om op het volkscommissariaat (ministerie) van Buitenlandse Zaken te overleggen over de naoorlogse regelingen. In Moskou ging hij regelmatig naar Hotel Lux op priv-bezoek bij zijn oude kennis Varga om met hem te praten over economische kwesties. Pas daarna werd Varga via Majski toegelaten tot de commissie van de herstelbetalingen. M. Maiski, Memoiren eines Sowjetischen Botschafters, Berlijn: Das Europische Buch, 1967, blz. 823-826. 12 Majski (Ivan Michajlovitsj Ljachovetskij (1884-1975) was een ex-mensjewiek die in 1919 nog een tijdje verbonden was geweest aan de regering van de Witte admiraal Koltsjak in Samara. Daarna was hij communist geworden en gaan werken op Buitenlandse Zaken. Hij was ambassadeur in Londen tussen 1932 en 1943. Hij was ook aanwezig op de conferenties van Jalta en Potsdam in 1945. Varga bleef goed bevriend met Majski, want bij de tachtigste verjaardag van Majski in 1964 leverde hij nog een bijdrage aan diens liber amicorum. 13 Er was de Litvinov Commissie voor de vredesverdragen en de naoorlogse opbouw, de Vorosjilov Commissie voor de problemen van de wapenstilstand en de Majski Commissie voor herstelbetalingen door Duitsland en zijn bondgenoten. Die laatste commissie viel wel onder Buitenlandse Zaken, maar was extra-departementaal samengesteld met vertegenwoordigers van de Staatsplanning Commissie (eerst met V. V. Koeznetsov, dan met M. Z. Zaboerov en N. M. Siloejanov), Buitenlandse Handel (E. I. Babarin) en Varga van de Academie. Aleksey M. Filitov, Problems of post-war construction in Soviet foreign policy conceptions during World War II, in Francesca Gori en Silvio Pons (red.) The Soviet Union and Europe in the Cold War, 1943-53, Londen: Macmillan (Fondazione Giangiacomo Feltrinelli en Fondazione Istituto Gramsci), blz. 4.

10. Oorlogseconoom

139

naar de conferentie van Potsdam.14 In Potsdam kwamen voor het laatst de Geallieerde leiders aan de vergadertafel samen om na de Duitse nederlaag de nieuwe situatie in Europa te bespreken. In de zogenaamde Potsdam Verklaring werd overeen gekomen dat de Sovjetunie in totaal voor ongeveer 10 miljard dollar aan herstelbetalingen mocht verwachten. Van het gedwongen tewerkstellen van Duitse arbeidskrachten buiten Duitsland, iets waar Varga voor had gepleit om de economische heropbouw van de Sovjetunie te bespoedigen, was echter geen sprake meer.15 Veel praktische kwesties moesten daarna via onderhandelingen tussen de ministers van Buitenlandse Zaken verder worden afgehandeld, wat lang zou aanslepen daar er veel conflicten waren. Frankrijk wilde immers de terugkeer van een sterk Duitsland voorkomen door het Saarland en het Roergebied van Duitsland los te weken. De Britten wilden echter een leefbaar Duitsland behouden en ook de Amerikanen waren beducht voor een verarmd Duitsland dat onder communistische invloed kon komen. Washington wilde echter ook een liberale naoorlogse economische ordening waarin zowel de Sovjetunie als Duitsland in zouden opgaan.16 Dat laatste wilde men in Moskou niet accepteren. Varga kritiseerde daarom het plan van de Amerikaanse adjunct-staatssecretaris van
Na de conferentie te Potsdam vertrok Varga naar Boedapest, om er gedurende enkele maanden in de nabijheid van Rkosi te werken aan de wederopbouw. Hij keerde in oktober 1945 terug naar Moskou. 15 Reparation Labor. A preliminary analysis, in The Quarterly Journal of Economics, jg. 60, 1946, nr. 3, blz. 315. 16 Henry Morgenthau pleitte in het naar hem genoemde Amerikaanse plan voor een agrarisch Duitsland. Morgenthau werd echter door president Truman ontslagen nog voordat de Conferentie van Potsdam moest samen komen en als staatssecretaris van Financin vervangen door Fred M. Vinson. Amerikaanse beleidsmakers waren bang dat het economisch herstel in Europa duur zou zijn voor de eigen schatkist. Ze hadden reeds in 1942 berekend dat de Sovjetunie maximaal een bedrag van 200 miljoen dollar aan leningen kon terugbetalen uit de eigen export. Gabriel Kolko, The Politics of War. The World and United States Foreign Policy, 1943-1945, New York: Pantheon Books, 1990, blz. 320-340.
14

140

10. Oorlogseconoom

Financin Harry White voor een internationale financile ordening. 17 In 1945 weigerde Moskou ook om lid te worden van het Internationaal Monetair Fonds en van de Wereldbank. Dat betekende niet dat Stalin geen toegevingen aan de wereldopinie deed. Zo had hij ingestemd met het vervangen van de Internationale door een nieuw gecomponeerd en erg traditioneel vaderlands gezang. Om de Angelsaksische bondgenoten te gerieven was in mei 1943 de Komintern18 formeel opgeheven. 19 Inmiddels waren de diensten

E. Varga, Plany poslevojennoj stabilizatsii valjoety (Naoorlogse plannen voor valutastabilisatie), Moskou: Magadan, 1944; E. Varga, Mezjdoenarodnyji valjoetnyji fond i bank dlja rekonstroektsii i razvitija (De internationale valutabank voor reconstructie en ontwikkeling), in Planovoje chozjajstvo, jg. 21, 1944, nr. 2, blz. 69-80. Deze artikelen werden overigens ook in de USA gepubliceerd. Zie E. Varga, Plans for post-war currency stabilization, in Commercial and Financial Chronicle, nr. 4230, 2 maart 1944. 18 Paolo Spriano citeert in dit verband William Z. Foster die erin een toegeving van Stalin zag om het zo noodzakelijke tweede front in Europa te verhaasten. Togliatti meende in een radiotoespraak dat dit kon bijdragen aan het winnen van het vertrouwen van de Engelsen en Amerikanen. Luigi Longo zag er echter zelf weer een tactische zet in. Paolo Spiriano, Stalin and the European Communists, Londen: Verso, 1985, blz. 198-202. 19 De formele opheffingsdebatten vonden plaats op een vergadering van het Presidium van de EKKI op 13, 17 en 18 mei 1943 te Kuibysjev (Samara). Het opheffingsbesluit werd op 15 mei 1943 gedateerd en op 22 mei 1943 in de Pravda gepubliceerd. Op 8 juni 1943 berichtte de Pravda dat reeds 31 partijen het document hadden goedgekeurd. Op de vergaderingen waren aanwezig: Dimitrov, D. Manoeilski, Wilhelm Pieck, Maurice Thorez, Andr Marty, Johann Koplenig en Vasil Kolarov, Dolores Ibrruri, Mtys Rkosi, W. Ulbricht, Jan verma, Wolf (Mihly Farkas), Ana Pauker, Vlassov (Veljko Vlahovi) en Inkeri Lehtinen. Verslag van debatten in Alexander Dalin en F. I. Firsov (red.) Dimitrov and Stalin 1934-1943. Letters from the Soviet Archives, New Haven en Londen: Yale University Press, 2000, blz. 233-237; Paolo Spiriano, a.w., blz. 195. Een enkele auteur beweert dat ook Zjdanov had ondertekend, hoewel die geen lid van het Presidium was en in die periode belast was met de verdediging van Leningrad. Zie Vilm Kahan, The Communist International,

17

10. Oorlogseconoom

141

van de Komintern bij die van het Centraal Comit ondergebracht. 20 Het Rode Leger veranderde in 1946 van naam. De rode ster of de hamer en sikkel werden als embleem niet vervangen. In die sfeer hield Varga zich bezig met de krachtlijnen van de naoorlogse economische orde. Hij meende dat de kapitalistische economie dan in ernstige problemen zou geraken door de economische verarming en dat er van een normaal functionerend kapitalisme geen sprake meer kon zijn. Door de algemene crisis van het kapitalisme zou de invloed van de USSR in de wereld groeien. In de Partij waren sommigen ongerust over de gestegen buitenlandse invloeden. Nog in augustus 1944 stelde Konstantin Ostrovitjanov tijdens een vergadering van leerstoelhouders dat men de ontwikkelingen van het monopoliekapitalisme in de met de Sovjetunie verbonden landen scherp in de gaten moest houden en dat men vooral ideologisch niet mocht ontwapenen. 21 Zoals Ostrovitjanov dachten ook andere academici. Varga hield zich buiten dit debat,
1919-1943: The personnel of its highest bodies, in International Review of Social History, jg. 21, 1976, nr. 2,, blz. 181. 20 In december 1945 keerde Dimitrov terug naar Bulgarije. Hij werd vervangen in de diensten van het Centraal Comit door Michal A. Soeslov en Ivan S. Panjoesjkin die beiden aan Zjdanov moesten rapporteren. De afdeling Buitenlandse Politiek leidde diverse instituten van de vroegere Komintern. Instituut 205 analyseerde ingekomen informatie; Instituut 99 rekruteerde kaders onder de krijgsgevangenen; Instituut 100 verzorgde radio-uitzendingen in vreemde talen. Toch hadden vele communistische partijen als gevolg van de oorlogshandelingen een eigen richting ingeslagen. De CPUSA en de CPN hadden in 1945 zelf besloten om de eigen partij op te heffen voor een bewegingsstructuur, iets wat vanuit Moskou ijlings werd afgewezen. Vladislav Zubok en Constantine Pleshakov, Inside the Kremlins Cold War. From Stalin to Khrushchev, Cambridge (Mass.) en Londen: Harvard University Press, 1996, blz. 118-120. 21 Dit waren de leerstoelhouders van het genootschap voor maatschappijwetenschappen. Hij had m. n. de theorie van de automatische ineenstorting van de Duitse oorlogseconomie aan de kaak gesteld. Duda, a. w., blz. 154. De reden voor deze aanval moet zijn geweest dat sommigen Varga zijn positie als raadgever op Buitenlandse Zaken niet gunden.

142

10. Oorlogseconoom

want hij was begin 1944 ernstig en langdurig ziek geworden. Toen hij daarna voor zijn instituut een nieuw onderzoeksprogramma moest schrijven, koos hij voor de studie van de technologische veranderingen in samenhang met de oorlogseconomie, met als zwaartepunt de toestand in de Verenigde Staten en de te verwachten reconversieproblemen. Dit was een nogal neutrale formulering, want in het project ontbrak het thema van de internationale strijd van de arbeidersbeweging voor de verovering van het socialisme. Was hij ineens een neutrale wetenschapper geworden die het element partijdigheid (partiinost) had afgezworen? Feit was dat Varga en diens medewerker Trachtenberg een nogal onbevangen blik op de wereld hadden. Zo had Trachtenberg in juli 1945 zelfs grote bijval geoogst met zijn onderzoek over de financile aspecten van de militaire reconversie. Deze studie was mede gebaseerd op Vargas stellingen over het cyclische verloop van de conjunctuur in het kapitalisme. Inmiddels werkte Varga aan een reeks artikelen waarin hij deze thematiek verder uitwerkte in de hoop die samen te brengen in een boek. Met dat boek was hij in december 1945 klaar. Vargas boek over De technische veranderingen in het huidige kapitalisme als gevolg van de Tweede Wereldoorlog22 bevatte voor de ingewijden derhalve weinig nieuws.23 Toch lokte het veel kopers toen het in de winkel kwam. In dit boek stelde hij dat door de oorlog de rol van de staat in het kapitalisme sterk was toegenomen (planning, regulering) en dat de concentratie van de productie en van het kapitaal zich had doorgezet, terwijl er een neiging tot verarming bestond als gevolg van de oorlogseconomie. Dit waren stel22

E. Varga, Izmenenija v ekonomike kapitalizma v itoge vtoroj mirovoj voiny, Moskou: Institoet Mirovogo Chozjaijstva i Mirovoij Politiki, 1946. Voorzover bekend verscheen hiervan slechts een Hongaarse vertaling in Boedapest bij Szikra, 1947 (A tks gazdasg a msodik vilghboru utn). Samenvatting bij Frederick C. Barghoorn, The Varga discussion and its significance, in The American Slavic and East European Review, jg. 7, 1948, nr. 3, blz. 214-236. 23 Het manuscript was voordien door Modest Rubinsjtejn en Lev Leontjev grondig doorgelezen.

10. Oorlogseconoom

143

lingen waar iedereen vrede mee kon hebben, maar niet met de stelling dat de staat in de kapitalistische economie nu een beslissende rol was gaan spelen. Varga meende ook dat als gevolg van de oorlog de kapitalistische economien zich zeer ongelijkmatig hadden ontwikkeld, wat te merken was aan de economische machtsontplooiing van de Verenigde Staten. Hij liet voorts zijn oude stelling van de algemene crisis van het kapitalisme niet vallen. Hij plooide zich wel terug op zowel de overproductietheorie van Rosa Luxemburg als op de stelling dat door de oorlog het normale cyclische verloop in de kapitalistische economie was verstoord, waardoor er de komende tien jaren geen duurzaam economisch herstel meer te verwachten was. Door de oorlog was de rol van de staat inmiddels sterk gegroeid. De realisatie van de meerwaarde was geen probleem, want de staat gaf de kapitalisten opdrachten en sprak met hen een prijs af. Wel benadrukte hij het verschil met de echte socialistische planeconomie die geen priv-bezit van de productiemiddelen meer kende en waar het winstmotief ontbrak. Hij bleef echter vaag of dubbelzinnig over de precieze rol van de staat in de kapitalistische maatschappij. Welke belangen articuleerde nu die staat? Enerzijds verdedigde Varga het principe van Lenin dat de staat ook tijdens een oorlogsperiode de belangen van grote monopolies vertolkte, maar anderzijds liet hij ook weer verstaan dat de gezamenlijke bourgeoisie eveneens aan haar trekken moest komen. In zijn laatste hoofdstuk benadrukte hij de toegenomen invloed van de arbeidersbeweging op de overheidspolitiek. 24 Varga kende de staat een soort neutrale functie toe met betrekking tot de antagonistische klassenbelangen en hier hernam hij eerdere onderzoeksresultaten van zijn collega Dalin over de New Deal. Ook Dalin had ooit de rol van de arbeidersklasse benadrukt door haar tot een concurrent van de bourgeoisie te maken bij het uitoefenen van de controle over het staatsapparaat. Varga was allicht ook benvloed door de nieuwe situatie in Centraal-Europa n door de nationalisatie van de basisnijverheid in Frankrijk en Engeland. Toch meende hij dat hierdoor nog geen fundamentele verandering
24

Varga, Izmenenija, a.w., blz. 291 e. v.

144

10. Oorlogseconoom

in de verdeling van de nationale rijkdom of van het inkomen had plaatsgevonden of dat deze landen hun kapitalistische karaktertrekken hadden verloren. De regeringen van de betrokken landen hadden immers de vroegere eigenaars tegen marktprijzen vergoed. Zoals Duitsland onder de nazis was ook Groot-Brittanni nog een kapitalistisch land gebleven. De democratien van een nieuw type 25 die Varga in Centraal-Europa had zien ontstaan, waren niet wezenlijk anders, daar ook zij het staatskapitalisme in zich droegen, maar dan met dit verschil dat hier de staat niet meer steunde op de almacht van de monopoliebourgeoisie, maar op die van de arbeidersklasse. Deze regimes waren in marxistisch-leninistisch opzicht dus veel progressiever dan de andere. Door dit boek was Varga de theoreticus van de democratie van een nieuwe aard geworden. Die term moest de nieuwe regimes in Centraal-Europa onderscheiden van die in West-Europa.26 Varga meende echter dat de landen van Centraal-Europa relatief te weinig gewicht in de schaal wierpen om de evolutie in de wereld te kunnen benvloeden. Een tweede belangrijk thema was dat van de ontwrichting van de wereldeconomie als gevolg van de verarming en de ongelijkmatige ontwikkeling der nationale economien. Varga had al in de jaren dertig gewezen op de oplopende staatsschuld als een belangrijk kenmerk van een oorlogseconomie. Nu gaf hij echter aan het begrip oorlogseconomie een duidelijke definitie. De term gold enkel voor die landen die hun mannelijke bevolking mobiliseerden en die grote legers op de been brachten om langdurig deel te nemen aan oorlogshandelingen. Van belang was ook of er op het eigen territorium al of niet langdurige krijgshandelingen plaatsvonden en of die grote verwoestingen aanrichtten. In dat laat25

De term nieuwe democratie of democratie van een nieuw type was een transitionele term door Palmiro Togliatti in 1936 bedacht toen Dimitrov sprak over volksdemocratie om de Spaanse Republiek te typeren. Joan Barth Urban, Moscow and the Italian Communist Party. From Togliatti to Berlinguer, Londen: I.B. Tauris, 1986, blz. 120-123. 26 Ook zijn collega I. P. Trajnin (Juridisch Instituut) had over democratie van een bijzondere aard gesproken. Duda, a. w., blz. 182.

10. Oorlogseconoom

145

ste geval zou de verarming toenemen als gevolg van de aangerichte schade. Varga meende dat in een oorlogseconomie geen overproductiecrisis kon ontstaan, wel dat er een onderproductiecrisis kon dreigen. Dat had te maken met de verstoring van de kapitalistische conjunctuurcyclus. De economische verarming van de landen met een grote oorlogsschade hadden daarbij nog eens de ongelijkmatige ontwikkeling tussen de verschillende kapitalistische landen versterkt. Hier wees Varga op het feit dat in de Verenigde Staten en Canada de productie tijdens de oorlog fors was toegenomen door enerzijds de opheffing van de onderbenutting van de productiecapaciteit en door anderzijds de opbouw van nieuwe productiecapaciteit. Daardoor had de economische groei kunnen toenemen en was de technische vooruitgang bevorderd. Varga gaf deze landen echter geen getuigschrift van goede economische gezondheid af, daar de enorme groei van de productiecapaciteit een onvermijdelijke voorbode van een komende overproductiecrisis moest zijn. Voorts onderkende hij dat in een eerste periode de uitgestelde vraag naar consumptieproducten deze crisis alsnog zou uitstellen. Varga trok hier een parallel met de periode van vlak na de Eerste Wereldoorlog toen ook een overproductiecrisis was uitgebroken, waarna zich een depressie van bijzondere aard had aangediend. China en Japan zouden volgens hem te kampen krijgen met een onderproductiecrisis bij gebrek aan voldoende productiecapaciteit. Voor Europa voorspelde hij dat hier tien jaar nodig zou zijn om weer het vooroorlogse productieniveau te bereiken. Na afloop van de periode van heropbouw zou dan de normale kapitalistische conjunctuurcyclus weer inzetten met als kenmerken afzetproblemen en een overproductiecrisis. Varga dacht dat de staat een belangrijke rol kon spelen bij het oplossen van de toekomstige economische problemen en dat de Sovjetunie een helpende hand naar de landen in Centraal-Europa moest uitsteken. Maar welke rol dan de Verenigde Staten moesten spelen was minder duidelijk. Varga dacht dat nieuwe internationale instellingen als de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds de

146

10. Oorlogseconoom

crisis niet konden oplossen, doch enkel afzwakken. De overproductiecrisis zou zich immers in de Verenigde Staten onvermijdelijk op korte termijn manifesteren, wat betekende dat Amerikaanse hulp aan het verarmde Europa niet meer dan een logische stap kon zijn. Varga zag dit alles gebeuren tegen de achtergrond van de komende strijd om de herverdeling van de wereldmarkten. Daaruit trok hij enkele strategische conclusies. Ten eerste, waren Duitsland en Japan voor de wereldeconomie uitgeschakeld. Ten tweede, zou er een concurrentieslag tussen de Verenigde Staten en Engeland uitbreken, echter met de Verenigde Staten in een sterkere positie. Ten derde zouden de kolonin zich losmaken van de imperialistische landen. In die kolonin zag Varga een nationale bourgeoisie opkomen die hier een sleutelrol zou spelen bij het verwerven van de politieke en economische zelfstandigheid. 27 De rol van de arbeidersbeweging en de communistische partijen schatte hij hoog in, omdat die in een aantal regeringen een sterke positie innamen en een garantie vormden voor een betere samenwerking met de Sovjetunie. Een nieuwe militaire invasie van het socialistische vaderland zou hierdoor onwaarschijnlijk worden. Daar de economische toestand in Europa en ook in de Sovjetunie zo slecht was, moesten de Verenigde Staten wel Europa helpen. Aldus voorspelde Varga toen al de noodzaak van het latere Marshall Plan. De Sovjetunie, zo meende hij, beschikte over veel meer bewegingsvrijheid, daar ze de betrekkingen tussen de diverse kapitalistische mogendheden kon manipuleren. De relaties tussen Engeland en de Verenigde Staten kon men verstoren nu de nationale bourgeoisien in de kolonin zich hadden versterkt en beide imperialistische staten voor hun uitvoer afhankelijk van de kolonin en de semi-afhankelijke landen waren gebleven. In die gebieden waren evenwel lokale industrien ontstaan die alleen maar baat bij protectionisme hadden. Op grond hiervan dacht Varga dat de nationale bourgeoisie in die landen een belangrijke rol kon spelen in de strijd tegen het kolonialisme. Het grote voorbeeld was India dat zich had losgemaakt van het Britse Imperium. Het verzwakte Britse impe27

Varga, Izmenenija, a. w., blz. 208-226.

10. Oorlogseconoom

147

rialisme zou daarom wel eens toenadering kunnen zoeken tot de andere Europese mogendheden. 28

28

Idem, blz. 319.

Hoofdstuk 11 Tussen Zjdanov en Marshall Plan In 1947 werd Varga ten val gebracht door Zjdanov en zijn vijanden in de academische wereld. Hij en zijn instituut werden verdacht van al te grote toeschietelijkheid ten aanzien van de burgerlijke ideologie nu de Koude Oorlog en de strijd tegen van het Marshall Plan alle energie opslorpte. Tijdens de eerste maanden na de Tweede Wereldoorlog was het onduidelijk in welke richting Europa zou evolueren. In Jalta was wel een soort afbakening van de invloedssferen vastgelegd, doch dat betekende nog niet dat Stalin in Centraal-Europa en op de Balkan door communisten geleide regimes kon vestigen. Daar waar het Rode Leger was verschenen, werden veelal regeringen van nationale eenheid aan de macht geholpen. Min of meer vrije verkiezingen lieten dan de onderlinge machtsverhoudingen tussen de partijen zien en daarbij waren de communistische partijen niet altijd de grootste. Het was wel de bedoeling dat de antifascistische fronten aan de macht bleven, maar over de overgang naar het socialisme werd niet in concrete termen gepraat. Stalin hulde zich in een soort mist als buitenlanders hierover begonnen. In een gesprek met Tito had hij ooit gegrapt dat het socialisme in Groot-Brittanni mogelijk was met het behoud van de monarchie. 1 Toen hij in augustus 1946 een delegatie van de Britse Labour Party ontving, beweerde hij dat een democratische overgang naar het socialisme mogelijk was en hij meende ook dat links in Europa voldoende sterk was om een mogelijke breuk met de Sovjetunie te beletten. Die democratische overgang naar het socialisme was allicht ook de wens van de meeste communistische partijen. In Frankrijk en
Francesca Gori en Silvio Pons, The Soviet Union and Europe in the Cold War 1943-53, Basingstoke: Macmillan, 1996, blz. 27.
1

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

149

Groot-Brittanni waren belangrijke delen van het productieapparaat door nationalisaties al in publieke handen overgegaan. Economische hervormingen hadden in Centraal-Europa, waar coalities van boerenpartijen, communisten en socialisten aan de macht waren, het grootgrondbezit vernietigd en de basisindustrien in staatshanden gebracht. Dat wilde echter niet zeggen dat niemand de vraag van de communistische machtsovername stelde. Probleem was dat Stalin in deze periode ziek was en daardoor soms langdurig in zijn vakantieverblijf in Sotsji verbleef. In het Kremlin dachten sommigen reeds aan de erfopvolging. Er waren twee duidelijke fracties met daar tussen lieden die op dat moment nog niet duidelijk hadden gekozen. Malenkov en Beria vormden de fractie die het veiligheidsapparaat n de ministeries van de oorlogseconomie in handen hadden en derhalve ook belangrijkste commandoposten beheerden. Molotov op Buitenlandse Zaken leunde bij deze groep aan. Rond Andrej Zjdanov had zich een andere fractie gevormd die ook in politiek en ideologisch opzicht veel radicaler en nationalistischer was en ook steeds meer invloed kreeg naarmate de samenwerking met de Westerse Geallieerden steeds stroever verliep. Zjdanov was overigens niet de eerste de beste. Hij had zich vr de oorlog al bezig gehouden met het in de pas doen lopen van de schrijvers en daarna de partijwerking gestroomlijnd. Na de verdediging van Leningrad tegen de Duitse belegering met succes te hebben geleid, werd hij in 1945 weer met de ideologische controle van de partijkaders belast. Gezien zijn positie telde Zjdanov heel wat aanhangers onder de wetenschappers en bureaucraten. Zijn belangrijkste medestander was Nikolai A. Voznesenski van het Gosplan. Beiden vormden weldra een te duchten span.2 Stalin liet aanvankelijk betijen, al was hij de linkse stroming rond Zjdanov niet ongenegen en wellicht dacht hij dat het duo Malenkov-Beria wel eens te veel invloed had om hen zonder concurrentie te laten. Dat vertaalde zich bij Stalin in een zekere grilligWerner G. Hahn wijst op deze fractievorming in zijn Postwar Soviet Politics. The Fall of Zhdanov and the Defeat of Moderation, 1946-53, Ithaca en Londen: Cornell University Press, 1982.
2

150

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

heid. Op 9 februari 1946 had hij naar aanleiding van de verkiezingen3 voor de Opperste Sovjet een rede gehouden in het Bolsjoitheater waarin hij impliciet Zjdanov had gesteund door ineens geen onderscheid meer te willen maken tussen fascistische of democratische landen. Hij meende nu dat de marxisten meer dan eens verklaard (hebben), dat het kapitalistische systeem der wereldeconomie de elementen van alomvattende crisis en militaire conflicten in zich draagt, dat, met het oog daarop, de ontwikkeling van het wereldkapitalisme in onze dagen niet glad en gelijkmatig verloopt, maar door crisis en oorlogscatastrofen heen. De reden daarvan was dat de ongelijkmatige ontwikkeling van de kapitalistische landen gewoonlijk, na verloop van tijd, tot een ernstige verstoring van het evenwicht binnen het wereldsysteem van het kapitalisme leidt, waarbij de groep van kapitalistische landen, die zichzelf minder goed voorzien acht van grondstoffen en markten, gewoonlijk probeert de toestand te veranderen en de invloedssferen in haar eigen voordeel opnieuw te verdelen door gebruik te maken van de gewapende macht.4 De enige oplossing voor de Sovjetunie, zo meende hij, was het mobiliseren van alle krachten om op alles voorbereid te zijn. Enig optimisme was hierbij overigens gewenst nu de Sovjetunie als gevolg van de oorlog in puin lag. Ik twijfel er niet aan, of onze geleerden zullen, indien wij hen de nodige bijstand verlenen, in staat zijn in de allernaaste toekomst niet alleen de resultaten van de wetenschap buiten onze grenzen te bereiken, maar zelfs te overvleugelen.5
3

Vreemd was dat die verkiezingen in het teken stonden van een verruiming van de partijlijsten met partijloze kandidaten alsof Stalin ook in de Sovjetunie naar een vorm van pluralisme streefde naar het model van de nieuwe democratien. Zie Pobedabloka kommoenistov i bezpartijnych (Overwinningsblok van communisten en bolsjevisten), in Bolsjevik, 1946, nr. 3, blz. 12-18. 4 J. W. Stalin, Redevoering op een verkiezingsvergadering in het Stalinkiesdistrict te Moskou, in Keuze uit zijn werken, deel 2, Amsterdam: Pegasus, 1952, blz. 299 (verscheen oorspronkelijk in Bolsjevik, 1946, nr. 3, blz. 1-11). 5 Idem, blz. 310.

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

151

In een rede gehouden op 15 maart 1946 bij de presentatie van het nieuwe plan ging het hoofd van het Gosplan Voznesenski6 op dit spoor verder door in de toekomst elke vorm van Westerse hulp af te wijzen. 7 De Sovjetunie zou wel de heropbouw uit eigen middelen financieren. Daarmee verzwakte hij de positie van Malenkov die vooral de nadruk had gelegd op de administratieve rol van de Partij en die daarbij geneigd was tot samenwerking met de kapitalistische landen. Malenkov werd in mei 1946 tot adjunct-minister gedegradeerd. 8 Zjdanov kreeg nu de touwtjes in handen. Op 18 april 1946 startte hij een offensief tegen de literaire tijdschriften omdat die zich onvoldoende lieten inspireren door het marxismeleninisme. Op 14 augustus 1946 culmineerde dit in een ook in het buitenland opgemerkte aanval op de auteurs Anna Achmatova en Michail Zosjtsjenko. 9 Zjdanov had op dat moment een groot ideologisch offensief tegen de Westerse invloeden in kunsten en wetenschappen geprogrammeerd. Zo verscheen hij op de sessies van de
Voznesenski was afkomstig uit Leningrad, waar Zjdanov na de moord op Kirov in 1934 partijchef was. 7 Zie N. A. Voznessenski, Le Plan Quinquennal de lU.R.S.S. 1946-1950, Parijs: ditions sociales, 1946. In een inleiding stelde Jean Baby dat het Vierde Plan niet alleen de heropbouw beoogde, maar ook de vooroorlogse productie met vijftig procent wilde overtreffen. 8 Stalin had in het zog van het Rode Leger Kliment Vorosjilov naar Hongarije en Beria naar Roemeni gestuurd, terwijl Zjdanov in Finland de toestand regelde, waardoor hij zicht op de buitenlandse politiek kreeg. 9 De aanval verscheen over twee paginas in de Izvestija van 21 september 1948, blz. 2-3. Zjdanov bouwde voort op het Pan-Slavisch Comit dat al tijdens de oorlog was opgericht met communisten uit de Slavische landen. Voorzitter was generaal Goenderov. Fernando Claudin, The Communist Movement. From Comintern to Cominform, Harmondsworth: Penguin Books, 1975,, a. w., blz. 457-458. Zijn culturele campagne raakte in de Sovjetunie bekend als de zjdanovsjtsjina. Andrei A. Zhdanov, Literature, Philosophy, and Music, New York: International Publishers, 1950. Zie Fernand Lefebvre in La Nouvelle Critique, nr. 14 van maart 1950 en Les Lettres franaises met bijdragen van Henri Lefebvre in nr. 4 van 5 augustus 1949 en nr. 17 van 4 november 1949 met de kritieken van Ren Lyr in nr. 21 van 2 december 1949.
6

152

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

Academie van Wetenschappen om er niet alleen de principes van het marxisme-leninisme onder de aandacht te brengen, maar ook om een snelle wetenschappelijke vooruitgang te eisen. 10 Hij pakte de ideologische vorming van de Partij aan door op 2 augustus 1946 in het Centraal Comit voor te stellen de Hogeschool van de Partij en het politieke scholingswezen te hervormen. 11 Een Academie voor Sociale Wetenschappen (AON) moest de scholingsactiviteiten overkoepelen en daarmee de ideologische controle over de wetenschappelijke instituten en de universiteiten opvoeren. 12 Kortom, in de zomer van 1946 was Zjdanov klaar voor een algehele ideologische mobilisatie tegen de buitenlandse en burgerlijke invloeden in de Sovjetunie. Ook de economische wetenschap ontsnapte niet aan Zjdanovs waakzaamheid. Anonieme aanvallen verschenen in de partijpers. In een anoniem artikel in Bolsjevik van augustus 1946 werden bij voorbeeld de economen gekritiseerd omdat zij de uitzonderlijke prestaties van de Sovjetunie niet hadden benadrukt en het gevaar van een imperialistische oorlog tegen het socialistische vaderland hadden onderschat. Een anoniem hoofdartikel in de Pravda van 12
10

Tijdens de sessie van juli 1946 sprak hij als laureaat van de Stalin Prijs over de toepassing van plastics. Izvestija, nr 135, 3 juli 1946, blz. 2. 11 Resoluties zijn opgenomen in Robert H. McNeal, Resolutions and Decisions of the Communist Party of the Soviet Union, deel 3, The Stalin Years: 1929-1953, Toronto en Buffalo: University of Toronto Press, 1974, blz. 236-240. 12 De AON moest docenten en wetenschappers voor onderzoeksinstellingen en tijdschriftredacties opleiden. De AON screende daarna de diverse wetenschappelijke instituten op hun partijdigheid en allicht ook op hun vaderlandsliefde. Academici die bij voorbeeld geen vreemde talen spraken, kozen voor Zjdanov en waren ook geporteerd voor het panslavisme. Onder hen waren Ostrovitjanov en I. Koezminov (sinds 1945 hoofdredacteur van Bolsjevik), of dogmatici als I. N. Dvorkin en A. I. Sjneerson. Gerhard Duda, Jen Varga und die Geschichte des Instituts fr Weltwirtschaft und Weltpolitik in Moskau 1921-1970. Zu den Mglichkeiten und Grenzen wissenschaftlicher Auslandsanalyse in der Sowjetunie, Berlijn: Akademie-Verlag, 1994, blz. 203 e. v.

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

153

augustus 1946 bevestigde deze kritieken. Dit was impliciet aandringen op het maken van een zelfkritiek. De stalinisten Ilja P. Trajnin van het Instituut voor Recht en Ostrovitjanov van het Instituut voor Economie beloofden de gemaakte fouten te onderzoeken en te corrigeren. Varga hield zich echter stil. Op 30 oktober 1946 verscheen in het vulgariserende agitpropblad Kultura i Zjizn (Cultuur en Leven) dan een anoniem artikel waarin zijn instituut ervan werd beschuldigd de studie van het actuele imperialisme te verwaarlozen en de staatsmonopolistische tendensen over het hoofd te zien. In plaats daarvan zou Vargas instituut slechts overzichten van voorbije economische gebeurtenissen produceren. In een anoniem hoofdartikel in het orgaan van de Academie van Wetenschappen was er zelfs sprake van een gebrekkige analyse van het kapitalisme daar de versmelting van de monopolies met de staat tot n reactionair bolwerk werd verzwegen. De anonieme critici noemden echter Varga niet bij naam. De redactieraad van de Academie van Wetenschappen beloofde hierop een scherpere kwaliteitscontrole van de ingeleverde manuscripten door te voeren.13 Stalin was niet in staat om in november 1946 de grote parade naar aanleiding van de Oktoberrevolutie op het Rode Plein bij te wonen. Zjdanov nam de organisatie van de manifestatie op zich. Op 6 november 1946 hield hij in het Bolsjoitheater voor de plaatselijke sovjet in Moskou een nogal felle rede waarin hij niet enkel wees op de sterke positie van de arbeidersbeweging in de Europese regeringen, maar ook en vooral op de overwinningen van de vooruitstrevende krachten in Slavische landen als Polen, Tsjechoslovakije en Joegoslavi en op de voortgaande strijd tussen kapitalisme en socialisme. Hij benadrukte uiteraard de belangrijke rol van de intelligentsia en van de ideologie bij de opvoeding van de jeugd. Zijn gebruik van het woord panslavisme en van Rusland in plaats van soVarga was het eens met een dergelijke kwaliteitscontrole. In zijn nieuwjaarstoespraak in december 1946 wilde hij voortaan de aangeboden manuscripten voor zijn tijdschrift beter laten screenen. Laszlo Tikos, Eugene Varga: A reluctant conformist, in Problems of Communism, jg. 14, 1965, nr. 1, blz. 71-74.
13

154

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

cialisme en de Sovjetunie in zijn redevoering moet iedereen zijn opgevallen. 14 Zijn vertrouwen in het pas gelanceerde vijfjarenplan was absoluut. De volgende dag nam hij met zijn aanhangers15 en een aantal maarschalken vanaf het mausoleum de parade af. Van de groep rond Beria en Malenkov was niemand present.16 De academische wereld zou spoedig ervaren wat Zjdanov op het oog had. Het Instituut voor Filosofie besprak in januari 1947 het nieuwe leerboek Geschiedenis van de West-Europese Filosofie 17 van Georgij F. Aleksandrov.18 Dat was niet zo ongewoon daar dit leerboek bedoeld was voor algemeen gebruik. Al snel ontstond een controverse over de ideologische kwaliteit van het leerboek dat ook voor partijscholingen bestemd was. In juni 1947 meende Zjdanov in het Centraal Comit dat dit boek ongeschikt was voor scholingsactiviteiten in de Partij, omdat het de geschiedenis van de filosofie
Zie tekst in Izvestija, 6 november 1946, blz. 1-3. Raanan rekent tot die aanhangers van Zjdanov: N. A. Voznesenski, A. N. Kosygin, A. A. Koeznetsov, admiraal G. Koeznetsov, G. M. Popov, generaal A. V. Chrolev, N. S. Patolitsjov, maarschalk L. A. Govorov en maarschalk I. S. Konev. Gavriel D. Raanan, International Policy Formation in the USSR. Factional Debates during the Zhdanovschina, Hamden: Archon Books, 1983, blz. 25-41. 16 Afwezig waren immers kopstukken als Malenkov, Beria, Mikojan, Molotov, Vorosjilov, Andrejev, Kaganovitsj en Chroesjtsjov. Idem. 17 Istorija zapadnojevropejiskoj filosofii, Moskou: Izdatalctvo Akademii Naoek SSSR, 1946, 513 blz. 18 De relatief jonge Aleksandrov (geb. 1908) was zijn carrire onder Zjdanov gestart, maar hij was tijdens de Tweede Wereldoorlog een protg van Malenkov geworden nadat hij in september 1940 Zjdanov was opgevolgd als hoofd (natsjalnik) van het Departement Propaganda van het Centraal Comit. In die functie had hij in 1947 een korte biografie van Stalin geredigeerd (Nederlandse vertaling als Stalin. Een korte biografie, Amsterdam: Pegasus, 1949). Aleksandrov kreeg ook de Stalin Prijs. Hij was ordinarius voor Filosofie aan de Academie voor Sociale Wetenschappen en chef van de sectie Propaganda en Agitatie van het Centraal Comit. Als gevolg van deze aanval zou hij snel weer lid worden van het kamp van Zjdanov. Na het overlijden van Stalin werd hij gedegradeerd wegens een affaire met danseressen.
15 14

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

155

herleidde tot een graduele overgang van de ene naar de andere filosofische school. Voorts was het onverantwoord om de geschiedenis van de Russische filosofie te negeren19 en te vertrekken van een onpartijdig objectivisme. 20 Daarmee was de toon gezet.

19 20

Zhdanov, a. w. (1950), blz. 51. Gustav A. Wetter, Der dialektische Materialismus. Seine Geschichte und sein System in der Sowjetunion, Wenen: Herder Verlag, 1958 (vierde gewijzigde druk), blz. 215-219

156

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

Varga werd reeds in 1946 door Zjdanov met argusogen gevolgd. 21 In de ogen van de fractie rond Zjdanov was Varga een onbetrouwbare figuur en een buitenlander op de koop toe. Varga telde op die manier veel vijanden. Konstantin V. Ostrovitjanov werd hun woordvoerder. Hij had in januari 1947 tijdens een vergadering in de AON gewezen op de noodzaak om na de kritiek op Aleksandrovs boek een analoog debat over Vargas boek uit 1946 te organiseren en daarbij ook de werking van het Instituut voor Wereldeconomie en Wereldpolitiek te beoordelen. Hij vond immers dat
Zjdanov moet Varga niet hebben vertrouwd wegens zijn activiteiten in Hongarije en de weerklank die deze konden hebben in de regio. Na Vargas verblijf in de zomer van 1946 in Boedapest had Zjdanov om een verslag over zijn ervaringen verzocht. In dit verslag aan Zjdanov verdedigde Varga zich tegen de kritiek dat hij in een interview aan het agentschap TASS had verklaard dat men in Hongarije noch het kapitalisme, noch de dictatuur van het proletariaat wilde. Een doorslag van deze nota uit september 1946 aan Zjdanov met een kopie aan Aleksandrov is teruggevonden in de papieren van Rkosi. Varga was in augustus 1946 in Boedapest om de peng te stabiliseren en een nieuwe munt, nl. de forint, te introduceren. Hierover publiceerde hij in augustus 1946 vijf artikelen in Szabad Np (Het vrije volk). Nota in Politikatrtneti Intzet Levltsa, Magyar Szocialista Munksprt Archivuma, 274 fond 10/122, lap 61-64 (Archief voor politieke geschiedenis. Archief van de Hongaarse Socialistische Arbeidersbeweging). De door Varga verdedigde strategie werd niet alleen door de Hongaarse, maar ook door de Roemeense communisten aanvaard. In het economisch programma dat in juni 1947 werd aangenomen werd op basis van Vargas ideen een redelijke winst voor de priv-industrie voorgesteld. Zie hierover Robert Levy, Ana Pauker. The Rise and Fall of a Jewish Communist, Berkeley: University of California Press, 2002, blz. 84. De opvattingen van Varga kende men in Boekarest daar zijn artikel over de monetaire stabilisatie in Trsadalmi Szemle, 1946, nr. 7, blz. 481-488, ook in het Roemeens was vertaald in de Analele Romno-Sovietice, Boekarest 1947, nr. 21, blz. 71-80. Voorts had Varga in augustus 1946 een redevoering gehouden voor Hongaarse bedrijfsleiders waarin hij in een quasi-monetaristische uithaal had opgeroepen: Men mag niet voor schijnbaar hogere lonen in forinten de waardevastheid van de forint opofferen en de Hongaarse democratie in gevaar brengen. Zie Sabad Np, 24 augustus 1948.
21

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

157

het tijdschrift van Vargas instituut de gecompliceerde en actuele vraagstukken van het kapitalisme nogal ondermaats behandelde. Ostrovitjanov had vooral kritiek op Amerika-specialist V. I. Lan (Kaplan), omdat deze laatste had geschreven dat de USA meer aandacht was gaan besteden aan de eigen verdediging, terwijl iedereen wist dat de buitenlandse politiek van de USA bepaald werd door de meest reactionaire fracties van het monopoliekapitaal. L. Rojtboerd kreeg er daarna van langs omdat hij in een artikel de technologische vooruitgang in de Amerikaanse staalindustrie had benadrukt. Dt noemde Ostrovitjanov weer kruiperij voor de Amerikaanse technologie op een moment dat de Sovjetunie zelf grote vooruitgang op dit gebied boekte. Deze kritieken spoorden volledig met hetgeen Voznesenski bij het Gosplan aan plannen had uitgewerkt om zijn macht over een aantal academische instituten uit te breiden.22 Hij eiste meer wetenschappelijke planning om zo de Westerse economien technologisch te overvleugelen. Het offensief tegen de burgerlijke invloeden in de economische wetenschap werd geopend met een aanval op John Maynard Keynes die zowel op Vargas Instituut voor Wereldeconomie en Wereldpolitiek als op het Instituut van Economie ijverig bestudeerd werd. Voznesenski meende dat onder het kapitalisme geen echte planeconomie mogelijk was en dat men dat in de landen van Oost- en Centraal-Europa goed begrepen had door de weg van een echte planeconomie in te slaan. Dat laatste stond haaks op hetgeen Varga in zijn laatste boek over de naoorlogse kapitalistische ontwikkeling had beweerd over de volksdemocratien. Die bezaten volgens Varga een vorm van staatskapitalisme.

22

Als directeur van het Gosplan cumuleerde hij vele functies. In 1943 was hij lid van de Academie geworden en in 1945 zelfs lid van de wetenschappelijke raad van het Instituut voor Economie. Molotov zou hem later typeren als een highly educated, experienced, broad-gauge worker. Albert Reis (red.), Molotov Remembers. Inside Kremlin Politics. Conversations with Felix Chuev, Chicago: Ivan R. Dee, 1993, blz. 292.

158

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

Varga besloot echter al snel enige ballast uit te gooien, want in een brief van 8 maart 1947 aan Stalin stelde hij de vraag of de nieuwe democratien een overgangsvorm van kapitalisme naar socialisme waren.23 Dat was de opmaat voor een artikel over de nieuwe democratien24 waarin hij in zijn definitie25 de term staatskapitalisme wegliet. Ook de opmerking dat deze landen maar een onbetekenend deel van de wereldeconomie uitmaakten, liet hij vallen. 26

23

Varga meende van ja en vroeg om een antwoord van Stalin. Geciteerd in P. Tsjerkasov, Kak i potsjemoe byl zakryt mirovogo chozajstva i mirovoji politiki (Hoe en waarom het instituut voor wereldeconomie en wereldpolitiek werd gesloten), in Mirovaja ekonomika i mezjdoenarodnye otnosjenija, 2002, nr. 5, blz. 98. 24 E. Varga, Demokratija novogo tipa, in Mirovoje chozjajstvo i mirovaja politika, 1947, nr. 3, blz. 3-14. Dit artikel werd in vele talen vertaald in de communistische pers, o.a. in Rinascita, 1947, nr. 6, blz. 141-146; Demokratie neuer Art, in Neue Welt, nr 11, 1947, blz. 463-467, en als brochure bij Verlag Tglicher Rundschau in Berlijn, 1947; Democracy of a new type, in Labour Monthly, 1947, n. 8, blz. 235-242 en nr. 9 1947, blz. 276-279; Dmocratie dun type nouveau, in Dmocratie nouvelle, 1947, nr. 9, blz. 463-467; Democracy of a new type, in Communist, Bombay, 1948, nrs 3 en 4; Les dmocraties de type nouveau, in Rnovation. Revue de doctrine et daction du Parti Communiste de Belgique, 1948, nr. 9, blz. 145-156. Varga had dit als hoofdstuk bestemd voor een nieuwe versie van zijn boek uit 1946 over de veranderingen in de politiek van het kapitalisme. Zie noot in Neue Welt, jg. 2, 1947, nr. 1, blz. 33. Zijn boek verscheen in 1953 na de dood van Stalin. 25 Zijn definitie luidde: Par dmocratie dun type nouveau, nous entendons la situation dun pays o les vestiges fodaux la grande proprit foncire sont liquids, o la proprit prive des moyens de production subsiste, mais o les grandes entreprises dans le domaine de lindustrie, des transports et du crdit sont tatises et o ltat lui-mme ainsi que son appareil de coercition ne dfendent pas les intrts de la bourgeoisie monopoleuse, mais ceux des travailleurs des villes et des campagnes. Geciteerd naar vertaling E. Varga, Dmocratie dun type nouveau, in Dmocratie nouvelle, 147. nr. 9, blz. 463. 26 Merkwaardig is dat Varga alleen Tsjechoslovakije, Polen, Bulgarije en Joegoslavi noemde als landen met een nieuwe democratie en Honga-

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

159

Als gevolg van de Tweede Wereldoorlog waren de oude heersende klassen gediscrediteerd. Hij roemde nu ook uitdrukkelijk de leidende rol van de betrokken communistische partijen in het verzet tegen het fascisme, de economische steun van de Sovjetunie en het bestaan van de voorwaarden voor een geleidelijke overgang naar een socialistische economie, maar dan op voorwaarde dat alle productiemiddelen zouden worden genationaliseerd. Deze nuanceringen zouden Varga allerminst redden. Begin februari 1947 werd door het dagelijks bestuur van de afdeling Economie en Recht van de Academie een commissie benoemd om de jaarverslagen van de eigen instituten te beoordelen. 27 A. I. Sjneerson een orthodoxe politieke econoom en tevens een aanhanger van Ostrovitjanov maakte een verslag over de werking van Vargas instituut. Dit verslag werd begin maart 1947 in de pers positief besproken. Maar even daarna constateerden enkele critici te veel empirisch conjunctuuronderzoek gebaseerd op prognoses en te weinig of geen theoretisch onderzoek. 28 Men haalde er ook Varga s boek uit 1946 bij om de ideologische tekortkomingen aan te stippen. Een openbaar debat over Vargas ideologische fouten kon daarna niet uitblijven. 29 Dat debat vond in mei 1947 plaats en zou
rije en Roemeni niet. Dat niet noemen had ongetwijfeld te maken met het feit dat ze niet Slavisch waren! (zie idem, blz. 467). 27 In 1946 had Varga wegens gezondheidsproblemen, namelijk een opstoot van tuberculose, het dagelijks bestuur al verlaten. Zie brief d.d. 12 december van Vargas vrouw aan Rkosi. Politikatrtneti Intzet Levltra, Magyar Szocialista Munksprt Archivuma, 274. fond 101/122, lap 67. 28 Vooral het gebruik van bourgeoisstatistieken werd gehekeld door A. Bojanski en L. Tsylin, Boerzjoeazija statstika kak oroedije apologetii kapitalizma (Bourgeoisstatistieken als apologetische instrumenten van het kapitalisme), in Planovoje Chozajistvo, 1947, nr 6, blz. 62-75. 29 Ook het latere biologendebat in 1948 brak de carrire van een dozijn vooraanstaande academici omdat zij het niet eens waren met Trofym D. Lysenkos afwijzing van de erfelijkheidsleer. De Oekraense boerenzoon Trofym D. Lysenko was al in de jaren dertig opgedoken als de uitvinder van een landbouwkundige methode waarbij twee oogsten tarwe per jaar

160

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

de aandacht van de internationale pers trekken. 30 Er werd zelfs een volledig stenografisch verslag van gepubliceerd. 31

mogelijk zouden zijn. Dat succes ging gepaard met een mediacampagne die tot in de pers van de Komintern doordrong. Zie bericht in Die Kommunistische Internationale, 1937, deel 2, blz. 1254-1255. Lysenko was een geval apart. Hij was geen vriend van Zjdanov. Zjdanovs zoon Joeri die in 1948 met de dochter van Stalin zou trouwen, werkte op het secretariaat van het Centraal Comit voor het wetenschapsbeleid. Hij wilde door del van een groot biologendebat Lysenko ten val brengen, maar dat mislukte omdat Lysenko de steun van Stalin genoot. Shores A. Medwedjew, Der Fall Lysenko. Eine Wissenschaft kapituliert, Mnchen: Deutsche Taschenbuch Verlag, 1974, blz. 126-145. 30 De Amerikaanse ambassade signaleerde het debat in een telegram d. d. 20 mei 1947 aan Washington. Foreign Relations of the United States, deel 4, Eastern Europe, The Soviet Union, Washington: US Government, 1972, blz. 561-562. 31 Het debat werd wegens de grote belangstelling en de vele sprekers over drie plenaire sessies gespreid, nl. op 7, 14 en 21 mei 1947. Het stenografisch verslag verscheen in het Russisch in een bijlage van Vargas instituutstijdschrift en daarna in Duitse vertaling als Diskussion ber das Buch Vernderungen in der kapitalistischen Wirtschaft im Gefolge des zweiten Weltkrieges von E. Varga, Duitse bewerking door Wilhelm Fickenscher, Berlijn: Verlag Kultur und Fortschritt, z.d.; een door de Amerikaanse diensten verzorgd overzicht van de debatten verscheen als The Varga Controversy. How It Developed and What It Means, zonder vermelding van plaats en uitgever, maar zeker uitgegeven in de Amerikaanse zone van Berlijn. De SPD gaf commentaren op dit debat in Das sozialistische Jahrhundert, jg. 3, 1949, nr. 2, blz. 93-94. Hierover verschenen enkele analytische studies: Gert von Eynern, Varga-Diskussion, in Das sozialistische Jahrhundert, (West-Berlijn) jg. 3, 1949, nr. 3, blz. 93-94; Mild spell in Russia, in The Economist, 20 maart 1948, blz. 458-459; Richard Nordahl, Stalinist ideology: the case of the Stalinist interpretation of monopoly capitalist politics, in Soviet Studies. A Quarterly Journal on the USSR and Eastern Europe, jg. 26, 1974, nr. 2, blz. 237-259; Manfred Kerner, Staat, Krieg und Krise. Die Varga-Diskussion und die Rolle des Zweiten Weltkrieges in der kapitalistischen Entwicklung, Keulen: PahlRugenstein Verlag, 1981; Evsey D. Domar, The Varga controversy, in The American Economic Review, jg. 40, 1950, nr. 1, blz. 132-151; R. S.,

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

161

Het openbaar debat met Varga werd door Ostrovitjanov in drie zittingen geregisseerd. De meeste critici concentreerden hun aanvallen op Vargas bewering dat de kapitalistische landen in staat zouden zijn hun economie te plannen en te reguleren. Voorts waren er kritieken op de manier waarop Varga de nieuwe democratien had beschreven, de verhoudingen tussen de kapitalistische landen en de kolonin had geanalyseerd, en ook op de technische werking van zijn instituut. Zo stelde V. E. Motylev (een medewerker van Ostrovitjanov) dat de nieuwe democratien perfect in staat waren om hun eigen wederopbouw te financieren, iets wat niet het geval zou zijn voor de kapitalistische landen in West-Europa.32 Hij kritiseerde de werking van Vargas instituut omdat men er belangrijke zaken als de structuur van het kapitalisme, de monopolies, het financierskapitalisme, de oligarchie en de klassentegenstellingen buiten beschouwing liet. Op een tweede bijeenkomst stelde Ostrovitjanov vast dat Varga het centrale begrip van de algemene crisis van het kapitalisme slechts economisch en niet politiek had gedefinieerd. Varga had van het monopoliekapitalisme een verschijnsel van vr de oorlog gemaakt.33 Ostrovitjanov viel op Stalins rede van het Zestiende Partijcongres in 1930 terug toen Stalin de economische crisis als een algemene crisis van het kapitalisme had getypeerd en het socialistische systeem als alternatief had geprezen, omdat dit laatste de luiheid (Lenin) van het staatsmonopoliekapitalisme zeer duidelijk zichtbaar had gemaakt. Dt was Varga ook vergeten. Hij meende voorts dat Varga veel te optimistisch was geweest over de toekomstkansen van het kapitalisme en de kansen van de nieuwe democratien, waar de sleutelindustrien al genationaliseerd waren, had onderschat. Door de versterking van de Sovjetunie waren de machtsverhoudingen in de wereld ten gunste van het socialistische
The discussions on E. Vargas book on capitalist war economy, in Soviet Studies, jg. 1, 1949, nr. 1, blz. 28-40 32 Diskussion, a. w., blz. 41-48. 33 Idem, blz. 113 e.v.

162

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

kamp verschoven. Voorts had Varga de macht van de arbeidersbeweging overschat. Varga verdedigde zich daarna met hand en tand. Zo wees hij op de plaatselijke verschillen in de diverse Oost-Europese landen, benadrukte hij het verschil tussen de verschillende monopolies, stipte hij de aard van de linkse regeringen in het Westen (o.a. van Labour in Groot-Brittanni) aan omdat die nu niet meer zoals vr de oorlog de speelbal waren van de financiers en de monopolies, enz. Kortom, Varga wilde in zijn zelfkritiek niet verder gaan dan dat zijn boek inmiddels wel door de internationale ontwikkelingen achterhaald was, maar dat toen het geschreven werd erg actueel was. Dit debat kan men niet los zien van de internationale ontwikkelingen en het feit dat Varga adviseur was van Molotov in een periode dat de spanningen met het Westen opliepen. De Sovjetunie streefde naar vrede met de oude vijanden. Met Finland, Roemeni, Bulgarije, Itali en Hongarije hadden de Geallieerde overwinnaars op 10 februari 1947 te Parijs een vredesverdrag afgesloten. Met Duitsland en Oostenrijk was dat, ondanks aandringen vanuit Moskou, alsnog niet gebeurd. De belangentegenstellingen tussen de oude bondgenoten waren alsnog te groot. Frankrijk wilde immers geen sterk Duitsland en vroeg ook een vrije toegang tot de Duitse kolenvoorraad. De Sovjetunie wilde eveneens geen sterk Duitsland, maar hoopte wl op herstelbetalingen. De Britten vreesden een machtsvacum in dit deel van Europa en waren beducht voor de lasten van een bezettingsmacht. De Amerikaanse president Truman kon inmiddels enkele diplomatieke successen gebruiken daar zijn Democratische Partij verdeeld was over de buitenlandse politiek en de Republikeinen eind 1946 de verkiezingen voor het Congres hadden gewonnen. Kortom, Truman moest knopen doorhakken en tonen dat hij een buitenlandse politiek had. Daarbij speelde de confrontatie met de communisten een belangrijke rol. Op 10 maart 1947 kwam andermaal een nieuwe conferentie van de ministers van Buitenlandse Zaken van de Grote Vier samen, nu te Moskou, waar men over de Duitse kwestie zou praten. Truman

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

163

dacht allicht dat dit een geschikt moment was om zijn buitenlandse politiek in een programmatische rede op 12 maart 1947 voor het Congres uiteen te zetten. Zijn trefwoord was containment. Hij wilde daarmee aanduiden dat Amerika de expansie van de sovjetinvloed in Zuid-Europa moest tegenhouden met een militair hulpprogramma aan Turkije n Griekenland nu de Britten zich daar wensten terug te trekken. Hoewel deze rede als een provocatie klonk in de oren van de sovjetdelegatie, werd de conferentie te Moskou niet opgeblazen. Voor Stalin stond te veel op het spel. Op 9 april 194734 ontving Stalin in het Kremlin nog de Republikein Harold E. Stassen voor een interview. 35 Alles leek toen normaal, maar op de conferentie werd geen akkoord bereikt. Dat belette Stalin niet om op 24 april 1947 op vriendschappelijke toon met George C. Marshall te praten, daar hij vooral de kwestie van de 10 miljard dollar Duitse herstelbetalingen alsnog geregeld wilde hebben. Niets liet echter vermoeden dat de Koude Oorlog al een feit was.36 Trumans rede voor het Congres bracht wel degelijk een waterscheidingslijn aan tussen de twee kampen. 37 Ook al deed Stalin alsof samenwerking met de imperialistische landen mogelijk was,38 toch moet hij hebben ingezien dat de internationale toestand snel veranderde in zijn nadeel. Zo verdwenen al de
34

Het interview werd pas op 8 mei 1947 in de Izvestija op paginas 1, 2 en 4 afgedrukt. 35 Stassen zou even later uitpakken met een programma dat veel verder zou gaan dan het Marshall Plan. 36 Roger S. Whitcomb, The Cold War in Retrospect. The Formative Years, Westport en Londen: Praeger, 1998, blz. 83-85; Forrest C. Pogue, George C. Marshall. Statesman 1945-1959, New York en Londen: Penguin Books, 1989, blz. 168-198. 37 Truman had gezegd: At the present moment in world history nearby every nation must choose between alternative ways of life. Martin McCauley, The Origins of the Cold War, Londen en New York: Longman, 1983, blz. 112. 38 Zie hierover interview met Harold Stassen. Samenwerking werd nog mogelijk geacht in het niet-gesigneerde redactioneel The prospects of international co-operation, in New Times, nr. 20, 16 mei 1947, blz. 1-3

164

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

Franse communisten op 4 mei 1947 uit de regeringscoalitie met socialisten en christen-democraten. 39 Toch dacht de PCF daarna dat dit maar zeer tijdelijk was. Inmiddels was de Britse Labour Party door haar minister van Buitenlandse Zaken Ernest Bevin bezig met de buitenlandse politiek van Churchill voort te zetten.40 Kortom, in mei 1947 had zich reeds een Westers blok tegen de Sovjetunie gevormd. Het was nog wachten op de vorm waarin dat zou worden gegoten. Dat moment kwam op 5 juni 1947 toen de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken George C. Marshall aan de Universiteit van Harvard een rede hield waarin hij Amerikaanse kredieten aan Europa beloofde, op voorwaarde echter dat de Europese landen (by a number, if not all) eerst zelf hierover tot een akkoord kwamen. Trumans doctrine kreeg hierdoor een economische onderbouwing. Marshall zorgde voor verwarring in Moskou. De Pravda van 16 juni 1947 schilderde het voorstel onmiddellijk af als een verlengstuk van de containment. Dat was dus een negatieve reactie. Doch toen Bevin en zijn Franse collega Georges Bidault op 18 juni 1948 Molotov uitnodigden om de Amerikaanse plannen te bespreken op een speciale conferentie te Parijs, reageerde Molotov meteen positief. Hij vroeg eveneens advies aan Varga. In een nota van 24 juni 1947 aan Molotov schreef Varga dat de Amerikanen met hun Marshall Plan vooral uit eigenbelang handelden, want ze wilden met exportkredieten aan Europa een afzetcrisis in eigen land vermijden. Varga spoorde Molotov daarom niet aan tot een breuk met WasDat gebeurde na een conflict in de regering over de gevoerde loon- en prijspolitiek. George Ross, Workers and Communists in France. From Popular Front to Eurocommunism, Berkeley en Londen: University of California Press, 1962, blz. 46-47. 40 Die was er altijd op gericht geweest om de Russische invloed in Centraal-Europa aan banden te leggen. Tijdens zijn befaamde rede te Fulton (Mississippi) op 5 maart 1946 in aanwezigheid van Truman had Churchill gewaagd van een IJzeren Gordijn dat in Europa was neergelaten en van de noodzaak van een Brits-Amerikaanse alliantie tegen de Sovjetunie. Stalin had hierop gereageerd met een interview in de Pravda van 13 maart 1946. Teksten bij McCauley, a. w., blz. 114-116.
39

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

165

hington. Molotov kon immers hopen op Amerikaanse toegevingen. 41 Molotov reisde twee dagen later met een grote delegatie naar Parijs met Varga als lid van zijn gevolg. 42 Stalin moet door deze ontwikkelingen uit zijn lood zijn geslagen. Toch had hij voldoende signalen van zijn diplomaten gekregen over een Westers blok dat onder Amerikaanse leiding in de maak was.43 De Conferentie van Parijs mislukte al op 2 juli 1947. Het
41

Rapport van Varga, d.d. 24 juni 1947. Archief van Buitenlandse Zaken van de Russische Federatie, 06. op. 9.d.213, p. 18.1.2, hier geciteerd bij Caroline Kennedy-Pipe, Stalins Cold War. Soviet Strategies in Europe 1943 to 1956, Manchester en New York: Manchester University Press, 1995, blz. 109-119; Elena Aga-Rossi en Victor Zaslavsky, Togliatti e Stalin. Il PCI e la politica estera staliniana negli archivi di Mosca, Bologna: Il Mulino, 1997, blz. 201. Zie ook Mikhail Narinski, Le Plan Marshall et lURSS, in Le Plan Marshall et le relvement conomique de lEurope. Colloque tenu Bercy les 21, 22 et 23 mars 1991sous la direction de Ren Girault et Maurice Lvy-Leboyer, Parijs: Comit pour lhistoire conomique et financire de la France, Ministre de lconomie, des Finances et du Budget, 1993, blz. 119-123. In februari 1992 vond in Moskou een wetenschappelijke conferentie plaats waar dit document werd besproken. Toen bleek dat Molotov Vargas rapport van aantekeningen had voorzien en daarna ter lezing aan alle leden van het Politburo n aan de vice-ministers van Buitenlandse Zaken Vysjinski en Jakov A. Malik had gestuurd. Izvestija, nr. 35, 17 februari 1992, blz. 6. 42 Dat Varga lid van de delegatie was blijkt uit een telegram d. d. 7 augustus 1947 van de Amerikaanse ambassadeur Jefferson Caffery aan Washington. Varga zou samen met andere diplomaten hebben vergaderd met de leiding van de PCF om de strijd tegen het Marshall Plan te voeren en de opbouw van een illegaal partijapparaat vorm te geven. Foreign Relations of the United States, 1947, deel 3, The British Commonwealth; Europe, Washington: US Government, 1972, blz. 729-30. 43 Dat was de mening van ambassadeur Nikolai V. Novikov in Washington in een boodschap van 9 juni 1947. Mezjdoenarodnaja zjizn (Internationaal leven), 1992, 5 mei, blz. 118-119. Zie Novikovs memoires, N. V. Novikov, Vospominanija diplomata, zapiski. 1938-1947 (Herinneringen van een diplomaat, notas. 1938-1947), Moskou: Izdatelstvo Polititsjkoj Literatoery, 1959, blz. 375-386.

166

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

breekpunt was eigenlijk de Duitse kwestie, niet de Amerikaanse kredieten voor Europa. Blijkbaar maakte Molotov zich geen al te grote zorgen over de ware doelstellingen van het Marshall Plan. Toch moet hij hebben gemerkt dat op de Conferentie van Parijs Bevin en Bidault onder n hoedje speelden. Ze waren het er over eens om hun bezettingszones in Duitsland bij het Amerikaanse hulpprogramma te betrekken. Dat kon Molotov onmogelijk accepteren. Want dat betekende ook dat zij in Duitsland zouden worden gesoleerd als ze niet wilden meedoen aan het Marshall Plan. Zo zou een Duitse deling de facto realiteit worden. Dat was voor Bidault geen enkel probleem. Een verzwakt Duitsland dat kolen aan Frankrijk zou leveren, was het enige wat hij verlangde. De conferentie van Parijs was eigenlijk een door Washington opgezet spel geweest. Bevin n Bidault hadden met medeweten van het Witte Huis al vooraf een akkoord gesloten over de te volgen strategie. Na de mislukte conferentie deden Bidault en Bevin een gezamenlijke oproep tot alle andere Europese regeringen (behalve Spanje en de Sovjetunie) voor een vervolgconferentie op 12 juli 1947 om het Amerikaanse voorstel te bespreken. Moskou stond nu geheel buitenspel. Het moet Stalin een vreemd gevoel hebben gegeven dat hij nu thuishoorde in de categorie van Franco en de zijnen. Het Amerikaanse offensief in Europa had hem in een isolement gemanoeuvreerd. De meeste nieuwe democratien, die een grote behoefte aan dollars hadden, reageerden overwegend positief op het Marshall Plan. Alleen de Joegoslavische en de Roemeense regering hadden eerst advies aan Moskou gevraagd. Maar Polen, Hongarije, Bulgarije, Albani en Tsjechoslowakije waren genteresseerd in de Amerikaanse hulp en hadden niet vooraf contact met Moskou gezocht. Nogal geschrokken eiste Moskou dat de nieuwe democratien n Finland op hun eerder gedane toezeggingen zouden terugkomen. 44
44

Scott D. Parrish, The turn toward confrontation: the Soviet reaction to the Marshall Plan, 1947, Working Paper nr. 9, New Evidence on the Soviet rejection of the Marshall Plan, 1947: Report nr. 1; Mikhail M. Narinsky, The Soviet Union and the Marshall Plan, Working Paper nr. 9: New

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

167

Varga had in zijn adviezen aan Molotov de internationale situatie verkeerd beoordeeld.45 Hij leefde blijkbaar in de illusie dat het Amerikaanse en Britse imperialisme in de grond tegengestelde belangen hadden en dat de Sovjetunie hiervan kon profiteren. Deze basisgedachte had hij nog in een artikel in het julinummer van 1947 in het Amerikaanse tijdschrift Foreign Affairs uitgewerkt

evidence on the Soviet rejection of the Marshall Plan, 1947; Report nr. 2: Idem, Cold War International History Project. Woodrow Wilson International Center for Scholars. 45 Varga ging er vanuit dat de Amerikaanse overproductiecrisis onvermijdelijk was als gevolg van de onder de oorlog opgebouwde overcapaciteit. Hij dacht aan de hand van statistieken te weten dat die crisis toen reeds een feit was. Deze overwegingen hadden hem ook genspireerd om de toetreding tot de General Agreement on Tariffs and Trade (GATT), die in Genve diplomatiek werd voorbereid, in een artikel af te wijzen. E. Varga, The Geneva trade talks, in New Times, 1947, nr. 20, blz. 4-10.

168

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

door over de Engels-Amerikaanse rivaliteit te praten. 46 Varga zag echter niet dat de wereld al in twee blokken was opgedeeld. 47 Varga had wel op de verzwakking van het Britse imperialisme gewezen en zelfs over een dreigende overproductiecrisis48 in de USA gepraat, maar niet gewaagd over de strijd tegen het imperialisme

In dit artikel gaf Varga een aantal historische en economische verklaringen voor de opkomst van de economische macht van de USA en de neergang van het Britse kapitalisme. Groot-Brittanni was niet meer in staat om het Empire te financieren en daarvan profiteerden de Amerikanen. Dit artikel was wellicht in april 1947 voltooid want het droeg niet alleen de sporen van de afgekondigde Trumandoctrine, maar ook van de toen gehouden Conferentie in Moskou. E. Varga, Anglo-American rivalry and partnership. A Marxist View, in Foreign Affairs, jg. 25, 1947, nr. 4, blz. 583-595. Erg symbolisch was wel dat in die aflevering van Foreign Affairs hoofdredacteur Hamilton Fish Armstrong het later beroemd geworden artikel The Sources of Soviet conduct van een zekere X (George Kennan) had opgenomen. Hierin werd de containment van Truman in een doctrine gegoten. Kennan bouwde voort op zijn long telegram dat hij reeds op 22 februari 1946 vanuit Moskou naar Washington had gestuurd. Zie tekst in Kenneth M. Jensen (red.) Origins of the Cold War. The Novikov, Kennan, and Roberts Long Telegrams of 1946, Washington: United States Institute of Peace, 1993, blz. 17-32; George Kennan, Memoires 1925-1950, Boston en Toronto: Little, Brown and Company, 1967, blz. 354-367. 47 Een lichtelijk aangevulde versie van dit artikel verscheen een maand later als Borba i sotroednitjestvo mezjdoe SSjA i Angliej (Strijd en samenwerking tussen de USA en Engeland), in Mirovoje chozjajstvo i mirovaja politika, 1947, nr. 8, blz. 3-13. 48 E. Varga, The Marshall Plan and the approaching economic crisis, in New Times, 1947, nr. 39, 24 september 1947, blz. 5-8. Het origineel hiervan was reeds op 5 augustus 1947 in de Pravda verschenen. Zie echter vooral E. Varga The Marshall Plan and the British economic crisis, in New Times, jg. 5, 1947, nr. 42, blz.3-7; E. Varga, Die von den Amerikanern geplante Knechtung Europas, in Neue Zeit, jg. 5, 1947, nr. 48, blz. 4-9.

46

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

169

en een versterking van het socialistisch blok.49 Dat was voor Zjdanov onaanvaardbaar. In augustus 1947 moet daarom de druk op Varga zijn verhoogd, want hij lanceerde nu scherpe aanvallen op het Marshall Plan. Op 27 augustus 1947 hield hij in Moskou in het Vakbondshuis een ongekend felle rede tegen het Marshall Plan. 50 Toch hielden de aanvallen op zijn boek uit 1946 aan.51 Ook zijn toegeving dat de nieuwe democratien52 niet meer staatskapitalistisch waren, konden hem niet redden. Hij had immers ook gezondigd tegen de grondslagen van het marxisme-leninisme waarin de algemene crisis van het kapitalisme tot uitgangspunt van elke analyse van het wereldkapitalisme was verklaard. Het Marshall Plan kon dan ook niets anders zijn dan een middeltje om de komende algemene crisis van het kapitalisme af te zwakken. 53
49

A. I. Sjneerson had in die geest in het blad van het Gosplan gepleit voor de studie van de algemene crisis van het kapitalisme en de betekenis daarvan voor de kapitalistische landen. A. I. Sjneerson, K voprosy ob izmenenijach v ekonimike kapitalizma v itoge vtoroj mirovoj vojny (Vragen over de veranderingen van het kapitalisme in het tijdperk na de Tweede Wereldoorlog), in Planovoje Chozjajstvo, 1947, nr. 3, blz. 3-8. 50 Stenografisch verslag van de rede werd gepubliceerd. E.S. Varga, Plan Marzjalla i ekonomika Anglii i SSjA (Het Marshall Plan en de economie van Engeland en de USA) , Moskou: Izdatelstvo Pravda, 1947. 51 Duda, a.w., blz. 241; E. Varga, Voprosy o demokratij novogo tipa (Vragen over de democratie van een nieuw type), in Mirovoje Chozjajstvo i Mirovaje Politika, 1947, nr. 5, blz. 126. 52 De nieuwe democratie werd intussen gelijkgesteld met de volksdemocratie. W. Gomulka deed dat voor het eerst op 30 november 1946 op het Poolse partijcongres in de zin van la voie de la dmocratie populaire. W. Gomulka, La dmocratie populaire, in Rnovation, 1947, nr. 2, blz. 74-84, oorspronkelijk uit Nowe Drogi (Nieuwe weg), januari 1947. Varga nam deze formulering over in zijn artikel over de democratie van een nieuw type: Tous les tats de dmocratie dun type nouveau sont des rpubliques populaires. Eugne Varga, Dmocratie dun type nouveau, in Dmocratie nouvelle, 1947, nr. 9 (septembre), blz. 467 (oorspronkelijk verschenen in Mirovoje Chozjajstvo i Mirovaje Politika, 1947, nr. 5). 53 I. N. Dvorkin schreef een vernietigende recensie over een boek van Vargas medewerker Jeventov over de oorlogseconomie van Groot-Brit-

170

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

Door het Marshall Plan kwam in Moskou de fractie rond Zjdanov en Voznesenski aan de macht. Op 6 augustus 1947 kreeg Voznesenski het Centraal Comit achter zich met een door het Gosplan ontworpen strategie voor economisch herstel op de lange termijn. Daarin stond ook dat alle wetenschappelijke krachten daarvoor moesten worden gebundeld. Instituten die hieraan geen bijdrage konden of wilden leveren, moesten worden opgeheven. Dit heeft ongetwijfeld bijgedragen aan het besluit van 8 september 1947 om Vargas instituut op te heffen. Het personeel werd toegevoegd aan het Instituut voor Economie van Ostrovitjanov. Varga werd gedegradeerd tot adjunct-directeur. Varga verzette zich nog tegen deze degradatie in een brief aan Stalin, maar zonder resultaat. De brief kwam bij Zjdanov terecht. Deze laatste liet Varga in een gesprek weten dat de beslissing onherroepelijk was.54 Varga was nu zijn vooraanstaande positie kwijt. Zjdanov was inmiddels al geruime tijd aan het werk gegaan om rond de Sovjetunie een blok te smeden. Daarmee liep hij het ministerie van Buitenlandse Zaken onder Molotov voor de voeten. Van een nationale weg naar het socialisme kon in de nieuwe democratien geen sprake meer zijn. Voor de nieuwe democratien betekende dit dat de communistische partijen de macht moest monopoliseren en aan Moskou gehoorzamen. In West-Europa moesten de communistische partijen breken met de krachten van het kapitalisme en het Amerikaaanse imperialisme. Zorgenkinderen voor
tanni in Bolsjevik. De kritiek luidde dat Jeventov een ontoelaatbaar onderscheid had gemaakt tussen economie en politiek. Niet alleen de economische feiten telden, maar ook de politieke vooruitzichten en de doelstellingen van het Westen. Dvorkin legde de nadruk op de Britse onderdanigheid ten aanzien van de Amerikaanse kapitalisme en hij kantte zich daarbij tegen het alleen maar verzamelen van data. Voor hem moest de wetenschap een partijdig karakter hebben. I. Dvorkin, Porotsjnaja kniga po voennoi ekonomike Anglii (Een leeg boek over de oorlogseconomie van Engeland), in Bolsjevik, 1947, nr. 13, blz. 58-64. 54 Duda, a. w., blz. 248.

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

171

Zjdanov waren de grote Franse en Italiaanse partijen die tot voor kort nog in de regering hadden gezeten en daardoor onvoldoende radicaal dachten en handelden. De PCF had bij voorbeeld het Marshall Plan ontvangen met de kanttekening dat de UN Economic Commission for Europe moest worden ingeschakeld voor de uitvoering ervan. Op 4 september 1947 had het Centraal Comit van de PCF dat standpunt zelfs herhaald. 55 Dit alles was voor Zjdanov onaanvaardbaar. In Itali had de PCI de alliantie met de socialisten van Pietro Nenni in stand gehouden in plaats, zoals de Joegoslavische communisten meenden, met de partizanen de macht te grijpen. 56 Meer eenheid in deze verscheidenheid brengen was het doel van Zjdanov. Daarom nodigde hij de communistische partijen van Polen, Tsjechoslowakije, Hongarije, Roemeni, Bulgarije, Joegoslavi, Frankrijk en Itali57 uit voor een geheime conferentie op 22 september 1947 in het Poolse Szklarska Porba.58 Deze conferentie kwam als een complete verrassing. Zjdanov wilde blijkbaar de Komintern als Kominform laten herleven. 59 De re55

Nog in september 1947 hadden Les Cahiers du Communisme gesteld dat Groot-Brittanni en Frankrijk de Amerikaanse hulp konden aanvaarden, maar dan op voorwaarde dat de nationale onafhankelijkheid bewaard zou blijven, wat toen ook de stellingname van Thorez was. Elena AgaRossi en Victor Zaslavsky, a. w., blz. 205. 56 Ronald L. Filippelli, Luigi Antonini, the Italian-American Labor Council, and cold-war politics in Italy, 1943-1949, in Labor History, 1992, nr. 1, blz. 102-125. 57 De Albanese n de Finse partijen waren niet uitgenodigd. Albani werd toen nog verondersteld op te gaan in Titos Joegoslavi. Uit Azi en Latijns-Amerika was niemand uitgenodigd. Over de ontstaansgeschiedenis, zie Lily Marcou, Le Kominform. Le communisme de la guerre froide, Parijs: Presses de la Fondation Nationale des Sciences Politiques, 1977, blz. 47-51. 58 De keuze van deze vakantieplaats in Polen mag verbazen. Peter Raina, Gomulka. Politische Biographie, Keulen: Verlag Wissenschaft und Politik, 1970, blz. 67-74. 59 De Kominform kreeg ook een theoretisch tijdschrift in vele talen. De Franse uitgave heette Pour une paix durable, pour une dmocratie popu-

172

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

gie van de conferentie was in handen van Zjdanov met Malenkov in de rol van machteloze secondant. Daarmee had Zjdanov bij voorbaat de fractie rond Malenkov onder curatele geplaatst. Zjdanov deelde in zijn openingsrede de wereld op in twee antagonistische kampen, waarbij hij het Marshall Plan zag als een middel om Europa tot slavernij te veroordelen. Ook voorzag hij de mogelijkheid van een nieuwe imperialistische oorlog.60 Hiertegen ageren veronderstelde een totale mobilisatie van alle communisten in West- en Zuid-Europa tegen het Marshall Plan en de sociaal-democraten. Voorts moesten de communisten de bevolking mobiliseren voor de nationale onafhankelijkheid en tegen het herlevende Duitse militarisme. 61 Op deze conferentie speelden de Joegoslavische

laire en verscheen vanaf november 1947. De volksdemocratie was het nieuwe concept (zie Franois Fejt, Histoire des dmocraties populaires, Parijs: ditions du Seuil, 1952, blz. 191) maar geenszins nieuw. (De term volksdemocratie was ten tijde van het Volksfront en de Spaanse burgeroorlog al in zwang geweest.) Het plan voor een dergelijk tijdschrift bestond al eerder. Molotov had Milovan Djilas ten tijde van de Conferentie van Parijs eind juni 1947 al medegedeeld dat er meer ideologische lijn in de politiek van de communistische partijen moest komen. Het bestaande blad Dmocratie nouvelle van de PCF waaraan communistische kopstukken uit het buitenland medewerkten, was daarvoor ongeschikt. Milovan Djilas, Jahre der Macht. Im jugoslawischen Krftespiel. Memoiren 19451946, Mnchen: Deutscher Taschenbuch Verlag, 1992, blz. 143-144. 60 A. Zjdanov, O mezjdoenarodnom polozjenii (Vertrouwen in eigen kracht), Moskou: Gospolizdat, 1947. Hiervan verscheen al snel een Nederlandse vertaling, nl. Vertrouwen in eigen kracht, rede van Andr Zjdanov over de internationale toestand op de informatieve bijeenkomst van vertegenwoordigers van een aantal communistische partijen, 1947 in Polen, Amsterdam: Heiermann, 1948. 61 De stenografische verslagen in G. M. Adibekov, A. D. Bjadzjo, L. Ja. Gibijanski, F. Goroe, S. Pons, Sovesjsjanija Kominforma 1947, 1948, 1949. Dokoementy i materijaly (Raadplegingen van de Kominform 1947, 1948, 1949. Documenten en materialen), Moskou: Rosspen, 1998. Een Engels-Russische editie in Annali Feltrinellii, jg. 30, 1994, Milaan: Feltrinelli Editore.

11. Tussen Zjdanov en Marshall Plan

173

sprekers Edvard Kardelj en Milovan Djilas62 als lievelingen van Zjdanov een glansrol, want ze mochten het opportunisme van de Italiaanse en Franse communisten aan de kaak stellen. 63 Als beloning werd het hoofdkwartier van de Kominform in Belgrado gevestigd. Uiteraard werden de Joegoslaven door Zjdanov ook gebruikt om de partijen in de nieuwe democratien in de pas te dwingen. Voor West-Europa waren de gevolgen van de koerswending onmiddellijk voelbaar. In oktober 1947 schakelden alle communistische partijen in het Westen over op een linkse koers.64 De opbouw van een clandestien partijapparaat werd zelfs hier en daar voorbereid. 65 In de nieuwe democratien werd de nationale weg naar het socialisme afgezworen en volgde de liquidatie van de nationale communisten ten voordele van de pro-Moskou-gezinden. 66

Waren nog aanwezig: de Bulgaren V. Tsjervenkov (een schoonbroer van Dimitrov) en V. Poptomov, de Roemenen G. Gheorghiu-Dej en A. Pauker, de Hongaren M. Farkas en J. Rvai, de Polen W. Gomulka en H. Minc, de Tsjechoslowaken R. Slnsk en S. Baovnsk, de Fransen J. Duclos en E. Fajon en de Italianen L. Longo en E. Reale. Enkele kopstukken ontbraken, zoals Thorez, Togliatti, Dimitrov, Rkosi, Tito en Gottwald. 63 De Joegoslaven waren uiterst actief in de panslavistische internationale. Zjdanov had in een eerste ontwerp van zijn redevoering ook de linksen (Tito) willen aanvallen. Vladislav Zubok en Constantine Pleshakov, Inside the Kremlins Cold War. From Stalin to Khrushchev, Cambridge (Mass.) en Londen: Harvard University Press, 1996, blz. 134. 64 Stalin sprak op 18 november 1947 hierover met Maurice Thorez in aanwezigheid van Molotov, Soeslov en tolk Jerofejev. I. V. Stalin i Moris Torez (J. V. Stalin en Maurice Thorez), in Istoritsjeskij Archiv, 1996, nr. 1, blz. 4-26. 65 Auguste Lecoeur, Le PCF. Continuit dans le changement. De Maurice Thorez Georges Marchais, Parijs: Le Livre de Poche, 1979, blz. 177178. De CPUSA had ook een illegale structuur. Joseph R. Starobin, American Communism in Crisis, 1943-1957, Berkeley en Los Angeles: University of California Press, 1975, blz. 195 e.v. 66 Claudin, a. w., blz. 465-479.

62

Hoofdstuk 12 Als reformist uit de gratie Aanvankelijk weigerde Varga zijn zelfkritiek te maken, maar uiteindelijk moest hij zijn reformistische fouten toegeven. Na de dood van Zjdanov in 1948 en de val van diens secondant Voznesenski in 1949 kon Varga weer wat ruimer adem halen. Doch van een rehabilitatie was geen sprake. Varga had zowel in de Pravda van 5 augustus 1947 als tijdens een openbare lezing op 27 augustus 1947 in Moskou het Marshall Plan gekritiseerd, maar alsnog geen afstand genomen van zijn eerder gemaakte analyses. Dat wekte de agressie van zijn vijanden op. Ivan Gladkov die bij het Gosplan werkte en dus ook sprak namens Voznesenski, publiceerde in september 1947 in Bolsjevik een stevige kritiek op Vargas boek over het naoorlogse kapitalisme. 1 Deze hernieuwde aanval die ook nog kwam op een moment dat Varga zijn functie als directeur van zijn instituut had verloren, was voor hem nu teveel. Hij schreef allicht daarom eind september 1947 weer een protestbrief aan Stalin. In deze brief bekloeg hij zich over de door Bolsjevik gehanteerde methodes.2 Stalin reageerde echter niet. Nikolai A. Voznesenski had inmiddels een manuscript over de oorlogseconomie van de Sovjetunie bij Stalin gedeponeerd, maar door gezondheidsproblemen geplaagd kon de grote baas in het Kremlin niet onmiddellijk reageren. Voor Voznesenski drong de tijd. Hij
1

I. Gladkov, Ob izmenenijach v ekonomike kapitalizma v rezoeltate vtoroj mirovoj vojny (Over de veranderingen in de kapitalistische economie als gevolg van de Tweede Wereldoorlog), in Bolsjevik, 1947, nr. 17, blz. 57-64. 2 Doorslag van de brief aan Stalin in Academie van Wetenschappen, Archief Varga, Moskou, Fond 1513.1.198.

12. Als reformist uit de gratie

175

wilde een snelle publicatie van zijn boek.3 Zijn boek verscheen uiteindelijk eind november of begin december 1947.4 Voznesenskis boek paste volledig in de chauvinistische campagne die Zjdanov dat jaar had gelanceerd. Omdat de auteur verantwoordelijk was voor de planeconomie van de Sovjetunie trok het overal de aandacht.5 Voznesenski meende dat de Sovjetunie zich tijdens de oorlog aanzienlijk had versterkt door de economische planning efficinter te organiseren, waardoor de productie aanzienlijk was gestegen. Een betere kostenberekening (zowel monetair als in hoeveelheden), nieuwe assemblagelijnen, ruimere voorraden van strategische grondstoffen, stukloon, bonussen en tijdmeting, een grotere geldvoorraad en loonsverhogingen waren de instrumenten van het succes geweest. Zonder Varga met name te noemen, had Voznesenski een aantal beledigende opmerkingen voor hem in petto gehouden.6 De lezer
De opgang van Voznesenski was onstuitbaar. Tijdens het Plenum van het Centraal Comit op 21-26 februari 1947 was hij tot lid van het Politburo verkozen. Hij profileerde zich nu als een mogelijke opvolger van Stalin. 4 De zieke Stalin verbleef in de herfst van 1947 in Sotsji en was ook ditmaal niet op het Rode Plein aanwezig tijdens de parade voor de viering van de Oktoberrevolutie. Zie foto in Izvestija, 10 oktober 1947, blz. 1. 5 Duitse vertaling hiervan verscheen in Berlijn als Die Kriegswirtschaft der Sowjetunion whrend des vaterlndischen Krieges, 1948; Franse vertaling als Lconomie de guerre de lU.R.S.S., 1941-1945, Parijs: Librairie de Mdicis, 1948; Amerikaanse vertaling als The Economy of the USSR During World War II, Washington, D.C.: Public Affairs Press, 1948. De beide laatste vertalingen waren niet verzorgd door communistische uitgevers. De Franse vertaling werd zelfs bezorgd door een uitgeverij van rechtse signatuur. De auteur verwierf voor dit boek in 1948 de Stalin Prijs. Zie lovende bespreking van Sidney Ratner, The economic history of the Second World War, in The Journal of Economic History, jg. 12, 1952, nr. 3, blz. 266-267. 6 Het lijkt erop alsof nog op het laatste moment deze beledigende passages aan het manuscript waren toegevoegd, evenals het citaat waarin Stalin stelt dat Duitsland verslagen werd door een te sterke Sovjetunie. N. Voznessensky, Lconomie de guerre, a. w., blz. 126.
3

176

12. Als reformist uit de gratie

vernam aldus dat (1) Varga in zijn staatstheorie de rol van het monopoliekapitaal in de Verenigde Staten had versluierd, (2) dat hij niet had willen inzien dat in de kapitalistische oorlogseconomie de planning door de monopolies misbruikt wordt om hun winsten te verhogen; (3) dat hij niet had vermeld dat in het gewapende conflict met Duitsland de Sovjetunie superieur was geweest; (4) dat zijn definitie van de algemene crisis van het kapitalisme het feit buiten beschouwing liet dat de Sovjetunie de periodisering en de structuur van de algemene crisis sterk had bepaald en het ontstaan van de volksdemocratien mogelijk had gemaakt. Hoewel Varga zich in zijn uitspraken over het Marshall Plan7 langzaam radicaliseerde8, verstomden de kritieken niet. Het marxistische karakter van het reeds opgeheven instituut werd zelfs door Pjotr K. Figoernov in het agitprop-orgaan Koeltoera i Zjizn (Cultuur en Leven) in vraag gesteld. Vargas medewerker M. Boksjitski kreeg het verwijt te horen dat hij in zijn laatste boek het belang van de technisch-economische ontwikkelingen in de USA had overdreven. 9 Ostrovitjanov organiseerde hierop in zijn instituut een

Zo publiceerde Varga op 24 december 1947 het artikel Infljatsija i denezjmye reformy v kapitalititsjeskich stranach (De inflatie en de monetaire hervormingen in de kapitalistische landen) in de Pravda waarin hij met tevredenheid kon wijzen op het ontbreken van inflatie in de Nieuwe Democratien. Ditmaal somde hij de betrokken landen in Zjdanovs opgelegde volgorde op: Joegoslavi, Bulgarije, Tsjechoslowakij en Roemeni, doch zonder Hongarije te noemen. Zie Gavriel D. Raanan, International Policy Formation in the USSR. Factional Debates during the Zhdanovschina, Hamden: Archon Books, 1983, blz. 72. Varga had de oprichting van de Kominform nog luid begroet in oktober 1947: Socializm i kapitalizm za tridtsat let (Dertig jaar socialisme en kapitalisme), in Mirovoje chozjajstvo i mirovaja politika, 1947, nr. 10, blz. 3-24. 8 Robert Conquest, Power and Policy in the U.S.S.R. The Study of Soviet Dynastics, Londen: Macmillan, 1961, blz. 91. 9 Op 15 december 1947 besloot het Centraal Comit tot de oprichting van een comit voor de invoering van nieuwe technieken (Gostechnika).

12. Als reformist uit de gratie

177

discussie over Boksjitskis boek. 10 Tijdens die discussie verweten Roebinsjtejn en Maslennikov de auteur dat hij een blinde bewondering had voor de Amerikaanse industrie. Daarna verplaatste de discussie zich naar twee andere auteurs, nl. A. Sjpirt en S. Visjnev. Zij kregen het verwijt van technicisme, kruipend empiricisme en een gebrek aan partiinost (partijdigheid) te horen. Ivan Laptev, die onder Varga nog plaatsvervangend instituutsdirecteur was geweest, schreef in deze periode niet geheel ontoevallig een lovend artikel over Voznesenskis boek in Koeltoera i Zjizn van 31 december 1947 en in de Pravda van 26 januari 194811 rekende hij tenslotte in een lang artikel af met Vargas reformisme en opportunisme. Daarna zette de zjdanovist I. Koezminov de aanval op Varga voort in het kaderblad Bolsjevik. 12 Het was duidelijk dat de aanvallen op Varga georkestreerd werden vanuit de door Zjdanov n Voznesenski bezette machtscentra. De breuk tussen Stalin en Tito gebeurde in de zomer van 1948. Stalin moest nu overtuigd zijn van de noodzaak om de nationalisten in de volksdemocratien uit te schakelen13 en om in de SovjetOstrovitjanov was de alleenheerser op het Instituut voor Economie. Zie de notulen van de bestuursvergaderingen in Izvestija Akademii Naoek SSSR. Otdetelnejie Ekonomiki i Prava (Berichten van de Academie van Wetenschappen van de USSR. Afdeling Economie en Recht). 11 I. Laptev, Po povodoe odnoj ekonomitsjeskoj diskoessii (Met betrekking tot een economische discussie), in Pravda, 26 januari 1948, blz. 3-4. Twee academieleden, nl. zijn collega I. A. Trachtenberg en de statisticus V. S. Nemtsjinov keerden zich tegen hem. Nemtsjinov meende dat Varga de mathematische inbreng in de economische wetenschap had veronachtzaamd. Zie Gerhard Duda, Jen Varga und die Geschichte des Instituts fr Weltwirtschaft und Weltpolitik in Moskau 1921-1970. Zu den Mglichkeiten und Grenzen wissenschaftlicher Auslandsanalyse in der Sowjetunie, Berlijn: Akademie-Verlag, 1994, blz. 264. 12 I. Koezminov schreef in Bolsjevik van 15 december 1948, nr. 23, blz. 42-53 een venijnige aanval op Varga. Bolsjevik werd op dat moment door de aanhangers van Voznesenski en Zjdanov gedomineerd. 13 De als te weekhartig ervaren Molotov moest op 3 maart 1949 zijn portefeuille van Buitenlandse Zaken inleveren ten voordele van Vysjinski.
10

178

12. Als reformist uit de gratie

unie de gelederen te doen sluiten. Vrij onverwachts overleed echter Stalins secondant Zjdanov eind augustus 1948. Zijn dood kalmeerde geenszins zijn aanhangers. Ostrovitjanov meende allicht dat nu het moment daar was om de revisionist Varga tot een zelfkritiek te dwingen. Toen in oktober 1948 een debat over het werkplan van het Instituut voor Economie werd georganiseerd, kon hij een aantal medewerkers op de korrel nemen door hun werk als ideologisch ondermaats te betitelen.14 E. Varga, L. Jeventov, M. Boksjitski, S. Visjnev, A. Sjpirt, I. Trachtenberg, I. Lemin, V. Lan en V. Ljoebimov, allen niet toevallig afkomstig van het opgeheven Instituut voor Wereldeconomie en Wereldpolitiek, had hij zelfs op systematische reformistische dwalingen betrapt.15 In het daarop volgende debat steunde niemand nog Varga. Ook V. A. Maslennikov die Varga nog in 1947 had verdedigd, deed zijn zelfkritiek. Hij verweet Varga dat hij niet vertrok van een klassenstandpunt, dat hij planning onder het kapitalisme voor mogelijk hield en dat hij de kapitalistische staat in staat achtte tegen de belangen van de monopolies in te kunnen handelen. Ook had Varga een aantal belangrijke aspecten, zoals de algemene crisis van het kapitalisme, de problemen van de arbeidersbeweging, de nationale bevrijdingsbewegingen en de boerenbewegingen uit zijn onderzoek geweerd. Varga verweerde zich heftig. Hij trad Lenins stelling bij dat een oorlog tussen de grote imperialistische mogendheden een onvermijdelijk gevolg van de ongelijkmatige ontwikkeling van het kapitalisme was. Maar in zijn verder betoog bleef hij wel op zijn oude standpunten staan. Hem leek een oorlog tegen de Sovjetunie onwaarschijnlijk omdat de machtsverhoudingen in het voordeel van de Sovjetunie waren veranderd. Een derde interimperialistische wereldoorlog was onwaarschijnlijk nu de USA de andere imperia14 15

Opgenomen in Voprosy ekonomiki, 1948, nr. 6, blz. 2-11. Beknopt verslag van het debat d.d. 29-30 maart 1948 staat in Voprosy ekonomiki, 1948, nr. 8, blz. 65-110 en nr. 9, blz. 52-116; zie ook I. Dvorkin, Protiv izvrasjenii leninskogo oetsjennija imperializme (Tegen het verkeerde begrijpen van de leninistische leer van het imperialisme), in Planovoje Chozjajstvo, 1948, blz. 81-89.

12. Als reformist uit de gratie

179

listische landen overheerste. 16 Hij gaf wel toe dat sinds de publicatie van zijn boek de verhoudingen in de wereld veranderd waren en dat hij allerlei detailfouten had gemaakt, ook al omdat er over dit nieuwe onderwerp weinig voorstudies waren verricht. De gematigde toon in zijn boek zou het gevolg geweest zijn van de omstandigheden na de overwinning op het fascisme. Dat verklaarde ook de scheiding tussen economie en politiek, een fout die hij hoopte te verbeteren in een volgende editie. Hij erkende zich vergist te hebben met de stelling dat de volksdemocratien een regime van staatskapitalisme kenden, terwijl ze in werkelijkheid in de richting van het socialisme evolueerden. Voorts meende hij dat hij achteraf gezien het tijdstip van de economische crisis in Amerika verkeerd had gesitueerd en dat het gebruik van het woord planning in het kapitalisme ongelukkig was.17 De discussianten vielen Varga allemaal af. Op alle slakken werd zout gelegd. I. M. Lemin wees op Vargas methodologische tekortkomingen, op zijn onvermogen om de dialectische methode te hanteren en op zijn overdrijven van de rol van de kapitalistische staat. Lemin kritiseerde Varga omdat hij de positie van het onafhankelijk geworden India ten aanzien van Engeland niet juist had genterpreteerd, daar de Engelse monopolies in hun vroegere kolonie nog wel degelijk hun macht hadden weten te behouden. M. I. Roebinsjtejn stelde dat Varga het marxisme-leninisme in reformistische zin had misvormd door aan de staat een leidende rol toe te dichten, waardoor Hilferdings concept van het georganiseerde kapitalisme weer in beeld was gekomen. 18 E. I. Goervitsj verweet Varga dat hij de publicatie van ingediende manuscripten had tegengewerkt19 en
Varga had zijn verweer met de hand in zes punten uitgeschreven. Het stenografisch verslag wijkt echter af van deze synopsis. Zie Academie, Archief Varga, Moskou, Fond 1513.1.79. Ook vertaald bij William Curti Wohlforth, The Elusive Balance. Power and Perceptions During the Cold War, Ithaca en Londen: Cornell University Press, 1993, blz. 81. 17 Voprosy ekonomiki, 1948, nr 9, blz. 54-57. 18 Idem, blz. 57-61, 70-74 19 Idem, blz. 74-76.
16

180

12. Als reformist uit de gratie

de conclusie was dat het goed zou zijn dat oudere geleerden, zoals Varga n Ostrovitjanov, ontslagen werden! Het debat was daar aanbeland waar Ostrovitjanov het had gewild.20 Hij veegde in zijn slottoespraak Varga de mantel uit en onder verwijzing naar Zjdanov eiste hij een zelfkritiek. Varga beperkte zich daarna echter tot de belofte dat hij in een nieuw boek over het imperialisme al zijn vroegere fouten wilde verbeteren. Dat moet voor de zjdanovisten nogal teleurstellend zijn geweest. De zjdanovisten waren door het overlijden van hun voorman Zjdanov uiteraard verzwakt. Hun activiteiten werden daardoor aan de top van de partij allicht onvoldoende gedekt. Dat moet de verklaring zijn voor de zogenaamde Leningrad-affaire die in maart 1949 uitbrak, nadat Stalin een samenzwering van vooral partijfunctionarissen uit Leningrad met vertakkingen in het partijapparaat in Moskou op het spoor was gekomen. Voznesenski werd uiteindelijk het belangrijkste slachtoffer van deze affaire.21 Varga dankte er waarschijnlijk zijn overleven aan. Toevallig of niet, maar vlak vr het uitbreken van de Leningradaffaire moet Varga tot de slotsom zijn gekomen dat het tijd was voor een omfloerste zelfkritiek. Volgens Varga was alles in beweging gezet door een artikel in de Londense The Times van 16 februari 1949 waarin hij als een pro-Westerse tegenstander van Stalin werd afgeschilderd. Hij publiceerde daarom een ingezonden brief
20 21

Idem, blz. 93-102. Voznesenski werd op 7 maart 1949 uit het Politburo gezet en ontslagen als hoofd van het Gosplan. De beschuldiging luidde dat hij in januari 1949 samen met Aleksej A. Koeznetsov zonder medeweten van Stalin een industrile beurs voor de hele Sovjetunie had willen organiseren in zijn thuisbasis Leningrad. Beide protagonisten werden op 1 oktober 1950 gexecuteerd. K. A. Zalesskij, Imperija Stalina. Biografitsjeskii Entsiklopeditsjeskii Slovar (Het imperium van Stalin. Biografisch encyclopedisch woordenboek), Moskou: Vetsje, 2000, blz. 94 en 252; Michael Voslensky, Sterbliche Gtter. Die Lehrmeister der Nomenklatura, Erlangen, Bonn, Wenen: Straube, 1989, blz. 198-201.

12. Als reformist uit de gratie

181

in de Pravda22 van 15 maart 1949 waarin hij ontkende ooit op het Westen georinteerd te zijn geweest of ooit een voorstander van het Marshall Plan te zijn geweest. Dit was niets nieuws. Maar de brief was dan ook een signaal aan Ostrovitjanov die eind maart 1949 een discussieforum aan het Economisch Instituut had gepland om de aanval op de kosmopolitische en burgerlijke invloeden in de economische wetenschap in te zetten. Varga kon het ergste vrezen: hij voldeed aan de criteria van bourgeois n kosmopoliet. Op het forum opende A. I. Pasjkov als verslaggever de aanval tegen de kosmopolieten die hij als lieden zonder liefde voor hun heimat brandmerkte en als kruipers voor het Westen afschilderde. 23 Het forum hield daarna de wetenschappelijke resultaten van de instituutsleden tegen het licht. Vooral de werken van Varga, Trachtenberg, Jeventov, Lan, Boksjitski en L. Rojtboerd werden als producten van het kosmopolitisme, het burgerlijke objectivisme en de dienstbaarheid aan het imperialisme ontmaskerd. Na deze slachting concludeerde Ostrovitjanov nogal mild dat men een onderscheid moest maken tussen thuisloze kosmopolieten en lieden die individuele fouten hadden gemaakt. Daarom oordeelde hij het noodzakelijk om het kosmopolitisme, het objectivisme en de apolitieke houding in de economische wetenschapsbeoefening zo snel mogelijk uit te roeien. 24 Vargas zelfkritiek lag echter al klaar, want in april 1949 verscheen in het mededelingenblad van de Academie onder de kop Tegen de

22

In een brief aan Molotov d.d. 5 maart 1947 had hij een verweer in Novoje Vremja willen plaatsen. In een tweede brief d.d. 29 april 1949 had hij aangespoord tot diplomatieke stappen in Londen! Zie P. Tserkasov, a.w., blz. 103-105. 23 In januari 1949 werd een offensief geopend tegen de joodse invloed in de literaire kritiek. Laurent Rucker, Staline, Isral et les Juifs, Parijs: PUF, 2001, blz. 272-274. 24 Beknopt verslag in Voprosy ekonomiki, 1949, nr. 3, blz. 116-117.

182

12. Als reformist uit de gratie

reformistische richting in de studie van het imperialisme25 een openbare boetedoening. Hierin bekende Varga dat hij te veel waardering had gehad voor de sociaal-democratische hervormingspolitiek, hoewel alleen de revolutie een definitief antwoord kon geven op de economische problemen van het kapitalisme. Hij erkende dat de staat uitsluitend een instrument in handen van de financiersbourgeoisie was en dat hij ten onrechte zijn hoop had gesteld op de invloed van de grote communistische partijen in het Westen. Nu meende hij dat enkel de klassenstrijd de juiste weg was.26 Maar niet op alle punten had Varga ingebonden. Zo bleef hij de veranderde verhouding tussen de koloniale landen en de koloniale mogendheden (o.a. India versus Groot-Brittanni) verdedigen, daar hij vond dat het Britse imperialisme wel degelijk verzwakt was. Op die stelling zou hij nog in 1950 in een artikel terugkomen. 27

E. Varga, Protiv reformistskogo napravlenija v rabotach v rabotach po imperializmoe (Tegen de reformistische tendensen in de werken over het imperialisme), in Voprosy ekonomiki, 1949, nr. 3, blz. 79-88, Hongaarse vertaling in Trsadalmi Szemle, 1949, nr. 6-7, blz. 401-411 en de Amerikaanse in Political Affairs, jg. 28, 1949, nr. 12, blz. 74-82. In La Nouvelle Critique. Revue du marxisme militant pakte men vanaf februari 1949 in de serie Dossier Keynes uit met artikelen van I. A. Trachtenberg en J. K. (Jean Kanapa?). In juli-augustus verscheen in supplement de autocritique van Varga (blz. 98-112). 26 Dat laatste was de kerngedachte van de door de Sovjetunie georganiseerde vredesbeweging. Lon Lavalle, De la crise conomique la prparation de la guerre, in La nouvelle critique. Revue du marxisme militant, jg. 2, 1950, nr. 18, blz. 29-45. 27 Dit artikel was een voorpublicatie uit het aangekondigde nieuwe boek over het na-oorlogse imperialisme. Het bevatte de nodige aanvallen tegen de Labour Party en bevestigde de thesis van de verarming van de Britse arbeidersklasse. Varga hield nog wat slagen om de arm, zoals de mogelijkheid van het Britse imperialisme om een onafhankelijke buitenlandse politiek te voeren, maar hij roerde nergens de mogelijkheid van een interimperialistische oorlog aan. E. Varga, Oepadok anglijskogo imperializma (Het verval van het Engelse imperialisme), in Voprosy ekonomiki, 1950, nr. 4, blz. 48-71.

25

12. Als reformist uit de gratie

183

De val van Voznesenski had Varga op dat moment allicht voor erger behoed. Op het hoogste niveau werden maatregelen getroffen om de zjdanovisten te kortwieken. Op 13 juli 1949 besloot het Centraal Comit op aandringen van Michail A. Soeslov28 het tijdschrift Bolsjevik te zuiveren van alle zjdanovistische smetten. Dat besluit werd overigens genomen nadat Bolsjevik propaganda had gemaakt voor Voznesenskis boek over de Sovjeteconomie in de Tweede Wereldoorlog.29 Dat betekende geenszins dat Varga op rehabilitatie mocht hopen. Zijn wetenschappelijke n politieke reputatie was immers te grabbel gegooid. Officieel ging hij nu door het leven als een burgerlijke reformist.30 Zijn medewerkers hadden

Michal Andrejevitsj Soeslov, die tot de groep rond Beria en Lenkov hoorde, was in 1947 secretaris van het Centraal Comit geworden als verantwoordelijke voor agitatie en propaganda; in 1949-1950 was hij hoofdredacteur van de Pravda. 29 De klachten tegen de redactie van Bolsjevik luidden dat men kopij van auteurs zonder hun medeweten had veranderd, dat men een beperkt aantal auteurs toeliet, dat men zich ver van de realiteit bewoog en de successen in de volksdemocratien niet vermeldde. Hoofdredacteur P. N. Fedosejev werd ontslagen, evenals G. F. Aleksandrov, M. T. Jovtsjoek, L. M. Gatovski en Kosjolov. D. T. Sjepilov werd als hoofd van de Agitprop van het Centraal Comit van grote fouten beschuldigd door het boek van Voznesenski als tekstboek te hebben ingevoerd. Deze zuivering werd pas in december 1952 door Soeslov via een artikel in de Izvestija en de Pravda bekend gemaakt. Er kwam een nieuwe redactie met aan het hoofd S. M. Abalin, L. F. Ilyisjev, P. N. Pospelov, V. S. Kroesjkov, V. G. Grigorian, A. S. Mjasnikov en B. S. Boerkov (red. secr.). Robert H. McNeal, Resolutions and Decisions of the Communist Party of the Soviet Union, deel 3, The Stalin Years: 1929-1953, Toronto en Buffalo: University of Toronto Press, 1974, blz. 253-256. 30 In de tweede editie van de Grote Sovjetencyclopedie kreeg hij de stigmatiserende kwalificatie toegevoegd als zou zijn boek uit 1946 een bourgeois-reformistisch karakter (boerzjoeazno-reformistkogo charaktera) hebben. De lezer werd ook verwezen naar publicaties waarin Varga werd bekritiseerd. In november 1954 verweerde Varga zich in een brief aan de hoofdredacteur tegen deze kwalificatie. Zie tekst in Ja. Pevzner, Zjizn i troedy E. S. Vargi v svete sovremennosti (Leven en werken van E. S.

28

184

12. Als reformist uit de gratie

hem verlaten.31 Maar hij bleef in leven. Zijn eclips verbaasde de buitenlandse waarnemers. Hij bleef adviseur van zijn grote vriend Rkosi en de Hongaarse regering. 32 Daarvoor kreeg hij op 20 maart 1949 een hoge Hongaarse onderscheiding.33 Sommige Westerse waarnemers meenden daarom dat hij definitief naar Hongarije was afgeschoven.34 Anderen fantaseerden dat hij achter de schermen grote macht uitoefende.

Varga in het licht van vandaag), in Mirovaja ekonomika i mezjdoenarodnye otnozsjnija, 1989, nr. 10, blz. 23. 31 In 1949 had zijn vroegere medewerker A. Mendelson nog een boek gepubliceerd bij een academische uitgeverij in Leningrad over de geschiedenis van de crises en de economische cycli tijdens de negentiende eeuw, maar ook dat boek werd in een recensie in de Pravda van 29 september 1949 neergesabeld. Mendelson verdween hierop uit de openbaarheid. 32 Varga was een lastige adviseur. In een brief d.d. 7 juni 1950 aan Rkosi meent hij dat de studenten aan de Economische Universiteit van Boedapest onvoldoende voorbereid zijn op hun studie en dat de professoren goeddeels bang zijn om slechte punten te geven bij de beoordeling. Geciteerd door Andor Ladnyi, Felsoktatsi Politika. 1949-1958 (Politiek van het Hoger Onderwijs. 1948-1958), Boedapest: Knyvkd, 1986, blz. 63. 33 Varga was eind 1946 namens de Hongaarse communisten samen met de Brits-Hongaarse Keynesiaan Nicholas (Mikls) Kldor de ontwerper van de eerste economische planning. George Kemny, Economic Planning in Hungary 1947-9, Londen: Royal Institute of International Affairs, 1952, blz. 23. Kldor was door de sociaal-democraten gevraagd om een tegengewicht tegen Varga te vormen en hij had in zes weken met de hulp van 30 stafleden een alternatief plan voor dat van Varga gemaakt using planning technique of material balances (which impressed the communists). Anthony P. Thirlwall, Nicholas Kaldor, New York: New York University Press, 1987, blz. 104. 34 Erst als Schdanow lngst im Grabe lag und Wosnesenskij verschwunden war, schickte man ihn still in seine ungarische Heimat. Franz Borkenau, Der europische Kommunismus. Seine Geschichte von 1917 bis zur Gegenwart, Bern: Francke Verlag, 1952, blz. 509.

12. Als reformist uit de gratie

185

Zijn landgenoot Ferenc Fejt35 dacht bij voorbeeld dat Varga in Hongarije verantwoordelijk was voor het opschroeven van de productienormen.36 De realiteit was dat Varga in Moskou zat en hinder ondervond van het opkomend antisemitisme in de Sovjetunie. 37 Toch werd hij in juni 1949 in het presidium van de Academie van Wetenschappen gekozen. Hoewel hij niet veel meer publiceerde, behield hij toch een aantal academische functies en kon hij vrij naar Hongarije reizen. Hij bleef ook redactielid van het reeds lang aangekondigde leerboek economie met Ostrovitjanov als eindredacteur. De publicatie van het leerboek economie was vertraagd door de uitlopers van de Leningrad-affaire en de val van Voznesenski. In het Centraal Comit waren er onenigheden ontstaan over de definitieve tekst van het handboek. Dat verklaart allicht waarom Malenkov op 1 november 1951 in naam van het Centraal Comit 400 economische specialisten naar Moskou haalde om over de conceptFejt, een vriend van Sartre, had op de documentatiedienst van de Hongaarse ambassade in Parijs gewerkt. 36 Op 18 juni 1950 zou Varga in de partijkrant Szabad Np (Het Vrije Volk) een artikel onder de titel Fogyasztsi lz s brcsals (consumptiekoorts en loonfraude) publiceren waarin hij vooral de consumptiedrift en de loonfraude aan de kaak stelde. Hij meende dat de ontevredenen, die allemaal op jacht waren naar nieuwe meubelen, een betere woning en beter voedsel, hun lot beter konden vergelijken met de ellendige voorwaarden van de arbeidersklasse in Engeland en West-Duitsland. Franois Fejt, Histoire des dmocraties populaires, Parijs: ditions du Seuil, 1952, blz. 308. Varga had geen enkel begrip voor de materile eisen van de arbeidersklasse. 37 Er liepen in 1952 geruchten dat Stalin de meeste joden wilde deporteren. De samenzwering van de witte jassen (de medische specialisten) tegen het leven van Stalin paste in die campagne. Joodse intellectuelen en wetenschappers verzamelden toen handtekeningen onder een ingezonden protestbrief in de Pravda. Varga en zijn medewerker Trachtenberg zouden hun handtekening hebben geweigerd. Arkady Vaksberg, Stalin Against the Jews, New York: Alfred A. Knopf, 1994, blz. 261.
35

186

12. Als reformist uit de gratie

tekst van het leerboek te discussiren. Het belangrijkste discussiepunt ging over de werking van de waardewet in een socialistische economie. Er leek een consensus te bestaan over het feit dat de waardewet enkel in het kapitalisme functioneerde. Probleem was echter dat er in het socialisme wel degelijk zoiets als schaarste bestond en dat de wet van vraag en aanbod zich wel degelijk liet gevoelen via de zwarte markt. Het Centraal Comit liet Malenkov daarom 400 economische specialisten raadplegen. Een commissie zou dan alle opmerkingen registreren en aan Stalin doorspelen. Varga was lid van deze commissie geworden. Hij beperkte zich in de commissie tactisch tot het maken van enkele opmerkingen over de internationale economische en politieke verhoudingen. Hij stelde (1) dat de bourgeoisie had geleerd dat de twee voorgaande wereldoorlogen in revoluties waren geindigd en daardoor zou ze wel uitkijken om nog een nieuwe wereldoorlog te beginnen, (2) dat ondanks alle interne contradicties het imperialistische kamp tot een militaire alliantie was uitgegroeid, (3) dat de gezamenlijke belangen van de bourgeoisie als gevolg van de opkomst van het socialistische wereldsysteem, op dat ogenblik sterker waren dan de interne tegenstellingen, (4) dat er geen concrete aanwijzingen waren voor een oorlog tussen de imperialistische landen nu de Verenigde Staten sterker waren dan de andere imperialistische mogendheden. 38 Daarmee nam Varga niet alleen afstand van het oorlogsfatalisme, maar slaagde hij er ook in om zijn kritische opmerkingen over de zogenaamde onontkoombaarheid aan een interimperialistische oorlog in het eindverslag opgenomen te krijgen. Varga verwierp daardoor elke dogmatische uitleg van Lenins theorie over de ongelijkmatige ontwikkeling tussen de kapitalistische landen en de on-

38

Samengevat bij Wohlforth, a. w., blz. 84; ook E. Varga, Spornye voprosy dlja rassmotrenija TsK (Betwistbare vragen voor de beschouwingen van het CC), Academie der Wetenschappen, Moskou, Archief Varga, Fond 1513/1/61.

12. Als reformist uit de gratie

187

vermijdelijkheid van de imperialistische oorlog. 39 Alleen zijn collega Modest Roebinsjtejn was het met hem hierover eens.40 De discussie over het leerboek economie inspireerde Stalin tot een interventie. Hij liet zijn opmerkingen over de discussies in een brochure publiceren vlak voordat het Negentiende Partijcongres in oktober 1952 samenkwam. 41 In dit beroemde werkje deelt Stalin vooral goede en slechte punten uit. Ook Varga en Roebinsjtejn krijgen ervan langs. Zonder hun namen te noemen, verwierp Stalin op een nogal goedmoedige toon hun beweringen. Stalin: De kameraden vergissen zich. Zij zien de aan de oppervlakte glinsterende, uiterlijke verschijnselen, maar ze zien niet de diepere krachten, die, ofschoon voorlopig in het verborgene werkzaam, niettemin de loop van de gebeurtenissen zullen bepalen. 42 Het ging volgens Stalin niet op om van de tegenstelling tussen het socialistische en het kapitalistische kamp de hoofdtegenstelling te
Later meende Varga dat bijna iedereen Lenins stelling over de onvermijdelijkheid van een interimperialistische oorlog als geldig beschouwde. Evguni Varga, Essais sur lconomie politique du capitalisme, Moskou: ditions du Progrs, 1967, blz. 83. 40 Duda, a. w., blz. 272-273. 41 Dit congres volgde meer dan dertien jaar na het Achttiende Congres in 1939. Een sterk verouderde Stalin sprak een korte rede uit. Malenkov las het rapport van het Centraal Comit voor. Maksim Z. Saboerov stelde het nieuwe Vijfjarenplan voor. Het congres uit 1939 had als opdracht gekregen een nieuw partijprogramma uit te werken, maar de commissie o.l.v. Stalin had nooit een eindverslag gemaakt. Voorts bleek Stalin zich daarna steeds te hebben verzet tegen het samenroepen van een nieuw partijcongres. Dat verklaart allicht waarom Stalin er in 1952 op het partijcongres zo nors bijzat en na afloop in het Centraal Comit een show opvoerde door zijn ontslag aan te bieden, wat natuurlijk geweigerd werd. Het nieuwe Centraal Comit telde 125 leden en 110 kandidaat-leden, het Presidium telde 25 leden en 11 kandidaat-leden, plus nog eens 10 leden voor het secretariaat. Het Politburo en het Orgburo waren tot het Presidium samengevoegd. McNeal, a. w., blz. 256-258. 42 J. Stalin, De economische vraagstukken van het socialisme in de Sowjetunie, Amsterdam: Pegasus, 1953, blz. 34; zie ook Cahiers du Communisme, speciaal nummer, november 1952, blz. 34-38.
39

188

12. Als reformist uit de gratie

maken en te denken dat de Verenigde Staten nu zo sterk waren geworden dat ze de andere imperialistische staten definitief aan zich hadden onderworpen. Stalin dacht dat Frankrijk en Engeland zich ooit uit de Amerikaanse omknelling moesten losmaken en dat Japan en Duitsland zeker weer wereldmachten zouden worden. Stalin viel hier terug op stellingen die hij in zijn befaamde Bolsjoirede uit 1946 had verdedigd. Ook nu weer dacht hij dat de strijd om de verdeling van de wereldmarkten zou herbeginnen. Alleen de vernietiging van het imperialisme kon de oorlogsdreiging doen verdwijnen. Als gevolg van de Tweede Wereldoorlog en de opkomst van de Sovjetunie als centrum van een socialistisch wereldsysteem, was de eenheid van de wereldmarkt vernietigd. Stalin concludeerde dat de socialistische wereld de afzetmogelijkheid van het kapitalisme had verminderd en daardoor een verdere verdieping van de algemene crisis van het kapitalistische wereldsysteem in gang had gezet. Stalin volgde hier overigens de argumenten die Ostrovitjanov in mei 1947 tijdens het grote debat al tegen Varga had gebruikt. Stalin sloot in deze fase van algemene crisis van het kapitalisme elke verdere economische groei uit. Lenins stelling over het luie monopoliekapitalisme dat alleen maar naar maximale winsten streefde en geen economische groei realiseerde, stond ook hier overeind. Voorts verwierp Stalin de theorie dat staat en financierskapitaal naar elkaar toegroeiden. Volgens Stalin raakte de staat in toenemende mate onderworpen aan de monopolies. 43 Stalins brochure veroorzaakte uiteraard enige schokgolven in de Partij n in de academische wereld. Het Instituut voor Economie van de Academie van Wetenschappen riep al op 4 en 5 november
Het aldus bewerkte handboek werd in 1954, dus een jaar na de dood van Stalin, op de markt gebracht met de door Stalin gemaakte opmerkingen. De auteurs van het handboek waren allemaal stalinisten: K. W. Ostrovitjanov, D. T. Sjepilov, L. A. Leontjev, I. D. Lantjev, L. M. Satovski, P. F. Joedin, A. I. Pajkov, W. I. Pereslegin, I. I. Koezminov. Er verscheen een Duitse vertaling: Lehrbuch der politischen konomie, Berlijn: Dietz Verlag, 1955.
43

12. Als reformist uit de gratie

189

1952 een vergadering samen waar men met diepe dankbaarheid Stalins klassieke werk besprak en alle wanklanken kundig vermeed. Dit ging zelfs zo ver dat Varga openlijk moest bekennen dat hij zich had vergist. Hij had ten onrechte geloofd dat gezien de huidige voorwaarden, vooral dan door de sterk verscherpte tegenstellingen tussen de imperialistische en socialistische economien en door het overwicht van de Amerikaanse economie over de andere kapitalistische landen, de leninistische thesis van een onvermijdelijke oorlog tussen de kapitalistische landen niet meer geldig was.44

44

Samenvattend verslag door F. V. Samochvalov in Voprosy ekonimiki, 1952, nr. 12, blz. 109.

Hoofdstuk 13 Een wonderbaarlijke terugkeer Na de dood van Stalin in 1953 kwam Varga weer terug als een belangrijk econoom die de kapitalistische conjunctuurcycli bestudeerde. Toch kreeg hij geen toegang meer tot het Kremlin. Varga werd nog wel geerd, maar dat was uitsluitend voor zijn voorbije verdiensten, niet omdat hij nog interessante standpunten verdedigde. Na zijn val in 1947 besteedde Varga al zijn tijd aan het schrijven van een nieuw boek dat over de Grondvragen van de economie en de politiek van het imperialisme1 ging. Dat boek verscheen pas in 1953 in een eerste Russische editie. Varga had zijn boek in het licht van Stalins brochure over De economische vraagstukken van het socialisme in de Sovjetunie en de besluiten van Negentiende Partijcongres van de CPSU eerst helemaal moeten omwerken alvorens het kon worden gepubliceerd. Volkomen in overeenstemming met Stalins visie op de internationale toestand legt Varga dan ook de nadruk op de interimperialistische rivaliteiten, de ongelijkmatige ontwikkeling van het kapitalisme en een mogelijke interimperialistische oorlog.2 De fascisering van de burgerlijke regimes en de perfide rol van de rechtse sociaal-democraten worden eveneens dik in de verf gezet. De term sociaal-fascisme ontbreekt, want die is na 1945 niet mogen terugkomen. Voor dit boek kreeg Varga de prijs van de Academie. Later zou hij erkennen dat hij een dik en dom
E. Varga, Osnovnije voprosy ekonomiki i politiki imperializma (posle vtoroi mirovoi voini), Moskou: Gospolitizdat, 1953. Duitse vertaling: Grundfragen der konomie und Politik des Imperialismus (nach dem zweiten Weltkrieg), Berlijn: Dietz Verlag, 1955. Dat was in 1947 bij het opstellen van het onderzoeksplan overeengekomen toen Varga bij het Instituut voor Economie was geplaatst. Hij schreef aan dat boek tussen 1948 en 1951. 2 Varga hernam hier de zelfkritiek die hij in november 1952 had gemaakt.
1

13. Een wonderbaarlijke terugkeer

191

boek had geschreven3 met veel abstracte schemas. 4 Het boek was inderdaad dik, maar allerminst abstract. Het leek wel een encyclopedie van de naoorlogse internationale politiek. Voorts bezegelde het Vargas zelfkritiek. Hij moet er een bittere smaak aan hebben overgehouden, zeker toen Stalin al gestorven was voordat het in de winkel lag. Hoe dan ook, met dat dikke en domme boek stond Varga weer op het podium. Zo kreeg hij eind 1953 de Lenin Orde5 voor zijn levenswerk. In 1954 was hij terug met een nogal opgemerkte analyse van de economische crisis in de Verenigde Staten en de invloed daarvan op de economische ontwikkeling in de rest van de wereld. 6 Varga paste zich aan de dooi aan. Hij hield zelfs een pleidooi voor de vreedzame coxistentie in Novoje Vremja.7 Ook dat viel in de smaak, want de krant La France nouvelle van de PCF nam dit artiGerhard Duda, Jen Varga und die Geschichte des Instituts fr Weltwirtschaft und Weltpolitik in Moskau 1921-1970. Zu den Mglichkeiten und Grenzen wissenschaftlicher Auslandsanalyse in der Sowjetunie, Berlijn: Akademie-Verlag, 1994, blz. 278. 4 Dat was de kritiek van A. G. Milejkovski die ook vond dat Varga meer aandacht had mogen besteden aan de conflicten binnen de bourgeoisie, wat de kansen van de arbeidersbeweging kon vergroten. Blijkbaar was dit een bedekte vingerwijzing naar Vargas opvattingen van enkele jaren eerder! A. G. Milejkovski in Voprosy ekonomiki, 1954, nr. 5. Toch had Varga in dit boek wel degelijk hier en daar de nadruk gelegd op het bestaan van conflicten in de Amerikaanse bourgeoisie. Varga, Grundfragen, a. w., blz. 339. 5 Hij zou driemaal deze onderscheiding hebben gekregen, nl. in 1944, 1953 en 1959, en in 1954 nog de Orde van de Rode Vlag van de Arbeid en de Stalin Prijs. Peter Knirsch, Eugen Varga, Berlijn: Osteuropa-Institut an der Freien Universitt Berlin, 1961, blz. 9. 6 Verscheen in Mezjdoenarodnaja zjizn, 1954, nr. 1, blz. 40-60 en in vertaling als E. Varga, Varga on a crisis in the United States, in The Current Digest of the Soviet Press, Ann Arbor, 10 maart 1954, nr. 4, blz. 1617. 7 E. Varga, O mirnom sogoetsjestvovanii dvoech sistem (Over de vreedzame coxistentie van beide systemen), Novoje Vremja (Nieuwe Tijd), jg. 14, 1954, nr. 41, blz. 3-6.
3

192

13. Een wonderbaarlijke terugkeer

kel over.8 Op 26 november 1954 organiseerde de Academie van Wetenschappen voor de secties Economie, Filosofie en Recht een gezamenlijk huldebetoon aan Varga wegens diens 75ste verjaardag.9 Men loofde Varga als een grote geleerde met een encyclopedische kennis. Hij moest echter tot zijn 80ste verjaardag wachten eer men hem een liber amicorum overhandigde. In maatschappelijk opzicht boekte Varga vooruitgang. In 1954 verhuisde hij naar een groter appartement in een pas gebouwde woonblok aan de Leninski Prospekt 11. Toch werd hem de toegang tot een leidende functie ontzegd. Toen het Twintigste Partijcongres in 1956 besloot tot de oprichting van een Instituut voor Wereldeconomie en Internationale Betrekkingen (IMEMO volgens het Russische acroniem) werd Varga voor de functie van directeur gepasseerd. Aanvankelijk was zijn oude tegenstander de stalinist Koezminov voor die functie genoemd. Koezminov, die nog onder Zjdanov op de agitprop-afdeling van het Centraal Comit had gewerkt en daarna een leerstoel politieke economie bij de AON had bekleed, kon rekenen op de steun van Dmitri Sjepilov. Varga protesteerde tegen deze mogelijke benoeming, maar Sjepilov wees alle bezwaren van de hand. Sjepilov, die tot de anti-partijgroep behoorde, werd in 1957 door Nikita Chroesjtsjov afgezet, waarna Anoesjavan Arzoemanjan, die getrouwd was met de zuster van de vrouw van Anastase Mikojan n bevriend was met Leonid Brezjnev, aan het hoofd van het IMEMO kwam. 10 Arzoemanjan was een hervormer die heel wat ex-collegas van Varga, zoals Trachtenberg, Mendelson, Dalin, Lan, Lemin, Roebinsjtejn en Pevzner, naar het IMEMO haalde. Varga werd alleen maar tot adviseur benoemd.

E. Varga, La ncessit et la possibilit de la coexistence pacifique, in La France nouvelle, 23 oktober 1954, nr. 462, blz. 6-7. 9 New Times, 1954, nr. 49, blz. 7. 10 Arzoemanjan had sinds 1952 de facto de leiding over de afdeling buitenland van het Instituut van Economie dat onder Ostrovitjanov stond.

13. Een wonderbaarlijke terugkeer

193

Voor de buitenwereld bleef Varga een respectabel mens. Hij leverde immers bijdragen aan de sovjethandboeken11, tijdschriften en colloquia. Enkele oude tegenstanders deden amende honorable.12 Doch Chroesjtsjov weigerde om Varga in zijn kring van adviseurs op te nemen. Dat moet Varga hebben verbitterd. Voorts was Chroesjtsjov al snel ontevreden over de kwaliteit van de wetenschappelijke productie van het IMEMO. Er zou nog te veel met stalinistische slogans worden geschermd, waardoor de analyse van de feiten werd veronachtzaamd. Chroesjtsjov verklaarde voor het werk van deze papegaaien nog geen halve kopeke te willen betalen. 13 Of Varga ook tot die papegaaien behoorde is niet geweten. Het moet wel iedereen zijn opgevallen dat hij in zijn analyses vooral terugviel op hetgeen hij al in de jaren twintig en dertig had gepubliceerd over de economische crisis. In een artikel in Kommoenist14 uit 1956 toonde hij zich bij voorbeeld verbaasd dat de algemene economische crisis alsnog op zich liet wachten. Hij dacht blijkbaar dat de geschiedenis van het interbellum zich zou herhalen. Zo meende hij dat in de Verenigde Staten de economische stagnatie vrijwel algemeen was nu daar de economische groei na elke cyclische herneming steeds verder afnam. Zijn analyse van het wereldkapitalisme volgde het oude stalinistische stramien. Zo zag hij dat
Zijn naam wordt in elk geval vernoemd in de redactie van de Grundlagen des Marxismus-Leninismus. Lehrbuch, Berlijn: Dietz, 1960 (vertaling uit het Russisch). 12 Zoals V. A. Tsjeprakov, Nekotorije voprosy sovremennovo kapitalizma (Bepaalde vragen van het hedendaagse kapitalisme), in Kommoenist, 1956, nr. 1, blz. 95. 13 Peredovaja. Za tvortsjeskoejoe razrabotkoe problem mirovoi ekonomiki (Redactioneel standpunt. Over de creatieve behandeling van de problemen van de wereldeconomie), in Mirovaja ekonomika i mezjdoenarodnije otnosjenija, 1957, nr. 3, blz. 6. 14 E. Varga, Ob ekonomiki poslevojennogo kapitalizma (Over de economie van het naoorlogse kapitalisme), in Kommoenist, 1956, nr. 4, blz. 1332. Kommoenist was de opvolger van Bolsjevik, het theoretische tijdschrift van de CPSU. Dit artikel werd overgenomen in o. a. Cahiers de lInstitut de Science conomique Applique, 1956, serie F, nr. 3, blz. 5364.
11

194

13. Een wonderbaarlijke terugkeer

in Europa de naoorlogse inhaalvraag nog wel voor sterke economische groei kon zorgen, maar dat de wereldconjunctuur zo ongelijkmatig verliep dat er na verloop van tijd wel weer een algemene crisis zou moeten uitbreken. De verhoogde militaire uitgaven, de technologische revolutie en de kapitaalreserves van de monopolisten konden daar niets aan veranderen. Inmiddels werkte hij koortsachtig aan een herziene versie van zijn dik en dom boek uit 1953 om er de citaten van Stalin uit te halen en zijn handboek in lijn te brengen met de nieuwe politieke koers. Een totaal herziene druk hiervan verscheen in 1957. In het voorwoord verontschuldigde hij zich ervoor dat hij in de eerste uitgave enkele verkeerde stellingen van Stalin kritiekloos had overgenomen. 15 Voorts stelde hij vast dat het imperialisme in een ernstige crisis was geraakt en dat de Sovjetunie steeds sterker werd nu de kolonin zich uit het imperialisme losrukten. In Moskou was na de dood van Stalin een nieuwe belangstelling ontstaan voor de werking van het Amerikaanse monopoliekapitalisme. Reeds in 1954 had Valentin S. Zorin gewezen op de rivaliteit tussen de fracties van de Amerikaanse monopoliebourgeoisie. Hij had de Amerikaanse communisten daarna opgeroepen om de reactionairste fracties van het monopoliekapitalisme te bestrijden en om toenadering te zoeken tot de meer gematigde elementen van de bourgeoisie. De CPUSA had de noodzaak daarvan goed begrepen en voor de verkiezingen van 1954 aangestuurd op de vorming van een brede alliantie van arbeiders, boeren en middenklassen met de niet-monopolistische ondernemers n de minder reactionaire kringen van het grootkapitaal om het McCarthyisme te verslaan en het oorlogsgevaar af te wenden. 16 Deze nieuwe visie op de fractioE. Varga, Osnovnije voprosy ekonomiki i politiki imperializma (posle vtoroj mirovoj vojny), Moskou: Gospolitizdat, 1957. 16 V. Zorin, Predstojasjtsjije vybory i vnoetripolititsjeskaja obstanovka v SSjA (De komende verkiezingen en de interne politieke toestand in de USA), in Kommoenist, 1954, nr. 8, blz. 91. De Communist Party of Great Britain (CPGB) had reeds in juli 1950 onder Harry Pollitt toenadering gezocht tot de Labour Party en in januari 1951 met het programma The
15

13. Een wonderbaarlijke terugkeer

195

nering van de bourgeoisie had niet alleen grote gevolgen voor de buitenlandse politiek van de Sovjetunie, maar ook voor de wetenschappers die de stalinistische dogmatiek aankleefden. Deze laatsten moesten voortaan het accent leggen op de tegenstellingen tussen de ondernemers die produceerden voor de binnenlandse markt en de monopolies die verbonden waren met de wereldmarkt en de financile oligarchie, 17 opdat de Sovjetunie van deze interne tegenstellingen gebruik zou kunnen maken om de handelsbetrekkingen met het Westen te verbeteren. Hierdoor zou echter de Sovjetunie de afzetproblemen van de grote kapitalistische landen verlichten, wat dan weer de verdieping van de algemene crisis van het kapitalisme zou afzwakken. Deze revisie van het stalinistische dogma had verreikende consequenties. De theorie dat de monopoliebourgeoisie haar winsten maximaliseerde door de uitbuiting van de arbeidersklasse op te voeren n de winsten van de niet-monopolistische sectoren af te romen, werd hierdoor buiten werking gesteld. Het dogma van een voortdurende daling van de levensstandaard van de arbeidersklasse verdween uit beeld. Dit paste allemaal in de politiek van de vreedzame coxistentie en van de vreedzame overgang naar het socialisme. 18 Dit perspectief werd door de stalinisten in de Sovjetunie en elders
British Road to Socialism de Britse instellingen aanvaard. John Mahon, Harry Pollitt. A Biography, Londen: Lawrence and Wishart, 1976, blz. 350-351. 17 De volgende passages steunen vooral op Richard B. Day, Cold War Capitalism. The View from Moscow 1945-1975, Armonk: M. E. Sharpe, 1995. 18 Deze debatten verdeelden de academische wereld. I. Koezminov, toen hoofd van het Departement Politieke Economie van de Academie van Sociale Wetenschappen, verdedigde de verarmingsthesis en meende dat de Westerse statistieken vervalst waren. I. Koezminov, Post-war economic development of the capitalist world, in International Affairs, 1958, nr. 2, blz. 48. In Frankrijk bleef de PCF de Verelendung verdedigen. Henri Jourdain meende dat lange werkdagen van 10 tot 12 uur met arbeidsweken tot 60 uur gewoon waren! Henri Jourdain, No-capitalisme: fable ou ralit, in Cahiers du Communisme, jg. 34, 1958, blz. 781-791.

196

13. Een wonderbaarlijke terugkeer

afgewezen. Ze meenden dat het kapitalisme niet veranderd was. Ze stelden dat door de intensivering van de uitbuiting zelfs de gezondheidstoestand van de arbeiders er sterk was op achteruitgegaan. Van een verhoging van de levensstandaard van de arbeidersklasse kon geen sprake zijn, want door het opdrijven van de productiviteit als gevolg van de technologische innovatie moest het leger werklozen wel toenemen en de lonen dalen. 19 De stalinistische stroming bleef, ook na het Twintigste Partijcongres van 1956, nog een hele tijd dominant in de economische wetenschapsbeoefening, ook al debatteerde men al snel over de tekortkomingen van de handboeken. 20 De revisionisten konden gemakkelijk de overdrijvingen in de verarmingsthesis aan de kaak stellen en de contracyclische werking van de bewapeningsuitgaven aantonen omdat deze laatste weer tot investeringen in andere sectoren leidden. Openbare investeringen veroorzaakten immers geen overproductiecrises. Daar de financiering van de staatsuitgaven via de belastingen gebeurde, moest ook de bourgeoisie meebetalen, wat verklaarde dat het Keynesiaanse model wel degelijk werkte. De staat stond dus niet exclusief ten dienste van de bourgeoisie. Ook was het wel degelijk mogelijk om de oorlogspolitiek van de grote monopolies te dwarsbomen. 21 In het IMEMO had men al in 1957 Stalins theorie over de depressie van een bijzondere aard als niet langer houdbaar gekwalificeerd. In de kapitalistische landen waren de lonen gestegen en de werkgelegenheid was er zelfs toegenomen. Betere studies over de
19 20

Idem, blz. 97-100. Het leerboek economie van Ostrovitjanov werd reeds in mei 1956 door vertegenwoordigers van de universiteit van Moskou en van de academische instellingen op de korrel genomen. Soviet economists discuss political economy textbook, Marxism Today, jg. 1, oktober 1957, blz. 29-31. 21 Dat maakte de vreedzame coxistentie mogelijk. Daarom vond in Moskou van 16 tot 19 november 1957 een conferentie met een groot aantal communistische partijen plaats. Er werd opgeroepen tot het stopzetten van de atoomproeven en de productie van kernwapens. Cahiers du Communisme, jg. 33, 1957, nr. 12, blz. 2012-2034.

13. Een wonderbaarlijke terugkeer

197

levensstandaard van de arbeidersklasse en van de rol van de staat in het kapitalisme werden gemaakt en men besteedde ook aandacht aan de militarisering van de productie bij de uitgebreide reproductie van het kapitaal. Het IMEMO waarschuwde er echter voor om hierin de enige factor van de economische expansie te zien. De Amerikaanse monopolisten verhoogden de lonen omdat zij er alle belang bij hadden dat de koopkracht van de arbeidersklasse toenam, wat een grotere afzet garandeerde en investeringen in meer productiecapaciteit aantrekkelijk maakte. Er leefden echter nog heel wat weerstanden tegen een dergelijke interpretatie van de kapitalistische cyclus. Zo stelde Varga dat de productiecapaciteit uitbreiden steeds fataal moest zijn in het monopoliekapitalisme, omdat men hierdoor overcapaciteit opbouwde. Hij legde de nadruk op de stabiliserende rol van de sterk uitgebreide militaire productie in de Verenigde Staten waar de nieuwe wapens elkaar steeds sneller opvolgden en waar ze nog voordat ze het stadium van de massaproductie hadden bereikt reeds verouderd waren. De Koude Oorlog had dus het kapitalisme gered. Toch moest er een punt zijn waar het volume van de wapenproductie groter werd dan de Amerikaanse economie kon verdragen.22 Dt zou dan een voorbode van de overproductiecrisis zijn. Varga die reeds in de jaren dertig de nazis ervan beschuldigd had dat ze alleen maar de monopoliewinsten wilden vergroten door middel van de bewapeningsuitgaven en het uitvoeren van openbare werken, hield hier dus stug vast aan het dogma van de stalinistische overproductiecrisis. Ook in de herziene versie van zijn boek over het imperialisme uit 1957 meende hij dat een overproductiecrisis onvermijdelijk was.23 Sinds de oorlog was de Amerikaanse productie
22

Eugen Varga, Problems of the Post-War Industrial Cycle and the New Crisis of Overproduction, New York: International Arts and Sciences Press, 1958, een vertaling uit Kommoenist, 1958, nr. 8, blz. 140-157 en het tijdschrift van het IMEMO, 1958, nr. 6, blz. 18-35 na een voordracht aan het IMEMO. 23 In het Westen werd Varga desondanks nog beschouwd als een zeer invloedrijke specialist. In juni 1957 publiceerde het Amerikaanse blad For-

198

13. Een wonderbaarlijke terugkeer

echter wel met 80 procent toegenomen en van een absolute verarming was zeker geen sprake. Toch konden volgens Varga deze loonsverhogingen slechts tijdelijk zijn, want een onvermijdelijke daling van de investeringen moest immers weer een nieuwe crisis inleiden. 24 Hij zag daarbij blijkbaar over het hoofd dat het ritme van de accumulatie van het kapitaal voortaan ook ondersteund werd door zowel de overheidsopdrachten als de koopkrachtige vraag van consumenten die steeds meer industrile producten kochten. Varga was aan zijn oude schemas verknocht. Dat merken we aan zijn houding tijdens een conferentie die het IMEMO in 1959 over de Europese Economische Gemeenschap (EEG) organiseerde. Hij stelde nu tot veler verbazing vast dat de EEG voortgekomen was uit een soort romantische idee om de vrije concurrentie van de periode van vr 1914 te herstellen. 25 Kortom, hij nam het initiatief niet ernstig. Andere sprekers gewaagden van een grote Amerikaanse samenzwering tegen de socialistische wereld en de koloniale landen. Sommigen trokken weer parallellen met Hitlers Nieuwe Orde. Er zou sprake zijn van een antinationale samenzwering van de kosmopolitische bourgeoisie tegen de arbeidersklasse om het

tune onder de kop Everything is fine in Russia een artikel van Varga waaraan de redactie enige badinerende opmerkingen had toegevoegd. In vele communistische tijdschriften werd de oorspronkelijke versie gepubliceerd. Zie de edities van Koeltoera i Zjizn in het juli-augustus 1957 en daarna vele andere bladen, zoals in Nemzetkzi Szemle, oktober, 1957, blz. 51-71; in Die Presse der Sowjetunion, 1957, nr. 119, blz. 2554-2556; Rinascita, 1957, nr. 9, blz. 450-456; Lupt de clas, 1957, nr. 8, blz. 5168; Kommoenist, 1957, nr. 10, blz. 100-112. 24 Die crisis zou inderdaad in 1958 uitbreken maar geen langdurige stagnatie inluiden. 25 Obsjtsjii rynok i jevo rol v ekonomike i politike sovremennovo imperializma (De eenheidsmarkt en haar rol in de economie en politiek van het hedendaagse imperialisme), in Mirovaja ekonomika i mezjdoenarodnije otnosjenija, 1959, nr. 7, blz. 111.

13. Een wonderbaarlijke terugkeer

199

loonpeil uit het zuiden van Itali aan heel Europa op te leggen. Slechts n spreker dichtte de EEG een toekomst toe. 26 Chroesjtsjov moet niet zo gelukkig zijn geweest met deze oppervlakkige analyses die onvoldoende ingingen op de EEG als een gevaar voor het voortbestaan van het socialistische wereldsysteem. Hij wilde dat de economien van de Council of Mutual Economic Aid (COMECON) zich zouden specialiseren en beter integreren nu de verhoudingen tussen de Sovjetunie en China steeds meer verzuurden. 27 De communistische partijen op n lijn krijgen was dan ook ten zeerste gewenst nu Chroesjtsjov werkte aan een nieuwe grote strategie die op het Tweentwintigste Partijcongres van oktober 1961 zou worden vastgelegd. Op basis van de theorie van het staatsmonopoliekapitalisme werd besloten tot een brede alliantie van de arbeidersklasse met de boeren voor een socialistische revolutie met vreedzame middelen.28 Een dergelijke alliantie vergde uiteraard een aangepast eisenprogramma dat ook electoraal succes moest garanderen. Het IMEMO zou hieraan meewerken. Van 27 augustus tot 3 september 1962 organiseerde het IMEMO een internationale conferentie met communistische economen uit 22 landen over de aard van de EEG. De conferentie was met uiterste zorg voorbereid. Directeur Arzoemanjan van het IMEMO had eerst in de Pravda uitgelegd dat men de EEG wel als een instrument van de monopolies moest beschouwen, maar dat men ook moest inzien dat een nieuwe fase in de Europese integratie was ingezet. 29 In een vertrouwelijk rapport had hij aan de deelnemers

Day, Cold War, a.w., blz. 153. Nikita S. Khrouchtchev, Problmes actuels du systme socialiste mondial, in La Nouvelle Revue Internationale, 1962, nr. 9, blz. 14-48. 28 The Road to Communism. Documents on the 22nd Congress of the Communist Party of the Soviet Union. October 17-31, 1961, Moskou: Foreign Languages Publishing House, z.d., blz. 485. 29 Pravda, 23 mei 1982. Vertaling van dit artikel staat in De Rode Vaan, 15 juni 1962, blz. 17.
27

26

200

13. Een wonderbaarlijke terugkeer

de problemen van het hedendaagse kapitalisme toegelicht30 en hij had in de pers enkele orinterende stellingen over de aard van de economische integratie in de imperialistische landen gepubliceerd. 31 Hoewel deze conferentie achter gesloten deuren plaatsvond, verschenen er in de communistische pers uitvoerige verslagen van de debatten. 32 Roemjantsev, die als hoofdredacteur van de in vele talen verschijnende World Marxist Review ook lid van het Centraal Comit was, leidde de debatten met zorg. Blijkbaar vreesde men wanklanken van de zijde van de PCF die bleef vasthouden aan de stalinistische dogmas. De PCF had Henri Claude en Henri Jourdain33 gestuurde met de klassieke stelling dat de EEG een instrument in handen van de Amerikaanse monopolies was om Europa te knechten en het Duitse revanchisme te steunen. Doch deze analyse kreeg onmiddellijk de wind tegen toen Arzoemanjan de Fransen kritiseerde wegens hun subjectivistische fouten. De Italiaanse afgevaardigden Emilio Sereni en Eugenio Peggio gingen nog veel verder door de communistische partijen op te roepen om de EEG te aanvaarden en voortaan kwalitatieve eisen te stellen. 34
30

Rapport de lAcadmicien A. A. Arzoumanian, Problmes du capitalisme contemporain (typoscript), Moscou, [IMEMO], 1962, 154 blz. 31 Ob imperialistitsjskoj integratsii v zapadnoj Evropa (obsjsjij rynok) tezisy (Thesen over imperialistische integratie (eenheidsmarkt) in West-Europa), in Izvestija, 28 augustus 1962, blz. 3-4. 32 Het IMEMO publiceerde in het instituutsblad de referaten van P. Soeslin, A. Froemkin, L. Fedjakina, Joe. Lisovski, E. Varga en V. Zorin in de afleveringen 8 en 9 van 1962. 33 Henri Jourdain: Chez nous, comme dailleurs dans dautres pays capitalistes conomiquement dvelopps, les journes de dix douze heures, les semaines de soixante heures et plus sont choses courantes. Alors quil y a dj plus dun demi-sicle que les travailleurs luttent activement pour la journe de huit heures. Henri Jourdain, No-capitalisme fable ou ralit?, in Cahiers du Communisme, jg. 34, 1958, nr. 5, blz. 781-791. 34 Togliatti en Thorez verschilden van mening over de vreedzame of parlementaire weg naar het socialisme. Thorez hield ook krampachtig vast aan de verarmingsthesis. Franois Fejt, The French Communist Party and the Crisis of International Communism, Cambridge en Londen: The M.I.T Press, 1967, blz. 140-141. Max Lon, die correspondent van LHu-

13. Een wonderbaarlijke terugkeer

201

Op de conferentie meende Varga dat de EEG geen duurzame uitbreiding van de sector van de consumptiegoederen kon garanderen, maar wel de macht van de monopolies over de kleine producenten zou bevorderen. 35 Varga: De West-Europese integratie is een poging van het monopoliekapitaal om de priv-vorm der ekonomie te verzoenen met de produktiekrachten die de nationale grenzen overschreden hebben. Het imperialisme tracht de produktiekrachten die noodzakelijk de overgang naar het socialisme opeisen, binnen de perken van het staatsmonopolie op te sluiten.36 Volgens zijn oude schematiek meende hij dat als de monopolisten in sector 1 (investeringsgoederen) investeerden er wel een korte expansie kon ontstaan, maar dat dan ook de expansie in sector 2 (consumptiegoederen) zou worden afgeremd, waardoor dan een algemene inkrimping moest plaatsvinden. De EEG zou daardoor het tegengestelde van het beoogde effect bereiken! Varga dacht dat door de
manit in Moskou was, schreef slechts een vrij kort bericht in de editie van 27 augustus 1962 op blz. 3. Henri Jourdain, die Jean Pronteau was opgevolgd als hoofdredacteur van conomie et Politique, schreef voor LHumanit van 15 en 17 september 1962 een ruimer verslag. De stellingen voor de conferentie werden slechts op 18 september 1962 over de hele bladzijden 8 en 9 afgedrukt. De Rode Vaan had deze tekst al op 15 juni 1962 gepubliceerd. Het internationale kaderblad World Marxist Review (in het Frans La Nouvelle Revue Internationale en in het Nederlands Vraagstukken van Vrede en Socialisme) had de stellingen reeds in het julinummer afgedrukt en het verslag van de conferentie staat in het novembernummer. Pierre Joye, die voor de KPB deelnam aan de conferentie, schreef na terugkomst uit Moskou een uitvoerig rapport. Zie De Rode Vaan van 21 september 1962 tot en met 19 oktober 1962. 35 Tekst verscheen als Problmes thoriques de lconomie du March Commun, in Evguni Varga, Essais sur lconomie politique du capitalisme, Moskou: ditions du Progrs, 1967, blz. 320-340 (oorspronkelijk in het Russisch verschenen bij Politizdat te Moskou in 1964); dit artikel verscheen in Mirovaja ekonimika i mezjdoenarodnije otnosjenija, 1962, nr. 10, blz. 49-59. 36 Geciteerd naar Pierre Joye, De Konferentie van Moskou (III), in De Rode Vaan, 5 oktober 1962, blz. 6.

202

13. Een wonderbaarlijke terugkeer

EEG de Afrikaanse kolonin een belangrijke exportmarkt zouden worden. Dit stond dicht bij de onderconsumptietheorie van Rosa Luxemburg. Varga oogstte met deze analyse weinig bijval. A. G. Milejkovski stelde nogal zuur vast dat in deze visie het samenvoegen van de nationale markten alleen een rekenkundige operatie was zonder nieuwe kwaliteit of expansiemogelijkheden. 37 Dat leek hem erg onwaarschijnlijk. Daarmee vertolkte Milejkovski de officile mening dat de EEG een hoger stadium in de ontwikkeling van het monopoliekapitaal betekende daar de Europese trusts in hun concurrentie met de Amerikaanse monopolisten hun regeringen wilden gebruiken voor het uitbreiden van de afzetmarkten en het uitschakelen van de kleine concurrenten.38 Varga was in theoretisch n politiek opzicht door iedereen verlaten. Zijn analyses waren blijven hangen in die van de New Deal. Hij verzette zich wel tegen elke eenzijdige onderschikking van de staat aan het monopoliekapitaal, maar hij meende ook dat alleen in uitzonderlijke omstandigheden (bij voorbeeld in een oorlog) de staat de belangen van de gezamenlijke bourgeoisie kon uitdrukken. 39 Vreemd genoeg meende hij dat in het Westen een antimonopolistiExchange of Views, in World Marxist Review, jg. 5, 1962, nr. 12, blz. 54. 38 N. Osipenko, The Common Market and marxism, in New Times, nr. 34, 1962, blz. 9-11; idem, Snares and snags of European integration, in New Times, 1962, nr. 36, blz. 4-6; Nieuwe verschijnselen in de integratie van het monopoliekapitaal, in Vraagstukken van Vrede en Socialisme, jg. 5, 1962, nr. 7, blz. 19-34. 39 Deze stelling was de samenstellers van deze bundel met essays van Varga niet ontgaan. Ze stelden zich dan ook de vraag wanneer die uitzonderlijke toestand zou ontstaan. Varga meende trouwens dat het kapitalistische regime altijd bedreigd was en de staat dus steeds belangrijker werd voor het monopoliekapitaal. Volgens de uitgever was de staat altijd de uitdrukking van de belangen van de monopoliebourgeoisie en ltat est la violence concentre et organise par loligarchie monopoliste. La fraction de la bourgeoisie qui domine dans lconomie est aussi celle qui rgne dans la politique. Introduction, in Evguni Varga, Essais, a.w., blz. 6.
37

13. Een wonderbaarlijke terugkeer

203

sche coalitie van diverse klassen, de niet-monopolistische bourgeoisie incluis, in de maak was. Daarmee volgde hij weer de nieuwe koers. Voorts hield hij vast aan Lenins theorie over de arbeidersaristocratie om het uitblijven van revoluties in het Westen te verklaren. Doch omdat het kapitalisme alleen tijdens een bepaalde conjuncturele cyclus de levensstandaard van de arbeidersklasse kon verbeteren, wees hij alle reformistische illusies van de hand. 40

40

Idem, blz. 133.

Hoofdstuk 14 Wat nu nog rest na een lang leven Na zijn overlijden in 1964 werd Varga nog wel geerd, maar uiteindelijk zou de belangstelling voor zijn werk verminderen naarmate de communistische partijen de strategie van de vreedzame coxistentie aanvaardden en de parlementaire weg naar het socialisme insloegen. Varga overleed te Moskou, bijna 85 jaar oud, op 7 oktober 1964. Hoewel praktisch blind geworden, was hij tot op het laatste publicistisch actief gebleven. Na zijn overlijden verscheen in Pravda en Izvestija een rouwbetuiging die door Nikita Chroesjtsjov en de leden van het Politburo en van het bestuur van de Academie van Wetenschappen ondertekend was.1 Dit moest het belang van de overledene onderstrepen. In de advertentie werd hij geprezen als een grote communistische geleerde en veteraan van de internationale revolutionaire arbeidersbeweging. Vargas rehabilitatie was daarmee compleet. De denigrerende opmerking dat hij een bourgeois-reformist was, verdween naderhand uit de derde editie van de Grote Sovjetencyclopedie.2 Hij kon derhalve worden opgenomen in het pantheon van de sovjetwetenschappen. Een begrafenis in de befaamde muur van het Kremlin zat er echter niet in. Aan het uitgeven van zijn verzamelde werken werd even gedacht, maar het project werd blijkbaar ijlings begraven toen de omvang ervan zichtbaar werd. Men probeerde het daarom in Moskou met een selectie
Evgeniy Samoeilovitsj Varga, in Izvestija, 10 oktober 1964, blz. 3; Pravda, 9 oktober 1964, blz. 5. Ook zijn oude tegenstander Ostrovitjanov had getekend. Er verschenen voorts necrologien in o. a. Neues Deutschland, 10 oktober 1964, blz. 4B (door J. Kuczynski) en Npszabadsg, 9 oktober 1964, blz. 5 (door Gyula Hevesi). 2 Bolsjaja Sovjetskaja Entsiklopedija, Moskou, 1971, deel 4, kol. 881882.
1

14. Wat nu nog rest na een lang leven

205

uit zijn belangrijkste werken. Wetenschappelijke colloquia over Varga konden volgen. Vreemd genoeg ebde de animo voor Varga al snel weg. De reden daarvoor was dat Varga tot het voorbije tijdperk van de bolsjevistische wetenschap en propaganda behoorde en daardoor nog slechts weinigen kon inspireren. Reeds onder Chroesjtsjov was Varga door andere academici overvleugeld. Voorts was hij een Hongaar die in Moskou was blijven hangen en die omwille van onbekende redenen in 1945 niet naar zijn vaderland was teruggekeerd. Na de Hongaarse opstand van 1956 was hij, als goede vriend van Rkosi, in Boedapest allicht niet meer welkom. 3 Alleen in de DDR had hij, mede door toedoen van Kuczynski, wel zijn prestige zien groeien, maar hij had zich nooit innig verbonden gevoeld met zijn Berlijnse bewonderaar. Varga had aan zijn nagedachtenis gewerkt door op het einde van zijn leven zijn memoires aan zijn secretaresse te dicteren. Doch deze herinneringen die verweven waren met observaties over de verwording van de buitenlandse politiek van de USSR ten aanzien van China, waren allerminst voor onmiddellijke publicatie bedoeld. De lectuur ervan laat ook een zeer verbitterde oude man zien die het bewind van Chroesjtsjov allerminst genegen is en die met afschuw over zijn oude vijanden in het academische en politieke apparaat praat. Andrej Vysjinski noemt hij een schoftige hond, L. N. Ivanov een doortrapte schoft en Aleksandr G. Tsjerbjakov een beul.4

Toch besloot het Centraal Comit van de herstichte Hongaarse partij op 25 januari 1957 hem voor advies uit te nodigen. Sndor Balogh (red.) A Magyar Szocialista Munksprt. Jegyzknyvei (De Hongaarse Socialistische Arbeiderspartij. Verslagboeken), deel 2, 1957. janur 25 1957. prilis 2., Boedapest: Intera Rt., 1993, blz. 31 4 Zie tekst opgenomen in Gerhard Duda, Jen Varga und die Geschichte des Instituts fr Weltwirtschaft und Weltpolitik in Moskau 1921-1970. Zu den Mglichkeiten und Grenzen wissenschaftlicher Auslandsanalyse in der Sowjetunie, Berlijn: Akademie-Verlag, 1994, blz. 408-410.

206

14. Wat nu nog rest na een lang leven

Politiek gezien was Varga tot op het einde van zijn leven ervan overtuigd dat een vreedzame machtsovername onmogelijk was omdat de bourgeoisie dat niet zou toestaan.5 Maar hij was wel zo verstandig die gedachte voor zich te houden toen Chroesjtsjov koos voor de strategie van de vreedzame coxistentie en de parlementaire weg naar het socialisme. In zijn publicaties ondersteunde hij deze nieuwe koers. Dat geeft al aan dat er een discrepantie bestond tussen Vargas publiekelijke optreden en zijn intiemste overtuiging die hij ook voor vrienden en collegas verborgen hield. Vargas vriendenkring was overigens beperkt. Naar eigen zeggen onderhield hij alleen met Majski die in 1946 lid van de Academie was geworden, en met zijn veel jongere collega Boris N. Ponomarjov, later nog vertrouwelijke relaties.6 Merkwaardig genoeg werd onder de naam van Varga een pamflet (testament) verspreid in het circuit van de samizdat. Dat testament werd naar het Westen gesmokkeld en daar in 1970 in vele talen uitgegeven. 7 Zo werd Varga in het pantheon der dissidenten
Zie tekst opgenomen in Duda, a. w., blz. 360 e.v. Idem, blz. 421-422. Ponomarjov was een ex-functionaris van de Komintern. Vanaf 1957 was hij secretaris van het Centraal Comit. In 1961 werd hij ook verantwoordelijk voor de contacten met de buitenlandse communistische partijen. Hij was hoofdredacteur van de herziene versie van de Geschiedenis van de CPSU. 7 Het zogenaamde testament van Varga kwam ongetwijfeld al in 1969 bij diverse dissidente communisten in het Westen terecht. Franz Marek publiceerde in Wiener Tagebuch (1970, n. 3, blz. 5-7) enkele bladzijden onder de titel Die Nomenklatur. Wie sowjetisch ist die Sowjetunion?. Het werd in Frankrijk met de hulp van Roger Garaudy in 1970 uitgegeven als Le testament de Varga. Suivi de textes indits de Lnine, Parijs: Bernard Grasset, 1970. G. Pospelov, een collega uit de academische wereld, was er de auteur van. Deze tekst verscheen in 1968 in de samizdat van Galanskov in de USSR en een exemplaar werd bij de dissidente generaal P. Grigorenko (zie Piotr Grigorenko, Mmoires, Parijs: Presses de la Renaissance, 1980, blz. 520) gesignaleerd. De publicatie van deze tekst bij Grasset in Parijs leidde tot een kleine rel in Moskou en tot een reactie van familieleden en vrienden van Varga. Zie O tak nazyvaemom zavezjanin
6 5

14. Wat nu nog rest na een lang leven

207

bijgezet.8 Het heeft Vargas reputatie in de communistische wereld niet geschaad. Vargas wetenschappelijke faam was getaand nu de wet van Varga (in het kapitalisme neemt de werkloosheid door de technologische vooruitgang toe) uit de wetenschappelijke handboeken werd verwijderd en zijn empirische studies over het monopoliekapitalisme een gedateerde indruk maakten. Briljant, maar toch schematisch, zo zou men zijn werk nu kunnen kwalificeren. 9 Varga was in vele opzichten niet meer dan een eclectische epigoon geweest die de theorie van de overproductie met die van de onderconsumptie had willen combineren. Bij Varga vinden we veel van Rosa Luxemburg, Kautsky, Hilferding en Boecharin terug in combinatie

Vargi (Over het zogenaamde testament van Varga), in Literatoernaja Gazeta, nr. 35, 26 augustus 1970, met ingezonden brieven van Charlotta S. Varga en Maria E. Varga en een protestbrief van Vargas collegas in de economische wetenschappen V. Ja. Aboltin, S. A. Dalin, V. I. Kaplan, A. A. Manoekijan, E. A. Gromov, Ja. A. Pevzner, V. A. Tsjernakov. In Westerse bladen werd over het algemeen de authenticiteit van de tekst niet in twijfel getrokken en werd het testament soms zelfs beschouwd als een belangrijke tekst (Tamara Deutscher, Soviet Fabians and others, in New Left Review, nr. 62, 1970, blz. 49). G. G. Pospelov, de zoon van auteur G. Pospelov, erkende later dat het een vervalsing was, zie Zavezjanie Vargi (Het testament van Varga) in Roeskaja Mysl (De Russische Geest) van 6-12 januari 1994. Een verkorte versie van het echte testament werd voor het eerst in 1991 in het Russisch uitgegeven in het tijdschrift Polis, Polititsjeskije Issledovanije (Polis. Politiek Onderzoek), jg. 1, 1991, nr. 2, blz. 75-94 en nr. 3, blz. 148-164, met een postscriptum van M. Ja. Gefter. Zie ook The forgery of the Testament of Varga, http://revolutionarydemocracy.org/rdv6nl/varga.htn. 8 Hij werd als dusdanig opgenomen in de handboeken van de CIA. Biographical Dictionary of Dissidents in the Soviet Union 1956-1975, gecomp. en gered. door S. P. de Boer, E. J. Driessen en H. L. Verhaar, 1982; Who is Who in the USSR, gecomp. door het Institute for the History of the USSR, Mnchen, 1972. 9 Zie recensie van Eric D. Weitz van Duda, a. w., in The Slavic Review, jg. 55, 1996, nr. 4, blz. 923.

208

14. Wat nu nog rest na een lang leven

met Lenins en Stalins uitspraken over de algemene crisis van het kapitalisme en het imperialisme. Varga heeft nooit het politieke debat op straat of in de massavergaderingen gezocht. Hij werkte het liefste achter de schermen. In het partijapparaat was hij steeds zo goed als onzichtbaar, waardoor hij ook aan de aandacht van zijn tijdgenoten ontsnapte. Toen van Trotski, Stalin en Lenin biografien werden gepubliceerd en daarna ook de minder bekende figuren uit de Russische Revolutie hun biografien kregen, was er nauwelijks belangstelling voor Varga. Ook in de talloze autobiografische geschriften van lotgenoten komt Varga slechts sporadisch voor. De meeste gasten van het befaamde Hotel Lux in Moskou weten hem zich nauwelijks te herinneren. De enige die ooit uitvoerig over Varga rapporteerde was de Tsjetsjeense communist Aleksandr Oeralov (Avtortsjanov). Hij herkende in Varga een pedante Duitse ambtenaar die de onverzettelijkheid van een Russische boekhouder combineerde met de lenigheid van een Oosterse fakir. Ook meende hij dat Varga in elk land en onder elke andere directeur carrire had kunnen maken en dat Varga zich meer op zijn gemak moet hebben gevoeld in de schaduw van een effectenbeurs dan op de plechtige congressen van de Komintern. 10 De nogal praatzieke Hongaarse romancier Ervin Sink, die later nog bekendheid zou verwerven als lid van het partizanenleger van Tito, laat in zijn dagboek en uitgebreide briefwisseling alle in Moskou en elders levende Hongaren de revue passeren, maar Varga slaat hij over.11 In de nochtans uitgebreide memoires van de Franse communisten Jacques Duclos12 en Georges Cogniot13 blijft Varga
10

Alexander Uralov, The Reign of Stalin, Londen: The Bodley Head, 1953, blz. 93. 11 Ervin Sink, Roman eines Romans, Moskauer Tagebuch, Keulen: Verlag Wissenschaften und Politik, 1962; Jzsef Kovcs (red.), Sink Ervin Levelezse (Ervin Sink Briefwisseling), deel 1, 1914-1944, Boedapest: Argumentum Kiad, 2001. 12 Jacques Duclos, Mmoires, Parijs: Fayard, 1968-1972, 6 delen. 13 Georges Cogniot, Parti pris. Cinquante-cinq ans au service de lhumanisme rel, Parijs: ditions sociales, 2 delen.

14. Wat nu nog rest na een lang leven

209

ongenoemd. Giulio Ceretti, die lange tijd de rechterhand van Togliatti en Thorez was, noemt Varga in zijn memoires slechts terloops.14 Hij had in Hotel Lux ooit gelogeerd in de kamer waarin ook Varga had gewoond. Ruth von Mayenburg, die in de jaren dertig de echtgenote van Ernst Fischer 15 was, herinnert zich Varga als een lezer van detectives.16 Deze laatste opmerkelijke voorliefde van Varga wordt overigens bevestigd door een brief die Vargas echtgenote in 1961 vanuit Moskou aan de toenmalige Hongaarse partijleider Jnos Kdr schreef met het verzoek detectives aan haar zieke man te sturen.17 Kdr liet 20 detectives per diplomatieke koerier verzenden. 18

Giulio Ceretti was de rechterhand van zowel Palmiro Togliatti als Maurice Thorez. Giulio Ceretti, lombre des deux T. 40 ans avec Palmiro Togliatti et Maurice Thorez, Parijs: Julliard, 1973, blz. 248. 15 Fischer zelf heeft het niet over Varga in zijn memoires. Ernst Fischer, Erinnerungen und Reflexionen, Reinbek: Rowohlt, 1969. 16 Ruth von Mayenburg noemt hem een leidenschaftlicher Krimileser und unbestritten der kompetentenste marxistische Nationalkonom die in kamer nummer 1 op de eerste etage woonde alvorens een appartement te ontvangen. Ruth von Mayenburg, Hotel Lux, C. Bertelsmann Verlag, 1973, blz. 129. Ruth Fischer noemde Varga nadat ze hem in Wenen in 1919 had ontmoet, nicht kmpferisch genug, um eine fhrenden Stellung zu halten. Ruth Fischer, Tito contra Stalin, in Der Monat. Eine Internationale Zeitschrift (West-Berlijn), jg. 1, 1949, nr. 7 (april), blz. 46. Jules Humbert-Droz noemt Varga een enkele keer in zijn memoires toen hij in 1927 in Berlijn verbleef en er vernam dat Varga met zijn gezin naar Moskou zou vertrekken. Jules Humbert-Droz, De Lnine Staline. Dix ans au service de lInternationale Communiste 1921-1931. Mmoires de Jules Humbert-Droz, Neufchtel, la Baconnire, 1971, blz. 290. 17 Detectives in de Engelse, Duitse en Franse taal waren welkom daar haar man na een lang verblijf in het ziekenhuis weer op de been was en zich wilde ontspannen. Brief d.d. 11 februari 1961 in Tibor Huszr (red.) Kedves, j Kdr Jnos levelezsebl 1954-1989 (Waarde, goede kameraad Jnos Kdr, briefwisseling 1954-1989), Boedapest: Osiris, 2002, blz. 178. 18 Brief d.d. 17 februari 1961, idem, blz. 178.

14

210

14. Wat nu nog rest na een lang leven

Onderzoekers die zich speciaal voor Varga interesseerden, hebben niet meer dan een nogal officile functionaris kunnen beschrijven. Lszl M. Tikos typeert Varga als een onwillige conformist. 19 Gerhard Duda laat vooral Varga zien als een producent van teksten en rapporten. In de geschiedschrijving van de Hongaarse communistische beweging komt Varga slechts marginaal aan bod. Hij behoorde niet tot een uitgesproken netwerk of vriendenkring. Varga was de man van de besloten vergaderingen. Dat hij uiteindelijk met Rkosi innig bevriend raakte, had allicht te maken met hun nogal gelijksoortige achtergrond als joodse jongens uit de provincie die in Boedapest eerst handelsbediende waren geworden en daarna hadden gestudeerd. 20 Dat verklaart allicht waarom Varga na 1945 als hij in Boedapest was, altijd bij Rkosi logeerde. Deze bijzondere vriendschap maakte toen van Varga een invloedrijke adviseur. 21 De val van Rkosi in 1956 moet Varga zwaar hebben geschokt. Alleen in de Sovjetunie, de DDR en Hongarije werd na Vargas dood nog enige aandacht aan zijn oeuvre besteed. In deze landen werd hij uitgegeven. In de DDR poogde Jrgen Kuczynski de vorming van de zogenaamde school van Varga te promoten via het Institut fr Internationale Politik und Wirtschaft22 in Berlijn. In Hongarije werd eind 1954 aan de Academie van Wetenschappen

Lszl M. Tikos, Eugen Varga: A reluctant conformist, in Problems of Communism, jg. 14, 1965, nr. jan.-feb., blz. 71-74. 20 In juni 1946 ging Rkosi met een aantal van zijn ministers op bezoek naar Parijs, Londen en Washington. Zie reportage in Szabad Np, 27 juni 1946, blz. 1 over het bezoek aan Harry Truman. President Truman, evenals Rkosi een ex-winkelbediende, vatte eveneens meteen sympathie op voor de Hongaarse partijleider. 21 In de Brockhaus Enzyklopdie van 1974 wordt van Varga beweerd dat hij in 1950 gedurende korte tijd Wirtschaftsdiktator van Hongarije was. 22 Vr 1974 heette deze instelling Deutsches Wirtschaftsinstitut, daarna hernoemd tot Institut fr Internationale Politik und Wirtschaft (IPW). In het tijdschrift van het instituut werd Vargas theorie van de algemene crisis van het kapitalisme beleden. Zie Zum 100. Geburtstag von Eugen Varga, in IPW-Berichte, 1979, nr. 10, blz. 16-29.

19

14. Wat nu nog rest na een lang leven

211

een Instituut voor Economie23 opgericht met Vargas neef Gyrgy Gncl (geb. 1907) als directeur. Aan de Karl Marx Universiteit in Boedapest werd een seminarie naar hem vernoemd. 24 Straatnaambordjes in Boedapest en Moskou verschenen met de naam van Varga op. In Moskou werd op de gevel van zijn laatste woonplaats aan de Leninski Prospekt nr.11 een herdenkingsplaket aangebracht. Standbeelden van hem werden niet geplaatst. Pogingen om het hele oeuvre aan een nauwgezette studie te onderwerpen, werden uiteindelijk niet voortgezet. Buitenlandse marxisten lieten Varga veelal links liggen. 25 Uiteraard werden er periodieke manifestaties van eerbetoon gehouden. Dan schuwde men soms de overdrijving niet. Ook selecties uit het werk van Varga werden in zowel de Sovjetunie, als in de DDR en Hongarije uitgegeven. 26 In West-Berlijn werd in vijf delen een grote selectie van Vargas economische artikelen uit de bladen van de Komintern herdrukt.27 In november 1969 organiseerde het IMEMO in Moskou een colloquium28 naar aanleiding van Vargas negentigste geboortedag. Men

K. Szab, Twenty-five years of economic science in Hungary, in Acta Oeconomica Academiae Scientiarum Hungaricae, jg. 5, blz. 259. 24 Interview met Zsuzsa Nagy, Boedapest, 23 augustus 2000. 25 Zo ontbreekt Varga in Paul A. Baran en Paul M. Sweezy, Monopoly Capital. An Essay on the American Economic and Social Order, New York: Monthly Review Press, 1966. 26 E. S. Varga, Izbrannye proizvedenija (Gekozen werken), Moskou: Naoeka, 1974, 3 delen. E. S. Varga, Ausgewhlte Schriften, Berlijn: Akademie-Verlag, 1979. Dit is een vertaling van de Russische editie uit 1974. Er is ook de selectie in het Hongaars: Vlogatott irsok (Uitgekozen werken), Boedapest: Kossuth Kiad, 1976-78. 27 E. Varga, Wirtschaft und Wirtschaftspolitik, West-Berlijn, Verlag das Europische Buch, 1977, 5 delen. Het eerste deel werd ingeleid door Georg Gncl, Jrg Goldberg en Josef Schleifstein 28 Verslag in de Pravda van 5 november 1969. De leiding van de vergadering werd waargenomen door directeur N. N. Inozemtsev. Verslag ver-

23

212

14. Wat nu nog rest na een lang leven

bestond het toen om Varga als een revolutionaire vriend van Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht te presenteren die van de Sovjetunie zijn tweede vaderland had gemaakt.29 Varga heeft beide revolutionairen nooit ontmoet. Vargas honderdste verjaardag werd in de USSR, Hongarije en de DDR met wetenschappelijke colloquia met een hoog propagandistisch gehalte gevierd. 30 Men zat elkaar wat in de weg met de datum van deze vieringen. Het IMEMO in Moskou hield op 1 en 2 november 1979 onder voorzitterschap van P. N. Fedosejev een conferentie met een aantal Hongaarse sprekers.31 Op 6 november 1979 vond ook een symposium aan de Karl-Marx-Universitt te Leipzig plaats. Kuczynski stelde hier in zijn openingstoespraak dat Varga een voorbeeld was voor andere wetenschappers omdat hij een niet te corrumperen steven naar waarheid had bezeten. 32 Deze academische manifestaties stonden niet helemaal los van hetgeen in de grote wereld van de politieke besluitvorming aan de hand was. Immers, de academische wereld kon niet volledig aan de werkelijkheid van de vreedzame coxistentie ontsnappen. In maart 1967 had het IMEMO in Moskou onder voorzitterschap van P. N.

scheen in het instituutstijdschrift Mirovaja ekonomika i mezjdoenarodnye otnosjenija, 1969, nr. 11, blz. 14-20 en 1970, nr. 1, blz. 123-131. 29 ego vtoroj rodinoj, aldus N. N. Inozemtsev. 30 Het colloquium aan de Karl Marx Universiteit in Boedapest werd opgeluisterd met de komst van Mria Varga en Jakov A. Pevzner uit Moskou. Sprekers waren Gyrgy Gncl, Lajos Varga, Gyrgy Pter, gnes Szab en Andor Lszl. Npszabadsg, 6 november 1979, blz. 5. 31 Er verscheen een nogal slordig uitgegeven congresboek. Tvortsjeskoje nasledije akademika E.S. Vargi (De creatieve erfenis van E.S. Varga), Moskou: Akademija Naoek SSSR, 1981. 32 Jrgen Kuczynski, Eugen Varga, in Heinz Weber (red.), Eugen Varga (6.11.1879 7.10.1964). Hervorragender Funktionr der internationalen Arbeiterbewegung und bedeutender marxistisch-leninistischer Wissenschaftler. Referate und Beitrge. Wissenschaftliches Kolloquium mit internationaler Beteiligung 6.11.1979, Leipzig: Karl-Marx-Universitt, 1980, blz. 7.

14. Wat nu nog rest na een lang leven

213

Fedosejev een internationaal33 congres gehouden naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van Lenins boek over het imperialisme. Toen werden diegenen die zich met al te simplistische studies over het monopoliekapitalisme en over het functioneren van de burgerlijke staat tevreden stelden, duidelijk de wacht aangezegd.34 In 1969, toen het IMEMO een colloquium organiseerde om de negentigste geboortedag van Varga te herdenken, werd die waarschuwing aan de oude garde nog eens uitdrukkelijk herhaald. Men mocht Lenin niet meer als alibi gebruiken om achterhaalde stellingen te verdedigen. De theorie van het staatsmonopoliekapitalisme was nu aan verfijning toe en ze mocht de vorming van vooruitstrevende electorale allianties in de kapitalistische landen zeker niet in de weg staan. Voortaan was Hilferding meer dan ooit stilletjes present in de nieuwe varianten van de theorie van het monopoliekapitalisme. De monopolistische bedrijven (de zogenaamde trusts35) konden immers
Waren van uit het Westen o.a. aanwezig Andr Lajoinie (PCF) en Pierre Joye (KPB). 34 Verslagen in Mirovaja ekonomika i mezjdoenarodnije otnosjenija, 1967, nr. 6, blz. 58-106. 35 De term trust komt uit de Verenigde Staten en verwijst naar een juridische constructie waarbij bedrijven hun belangen laten vertegenwoordigen of laten overkoepelen door een nieuw bedrijf dat in hun naam optreedt. De term kreeg in Frankrijk en Belgi een iets andere betekenis en verwees naar grote banken die aandelen in industrile en commercile bedrijven bezitten. De studie van de grote financile en industrile groepen heeft aanleiding gegeven tot veelal inventariserende en beschrijvende of historiserende studies over de werking van deze trusts, al of niet aangevuld met beschouwingen over de samenstelling van de leidende elites of grote families die het aandelenkapitaal in handen hebben. In de communistische partijen deed Victor Perlo dat voor de Verenigde Staten. Zie Victor Perlo, Empire of High Finance, New York: International Publishers, 1957, vertaald als Lempire de la haute finance (La gense du capitalisme monopoliste dtat aux U.S.A.), Parijs: ditions sociales, 1974. Voor Nederland wezen Friedl Baruch c.s. de weg met Grote macht in klein land. Een beeld van het monopolie-kapitaal en zijn invloed in Ne33

214

14. Wat nu nog rest na een lang leven

via nationalisaties worden onteigend en de burgerlijke staat kon door een linkse regering worden overgenomen en gedemocratiseerd. Na de dood van Thorez in 1964 waagde Paul Boccara zich aan een verregaande revisie van Lenin. Hij schrok en niet voor terug om Hilferding en zelfs Toegan-Baranovski positief te citeren toen de PCF zich opmaakte om met de socialisten en de burgerlijke radicalen een programme commun af te sluiten. Bij deze gelegenheid werd in mei 1966 een internationale conferentie te Choisyle-Roi gehouden waar Boccara o.a. ook het proces van Varga maakte. Boccara meende dat Varga in de jaren dertig verkeerdelijk had beweerd dat de monopoliebourgeoisie niet in staat was om de crisis te overwinnen. Daardoor was Varga voor een vorm van catastrofisme bezweken. 36 In het begin van de jaren zeventig herhaalde Boccara deze analyse nogmaals. 37 Toen in 1976 de ditions sociales het befaamde werkje van Varga La crise conomique, sociale, politique uit de jaren dertig opnieuw uitbrachten, konden inleiders Jean Charles en Serge Wolikow niet anders dan Boccara beamen. Volgens beide inleiders was Vargas theoretische veralgemening vooral gebaseerd op algemene historische veranderingen die buiten de beweging van het kapitaal waren geplaatst. Vandaar dat Varga verkeerdelijk meende dat de monopolies altijd de inkomensherverdeling in eigen voordeel wisten te beslissen. Dat betekende een begrafenis eerste klas voor Varga.
derland, Amsterdam: Pegasus, 1962, 2 delen. Voor Belgi deed Pierre Joye dit werk al in de jaren vijftig met Les trusts en Belgique. La concentration capitaliste, Brussel: Socit Populaire dditions, 1956 (later diverse herziene herdrukken). In dat laatste werk koppelde Joye, volkomen in de orthodoxe lijn van Stalin, de concentratie van het kapitaal in monopolies aan lasservissement progressif de tous les autres producteurs, lappauvrissement constant des masses populaires et la spoliation systmatique de peuples entiers. (blz. 12) 36 Paul Boccara, Introduction la question du capitalisme monopoliste dtat, in conomie et politique. Revue marxiste dconomie, Le Capitalisme monopoliste dtat. Confrence internationale Choisy-le-Roi 26/29 mai 1966, deel 1, blz. 9-10. 37 Trait marxiste dconomie politique. Le capitalisme monopoliste dtat, Parijs: ditions sociales, 1971, 2 delen.

Anda mungkin juga menyukai