Anda di halaman 1dari 133

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN

Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest


Les 1 – De geest en haar voertuigen

GEHEIMEN VAN DE GEEST

Inleiding.
Als wij spreken over de geest, dan blijft dit voor vele mensen een hypothese of een gebied,
waarover de meest eigenaardige bakerpraatjes in omloop zijn. Er wordt over die geest
onnoemelijk veel gesproken. Toch blijkt dat er vele misvattingen blijven bestaan. Een van de
grootste daarvan is wel, dat de geest bij de normaal in de stof levende mens als een
afzonderlijke eenheid moet worden beschouwd. Er is gedurende de periode van het stoffelijk
leven sprake van een behoorlijk intense gebondenheid, zodat tijdelijk - wat het bewustzijn
betreft - stof en geest als eenheid mogen worden beschouwd. Bij onze poging om verschillende
van die geheimzinnige aspecten van het begrip "geest" te belichten en tevens uw aandacht te
richten op de krachten van die geest en de wijze, waarop deze zich ook in de stof kunnen
openbaren, zullen wij ongetwijfeld bepaalde stoffelijke verschijnselen mede onder de loep
moeten nemen. Ik denk hierbij aan bepaalde problemen, die bij de opvoeding kunnen
voorkomen, maar evengoed aan spanningen die in een bepaald huwelijk kunnen rijzen, of zelfs
de angst voor de dood en de angst voor het oud worden.
Wij hebben hier te maken met problemen, die stoffelijk gezien eerder psychologisch moeten
worden opgelost. Maar indien wij wéten hoe de geest zelve is, zal het ons vaak gemakkelijker
vallen ons aan die psychologische noodzaken aan te passen en om afstand te doen van vele
vooroordelen, die - geboren uit stoffelijke noodzaken of mede - dikwijls de mens het activeren
van zijn geestelijke capaciteiten buitengewoon moeilijk maken.
Ons standpunt, d.w.z. het standpunt van de Orde en van vele andere geestelijke groepen, luidt
als volgt:
De geest, zijnde het blijvende element, is belangrijker dan de stof op zichzelf. Het totaal van
haar vermogens en krachten - onvergankelijk zijnde - zal een veel grotere beïnvloeding van
het uiteindelijke bewustwordingsproces kunnen betekenen dan de stof alleen.
Het is dus noodzakelijk, dat juist op deze geheimzinnige eigenschappen, kwaliteiten en
mogelijkheden van de geest de nadruk wordt gelegd, opdat de mens in de stof zich steeds
sterker zal realiseren, hoe en waarom de geest bepaalde eisen kan stellen en hoe en waarom
de geest zal ingrijpen en werken in het menselijk bestaan.
Om dit te bereiken zullen wij trachten de eigenschappen zowel als de opbouw van de geest
afzonderlijk te bespreken. Daarnaast zullen wij wijzen op de contacten en verbanden, die
kunnen worden gelegd met andere werelden en ook op de bindingen, die met ons eigen
stoffelijk leven blijken te bestaan.

EERSTE LES - DE GEEST EN HAAR VOERTUIGEN

Het idee geest kan nimmer worden geclassificeerd of gerubriceerd. Het is bewustzijn en als
zodanig een kracht, wier vorm voortdurend verandert, die in een voortdurende fluctuatie is, tot
zij ten slotte een evenwicht vindt. Dit laatste is dan tevens het eind van het verschijnsel dat de
geest voortbrengt: het voertuig.
Er blijkt echter in de geest een grote veelheid van mogelijkheden en ontwikkelingen gelijktijdig
gaande te zijn. Deze kunnen worden vergeleken met afzonderlijke werelden of - zo u een
eenvoudig voorbeeld wilt hebben - met de verschillende gesprekken, die via en veel-aderige

1
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 1 – De geest en haar voertuigen

telefoonleiding tegelijk kunnen worden gevoerd. Als wij de fase die regeert niet kennen, is het
zeer moeilijk te zeggen wat belangrijk is en wat niet. Het zal ons vaak zwaar vallen een
definitie te geven, waardoor een geestelijke wereld volledig wordt vastgelegd. Verder blijkt
ons, dat dit bewustzijn zelf klaarblijkelijk vele vormen schept en - krachtens dit scheppend
vermogen - dus ook een voortdurend wisselend aantal voertuigen heeft, die elk voor zich een
voortdurend wisselende vorm kunnen hebben.
Van menselijk standpunt uit is de geest één geheel. Dat is begrijpelijk, want de geest en het
totaal van haar invloed openbaart zich aan de mens via het onderbewustzijn en drukt zich
tevens ten dele af in de stoffelijke vorm. Om echter die geest te kunnen begrijpen en haar
soms zeer tegenstrijdige invloeden voor uzelf geheel te kunnen ontrafelen, zult u eerst moeten
begrijpen, hoe die geest in haar verschillende vormen werkt. Daarom zullen wij nu beginnen
van die geest een zo populair mogelijk beeld te geven.
Stel u die geest voor als een land. Een land b.v. als Nederland met 11 of desnoods 12 of 14
provincies. Elk van die provincies heeft een eigen centrum. Elk van die provincies heeft een
eigen maatschappelijk bestel. Elk van die provincies heeft haar eigen behoeften en eisen. Zoals
men b.v. in het noorden roept om maatregelen aan de Eems-mond en de Dollard: zoals men in
het zuiden roept om inperkingen van de wilde wateren of wel om het behoud van een open
Westerschelde, zo zal b.v. Zuid-Holland vragen om meer woon- en recreatiegebieden, terwijl
men ergens in de Achterhoek vraagt om meer industriële mogelijkheden. Elk deel heeft zijn
eigen belangen.
Zo is het nu ook gelegen in de geest. Er is een soort parlement en zelfs een soort staatshoofd.
De bindende kracht die alle afzonderlijke delen en werkingen in de geest samenhoudt, word
over het algemeen de ziel genoemd. Zij is een deel van de goddelijke Kracht: zij is de energie
waardoor en waaruit alles bestaat. Zonder deze zou er chaos zijn en ordening zou onmogelijk
blijken. Het parlement zelve wordt gevormd door twee punten, die zowel buiten het menselijk
beschikkingsrecht als buiten het geestelijk beschikkingsrecht liggen, plus een derde dat wél
door de geest beschikt wordt en dan ook voortdurend kan worden gewijzigd. Te weten :
Ten eerste: de schepping met een vaste waarde binnen de volmaakt geschapen wereld, dus
zoals die uit God bestaat:
Ten tweede: een vaste weg door de tijd. Er moet een bepaalde reeks ontwikkelingsfasen
worden doorlopen. Hieraan kan de geest niets veranderen. Aan het feit, dat zij is ontstaan en
een vast doel heeft, kan zij niets veranderen. Zij zou zichzelve vernietigen. De weg, die zij
door de tijd in verschillende fasen zal moeten afleggen, kan zij vlug of langzaam doorlopen,
maar zij kan aan deze weg ten slotte niet geheel ontkomen. Zij blijft gebonden aan de door
God voor haar bestemde mogelijkheden en kan daar niet buiten gaan.
Ten derde is er ook nog een soort bewustzijn, en dat is het algemeen bewustzijn. Het totaal
van de geest heeft een bewustzijn dat is samengesteld uit alle differente factoren der
verschillende door mij genoemde provincies: dus delen of werelden. Dit algemeen bewustzijn
heeft kennis van de weg én van het doel. Naarmate het bewustzijn groter is en dus a.h.w.
meer invloed krijgt in dit triumviraat, zal het in staat zijn de weg beter te beseffen en het doel
nauwkeuriger te omschrijven. Hoe kleiner het bewustzijn is, hoe geringer zijn werkelijke
invloed in dit "parlement", zoals ik het heb genoemd.
Elke provincie streeft voor zichzelve. Maar zoals in Nederland bepaalde provincies voor hun
welvaart zeer van im- en export afhankelijk zijn, zo kunnen wij ook zien dat in de geest
bepaalde provincies - dus niet alle - afhankelijk zijn van invloeden van buiten. Slechts op deze
wijze kan het bewustzijnsproces binnen dit deel van de geest in stand worden gehouden,
slechts op deze wijze is een ontwikkeling mogelijk. Elke provincie is geneigd om voor zichzelf
het meest te vergen: dat weet u waarschijnlijk uit de politiek. Op dezelfde wijze zal elk
provincietje in de geest - dat wij dan verder maar "voertuig" zullen noemen - voor zich de
hoogste rechten opeisen. Dit betekent dat er in het centrale wezen ( in het bewustzijn dus als
zodanig) vaak zeer tegenstrijdige eisen en wensen bestaan. Hoe kleiner het bewustzijn is, hoe
minder het directe zeggenschap. Is het centraal bewustzijn groot, dan overziet het de weg, het
overziet de taak en de plaats binnen de schepping en zal dus aan de verschillende voertuigen

2
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 1 – De geest en haar voertuigen

die krachten en taken overdragen, welke voor het totaal noodzakelijk zijn. Is het bewustzijn
klein, dan krijgen wij te maken met willekeur. Ik denk hier terug aan de tijden, dat er b.v. in
Nederland nog Generaliteitslanden bestonden als Brabant en Limburg, waarbij toch zeker wel
van een bevooroordeeld optreden van het centraal bestuur kon worden gesproken. Zo zal het
nu bij de minderbewuste mens zijn.
Hiermede hebben wij dus een verklaring gevonden voor de schijnbare tegenstrijdigheid in het
geestelijke doel. Die tegenstrijdigheid en onevenwichtigheid kunnen ook tot uiting komen in
im- en exporten. Dat is duidelijk. Wanneer een bepaalde provincie meer dan normaal b.v.
importen tot zich kan trekken, is het waarschijnlijk dat juist die provincie weelderiger gaat
leven en misschien ook een groter aandeel krijgt in de export. Wanneer een bepaald geestelijk
voertuig binnen het geheel van de geest overheerst, zal dit een overwegende invloed krijgen
op de keuze der voertuigen en eventuele begerenswaardige ervaringen in de stof.
Hier hebt u dus een verklaring voor één van de grote geheimen: Waarom komen wij soms in
een voor ons niet passend stoffelijk voertuig op de wereld? Waarom kiezen wij dan de
verkeerde levensloop, terwijl wij deze toch eigenlijk hadden kunnen voorzien? U heeft hier het
antwoord: Door strijdigheid en onevenwichtigheid in de geest. Omdat een voldoende groot
ik-bewustzijn nog niet is ontstaan en de verschillende delen hun eigen belangrijkheid sterker
laten gelden dan gewettigd is, kunnen wij tot een dergelijke keuze komen.
Vanuit de mens gezien vinden we dan allereerst een paar voertuigen, die praktisch
verwaarloosd kunnen worden. Zij zijn eigenlijk zo iets als een soort koloniën. Ons eerste
koloniale gebied is dan wel hoofdzakelijk astraal. Als wij spreken over de astrale wereld,
bedoelen wij hiermee een wereld van fijne materie. Hierin gelden nog bepaalde wetten van de
materie, maar er is niet meer een voldoende samenhang aanwezig om b.v. een vaste vorm tot
stand te brengen. Tijdelijk kan dat wel in het astrale gebied geschieden. Hier krijgt de geest
gelegenheid te experimenteren.
Vooral voor de minder bewuste geest is het astrale gebied een laboratorium. Zij projecteert
daarin haar gedachte en schept er zo voor zichzelf goden en demonen: schept machten, die
inderdaad op een stoffelijk kenbare wijze optreden, doch - en dat is hier weer typisch - die niet
blijvend zijn en volledig afhankelijk van de belangstelling, die men ervoor koestert.
Nu waren er in de oudheid natuurlijk vele godsvoorstellingen, waardoor op astraal gebied een
reeks van goden worden opgebouwd, die van zuiver menselijke origine waren. Zij
beantwoordden geheel aan het menselijk voorstellingsvermogen, gedroegen zich als mensen
met de krachten, die de mens voor zichzelf zou begeren, waren zwak, kenden willekeur en wat
dies meer zij. Deze goden zijn langzaam maar zeker vervangen - op een groot gedeelte van
deze wereld, waarin u thans leeft - door monotheïstische godsdiensten, waarbij het godsbegrip
hoge ontwikkeld werd en dus de astrale uitbeelding daarvan achterbleef. In de plaats daarvan
vinden we soms nog bepaalde heiligen of beschermengelen. Bovendien echter plegen vooral
moderne mensen voor zichzelf kleine astrale droomwerelden te scheppen. Deze
droomwerelden bevatten o.m. een soort droomminnaars of -minnaressen, krachten, die men
zelve niet bezit en die soms op een wonderlijke wijze worden gehanteerd in dagdromen, die
een aanvulling moeten zijn van in de wereld gevoelde tekorten. Daarnaast heeft praktisch elke
mens zijn eigen angsten, die hij ook dikwijls overdenkt. Ook deze worden dus in het astraal
gebied uitgedrukt.
De ervaringen, die dit astraal gebied oplevert, gaan hoofdzakelijk via de stof. Zij brengen dus
niet een onmiddellijke beïnvloeding van de geest tot stand, maar werken eerder op de
gevoelswereld van de mensen en veroorzaken daardoor een beïnvloeding van zijn stoffelijke
handelingen. De ervaring, die daarvan het gevolg is plus de emotie welke in de mens ontstaat,
worden dan naar meer geestelijke voertuigen overgebracht.
Wij zien in de mens dan verder, dat b.v. een aura bestaat. Vele mensen zijn geneigd, die aura
onmiddellijk helemaal "geest" te noemen. Dat is natuurlijk niet waar. Een groot deel van de
aura - dat wat het dichtst bij het lichaam ligt - is niets anders dan een uitstraling van het
stoflichaam zelf. Het beantwoordt aan het leven van de cellen in het lichaam, maar heeft als
zodanig niets te maken met het eigen wezen of de persoonlijkheid. De emoties, die uit een

3
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 1 – De geest en haar voertuigen

astraal gebied rakend vlak soms verder kunnen gaan tot de mentale wereld, vinden wij
daarbuiten uitgebeeld. Zij worden echter mede sterk beheerst, door de eigen voorstellingen en
door de uitdrukking van het thans beleefde deel van het bewustzijn. Als zodanig is het
gevoelsleven (zijnde de emotionele kwaliteiten van de mens) te kenschetsen als het resultaat
van het geestelijk bewustzijn, dat - samenwerkend met stoffelijke factoren, - een reeks van
belevingen mogelijk maakt, die ten dele astraal zijn, ten dele, echter direct een mentale
invloed geven.
Belangrijk is in die aura verder de uitstraling van wat men wel eens noemt: het dubbel. Dit
dubbel is natuurlijk ook een voertuig van de geest, evenzeer als de stof. Maar het heeft een
eigenaardigheid: het wordt ten dele in stand gehouden door krachten, die het lichaam
genereert. In het z.g. dubbel vinden wij dus niet een zuiver astrale uitbeelding van de mens,
zoals men vaak zegt, maar een deel van zijn zenuwkracht en levensenergie, aangevuld met
delen van zijn eigen plasma. Deze stoffelijke factoren worden echter hoofdzakelijk mentaal
geregeerd, zodat het dubbel door de geest wordt gedirigeerd en een deel van de ervaringen
van dit dubbel ook in de gedachtewereld van de mens (het directe bewustzijn) kunnen worden
gespiegeld. Dit dubbel zal veel beleven wat buiten de onmiddellijke mogelijkheid van de mens
ligt. U weet misschien wel dat u in enkele dromen dingen doormaakt, waaraan u in de stof
nooit zou willen of kunnen denken. U weet ook wel dat u soms de idee hebt werelden te
betreden of handelingen te verrichten, die geheel buiten uw normaal vermogen liggen en zelfs
prestaties te volvoeren, waarvan u zegt: "Maar dat zou ik zelf toch nooit kunnen doen. " Deze
kunnen dus gebeuren in een soort tussenwereld. Die wereld is ongeveer - zoals ik zeg -
astraal. Zij ligt althans op hetzelfde vlak van fijne materie. Hier treden dus de levenskrachten
van de mens op: een deel van zijn bewuste gedachte, zodat ook een weerspiegeling naar de
bewuste gedachte van de mens kan geschieden en verder een geestelijk leiden of voeren van
deze beleving, opdat enerzijds neigingen in de stof kunnen worden gevormd of emoties en
gevoelens kunnen worden gewekt in of naast de stof, die voor de heersende delen van de
geest belangrijk zijn.
Hiermee hebt u dan de aura en haar uitstraling eigenlijk wel gehad. Er is nog een randgebied,
waarvan de uitstraling het best kan worden genoemd: de totale uitzending van alle hogere
voertuigen. Dit is een soort samenwerking, zoiets als de inzending van een staat b.v. op een
wereldtentoonstelling of een internationale kunsttentoonstelling. Alle voertuigen werken dan
hieraan mede. Zoals u zult hebben opgemerkt, hebben we in het voorgaande een aantal
voertuigen behandeld, die klaarblijkelijk tot het laboratoriumgebied behoren: de
Generaliteitslanden van de geest. En daarom wordt het nu tijd ook eens te gaan nadenken
over die geest zelf.
Het is niet mogelijk vast te stellen - tenzij zuiver persoonlijk - hoeveel provincies, hoeveel
afzonderlijke voertuigen en belangencentra elke geest in zich draagt. Die aantallen zijn
verschillend. Maar wel valt hierbij op dat - naarmate de geest ouder wordt - het aantal
verschillende belangencentra kleiner wordt, de invloed van deze gebieden echter veel groter.
Als wij te maken hebben met een geest, die werkelijk tot het hoogste niveau is gestegen en
dus de goddelijke Kracht heeft leren kennen - zoals de grote Meesters als Jezus - dan zien wij
daarin nog alleen een dualiteit. Er zijn nog steeds twee afzonderlijke gebieden, waarbij het ene
uitdrukking geeft aan de eigen persoonlijkheid, terwijl het andere: de kosmos, de erkenning
van het kosmisch standpunt, naar voren brengt. Tussen deze beide is dan een voortdurende
strijd. Dit blijkt uit de beproevingen enz. van Jezus en alle anderen.
Het grootste aantal verschillende gebieden vinden wij bij entiteiten, die het menselijk vlak nog
niet hebben bereikt. Het aantal dezer interessegebieden is meestal het grootst, wanneer een
mens leeft in b.v. een plantenwereld. Bij plantaardig leven is de stoffelijke uiting zeer beperkt,
maar het aantal interessecentra kan de 3 á 400 wel eens overschrijden. Er is dan nog sprake
van een grote innerlijke verdeeldheid. Bij het dier vallen deze over het algemeen reeds terug
tot een maximum van 200. De laagststaande mens heeft altijd nog een 60 á 70 van deze
gebieden in zich. De hogerstaande mens, dus meestal ook de mens met religieuze
belangstelling en een zekere innerlijke beschaving, zal er veelal niet meer hebben dan 15 á 20.
In de praktijk wordt niet voor elk van deze gebieden een afzonderlijk voertuig geschapen. Het

4
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 1 – De geest en haar voertuigen

blijkt n.l. dat bepaalde van deze belangencentra soms één belang gemeen hebben. Om een
voorbeeld te geven:
Er is tuinbouw ergens in de buurt van Kennemerland en er is ook tuinbouw in het Westland.
Deze twee liggen in verschillende provincies, maar hebben beide evenveel belang bij de
bevordering van tuinbouw, export enz. Zij treden dan als eenheid op. Zo is er niet te spreken
van een vast aantal geestelijke voertuigen en kunnen soms tijdelijke bindingen worden
opgelost, waardoor wij tijdelijk a.h.w. een wereld meer krijgen: maar daarna blijkt één van die
werelden toch weer met een andere wereld samen te vloeien. Hieruit volgt de conclusie dat het
niet mogelijk is te spreken van een bepaald aantal vaststaande sferen. De getallen, daarbij
vaak aangenomen van 7 en 9, zijn dus symbolisch en kunnen nooit een feitelijke, voor elke
mens geldende indeling weergeven.
Nu zult u zich afvragen: "Wanneer wij dan innerlijk zo verdeeld zijn, hoe is dan de feitelijke
situatie voor ons?” Om u dit aanschouwelijk te maken zou ik graag een ander beeld gebruiken,
n.l. dat van een schilder. Er is een schilder, die schoonheid wil uitdrukken. Maar de perfecte
schoonheid die hij zoekt kan hij niet op één plaats vinden. Hij neemt nu hier een zonsopgang
en de kleuren daarvan, maar dáár een spiegelend meer: voegt daarbij een heuvel, die hij
ergens anders heeft gezien en een bloeiende boom misschien uit een ver verleden. Zo
componeert hij uit de verschillende elementen een harmonisch geheel. Maar elk van die
punten moet afzonderlijk als indruk bestaan. Er moet een prototype zijn.
De geest leeft. En in het begin van haar bestaan weet ze ternauwernood dat zij leeft. Zij weet
a.h.w. alleen nog maar het woordje "ik" te stamelen. Naarmate zij rijper wordt, gaat zij
onderscheid zien tussen zichzelf en de buitenwereld en gaat verschillende invloeden van die
buitenwereld in zich opnemen. Omdat zij daarbij - onder invloed van meestal hogere geesten –
een aantal identificaties met de stof doormaakt, is zij geneigd al die dingen afzonderlijk te
verwerken. Zo zal zij in een bepaalde wereld b.v. angst hebben. Maar zij ziet die angst niet als
iets, wat haar hele wezen betreft: zij blijft deze identificeren met een bepaalde beleving. Alle
angsten die daartoe kunnen worden herleid, vormen dan gezamenlijk een aparte wereld. Dit
voertuig is een soort hellesfeer.
Als deze mens te sterk door angsten wordt beroerd, krijgt die ervaring de overhand op het
hoofdbureau (op het gemeenschappelijk bewustzijn dus van alle voertuigen) en zal deze mens
een tijd in die hellesfeer vertoeven. Maar hij heeft haar zelf geschapen. Elders heeft hij zijn
vreugden. Weer elders zijn begrip van God. Weer elders zijn begrip van "ik". Hij heeft vaak
afzonderlijke werelden geschapen, waarin het contact b.v. met andere wezens tot uiting wordt
gebracht: waarin liefde en vijandschap een bijzondere rol spelen.
U zult begrijpen, dat zolang elke emotie afzonderlijk het centrum wordt van een wereld, waarin
alle gelijksoortige emoties als een apart bewustzijn worden verzameld, er een zeer groot
aantal op zichzelf vaak zeer verschillende wereldjes ontstaat. Elk van die wereldjes is deel van
het eigen wezen: elk van die wereldjes geeft op zijn eigen wijze vorm aan dit wezen en kan
door het wezen als een afzonderlijke wereld worden beleefd. Hoe meer wij leren beseffen, dat
tegenstellingen niet feitelijk zijn, hoe kleiner het aantal werelden wordt. Elektriciteit is b.v. een
terrein, waarmee men veel kan doen. U kunt met elektriciteit een motor laten lopen, een lamp
laten branden, u kunt er ook iets op koken: de elektriciteit dus in warmte omzetten.
Oorspronkelijk zal de geest deze drie als afzonderlijke werelden zien, maar in de
bewustwording komt een ogenblik dat men beseft: dit zijn drie verschijnselen van dezelfde
kracht. Dan vloeien deze drie tezamen tot één wereld met een hoger niveau van overzicht. Op
deze wijze elimineren wij dus wel voortdurend voertuigen.
De ideale mens zou een mens moeten zijn, die slechts één stoffelijk voertuig kent en daarin
één geestelijk bewustzijn volledig uitdrukt: dus geen verdere geestelijke werelden buiten die
ene kent. Dit zou het ideaal zijn. Wij kunnen dit niet. En ik meen ook dat op uw wereld
ongetwijfeld nog vele verschillende centra van belangstelling hebt. Het geheim van die
innerlijke tegenstrijdigheid ligt dus - dat blijkt uit het voorbeeldje - hoofdzakelijk in een gebrek
aan inzicht en aan overzicht. Wij kunnen bepaalde krachten als niet gelijkluidend identificeren
hun verschillen toekennen en daardoor verschillend waarderen, soms zelfs als met elkaar in
strijd zien, terwijl zij dit in feite niet zijn.
5
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 1 – De geest en haar voertuigen

Nu keer ik even terug naar de stoffelijke aspecten, die dit kan hebben. Op het ogenblik dat een
eenzijdige keuze is geschied, krijgen wij als in een parlement te maken met een geestelijke
oppositie. Deze geestelijke oppositie komt bij de mens soms sterk tot uiting, doordat hij een
soort geweten heeft - buiten de stoffelijke normen, die het geweten vormen - dat hem
voortdurend in conflict brengt met zichzelf. Ik zal daar voorbeelden van geven:
Er zijn mensen, die enerzijds de behoefte gevoelen om alles voor zichzelf zeker te stellen,
terwijl zij anderzijds zich voortdurend schuldig voelen, omdat zij zeker zijn en anderen niet
diezelfde zekerheid bezitten. Er is dan sprake van een tegenstrijdigheid. In het ene geval is de
wereld van kosmische liefde aan het woord (meestal dus een hogere sfeer) en aan de andere
kant speelt de angstwereld een rol. Maar in het stoffelijk voertuig zal die angstwereld vaak de
overhand hebben. Gevolg: zo'n mens leeft onevenwichtig en heeft nooit vrede met zichzelf. Dit
komt o.m. tot uiting in de waarderingen van goed en kwaad, zoals men die kent. Het kan
gepaard gaan met een onbegrip voor datgene, wat zich binnen het "ik" en ook wel binnen het
eigen lichaam afspeelt. Dit onbegrip is natuurlijk fataal. Het brengt voor de mens allerhande
ziekelijke neigingen, overspanning, ziekte zelve, geestelijke afwijkingen met zich mee, die niet
noodzakelijk zijn.
Een begrip voor de geestelijke achtergrond maakt het al veel gemakkelijker. Wanneer wij in de
stof deze tegenstelling ontmoeten, zullen wij daarom trachten als volgt te denken en te
handelen: In mij is één hoofdfactor. Deze bepaalt mijn leven. Hij heeft mij gemaakt tot wat ik
feitelijk ben. Maar er zijn in mij andere krachten van de geest, die recht hebben gehoord te
worden. Zolang ik daarmee de hoofdvorm van mijn leven niet aantast - en dat houdt dus ook
in: de levens van anderen - is elke werking binnen mijzelve gerechtvaardigd. Zij vloeit
evenzeer voort uit mijn behoefte tot verdere bewustwording, mijn behoefte tot erkenning van
God, het vinden van mijn kosmische plaats en eenheid met het Al.
Na al deze beschouwingen is het misschien verstandig een ogenblik deze verdeeldheid, die dus
in de mens normaal uit de geest kan ontstaan, een ogenblik in meer praktisch verband te
bezien. Deze verdeeldheden leven n.l. evengoed in een kind als in een volwassene. Als men
dus een kind zo goed mogelijk wil opvoeden, zal men moeten trachten te begrijpen wat dat
kind beweegt. Dat is logisch. En men moet begrijpen, dat er niet slechts één hoofdtendens is,
maar dat er een tweede en een derde factor kunnen bijkomen, die elk weer een soort
onevenwichtigheid kunnen veroorzaken. Van een menselijk standpunt is het dan belangrijk,
dat deze drie zo juist mogelijk in evenwicht komen. Het mag nooit de taak van een opvoeder
worden geacht een bepaald deel der persoonlijkheid te onderdrukken. Dit is absoluut zinloos
en kan geestelijk ten hoogste schade veroorzaken en voor de opvoeder hoogstens tot
teleurstelling leiden. Op dezelfde wijze zullen wij dit zien in b.v. het huwelijk of ook wel in
vriendschappen. Wanneer men samengaat, begint men elkaar te ontmoeten op overheersend
geestelijk terrein. Dat is hetgeen, men het eerst erkent. (Naast natuurlijk de stoffelijke
kwaliteiten. ) Het is echter heel goed mogelijk, dat in het verloop van de geestelijke
ontwikkeling door het leven het ene geestelijke facet langzaam maar zeker wordt vervangen
door het andere. U krijgt dan het idee, dat zo'n mens verandert. Maar dat is niet waar. Ook
hier is het belangrijk, dat u begrijpt dat achter hetgeen u onmiddellijk ziet, en kent - ook wat u
geestelijk kent en aanvoelt - een tweede en derde factor kunnen schuilgaan. Begrip voor deze
veranderingen bezitten betekent: in staat zijn een werkelijke harmonie op te bouwen.
Ook wanneer u op een gegeven ogenblik op wat rijpere leeftijd komt, zal het u opvallen dat de
problemen van vroeger er anders gaan uitzien. U meent vaak dat dit alleen het gevolg van
rijping is. Men zegt: "Ik ben een ouder mens met ervaring. " Op de keper beschouwd is dit
lang niet altijd waar. Vele malen zien wij, dat de oudere mens andere facetten van zijn
geestelijk bewustzijn in de stof gaat projecteren. Gezien de ontvangen impulsen blijkt dus, dat,
hetzij door samenwerking van twee voertuigen ofwel een domineren van één voertuig over het
andere (dikwijls door noodzaak) andere impulsen ontstaan en dat de beschouwing van
hetgeen men vroeger heeft doorgemaakt niet alleen door stoffelijke ervaring wordt beïnvloed,
maar wel degelijk door een innerlijke verandering. Beseft men ditzelve niet, dan lijkt het of de
gehele wereld plotseling onverschillig of onrechtvaardig wordt. Begrijp, dat u - ook geestelijk
gezien - zelf kunt veranderen tijdens een leven, als de dominerende factor, die bij de geboorte
aanwezig was, langzaam maar zeker wordt vervangen door een andere dominerende factor.
6
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 1 – De geest en haar voertuigen

Hierbij geldt echter: de geestelijke invloed (dus dat deel van het bewustzijn, dat a.h.w.
meester was over de andere factoren bij de geboorte) bepaalde de stoffelijke eigenschappen of
bepaalde deze grotendeels mede. Als gevolg hiervan kan juist op latere leeftijd vaak een
tegenstrijdigheid tussen geestelijke inzichten en stoffelijke kwaliteiten en eigenschappen op de
voorgrond treden. Het besef, dat dit niet noodzakelijk is, indien men slechts inziet: er is in mij
een nieuwe kracht en een nieuwe noodzaak geboren, een aanpassing van de impuls aan de
stoffelijke mogelijkheden geschiedt, dan kunnen wij zien, dat een mens harmonisch ouder
wordt en dat deze veranderingen niet zijn leven en zijn wereld werkelijk schaden, of hemzelf
pijn veroorzaken.
Kort vóór de dood zullen wij zien dat de voertuigen, die tot op dat ogenblik domineerden, zich
terugtrekken. Op elk moment van overgang is er sprake van een volledige werkzaamheid van
alle geestelijke voertuigen binnen het bewustzijn. Dit bewustzijn zal juist vóór de dood, hoewel
soms wat vervormd, in de mens kenbaar worden. Is hij in staat tijdens deze overgang
harmonisch te zijn en dus werelden, die te extreem zijn in beleven - hetzij van angst of van
verrukking - terzijde te schuiven en daarvoor in de plaats een stille aanvaarding in zichzelf te
bewerkstelligen, dan blijkt dikwijls dat hierdoor een sterkere binding en soms zelfs een
éénwording van enkele geestelijke gebieden kan worden bereikt. Hoe groter het aantal
factoren, dat afzonderlijk werkt in de geest, hoe moeilijker het voor de mens is harmonisch te
zijn en harmonisch te leven. Hoe kleiner het aantal factoren, dat voor zichzelf werkzaam is,
hoe kleiner dus het aantal groepen van belangstelling, dat door alle mogelijkheden wordt
gediend, hoe intenser de mens leeft, hoe gelukkiger hij is, hoe verder hij geestelijk voort
schrijdt.
De slotconclusie is dat zij, die deze eerste les hebben overgelezen en dus hun eigen denken
een zekere eenheid met deze denkbeelden hebben bereikt, er voor zichzelf goed aan zullen
doen te streven naar een erkenning van wat zij zijn: en niet de nadruk te leggen op bepaalde
geestelijke idealen of bepaalde geestelijke sferen zonder meer. Maar eerder te streven naar
een zo groot mogelijke harmonie en een zo zuiver mogelijke uitdrukking van hun geestelijk
bewustzijn in de stof, zonder er zich om te bekommeren, hoe het totaal geestelijke bewustzijn
is. Dit is menselijk niet zonder meer te realiseren, zoals u in een volgende les zal worden
uiteengezet.

DE KUNST VAN ZELFBEPERKING


Voor een mens die leeft zijn er zeer vele mogelijkheden, die hij niet geheel zal kunnen
realiseren. Je hebt als mens en ook als geest een zeker aantal kwaliteiten en die maken het je
mogelijk heel veel te bereiken. Maar om een maximum resultaat te krijgen zul je in hoofdzaak
moeten werken aan datgene, wat voor jou inderdaad bereikbaar is en wat voor jou belangrijk
is. Op het ogenblik dat je jezelf op geen enkel terrein beperkt, zul je je energie naar alle
kanten gebruiken en verbruiken, zonder daarvoor grote en kenbare resultaten te krijgen.
De kunst nu van de zelfbeperking is wel in de eerste plaats het begrijpen wát belangrijk is. Een
zeker meesterschap over het leven krijg je eerst dan, wanneer je precies weet wat je wilt en
wanneer je al je krachten en energie inderdaad in die richting gebruikt. Dat wil niet zeggen dat
de rest van het leven voor jou niet telt en dat je die eenvoudig terzijde stelt, maar wél dat je
een groot onderscheid gaat maken tussen datgene, wat voor jou betrekkelijk onbelangrijk en
zeer belangrijk is. Aan het belangrijke wijd je je energie.
In de belangrijke dingen kennen wij ook grenzen. Het is heel duidelijk dat u uzelf misschien
zult kunnen hervormen, misschien ook een aantal mensen, maar dat u niet de hele wereld
kunt veranderen. Op het ogenblik dat u gaat proberen de wereld te veranderen, kunt u er
zeker van zijn dat u een taak op u hebt genomen, die te zwaar is. Ook hier weer de kunst van
de zelfbeperking. Vraag u af: Wat kan ik mij vanaf heden als een bereikbaar doel stellen? Wat
kan ik nu met mijn huidige mogelijkheden en capaciteiten bereiken van hetgeen ik begeer? En
als u dat hebt gesteld, ga dan daarnaar streven. Ga dan daar uw kracht aan geven. U hebt
uzelf dan beperkt, want u zou eigenlijk veel meer willen. Maar juist het feit, dat deze beperking
te realiseren is, maakt het voor u metterdaad geestelijk zowel als stoffelijk mogelijk verder te
komen. Hoe vager wij onze gedachte en onze idealen omschrijven, hoe vager wij ons streven

7
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 1 – De geest en haar voertuigen

aangeven, des te groter de kans dat het merendeel van onze krachten en vermogens wordt
besteed, aan dingen, die eigenlijk geen inhoud hebben en die we later eenvoudig terzijde
zetten en vergeten.
Het is begrijpelijk, dat een mens met zijn beperkte tijd als mens en zijn wel onbegrensde maar
toch door het voorstellingsvermogen wel degelijk aan banden gelegde geestelijke werelden,
steeds een bereikbaar doel zal moeten kiezen. Men moet voor zichzelf precies weten wat iets
waard is. De waarde bepalen van hetgeen men nastreeft, is belangrijk. Ik kan mij voorstellen
dat in de loop der tijden uw waarderingen zeer kunnen veranderen. De kunst van
zelfbeperking is niet alleen te streven naar dat, wat u werkelijk wilt bereiken naar allereerst
daarnaar te streven. Om u een eenvoudig voorbeeld te geven:
Wanneer u een paar brieven wilt schrijven en u wilt ook een kopje thee drinken, dan zult u
voor uzelf moeten besluiten wat gewichtiger is, maar ook wat noodzakelijker is. Het kan n.l.
zijn dat u op het ogenblik toch niet de gedachte hebt, die gemakkelijk te formuleren worden
neergeschreven. Dat u op het ogenblik nog geen concept van de brief in uw hoofd hebt. Dan
gaat u theedrinken. Dan lijkt het misschien dat u tijd onttrekt aan de belangrijke bezigheid van
het schrijven van de brief, maar in feite bevordert u voor uzelf een verder werken van de
gedachte en doet u iets, wat noodzakelijk is: n.l. u lest Uw dorst en u ontspant zich.
Een ander voorbeeld:
Ik kan mij voorstellen, dat er iemand is, die zegt: "Ik wil graag olympisch kampioen worden in
de marathonloop. " Maar als u nog nooit een marathon hebt gelopen, dan zult u zeker niet in
staat zijn die afstand werkelijk uit te lopen. U zult dus moeten beginnen met te bepalen wat u
wél kunt doen. En dan zult u misschien eerst beginnen met 100 m. of 500 m. te lopen. Dat is
wel niet hetgeen u werkelijk verlangt, maar dát is hetgeen u op het ogenblik kunt doen. Het
steeds doen van het geen nu bereikbaar is, hetgeen dus nu onmiddellijk als een soort training
kan worden gezien, zal misschien later het winnen van een marathon in het vooruitzicht
kunnen stellen. Maar ook hier weer: Beperk uzelf op de juiste wijze.
De hele wereld staat voor u open. Natuurlijk, er zijn veel menselijke wetten, zedenwetten,
religieuze wetten, die u binden. Maar die binding is niet volledig echt. Want u bent vrij om die
dingen te misachten, mits u de consequentie ervan neemt. We mogen dus niet zeggen dat elke
mens a priori gebonden is. Integendeel, hij heeft heel veel mogelijkheden, onnoemlijk veel,
maar hij kan niet al die mogelijkheden realiseren. En sommige mogelijkheden, die zeer
begeerlijk lijken, hebben toch ook veel punten tegen. Dan gaat die mens dus, als hij
verstandig is, als volgt redeneren: Deze mogelijkheden interesseren mij op het ogenblik niet,
want ik kan er voor zover ik weet niets mee bereiken of niets mee doen. Die zet ik terzijde. Die
mogelijkheden begeer ik wel, maar er zitten voor mij op het ogenblik onoverwinnelijke nadelen
of bezwaren aan verbonden. Die zet ik ook terzijde. Hier heb ik een paar punten, die mij maar
half interesseren, maar die onmiddellijk te verwerkelijken zijn. Hier denk ik over na. En dáár
zijn nog een paar punten, die misschien bereikbaar zouden kunnen worden gemaakt. Hoe kan
ik nu hetgeen mij niet direct interesseert maar direct te verwerkelijken is én hetgeen
misschien later te verwerkelijken kan zijn en ook wordt begeerd met elkaar in
overeenstemming brengen? Waar is iets, wat deze beide waarden verbindt? Hieraan ga ik mijn
krachten geven, hiervoor ga ik leven. Dat is zelfbeperking.
Ik wil nog verdergaan. Het is u mogelijk een all-round kennis te vergaren, waarbij u dus iets
weet van recht, van geschiedenis, van theologie, van geneeskunde en wat dies meer zij. Met
die all-round kennis zult u voor uzelf veel kunnen begrijpen: ze is dus zeer kostbaar en nuttig.
Maar als u zich te veel gaat specialiseren, zullen andere gebieden achter raken. U bent niet in
staat u gelijktijdig sterk te specialiseren en een overzicht over het geheel te behouden. Als wij
weten wat wij willen, zullen wij ons beperken. Als ik een all-round overzicht wil behouden over
de wereld, zal ik mij dus - ook als ik een zeer grote aanleg heb voor recht, geneeskunde,
godsdienst of iets anders - daar bewust afremmen, op dit het geheel gehandhaafd blijft.
De kunst van zelfbeperking is niet in de eerste plaats de zelfbeperking zelve, maar het vinden
van de reden om iets te doen of iets te laten: en daarnaast dient men zich aan het eenmaal
genomen besluit ook te houden. De grootste kunst echter van zelfbeperking ligt wel hierin, dat

8
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 1 – De geest en haar voertuigen

- wanneer wij hetgeen wij ons als doel hebben gesteld hebben volbracht – wij daarnaast toch
nog andere secondaire doeleinden zullen nastreven of zelfs geen doeleinden en alleen te leven.
Want een zelfbeperking, die alle gebieden van het leven omvat, betekent over het algemeen in
feite een steeds weer jezelf prijsgeven, steeds weer zondigen tegen hetgeen je voor jezelf hebt
gesteld. Ook in het beperken van jezelf moet je een gezonde beheersing, hebben, een gezonde
zelfbeperking kennen want anders zul je ook daarmee niet verder komen.
Als regel zou ik nog op het volgende willen wijzen: zelfbeperking heeft alleen daar reden, waar
in het "ik" een beheersing feitelijk mogelijk is. Als ik echter mijn gedachte niet kan beheersen
in een bepaalde richting, is het pogen dit alleen negatief te beheersen (dus eenvoudig terzijde
te stellen) uit den boze. Ik zal hieraan veel kracht er tijd moeten verspillen, zonder een positief
resultaat. Een zelfbeperking dient ook resultaten op te leveren. Eerst als zij in zichzelf zin
heeft, doordat zij ons verder brengt, mag zij werkelijk worden beoefend.

9
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 2 – De weg naar de werkelijke geest

TWEEDE LES - DE WEG NAAR DE WERKELIJKE GEEST

Wanneer wij de geest zelf en haar voertuigen bezien, zoals wij dat een vorige maal hebben
gedaan, dan vloeit hier vanzelf uit voort, dat wij met de stof worden geconfronteerd: de stof
die een betrekkelijk grote invloed heeft op het totaal van het geestelijk werk, het totaal van
het geestelijk beleven. Zoals wij reeds hebben geconstateerd, kan men niet zondermeer op
zijn geestelijk doel op aarde afgaan. Stoffelijk wordt men daarin op bepaalde wijze gehinderd
en belemmerd. Op aarde is dus het leven voor de mens een compromis. Een compromis wel te
verstaan tussen het doel van de geest en de mogelijkheden van de stof.
Deze kwestie van doel en mogelijkheden zullen wij dan vandaag nader beschouwen, terwijl wij
daarnaast ook nog de aandacht willen vestigen op andere problemen. Want ook wij, die in de
geest zijn, blijven nog enigszins met die stof verbonden: ánders dan u en - ik zou haast
zeggen - vrijer. Ook deze verhouding zullen wij moeten definiëren. Eerst wanneer wij precies
weten, hoe het nu eigenlijk staat met het geestelijk doel en de stoffelijke mogelijkheid en later
met de geestelijke vrijheid en tóch nog de binding met de stof hebben, zullen wij verder
kunnen doordringen in het geheim van de geest, zoals dat voor de meeste mensen bestaat.
Ons eerste punt is dus stof en geestelijk doel. De geest zelve zal te allen tijde haar doel
opbouwen uit haar voorgaande levens, zo zij deze in de stof heeft doorgemaakt dus op
stoffelijke ervaringen: komt zij direct uit en meer geestelijk vlak dan uit geestelijke ervaringen.
Zij zal in haar stoffelijk voertuig over het algemeen slechts één werkelijk doel nastreven. En
dat ene werkelijke doel houdt nauw verband met een door haar erkend hiaat, dat in haar eigen
leven bestaat. Als geest leef je ten slotte kosmisch. En juist daardoor zul je ongeacht het feit
dat je denkt in een sfeer te leven, jezelf a.h.w. vergelijken met de kosmos zelf. Die geest ziet
voor zich een volmaaktheid: het afgeronde. Stel dit nu eenvoudigheidshalve eens voor als een
cirkel. Deze cirkel is volledig. Volledig evenwichtig. Ziet zij zichzelve echter, dan blijkt zij te
bestaan uit iets, dat meer lijkt op de restanten van een aangesneden ronde taart: dus uit
enkele segmenten. Zij voelt aan, dat zij althans deze segmenten moet samenvoegen tot een
groter geheel, maar zij is in de stof niet altijd in staat onmiddellijk een aanvullend segment te
kiezen.
Zij kan dus haar ervaringen niet zonder meer uitbreiden. Daarvoor heeft zij niet altijd de
mogelijkheid. Wat zij wel kan doen is een zodanige ervaring kiezen, dat zij zo dicht mogelijk
bij het bestaande geestelijk bewustzijn een nieuwe bewustwording ervaart waardoor een soort
grotere volmaaktheid ontstaat. U moet het voor uzelf maar eens uittekenen, dan zult u zien en
beseffen dat het belangrijk is een zo groot mogelijk en zo samenhangend mogelijk deel van de
kosmos te begrijpen. Hieruit volgt, dat elke belichaming een vast doel heeft, dat in de kern
van het wezen, in de geest zelf, kan worden aangeduid als een enkel punt van ervaring.
Geprojecteerd op een stoffelijke wereld of zelfs in een sfeer wordt dit echter groter, zodat wij
een bepaalde levenslijn krijgen, een noodzakelijke reeks van ervaringen. De geest realiseert
zich meestal onvoldoende wat haar beperkingen in de stof zijn. Daardoor zal haar keuze van
een zo groot mogelijke aanvulling van haar kosmisch bewustzijn niet altijd de meest gunstige
zijn. Wel blijkt dat dit niet volkomen bewuste kiezen toch een evenwichtigheid van
ontwikkeling in de hand werkt. Dit gaat n.l. volgens een kosmische wet (de wet van
evenwicht), waardoor bij het ontbreken van een werkelijke maatstaf onwillekeurig een
verschuiving wordt gekozen in de richting die voor het "ik" de grootst mogelijke
evenwichtigheid zal mogelijk maken.
Hier hebben wij dan punt 1: de geest, die vanuit de kern van haar eigen wezen zich in de
wereld projecteert. Maar dan komt men in de wereld. Wij krijgen te maken met een lichaam,
dat is voorbestemd. Dat wil zeggen, het is genetisch voor een groot gedeelte bepaald. De
invloed van de geest op de eigenschappen van dat lichaam bestaat wel, maar is niet zo groot
dat niet-bestaande eigenschappen eraan kunnen worden toegevoegd of bestaande

10
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 2 – De weg naar de werkelijke geest

eigenschappen geheel kunnen worden verwijderd. Ten hoogste kan de nadruk komen te liggen
op de meest gewenste eigenschap. Daarbij blijkt steeds weer dat de geest - handelend uit een
geestelijk standpunt - geen rekening houdt met de daaruit voortvloeiende lichamelijke
ongemakken, moeilijkheden en eventueel lijden tijdens het leven en wat dies meer zij.
Zij ziet dit als noodzakelijk en zal dus ook in de eerste vormingsperiode eigenschappen
stimuleren die je later als mens misschien niet kunt waarderen. Heeft zij dit gedaan, dan komt
zij in aanraking (wij hebben er in de vorige les al even over gesproken) met de maatschappij.
Die maatschappij heeft haar vaststaande concepten. Ik denk hier aan onderricht, opvoeding,
godsdienst, sociale structuur, economische verhoudingen, kortom al datgene wat uw leven
bepaalt. U zult hieraan zelf ook betrekkelijk weinig kunnen veranderen. Theoretisch kan dat
lichaam binnen zijn eigen mogelijkheden dus het doel van de geest geheel vervullen. En zou er
geen sprake zijn van een stoffelijk bewustzijn, dan zou dit ook gebeuren. Maar de stof leeft
niet in de geestelijke wereld, heeft van het werkelijk geestelijk doel betrekkelijk weinig besef
en zal zich richten naar wat haar in de stoffelijke wereld het best lijkt. Hierdoor zal de geest
vele ervaringen niet kunnen hebben. Zij zal geen gebruik kunnen maken van bepaalde
stoffelijke eigenaardigheden. Zij moet tot op zekere hoogte worden geperst in het keurslijf van
het stoffelijk bestaan.
Ik zal nu enkele voorbeelden geven, die u misschien duidelijk zullen maken, waarom dit voor
de geest soms een zeer grote hinderpaal kan zijn:
Een geest incarneert op aarde. Zij heeft dan de mogelijkheid ook op aarde tot een voor
mensen haast ondenkbaar intense uitwisseling te komen van bepaalde krachten door o.a. een
menging van de verschillende voertuigen, die iets buiten de stof uitkomen (de verbinding van
de aura noemt men dat): en bovendien meestal door handelingen - b.v. in de sexualiteit, dus
in het vleselijk contact - waarbij ook denkbeelden en onderbewust weten van anderen worden
overgenomen. Dit zou op zichzelf voor die geest vaak een perfecte aanvullingsmogelijkheid
zijn, indien zij in staat zou zijn haar partners ook op zuiver geestelijke basis te kiezen. Als wij
nu even de sociale samenhangen, huwelijkswetgeving e.d. terzijde stellen, blijkt ons echter dat
dit nog niet mogelijk is. Want de menselijke genegenheid tot anderen is n.l. gebaseerd op een
dierlijke aantrekking. Dat klinkt misschien erg cru of wreed, maar het is toch een feit. Het
menselijk lichaam wordt dus door de tegengestelde sexe aangetrokken. Deze
aantrekkingskracht, voortkomend uit de drang tot voortplanting van het ras en tot zelfbehoud,
wordt verder door denkbeelden beïnvloed.
Er ligt n.l. in de partner vaak een zeker prestige verborgen. Dit prestige wordt bepaald door
eigenschappen, die anderen dus in die partner, in de gemeenschap, waarderen. Dat houdt in
dat b.v. bepaalde mensen bij negerstammen niet kijken naar werkelijke overeenstemming: zij
kijken of de vrouw dik genoeg is, of de man groot genoeg gebouwd is, of hij een sterke jager
is. Dat zijn de geldende maatstaven. Zij hebben echter niets met de geest uitstaande.
Een ander voorbeeld: Geld trouwt geld. Dat is een bekend gezegde. Met andere woorden: een
bedelaar kan zelfs niet paren met een dame van de hoogste rang. Er zijn daarbij zoveel
hinderpalen te overwinnen, dat van een werkelijke eenwording praktisch niet kan worden
gesproken. Omgekeerd kan een rijke slechts zeer moeilijk een arme tot zich verheffen en zal
ook bij zijn keuze altijd weer beperkt zijn door zijn eigen opvatting omtrent het aanvaardbare.
Wij weten dat in sommige gevallen zelfs de taal - dus alleen het woordgebruik en de uitspraak
van het woord - bepalend kan zijn bij een keuze van partner. Hieruit volgt dat te veel op
zichzelf niet belangrijke omstandigheden de partnerkeus beïnvloeden.
Zoals gezegd heb ik nu nog niet gewezen op andere moeilijkheden. Een groot gedeelte van de
wereld is op religieuze gronden monogaam. Een groot gedeelte van de wereld beschouwt een
eenmaal gesloten huwelijk als iets, dat niet mag worden veronachtzaamd. Maatschappelijke
dwang verbiedt heel vaak werkelijk eerlijke en op echte contacten en stelt daarvoor in de
plaats een bepaalde formalisatie. Wij hebben daarvan een aardig voorbeeld kunnen zien bij de
Sjah van Perzië, waarbij - ongeacht, het al of niet bestaan van een zieleverwantschap tussen
hem en zijn achtereenvolgende echtgenoten – alleen vruchtbaarheid en nageslacht bepalend
waren. Het is bitter, maar waar.

11
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 2 – De weg naar de werkelijke geest

Zo blijft dus heel vaak het werkelijke en intense contact, waarbij geest geest geheel doortrilt,
voor de geest op aarde onbereikbaar: of zij zal door stoffelijke condities misleid dit verwerpen
of voorbijgaan.
Een ander voorbeeld: De geest heeft een doel. Dit doel kan niet beoordeeld worden naar
stoffelijke maatstaven. In heel veel gevallen kan het werkelijke geestelijke doel stoffelijk
worden omgezet in een streven. In dit geval weerspiegelt het stoffelijk streven dan werkelijk
de geestelijke intentie. Maar dit streven komt in aanraking met de maatschappij.
Voorbeeld: Het streven is anderen te verrijken: dat is tevens een uitbreiding van het "ik". De
persoon in kwestie komt in de stof, ziet kans om dit door te zetten, laat ons zeggen tot een
leeftijd van 25 á 26 jaar.
Daarna slaagt hij erin de mensheid inderdaad te verrijken met een grootse uitvinding. Nu kan
het volgende gebeuren: Deze uitvinding is b.v. voor de defensie belangrijk. Dan krijgt hij niet
eens de kans die uitvinding elders te presenteren. Hij wordt door sociale en andere pressies
gedwongen eenzijdig iets af te geven. Daardoor verkeert dit in zijn tegendeel. Iemand slaagt
erin een uitvinding te doen en wordt zo betrokken in een bepaalde zaak. Die zaak bepaalt zijn
welvaart. Welvaart bepaalt zijn aanzien. Hij heeft ongetwijfeld mensen, die van hem
afhankelijk zijn en die ook hun eigen aanzien graag willen zien stijgen. Het gevolg is dat zijn
pogen de mensheid iets te geven wordt omgebogen tot exploitatie van de mensheid. Deze
twee voorbeeldjes zijn alweer voldoende om aan te tonen, dat ook hier dus het geestelijk doel
een grote remming ondergaat.
Dan kennen wij ook nog - en dat is zeer gevaarlijk - het zelfbeklag. Er is bijna niets dat zo
dodelijk kan zijn voor geestelijke en stoffelijke bewustwording en vooruitgang als zelfbeklag.
Op het ogenblik dat je jezelf gaat zien als een uitzondering, als iemand die het slecht heeft, als
iemand die onverdiend moet lijden en wat dies meer zij, stel je jezelf automatisch tegenover
de wereld, die je dit eigenlijk aandoet, of je daarvoor een vergoeding zal moeten geven. Het
gevolg is dat als de geest bewust een weg heeft gekozen, waarbij offers moeten worden
gebracht, het offer omslaat in een soort zelfzucht en deze zelfzucht een verder reëel leven en
ervaren onmogelijk maakt. Het zal u duidelijk zijn, dat al deze dingen niet direct het
volbrengen van het geestelijk gestelde doel bevorderen. Ik kan wat belemmeringen aangaat er
nog heel wat meer opnoemen. Ik noem deze alleen in het kort, omdat het geven van volledige
voorbeelden hier wel wat te ver zou voeren. Bij opvoeding zullen ouders vaak trachten hun
kinderen te maken tot datgene wat zij zelf zijn of wensen te zijn. Hierdoor kan in de
kinderjaren een richting worden gegeven aan het menselijk leven, die in strijd is met het
feitelijk geestelijk doel, althans daarmede niet overeenstemt. Mensen zullen uit het gevoel van
verplichting jegens anderen, die van hen afhankelijk zijn b.v. een levensrichting volgen die niet
in overeenstemming is met wat geestelijk voor hen noodzakelijk is. Frustraties en spanningen
die zo ontstaan werken niet mee tot het brengen van het geestelijk gestelde. Verder zijn dan
nog te noemen gewetensvragen, waarbij bepaalde opvattingen, in de jeugd opgedaan en
voortkomend uit onderwijs, opvoeding of religie, de mens voortdurend voor problemen stellen,
die hij niet aan kan en alleen niet weet op te lossen. Zo worden vaak onbelangrijke delen van
het leven als essentieel gedacht met als gevolg weinig of geen resultaat.
Wij zien dat de mens een te grote waarde hecht aan het leven zelf en al wat erbij hoort. Het
gevolg, is dat angst voor dood, angst voor pijn e.d. die mens voortdurend ertoe brengen zich
anders te gedragen dan hij krachtens zijn geestelijk doel en zijn innerlijk wezen zou moeten
doen.
Commerciële beweegredenen, politieke dwang, de sociale structuur van het land waarin hij
leeft, de daarin bestaande wetgeving, dwang van buitenaf (b.v. commerciële pressie om
godsdienstige reden uitgeoefend), terreur, onzekerheid, een niet-weten wat met jezelf en de
wereld te doen - allemaal veel voorkomende factoren - zijn eveneens schadelijk voor een
directe volbrenging. Het is dus logisch dat - als wij ons geestelijk doel althans enigszins willen
benaderen - wij op de een of andere manier een middenweg moeten zoeken. Een vorige maal
hebben we het daar al eens over gehad en ik wil daar vandaag nog het een en ander aan
toevoegen.

12
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 2 – De weg naar de werkelijke geest

Wij zullen moeten leven volgens ons beste weten in de stof. Maar dit beste weten moet zoveel
mogelijk afstand doen van angst, van begeerte en van zelfzucht. Als dit gebeurt, zal het
wereldgebeuren waarin wij ons bevinden plus onze eigen drang om iets te doen, iets te
betekenen, iets te zijn, ons altijd wel voeren tot een vervulling van ongeveer 60 á 70 % van
het geestelijk gestelde doel. Naarmate angst en begeren een groter invloed krijgen op de
mens, naarmate zijn zelfzucht groter wordt, zal de kans, dat zijn geestelijk doel bereikt of
althans grotendeels bereikt wordt, afnemen. Wij hebben er niets aan ons dus te baseren op
hetgeen alleen stoffelijk wenselijk is, maar wij mogen ons ook niet baseren op hetgeen
geestelijk wenselijk zou zijn.
Wanneer wij ons baseren op het geestelijk doel, zouden wij geen rekening moeten houden met
enige stoffelijke conventie, enige stoffelijke wet noch met rechtvaardigheidsgevoelens,
gevoelens van anderen en met sociale structuur, wij zouden anarchisten en revolutionairen pur
sang moeten zijn. Maar dat houdt in dat wij in ons persoonlijk streven zoveel chaos voor
anderen zouden veroorzaken, zoveel disharmonie zouden doen ontstaan, dat wij daardoor,
voor wij kunnen terugkeren tot een zuiverder geestelijk bestaan, een zeer zware last te torsen
zouden krijgen. Wij kunnen ons eenvoudig niet keren tegen de wereld, waarin wij leven. Dat
geldt voor ons zowel als voor U. Voor degenen, die echter menen dat het met één leven
afgelopen is, of misschien wel dat het stoffelijk leven onbelangrijk is, moet ik nog een ander
punt toelichten.
Wij, die in de geest leven - van de laatste geest tot de hoogste toe - zijn en blijven in zekere
zin aan de stof gebonden. Wanneer u goed nadenkt, is dat begrijpelijk. Wij halen maar weer
die bekende bijbelspreuk aan: "God schiep de mens naar Zijn beeld en gelijkenis. "
Dat betekent heus niet dat God zo lelijk is als wij zijn, maar het betekent alleen, dat wat God
is en wat Hij in Zijn schepping openbaart, in ons wezen niet voor een bepaald moment maar
voor de duur van de schepping, die in zichzelf volmaakt en voleind is, zal bestaan. Nu bestaat
de schepping uit twee delen: uit stof en uit geest. Als regel zou men dus kunnen aannemen,
dat wij altijd uit stof en uit geest bestaan. In de praktijk voelt men het enigszins anders. Je
bent nu geheel stofmens, dan voel je je geheel geestelijk. Maar wat blijkt?
Bepaalde stoffelijke effecten, bepaalde stoffelijke aspecten, bepaalde stoffelijke mogelijkheden
en invloeden blijven deel uitmaken van ons wezen. De hoogste geest kan zich onmiddellijk in
menselijke vorm op aarde verstoffelijken. Zij kan dit alleen, omdat een deel van haar wezen,
kracht en energie onmiddellijk kan worden omgezet in uw vorm van materie. Dus de kern van
ons eigen wezen is op de een of andere manier een kracht, die materie kan zijn en tijdelijk (in
een soort suspensie misschien) voor ons bewustzijn althans (ik moet hier aarzelend spreken)
geest lijkt.
Wanneer wij dus verbonden zijn met uw stof en uw stoffelijke wereld, is dat niet zo vreemd als
het wel lijkt. Wij hebben een groot aandeel gehad in die stoffelijke wereld van u. Het kan lang
geleden zijn of betrekkelijk dichtbij liggen. Wij zullen er misschien nog eens deel aan hebben in
stoffelijke vorm. Die materie en alles wat in materie is uitgedrukt, is in ons wezen
weerspiegeld. Het kan uit ons wezen altijd opnieuw ontstaan en opnieuw gevormd worden.
Wanneer wij ons volledig bewust worden van onze vermogens en onze eigen kracht, kunnen
wij te allen tijde - en ogenblikkelijk - alle stoffelijke waarden, die deel uitmaken van ons
wezen, verwerkelijken.
Wanneer wij op 100 werelden hebben geleefd, kunnen wij op 100 werelden weer gelijktijdig
leven en verschijnen in de vormen, die passen bij die 100 werelden.
Het zal voor menig mens wat moeilijk te begrijpen zijn. Maar.... redelijk is redelijk. De
menselijke rede zal u zeggen, dat als de kern van ons wezen eeuwig is - en dit stellen wij - het
onmogelijk is dat één deel van die kern wel teniet of teloor gaat en het andere deel blijft
voortbestaan. Ons wezen is of eeuwig of vergankelijk. Wij kunnen dat niet in hokjes en vakjes
indelen. Wat het bewustzijn betreft, kunnen wij nog zeggen: dit is a.h.w. direct bewustzijn of
waakbewustzijn voor de geest of de ziel en de rest is een onderbewustzijn, dat slaapt. Maar
zelfs dan moeten wij aannemen, dat het volledige bewustzijn aanwezig is. Wij kunnen nooit

13
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 2 – De weg naar de werkelijke geest

stellen, dat een deel er wel is en een ander deel niet. Hoogstens dat een deel actief is en een
deel latent.
Wanneer wij in de geest vertoeven, dan is dat deel van ons, dat met de materie verbonden is,
latent. Wanneer wij in de stof vertoeven, is dat deel van ons, dat zuiver vrije geest is, latent.
In beide toestanden echter, dus stoffelijk zowel als geestelijk, bestaat de mogelijkheid om
a.h.w. een bezoek te brengen in dat andere gebied. Een mens kan op aarde dromen. Dan leeft
hij nog in zichzelf. Maar hij kan ook uittreden. Dan leeft hij buiten zichzelf. Hij leeft dan niet
meer als stoffelijk mens maar als een geestelijk wezen van een bepaalde essence en misschien
- volgens eigen gedachte - bepaalde vorm, dat in de ruimte en in de tijd in andere werelden
kan waarnemen en beleven, ook wanneer men zich dat niet altijd in het waakbewustzijn kan
herinneren. Omgekeerd is het van onze wereld uit mogelijk om a.h.w. in uw wereld te leven.
Er blijft een grens. Die grens vloeit niet voort uit ons wezen maar uit ons bewustzijn. Wij zijn
ons ervan bewust geest te zijn.
En dientengevolge zullen wij nooit volledig als een mens kunnen denken of handelen, zullen
wij ons niet volledig menselijk kunnen manifesteren. Maar als wij beseffen hoe klein het
verschil in feite is, dan kunnen wij uit de geest toch het menselijke zeer goed benaderen.
Omgekeerd geldt voor de stof: Begrip voor de smalle grens tussen stof en geest, maakt het
voor de mens mogelijk om zonder dat hij daardoor zijn idee van menszijn verliest - want dat is
zijn leven op dit moment - een groot gedeelte van de geestelijke werelden te benaderen en te
beleven.
Als wij nu deze grondslagen hebben bezien zowel uit de stof als uit de geest, mogen wij weer
een schrede verder zetten op het pad naar die ware geest, die werkelijke geest. Want wat is
zij? Als wij uit de geest met de stof verbonden blijven, ook als wij die stof niet meer kennen in
een persoonlijke vorm of zo iets, wanneer wij in de stof - zelfs al beseffen wij dit niet en zullen
wij dit misschien tijdens de gehele stoffelijke periode niet bewust beseffen - toch met die geest
verbonden blijven, dan mag worden gesteld dat de werkelijke of de ware geest een kracht is,
die in beide gebieden gelijktijdig bestaat.
De geest, de ware geest, bevattende waarden van alle werelden, die deel uitmaken van het
kosmisch Ik, van het kosmisch beleven, datgene wat wij in de voleinde schepping zullen zijn,
zal over de krachten van al die gebieden en het bewustzijn van al die gebieden in zich te allen
tijde kunnen beschikken. Zij zal echter bij het gebruik van die krachten en dit bewustzijn
steeds beperkt worden door de vorm, waarin zij zich op het ogenblik manifesteert en daarin
slechts zoveel van die krachten of dat bewustzijn kunnen uiten als door dat voertuig rédelijk
mogelijk is.
De krachten van de geest zijn nooit onredelijk. De ware geest is - gezien uit een meer
filosofisch standpunt - een volkomen redelijk, volmaakt en logisch iets. De geheimen van de
geest zijn niet zozeer geheimen, omdat die geest zelf iets verbergt of omdat er in de kosmos
dingen verborgen worden gehouden, maar eenvoudig door het feit dat in een bepaald voertuig
- en nu spreken wij dus even als mens, een menselijk voertuig - het niet mogelijk is om het
totaal van de geestelijke en materiele bindingen en krachten van de ware, de werkelijke geest
te openbaren en te gebruiken.
Dat maakt het wel een beetje moeilijk om die ware geest te gaan zoeken. Het is dan ook niet
een pelgrimstocht, die ik u nu direct wil aanbevelen. Zou ik u daarover gaan spreken, dan zou
ik in een verhaal vol symboliek vervallen, zo ongeveer als het verhaal van Bunyan's: A
Pilgrim’s Progress en zijn evenbeeld: De christinnereize. In deze verhalen staat alles
symbolisch mooi vast. En het heeft wel een praktische parallel, maar het is niet praktisch
bruikbaar. Daarop lopen wij vast, als wij die werkelijke en ware geest willen gaan omschrijven.
Zonder nu direct in een imitatie van cursus 1 te vervallen zou ik toch ook wel hier enkele
eenvoudige raadgevingen willen laten volgen.
Zolang u mens bent, moogt u niet trachten uw werkelijke geestelijke wezen volledig te
begrijpen. Dit is u n.l. onmogelijk in uw stoffelijke vorm. Wees er innerlijk van overtuigd dat
uw werkelijke wezen, uw ware geest, voor zover deze bewust is en voor zover deze nog voor
het bewustzijn verborgen schijnt en in het onbewuste vertoeft, altijd aanwezig is, altijd

14
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 2 – De weg naar de werkelijke geest

bruikbaar is. Het is niet noodzakelijk over de kennis te beschikken van eigen werkelijk
geestelijk wezen om in de stof met de krachten en het bewustzijn van die geest in contact te
kunnen komen, ze te kunnen gebruiken en - ik zou haast zeggen - ze te kunnen exploiteren.
In alle fasen van het zijn speelt de verbinding, die de mens legt - of het "ik" legt - tussen zijn
werkelijk wezen en hetgeen hij op het ogenblik is in zijn beperking, een zeer grote rol. Deze
verbinding wordt over het algemeen gevormd door geloof en aanvaarding. Het gebruiken van
de krachten van de ware geest door middel van de beperkingen van bewustzijn van geest en
stof geschiedt door sterk en onzelfzuchtig te willen. De verschijnselen daarvan kunnen op
velerlei wijze voor ons kenbaar worden en kunnen gaan van het zuiver stoffelijke tot het
geestelijke toe.
Hoe het ook zij, het verschijnsel op zichzelf is bijkomstig: het is voor ons slechts een
bevestiging dat hogere kracht dan wij nu in onszelf kunnen erkennen, een grotere kracht dan
wij ons durven toedenken, werkzaam is geweest.
Ten slotte, besef heel goed, dat zolang u leeft als mens, denken heel erg mooi is, maar dat de
gedachte pas werkelijk zin krijgt, als zij wordt gevolgd door de daad. Die daad behoeft niet
altijd te bestaan in een directe stoffelijke handeling. (dit is belangrijk!) Zij kan ook bestaan uit
een sterke wilskracht plus een concentratie van gedachte of vermogens, waardoor het eigen
vermogen zo sterk mogelijk over de wereld wordt uitgestraald. Wel zal in dit laatste geval
geen enkele handeling, die met hetgeen men geestelijk wekt en uitzendt in strijd is, op zuiver
stoffelijke wijze mogen worden gepleegd.
Dat zijn een paar regels. En nu je deze hebt geleerd, ga je ongetwijfeld nadenken over die
geestelijke krachten en vermogens. Ik wil dan voorop stellen, dat het niet in de bedoeling van
deze cursus ligt u alles over die krachten en die vermogens te vertellen. Heeft u daarvoor
belangstelling, dan kunt u die in de twee voorgaande jaargangen uitgebreid behandeld vinden.
Voor ons is het wel belangrijk te weten, hoe de bestaande geestelijke krachten en gaven -
ongeacht hun omschrijving of verschijningsvorm - geactiveerd kunnen worden. Een mens, die
op aarde leeft, heeft er behoefte aan zo nu en dan een soort bovennatuurlijke kracht als hulp
of steun e voelen. Hij heeft zo nu en dan de behoefte het paranormale geuit te zien, maar dan
op een wijze die voor hemzelf of haarzelf volledig aanvaardbaar blijft. Juist dit laatste gaat niet
altijd op, wanneer we te maken krijgen met onbeheerste ontwikkeling.
Zo zullen wij - en ik geloof dat dit voor u allen ook interessant is - eens even gaan nadenken
over de vraag: Wat kan ik van mijn ware geest, diens krachten, bewustzijn en vermogens, in
de volmaakte kosmos, doen weerspiegelen in mijn huidig dezen en hoe? En dan gelden weer
direct de eerste en eenvoudige begrippen:
Wij moeten natuurlijk beheerst zijn. Beheersing is nu eenmaal noodzakelijk in de stoffelijke
wereld. Die beheersing moeten wij uitbreiden tot geestelijke gebeurtenissen, tot geestelijke
belevingen, zelfs tot het ontvangen van geestelijke indrukken. Maar wij moeten voor onszelf
weten, wanneer wij deze beheersing terzijde mogen en kunnen stellen en daarvoor in de
plaats de spontaniteit van ons wezen mogen laten gelden. Deze is n.l. in heel veel gevallen,
vrienden, en belangrijke factor in de openbaring van de werkelijke krachten, het werkelijk
bewustzijn, het werkelijk vermogen van je ware persoonlijkheid, je ware wezen in de kosmos.
Die spontaniteit kunnen wij ons echter alleen permitteren - en zeker als wij in de stof zijn -
wanneer wij daardoor geen onmiddellijke strijd wekken. Wij mogen nooit trachten die
spontaniteit eenvoudig verder te laten gaan, als wij weten dat zij aanstoot geeft, op een
ogenblik, dat wij aanvoelen dat wij daardoor in een situatie komen, die voor ons niet begeerlijk
noch aanvaardbaar is.
Het gaat hier niet om de menselijke wetten. Heus niet. Die zijn tenslotte onbelangrijk. Het gaat
ook niet om de menselijke opvattingen of mores. Ook die zijn betrekkelijk onbelangrijk. Maar
een deel van uw wezen, van uw stoffelijk wezen, is daarmede verknoopt. Op het ogenblik dat
u door uw spontaniteit gevaar loopt dergelijke grenzen te doorbreken, zonder dat u met geheel
uw wezen deze spontane opwelling kunt volgen, brengt zij een verdeeldheid in uzelf tot stand.
En die verdeeldheid betekent tevens dat u zich weer afsluit voor een groot deel van uw leven
en ook van uw wezen. Dus spontaniteit kunnen wij ons alleen dan veroorloven, als wij

15
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 2 – De weg naar de werkelijke geest

gevoelen dat ze zonder schade voor anderen - en zonder het ontstaan van schuldbesef of
strijdigheid in onszelf - kan worden toegelaten. De spontaniteit is in vele gevallen een
samenwerking van intuïtie en - ik zou haast zeggen - lichamelijke reflexen. Als zodanig is zij
een uitdrukking van hetgeen wij gunstig achten voor elke bewustwording, n.l. de zo perfect
mogelijk evenwicht tussen geestelijke doeleinden en stoffelijke mogelijkheden. Deze
harmonische samenwerking tussen die twee delen van het wezen en van het leven, welke in
de spontaniteit tot uiting komt, schept harmonie. Door harmonie ontvangen wij zoveel
mogelijk kracht uit de kosmos via ons eigen en ware wezen en een uitbreiding van het
bewustzijn: voorts ontstaan op haast wonderbaarlijke wijze in ons plotseling nieuwe gedachte,
nieuwe methoden, nieuwe reacties en zelfs nieuwe bekwaamheden.
Harmonie is belangrijk. Daarom moeten wij u dus de raad geven, indien u wilt overgaan tot
het ontwikkelen van geestelijke begaafdheden en het gebruikmaken van de mogelijkheden, die
in uw geest liggen: durf voor alles spontaan te zijn, indien u dit volgens uw geweten,
tegenover uzelf en tegenover de wereld mogelijk is. Besef echter dat deze spontaniteit ook wel
eens overdreven kan worden. Spontaniteit bestaat uit enkele handelingen of gebeurtenissen.
Een mens, die dit doet, kan echter daardoor in een situatie komen die niet meer spontaan is,
maar b.v. gewrongen. Laat ik maar een heel eenvoudig voorbeeld geven:
Een jong meisje is blij. In haar vreugde geeft ze iemand een kus. Die kus wordt teruggegeven
op een andere manier, dan die eerste bedoeld was. Zij voelt zich nu verplicht - ze heeft
immers die eerste kus gegeven - om door te gaan. Dan wordt die spontaniteit een verbuiging
van het eigen wezen. Ga nooit op verdere consequenties in, maar verander - zo u kunt -,
wanneer die spontane impuls voorbij is de situatie zo, dat gij uzelf kunt zijn en blijven.
Wanneer u met andere mensen te maken hebt, zal die spontaniteit u soms wel eens wat
hoofdbrekens kosten. Want je wilt spontaan iemand belonen, iemand prijzen, iemand straffen.
Die opwelling is goed, maar zij mag niet leiden tot een onmiddellijke uitvoering van dit
voornemen, zonder verdere beheerstheid. Het straffen bij impuls en de daaruit voortkomende
reflex kan goed zijn. Zodra de reflex echter verdergaat tot een overdrijving, dan krijgen we de
situatie b.v. van de een of andere rechter, die zegt: "Ja, de gevangene is eigenlijk niet
schuldig: hij zou na 2 weken vrijgelaten moeten worden, maar hij zit nu al 3 maanden, (dus
veroordeel ik hem tot 3 maanden met aftrek). Daarin zit iets fouts. Wanneer dat gebeurt, zijn
wij vastgeraakt in een formalisme. Dat zal ons de kracht, die we nodig hebben, ontnemen en
wij sluiten ons weer af.
Verder wil ik u vandaag nog wijzen op één enkel aspect van geestelijke bekwaamheid en
geestelijke mogelijkheden.
Op het ogenblik, dat een mens innerlijke kennis heeft, komt hij vaak tot een gesprek met
zichzelf. Dit tweegesprek gaat dan tussen wat men noemt zijn intuïtie (zijn aanvoelen of zijn
innerlijk gevoel en denken) en de rede. Die innerlijke kwestie is niet met een stoffelijk oordeel
gelijk te stellen. Als ik iemand onsympathiek vind, betekent dit niet dat die mens slecht is. En
ik kan niet helemaal verklaren, waarom hij mij onsympathiek is, maar het is nu eenmaal zo.
Wij mogen dus op grond daarvan geen oordeel vellen. Toch zijn die eerste impulsen voor ons
zeer belangrijk. Kunnen wij van deze gevoelens en emoties gebruik maken, dan komen wij n.l.
heel wat verder. Want wij kunnen daardoor een zeker voorbehoud maken in onze omgang met
b.v. de stoffelijke wereld. Wij kunnen ons voorbereiden op eventuele teleurstellingen.
Door deze intuïtie geleid zullen wij vaak juister aankopen, dan we anders zouden kunnen doen.
Een mens, die deze intuïtie die van binnen opwelt volgt, zal tot zijn verbazing ontdekken, dat
zij zich in het geheel niet alleen met geestelijke zaken of menselijke betrekkingen bezighoudt.
De intuïtie kan u ook dwingen om, wanneer u 27 winkels bent doorgegaan, terug te gaan naar
de eerste om daar iets te kopen, wat u helemaal niet had gezien: of misschien zelfs naar een
29e zaak. Het blijkt vaak dat hetgeen op deze wijze - mits overlegd - wordt gekocht (want de
stoffelijke rede speelt hier ook een rol) goedkoper is en u meer voldoening geeft dan anders,
dat u daarvan meer nut zult hebben en het zal blijken dat die aankoop geschikter is voor
omstandigheden, die u niet had kunnen voorzien.

16
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 2 – De weg naar de werkelijke geest

Een andere wijze, waarop die eigenaardige invloed van de geest - die ik intuïtie noem - in de
totale persoonlijkheid werkzaam is, zou je wel eens kunnen noemen "opstijgingen",
huidprikkelingen e.d.. Ik weet niet, of u het wel eens hebt gehad. U kunt ergens binnenkomen
en dan ervaren dat je huid gaat prikkelen, je haren te berge rijzen en toch weet je niet
waarom.
Je bent in een heel gewoon gesprek gewikkeld en ineens valt er een enkel woord en dan is het,
of het bloed je naar het hoofd stijgt. Je voelt je als een zon, die naar alle kanten uitstraalt.
Deze gevoelens hebben ook wel degelijk betekenis. Het zijn niet alleen zo maar reacties. En zij
kunnen ongetwijfeld - dat geef ik direct toe - met verborgen gedachte in verband staan en dan
zuiver aan de hand van onderbewustzijn, lichamelijke reactie enz. verklaard worden. Maar in
zeer vele gevallen bestaat een dergelijke verklaring niet. En dan - nazoekende - vinden wij,
dat hier de impuls van de geest wordt omgezet in een stoffelijke waarde. Nu kun je die waarde
nooit voor iedereen gelijk bepalen. Maar ik wil u toch vandaag enkele vingerwijzingen geven.
Het prikkelen van de hoofdhuid wijst op de aanwezigheid van een sterk veld in de omgeving,
dus op een sterke uitstraling. Die uitstraling kan voor u goed, kwaad of latent zijn. Op zichzelf
mag de prikkeling dus nooit worden beschouwd als iets anders dan het aanwezig zijn van een
onzichtbare invloed. Maar deze prikkeling kan in ons een verwachting doen ontstaan, welke
soms zelfs gepaard gaan met een hartklopping: en als er een verwachting is, dan betekent
altijd dat wij ons zo goed mogelijk moeten instellen, dat wij spontaan gedachte in ons moeten
laten rijzen en dat wij desnoods spontaan moeten gaan handelen, omdat dááruit dan een voor
ons harmonisch vervulling ontstaat. In een dergelijk geval is de invloed altijd gunstig. Gaat het
echter gepaard met angst of soms zelfs met de illusie van iets duisters, dan betekent dit dat u
zich van die omgeving moet losmaken.
Kunt u zich afschermen, dan doet u dat, kunt u dat niet, dan gaat u heen. U zoekt frisse lucht
en als het even kan neemt u een douche of een bad. Daardoor bevrijdt u zich van een invloed,
die voor u niet harmonisch is, al kan deze voor anderen nog zo goed zijn. U moet zich
bevrijden van factoren, die in u disharmonie zouden wekken en grotere verdeeldheid dan
noodzakelijk tussen stof, geest en ware geest veroorzaken.
Dan wat warmte betreft. Warmte-effecten komen op verschillende manieren. En als die - wat
ik noemde - opstijgingen (vapeurs zei men in mijn tijd) voorkomen als een soort koorts, dan is
het heel vaak (u moet natuurlijk even rekening houden met de omgeving) eenvoudig een
contact met een enkel segment van het bewustzijn dat niet in het heden is geopenbaard. U
stelt een relatie vast met, ofwel een deel van een stoffelijk of geestelijk verleden, dan wel met
bepaalde bewustzijnselementen, die hier tot nog toe niet waren gewekt die nu wakker worden.
Een dergelijke verhoogde temperatuur kan over het algemeen gemakkelijk worden beheerst
door wat diepere ademhaling en mag rustig worden verdragen, zelfs wanneer ze vermoeidheid
veroorzaakt.
Ongeacht de vermoeidheid, welke er het gevolg van is, leidt een en ander n.l. tot grotere
harmonie, vaak ook tot een verrijking van geestelijke capaciteiten: en bovendien tot een
grotere veerkracht en dikwijls een groter innerlijk geluk, waardoor je sterker staat in het leven
en en juister je geestelijk doel binnen de stoffelijke beperking kunt nastreven. Er bestaat
echter ook iets anders. En dat is een warmte, die schijnt te schroeien. Zijn in het eerste geval
bij de warmte heel vaak vooral het hart en het bovenlichaam sterk betrokken, in het tweede
geval worden de handen klam. Wij hebben het gevoel, alsof de warmte uit de zonnevlecht
komt en wij vinden als bijkomend verschijnsel dikwijls een sterk bonzend of kloppend gevoel in
de slapen. In een dergelijk geval is er een voor u niet te verwerken contact gemaakt met hetzij
uw vorige bestaansvormen of uw bewustzijn van geest, dan wel met werkingen van oorzaak
en gevolg, die op het ogenblik niet harmonisch liggen. Wanneer wij deze ervaring krijgen,
behoeven wij ons daaraan niet onmiddellijk te onttrekken - zij is niet gevaarlijk - maar wij
moeten toch voorzichtig zijn en moeten trachten deze invloed zoveel mogelijk van ons af te
zetten, eventueel door ons te concentreren op een andere omgeving, andere onderwerpen,
andere gedachte.
Op deze manier kun je dus gebruikmaken van de door mij genoemde verschijnselen, zonder
dat je er schade van hebt: je kunt de eenheid met je geestelijk vermogen vergroten, zonder

17
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 2 – De weg naar de werkelijke geest

erdoor schade te lijden: en je kunt wat verder komen t.a.v. de eenheid met je werkelijke geest
en het daarin op dit ogenblik bestaande bewustzijn.

HET VERDRAG MET DE DUIVEL


In de geschiedenis van de oudste tijden, maar vooral in de overleveringen en legenden van de
middeleeuwen ontmoeten wij regelmatig de duivel als een soort handelsman. Hij levert
fortuinen af, betovert de kogel, hij geeft schotvrijheid, haalt mensen uit de gevangenis en van
het schavot, alles in ruil voor hun ziel. De eigenlijke oorzaak van dit eigenaardig demonisch
gedrag heb ik helaas niet kunnen achterhalen. Wel heb ik enkele bronnen gevonden.
Allereerst in Thessalië. Het landschap van Thessalië zelf met zijn donkere bergen, zijn vlakten
en zijn pijnbomen is a.h.w. geschapen om bewoond te worden door heksen, tovenaars en
demonen. Het is niet te verwonderen, dat de volksmond deze streek dan ook altijd heeft
gezien als de vergaderbak, waarin een veelheid van demonisch vermogen van magische
kwaliteit samenstroomde. Een ieder, die bij nacht door Thessalië reisde en zich op de kruiswe-
gen bevond, hoorde rond zich het gierend lachen van de heksen, die op hun eigenaardige
rijdieren door de lucht zweefden, of word belaagd door demonen. En in vele gevallen kocht
men zijn even vrij door een zekere belofte te doen van een ziel, een dieroffer, of soms zelfs
het stellen van bepaalde daden.
Wij vinden in de Griekse literatuur enkele overblijfselen van dit volksgeloof terug en ik meen,
dat het juist de bewondering voor de Griekse klassieken is geweest, die in de middeleeuwen
deze verhalen weer op de voorgrond bracht.
Wij vinden in de middeleeuwen het z.g. abele spel. Het is een toneelspel, dat zich in of voor de
kathedralen afspeelt, waarin de acteurs duivels en engelen zijn en waarbij engelen zich -
vervaarlijk met de vleugels klepperend - op torentransen wagen om met luide stem
bijbelteksten over het volk uit te storten. In een tijd van weinig vermaak speelt dit spel in het
volksleven ongetwijfeld een grote rol en daarover wordt dan ook veel gesproken. Nu was het
voor de clerus en ongetwijfeld ook voor andere gezaghebbers aangenaam de duivel af te
schilderen als de verleider, die tot seculaire of andere ongehoorzaamheid noopt en zonde
aanbiedt, ja, zelfs een zieltje koopt.
Wanneer dan kort daarna de minstreel vervangen wordt door een troep kunstenmakers en
acteurs, brengen ook dezen spelen. Spelen echter, die nu niet meer gebaseerd zijn op de
kerkelijke geschiedenis of op de bijbel, maar die o.m. verhalen van geheimzinnige ridders, van
oosterse wonderen en al datgene, wat het volk boeide. Deze spelen zijn - althans over het
algemeen - improvisaties.
Zij improviseren over de duivel en vertellen, hoe deze b.v. een ridder alle overwinningen en
het eeuwige leven belooft onder een voorwaarde: hij mag niet over Stromend water gaan.
Doet hij dat toch, dan zal zijn ziel aan de duivel vervallen. En het verhaal gaat verder: De
ridder leeft lang, slecht en gelukkig, tot hij op en een dag - een vijand achterna jagend - zich
niet kan inhouden en met zijn ros over een beekje springt. Een donderslag, een demonisch
gelach.…. het paard galoppeert ruiterloos verder en er blijft verder niets over.
De Faustuslegende, die vooral in Midden Duitsland reeds omstreeks 1100 - 1200 begint vorm
te krijgen, is ongetwijfeld ook te herleiden tot deze zelfde behoefte: n.l. de tegenstelling
tussen de demon en het goede op een amusante wijze tot uiting te brengen, waarbij men
tevens wat op de begeerten en verlangens van de toehoorders kan speculeren. En hiermede
zijn wij dan gekomen op een zeer onaardig terrein. Want wat eerst als een soort kijkspel is
begonnen wordt ernst voor wij begrijpen "hoe". Het Christendom is nu eenmaal - vooral bij de
Teutonen - niet zo diep geworteld en hun bijgelovigheid is zelfs groter dan die van de Basken.
Zij geloven daar wel degelijk nog - ofschoon daarover niet wordt gesproken - aan goden die
door de wolken rijden en donderhamers smijten. Zij geloven aan een wilde jacht, die op
stormachtige avonden met bloedhonden langs de wolken trekt en dood brengt aan een ieder,
die hen ziet. Zo wordt het verhaal vervlochten met het primitieve geloof en met de nog
bestaande magie van het land.
Hoe mogen wij dan de gedachtegang verklaren, die tot het verdrag met de duivel voert?

18
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 2 – De weg naar de werkelijke geest

Een mens leeft slechts eenmaal. Dit geloof overheerst in het westen van die tijd. En als je
éénmaal leeft wil je graag goed en lang leven. Maar het leven is zwaar. Het leven maakt je
machteloos. De hoge heren en ridders zitten op hun burchten, zij zenden hun dienaren uit op
strooptochten. Zij gaan op bedevaart of op reis en plunderen het land. Zij jagen en vertrappen
de oogst. De handelsman is op vele wegen zijn leven niet zeker en als hij een lading van b.v.
Neurenberg naar Berlijn kan brengen, dan is hij werkelijk een held, die vele gevaren heeft
overwonnen en vele malen een aanval op zijn kostelijk goed heeft moeten afslaan. Deze mens
verlangt naar zekerheid. Hij verlangt - althans een enkele maal - te genieten van al hetgeen
het leven biedt. Al is het in het geheim, toch zou hij voor een enkele maal macht willen
hebben. En zo begint de zwarte magie langzaam maar zeker weer haar klauwen naar de
bijgelovige mens uit te slaan. De eerste magiërs zijn eenvoudig. Zij geloven niet in verdragen
met de duivel: en hun heksenzalven zijn eigenlijk - dat weten zij zelf zeer goed - niets anders
dan roesverwekkende middelen. Hun eredienst voor het zwarte altaar is meestal eerder de
aanleiding tot een orgie, een je uitleven, misschien ook een rechtvaardiging van roofmoord en
plundering, dan een werkelijk contact met een baarlijke duivel.
Er zijn echter op heel de wereld - en ongetwijfeld in Duitsland en verder langs de Donau tot
Roemenië en het Zevengebergte - vele zwart-magiërs, die werkelijk weten wat slechte
krachten en demonen zijn. De school van zwart-magiërs in het Zevengebergte werd pas rond
1800 uiteengedreven. En dit zijn magiërs, die inderdaad geesten kunnen bezweren, die
inderdaad de dood kunnen uitzenden. Zij vinden onder de goedgelovigen hun offers, hun kring
en hun steun. Zij beginnen deze macht absoluut te maken. En dit kan alleen, als de mens weet
alles te zullen verliezen wat hij door de magie heeft gewonnen en méér.
Zo komt men samen in kelders onder smoezelige herbergen, soms ook in deftige kloosters en
ondertekent in het schijnsel van rode flambouwen een perkament, dat door een onzichtbare
hand op een tafel wordt geworpen. Men ondertekent met zijn eigen bloed en belooft hierbij zijn
ziel aan de duivel te geven. En de magiërs - vooral wanneer zij eenmaal vaste voet in bepaalde
kerkelijke organisatie en riddergroepen hebben gekregen - zijn wel in staat om de eenvoudige
burger iets te geven wat voor hem weelde lijkt. Zij hebben in hem echter een dienaar
gevonden, die niet aarzelt te vergiftigen, te doden en te plunderen. Wat zij niet beseffen en
wat, ook door de meesten van de kring niet wordt begrepen is, dat in een dergelijke
bijeenkomst altijd een werkelijke demon aanzit.
Hier zijn dan enkele feiten:
Op het ogenblik, dat men voor zichzelve een pact met de duivel sluit, is er een feitelijk contact
geboren met de lagere sfeer. Vooral de niet-menselijke geesten trachten voeling te krijgen met
de mens, zodat zij zich onmiddellijk op deze gelegenheid tot versteviging van hun stoffelijke
positie werpen. In vele gevallen dringen zij in de mens binnen en worden oorzaak van
bepaalde afwijkingen, soms zelfs van ziekten en pijn. Het lijkt wel, of een verhaal van Sindbad
werkelijkheid wordt. Misschien tekent een jonge mens uit durf en bravour een contract met de
duivel. En van dit ogenblik af heeft de demon vat op hem. Zolang hij blijft geloven in de
werkelijkheid van het contract, heeft hij een onzichtbare ruiter, die hem dwingt op vele paden
te gaan, die hijzelf niet wenst te betreden. Deze demonen zoeken echter naar nog grotere
kracht en die kracht kan worden gewonnen o.m. uit bloed.
Bloed is - Goethe zegt het ons reeds - een eigenaardig vocht. Het bevat o.m. een deel van het
halfstoffelijk plasma, dat het zenuwstelsel voedt en voortkomt uit verschillende spierwerkingen
en chemische omzettingen in het lichaam. Dit plasma zal als regel na korte tijd verdampen.
Maar zoals men een vluchtig gas kan opvangen en van de damp van alcohol een kostbare
likeur kan distilleren, zo distilleert de demon uit het bloed een haast zichtbare kracht. Het veld
is misschien te vergelijken met dat van een magneet, die zich op de mogelijkheid tot kwaad
richt, maar die - als die mogelijkheid bestaat - ook vorm en gestalte durft aannemen. De roes
en de orgieën worden werkelijker. Uit het simpele volksgeloof - dat overigens aansprakelijk is
geweest voor de z.g. heksen – wordt nu de werkelijke zwarte magie geboren. En niet een
ieder, die zich daarmede bezighoudt, is een mens die ook inderdaad het kwade wil.
Stel u voor: Goethe op de Paasmorgen. Hij wandelt met zijn leerling buiten de stad en
plotseling ziet hij een hond. Eerst lijkt het wel een aardig dier: een zwarte hond, die
19
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 2 – De weg naar de werkelijke geest

rondspringt en dartelt en dan ineens maakt hij driemaal een cirkel. Haast aarzelend vraagt de
oude geleerde zich af : "Is dit wel een hond? Ik zag een vurige cirkel met een vurige straal
erachter aan." Dan verwerpt hij die gedachte. Wetenschap is wetenschap. Wij moeten
onderzoeken. Maar wie in de middeleeuwen geleerde was, was ook metafysicus. Hij zocht naar
de geheimen, die achter het menselijk weten verborgen zijn. En in vele gevallen trachtte hij uit
de sterren de toekomst te lezen en door het bezweren van de geest een grotere werkelijkheid
te leren kennen.
Goethe toont ons Faust als een alchemist. Hij bezweert de geest en o.a. Wagner spreekt tot
hem. Hij roept de ouden op en de wijzen. En voor hij het weet.... is daar de hond. De hond
wordt Mephistofeles. Hij zwelt en zwelt tot hij barst als een overrijpe vrucht... en daar staat de
ridder van de haneveer. Wat sarcastisch, wat lachend, maar eigenlijk toch ook een mens. Hoe
juist heeft Goethe hier de duivelsvoorstelling van de oudheid gevangen. In de zwarte missen,
in de geheimzinnige magie van keldergewelven was het heel vaak een jonge mens, die -
bezeten door de demon - tot een soort Mephistofeles werd. Het verdrag - ach, ge weet hoe het
zich afspeelt - is er één van verleiding en begeerte. Eerst als Faustus in de spiegel van de
toekomst zijn Gretchen heeft gezien, verlangt hij jong te zijn. Als het leven voor een mens
waarde heeft, zal hij van elk middel trachten gebruik te maken. En wij weten met zekerheid
dat het verbond met de duivel - hoe zeer ook een schijnvertoning - toch in feite gebaseerd was
op dergelijke begeerten en verlangens, op verleiden en het wekken van begeerten met altijd
enige mogelijkheid tot vervulling.
De zwart-magiër van die dagen was geen grote vereerder van de zwarte bok van Mendes. O
neen, het was eenvoudiger voor hem. Wanneer wij Goethe horen spreken over de
Blockbergscène, de Heksensabbat, dan toont hij ons wel de grote Bok, maar zijn klassieke
opvoeding en zijn lidmaatschap van een geheime vereniging, voeren hem ongetwijfeld tot het
gebruik van deze symbolen. De bok was n.l. in Duitsland geen demonisch wezen. Vandaar dat
ook niet de jonker met de bokspoten optreedt, maar die met de paardenvoet, de hoef. Een
typisch verschijnsel.
Zo vormt zich in de magiër de sterke essence van het orgiastisch leven. Hij barst voortdurend
uit en de volheid van zijn levensvreugde gaat met wreedheid, minachting voor de mens
gepaard. Dat er sprake is van demonen beseft hij soms zelf niet. En de grote zwart-magiër, die
de leider is van een dergelijke kring, zwijgt daarover. Er is alleen het komediespel: Het
verdrag met de duivel. Nu hoop ik dat u mij wilt toestaan, dat ik tracht u een ogenblik een
dergelijke scène voor ogen te voeren.
Het is rustig in een kleine stad. Op de toren heeft de hoorn geblazen voor het doven van de
vuren en de lichten. De straten zijn stil, modderig en rustig. Hier en daar knort misschien nog
een zwijn. Ergens klinkt de stap en roep van de nachtwaker. Er komen mensen uit hun huizen.
Het zijn er niet veel, misschien tien of twaalf. Geheimzinnig en bij voorkeur in zwarte mantels
gehuld gaan ze schichtig van schaduw tot schaduw en daar ze een maanloze nacht hebben
gekozen, zijn ze praktisch onzichtbaar. Wat aan de rand van de stad gelegen vinden wij een
herenhuis. Het is goed gebouwd mei drie verdiepingen, grote kelders en een uitbouw van de
eerste en tweede verdieping. De grote schuine kap is met snijwerk versierd als een uitbundige
verkondiging van het aanzien der bewoners. Achter en aan de zijkanten is er een kleine deur,
die voortdurend openklapt en zich haast geruisloos sluit. In de wijnkelder zijn een paar vaten
verplaatst. Daarachter gaapt nog een donkere opening. En schim na schim, spookachtig
verlicht door het flauwe schijnsel van een lantaarn, glijdt als een fladderende vleermuis door
de opening en wordt in het absolute duister verzwolgen. Als wij daar binnengaan, kunnen wij
hier een bijeenkomst van dergelijke. zwart-magiërs bijwonen. Op zichzelf is het beeld wat
belachelijk. Wij vinden hier oud en jong bijeen. Zowel dit kleine meisje, dat juist haar kap
afdoet en ternauwernood 17 jaren telt, als gindse oude heer - een bekleed geraamte, dat
schijnbaar de dood nog net ontlopen is - zijn hier elkaars gelijken. Dan valt de deur dicht en
het spel begint.
Een van hen leest het "Onze Vader", maar van achter naar voren. De woorden klinken als een
vreemde taal, als een vloek, die een doffe galm uit het gewelf schijnt te wekken. En nu moet
één van hen, ja, gij ziet hem daar, hij wordt juist binnengeleid, worden beëdigd. Uit het

20
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 2 – De weg naar de werkelijke geest

duister klinkt een honende lach. De anderen ontkleden zich geheel. Langs de wanden zien wij
wat kroezen staan van steen en tin en wat houten borden waarop wat voedsel ligt. Er is geen
rijm, reden of orde in dit gezelschap en een ieder gaat en bedient zichzelf van spijs en drank
naar het hem belieft. Voor hen is een tafel. Er branden twee flambouwen en daarachter zien
wij een magisch symbool. Het is ruw getekend, met wat olieverfklodders op een plank. En van
daarachter klinkt een stem. Ze vraagt wat de nieuweling wenst.
En haast aarzelend zegt deze dat hij rijkdom begeert, want hij wil een meisje trouwen. De
stem zegt lachend: "Dat alles kun je krijgen en meer, maar dan moet je mij gehoorzaamheid
zweren. Als ik dit verdrag nakom, dan is je ziel aan mij vervallen. Maar wanneer ik je wens
heb vervuld en je trekt je terug, dan zal ik je verzwelgen. Al wat je bezat en toebehoorde, je
vrouw, je kinderen, je dieren en je huis zal ik doen opgaan in zwaveldamp en rook." O, het is
een spel, een wat cynisch en sarcastisch spel, zoals u zult merken. Nu komt de jongeling
naderbij. Van achter de plank - door het duister kun je haast niet zien dat een hand het doet -
wordt een stuk schaapsperkament op de tafel geworpen. Wie goed toekijkt, zou kunnen zien
dat men er iets op heeft uitgewist. Vermoedelijk is het uit een of ander handverlucht boek
genomen dat in een klooster met veel moeite is vervaardigd en het leven der heiligen
beschrijft. Nu staan er wat grove letters op: een contract. "Hierbij verkoop ik mijn ziel aan de
duivel. Dit bezweer ik met mijn eigen bloed."
Een ogenblik lijkt het, of de jongeman zich wil terugtrekken, maar nu is het beklede geraamte
erbij. De oude grijze hand, die uit modder schijnt opgebouwd, grijpt een ogenblik die frisse
jonge kerel beet en dwingt hem haast een pen in de hand. Aan zijn andere zijde komt een
vrouw. Zij lacht, strijkt hem eens onder de kin en ze biedt hem een pennemes aan. Het wordt
in de polsader gestoken, het bloed valt met trage druppels, de veer wordt erin gedoopt en er
wordt een teken gemaakt, want schrijven kan de jongen niet. En dan ineens.... klinkt er een
gelach. Even lijkt het, alsof door een windvlaag de fakkels zullen uitdoven en wanneer hij weer
kijkt, is het perkament verdwenen. De windvlaag was bewust veroorzaakt door enkelen van de
aanwezigen en het perkament berust bij vele andere perkamenten om zekerheid te verschaf-
fen aan de heksenkring.
En nu begint een orgie. En tijdens deze orgie blijkt dat de moeder van het begeerde meisje
aanwezig is, en met een grandioos gebaar haar kind, dat vermoedelijk van geen kwaad weet,
mogelijkerwijze zelfs zeer jong is, aan de man ten huwelijk schenkt. Een ander vraagt hem
wat hij nodig heeft voor een zaak en voor een huis. En hij helpt hem.
O, zij helpen elkaar. Morgen is er misschien een moord op een rijke koopman, morgen brandt
misschien een huis, morgen vallen er doden, want het geld moet worden opgebracht. Maar de
jonge man heeft zijn plaats gekregen en hij ontvangt zijn geld. En hij gelooft, dat hij met de
duivel in contact is. En omdat hij nu meent alle schepen achter zich te hebben verbrand, laat
hij zich meeslepen in iets wat inderdaad iets van een Heksensabbat weg heeft. Spijs en drank
ontketenen de lusten, waarbij de man, die op parool schijnt te zijn ontsnapt uit het graf, zich
paart met haar, die geboren schijnt uit de frisheid van een pas vergane lente. Zo speelt zich
het spel af en de lusten zwepen zich op. Nu komt de eigenlijke magiër, die de duivelsrol op
zich hoeft genomen en werpt wat geurige stoffen op het kleine kolenvuurtje, dat hij daartoe
heeft opgesteld op de plaats, waar eerst het contract lag. Dan lijkt het een ogenblik, of zij door
hun lusten en zinnen opgezweept inderdaad demonen zien en kennen. Zij verliezen elke band
met de werkelijkheid. Zij schijnen tijdloos in een waanzinnige dans in de ruimte te zweven. En
dit is het ogenblik, dat de werkelijke demonen hun buit plukken. Dit is het ogenblik, waarop
begeerte van demonische geest zich huwt met de onbeheerstheid van een mens. Dit is het
ogenblik, dat magische krachten worden geboren. Want zij doen wonderen, deze
zwart-magiërs. Dit is het ogenblik, dat menige mensenziel ondergaat, niet door een verbond
met de duivel, maar door ongeloof in zijn vermogen nog ooit een lichte wereld van geest te
zullen betreden. En dan - wanneer de roep al klinkt over de naderende dag en misschien in de
verte al een haan kraait - sluipen de schimmen schichtig weg, met bleke gezichten en wallen
onder de ogen. En niemand zal weten wie er tot de heksenkring behoorde. Zo wordt het spel
gespeeld.

21
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 2 – De weg naar de werkelijke geest

Deze dingen blijven niet verzwegen. Deze dingen worden voortdurend aangevuld en verrijkt
met nieuwe gedachte en nieuwe vermogens. Degenen die aan zo'n demon zijn gebonden, ach,
soms zijn zij als Doctor Faustus, die zich als een kluizenaar in het woud terugtrekt om te
dromen. Om dan door Mephistofeles te worden gewekt en meegevoerd naar het hof van een
vorst, waar zo dadelijk de schim van Helena van Troye de edelen met haar schoonheid zal
verwonderen: meegevoerd naar een klassieke Walpurgisnacht, een Griekse heksensabbat,
waar de meest tegenstrijdige verschijnselen zich vertonen. Homunculus, de kunstmatige mens
in zijn flauw en schemerig lichtende fles, dobberend op dezelfde stroom als Pan, die de fluit
bespeelt en de statige figuren van oude wijsgeren. En tussen hen misschien hetaeren en
demonen, oude goden en nieuwe geloven. Zo gaat het de mens, die de zwarte magie zoekt.
Ook hij zal zich vaak terugtrekken. Hij verlangt naar rust en vrede, maar hij wordt bezeten
door die geheimzinnige kracht. Hij heeft zijn onzichtbare ruiter, die hij maar niet kan
afwerpen, omdat hij niet gelooft in licht, in harmonie, in vrede, in werkelijk bereiken.
En dan, mijne vrienden, gaat het drama verder, met grotere verlangens, met grotere kennis,
maar ook met groter bijgeloof. Dan zoekt men naar het eeuwige leven, want men is bang om
te sterven. De eeuwigheid zal immers kwelling zijn. Ergens heeft men gehoord, dat de jeugd
kan worden overgedragen. Dan zien wij het afschuwelijke kinderoffer op de zwarte altaren.
Dan horen we van waanzinnige ridders, die als een Blauwbaard kinderen roven en doden, keer
op keer, tot hun veste een knekelhuis is geworden, zonder dat zij ooit het eeuwige leven
vinden. Het demonisch bijgeloof, dat opbloeit en dat vanuit Duitsland met zijn stinkende adem
van ondergang en ontbinding uittrekt tot over Frankrijk heen. Een adem, die een ogenblik
aarzelt en omhoog schijnt te trekken de onoverkomelijke Alpen om plotseling herboren te
worden in de 14e en 15e eeuw in de grote steden van Italië. Het begon in Tessalië. Thessalië
heeft het waarschijnlijk geërfd van Egypte. Egypte heeft het gevonden in Babylon. Babylon
vond zijn vreemde krachten in de verre bergen bij de wrede volkeren van Azië. De dreunende
trommen uit het zuiden, de verloren maantempels van Simbabwe, zij alle hebben meegedaan
aan die spelen. Doch het onbegrip van de mens wist van de bovennatuurlijke krachten niets
anders te maken dan een spel met ondergang, met eeuwige dood en eeuwige kwelling: een
verdrag met de duivel.
Hier zou ik ongetwijfeld afscheid van u kunnen nemen. Maar het is niet alleen het naspeuren
van het verleden maar ook de studie van de werkelijke betrekkingen, die ook nu nog bestaan,
welke mij heeft geboeid. En zo wil ik u graag een beeld schetsen van het heden. Want ook in
deze dagen zijn er nog heksen. In Engeland bestaan nog de witch courts, de heksencirkels en
-kringen, waarin een ieder met zijn eigen naam, zijn geestendolk en toverstaf tracht onheil af
te roepen of rijkdom te verwekken. Ook nu wonen er nog wit-magiërs. Soms worden ze
bekend: de magiër van het eiland Man. Soms worden ze niet erkend, de geheimzinnige ge-
nezer in Duitsland, die verdreven werd, omdat hij zieken genas. Soms duiken ze op als politici,
publicisten. Maar ze zijn er nog steeds. En wij kunnen hen indelen in twee klassen.
Allereerst zien wij de mens, die meent werkelijk met het kwade een verdrag te kunnen sluiten.
Dwaasheid. Hoe noemt de volksmond de duivel wel? De vader aller leugens. Wie een verdrag
sluit met een leugenaar kan daardoor niets anders dan leugen verwerven. Het is dus
dwaasheid om met het kwade een verbond aan te gaan, want het betekent altijd slavernij:
nimmer vervulling. Wie echter zo gelóóft, wie de demon tot zijn dienaar wil maken, ziet hem al
snel als zijn meester verschijnen. Dan zien wij mensen, die snel in aanzien rijzen. Wij zien
mensen, waartegen ieder opziet, als grote politici, als voormannen van kerk, staat en
wetenschap, die in feite niets anders zijn dan zielige dieven, gedreven door onzichtbare
demonen. Wie denkt het kwaad te huwen, wordt slaaf en bereikt nimmer wat hij begeert. Het
begeerde blijft altijd juist buiten zijn bereik.
Maar de tweede soort, de magiër die ook in deze dagen bestaat en veel betekenis kan hebben,
is de mens die beseft dat de demon, evenals het dier, te verlokken is, als men zijn
eigenschappen kent. Zoals een jager een gazelle dichterbij lokt door met het onregelmatig
bewegen van een lap boven het hoge gras de nieuwsgierigheid te prikkelen, zo gebruikt de
wit-magiër de uitstraling van zijn gedachte - en in sommige gevallen meer stoffelijke middelen
als reukwerken – om de demon naderbij te trekken.

22
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 2 – De weg naar de werkelijke geest

Maar een demon kan slechts meester of slaaf zijn. Vrij zijn kan hij niet, wanneer hij komt
binnen het bereik van een menselijke wereld. O, als hij een bloedoffer zou hebben, als hij uit
de wasem van het bloed een kracht zou kunnen verwerven, die in het duister woont waar geen
zonlicht doordringt, dan zou hij niet vrezen. Dan zou hij de wit-magiër grijpen, met een helse
lach worgen en neersmijten. Maar geestelijk zou hij hem nooit overmeesteren. De wit-magiër
brengt echter geen bloedoffer. Integendeel, hij weeft een web van gedachten en dwingt de
demon te gaan, waar hij hem beveelt. Hij drijft de demon uit, wanneer deze een mens in bezit
heeft genomen. Hij overheerst de demon, die kwaad en onheil wil brengen. En hij zendt hem
zelfs als zijn dienaar en bode uit om taken te vervullen, die voor de demon pijnlijk zijn. De
demon is slaaf, zodra de mens zich vrij gevoelt. Er bestaat in deze dagen soms nog een
verbond met de duivel, ook al wordt dat niet meer gesloten in duistere kelders, al is het niet
meer het toverspel van bedrog en magie tegelijkertijd. Wanneer een mens door begeren tot
het kwade wordt gebracht, in dit begeren met anderen samengaat en zich daarop concentreert
met uitsluiting van al het andere, dan kan de demon macht krijgen, dan kan de geest van de
chaos een menselijke slaaf winnen. Maar als een mens het goede wil, als hij het zuivere, het
voor allen dienstige en lichtende zoekt, dan kan - wanneer men weet hoe - de slaaf nog steeds
tot dienaar worden gemaakt. Want de heksen op de kruiswegen van Thessalie, ze waren
geboren uit de angst van de bijgelovige reizigers.
De dodende demonen, zij werden geboren uit een wurgende angst en een onbegrip voor wat
werkelijk mogelijk was.
De zwarte magie uit het verleden voedde zich met de angst van de mens, de zwarte magie van
het heden met zijn begeren. Dat is het verschil. Wanneer gij - niet achtend wat anderen
toekomt en wat uw plicht is -, in deze dagen met velen samen zoudt willen gaan om voor uzelf
iets af te dwingen, wees dan voorzichtig. Het moge een edel doel schijnen, als u het goed
formuleert: maar waar zelfzucht in het spel is, sluit de mens nog steeds een verbond met de
duivel (al woont dan die duivel in hemzelve) en stelt zich open voor demonen, waarvan hij de
tegenwoordigheid niet beseft.

HERFSTTINTEN
De lucht spint gazen waden, de zon is wat bleek en wat koel, de wind, die je zachtjes voorbij
ruist, draagt het weemoedig gevoel van afscheid.
Dor ritselen reeds de blaad'ren.
Maar komt er omstreeks het middaguur een ogenblik een zonnestraal dalen dan willen de
kleuren steeds feller gaan stralen: dan brandt heel het bos van een herfstelijk vuur.
Rood zijn de blaad'ren en goud zij de blaad'ren, felkleurig, juist nu de winter komt aan, alsof
nog eenmaal de lentevreugden en alle zomerlijke geneugten samendrommen in het bestaan.
Maar daar komt de harde herfstwind reeds waaien en laat de takken - nu met goud nog
beladen - kaal als een geraamte tegen de loodgrauwe hemel staan.
Herfsttinten.
Hoe schoon is niet het herinneren aan wat je vroeger eens deed.
Hoe groot lijkt je niet je eigen bereiken.
Hoe rijk ben je niet met al wat je weet.
Maar komt er de koelte dan van de dagen, waarin ' levens volheid voorbij is gegaan, dan
klamp je je in herinneringsvlagen nog eenmaal vast aan het menselijk bestaan.
Want reeds dreigt de koelte uit andere wereld, reeds voel je het kille levenseind aan: en je ziet
je herinneringen vallen als bladeren, totdat je uiteindelijk alleen meent te staan.
Meen je onder te gaan dan met het winterse leven in een grauwheid, waarin je geen kleuren
meer vindt, dan begint al opnieuw het wondere leven, dat - schoner dan herfsttinten nog -
voor je blinkt.

23
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 3 – Bewust leven

DERDE LES - BEWUST LEVEN

Wanneer wij in de stof gebonden zijn, zullen wij - zoals reeds meermalen door onze groep
werd weergegeven - niet in staat zijn alle geestelijke voertuigen en alle geestelijke inhouden
van ons wezen geheel te beseffen. Zelfs in een streven naar zo groot mogelijke zelfkennis
zullen deze delen merendeels onbewust blijven. Zij behoren tot een bewustzijn, dat pas in de
sferen geheel kan ontstaan. Toch willen wij gaarne bewust leven: een bewust leven op aarde is
dan ook inderdaad onderworpen aan bepaalde beperkingen. In de eerste plaats wat het
bewustzijn en in de tweede plaats wat het beleven betreft. Beschouwen wij de situatie over het
gehele leven van jong naar oud. In de jeugd wordt veel van het vroegere in belangstelling en
fantasieleven herbeleefd maar praktisch niet geuit. Een dergelijke periode werkt dus wel
degelijk mee tot de bewustwording. In de eerste jaren, tot ongeveer de 4 á 5-jarige leeftijd,
vormt zich n.l. een belangstelling, die geheel is gebaseerd op wat men vroeger in zijn leven
heeft meegemaakt. Het kind leert dit te associëren met waarden die in zijn eigen wereld
bestaan. Wij kunnen dus op grond hiervan reeds stellen, dat het kind - geestelijk bewust -
bepaalde richtingen kiest en zijn belangstellingen voor later vastlegt. Het is duidelijk, dat deze
belangstelling door het gehele leven een belangrijke rol zal blijven spelen. Zij kan niet terzijde
worden gelegd, zonder dat dit voor het “ik” een aanmerkelijke schade zou betekenen.
Vervolgens ontdekken wij, dat het kind ook bij het leren selectief is.
Dit duurt tot ongeveer de 14 á 15-jarige leeftijd: daarna gaan utiliteitsoverwegingen een
hoofdrol spelen. In het onderwijs blijkt het kind in de eerste plaats bepaalde bekwaamheden te
bezitten. Deze zijn soms van meer lichamelijke, soms van meer geestelijke geaardheid Deze
capaciteiten worden door het kind in die periode gebruikt om met zo weinig mogelijk moeite te
werken. Gelijktijdig ontstaan de voorkeur voor bepaalde gebieden van activiteit en
wetenschap. Op deze wijze wordt nogmaals de eigen richting in het stoffelijk leven
aanmerkelijk versterkt.
Hieruit valt reeds een conclusie te trekken: Het geven van richting aan het leven, zoals dit
door de geest wordt begeerd en geschiedt, voltrekt zich in het algemeen voor het 15e
levensjaar. Neigingen, maar ook, conflicten en problemen, die in deze tijd voor de wordende
mens belangrijk blijken, kentekenen het leven en tonen bij nader onderzoek - zeker uit een
geestelijke sfeer - hoe deze mens heeft getracht bepaalde tekorten in zichzelf op te heffen.
Ik zeide reeds dat na het 14e – 15e jaar utiliteitsoverwegingen een rol gaan spelen. Utiliteit in
deze zin houdt o.m. in prestige, gewin en zelfstandigheid. Wij kunnen dus bij die groeiende
jonge mens zien, hoe hij tracht zijn oorspronkelijke neigingen aan te passen aan de bestaande
wereld. Dit gaat dikwijls met een zekere vervorming gepaard. Een vervorming in de eerste
plaats van de oorspronkelijke geneigdheid en gerichtheid, en in de tweede plaats treedt
dikwijls het misbruiken op van de aanwezige kennis en kwaliteiten, kortom van de
begaafdheid. U zult inzien, dat een dergelijk vertekenen en vervormen in het latere leven niet
meer ongedaan kan worden gemaakt, zonder grote gevolgen. De jonge mens, die door zijn
opvoeding, zijn belangstelling, kortom zijn pogen om in de wereld een bepaalde plaats in te
nemen, zich aan een bepaalde maatschappelijke richting bindt en naar een bepaalde
maatschappelijke kwaliteit zoekt, kan deze zonder grote offers niet meer prijsgeven.
Voor een bewust leven is dus in de eerste plaat een gezonde leiding nodig. Een leiding, die
juist in de kritieke periode van het leven (zeg tussen de 13 en 17 jaar ) de mens er toe brengt
zijn belangstelling en bovendien zijn werkelijke begaafdheid te volgen, welke laatste niet altijd
identiek is met een mentale begaafdheid, en deze zo goed mogelijk te gebruiken. Nu weet ik
wel, dat zeer veel mensen uitgaan van het standpunt: Als je bijzonder intelligent bent, dan
moet je een hoger werk zoeken. Hier gaan dus de prestigeoverwegingen van de volwassenen
een rol spelen en zij wensen dat hun kind, dat misschien een zeer goede technicus is en

24
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 3 – Bewust leven

timmerman of beeldhouwer zou kunnen worden, zal worden opgeleid tot geestelijke, advocaat,
medicus, etc..
Het is begrijpelijk, dat ook hierdoor vertekeningen kunnen optreden. Bij een werkelijk bewust
leven van de ouders zullen zij ongetwijfeld trachten hun kinderen in hun eigen richting te laten
opgroeien, ongeacht de mogelijke materiele bezwaren, die daarmede verbonden schijnen.
Slechts de mens, die in zijn jeugdjaren geestelijk reeds zijn weg bepaald heeft en deze ook
kan volgen, komt in het leven tot een maximale prestatie. Hij zal verder een zo groot
mogelijke evenwichtigheid bereiken en bestaande geestelijke tekorten zoveel mogelijk
aanvullen. Het is dus een zeer belangrijke periode.
Maar wij gaan verder en bezien nu de mens in een leeftijd tussen de 20 en de 30 jaar. Dan
openbaart zich n.l. een nieuwe reeks eigenschappen. Wij zien dat in deze periode de jonge
mens zeer sterk door sympathieën en antipathieën wordt beïnvloed. Er is dan niet alleen
sprake van vooroordelen of eigenwijsheid, maar heel vaak ook van het erkennen van iets, dat
in het vroegere wezen reeds bestond of het afwijzen van iets, dat vroeger schade heeft
berokkend. Het is dus niet zo zinloos als het lijkt, wanneer een jonge mens bepaalde goede
mogelijkheden eenvoudig voorbijloopt en zich richt tot politieke of religieuze groepen, die
onszelf wat vreemd voorkomen. De jonge mens zoekt ook hier - nu door de inwerking van zijn
eigen geestelijk bewustzijn - de eigen positie weer zo te bepalen, dat zij zo harmonisch en
intensief mogelijk levend in de wereld staat. U zult begrijpen, dat de mens juist in deze
leeftijdsgroep - die ik zeer in het algemeen heb gesteld - een grote belangstelling heeft voor
zichzelf. Dat is geen egoïsme, dat is niet egocentrisch. Maar zij moet zich in deze tijd zo
oriënteren, dat zijn geestelijk leven belangrijk kan worden. Bij jonge mensen in deze
leeftijdsgroep is de geestelijke belangstelling over het algemeen weinig of niet belangrijk. Zij
kunnen er sympathiek, antipathiek of onverschillig tegenover staan. Maar zeker tot het 30e
jaar mogen wij niet verwachten, dat de mens op de meer innerlijke problemen van het
geestelijk bestaan en het geestelijk leven ingaat. De wereld eist hem te veel op.
Wordt de jonge mens door omstandigheden (b.v. druk van de buitenwereld) toch in de richting
van een meer esoterisch leven en denken gedreven, dan blijkt heel vaak dat dit waardeloos is.
Om u een voorbeeld te geven: U weet allen dat bepaalde opleidingen voor geestelijke,
dominee, enz. plegen te beginnen op betrekkelijk jeugdige leeftijd. Onze ervaring is dat
iemand, die op latere leeftijd priester wordt, over het algemeen een zeer goed priester is:
d.w.z. dat hij feitelijk een geloof dient. Wanneer wij echter te maken hebben met jongelieden,
die van juvenaat, kleinseminarie en grootseminarie tot een priesterlijke rang zijn verheven,
dan blijkt vaak dat zij eigenlijk een stoffelijke belangstelling hebben. Zij dienen dan niet een
geloof (ofschoon zij in de regel menen dit wel te doen), maar zullen heel vaak een kerk (een
machtsgroep) en soms - nog benarder - een bepaald kerkgebouw dienen. Dit wordt dan voor
hen het centrum van hun leven. Het is logisch dat deze laatste factoren schadelijk zijn zowel
voor de geest als voor de bewustwording.
Een conclusie valt ook hier weer te trekken: Wij mogen zeker niet trachten jonge mensen te
sterk te betrekken in een geestelijk leven, dat hun geen vrijheid laat. Hoe meer wij trachten
hen te binden, hoe groter de mogelijkheid is, dat wat zij nu missen door hun gerichtheid op
meer algemene of zelfs abstracte waarden, zo dadelijk op een verkeerde wijze hun deel wordt.
U ziet, ik loop ook over deze leeftijdsgroep nogal licht heen. Ook dit is vorming. Er wordt bij
ons gerekend dat de vorming van een man geschiedt tussen het 30e en het 35e jaar: van een
vrouw tussen het 28e en het 32e jaar. Dat de rijpheid van de vrouw in dit geval iets sneller
komt - ook de geestelijke rijpheid - is ongetwijfeld te danken aan haar plaats in de
maatschappij plus de vaak grotere intensiteit van haar gevoelsleven. Toch is het verschil niet
zo groot als men zou denken.
Wanneer wij eenmaal zover zijn gekomen, dat wij in de maatschappij staan, dat wij ons leven
daarin hebben gevonden, onze eigen richting hebben bepaald, komt het ogenblik dat de
belangstelling voor het geestelijke groter wordt.
Wij nemen nu als voorbeeld de mens tussen zeg de 30 en ongeveer de 40 - 42 jaar. Dit is een
vormingsperiode. Voor de geest treedt een steeds grotere activiteit op, waar zij in deze jaren

25
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 3 – Bewust leven

de belangstelling intensief gaat richten. De doorsnee-mens is in deze periode nog niet een
volkomen gelovige maar een zoeker. Wij mogen dus van hen, die in deze leeftijdsgroepen
bestaan, niet verwachten dat zij zonder meer een bepaalde richting zullen volgen of zich bij
een bepaalde groep zonder voorbehoud zullen aansluiten. In deze tijd denkt men na, maar het
denken wordt abstracter. In een bewust leven speelt juist deze periode een zeer grote rol. De
mens heeft n.l. enerzijds stoffelijk zover zijn positie kunnen bepalen, dat hij ongeveer weet
wat hij wel en wat hij niet kan doen: anderzijds heeft hij geestelijke inzichten gekregen, hij
denkt wat abstracter en hij kan gaan experimenteren. Ik zou dan ook over de periode tussen
de 30 en de 40 jaar willen spreken als de periode van het experiment. Hier zoekt men. Men
vormt zich - al weet men dit niet - allerhande beelden, die later bruikbaar worden. Slechts een
enkeling kan in deze periode al een voleinding bereiken. Indien dit echter niet het geval is,
mag men dat zeker niet bedenkelijk achten. Want de doorsnee-geest leert eerst nu door
proefondervindelijk werken met bepaalde geloofswaarden, met geestelijke impulsen, maar ook
met de praktische consequenties daarvan een nieuw wereldbeeld te verkrijgen. De
bewustwording van deze leeftijdsgroep mag dus worden gezien als een toetsen van reeds
bestaande geloofswaarden en maatschappelijke waarden aan het innerlijk leven.
Zelfoverschatting treedt in deze periode soms op en blijkt dan een blijvend euvel te zijn. Dat is
natuurlijk jammer. Wanneer dit euvel echter wordt overwonnen, is deze periode een voor de
geest zeer belangrijke.
Tijdens deze experimenten (dit zoeken naar een vaste levensvorm en levensinhoud) wordt
tegelijk een vaste lijn voor het stoffelijk leven vastgelegd. Dit is een zeer belangrijk punt,
omdat nadat deze lijn is gevormd (de periode tussen ongeveer 40 en 45 jaar) weinig
veranderingen meer mogelijk blijken. In de eerste plaats zal men na die tijd niet meer in staat
zijn om met enig succes zijn richting van streven en denken te veranderen. Dit voert over het
algemeen tot verwarringen of tot half werk. In de tweede plaats kan men stoffelijk moeilijk
meer een andere positie vinden, men heeft ook maatschappelijk in zekere mate een vaste
plaats ingenomen en men kan alleen van daaruit verder leven. Dit fixatiepunt in het stoffelijk
leven ligt voor een ieder ongeveer gelijk. Men kan u tegenwerpen dat uit de praktijk blijkt dat
mensen toch nog wel eens hun leven veranderen en met succes. Ik geef toe, dat er
uitzonderingen bestaan: maar ik sprak over een gemiddelde in een poging om het bewuste
leven te omschrijven en daaruit zo dadelijk conclusies te trekken.
Na deze vastlegging begint de mens in toenemende mate te zoeken naar een zuivere
persoonlijkheidsuitdrukking. Typisch is dat hij dan ook juist in de volgende periode (lopend van
ongeveer 40 tot 55 jaar) in conflict komt met wat hij in de maatschappij heeft geleerd. Grote
conflicten op het gebied van sexualiteit, van rechtsverhoudingen, van geloof en geloofsvrijheid,
van politieke overtuiging plegen juist in deze jaren bijzonder sterk op te treden. Dit is niet
verwonderlijk. Want de mens zoekt nu voor het eerst bewust een evenwicht te vinden tussen
zichzelf, de wereld waarin hij leeft en de innerlijke kracht, waardoor hij wordt gedreven. Velen
komen niet veel verder dan dit punt.
Wanneer de leeftijd hoger wordt (en wij spreken dan over een leeftijd van rond 60 jaren - iets
vroeger of later - tot laten we zeggen 80 jaar), zien wij dat de belangstelling van de mens
steeds meer uitgaat naar de dood. Bewust of onbewust wordt hij door de naderende overgang
geboeid. Hij, die bewust leeft, tracht zich te oriënteren. In dit oriënteren krijgt hij of zij
bepaalde overtuigingen en ontwikkelt zo heel vaak zekere begaafdheden.
Langzaam en voortdurend gaat het proces verder, maar gelijktijdig treedt een zekere
verslapping van denkvermogen op. Het lichaam functioneert als regel niet meer zo goed. Er
kan dan ook worden gezegd, dat na de 80 jaren hoofdzakelijk een herhaling pleegt op te
treden. Herhaling van levenservaring, een herzien van herinneringen, tot zij het voor het “ik”
aangenaamste aspect tonen. Hierbij kan het geestelijk werk verdergaan: in de meeste
gevallen blijkt echter, dat rond de 70 jaren wel een punt van stilstand is bereikt en men
daarna niet meer veel verder doordringt. Verdieping van het geestelijk beleven is in deze tijd
nog steeds mogelijk. Het maken van logische gevolgtrekkingen uit het beleefde treedt nog op,
doch het innemen van nieuwe standpunten, de aanvaarding van nieuwe gezichtspunten en het
doordringen in nieuwe geestelijke wijsheid is praktisch uitgesloten.

26
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 3 – Bewust leven

Hiermede hebben wij dan zeer schetsmatig het menselijk leven ingedeeld.
Natuurlijk zullen wij hieruit bepaalde conclusies moeten trekken en wij zullen bovendien deze
conclusies moeten voorzien van de nodige aantekeningen, waardoor zij voor een ieder
bruikbaar worden.
De eerste reeks van opmerkingen en conclusies houdt zich ongetwijfeld bezig met de
opvoeding. Want hier kan alleen de volwassene de zaak bewust benaderen. En dan is deze
reeks als volgt:
1. Bevorder bij het jonge kind het zelfstandig denken, het fantaseren en verschaf het kind
de middelen om deze fantasieën tot uitdrukking te brengen. Tracht echter tevens
scherpe grenzen te trekken tussen de fantasiewereld en de werkelijke wereld, waarin
het kind later moeten leven.
2. Geef het kind grote vrijheid van denken, zoeken en spelen, maar geef het daarnaast
verantwoordelijke taken en behandel het met een zekere gestrengheid. Hierdoor
bevordert men, dat het zich zowel van de wereld als van eigen geestelijke inhouden
bewust wordt.
3. Stel aan het kind in de periode van de opvoeding nimmer eisen, die boven zijn
vermogen liggen: en tracht vooral het kind niet te richten op wat u belangrijk acht.
Tracht in te zien wat het kind zelf door aanleg en belangstelling gaarne ervaart en
beleeft en tracht - voor zover dat in de maatschappij mogelijk is - de opvoeding in deze
richting te leiden.
4. Laat het kind zich wederom in overeenstemming met zijn belangstelling en aard vrij
ontplooien. Dit betekent, dat het tot zijn 14e - 15e jaar de mogelijkheid krijgt om
inderdaad de volle reserves van geestelijk kunnen, van geestelijke kennis en eventuele
vage herinneringen aan vorig bestaan actief te maken. Hierdoor wordt een mens
gevormd, die in de maatschappij reëler staat, geestelijk zeer actief is en ongetwijfeld
zich binnen de maatschappij meer op zijn plaats zal voelen en daardoor harmonischer
en gelukkiger zal leven.
Na deze periode zal men moeten beseffen dat de tijd van het geven van leiding eigenlijk
voorbij is. De periode die nu volgt (van 14-15 tot 20-21 jaar) eist van de volwassene een zo
groot mogelijke terughoudendheid. Zeker, in maatschappelijk opzicht moet er discipline zijn en
deze moet worden gehandhaafd. De jonge mens is nu echter zover gevorderd, dat hij zich
vrijelijk moet gaan ontplooien en dat hij - i.v.m. zijn honger naar prestige, het verkrijgen van
betekenis in de wereld, eventuele verdiensten enz. - zich zelf kan gaan richten. Het zal u
blijken, dat door deze methode van opvoeding voor de jeugd zeer veel tot stand kan worden
gebracht, omdat zij op de meest harmonische en juiste wijze haar eigen weg vindt in de
maatschappij. Het is bovendien belangrijker een goed timmerman, een goede huisvrouw of
een goede danseres of zanger te zijn, dan een directeur die eigenlijk een slappeling is, een
kruidenier die voortdurend met zijn gedachte bij de races zit, of een arbeider of accountant,
die voortdurend iets anders in zijn gedachte heeft dan zijn werkelijke taak. Voor de wereld is
het belangrijk, dat juist de jongere mens in staat is zijn persoonlijkheid, zijn “ik” in zijn
maatschappelijke taak te leggen.
Wat godsdienst betreft, zou ik willen zeggen: Voed het kind op door het voortdurend kennis te
geven van hetgeen u zelf gelooft, zonder daarbij het kind tot een aanvaarding te dwingen en
zonder ooit het kind te verbieden daaromtrent vragen te stellen. Geef eerder toe dat u ze niet
kunt beantwoorden, dan te zeggen: “Dat is nu eenmaal zo en dat moet je nu maar
aannemen.” Dwing het kind niet een keuze te maken op 12-jarige leeftijd, zoals vaak o.a. bij
belijdenissen en vormsel - geschiedt. Het kind is daarvoor nog niet rijp en kan dit beter later
doen, als het minstens 16 á 18 jaar is.
Wat betreft de kwestie van maatschappelijke stand zou ik nog willen opmerken: Leer het kind
dat elke stand dezelfde waarde heeft, zowel geestelijk als materieel, indien zij volkomen wordt
beleefd. Toon het kind, dat een professor even dom kan zijn als een arbeider: dat een arbeider

27
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 3 – Bewust leven

evenveel kan uitvinden en evenveel goed in de wereld kan doen als een academicus. En dat
het dus de persoonlijke keuze is van plaats, die bepaalt, niet de rang die men bekleedt.
Dit brengt ons tot het tweede punt van het bewuste leven. En hier kan ik niet meer gaan
spreken uit het standpunt van een opvoeder. Ik moet dus hier wel de nadruk gaan leggen op
materiele vorming en materieel leven. Wat betreft het materiële leven en de materiele vorming
mag allereerst worden gesteld, dat de mens zichzelf moet leren verwerkelijken.
Dit houdt in, dat deze zelfverwerkelijking geschiedt dankzij of ondanks maatschappelijke
condities en bestaande regelingen en wetten. Een mens moet leren de consequenties van
eigen daden te dragen, de verantwoordelijkheid voor hetgeen hijzelf schept volledig te
aanvaarden. Leer verantwoordelijk te zijn voor hetgeen ge doet. Doe het zo goed ge kunt. Laat
u niet binden door conventie, maar leef zo dat ge het zelf als goed en juist ervaart. Neem geen
risico, als dit voor u niet de moeite waard is. Maar zet uw gehele persoonlijkheid in, indien u
meent innerlijk aan te voelen: dit is inderdaad voor mij buitengewoon belangrijk. Tracht in de
periode tot 30 - 35 jaar u niet te veel in geestelijke problemen te verdiepen. Dit kan slechts
een enkeling. Zoek eerder de levensrichting, die u bevredigt. Probeer binnen deze voor u
bevredigende levensrichting een zo juist mogelijke verhouding te scheppen tussen uzelf en uw
medemensen. Bewust leven wil ook zeggen: bewust deel uitmaken van de samenleving. En
juist in deze periode zou dus sprake moeten zijn van een groot sociaal
verantwoordelijkheidsgevoel, een wel doordachte mening op economisch en politiek gebied,
voor zover men daarbij zelf betrokken is en een goed begrip voor de noden en zorgen van
anderen.
Daarnaast mag ook de nadruk worden gelegd op het vinden van een gezonde ontspanning. In
de jeugd is ontspanning een normaal deel van het leerproces. Zodra u wat ouder wordt, maar
nog jeugdig blijft, blijkt de ontspanning deel te worden van de innerlijke harmonie, een middel
om het evenwicht in het “ik” te handhaven. Maak natuurlijk zoveel mogelijk van uw werk
tevens uw ontspanning en bedenk steeds dat absolute eenzijdigheid in het leven uit den boze
is. In deze levensperiode zou ik de jonge mens verder willen waarschuwen voor
zelfoverschatting. Ongetwijfeld presteert ge veel. Juist in deze tijd zijt gij het, die de
stuwkracht voor de wereld opbrengt. Gij zijt het, die de verantwoordelijkheid draagt en de
mogelijkheden ondergaat van al, wat er in de wereld geschiedt: meer dan de ouderen. Maar
gelijktijdig zijt gij nog niet in staat volledig te overzien wat ge doet. Een werkelijk overzicht
wordt niet door allen in het leven verworven: en dan meestal eerst na 50 jaar te hebben
geleefd. Niet voordien.
Zie uzelf nooit als het middelpunt. Werk, speel en leef met anderen samen. Wees bovenal zo
gelukkig als ge kunt, zonder ooit een ander te schaden. Dat is in deze periode de belangrijkste
slagzin.
Als een mens wat ouder wordt en eenmaal een vast punt heeft bereikt (u weet, dat ligt in de
periode tussen de 40 en de 60), dan begint het leven voor hen te veranderen. Materieel wordt
het over het algemeen wat rustiger. U ontdekt dat er meer banden zijn, u wordt meer geremd
dan vroeger. Enerzijds bent u vrijer om voor uzelf besluiten te nemen, aan de andere kant
staat u vaak meer alleen en hebt u grotere verplichtingen. In deze tijd kunt u zich niet meer
alleen baseren op het stoffelijk resultaat en het stoffelijk succes. Doet u dit, dan blijkt de
bewustwording stil te staan. Dit zijn de jaren om conclusies te trekken uit het verleden en deze
om te zetten in een begrip voor het bovenzinnelijke. Indien u niet begaafd waart op
paranormaal gebied, dan heeft u in deze periode kans, dat zich alsnog paranormale
begaafdheden openbaren. Maar verwijder u nooit te ver van de wereld. Dat is logisch,
concludeer voor uzelf.
Wanneer de mens eenmaal in het leven een vast standpunt heeft gevonden (een punt van
uitgang) en hij maakt zich los van de wereld (de maatschappij waarin hij leeft), dan zal hij niet
meer in staat zijn het eigen standpunt te handhaven. Hij zal dus terugvallen naar een lagere
en mindere vrije positie in de maatschappij, dan wel - wat ook kan voorkomen - van die
maatschappij steeds meer los komen te staan. Toch maak hij deel uit van het leven en draagt
hiervoor directe aansprakelijkheid. Hij moet zich dus wel degelijk met zijn geestelijk streven
ook nog op de sociale toestanden richten en op de godsdienstige, de esoterische en de
28
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 3 – Bewust leven

religieuze mogelijkheden. Maar denk in deze periode vooral vrij. Een mens tussen de 40 en 60
zou ik willen zeggen: Wees vrijdenker. Beschouw u vrij om over alles te denken. Beschouw u
vrij alles aan te tasten, als u dit op een redelijke basis meent te kunnen doen.
Hoedt u er voor zinloos aan te vallen. Alleen als er werkelijk zin ligt in het aanvallen of
onderzoeken van een bepaald punt, moet u het doen. Vorm voor uzelf een beeld van de
geestelijke krachten, die in het leven een rol spelen. Leer uzelf steeds beter kennen. Begrijp,
hoe ge deel zijt van de oneindigheid.
Bewust leven betekent in deze periode n.l. jezelf leren kennen: je plaats in de wereld van
geest en stof zo juist mogelijk beseffen: een taak erkennen, die je misschien vroeger reeds
onbewust hebt volbracht en deze met inzet van je gehele persoonlijkheid nu verder voort te
zetten. Naarmate ge ouder wordt, zal uw belangstelling ongetwijfeld worden getrokken naar de
geheimen van geestelijke werelden en van de dood. Voor degenen, die die richting uitgaan -
dit geldt dus ook voor het leven tussen de 60 en 80 jaar - zou ik een paar conclusies willen
trekken:
1. Het is voor de mens uit stoffelijk standpunt onmogelijk het totaal van het geestelijk
leven te kennen of zich daarvan ook maar een enigszins passende voorstelling te
maken. Elke voorstelling, die men zich maakt, is zo onvolledig, dat zij onwaar is, als
men meent dat zij de enige waarheid bevat. Als déél is menige realisatie aanvaardbaar:
als geheel wordt het fataal voor de bewustwording, ook voor het later geestelijk leven
in een andere wereld.
2. Leer zo vrij mogelijk te zijn. Gij hebt een zekere rijpheid bereikt, ge moogt dus
oordelen over alle geestelijke waarden, voor zover ze uzelf betreffen. U bent echter niet
in staat dit ook voor anderen te doen. Materieel hebt ge voldoende ervaring om te
weten wat in elk geval niét mag geschieden. Uw taak in het leven is - krachtens uw
geestelijk inzicht en uw stoffelijke ervaring - dáár remmend op te treden, waar de
jongeren een verkeerde kant uit zouden gaan of in te tomeloze vaart hun
vernieuwingen zouden willen doorvoeren.
3. Denk niet, dat iemand die oud wordt alleen maar geestelijk mag of kan streven. Hij die
ouder wordt kan juist van mens tot mens ontzettend veel goed doen. Door het ouder
zijn is men wat milder geworden in zijn oordeel, men krijgt meer begrip voor anderen.
Indien daarbij nog een behoorlijk geestelijk inzicht komt en een behoorlijke dosis
zelfkennis, zo zal men andere mensen op het goede spoor kunnen brengen, zowel
jongeren als minder ontwikkelden van de eigen leeftijd. Het verlenen van hulp mag
worden gezien als een van de belangrijkste fasen in het leven en wel tussen 50 en 70
jaar.
4. Leef met de geest, maar tracht niet in de geest te leven. Verwerkelijk alles wat ge uit
de geest kent zoveel mogelijk stoffelijk. Laat u er nimmer toe voeren het leven in twee
delen te splitsen: één deel met de geest en het andere met de stof. Dit is onmogelijk en
leidt tot een soort schizofrenie, die zich na de overgang in zeer kwalijke ervaringen kan
openbaren. Het herstel hiervan vergt meestal tijd.
5. Wanneer ge de 70 - 80 jaren overschreden hebt, moet ge goed beseffen dat uw
ervaring langzaam maar zeker is verouderd. Ge hebt vele ervaringen verkregen, maar
zij liggen zover in het verleden, dat ze voor het heden weinig of geen betekenis meer
hebben. Zelfs als remmende functie blijkt u slechts een zeer kleine mogelijkheid te zijn
overgebleven, want ge zijt niet voldoende in staat om de impulsen van de nieuwe
geslachten geheel te ervaren. Gelukkig hebt ge in deze tijd meestal ook
verdraagzaamheid geleerd. Voor deze tijd geldt: Denk niet te veel aan uzelf. Begrijp
heel goed dat ouderdom niet inhoudt gewichtigheid of grootheid van inzicht en geest.
Zoek uw zelfkennis steeds meer te bevestigen. En leef in deze periode hoofdzakelijk
voor de geest. Dit wordt thans voor het eerst werkelijk mogelijk.
U ziet uit deze leefregels (als ik ze zo mag noemen), dat het menselijk bestaan en het
menselijk leven voortdurend moet worden gebruikt op de juiste manier. Wij kunnen nooit
steeds op dezelfde wijze blijven voortgaan. Leven betekent veranderen en ontwikkelen. Het
29
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 3 – Bewust leven

betekent, dus ook, dat wij onszelf voortdurend moeten veranderen en ontwikkelen. Inzichten,
die gisteren nog goed waren, kunnen morgen reeds minder goed en overmorgen schadelijk
zijn. Wij moeten groeien. De mens, die bewust leeft, gaat van het beginsel uit: Steeds moet ik
veranderen, steeds moet ik groter worden en steeds moet ik wijzer worden.
En dan ben ik hiermede aan het einde van het eerste deel van mijn lezing gekomen. Nu wij
dus het leven in leeftijdsgroepen en mogelijkheden hebben ontleed, blijft ons alleen over van
het leven in zijn geheel nog het een en ander te zeggen. Dus iets wat eigenlijk voor elke
leeftijdsgroep gelijk geldt, iets wat de bewustwording bevordert en gelijktijdig toch de mens
zijn persoonlijke waarde laat.
Ik wil in de eerste plaats dan vaststellen, dat niet alle mensen, wat hun temperament en
wezen betreft, geschikt zijn om in de maatschappelijke en godsdienstige beperkingen te leven,
welke deze tijd met zich brengt. Voor sommigen is een grotere vrijheid absoluut noodzakelijk,
voor anderen blijkt de bestaande vrijheid reeds tot bandeloosheid te voeren. Voor de be-
wustwording van de mens is de mogelijkheid tot handelen evenzeer belangrijk, als de
mogelijkheid zich te beheersen. Slechts waar beheersing (en wel voornamelijk zelfbeheersing
en niet opgelegde beheersing) in evenwicht komt met de mogelijkheden, wordt een daadleven
verwerkelijkt, dat zoveel mogelijk de eigen persoonlijkheid weerspiegelt, inzicht in eigen
stoffelijk en vooral ook geestelijk wezen bevordert en de mens zijn juiste taak en juiste plaats
in het leven op de meest harmonische wijze doet innemen.
Het is dus logisch dat niemand, die bewustwording zoek en bewust wil leven mag overgaan tot
het opleggen van beperkingen aan anderen. Wel zal een ieder dit voor zichzelf moeten doen.
In de tweede plaats wil ik opmerken, dat het begrip zonde en schuld, veroordeeld,
uitgeworpen worden etc. een veel te grote rol speelt in het bewustzijn van de meeste mensen.
Er is geen sprake van falen, als men iets doet, wat volgens de geldige regels van zeden en
moraal verkeerd is. Slechts indien men - het verkeerde daarvan erkennende - daarmee
voortgaat, ontstaat een onevenwichtigheid. Alles wat tot ervaring leidt en als zodanig in het
eigen wezen goed wordt verwerkt, is te alle tijde waardevol voor geest en stof.
Ten derde zou ik erop willen wijzen, dat er onnoemlijk veel esoterische en geestelijke of
godsdienstige systemen bestaan. Ik kan mij voorstellen, dat men een tijdlang van groep tot
groep gaat om te zoeken wat het best past bij het “ik”. Maar als men dit onbeperkt voortzet,
dan zal men op een gegeven ogenblik vastlopen. Men heeft van alles iets, maar men heeft
nergens een werkelijk houvast gevonden. Wanneer u echter zoekt op geestelijk terrein, dan
vindt u voor bepaalde waarden in uzelf een echo. U reageert daarop. U voelt: dit is voor mij
belangrijk of voor mij waar. Aanvaard dit en behoud het ook, wanneer gij verdergaat. Laat u
nimmer binden aan een reeks dogmatische stellingen. Leef altijd volgens uw eigen hoogste
bewustzijn, maar aanvaard ook alleen die geestelijke waarheden of openbaringen, die voor uw
eigen wezen een werkelijke, betekenis hebben. Juist de vrijheid, waarmee men voor zichzelf
aanvaardt of - zo nodig - verwerpt, voert tot de vorming van een vast levensbeeld, dat ook
esoterisch (dus innerlijk) is vastgelegd. Dit levensbeeld zal in de meeste gevallen een
aanvulling vormen van vroegere levens of bestaanstoestanden en daardoor dus de mens ook
op een hoger vlak brengen voor een volgend bestaan. Dit is zeer belangrijk.
Laat u nimmer door anderen vertellen dat u dwaas bent, wanneer u iets al dan niet gelooft.
Onttrek u aan debatten daarover. Tracht ook nooit een ander te overtuigen van uw geloof,
maar handel altijd in volledige overeenstemming met hetgeen gij gelooft. Dit is het enig
belangrijke in de wereld. Voor anderen heeft het mogelijk overtuigende waarde. De eventuele
resultaten van uw handelen volgens uw geloof houden verder voor uzelf een corrigerende
mogelijkheid in, waardoor uw eigen instelling wordt veranderd en gij uw eigen beeld scherper
omschreven ziet. Ongeacht wat gij in het leven wilt bereiken, ge zult ten slotte alleen die
resultaten met u nemen, die blijvend in het “ik” werden vastgemaakt en deel uitmaakte van de
geest.
Dat houdt in dat niets waardevol is op uw eigen wereld, wat niet emotioneel en verstandelijk
kon worden beleefd. Niets uit uw wereld zal blijvend waardevol zijn, wat niet slechts in kennis
maar ook in de praktijk zijn uitdrukking vond. Het is u niet verboden te experimenteren: uw

30
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 3 – Bewust leven

leven is als een verblijf in een laboratorium, waarin u de meest wonderlijke belevingen kunt
opdoen, als u de moed daartoe hebt. Ge zult zelf moeten bepalen welke belevingen ge zoekt
en hoe. Maar ge zult altijd de aansprakelijkheid daarvoor moeten aanvaarden en ge zult altijd
uw theorieën aan de praktijk moeten toetsen. Ge zult altijd uw praktische ervaringen moeten
gebruiken om uw stellingen en kennis zozeer te wijzigen, dat deze een zo groot mogelijke
overeenkomst vertonen met de kosmische werkelijkheid, waarvoor ge leeft en waartoe ge toch
wordt gedreven.
Ten laatste wil ik opmerken, dat de kunst van het bewuste leven tevens is de kunst van het
bewuste overgaan. De mens, die de kunst van het leven heeft geleerd, kent de kunst van het
sterven. Er is niet zó’n groot verschil tussen leven en dood. Dood is als het insluimeren op een
dag en het de volgende dag ontwaken in een andere kamer. Meer niet. Het is logisch, dat het
hechten van een te groot belang aan een verandering, die op zichzelf zo groot niet is, de mens
in vele verwrongen situaties kan brengen. Het zal zijn leven en zijn bewustzijn aanmerkelijk
benadelen: het zal daarnaast de overgang zelf moeilijker en zwaarder maken, dan
noodzakelijk is. Indien ge echter uzelve kent, indien ge hebt geleefd volgens de intentie van
uw wezen, en dit zo goed mogelijk hebt uitgedrukt in het materiële leven zowel als in uw
denken en geestelijk streven, dan zult ge ontdekken dat de dood niets is dan een moment
duisternis, waaruit ge ontwaakt tot een nieuw bestaan. Het probleem dood komt ongetwijfeld
in deze cursus nog ter sprake, zij het dat dit slechts aanvullend wordt gedaan, omdat daarover
reeds twee brochures zijn verschenen. (n.l.: De doodsengel en zijn geheimen. De kunst van
het sterven.) Onthoud echter, dat u nooit goed zult kunnen overgaan en de krachten van de
dood zult kunnen aanvaarden en tot uw eigen voordeel, tot vergroting van uw innerlijke
harmonie met de kosmos zult kunnen gebruiken, als uw leven niet goed was.
Bedenk verder, dat het leven altijd goed is, wanneer zelfkennis en de bereikte kennis in dit
leven tot uitdrukking zijn gebracht. De tijd waarop is niet zo belangrijk: Een mens, die een
heel leven van zelfbedrog achter zich heeft, maar een moment van waarheid vindt en deze
waarheid metterdaad durft uit te drukken en in zijn wereld durft te uiten, heeft evenveel
gewonnen als een mens, die voortdurend bewust leefde. Want het gaat hier niet om de
ontwikkeling als zodanig, het gaat alleen om het resultaat op het punt van overgang.
Bewust leven betekent alleen maar: je voorbereiden op een bewuster, beter en lichtender
leven later. Hoe het bewustzijn wordt verworven maakt niets uit. Is het eenmaal verworven,
dan zal dit in een eeuwiger en minder begrensd leven weerspiegelen wat het stoffelijk leven u
heeft geleerd. Vandaar dat wij hopen, dat ook deze regels in deze korte beschouwing mogen
bijdragen tot een bewuster leven voor u en een gemakkelijker overgaan en herboren worden
in de vrije werelden van de geest.

NOOT
Wanneer wij spreken over “de werkelijke geest” dan bedoelen wij hiermede de totale geest
ofwel het volledige bewustzijnsgebied, dat bereikt wordt door het wezen “ik”. Men zou dit
kunnen omschrijven als het aandeel in de totale opbouw van de kosmos, dat door het
Goddelijke tijdloos aan het “ik” wordt opgelegd. Het “ik” is dus reëel, wanneer het zich uitdrukt
in de werkelijke geest. Hierin heeft het al zijn ervaringen, al zijn geestelijke functies. Voor de
mens is dit begrip wat abstract. Ik mag het misschien vergelijken met een bloembol. Als u de
bol van een krokus, een tulp of een hyacint zou doorsnijden, dan zou u - als de bol maar
enigszins leven heeft en dus niet in volledige rust is - tot de ontdekking kunnen komen, dat
zich daarin reeds de bloem, de bloemkelk en alles principieel bevindt in miniatuur a.h.w. in een
rustende staat.
Zo is het ook met de mens, met de menselijke geest. Daarin is dus het totaal aanwezig wat er
eens uit zal opbloeien. Dit totaal noemen wij de ware, de werkelijke geest. Maar voor het
bewustzijn van de mens speelt de zaak zich wat anders af. Hij ziet niet de doorsnee van de
bol, maar hij ziet langzaam maar zeker het eerste groen van het blad verschijnen, daarna ziet
hij dit opschieten en misschien langzaam de knop va de bloem omhoog komen, maar hij ziet
het niet in zijn volledige opengebloeide toestand. Eerst wanneer alles volledig is opengebloeid,

31
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 3 – Bewust leven

is het “ik” volledig geopenbaard. Dit is dan het werkelijke “ik”. Al het andere is maar een déél
van de geest, een déél van de ik-heid.
En zo mogen wij dus wel stellen, dat de ware of werkelijk geest het geheel is, dat door het
Goddelijke in ons werd gelegd: terwijl wat wij “geest” noemen een fase is van het “ik” in zijn
totale groei van potentie naar voleinding. Het is dus een tussenfase. De geest op dit ogenblik
is niet veel meer of veel minder dan een plant, die zich reeds verheven heeft boven het
aardoppervlak, dus uit haar wortels reeds de eerste verschijnselen van groei toont, maar haar
volle bloei die de levensvoleinding is, nog niet heeft bereikt.

HET BEGRIP SFEER


Wij weten dat een woning een bepaalde sfeer kan hebben. Op bijeenkomsten is er soms
sprake van een gezellige sfeer. Of van een onaangename sfeer. Helaas zijn slechts weinig
mensen in staat dit begrip “sfeer” te omschrijven of zelfs weer te geven in zijn ontstaan en z’n
bestanddelen. Vandaar dat ik op deze bijeenkomst gaarne enkele woorden zou willen wijden
aan deze eigenaardige spanning en stemming, die zulk een grote invloed heeft op het
menselijk welbehagen en zelfs op de geestelijke sferen, waarmee men een contact kan
bereiken.
Onder het woord sfeer mag worden verstaan de totale gedachte-uitstraling van de aanwezigen
en de daardoor tot uiting komende harmonische aspecten, verrijkt met alle indrukken, die
daarmede in overeenstemming zijn. Sfeer kan dus opbloeien uit de wijze, waarop men en
woning inricht, de plaatsing van een enkele bloem, uit kaarslicht, de geur van wierook, parfum
of van verse bloemen. Zij kan eveneens ontstaan uit een onverwachte zielsverwantschap, die
zich achter de muur van woorden en handelingen pleegt te verbergen. Het blijkt ons, dat deze
sfeer zeer grote en belangrijke gevolgen kan hebben. Wanneer mensen elkaar ontmoeten in
wat zij noemen een gezellige sfeer en daarin werkelijk tot elkaar komen, zullen zij vele
bestaande geschillen kunnen beslechten en eventueel voorgoed uit de weg ruimen.
Zij zullen elkaar stimuleren en zo een hoogte bereiken die elk voor zich haast onmogelijk had
geacht. Wanneer er een bepaalde sfeer heerst en de conversatie is ingespeeld op deze
stemming, dan blijkt ze vaak als een flitsend lancet wereldproblemen op een geniale wijze te
kunnen ontleden. Opmerkingen, die heen en weer worden geworpen, nemen vorm aan en
geven een complete filosofie weer of worden een karikatuur van een door sommigen innerlijk
nog bewonderde persoon, instelling of toestand. Het is duidelijk, dat deze sfeer niet alleen kan
werken op het menselijk lichaam en niet alleen kan worden geboren uit de zintuiglijke
waarneming. Er zijn zelfs wat sfeer betreft bepaalde voorwaarden aan te geven. Wanneer wij
sfeer willen vormen, zullen wij er ook zeker van moeten zijn, dat - indien de sfeer goed is en
de mensen elkaar begrijpen - er een zekere welwillendheid bestaat, terwijl anderzijds bepaalde
remmingen en vooroordelen tijdelijk terzijde worden gesteld. De geest nu is zeer gevoelig voor
deze wereld van gevoel, deze wereld van paranormale invloed, die o.m. in de menselijke aura
tot uiting komt. Wanneer u een sfeer weet op te bouwen, een sfeer die langzaam maar zeker
uw eigen wereld terugdrijft en een eenheid van hooggestemden tot stand brengt, dan blijkt dat
de geest onmiddellijk op deze sfeer inwerkt. Zij is er deel van. Door het scheppen van de sfeer
hebt u in uzelf n.l. bepaalde geestelijke voertuigen geactiveerd.
Niet alleen kreeg de aura een prettiger gloed en werd haar licht stabieler, minder flitsend en
flikkerend, maar bovendien bleek zich een soort gouden of zelfs zilverwit waas uit te spreiden,
dat als een onzichtbaar web mens met mens verbond: een kracht, die tenminste behoort tot
het mentaal gebied en in bepaalde gevallen zelfs hoger kan stijgen. Het is duidelijk dat de
geest, die in een dergelijk gebied woont, een dergelijke reeks verbindingen in concreto voor
zich zal zien en zich zal afvragen: Wat is het, dat zozeer met ons verwant is? En zo speelt zij
a.h.w. op deze harp van gouden draden, die van mens tot mens zijn gesponnen, helpt en leidt,
geeft impulsen, inspireert, en geeft iets af van haar eigen wereld aan een lagere wereld,
waarin door de sfeer het ontvangen van deze impuls mogelijk wordt.
Zeer belangrijk is deze sfeer vooral, wanneer wij geestelijk werk willen doen, in contact willen
komen met de geest, of - wat voor mensen haast even belangrijk is - tot bezinning willen
komen en in innerlijke vrede en rust onze eigen weg willen vinden. Hoe sterker wij de sfeer

32
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 3 – Bewust leven

kunnen richten en hoe meer wij deze kunnen opvoeren tot een geheiligdheid, tot die stille
uitstraling die in sommige kerken schijnt te hangen, zelfs als ze verlaten zijn, alsof er ergens
nog een echo van engelenzang uit de donkere dakbalken komt, hoe beter wij contact zullen
krijgen met de geest: hoe beter wij in de stof één kunnen zijn met hogere krachten en hoe
eenvoudiger ook de hogere kracht zich goed en volledig in haar werkelijk wezen aan de mens
kan openbaren.
Het scheppen van sfeer is afhankelijk van kleinigheden. Degenen, die zich bezighouden met
het beschouwen van een modern binnenhuis, zullen ongetwijfeld hebben opgemerkt, hoe een
enkel achteloos neergeworpen opengeslagen boek, ja, misschien zelfs een enkele
verontreiniging in een overigens perfecte kamer, daaraan plotseling een sfeer van
bewoond-zijn kan geven. U hebt zich waarschijnlijk niet afgevraagd, hoe die sfeerverandering
daaruit kon voortkomen. Indien u echter nadenkt, zal dat u duidelijk worden. De meubelen, de
muren, de op zichzelf mooie kleuren hebben weinig te zeggen, als u daarin niet een mens ziet
leven. Het opengeslagen boek, de kleine verontreiniging zeggen het u. Hier wordt geleefd. Er
is een intimiteit geschapen, er is een verband gelegd tussen uw wezen en deze u verder
misschien geheel vreemde omgeving. Ge voelt u er plotseling thuis, want daar ligt zichtbaar
het teken, dat hier mensen leven. Het zijn kleinigheden. Er brandt een kaarsvlam en het
zachte, flakkerende licht schept een sfeer van knusheid en geborgenheid.
Ach, ge hebt die kaarsvlam misschien zien branden op een altaar: of zij herinnert u aan de
geheiligde ogenblikken, dat ge als kind hebt gezongen bij een kerstboom. Toen waart ge veilig
en geborgen, toen was het wonder u nabij. En de kaarsvlam herschept dit, brengt de intimiteit
en de geborgenheid, waarin een mens voor een ogenblik vergeet, dat hij hard en zakelijk moet
zijn, of dat hij redelijk is. Het schept een zachtheid van begrip, waardoor eigen fouten en
fouten van anderen voor een ogenblik onbelangrijk worden. En zo schept het sfeer. Wierook,
brandende harsen, ze doortrekken met een nauw merkbare geur de kamers, de vertrekken,
misschien de kerken, de tempelruimten. En uit die nauw merkbare geur vloeit iets naar u toe
van bossen misschien, of van een heiligdom en ge wordt er wat stil van. Het lijkt u plotseling,
of de omgeving rijker en reiner is geworden en uw wezen stelt er zich op in.
Suggestie misschien, maar dan een suggestie van buitengewone waarde, omdat in vele
mensen precies dezelfde reactie wordt geschapen. Omdat in vele mensen precies hetzelfde
denken ontstaat en daardoor een gelijkheid, een harmonie, die aanvaarding van hoge waarden
mogelijk maakt. Denk niet, dat deze dingen op zichzelf belangrijk zijn. De tempelzang van een
koor of de haast lichtzinnige liederen van hen die Dionysus vereren en offeren aan Bacchus, zij
kunnen evenzeer sfeer scheppen. Wanneer ze uit eenheid voortkomen, wanneer ze
voortkomen uit een gezamenlijk denken en leven, wordt er een harmonie geschapen. En het is
deze harmonie, die door het gezamenlijk streven van het innerlijk wezen naar een ander leven
of een betere sfeer of hogere impuls bepaalt wat zich nu kan uiten.
Het vormen van sfeer is belangrijk, en zeker ook het gesproken woord kan daartoe het zijne
bijdragen. Soms klinkt alleen een tekst uit de Bijbel. Je bent ontroerd, er is een ademloze stilte
gekomen, men absorbeert het woord. En het woord zelf is onbelangrijk, er ontstaat eenheid.
En in die eenheid openbaart zich de Geest Gods. Ge wilt gezamenlijk een kracht oproepen. Er
is een stilte, er is een verwachting. En in die verwachting krijgen wij de climax van woord na
woord, namen die op zichzelf misschien zinloos schijnen, naar nu met een siddering andere
werelden schijnen open te breken als met geweld. En er is kracht, er is een uitstorting van
geestelijk vermogen en geestelijke werking. Dit werd mogelijk gemaakt door de eenheid, door
de sfeer.
Sfeer is belangrijk: en het scheppen van sfeer is een van de meest belangrijke taken, die een
mens op zich kan nemen, wanneer hij het hogere zoekt. De sfeer, die gij schept, is in feite het
vormen van een geestelijke poort, waardoor ander licht kan binnentreden. Het is de
openbaring van uzelf aan uzelf, maar ook aan een hoger weten. Het is de ontsluiting van uw
hart en uw meest verborgen weten voor een ander licht: en wat in de schemer spookachtig
leek, wordt nu helder en zuiver kenbaar, redelijk en logisch: en wat eens kostbaar scheen valt
misschien weg: afval, niet eens waard om verder te bewaren.

33
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 3 – Bewust leven

De mens heeft licht nodig. En omdat hij licht nodig heeft is het noodzakelijk, dat hij leert sfeer
te scheppen. Dat hij leert uit zichzelf en anderen de onzichtbare banden van harmonie te doen
samenvloeien tot het lichtend web, waarop de hoogste krachten iets van de eeuwige melodie
der schepping kunnen spelen. Het is belangrijk, dat uit de zilveren kracht van het eigen wezen
de mogelijkheid wordt geboren het gouden licht van ongekende werelden in je wezen toe te
laten en uit dit wezen hernieuwd te laten opgaan, nu dragend je zorgen en problemen tot het
licht.
Het scheppen van sfeer, vrienden, is belangrijk. Belangrijker dan vele vragen. Belangrijker dan
strijd en politiek en godsdienst. Want waar velen zijn vergaderd en één zijn in denken en
verwachting, één-zijn in leven en streven - al is het voor een kort ogenblik - daar kan zich de
kracht van de kosmos ontladen. Helaas daar, waar mensen disharmonisch en elkaar
verachtend tegenover elkander stellen, daar scheppen zij de zwarte verbindingen, de
negatieve kracht, waarin de onbewuste demonie van duistere sferen zich openbaart. Schep uw
sfeer vrienden, bewust en overlegd, zo ge kunt. Schep een harmonie, waarin het hogere, het
lichtende, de goddelijke Liefde zelf a.h.w. een rol speelt. Zo kunt ge overbruggen wat nu nog
een kloof zonder brug schijnt: de begrenzing van het leven. Zo kunt ge komen tot de eenheid
met het leven na de dood. En zo kan voor u werkelijk worden alles, wat eeuwig en tijdloos
bestaat, zelfs in de gejaagdheid van een bestaan, dat door enkele jaren beperkt en begrensd
is.
Leer sfeer te bouwen. Zoek een sfeer te scheppen van harmonie, van liefde, van licht, altijd
weer. Ge zult uzelf ruimschoots beloond zien door het vele, dat zich uit andere werelden voor u
zal openbaren en door de intensiteit van band en binding, die ge kunt verkrijgen met uw eigen
wereld en het begrip dat ge zult vinden voor uw eigen wezen.

DE ONTMOETING
Wanneer het jaar ten einde spoedt, begint de tijd van de prognostiek. Een ijlend zoeken naar
nieuwe mogelijkheden en nieuwe wegen doet de geest flitsend gaan van wereld naar sfeer en
terug. En…. ofschoon in vele sferen de hond slechts een ondergeschikt wezen is, voelt men
zich toch wel eens zo moe als een hond, wanneer men enige tijd bezig is geweest de verwarde
draden van het menselijk noodlot te ontwarren. Dit dan is mij een keer overkomen. Ik bevond
mij juist op weg naar een andere sfeer, toen ik, gezeten op een ietwat regenachtig uitziende
wolk, een oudere heer zag voorbij drijven. Met een beleefd gebaar, overgehouden uit de tijd
dat er in de parken nog muziek werd gespeeld en men elkaar hoffelijk vroeg of een plaats
onbezet was, voegde ik mij bij hem en hij maakte er inderdaad geen bezwaar tegen zijn
zitplaats met mijn persoonlijkheidje te delen. Nu is het moeilijk voor een geest een gesprek te
beginnen. Ons ontbreekt tenslotte hetgeen bij u in Nederland de eeuwige aanleiding tot een
gesprek is: het weer, zodat ik mij voorzichtig voorstelde. “Mag ik mij voorstellen: Vincentius”
“Kronos, ”zei de oude heer, een klein beetje bars.
“Ik dacht altijd, dat Vader Tijd een baard had, een zeis en een zandloper.” De oude heer keek
mij met een vernietigend blik uit zijn afgronddiepe ogen aan.
“De Tijd is moderner dan de mens. In een tijd van landbouwmachines hebben wij geen zeis
meer nodig. Trouwens, met die oorlogen zou ik het met een zeis nooit klaarspelen. En een
zandloper? Mijn waarde vriend, de tijd jaagt steeds sneller en de regelmaat is teloorgegaan.”
Ik overwoog die argumenten en ofschoon ik ze niet redelijk genoeg vond, besloot ik mijn
aandacht te richten op het ene punt, dat deze heer niet had genoemd.
“Ja, maar uw baard dan?”
“Een baard,” zei Kronos, ”ja een baard. Ik was in de Uno en toen dachten ze, dat ik bij Fidel
Castro hoorde: daarom heb ik mij geschoren.”
Een opmerking, die ik op zichzelf niet zeer gevat vond. Maar nu ik wist met de Tijd te spreken,
was er misschien een mogelijkheid mijn prognose vollediger te krijgen, dan ik met veel zoeken
ooit zelf zou kunnen opmaken. En daarom, sprak ik: “Kunt u mij iets zeggen over de toestand
op de wereld?”

34
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 3 – Bewust leven

“O”, zei Kronos,“ het is me de toestand wel.”


“Ja, ” zei ik, “maar wat voor toestand?”
“Och”, zei Kronos, “de mensen weten niet meer wat ze willen. Of beter gezegd: ze weten wel
wat ze willen, maar ze weten niet, hoe het te krijgen.”
“Zou u misschien een paar ontwikkelingen kunnen aangeven?”
“Zeker, zeker, ” zei Kronos “Het is heel begrijpelijk. Maar als we door moeten praten, moet u
even mee oplopen, want ik zie dat het mijn tijd wordt. Hij haalde een zeer modern uitziend
horloge te voorschijn, keek er eens op en zei:
“Ja, nog 7 minuten en dan moet ik mij verkleed hebben.”
“Verkleed hebben?”
“Zeker,” zei hij, “want ik heb op aarde een belangrijke functie. Zo dadelijk is het Nieuwjaar en
dan moet ik dus in een nieuw gewaad verschijnen.”
“Ik ben in ieder geval dankbaar, dat u nog oven tijd voor me hebt,” merkte ik op en ik liep met
hem op, terwijl ik nauwlettend alle vragen bijeenzocht, die mij interesseerden.
“Wat denkt u over de ontwikkeling van de toestand tussen de Sovjet Unie en Amerika?”
”Tja,” zei de Tijd, “tja, ik geloof niet dat die zich veel verder ontwikkelen kan: die heeft zo
ongeveer z’n toppunt bereikt.” Niet zeer duidelijk. Ik waagde een volgende greep.
“Denkt u dat er oorlog komt?”
“Zolang er mensen zijn,” zei de Tijd, “is er oorlog geweest.”
“En wat denkt u van de atoombom?”
“Kan mij niet veel bommen,” zei de Tijd. “Mijn tijd duurt deze wereld nog wel uit.”
“U meent dus, dat de aarde zal voortbestaan?”
“O zeker, zeker,” zei de Tijd. “Ik heb dit al mee gezien: Alexander de Grote indertijd. En
trouwens bij Damiate hebben ze dat Grieks vuur gebruikt. En toen die kanonnen daar,
wanneer was dat ook weer? Mijn geheugen wordt zo slecht, er gebeurt zoveel tegenwoordig.
Elke keer hebben ze gezegd: Nu komt er het einde van de wereld. Maar dat loopt nooit zo’n
vaart.”
“Ja, maar dit is iets geheel nieuws,” beweerde ik.
“Tut, tut,” zei de Tijd, “er is nooit iets nieuws onder de zon. Het is er allang geweest. Uit wat
ze nu als speelgoed gebruiken is eens de wereld geboren.”
Ik voelde mij niet erg gelukkig, want ik wilde graag feiten hebben voor mijn prognose.
“Als u de Tijd bent, Vadertje Tijd, dan kunt u mij toch wel zeggen: Wat brengt het volgende
jaar?”
“Och,” zei de Tijd, “ik ben nu nog 1960 en weet dus niet wat 1961 zal gaan doen. Maar hier
ben ik aan mijn adres. Loopt u maar even mee naar binnen, naar mijn kleedkamer.”
Inderdaad stonden we - en dat wel midden tussen de sterren - voor een gebouwtje. Ik stapte
naar binnen.
“Dit is de achteringang,” zei de Tijd. “Gaat u zitten” en wees me op een bankje. Daarop
verdween hij vóór in iets, wat veel op een uitdragerswinkel leek. Even later kwam hij terug
met een cupidootje. Voor ik kon vragen wat hij ermee ging doen, was hij al verdwenen en juist
toen de klok al door een ratel aankondigde dat zij 12 ging slaan (het was een ouderwetse
koekoeksklok), kwam hij naar buiten als cupido. Ik keek wat verbaasd.
“Ja,” zei de Tijd, “ze doen je tegenwoordig alles aan. Vroeger was dit het beeld van Eros. Maar
nu? Eros en Psyche en alles tezamen. Ze hebben het alleen maar Het Nieuwe Jaar gedoopt.”

35
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 3 – Bewust leven

“Ja,” herinnerde ik hem, “maar vergeet één ding niet: u zou mij zeggen wat 1961 voor een
jaar wordt”
“Ik heb geen tijd meer,” zei de Tijd, “maar het wordt een rotjaar, reken daar maar op.”
Zo heb ik mij helaas zonder veel resultaten uit de slag teruggetrokken en ben verder gegaan
om van deze verwarrende ontmoeting met de Tijd te bekomen. U begrijpt, dat in de
vergadering van prognostiekverzamelaars bij ons hierover ook werd gesproken. En daar heb ik
geloof ik wel het juiste raadsel gevonden, maar niet met een volledig antwoord.
“De tijd,” zo zei iemand, “is een fictie. Want tijd bestaat alleen, waar het denken het geheel
niet overziet, maar deel na deel opsomt, zonder de samenhang te beseffen. Dus kan de tijd
geen antwoord geven.”
“Knap gezegd,” meende een tweede. “Maar tijd is eigenlijk iets, wat niemand heeft en een
ieder zoekt. Dus tijd is het streven van de mensen.”
“Ja,” merkte de derde op, “met alles wat u zegt ben ik het eens, als u mij toestaat op te
merken, dat de tijd in zichzelve slechts de verandering is.”
De verandering? Dat was een idee. En ik formuleerde mijn vraag heel zorgvuldig en niet alleen
met het oog op mijn eigen kleine groep.
“Als tijd alleen verandering is, hoe komt het dan dat de verandering zichzelve niet kent?”
En het antwoord, dat ik heb gevonden (het is niet volledig), luidt: Wanneer de verandering
zichzelve kent, verandert zij niet, maar ís zij. De tijd houdt op te bestaan op het ogenblik, dat
de mens de tijd beheerst.
En hoe het gegaan is met de prognose? Och, ongetwijfeld zult u het wel horen. Want terwille
van het publiek verzamelen wij de feiten en geven ze dan met een zekere waarschijnlijkheid
later al door. Maar ik kan de sluier wel wat voor u oplichten. We rekenen er op dat het
komende jaar, zowel economisch, politiek als ook geestelijk, grote spanningen zal brengen.
Toch zal vooral de geestelijke inspanning onzerzijds door een beter innerlijk begrip en een
gevoel van verantwoordelijkheid ongetwijfeld aardige resultaten afwerpen. Het zou zelfs
mogelijk zijn, dat b.v. een stad als Berlijn eindelijk “uit de Brand” wordt geholpen en enige
eenheid verwerft. Natuurlijk wordt de Duitse welvaart steeds “Adenauwer”: en deze
vernauwing geeft op den duur een bottleneck, waardoor het Amerikaans kapitaal niet zo
eenvoudig en gemakkelijk meer zal binnenvloeien. Daar staat dan tegenover, dat de export
van vloeibare waren uit Frankrijk aanmerkelijk groter wordt. Alleen vrees ik, dat deze vloed
ook bedenkelijk dicht de ademhalingsorganen van het regerend hoofd van deze staat zal
naderen.
U ziet, er zijn ongetwijfeld heel wat ernstige dingen op komst. John Bull beleeft ongetwijfeld
ook verandering. Misschien dat in de zaak John Bull tegen de vakverenigingen eindelijk een
John Bull wordt gevonden, die de zaken oplost.
O, vraagt u mij niet, hoe alles precies zal verlopen. Maar we hebben wel vastgesteld, dat
boven alle veranderingen en omwentelingen van het komende jaar één ster staat, die met
toenemende geestelijke kracht de aarde zal beroeren. Het lijkt wel of Aquarius, tot nu toe een
verre lichtende stip aan de hemel, reeds binnen enkele jaren de grootte van de maan zal
bereiken. Reeds dit jaar - vooral aan het einde ervan - zal zijn invloed daardoor wel zeer
duidelijk merkbaar worden. Wat ik van harte hoop! Want om eerlijk te zijn, ik gun elke mens
zijn prognose, zelfs één met alleen maar gunstige resultaten. De poging om de verwarde
mensheid te ontwarren en in een redelijke reeks van mogelijkheden te dwingen, is echter voor
mij een wat zware taak. Daarom hoop ik snel geestelijk licht te zien, waar nu velen, die zich
als licht beschouwen, slechts duisternis verspreiden. Ik meen dat de Waterman, die ondanks
zijn waterige naam een luchtteken is, op deze aarde licht in de zaak zal brengen: zodat zij, die
de vrede zoeken, met steeds groter vuur de kosmische eenheid en het werkelijk menszijn
zullen nastreven.
En met deze beschouwing beëindig ik mijn kort verslag omtrent mijn zoeken naar feiten voor
de prognose van 1961.
36
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 3 – Bewust leven

INKEER
“Keer in!” zo roept men mij, maar ik weet niet waar mij heen te wenden.
Hoe ik ook keer en wend, ik vind de inkeer niet tot ‘t “ik”, die ik zozeer begeer.
Want zoek ik wel mijzelve en keer ik tot mijzelve in, zo blijkt mij, dat mijn eigenmin het mij
onmogelijk maakt om in het “ik” ook dat te zien wat mens of kosmos laakt.
0, ‘k keer wel in tot eigen huis en ‘k keer het vuil misschien eruit.
Maar telkenmale als ik kom tot een besluit om voort te gaan, dan is daar weer mijn eigen
sfeer, mijn wereld en mijn waan.
En ‘k leg mij er bij neer.
En zegt men mij dan: “Keer toch in,” dan zeg ik:”’n volgend keer.”
Maar als je de inkeer niet beseft, als iets wat je zelve doet, maar eerder in wil zien als kracht,
die leeft in adem, aura en je bloed, dan rijst in het “ik” als een stijgende gloed de waarheid, -
die uit ‘t “ik” geopenbaard - je aanstaart en je dwingt de dingen anders te zien, anders te
zingen je zang van het leven en anders te streven, te geven méér, te zijn veel meer.
Dan zie je in jezelf, gehouwen uit leed om wat je nog niet bent: een beeld.
Je weet: dit moet ik zijn.
Verdeeld ben ik nog in mijzelve.
Maar hier is het doel en de werkelijkheid.
Zo werd ik geschapen voor de eeuwigheid.
Zo moet ik voortgaan tot de laatste dag.
En dan zeg je, terneergeslagen: “Al wat ik kan, wat ik vermag, zal ‘k doen om eens dit beeld
niet slechts als beeld maar als belichaming voor ‘t “ik” te dragen en zo te treden in de wereld,
voor mij bedoeld.
Ik stel mij geen vragen. Ik vráág niet meer.
‘k Erken in mij de lichte Kracht.
‘k Erken, hoe in mij wordt volbracht een werk zo groot, dat ik het niet kan overzien.
Ik vraag niet meer, ik dien!
En in het dienen - met de Kracht, die mij voert, uiteindelijk misschien vertrouwd wordt uit mijn
wezen ‘t ware “ik”, het beeld van eeuwigheid en zijn, voor mijnen Schepper opgebouwd: en
zie ik eens de ware lijn van tijdloos, eeuwig leven.
Ik zou zeggen: Dat kunt u dan nog wenden en keren zo u wilt, maar waar u zich ook wendt,
alleen wanneer u zich wendt tot die innerlijke kracht en het beeld, dat ondanks uw innerlijke
verdeeldheid in u bestaat, zult u uzelf leren kennen. Niet als wat ge nu zijt, want dat is
onmogelijk, maar als wat ge zijn moet en worden kunt.
Dit beseffen, daarheen streven, dat is de zin van inkeer en doet ons inkeren tot de
werkelijkheid, die men wel het Vaderhuis noemt. Gods rijk, de kosmische Werkelijkheid, die
rond ons allen bestaat en die wij zeker te enigerlei tijd voor ons ook werkelijk zullen winnen.

37
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 4 – Misvattingen

VIERDE LES - MISVATTINGEN

In het werken met geestelijke krachten en met de eigen krachten van de mens zien wij vele
misvattingen ontstaan, vooral door de onjuiste waardering van het geestelijk verschijnsel en
door de vertekende registratie van de geestelijke uiting in de stof. Er zijn daardoor vele
sprookjes in omloop gekomen en er is ook in vele mensen een verwarring ontstaan. Wij willen
trachten deze, voor zover het betreft de verdere ontwikkeling van de geest en het gebruik van
geestelijke gaven, deze avond kort te omschrijven en daarnaast de juiste wijze van handelen
en gedragen vast te stellen.
Dan denk ik in de eerste plaats wel aan een van de minst begrepen waarden op deze wereld,
n.l. het direct mediumschap en wel in de vormen van voltrance en halftrance: daarnaast onder
hypnotische invloed de z.g. clairvoyant en wat ermee samenhangt.
Wij moeten allereerst constateren dat in elke trancetoestand het wilsvermogen van het
individu terugvalt tot praktisch nul. Slechts daar, waar grondwaarden van het eigen wezen
worden aangetast (b.v. stellingen en condities, die van de jeugd af zijn opgelegd), zal het wat
moeilijker zijn deze te verdrijven en ontstaat er een zekere weerstand. De wil is nul: het
bewustzijn echter blijft in al deze gevallen volledig zichzelf. Ook wanneer er geen sprake is van
een bewuste waarneming van wat gezegd, gesproken of gedaan wordt, zal toch het bewustzijn
van de persoon, voor zover het in de stof is verankerd, volledig medewerken in elke
mediamieke uiting. Het resultaat is dan, dat we - zoals u zich zult herinneren - altijd een
vertolking krijgen door middel van het bewustzijn van het medium en de daarin bewust,
onderbewust of bovenbewust gelegen mogelijkheden.
Nu zal een medium juist in de tijd, dat de ontwikkeling van de gave optreedt, over het
algemeen een instabiele figuur zijn. Dit is logisch, want alleen figuren, die zelven niet te sterk
en te fel ontwikkeld zijn, zullen - laat ons zeggen - zich laten beïnvloeden door anderen zonder
meer. Zelfs wanneer b.v. door een vast geestelijk contact, een bepaalde ontwikkeling van
eigen wezen in geestelijke zin, op den duur een mate van inzicht en beheersing wordt
verkregen, blijft toch deze instabiliteit bestaan. Als zodanig is het praktisch onmogelijk alleen
aan het gedrag van een medium, een in trance werkende clairvoyant enz., een oordeel te
vellen over hetgeen wordt gebracht. Wel geldt over het algemeen: wanneer goed werk wordt
gedaan, zal de eigen persoonlijkheid zich langzaam maar zeker veredelen.
Verdere misvattingen op dit terrein vinden wij in de idee, dat men b.v. een voltrance-toestand
onmiddellijk bereikt en dat in deze voltrance-toestand onmiddellijk waardevolle boodschappen
zullen doorkomen. De ontwikkeling van een mediumschap - ook wanneer dit onder hypnose
geschiedt - houdt toch altijd in dat de belangstelling voor eigen lichaam, enigszins behouden
wordt. Het gevolg is, dat men bij het doorgeven van de boodschappen over het algemeen in
zekere zin zelf tegenwoordig is en vooral in het begin daarop enige invloed heeft. Dit geeft
aanleiding tot veel twijfel. Een mens gaat zich afvragen: Is dit nu wel de geest, die spreekt, of
ben ik het zelf? Een dergelijke vraag mag niet worden gesteld tijdens het werken met de
geest. Eerst na afloop kan men voor zichzelf nagaan in hoeverre hier bepaalde waarden van
het bewustzijn een rol hebben gespeeld. Zelfs dan is het vaak heel moeilijk om een scherpe
grens te trekken. Want het kan b.v. geschieden, dat een medium door een bepaald onderwerp
sterk wordt gegrepen: of een bepaald onderwerp kort voor een séance b.v. met anderen
diepgaand bespreekt. Dan is dit dus in het bewustzijn en onderbewustzijn sterk verankerd. In
vele gevallen zal de geest van deze mogelijkheid gebruik maken en dus aanhaken bij hetgeen
reeds aanwezig is. Hetzelfde kan geschieden wanneer een van de andere aanwezigen op
dezelfde wijze door een onderwerp zeer sterk wordt geboeid, zich daarin zeer heeft ingeleefd
en deze gedachtegang dus sterk uitstraalt.
Wij nemen nu een ogenblik aan dat er sprake is van voltrance en de geest dus de mogelijkheid
heeft tot op zekere hoogte het gedachteleven van de aanwezigen te peilen. In een dergelijk
38
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 4 – Misvattingen

geval maakt de geest dus ook gebruik van de gedachte, die in de mensen leven, als een
springplank. Dit is op zichzelf niet kwaad en niet te veroordelen, onthoudt u dat goed. Het is
slechts gebruik maken van de weg van de minste weerstand, waardoor over het algemeen een
groter resultaat verwacht kan worden, dan zonder dit het geval zou zijn.
Wij zien dan verder bij zeer veel mensen. een z.g. contact met de geest optreden, dat zij niet
geheel bewust kunnen verwerken. Dit kan zich uiten in lichamelijke of in geestelijke
gebeurtenissen, als het horen van dingen enz. en in het optreden van eigenaardige
verschijnselen. Het eenvoudigst daarvan is het tikken- de klopgeest: terwijl dat verder kan
gaan tot het verplaatsen of teloor gaan van voorwerpen, het plotseling a.h.w. voorzien van
condities en al wat erbij hoort. Hier is altijd sprake van een zekere mediamiciteit. Dit dient u
goed te onthouden. Deze toestand echter mag niet worden geleid door het eigen bewustzijn
van een medium of van één der aanwezigen. Zodra eigen bewustzijn, eigen persoonlijkheid en
wil gaan meespreken, ontstaat een scherpe vertekening van de werkelijkheid. In vele gevallen
wordt als product van menselijk denken en de poging van de geest om te inspireren het geheel
eerder een warboel of onzin dan een werkelijk belangrijke doorgave van b.v. lessen of
boodschappen.
Ik vertel u dit alles, omdat men vaak aanneemt: óf alles komt uit de geest, óf alles komt uit de
mens. De eigenaardige vermenging van invloeden die zo buitengewoon vaak optreedt, wordt
over het algemeen verwaarloosd. Dit is niet alleen het geval bij het optreden van een medium
of van iemand, die zegt mediamieke kwaliteiten te hebben, maar het geschiedt evenzeer,
wanneer men zelf gevoelig is en daardoor ook zelf in zekere mate de invloed van de geest
ondergaat.
Men heeft een zekere kennis, een achtergrond. Die achtergrond zal bij de meesten, die deze
mediamieke werkingen in zichzelf ondergaan, dus ook kennis van geestelijke waarden en zelfs
wetten inhouden. Maar wat geschiedt er nu? Voor elke impuls, die door de geest wordt
ontvangen en uit de geest wordt beantwoord, schept men een tiental impulsen, waarbij de
geest niet bereikt wordt en dus geen antwoord uit de geest wordt ontvangen. Men suppleert
dan het antwoord zelf. Hieruit kunnen gesprekken ontstaan, die zeer leerrijk zijn wat betreft de
eigen persoonlijkheid, maar zodra deze worden beschouwd als een onomstotelijke mededeling
uit de geest, waardoor een zekere onfeilbaarheid wordt verondersteld, voeren ze tot grove
misvattingen en misleidingen.
Dit zijn allemaal punten, die van buitengewoon groot belang zijn.
Toch moet u rekening houden met het volgende, (en dat zijn dan de positieve waarden, die wij
- zelfs met inbegrip van deze misvattingen - toch altijd kunnen krijgen uit alle vormen van
mediumschap): Zodra een medium niet uitgaat van een persoonlijk standpunt, zodra men bij
het ontvangen van impulsen leert om eigen persoonlijkheid uit te schakelen en eerst de impuls
te constateren, voordat men haar kritiseert of nazoekt, zal blijken dat juist door de
uitschakeling van eigen persoonlijkheid een steeds blijvender en sterker contact met
geestelijke waarden tot stand kan worden gebracht. Bepaalde entiteiten, die zich daarbij
manifesteren - ik denk hierbij aan de geleiders e.d. - zullen niet altijd reële figuren zijn. Ik
weet wel, dat er mensen zijn, die een werkelijke geestelijke geleider hebben. En ik weet, dat
er mensen zijn, die werkelijk helderziende zijn en al wat erbij hoort. Maar deze echte
verschijnselen zijn verre in de minderheid. Een ieder heeft inderdaad wel een geestelijke
geleider. Deze geestelijke geleider kan, wanneer er voldoende gevoeligheid bestaat leiding
gevend en helpend in het menselijk leven ingrijpen. Hij kan zelfs zorgen voor een juist gebruik
van het mediumschap zorgen, dat iemand die zich geeft voor het mediumschap wordt
afgesloten en beschermd tegen al te nadelige gevolgen. Maar de persoonlijkheid, die men
daaraan verbindt, kan heel vaak mede worden geproduceerd door eigen verlangen en eigen
wensleven.
In andere gevallen krijgen wij te maken met entiteiten, die b.v. uit vroegere incarnaties bij u
behoren en dus door deze band voor u belangrijk zijn. Zij werken inderdaad met u mee. Maar
op het ogenblik, dat u gaat zeggen: "Het is die en die" en daaraan een vaste vorm en gestalte
gaat verbinden, gaat u iets interpreteren volgens uw eigen gedachtegang. U gaat zelf om-
schrijven. Het is a.h.w. of u een stem hoort door de telefoon en alleen op de intonatie van de
39
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 4 – Misvattingen

stem, tracht het bijbehorend portret te tekenen. Dat zal, zoals u zult begrijpen, niet altijd juist
zijn: en wij zullen dus klaarblijkelijk voorzichtig moeten zijn met het maken van vaste
voorstellingen en beelden van onze geleiders. Feitelijk moesten wij altijd trachten passief te
zijn. Hoe passiever de mens is, wanneer hij in contact komt met de geest, hoe juister en
gemakkelijker de impulsen uit de geest worden ontvangen. Die impulsen behoeven op zichzelf
niet juist te zijn, maar het is zeer belangrijk, dat zij zuiver en juist doorkomen.
Daarom geldt te allen tijde: Wij kunnen uit mediumschap en alle bijkomende verschijnselen
het grootst mogelijke nut trekken, wanneer wij op het ogenblik van ontvangst niet kritisch zijn
maar onze kritiek pas gebruiken, wanneer ons contact met de geest is verbroken. Het
vastleggen van hetgeen door een medium wordt gezegd - of het via kruis-en-bord wordt
medegedeeld, dan wel inspiratief opkomt of onder inspiratie wordt ingegeven - is dan ook in
vele gevallen van groot belang. Immers, indien wij een juiste weergave hebben van hetgeen
werd gezegd, zullen wij dit met redelijk inzicht kunnen beoordelen. Zodra er sprake is van
aanhoren, blijkt dat een ieder zijn eigen interpretatie heeft. Het medium zelf weet er weinig
van en zal veelal in de enkele flarden, die zijn blijven hangen, de bevestiging van eigen
mening willen zoeken. De misvatting is hier dus voortdurend. De geest is onfeilbaar.
Wat uit de geest komt, is juist en van de geest afkomstig. De goede kant hiervan is echter: Wij
kunnen contact krijgen met de geest: de geest kan contact krijgen met u, de geest is in staat
u te helpen, mits u zelve beschikt over redelijke controlemiddelen, voor zover dit voor u
stoffelijk noodzakelijk is.
Onder hypnose nu treedt ook vaak nog een ander verschijnsel op. U zult begrijpen, dat alle
mediamiciteit een zekere mate van suggestibiliteit inhoudt. Men is dus vatbaar voor suggestie.
Onder hypnose wordt deze vatbaarheid opgevoerd tot haar hoogste vermogen, terwijl
gelijktijdige wilsweerstand weer praktisch tot nihil wordt teruggebracht. Met het voorbehoud
dat ik zo even reeds heb gemaakt, geldt: wanneer ik iemand in hypnotische trance heb
gebracht, zal klaarblijkelijk elk woord, elk geluid suggestief werken. Hoe actiever wij de
persoon in trance maken en hoe gedetailleerder de opdracht is die de hypnotiseur geeft, hoe
groter de mogelijkheid zal zijn, dat niet werkelijke omstandigheden maar de gedachte en
gedachtewerkingen van de hypnotiseur op de voorgrond komen. Daarom geldt voor alle
mededelingen uit de geest dat een trancetoestand, die onder hypnose ontstond, zeer
afkeurenswaardig mag heten. Ik wil nu niet ingaan op de verdere bezwaren, die hypnose
heeft, maar hieruit blijkt dus wel dat de suggestibiliteit te groot is, terwijl de binding van de
persoon in de stof aan de hypnotiseur blijft bestaan. Daar, waar in die plaats van hypnose door
anderen een autosuggestie, autohypnose bij het medium optreedt, is deze binding al veel
minder, omdat het immers een binding met het eigen "ik" is. Laten wij dus verder altijd voor
ogen houden: Alle helderziende waarnemingen in tijd en ruimte, alle beschrijvingen van
personen en al wat erbij hoort, die in hypnotische trance tot stand kwamen, zullen door het
wens en gevoelsleven van de hypnotiseur zo sterk worden beïnvloed, dat hun betrouwbaarheid
gering is.
Een andere misvatting vinden wij, wanneer wij bijkomende verschijnselen bezien, welke wij
ook al eens hebben besproken, n.l. de helderziendheid en de helderhorendheid en wat
daarmede samenhangt. Dit is een vorm van mediamiciteit. Maar gezien de wijze, waarop uiting
wordt gegeven aan de helderziende waarnemingen en al wat erbij hoort, kunnen wij wel zeker
zijn, dat hier andere factoren een rol spelen dan bij de directe beïnvloeding via de hersenen.
Feitelijk is elke waarneming (helderziend of auditief) altijd een hallucinatie: m.a.w. het
waarnemen van iets, dat feitelijk niet bestaat. (Verwijzende naar vorige lessen en andere
verhandelingen herinner ik u eraan, dat dit geschiedt door het wekken van prikkels o.a. in de
geheugencentra waardoor b.v. dubbele beelden in het oog kunnen ontstaan. Dit kan thans
langs operatieve weg worden veroorzaakt.)
Bij elke helderziende waarneming zullen wij ons dus moeten afvragen: In hoeverre zijn
gedachte (telepathische invloeden) mede van invloed geweest? Maar ook mag gelden, dat
geen enkele levende verschijning met levende ogen (een belangrijk punt: daar moet u dus op
letten, wanneer u ooit helderziend waarneemt!) geschapen zal worden krachtens een
beïnvloeding door iemand, die niet identiek is met de persoon, die zich manifesteert. Al het
40
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 4 – Misvattingen

andere (gebaren, kleding e.d.) kunnen wij herleiden tot hetzij uitgezonden
herinneringsbeelden van de geest, hetzij voorstellingen, die in de stof daaromtrent bestaan.
Maar de ogen zijn daarvan eigenaardig genoeg zeer vaak uitgesloten. De ogen worden ook
zelden bewust scherp waargenomen. Als er sprake is van een levend oog, dan wordt het
belangrijkste van de persoonlijkheid, van de geest weergegeven, want deze wil zich visueel
manifesteren en zal daardoor het begrip visie (oog) het sterkst en het meest juist uitdrukken.
De juistheid van beelden kan dus niet worden geconstateerd, zoals men vaak aanneemt, aan
bepaalde kentekenen in woorden of bekende gebaren. Er kan immers iemand aanwezig zijn,
die deze gebaren of kenwoorden reeds in zich draagt. Telepathische beïnvloeding is hier niet
uitgesloten. Een juiste beschrijving van het oog (de blik) echter zal ten alle tijden kunnen
worden beschouwd als iets, wat niet bewust beleefd kan worden in één van de aanwezigen, en
met die intensiteit en levendigheid, die de geest erin kan leggen, zeker niet uit anderen dan de
vroegere eigenaar van deze ogen zal voortkomen.
Ik hoop dat ik hiermede ook weer een misvatting heb weggenomen, n.l. dat het bij
helderziende waarnemingen belangrijk is wat u precies beschrijft. Die beschrijving is alleen
bedoeld als mogelijkheid tot herkenning. Gebaren zijn over het algemeen slechts een poging
om iets te kennen te geven. Dit alles kan half juist of zelfs onjuist zijn. Zolang er echter in het
beeld levende ogen zijn, zal de helderziende waarneming berusten op een direct contact met
de betrokken geest. Zien wij de z.g. dode ogen (ik zou haast willen zeggen vissenogen), dan
kunnen wij aannemen, dat wij te maken hebben met een stoffelijk telepathisch beeld. Blijken
de ogen eerder donkere holten te zijn, zijn ze absoluut niet zichtbaar, dan kunnen wij
aannemen, dat beïnvloeding door een geest is opgetreden, maar niet door de geest die zegt
zich te manifesteren.
Het is interessant dat u dit ook even nagaat. Want al, zult u misschien zelf niet al te veel
helderziend waarnemen, u zult toch vaak in contact komen met mensen, die dit wel doen.
Houdt u zich aan dit ene punt. Wanneer zij iets beschrijven, probeer hen zover te krijgen dat
ze iets zeggen over de ogen. Zeggen zij: "Wij kunnen de ogen niet zien," verwerp dan de
mededeling, indien ze toch juist is geweest, zal ze u later weer worden gegeven. Wordt er over
ogen gesproken als "Nu ja, het zijn wel ogen, ik zie ze wel, ik zie het wit en zo," wees dan
voorzichtig. Hier kan sprake zijn van een telepathische projectie. Maar spreekt men over een
fonkelende blik, of ogen die lichten of glanzen, dan hebt u alle reden om aan te nemen, dat
zich hier inderdaad een geestelijke entiteit uit, die haar ware persoonlijkheid weergeeft.
Helderhorendheid maakt het voor ons natuurlijk iets moeilijker. Wij hebben hier n.l. niet de
mogelijkheid tot zichtbare controle. Men neemt heel vaak aan, dat alles wat helderhorend
wordt opgenomen inderdaad als een soort klokkenstem in jezelf moet klinken. Men spreekt wel
eens van een stem, die spreekt onder de koepel van de schedel. Dit komt inderdaad vaak
voor. Maar er kunnen zich ook illusies voordoen, waarbij het lijkt alsof iemand achter of naast
u spreekt. Het kan zelfs voorkomen, dat er een soort fluistering is, die zich uit een geruis tot
langzame woorden ontwikkelt. In al deze gevallen is het mogelijk, dat de geest erbij betrokken
wordt, maar bestaat echter ook weer de mogelijkheid, dat telepathische contacten of een
directe uitdrukking van het onderbewustzijn de oorzaak zijn van de waarneming.
Wat kunnen wij dan doen om een helderhorende waarneming te testen? In de eerste plaats:
Elke stem, die uit de geest komt, is op zichzelf vrij van bijgeluiden. Zij heeft meestal een
ietwat galmend geluid, alsof er gesproken wordt in een holle ruimte. Dit geldt ook voor een
zachte stem die naast u spreekt. Ook deze heeft dat eigenaardige ruimtelijke effect. Is dit
aanwezig, dan nemen wij aan: hier zal zich een entiteit openbaren.
Wanneer wij verdergaan, zeggen wij: "Er komt een bepaalde les of een bepaalde boodschap
door”. Het is niet mogelijk geheel na te gaan in hoeverre hierbij de geest is betrokken. Wij
kunnen echter wel, nadat de boodschap is ontvangen (een belangrijk punt!), ons gaan
instellen op degene, die de boodschap bracht. En dat behoeft niet alleen hij te doen, die de
boodschap ontving, maar dat kunnen ook de anderen doen, aan wie die boodschap werd
doorgegeven. Er ontstaat nu eigenaardig genoeg door het overdenken van de boodschap en
het je instellen op de geest het gevoel van een aanwezigheid: het gevoel, dat er iemand bij je

41
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 4 – Misvattingen

is. Wanneer deze aanwezigheid zich openbaart als een aanraking of zo, zult u aannemen, dat
dit niet de persoon zelf is. Aanrakingen hebben geen bewijskracht, zeker niet voor de bron.
Wél echter, als u plotseling een gevoel krijgt dat ik het best als een blos of een warmte kan
omschrijven, een soort tintelen, een ogenblik van vliedend contact. Is dit gevoel warm en
tintelend, dan nemen wij aan, dat de persoon, die zegt te spreken, inderdaad heeft gesproken.
De juiste weergave van de woorden is daarmede nog niet bevestigd, maar in ieder geval wel
de juiste bron. Op deze manier kun je werkelijk komen tot een redelijke waardering van een
paranormaal verschijnsel. Het aantal misvattingen op dit terrein is zo groot, dat men ze haast
niet alle kan beschrijven, maar ik wil nog wel even doorgaan om u dus een inzicht te geven in
wat er al zo mogelijk is.
Een blijvende inbeslagname door de geest en vooral door een kwaadwillende geest is niet
mogelijk. De z.g. bezetenheid bestaat niet uit het blijvend onder de invloed van een geest zijn,
maar het bij herhaling onder de invloed van een geest zijn. De perioden, die daartussen liggen,
kunnen een terugkeer naar het normale tonen, maar zullen in andere gevallen (b.v. door
uitputting van het zenuwstelsel) eerder de gedachte wekken van een grote uitputting, een
grote neerslachtigheid. Wanneer dit zich voordoet, moeten wij voorzichtig zijn. Alles wat op
bezetenheid duidt, mag worden beschouwd als iets, waarop wij onze geestelijke pijlen kunnen
richten. Dit kunnen wij zeer sterk doen door ons de werkelijke persoonlijkheid voor ogen te
stellen en intens aan haar te denken gedurende de tijd, dat wij in de nabijheid van de
bezetene zijn. Het gevolg is, dat wij, al is het maar een glimp ervan de ware persoonlijkheid te
zien krijgen. Uit de glimp, die op deze wijze terugkeert, kunnen wij constateren: hier is
inderdaad sprake van een geestelijke beïnvloeding en dus niet (uitdrukkelijk niet!) van een
krankzinnigheid door stoffelijke oorzaken.
U zult zeggen: Hoe kunnen wij een dergelijke geest verdrijven?
Nu weet ik, dat men daar heel veel meningen over heeft. In de kerk doet men dit met zout en
kruis, bepaalde incantaties en eventueel zelfs met de gewijde hostie. Dit zijn suggestieve
middelen, onthoudt u dat wel. Op zichzelf zijn ze waardeloos. Slechts de invloed, die zij
uitoefenen op de mens, op zijn omgeving en daardoor ook op de aanwezige en bezitnemende
geest, is beslissend. Er bestaat geen enkele vaste procedure, waardoor een in bezitnemende
geest te allen tijde kan worden uitgedreven. Geesten, die iemand in beslag hebben genomen
en - hetzij uit domheid, dan wel uit kwaadwilligheid - die persoon niet willen verlaten, vallen in
twee groepen uiteen: degenen, die bewust trachten de mens te schaden en dus met hun
instrument bewust trachten voor de mensheid nadeel te doen ontstaan, en anderen, die ten
hoogste streven hun eigen stoffelijk bestaan te hernemen of - onbewustzijnde in de geest -
zich in verwarring daaraan blijven vastklampen. De laatste groep kan over het algemeen ook
door overreding worden overtuigd.
Wij krijgen dan zo iets als de Wickland-séances, waarbij het dus mogelijk is b.v. door een
medium of zelfs door een goed helderziende of helderhorende op een ander niveau een contact
met die geest te doen ontstaan, waardoor deze het slachtoffer wil prijsgeven.
In het eerste geval echter is het noodzakelijk, dat wij een zo sterk en zo groot mogelijk gevoel
van licht en heiligheid rond ons doen ontstaan. Ongeacht de middelen, die wij daartoe
gebruiken, zal het gevoel van gelouterd zijn, van aanrukkende grootste en heiligste krachten
voor de kwade geest overeenkomen met een steeds sterker wordend licht, dat voor hem zo
kwellend is, dat hij zijn prooi zal loslaten. Er zijn natuurlijk ook veel mensen, die niet bezeten
zijn, maar die voor ons bezeten lijken. En de misvatting dat elke krankzinnige, die een tweede
persoonlijkheid vertoont, dus bezeten is, heeft vooral onder de spiritisten en spiritualisten veld
gewonnen.
Ik wil hier uitdrukkelijk constateren, dat elke mens verscheidene persoonlijkheden in zich
draagt. Hij keert slechts een deel van zijn wezen naar buiten toe. De andere delen, in hem
besloten, kunnen onder omstandigheden de heerschappij over het lichaam overnemen. U ziet
dan een totaal ander karakter en een totaal ander gedrag, ja, zelfs soms lichaamshouding: u
ziet allerhande dingen, die schijnbaar op bezetenheid wijzen: maar wanneer u zich
concentreert op het werkelijke wezen van die mens, blijken deze glimpen niet te komen. Wel

42
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 4 – Misvattingen

wordt er dan vaak spottend op uw inspanning gereageerd. Dit is dan de aanwijzing niet van
een sterke in beslagnemende geest, maar van een persoonlijkheidssplitsing, die door eigen
zielekwalen of stoffelijke kwalen is ontstaan. Het is belangrijk ook hiervan nota te nemen,
opdat u, wanneer u ooit met dergelijke gevallen in aanraking komt, althans een toetssteen
hebt, waardoor u voor uzelf kunt nagaan in hoeverre u kunt helpen.
Een volgende misvatting is, dat de geest voortdurend met de wereld bezig is. De geest is niet
voortdurend met de wereld bezig. U zult het werk van de geest, die zich met de wereld
bezighoudt, het best kunnen vergelijken met de werkwijze van een continubedrijf. Er is
voortdurend aflossing. Elke geest, die zich met de mensheid bezighoudt, doet dit gedurende
een bepaalde periode en over het algemeen is deze periode betrekkelijk kort. Voor ons b.v.
(en nu spreek ik uit het standpunt van de sprekers van de O.d.V.) is het gemiddeld contact
met de aarde niet langer dan een maand in uw mensentijd. Daarna trekken wij ons terug. En
eerst wanneer wij geestelijk hebben bijgeleerd en wat wij op aarde hebben ervaren geestelijk
hebben verwerkt en daardoor nieuwe inzichten hebben opgedaan, keren wij terug.
In de tweede plaats: Alle kennis, die door de geest op aarde wordt verzameld - ongeacht het
feit of zij al dan niet behoort tot een zekere groep - zal in de sfeer, waarin die geest vertoeft,
voor alle geesten te allen tijde toegankelijk zijn. Degenen, die daarvoor interesse hebben,
kunnen dus ook zonder dat zij zich naar de aarde begeven om de mens in het bijzonder gade
te slaan, vaak vele gegevens omtrent het leven van de mensen en de gebeurtenissen op aarde
daaruit aflezen. Kennis van deze feiten kan niet worden gezien als een buitengewone prestatie.
Zij is het normale resultaat van het werk in de stof, waarbij men zich baseert op de menselijke
psyche.
De geest, die dit niet doet, zal over het algemeen een zekere onkunde voorwenden: maar zij
kan er toch niet aan ontkomen bepaalde brokstukken van het aards gebeuren op te vangen,
hetzij als gedachteflarden tijdens haar werken op aarde, hetzij door haar concentratie in haar
eigen sfeer om op aarde neer te dalen. Zo ontstaat de schijnbare tegenstrijdigheid van een
geest, die zegt over aardse gebeurtenissen niets te weten en daarop toch even later zijn
spelingen maakt. Ook meent men vaak dat elke geest, die zich op aarde manifesteert, even
bewust is. Dit is zeker niet waar. De geest, die zich op aarde manifesteert, kan gaan van de
geest, die in het duister leeft en als enig doel heeft de mens a.h.w. tot krachtbron te maken en
te exploiteren, meestal bij seances van kleinere, zeer besloten groepen met zeer eigenaardige
stellingen. Wij kennen ook de geest, die vanuit haar eigen geestelijk wereldje spreekt, b.v. de
geest van een dominee, een pastoor, een vrijdenker, een Boeddhist, die nog niet is uitgegroeid
boven haar eigen voorstelling van het hiernamaals. Deze zal haar eigen religieuze,
godsdienstige en sociale stellingen op aarde met hardnekkigheid verdedigen en zich daarbij
steeds baseren op één bepaalde reeks manifestaties of gegevens op aarde. In vele gevallen
vinden wij bij deze geesten een goed begrip van retoriek, daar velen van hen ook als sprekers
reeds op aarde werkzaam waren.
Niet elke geest die goed spreekt, is een hoge geest. Ook dit moet u wel onthouden. Het
spreken in de stof is een kwestie van training, van beheersing van het instrument. Het kan
heel goed voorkomen, dat een hoge geest minder beheersing toont, minder fraaie zinnen
vormt en minder mooie taal spreekt dan een lagere geest, die voortdurend contact heeft met
de stof of eerst kortgeleden de stof heeft verlaten. Het spreken geeft dus geen enkele
maatstaf, welke het ons mogelijk kan maken de belangrijkheid en de waarheid van de
gegevens vast te stellen. Dit is natuurlijk wel pijnlijk voor velen, die zo graag de openbaringen
uit de geest als het enig ware zouden willen beschouwen. Toch is het goed, dat deze dingen
worden gezegd.
Ook hier echter zijn bepaalde aanwijzingen te geven. Alles, wat voor u werkelijk belangrijk is,
wat voor u werkelijk inhoud heeft, zal niet alleen interesse bij u wakker roepen, maar het
wordt ook beleefd. U gaat er intens in op. In dit intens erin opgaan zult u niet vermoeid raken.
Alles wat u vermoeit, ligt ofwel boven uw niveau en is dus minder belangrijk voor u, dan wel
het behoort tot iets, wat niet voor u en uw eigen westelijke weg past. Het kenteken van het
optreden van de geest is niet de wijze, waarop het medium in trance gaat, niet de wijze
waarop de geest bezit neemt, of een instrument als b.v. een ouia-bord of een planchette

43
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 4 – Misvattingen

hanteert. Het is gelegen in: ten eerste in een gevoel van vrede en een gevoel dat men van
persoon tot persoon contact heeft en spreekt, ten tweede dat men altijd een soort contact
terugbrengt, als men zich op dergelijke geesten concentreert. Dit kan dus tot dagen na een
bepaalde seance het geval zijn en u zult in die dagen inderdaad het gevoel hebben, dat die
geesten bij u zijn, u helpen of u zelfs inspireren. Sluit hierbij zelfsuggestie zoveel mogelijk uit
door geen condities te stellen. Het gevoel van aanwezigheid is echter noodzakelijk. Is dit er
niet, dan zou zelfsuggestie kunnen optreden.
Nuchterheid is boven alles noodzakelijk, wanneer wij ons willen ontwikkelen op het geestelijk
pad. Hoe meer wij doen, hoe meer wij de gevoeligheid van onze geestelijke voertuigen
opvoeren, hoe meer wij als mens ook leren om geestelijke impulsen stoffelijk weer te geven,
hoe belangrijker het is dat wij nuchter en redelijk blijven. Want de mens, niet in staat zijnde
de juiste verhoudingen van een geestelijke wereld geheel te kennen of in te zien en die althans
stoffelijk niet altijd controle vermag uit te oefenen en verlangt naar de openbaring die hem of
haar boven de gewone mensheid verheft, zal in vele gevallen zelf krachten enz. opwekken, die
niets met de geest te maken hebben.
Er zijn natuurlijk nog veel meer misvattingen. Een daarvan, die wel zeer sterk op de voorgrond
komt, is de gedachte dat er slechts een waarheid is. En dat die ene waarheid door een mens,
een groep mensen of een voor mensen bevattelijke openbaring op aarde kan worden
weergegeven. Ongetwijfeld is er één kosmische waarheid: maar deze waarheid toont vele
facetten, die elk door de mens en de geest geheel begrepen kunnen worden. Zij kan echter
niet in haar geheel worden overzien. Het is dus onmogelijk een volledige waarheid te kennen.
Hieruit volgt, dat wij nooit in staat zullen zijn alle problemen voor een ander op te lossen op
een voor die andere mens aanvaardbare wijze. Wij kunnen evenmin een ander alle krachten
geven op een voor hen of haar aanvaardbare wijze. Nimmer zullen wij gebruik kunnen maken
van de in ons bestaande gaven en mogelijkheden om elke mens op de juiste wijze gelukkig te
maken of op de juiste wijze tot geestelijke bewustwording te brengen.
De misvatting, dat een mens de enig zaligmakende wereld kan bezitten, is helaas niet beperkt
tot dogmatische kerken. Wij vinden haar heel vaak terug bij mensen, die aan geestelijk werk
doen of zich bezighouden met geestelijke en esoterische scholing: Geloof mij, de gedachte
alleen, dat er geen twee schijnbaar verschillende richtingen kunnen bestaan, die toch waar
zijn, is even dwaas als aan te nemen dat er maar één weg in een bepaalde richting kan lopen
of tot een bepaald doel kan voeren.
Dit houdt weer in, vrienden, dat er dus vele geestelijke scholen kunnen zijn, die elk hun eigen
methode van werken hebben, hun eigen wijze van zich openbaren en hun eigen procedure
voor verdere bewustwording. Het is niet de vraag, of deze dingen nu waar of niet waar zijn.
Tenslotte kunnen alle dingen een relatie hebben met de waarheid. Het is belangrijk, dat wij
persoonlijk en alleen voor onszelf (uitdrukkelijk alleen voor onszelf!) deze weg kunnen
aanvaarden en daardoor praktische resultaten kunnen verkrijgen. Zodra er problemen rijzen
t.a.v. opvoeding, huwelijk, dood, is dit zeer belangrijk. Want menigeen is geneigd juist
degenen, die hem na staan, in zijn eigen denkwijze mee te sleuren, te dwingen in een
bepaalde geloofs- en denkvorm. Onthoudt u: dit is een misvatting. U zult daarmee voor
degenen, die u lief hebt, eerder kwaad dan goed doen. U moogt er hun kennis van geven,
maar zelfs dat alleen binnen zekere grenzen. Binnen de grenzen van het voor die ander
aanvaardbare. U moogt nooit van hen verwachten, dat zij u op uw eigen pad zullen volgen.
Ditzelfde geldt voor ons in de geest overigens ook. Dan komen wij nu tot de kwestie van
inwijding. Ook over inwijding bestaat een reeks van misvattingen Een van de eerste is wel, dat
elke mens die een inwijding ondergaat, daarvan van het begin af aan weet zal hebben.
In de praktijk blijkt, dat de eerste drie trappen van een inwijding eerder onbewust dan bewust
worden doorgemaakt en dat men over het algemeen niet in staat is deze juist te omschrijven.
Men meent dat elke inwijding door het optreden van een stoffelijke of geestelijk kenbare
inwijder zal geschieden. Ook dit is niet altijd waar: uitgezonderd voor enkele der hoogste
graden van inwijding. Het is niet noodzakelijk, dat die inwijding gebeurt langs een voor u
stoffelijk kenbare weg. Het is alleen belangrijk, dat u daardoor in uzelve de geheimen ontdekt,
die noodzakelijk zijn om geestelijk ruimer, beter en rijper te leven. Dat u a.h.w. voor uzelf (uw
44
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 4 – Misvattingen

bewustzijn) de kennis van uw persoonlijkheid ontplooit en daarnaast leert de krachten en het


bewustzijn, dat gij in u draagt, op aarde ten bate van de mensheid - en bovendien zo nodig
ook ten bate van de geest, die nog niet het volle licht heeft gevonden - te uiten.
De mening b.v. "ik ben klaar voor een inwijding, nu zal ik dus op een gegeven ogenblik iemand
ontmoeten, die mij alles vertelt", is fout. De zaak ligt zo (dit is dus de ware geschiedenis van
een inwijding): U leeft. U hebt een bepaalde gedachtegang. Dan krijgt u een schok, een
tegenvaller. Daardoor gaat u anders denken. U overwint de tegenslag en u gaat verder, maar
u bent rijper. Er komt een periode van verveling, van saaiheid en droogte. U zou in deze tijd
dus het geestelijke werk of het andere werk dat u verveelt terzijde kunnen leggen en de
persoonlijke relaties die u vervelen kunnen verbreken. Doet u dit, dan is het voor u afgelopen:
dan gaat u niet verder. Maar als u die periode van traagheid van verlatenheid zou ik haast
zeggen - van suffe en droge verveling kunt overwinnen, als u daarin toch weer nieuw licht
vindt - al is het nog zo'n klein puntje - en dit voor uzelf tot centrum, maakt van uw werken en
streven, dan zult u ook die tweede fase hebben overwonnen. U zult dan uit die verveling een
juistere waardering hebben overgehouden voor al, wat er gebeurt. U zult voor uzelf een beter
inzicht hebben gekregen van wat voor u noodzakelijk is. Maakt u dit nu tot maatstaf voor elk
gebeuren op de wereld, dan mislukt u. Als u begrijpt, dat deze maatstaf voor uzelf geldt, een
soort sleutel is tot verdere bewustwording, dan gradueert u.
Daarbij behoeft niemand te pas te komen, zelfs niet een geest, die zich aan u openbaart. Dat
kan gebeuren door een boek of een paar woorden van een radiospreker of een grap die je in
de tram hoort, een filosofische, beschouwing van een taxi-chauffeur. Al deze dingen kunnen
inwijdingswaarden zijn. In alle gevallen is er sprake van een inwijder. Deze manifesteert zich
echter niet zoals u het verlangt, maar slechts zoals het voor het volbrengen van zijn taak
noodzakelijk is. Dit geldt zowel voor de stoffelijke als voor de geestelijke inwijder.
Men meent ook - en dat is ook een misvatting - dat elke ingewijde als zodanig kan worden
gekend. Wij hebben daarover reeds meer gesproken. Een werkelijke ingewijde zal nooit
verklaren, dat hij of zij dit is. Dat is in volkomen tegenspraak met de inwijding, die hij heeft
ondergaan. Zo iemand zal nooit als uw meerdere of leermeester optreden: wel als iemand, die
u helpt of steunt. U zult nooit door uiterlijke omstandigheden kunnen constateren: deze mens
is wel ingewijd en die niet. Slechts zij, die zelf een bepaald geestelijk bewustzijn hebben
bereikt, zullen in de aura van de ingewijde bepaalde kentekenen kunnen waarnemen. Het is
voor ons ook niet belangrijk, wie wel of wie niet is ingewijd. Belangrijk is, dat wij persoonlijk
naar een inwijding en een bewustwording streven. Doen wij dit, dan zal te zijner tijd door
beproevingen in het leven, door beproevingen in de geest ons wezen rijp en gevoelig gemaakt
worden, zodat wij bewust contact zullen kunnen opnemen, als dit noodzakelijk is, met
ingewijden in de stof of in de geest en die sleutels mogen verwerven, die ons niet op een
andere wijze zouden kunnen worden gegeven.
Men meent ook, dat sleutels in de inwijding altijd iets bijzonders zijn: dat ze bestaan uit
raadselachtige spreuken of uit geheimzinnige boekwerken, of zelfs misschien uit dingen, die je
alleen maar heel voorzichtig worden ingefluisterd. Ook dit is niet waar. De z.g. sleutels tot de
poorten der inwijding liggen voor iedere mens gereed. Zij behoren niet tot het verborgen pad:
zij zijn voor een ieder zichtbaar. Het is dan ook niet de kunst om een sleutel te vinden, het is
de kunst een sleutel te vinden, die je kunt gebruiken. Het kennen van een dergelijke sleutel (of
beter het erkennen) gebeurt meestal als volgt: Door een enkel woord, een enkele uitdrukking,
een raadselachtig gezegde kan opeens voor u heel veel, waar u tot nu toe geen mening
overhad samenvallen, alsof het de stukjes van een legkaart zijn, dat nu past. Een deel van de
puzzel krijgt plotseling lijn en tekening. Denk echter nooit, dat één sleutel voldoende is om alle
raadsels en vragen op te lossen, die voor een mens bestaan.
Een andere misvatting, die wij ook in het geestelijk werk nog wel eens tegenkomen, is de idee,
dat de mens zich vooral met het "hogere" moet bezighouden. En nu bedoel ik niet met de
hogere waarden van leven en streven, maar vooral met de hogere geheimen. Mensen, die
voortdurend filosoferen over de vraag, of God nu wel of niet bestaat en hoe en waar Hij
bestaat, zullen nooit tot een werkelijke inwijding komen. Deze dingen liggen buiten uw bereik.
Het geheim van elke inwijding is niet het overdenken van grote mystieke en mysterieuze

45
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 4 – Misvattingen

vragen of misschien het filosoferen over mogelijke samenhangen, maar het in


overeenstemming met eigen leven en beleven erkennen van voor u waardevolle samenhangen
in het eigen bestaan. Eerst wanneer u die geheel hebt verworven, zult u verder kunnen gaan.
Een andere typische misvatting, die wij bij sommige groepen wel heel sterk vinden, is dat de
mens door de geest kan worden ontheven van zijn stoffelijke verplichtingen. Mag ik
uitdrukkelijk constateren, dat dit nimmer het geval is! Alleen de mens, die bewust is geworden
van het feit, dat z.g. stoffelijke verplichtingen geen werkelijke betekenis hebben, kan deze
verwaarlozen en dan nog alleen, indien deze verwaarlozing voor hem of haar werkelijk zin
heeft, werkelijk voor hem of haar een innerlijke of stoffelijke verbetering brengt, die zonder dit
niet te bereiken zou zijn. De geest heeft andere gezichtspunten dan de mens, dit is waar. De
geest zal de mens haar eigen gezichtspunt voorleggen, ook dit is waar. De mens behoeft
echter dit gezichtspunt niet over te nemen, omdat hij in een andere wereld leeft en dus een
totaal andere instelling en ervaringen zal hebben dan voor de geest zelfs voorstelbaar zijn,
tenzij die geest pas is overgegaan. Zelfs dan kunnen diens raadgevingen over het algemeen
niet al te veel betekenen. Te veel de nadruk te leggen op een vergeestelijkt leven is even
schadelijk als een te groot materialisme.
Een grote misvatting, die wij altijd weer ontmoeten, is de gedachte dat goed en kwaad kunnen
worden gehanteerd als maatstaven in het leven. Goed en kwaad zijn geen feitelijke
maatstaven voor geestelijk of stoffelijk bestaan. Zij zijn maatstaven, die in ons aanwezig zijn.
Naarmate ons eigen wezen zich ontwikkelt, zullen de normen van goed en kwaad zich
eveneens ontwikkelen. Zo zullen wij dus onze houding tegenover de wereld voortdurend
moeten herzien. Het is niet mogelijk te zeggen: Dit is voor mij goed, dit is voor een ander
kwaad, of omgekeerd. Men kan slechts voor zichzelf bepalen: volgens mijn pad en mijn weg is
dit op dit moment aanvaardbaar en dat niet.
Het heeft dus ook geen zin om, aan de hand van geestelijke lezingen, ontvangen inspiraties,
waarnemingen uit de geest e.d. een oordeel over andere mensen te vellen. Wij kunnen ter
zake slechts ons eigen standpunt bepalen: en wij kunnen zeker - want dat hoort er tevens bij -
op grond daarvan onze houding bepalen tegenover die mensen, die handelen in strijd met wat
voor ons goed is. Want zij zouden daardoor onze gemoedsrust in gevaar kunnen brengen,
ofwel - wat misschien nog gevaarlijker is - ons kunnen verleiden onze innerlijke maatstaf, al is
het maar tijdelijk, te verloochenen.
U ziet, er zijn aan deze kwestie van geest en stof, van ontwikkeling van geestelijke gaven, op
aarde heel wat voorstellingen verbonden die niet juist zijn. Onthoudt u als grootste en meest
belangrijke maatstaf dit: Slechts datgene, wat zich in en door herhaalde proeven ook buiten
mij handhaaft als juist en onveranderlijk, kan ik aannemen. Geen gezag van geest, geestelijke
leermeester of anderen mag ooit mijn eigen oordeel verdringen. Wel mag ik overwegen, of ik -
door de lessen, die ik van anderen heb gekregen en de mogelijkheden die deze mij bieden -
misschien een andere weg zou moeten volgen. Denk niet, dat een geest ooit uw leven voor u
kan voeren. Stel u niet voor, dat de geest u ooit een kracht kan geven, wanneer u zelf niet
met haar harmonisch bent. Zo is het b.v. een misvatting te menen, dat het voldoende is te
zeggen: "God, geef mij kracht" en deze te bezitten, tenzij men eerst in zichzelf met God of de
geest, die men aanroept, een innerlijke harmonie heeft opgebouwd. Krachten kunnen alleen in
gelijkgestemde waarden optreden, worden overgedragen en eventueel worden uitgestraald.
Dus belangrijk is niet alleen de aanroeping e.d. Belangrijk is de harmonie, die wij tot stand
brengen.
Een misvatting, die ik ook nog even wil aanstippen is deze:
Men denkt vaak dat magie alleen kwaad is. Magie is niet goed en niet kwaad. Magie is het
gebruik van bepaalde wetten en mogelijkheden, die niet algemeen bekend zijn. Wanneer men
gebruik maakt van de magie, mag men dit - wil men redelijk en in de richting van het
lichtende verder streven - nooit voor zichzelf doen: ook niet méde voor zich, tenzij dit "mede
voor zich" slechts incidenteel is. Wanneer ik b.v. 100 man een dag mooi weer wil gunnen, zal
ik zelf natuurlijk ook mooi weer hebben. Maar mijn eigen belang mag nooit op de voorgrond
staan. In dergelijke gevallen is de magie niet alleen een belangrijk en goed hulpmiddel voor de
mens, maar is voor hem zelfs een van de wegen, die kan voeren tot grotere beheersing van
46
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 4 – Misvattingen

materie en geest, tot grotere zelfkennis en tot een steeds intenser en zuiverder contact met
hogere krachten.
Laat u nooit verleiden aan de hand van namen te oordelen, ook niet als men spreekt over
tovenarij of hokus-pokus. Bedenk altijd, dat wat voor U werkt en ten goede werkt, voor u juist
is. Houd er verder rekening mee dat hetgeen voor u niet werkt en voor u niet juist is, voor
anderen nog steeds aanvaardbaar kan zijn. Twijfelt u, of er sprake is van werkelijke krachten
(als bij sommige magnetiseurs e.d.), beoordeel dit dan aan de gebleken resultaten, mits u
voldoende deskundig bent om dit na te gaan.
Hiermede heb ik dan een grote reeks misverstanden behandeld.
Na al deze betogen over misvattingen moet ik ook nog even wijzen op de mogelijkheden om
een juiste geestelijke weg te volgen. En zo wil ik tot slot van mijn betoog nog een paar
spreuken citeren:
Indien gij in uw wezen slechts naar het lichte en het zuivere streeft en niets anders in uw
bewustzijn toelaat, dan zal gedurende de tijd, dat ge hierin slaagt, uw wezen geheel beveiligd
zijn tegen elke invloed uit het duister, het demonische of zelfs het dierlijke: en al, wat
gedurende die periode optreedt, zal in overeenstemming zijn met het goddelijk pad, dat voor u
in dit leven is bestemd.
Indien gij contact wilt opnemen met de geest, zo zult gij wel moeten beseffen, dat de mens
niet in staat is te bepalen welke geest en wanneer deze geest zal spreken. Het is echter
voldoende dat ge u openstelt en een intense wens tot contact met de geest tot uiting brengt -
voor zover uw vermogens daarvoor toereikend zijn - om dit contact inderdaad te ondergaan.
Vraag nooit naar de entiteit, gedefinieerd door naam en eventueel vroeger leven, tenzij voor
zuiver experimentele doeleinden. Indien ge echter ernstige geestelijke werkzaamheden wilt
volbrengen, zult gij niet achten op de persoon, die tot u spreekt of met u werkt, gij zult slechts
- vanuit uw eigen standpunt en u concentrerend op lichtende krachten - uitgaan van hetgeen
voor u juist en aanvaardbaar is.
Indien in uw leven onverklaarbare verschijnselen optreden, die mogelijkerwijs aan de geest
zouden kunnen worden toegeschreven, zo zult ge daaraan geen overbodige aandacht wijden.
Slechts indien zij zich voortdurend herhalen, zult gij voor uzelve trachten vast te stellen wat er
precies gebeurt en - u openstellend voor de geest - de vraag richten aan alle geest (dus niet
aan een bepaalde geest) wat hiervan het doel is.
Plagerijen van de geest, vooral de aardgebonden geest, kunnen voor de mens soms pijnlijk en
hinderlijk zijn. Indien men zich echter voortdurend instelt op het lichtende en de verschijnselen
eenvoudig negeert, zullen zij na een korte tijd te zijn toegenomen, verdwijnen. Want een
werkelijke geest, zelfs de meest duistere, kan er niet tegen te worden genegeerd, terwijl
gelijktijdig lichtende krachten zo sterk mogelijk worden verzameld.
Wees nooit bevreesd in uw contact met de geest. Zolang gijzelf het goede wenst, zal slechts
het goede tot stand kunnen komen, ook al lijkt het misschien in het begin anders.
Wees ervan overtuigd, dat alle geestelijke krachten des lichts voortdurend - volgens hun eigen
wijze en het schema dat voor hun leven, hun denken noodzakelijk is - bereid zullen zijn u bij te
staan. Gij zult nimmer alleen zijn, maar indien gij u op een bepaalde entiteit beroept, zult ge u
soms verlaten zien. Beroep u daarom steeds op de goddelijke kracht, ofwel op de lichtende
geest als geheel. Zo zult ge verzekerd zijn van een voortdurende ondersteuning door de
lichtende geestelijke krachten.
En met deze citaten uit leringen en lessen van meesters en andere docenten sluit ik mijn lezing
voor vandaag.

NOOT I
Als wij stellen dat het vertoeven op aarde door de geest ten hoogste een maand achtereen kan
worden volgehouden, moeten wij hierbij nog het volgende opmerken: Dit geldt het volledig en
met het gehele wezen op de aarde geconcentreerd zijn, dus in de aardse sfeer actief zijn. Het

47
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 4 – Misvattingen

houdt geen verband met eventuele contacten, die innerlijk en op geestelijke vlak met sommige
mensen op aarde b.v. tot stand zijn gebracht. Want deze kunnen door de geest ook in eigen
sfeer worden beleefd en in stand gehouden, zodat mag worden gesteld: directe concentratie
op de wereld en voortdurende activiteit op die wereld is beperkt tot ongeveer de periode van
één maand: dit in verband met de werking van een bepaalde heerser, die ook geestelijk
bestaat.

NOOT II
De trappen van inwijding, waarover werd gesproken, kunnen in het kort (althans wat de eerste
betreft) als volgt worden gedefinieerd:
Eerste trap: Erkenning van de mogelijkheid tot uitbreiding van eigen wezen, verwerving van
een geringe zelfkennis en het verrichten van de eerste geestelijke activiteiten. Deze laatste
worden niet altijd reeds als zodanig erkend.
Tweede trap: De ontwikkeling van een grotere gevoeligheid en een zekere harmonie, terwijl
tevens de geest in deze periode begint uit te treden en belevingen te ondergaan, die ten dele
als droom worden teruggebracht. Hierbij is een intenser contact met de geest mogelijk, zodat
de ontwikkeling van geestelijke gaven een aanvang kan nemen. Er is dan sprake van het
bezitten van nieuwe werktuigen, waardoor geestelijke problemen duidelijker worden
omschreven. De relatie tot de wereld wordt meer die van een dienende.
Derde trap: De innerlijke ontwaking tot een persoonlijke wereldbeschouwing, waarbij ook het
Godsbegrip persoonlijk wordt gedefinieerd. Het werken met God maakt vaak bij het vorderen
van deze fase deel uit van het leven en wij krijgen bovendien zelfopenbaringen, ook vaak
bepaalde goddelijke openbaringen (eventueel krachten) en verlichte of inspiratieve gedachte.
Vierde trap: Deze houdt in het begrip van de verhouding stof/geest en het werken in geest en
stof, ofschoon niet altijd stoffelijk geheel bewust, maar toch daaromtrent wetend. In vele
gevallen tevens een sterke drang naar vergeestelijking, die echter na verloop van tijd de stof
toch weer gaat bezien en in een nieuw schema gaat gebruiken.
Vijfde trap: Deze omschrijven dan de verdere ontwikkeling hiervan.
Zesde trap: zich bewust worden van b.v. de uitstraling van voorwerpen, bloemen, dieren en
mensen: het zich scherp bewust worden van sfeer: het leren eigen gedachte te richten en van
die gedachte gebruik te maken, wat dikwijls gepaard gaat met de ontwikkeling van kennis der
magie, een instinctieve kennis van het vroeger gebeuren, vergroot begrip voor levenswaarden
en esoterie, een scherper inzicht in de grondwaarden van velerlei leringen en openbaringen.
Deze zes trappen tezamen worden gevolgd door drie volgende trappen, die elk de mogelijkheid
van de persoonlijke ontwikkeling inhouden. Hier ontstaat een splitsing, zodat niet allen vrijwel
hetzelfde zullen doormaken.
Elk van die trappen betekent over het algemeen het leren erkennen van een bepaalde
geestelijke kracht, het ervaren van zekere geestelijke mogelijkheden en het in stof en geest
uitdragen daarvan.
Hebben wij deze eerste 9 fasen gehad, dan blijkt dat er nog twee dergelijke groepen volgen,
waarbij de laatste groep van 9 altijd een bewust contact inhoudt met inwijders, terwijl de
tweede groep van 9 dit contact soms wel kent, ofschoon het niet noodzakelijk is.

DE MANIFESTATIE DER HARMONIE


Wanneer een mens spreekt over harmonie, zal hij ongetwijfeld - tenzij hij geestelijk is
ingesteld - in de eerste plaats aan een verzameling blaasinstrumenten denken. Bij deze
blaasinstrumenten nu wordt verwacht dat een goede samenklank van alle verschillende uit
koper vervaardigde toeters een aangenaam en melodisch geheel vormt. Wat de mens betreft,
zouden wij het begrip harmonie op een ongeveer gelijke wijze kunnen uitdrukken. Wanneer
n.l. het "ik", dat bestaat uit stof en uit geest, in zijn geheel een harmonie kan vinden met de
kosmos, is het duidelijk, dat de eendracht, die tussen stof en geest bestaat, op elk niveau
waarop het wezen zich uit, geheel wordt geopenbaard.
48
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 4 – Misvattingen

Stellen wij nu, dat er een mens bestaat, die - zij het met veel moeite - deze innerlijke
harmonie tussen geest en stof tot stand wist te brengen. Hij zal dan een rust en een geluk
kennen, waardoor hij op de buitenwereld zuiver reageert. Hij heeft immers geen bindingen
meer met die buitenwereld in verband met eigen belangen of eigen wensen en angsten. Hij
neemt de zaak a.h.w. zoals zij is. En dit geldt ook, wanneer een geestelijke kracht zich
openbaart. De innerlijke eenheid aanvaardt die geest wel, maar zij ziet deze a.h.w. onpartijdig,
zonder angst, zonder haast, zonder begeren. Zo zullen alle openbaringen, die in Gods
werkelijkheid plaatsvinden, voor een dergelijke persoon duidelijk en aanvaardbaar zijn. Zo is
hier reeds sprake van een manifestatie van harmonie: de innerlijke harmonie wordt n.l.
geopenbaard in een steeds grotere harmonie met de kosmos en de steeds meer bewuste
erkenning van hetgeen daarin werkelijk bestaat.
Nu zal deze mens natuurlijk niet stil blijven zitten en als een soort glimlachende Boeddha of
geluksgod afwachten wat de wereld brengt. Integendeel, de innerlijke harmonie gevoegd bij
het contact met de kosmos, brengt in hem de noodzaak teweeg zich te openbaren, zich te
uiten. Want hij heeft in Gods werkelijkheid, in deze kosmos, een zeer bepaalde en - door zijn
innerlijke gesteldheid - ook aantrekkelijke taak, een opdracht. Deze opdracht gaat hij nu
vervullen.
Wanneer die mens in de stof leeft, komt hij tot daden, die in overeenstemming zijn met de
goddelijke kracht, de goddelijke werkelijkheid. Hij manifesteert niet alleen eigen harmonische,
verhoudingen in de u bekende wereld, maar tevens de harmonie, die hij met het
Groot-Kosmische bezit. Zo zullen zijn daden, handelingen en gedachte geheel gegrond zijn op
de kosmische wet. Elke keer dat deze harmonische mens een daad stelt in overeenstemming
met die wet, wordt hij zich zuiverder van zijn eigen betekenis bewust. Een betekenis wel te
verstaan, die wij niet in een zuiver stoffelijke zin kunnen omschrijven. Want geest en stof zijn
immers in God tot eenheid geworden, vormen gezamenlijk de openbaring, de schepping. Zo
zal elke stoffelijke handeling die uit harmonie wordt geboren, het werkelijke "ik" ook op elk
geestelijk niveau openbaren, omschrijven, vaststellen.
De mens groeit tot een eenheid, die als de levensboom, wortelend in de materie, zich voedend
nog met stoffelijk gebeuren, toch oprankt tot de hemel waarin de scheppende macht zelve zich
in het verblindend vormloze openbaart. Hij kent elk deel van zijn wezen: bij erkent de taak,
die hij in elke sfeer en in elke wereld beeft. Hij weet nu: zo ben ik. De harmonie manifesteert
zich verder. Want dit "zo ben ik" betekent ook: zo is mijn kosmische waarheid. Zo is mijn
wezen, wanneer eenmaal de volmaaktheid is voltooid. En wanneer er tekortkomingen zijn,
tracht het wezen deze onmiddellijk aan te vullen. Iemand, die zover is gekomen - ongetwijfeld
door zelfbeheersing, zelfkennis en door steeds bewust en zonder vooroordeel te handelen - zal
dus afwisselend nu in deze dan in gene wereld of sfeer zijn persoonlijkheid openbaren. Er
ontstaat in hem niet slechts een contact met de kosmos maar bovendien een zeer persoonlijke
binding, van sfeer tot sfeer.
Een mens, die dit in een betrekkelijk hoge mate van volmaaktheid bereikt heeft, openbaart
rustig de hoogste kosmische krachten op een stoffelijk vlak. Omgekeerd zet hij het stoffelijk
beleven, lijden, streven en genieten in hoog-kosmische waarden om. Alles wat in zijn wezen is,
wordt voortdurend overgebracht naar de wereld, waarin het tot aanvulling van het "ik" kan
dienen, waar het de werkelijke harmonie van het "ik" vergroot en daarbij de kosmische
vervulling van het "ik" steeds meer benadert.
Het is interessant na te gaan, waartoe dergelijke manifestaties van harmonie in een mens
kunnen voeren. Ik herinner mij, dat - het is al enige tijd geleden - er in een Ishartempel een
ingewijde was, die inderdaad deze harmonie had verworven. Hij genoot enige roem in de stad,
omdat hij o.m. een uitnemend genezer was, die duivelen wist uit te drijven en zelfs de
vlammen van kaarsen deed rijzen of neerdalen, olielampen deed doven of ontvlammen naar
zijn eigen genoegen. En dit alles zonder de ongetwijfeld vindingrijke hulpmiddelen, die zijn
broederpriesters voor zulk een gebeuren meenden te moeten gebruiken. Het is duidelijk dat hij
o.m. door zijn te grote kennis van al, wat er gebeurde gevaarlijk werd en men besloot hem
voor het gerecht te dagen.

49
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 4 – Misvattingen

Nu gebeurde er iets heel vreemds. Juist toen men hem in hechtenis nam, en voor een
priesterlijke rechtbank wilde geleiden, kwam een meisje aanlopen en vroeg zijn hulp voor
iemand, die op sterven lag. Getuigen verklaarden, dat deze mens op twee plaatsen tegelijk
werd gezien, want hij was bij de rechtszitting aanwezig, terwijl hij gelijktijdig in een andere
stadswijk een vrouw, die door het onjuist hanteren van een molensteen was verwond, het
leven redde. Dit verhaal is later een legende genoemd, maar ongetwijfeld hebben de priesters
van Ishtar zich wel zeer geërgerd, toen zij na de veroordeling te hebben uitgesproken en deze
mens in het vuur te hebben geworpen hem zich rustig zagen louteren en zonder meer uit de
vuurput stijgende, deze zagen verlaten en door een muur wegwandelen. Men zegt dat deze
ingewijde nog vele jaren heeft geleefd in het Perzisch gebied.
Een dergelijk verhaal is op zichzelf natuurlijk zeer interessant. Maar wij vinden in het geloof
soortgelijke manifestaties van vele personen vermeld. Jezus b.v. doet wonderen. Hij wandelt
over de wateren: hij doet stormen bedaren. De Boeddha weet precies wanneer iemand zal
sterven: o.m. wist hij dat van zijn vader. Hij geneest zieken: hij leest het leven der mensen af:
hij is meester over alle dieren. En als wij bij anderen zoeken, die misschien minder bekend zijn
(de bekendste van hen is de Romeinse ingewijde Apollonius), dan horen wij soortgelijke
geschiedenissen. Men is op twee plaatsen tegelijk: men wekt doden op: men beheerst
elementen, men weet wat leeft in de harten van anderen. Ik zou zeggen: Dit nu is voor het
lekenstandpunt wel de directe manifestatie van de harmonie. Want iemand die innerlijk
harmonisch is en in zijn streven stoffelijk en geestelijk tot een voortdurend grotere
zelfrealisatie komt, is ook harmonisch met alle levende krachten in het Al. Wanneer deze mens
tekort schiet, zo zijn a.h.w. de krachten van sterren en engelen gegeven om hem aan te
vullen. Hij regeert over de levenskracht en over de elementen. Hij kan zichzelf in elke toestand
verplaatsen en veranderen. Hoe jammer, dat dergelijke bewustwordingen zo weinig op deze
wereld voorkomen. Alleen reeds het verschijnsel van de ogenblikkelijke verplaatsing zou in
deze tijd misschien een goede oplossing zijn van verkeersproblemen op spitsuren.
Maar zouden er dan nog spitsuren zijn? Want deze schijnbaar niet passende grap heeft zin.
Wanneer ik innerlijk de harmonie heb gevonden en deze metterdaad op mijn laagste niveau bij
wijze van spreken (dus stof of geest) openbaar, maar daaraan deel heb met mijn hele wezen,
zal ik precies wéten hoe en waar te gaan. Verkeer, al is het nog zo druk, betekent nooit een
opstopping voor mij. Ik voel aan waar ik mij bewegen kan en waar niet, ik voel aan waar ik
thuis hoor: ik voel aan waar ik iets bereiken kan en waar ik verder moet gaan. Immers, door
het erkennen van wat in anderen leeft, wordt deze harmonie ook gemanifesteerd door de altijd
juiste handeling, niet alleen voor jezelf maar ten aanzien van het totaal zijnde. U vindt
waarschijnlijk, dat de laatste voorbeelden wat erg sterke staaltjes zijn. Maar stel het dan
anders: Indien een mens innerlijk tot rust komt, zijn geest en stof tot evenwicht brengt,
voortdurend leeft in een volledig evenwicht van geest en stof, natuurlijk zichzelf leert kennen
in geest en stof want hij is in beide gebieden actief, hoe zal deze mens dan ooit kunnen falen?
Want zoekend naar het evenwicht met de kosmos is hij niet meer een persoon, die handelt,
maar een deel van Gods volmaaktheid: en als zo danig manifesteert hij zich overal in
overeenstemming met die volmaaktheid en volledig.
Hoe groter de innerlijke eenheid, hoe groter de harmonie met de kosmos hoe zekerder is het
beeld van iemand, wiens beleven - ook zelfs in de stof- volmaakt wordt. Niet in menselijke zin,
maar door voortdurend juist en harmonisch te voldoen aan alle noodzaken en behoeften van
alle mensen, voortdurend juist en goed te reageren op alle invloeden en bovenal juist
erkennen en zo nodig openbaren van de achtergronden van alle dingen. Ik meen hiermede dit
mij gegeven onderwerp redelijk juist en duidelijk te hebben belicht.

DE DWAASHEID
"Ik ben wijs," zei de dwaze en bewees zijn dwaasheid door zich wijs te noemen. "Ik ben
dwaas," zei de wijze en openbaarde zijn wijsheid in het erkennen van zijn eigen dwaasheid.
Deze oude spreuk definieert het begrip van dwaasheid, zoals deze onder mensen zo vaak
voorkomt en ook aan de geest in sommige sferen niet geheel vreemd is. Men denkt vaak, dat
de dwaasheid de onjuiste handeling is of de impulsieve handeling. Maar deze zijn voorbijgaand

50
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 4 – Misvattingen

over het algemeen van minder belang. De grote dwaasheid echter is de zelfoverschatting, de
onjuiste waardering van ons wezen en de mogelijkheden daarvan. Dwaas is men pas op het
ogenblik, dat men zegt te zullen volbrengen wat men niet kan volbrengen om vervolgens
anderen de schuld te geven van eigen falen. Indien wij deze stelregel huldigen, is de
dwaasheid op de wereld soms overstelpend.
Een goed voorbeeld van een wijze dwaas vinden wij in de narren uit het verleden. De narren
waren z.g. dwazen, die door hun vrijheid van handelen en spreken vaak de bitterste waarheid
met een glimlach aan de mensen wisten te brengen.
Er was eens een vorst, die zeide: " Waarom zou ik niet allen doden die tegen mij zijn?" Zijn
nar antwoordde:"Sire, zoudt u wel genoegen nemen met zo'n klein volk?" Hierdoor gaf hij de
vorst te verstaan: Vriend, je moet jezelf veranderen, want er zijn er te veel tegen je. Dat speel
je nooit klaar. De vorst was de dwaas, omdat hij meende dat hij zijn wil aan iedereen zonder
uitzondering kon opleggen.
Een ander voorbeeld van een grote dwaasheid in de moderne tijd is het volgende: Wij lezen
n.l. in een kort geleden verschenen verslag van een groot internationaal lichaam. "Na dus te
hebben geconstateerd, dat door de verwarde verhouding in het land in kwestie daar een
ingrijpen voor ons thans niet redelijk mogelijk is, zullen wij ons ertoe beperken de bestaande
toestanden te handhaven." Anders gezegd zou men dat moeten vertalen. We weten niet wat
we op het ogenblik moeten doen, want de zaken zijn zo verward dat wij geen inzicht krijgen in
de mogelijkheden. Omdat dit zo is, zullen wij deze verwarring zo lang mogelijk handhaven.
Mij dunkt, dat de dwaasheid hiervan wel sterk in het oog springt en bovendien de even grote
dwaasheid van het sparen van de bekende geit en de nog meer bekende kool. Nu mogen wij
wel verwachten dat de moderne wereld de kool niet wil sparen, omdat zo meent dat de
kindertjes daar vandaan komen. Trouwens in dat geval zou het voordeliger zijn koolvelden aan
te leggen dan kinderbijslag te verlenen. En de geit zal men ongetwijfeld ook niet sparen om
zijn schoonheid, zijn levendigheid of zijn buitengewone geur. Zo rijst de vraag: Waarom wil
men beide dingen sparen? En het antwoord van de dwaas is: Omdat wij nooit een beslissing
mogen nemen, waarbij wij óf de kool of de geit zouden sparen, ofwel beide vernietigen. Wij
moeten beide gelijk behandelen. Deze zogenaamde gelijkheid van behandeling heeft hier en
daar zelfs de spotnaam democratie mogen krijgen.
Een mens, die echter enig begrip van de werkelijkheden van het leven heeft, zal beseffen dat
het gehele leven bestaat uit het voortdurend doen van een keuze en het aanvaarden van de
gevolgen daarvan. Ieder, die iets tot stilstand dwingt om zich zo aan aansprakelijkheid te
onttrekken, is een dwaas. Want in plaats van meester over de feiten te zijn, wordt hij door de
feiten gedreven: en meestal juist daar, waar hij niet wenst te gaan.
Neen, vrienden, dwaasheid komt op de wereld vaak voor: ik zou haast zeggen: in alle tijden en
juist dan wanneer de mens weigert zichzelf te zien zoals hij is en weigert te begrijpen wat hij
wél en wat hij niet mag doen, wat hij wel en niet presteert. En verder toont hij zijn dwaasheid
door te weigeren een bepaalde keuze te doen en de normale aansprakelijkheid van het leven
volledig te aanvaarden. Ik zou misschien nog een derde vorm van een veel voorkomende
dwaasheid kunnen geven. Er zijn n.l. mensen, die menen dat - wanneer je iets niet
metterdaad kunt doen - het voldoende is om het in woorden voor te stellen, dan wel erover te
dromen. Een dergelijke dwaasheid zien wij b.v. wanneer een bepaald rijk aankondigt: "Wij
hebben de condities van ons Vijfjarenplan ook dit jaar meer dan vervuld, ja, met 20 %
overschreden."
Men stelt dan cijfers in de plaats van een werkelijke productie. En u moet mij niet kwalijk
nemen, dat ik meen dat slechts een dwaas meent dat je eieren die kippen wel volgens de
statistiek, maar niet reëel hebben gelegd, kunt gebruiken om er roereieren van te maken. Zo
is m.i. dan ook de kern van de dwaasheid de angst van de mens voor het leven, zijn
voortdurende neiging tot zelfbedrog en vooral zijn weigering om de werkelijkheid onder ogen
te zien. Geestelijk gesproken zouden wij dan ook mogen stellen: Mens, indien je de
werkelijkheid niet durft aanvaarden, als je uitvluchten gaat zoeken, als je meent dat je je kunt
onttrekken aan datgene, wat het leven jou heeft opgelegd, als je meent dat je anderen

51
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 4 – Misvattingen

aansprakelijk kunt stellen voor je eigen fouten dan ben je een dwaas. Want als dit in de wereld
-althans uiterlijk - nog aanvaardbaar gemaakt kan worden, je zult nooit je gehele wezen
innerlijk kunnen overtuigen van de juistheid van je handelen, van je denken, misschien ook
van je terughoudendheid, de juistheid van het geven van de schuld aan anderen. Innerlijk zul
je de waarheid altijd moeten beseffen. Er komt een ogenblik, dat alle stoffelijke verblinding,
alle misleiding en zelfmisleiding wegvallen. Dat is het ogenblik, dat je alleen staat tegenover
het beeld van je werkelijk wezen: de vuurproef, het oordeel, dat een ieder wacht, wanneer bij
de stoffelijke dreven heeft verlaten en de mogelijkheid heeft een plaats te verwerven in een
wat meer aangename en vrijere wereld. Zij, die zich te sterk op dit zelfbedrog hebben
verlaten, de dwazen die meenden het leven met woorden en gedachte te kunnen vormen,
zonder deze ooit metterdaad te ondersteunen, zullen dan vluchten, omdat zij het beeld van
hun eigen werkelijkheid eveneens willen ontvlieden. En dit is wel de meest suprème
dwaasheid, die er bestaat. Want een mens kan slechts aan twee dingen nimmer ontkomen.
Het eerste is zijn werkelijk "ik", en het tweede is de God, Die hem heeft geschapen.
Lach rustig over de kleine dwaasheden van de mensen, die misschien zo dwaas niet zijn als ze
lijken en in vele gevallen eerder narrenwijsheid bevatten. Maar lach niet te veel over uw eigen
dwaasheid in het leven, wanneer u ze erkent. Neem deze au sérieux. Want het is een zeer
ernstige zaak. Elke dwaasheid, die je bewust a.h.w. in een sfeer of leven begaat, zul je moeten
boeten of herstellen, voor je verder kunt gaan in een volgende en betere wereld.
Tracht ook nooit wijzer te zijn dan God, de natuur of de kosmos. God weet heus wel waarom
Hij de dingen heeft geschapen, zoals Hij het deed. Het zou dwaas zijn Hem voortdurend te
willen verbeteren.
Er zijn mensen, die.... ik wil u niet te lang meer bezighouden, maar ik heb een prelaat gekend,
die zo godsdienstig was, dat het hem voortdurend heeft gespeten, dat hij in de
scheppingsdagen niet naast God heeft mogen zitten, want hij meende dat de schepping dan
ongetwijfeld beter zou zijn geweest.
Vrienden, zo iets is dwaas nietwaar? Maar is het dan ook niet dwaas, wanneer u probeert door
oordeel en veroordeling, door daden en onthoudingen uw mening uit te spreken over datgene,
wat uw Schepper heeft vastgelegd en voor u gedaan? Is het niet dwaas te willen leven in de
geest, wanneer je in de stof bestaat? Of de geest te willen ontkennen, hoewel je weet dat zij
de werkelijke inhoud zelfs van het stoffelijk bestaan vormt? Laat ons daarom niet dwaas zijn,
maar trachten verstandig te handelen door aandacht te wijden aan stof en geest. Door God en
de natuur te aanvaarden als gaven of lasten, die ergens en te eniger tijd ons hun juistheid
zullen bewijzen en te streven naar evenwichtigheid in ons wezen, zal het ons mogelijk zijn
Gods wijsheid in alle dingen te beseffen, zelfs in die, welke wij thans verwerpen. Zo zullen wij
deel worden van de werkelijke volmaaktheid.

GEDACHTE.
Er zijn mensen, die hebben gedachte.
Dat is een warboel, een wirwar, een gaan, een komen en dromen en stille-staan van ideeën,
die nooit tot een oplossing komen.
Zo tezaam zijn die gedachte, buiten alle verwachten een verknoping, waardoor je tot stilstand
gekomen niet voort durft te gaan.
Maar kun je in een menselijk bestaan gedachte beheersen en kun je ze richten, kun je
gedachte op licht concentreren en uit je gedachte als krachten doen lichten, dan kan uit
gedachte op aarde geboren het goddelijk zonnegloren zich openbaren.
Dan kan de kracht der gedachte voor lijden en ziekte, voor nood en voor wanhoop mensen en
zelfs geesten bewaren.
Zo gebruik de gedachte waarvoor ze zijn gegeven, om bewust te zijn van de kosmische kracht,
van jezelf en zelfs van het leven en dit te voegen tot een harmonie, waaruit dan uiteindelijk
ontstaat het kosmisch licht, zodat voor al, wat leeft de poort van de eeuwigheid openstaat.

52
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 5 – Magie en vrijheid

VIJFDE LES - MAGIE EN VRIJHEID

Het is voor de mens en ook voor de geest zeer belangrijk om vrij te zijn en wel om de ware
vrijheid te kennen. Ware vrijheid kan nooit verworven worden, als wij trachten elk
hinderpaaltje, dat wij op ons pad vinden terzijde te schuiven. Vrijheid kan in geen geval
worden genoemd: het volledig verwerkelijken van eigen wil en bedoelingen zonder
beperkingen. In dit geval is men de gevangene van zijn eigen instincten en heeft men over het
algemeen een hardere slavernij te verduren dan als men tijdelijk en ten dele beheerst wordt
door omstandigheden of wetten buiten het "ik".
Nu heeft de mens echter een groot aantal impulsen, die niet langs normale maar wel langs
paranormale weg zouden kunnen worden verwerkelijkt. Hij krijgt daardoor dus mogelijkheden,
die het normale leven zonder meer niet biedt en kan deze gebruiken om zijn persoonlijkheid
sterker uit te drukken en eigen wil meer concreet te verwerkelijken.
Men noemt deze magie in de meeste gevallen een soort tovenarij. Ik wil voorop stellen, dat zij
dit in geen geval is. De werkelijke magie is gebaseerd op kosmische wetten. Deze kosmische
wetten worden in het menselijk leven dikwijls verwaarloosd, terwijl men bovendien in het
stoffelijk leven van de mens over het algemeen de samenwerking met andere sferen en
krachten vergeet of zodanig formaliseert, dat ze voor een bepaald doel zonder meer niet zijn
te gebruiken. Wij kunnen natuurlijk onze vrijheid, voor een deel verwerven, als wij iets van
magie afweten. Begrijp goed, dat het niet in de bedoeling ligt u tot een praktiserend magiër te
maken. Wel wil ik u er op wijzen, dat er middelen zijn om meer en intenser jezelf te zijn en
een grotere continuïteit van leven te verkrijgen, ongeacht de overgang tussen wereld en sfeer
of sfeer en sfeer.
De allereerste gedachte van de mens in magisch verband waren de verklaring van het
onbekende, de behoefte voor het "ik" zekerheid te verwerven en een poging eventuele kwade
krachten af te kopen: Vandaar is de mens verder gegaan en heeft zeer vele denksystemen
ontwikkeld, die elk een magische betekenis hebber. Een voorbeeld daarvan is de z.g.
sterrenmagie der Chaldeeën, welke later ten dele is omgevormd tot astrologie.
Zij berust op het erkennen van kosmische invloeden en het verwerkelijken van deze invloeden:
en op een deel dat wij in de astrologie niet vinden n.l. het zozeer met nadruk suggestief naar
voren brengen van een bepaalde mogelijkheid, dat deze met zekerheid verwerkelijkt wordt.
Hier had dus de mens een mogelijkheid gevonden om voor hem belangrijke tentlenzen met
grote kracht in de wereld tot uitdrukking te brengen. Daarnaast vinden wij de z.g. religieuze
magie, waar b.v. goden of engelen in het geding worden gebracht. Maar ook dezen worden
alleen gebruikt om voor de mens belangrijke zaken tot stand te brengen. De Dodenboeken van
Egypte en van Tibet, verschillende dodengebruiken en magische dodenritualen op praktisch
alle plaatsen ter wereld tonen ons, hoe men de mens beschermt o.m. met magische spreuken.
Deze magische spreuken zijn bedoeld om een vaste relatie te scheppen tussen de mens en de
geestelijke krachten, die hij ontmoet.
Het heeft weinig zin u hier een volledige geschiedenis van de magie te geven. Maar wel is het
interessant te zien wat de mens hiermede eigenlijk heeft beoogd. Altijd weer heeft hij getracht
zijn eigen wezen in contact te brengen met de hoogste of de meest vredige wereld, daaruit zo
groot mogelijke baten te verkrijgen en deze - indien enigszins mogelijk - ook in de stof te
genieten. Hier ligt nu het directe verband met vrijheid. Wij zijn vrij. Vrij wil dan zeggen:
binnen de perken ons gesteld, door de kosmos, ons eigen wezen en bovenal de goddelijke
wetten, die al het geschapene beheersen. Maar deze vrijheid berust voor een zeer groot
gedeelte - meer dan men pleegt te beseffen - op het eigen "ik". Hoe deze vrijheid allereerst te
ontleden? Wanneer ik uitga van begrippen als zonde, schuld, verdelging of hellepijnen, kom ik
tot een wereldconcept, waarbij een ieder mij met een klein tikje suggestie en wat lering kan
dwingen gijn mening als de enig juiste te aanvaarden of zelf een hellestraf te ondergaan, als ik
53
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 5 – Magie en vrijheid

weiger dit te doen. Een beperking van geestelijke vrijheid komt door het zondeconcept tot
stand.
Hoe is dit te rijmen met de attributen, die men aan een kosmische Godheid toedenkt? Deze
zijn immers alomtegenwoordigheid, almacht en alwetendheid. Er zijn er meer, maar deze drie
zijn voldoende, want een God, Die alles weet, weet ook welke fouten wij zullen of kunnen
maken. Een God, Die alle krachten bezit, kan ons de kracht geven om een dergelijke fout te
maken, Hij kan ze ons ontnemen. Een God, Die alomtegenwoordig is, zal elke daad niet alleen
kennen, maar Zelve mede begaan, omdat deze slechts door Zijn werking en kracht kan
worden gesteld. Een God, Die ons straft op grond van handelingen, welke mede door Hemzelf
werden geïnstigeerd, te voren geweten en ondersteund, is geen ware God, want Hij is niet
rechtvaardig: En van een God mogen wij toch rechtvaardigheid boven alles vragen. Misschien
zullen sommigen van u dit manichaeïsme noemen. Het is het niet. Het is een nuchtere en
logische beschouwing van de feiten. Wanneer wij dus zondigen, kunnen wij toch nooit
zondigen tegen God. Onze zonde zal ooit in feite en werkelijk tégen de kosmos of de natuur
zijn gericht. Elk begrip van zonde is dus uit de mens zelf geboren. Het is 'n strijd tussen zijn
daden en zijn ideaal van handelen, zoals hij deze in zijn gedachte vormde. De consequenties
hiervan zijn zeer vele.
Ten eerste: Al mijn handelen moet ik baseren op datgene, wat voor mijzelf rechtvaardig,
aanvaardbaar en redelijk is.
Ten tweede: Ik behoef mij nooit af te vragen, of God mij zal helpen of niet zal helpen. De
daad, die ik stel, impliceert reeds de hulp of de onthouding van het Goddelijke.
Ten derde: Alle dingen zijn mogelijk en alle daden zijn toelaatbaar, maar alle daden die wij
bedrijven tegen onszelven betekenen een verblinding van ons wézen. Wij worden daardoor
afgeremd. Deze afremming openbaart zich in onze bewustwording, die - op gelijk peil blijvende
- ons b.v. kan dwingen tot hernieuwde incarnaties of tot een verblijf in meer duistere sferen.
Ten vierde: Wij hebben nooit en te nimmer het recht een oordeel uit te spreken omtrent
gebeurtenissen buiten ons. Wanneer wij dit doen, dragen wij daarvoor mede de
aansprakelijkheid, zelfs indien ons oordeel afkeurend is geweest.
Ten vijfde: In alle handelingen en gedachte, alle instellingen en intuïties, geldt voornamelijk en
vooral in hoeverre het "ik" tot een ware openbaring van zijn wezen komt. Deze ware
openbaring kan nooit op een zuiver stoffelijke grondslag berusten, maar dient altijd het gehele
wezen te betreffen, stof en geest. Slechts op deze wijze is voor de mens bewustwording
mogelijk.
Schijnbaar bevatten deze regels aan de ene kant een zeer grote vrijheid. aan de andere kant -
eveneens schijnbaar - een even sterke en grote beperking. In feite echter bevatten zij geen
van beide. Zij zijn een zuivere weergave van hetgeen voor de mens werkelijk belangrijk is en
hem verder doet gaan op het persóónlijk pad van inwijding en bewustwording, dan wel hem
daarvan terughoudt. Banden met de geest, geestelijke meesters, geestelijke krachten en al
wat dies meer zij, komen hierbij niet ter sprake. Men dient dit goed te begrijpen: Wanneer wij
beginnen met de magie, zullen wij die binding wel tot stand brengen. Vergeet niet, dat het
begrip magie alles omvat, wat een band tussen mens en God, mens en geest of mens en
demon tot stand brengt, tot uiting brengt of op enigerlei wijze versterkt, dan wel verzwakt (
ook dat zelfs). Een gebed is een magische handeling. Elk sacrament, b.v. de doop, is een
magische handeling. Een eedsformule is een magische handeling.
En zo kan ik doorgaan. Zoek hier dus niet het buitengewone, maar beperk u rustig tot het feit,
dat de mens steeds weer zijn God, bepaalde geesten of krachten in zijn leven inschakelt. Wij
kunnen nooit vrij zijn, indien wij een ander boven onszelf stellen buiten God, zoals Hij in ons is
geopenbaard. Als ik geloof aan een bepaalde godheid in mijzelf en ik leg een eed af op een
algemeen godsconcept met de woorden "zo waarlijk helpe mij God almachtig", dan heb ik in
feite in mijzelf een strijd geschapen tussen mijn persoonlijk godsconcept en de godheid,
waarop ik mij beroep. Dit betekent, dat deze contradictie zowel geestelijk als stoffelijk in mij
kenbaar wordt en een beperking is van mijn vrijheid.

54
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 5 – Magie en vrijheid

Nu wil ik uitgaan van wat voor ons in deze groep zeer belangrijk is: t.w. te leren hoe te leven,
te leren hoe het paranormale te waarderen en in eigen leven mede werkzaam te maken. En
ten laatste: hoe voor het eigen "ik" en zo mogelijk de wereld daar omheen een zo snel en zo
groot mogelijke bewustwording kan worden verwerkelijkt.
Alles wat ik doe heeft zijn vaste betekenis in de kosmos. Wanneer het niet door mij wordt
verwerkelijkt, wordt het door anderen verwerkelijkt. Niets wat tot werkelijkheid moet worden,
blijft binnen de schepping ongeuit. In ons eigen leven geldt dit evenzeer. Wanneer wij de steun
verwerven van een geest of een godheid, kan dit nooit inhouden, dat de schepping zelve
daardoor daadwerkelijk wordt veranderd. Wij zullen dan echter déél hebben aan werkingen en
gebeurtenissen binnen die kosmos, die gewoonlijk buiten ons om zouden gaan. Onze vrijheid is
er dus één van vergroting of vermindering van deelgenootschap, zodra wij ons bezighouden
met de geest. Een geestelijke meester kan voor u soms een zeer grote emotionele en zelfs ook
mentale waarde bezitten. Hij kan u inwijden in bepaalde kosmische gebruiken, hij kan u als
een soort licht vooruitgaan en u duidelijker doen zien wat u doet en waarheen u moet gaan.
Moeten wij echter deze geestelijke meester zien als een kosmische kracht? In 99 van de 100
gevallen: neen. Een dergelijke meester kan n.l. in u alleen datgene stimuleren, wat reeds in
uzelve geestelijk leeft. Er is dus sprake van "bewustmaken". Dit bewustmaken kan inhouden
dat u tot harmonie komt met anderen, die gelijkgericht zijn. Het is vooral dit gelijkgericht zijn,
dat het summum van vrijheid en tevens gebondenheid inhoudt. Indien wij n.l. aannemen, dat
wij - eenmaal een geestelijke meester volgende - onveranderlijk gebonden zullen zijn aan zijn
weg, zijn woord en daarmede ook aan de sferen, die hij openbaart en waarmede hij ons in
contact brengt, dan zijn wij niet vrij. Indien wij echter beseffen, dat het ons volste recht is van
alle middelen gebruik te maken tot verdere bewustwording en ontplooiing van het "ik", zonder
daardoor hieraan blijvend te zijn gebonden, dán zijn wij vrij.
Vrijheid in de keuze van middelen.
Bij deze vrijheid is de geestelijke meester een zeer belangrijk middel. Hij treedt n.l. steeds
weer dán op, wanneer wij persoonlijk behoefte hebben aan een nieuw inzicht, aan een
concretisering van vage gedachte, die in ons leven. Hij maakt het dus mogelijk om persoonlijk
de juiste contacten te leggen in de kosmos en onze eigen werkzaamheid aanmerkelijk te
vergroten. Maar nogmaals wij mogen ons niet blijvend aan hem gebonden achten. Dit geldt
dus ook voor een eventuele binding met onze Orde. Een geest, die met u samenwerkt, kan een
kwade geest zijn of een goede geest. Maar de intentie en inhoud van deze geest is niet
belangrijk. Belangrijk is slechts de wijze, waarop wij - met uitsluiting van al het andere - een
harmonie verwerven, die voor ons bewustzijn ten goede is gericht. Dat is erg ketters. Men zal
u zeggen: "Gij moogt geen verbond aangaan met de duivel." Ik ben het in zoverre daarmee
eens, dat volgens het gangbare concept van duivels een dergelijk contract wel eens duur zou
kunnen zijn. Maar.... wanneer wij het goede nastreven, zal elke geest, met wie wij in harmonie
komen, ditzelfde goede moeten erkennen als begeerlijk. Het is niet belangrijk om welke reden
dit tot stand wordt gebracht: het is slechts belangrijk dat het tot stand gebracht wordt volgens
ons beste weten en in overeenstemming met hetgeen wij erkennen als de goddelijke wil.
Belangrijk is verder, dat wij nooit en te nimmer macht en vermogen - hetzij van de geest of
van onszelf - misbruiken om anderen te dwingen een richting in te slaan, die zij zelf absoluut
weigeren als juist te erkennen.
De gedachtegang van het bezweren van een geest, b.v. ook door gebed (gebed of supplicatie
is een bepaalde bezweringsvorm), houdt in dat wij steun zoeken. Wij vragen om steun. En zo
ons deze steun wordt gegeven - voor onszelf of voor anderen - menen wij, dat daarmede de
goddelijke wil wordt verwerkelijkt. Er is dus een gevaar verbonden aan het smeekgebed, dat
niet uitgaat van ons innerlijk besef van de goddelijke wil, maar van eigen behoefte t.o.v. het
"ik" of van anderen. Wij binden ons daardoor meer dan wij beseffen aan de gebeurtenissen.
Want indien het gebed niet wordt verhoord, is onze enige mogelijkheid te zeggen: "Dus is het
Gods wil niet." Maar als wij het als Gods wil aanvoelen, moeten wij toch trachten het te
verwerkelijken. Dit brengt ons in tweestrijd. Ofwel wat voor ons leven, ons pad van
bewustwording noodzakelijk is, geschiedt niet: dan wel zo wij het toch volbrengen, voelen wij
ons a.h.w. in strijd met onze God, zullen Zijn toorn vrezen en geraken daardoor in een
mentale verwarring, die zich zelfs op geestelijk terrein nog enige tijd kan voortzetten. Zeer
55
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 5 – Magie en vrijheid

interessant is daarbij een begeleidend verschijnsel. Wanneer ik n.l. bid met vol geloof - zoals
dat heet - dan zal ik elke maximale mogelijkheid tot harmonie met sferen en geest in mij zelf
wekken. Daardoor kan ik resultaten bereiken, die op dit ogenblik in overeenstemming zijn met
mijn gebed, maar die in feite in strijd zijn met het goddelijk concept. Zij worden daarom kort
na het bereiken teniet gedaan. Dit vergroot onze onzekerheid. Het blijkt, dat wij niet vrij zijn
ook op deze wijze te werken, tenzij wij uitgaan van het standpunt, dat onze intentie en streven
het voornaamste zijn en de bereiking op zichzelf een secundair aspect van de zaak.
Een voorbeeld ter verduidelijking: Iemand is ziek. U bidt God om genezende kracht. Met
volledig geloof geeft u uw eigen kracht en de goddelijke kracht aan de zieke. De zieke geneest.
Door zijn genezing kan hij/zij uitgaan en valt als slachtoffer van het verkeer i.p.v. de ziekte.
Een ander voorbeeld: U wilt een patiënt helpen. Deze patiënt wordt steeds sterker en beter. U
meent dus dat u inderdaad - volgens uzelf naar het goede strevende - resultaten hebt, bereikt.
Op een gegeven ogenblik echter stort die zieke volledig in en sterft. Uw gedachtegang zal heel
vaak zijn: ik heb gefaald. Hier is echter de vrijheid aanmerkelijk beknot. Want logisch denkend
en redenerend betekent een dergelijke mislukking, dat u verdere pogingen niet meer zult
mogen ondernemen. Dit impliceert weer dat de taak (het helpen van anderen), die u zich hebt
gesteld, niet kan of mag worden volvoerd. Dit is niet aanvaardbaar. Zolang onze intentie goed
is en wij ons daarbij alleen beroepen op wat wij als lichte kracht en lichte machten zien, ons
alleen beroepen op de goddelijke wil, zullen - ongeacht de instrumenten, die wij gebruiken - al
deze pogingen voor ons een schrede verder op het pad der bewustwording betekenen.
Een wat minder interessant - maar daarom zoveel te meer voorkomend verschijnsel - is wel de
verkeerde persoonlijkheidbinding of persoonlijkheidsassociatie, die ontstaat. Wij zien dat
mensen zich volledig met elkaar één achten. Niet uit vrijheid, dus in een vrije en voortdurende
aanvaarding en keuze, maar eerder omdat zij een toestand als permanent aanvaarden, zonder
zich verder te realiseren, of de duurzaamheid van deze toestand volgens en voor het "ik" al
dan niet goed en zinrijk is. Dit zien wij bij de opvoeding: wij zien het bij het huwelijk: wij zien
het zelfs bij mensen, die voor de dood staan. Steeds weer meent men te bezitten. De ouder
meent het kind te bezitten en tegenover dat kind een plicht te hebben. Men beseft echter niet,
dat die plicht gelimiteerd is. Op deze wijze projecteert men zichzelf in het kind en blijft eraan
gebonden, lang nadat het kind zijn eigen wegen is gegaan en men blijft zich verantwoordelijk
voelen voor het kind, ofschoon deze verantwoordelijkheid in feite niet meer bestaat. Het
gevolg is: een verwrongen leven en denken met over het algemeen veel leed en ellende en
weinig vreugde.
Wat het huwelijk betreft, zien wij al precies hetzelfde. Bezitsrecht, dat alleen door een
huwelijksvoltrekking is verworven, kan nooit blijvend zijn. De binding van persoon tot persoon
en die een absolute eenheid vormt tussen beiden, is magisch en niet alleen formeel of
sacramenteel. Zij berust op het feit, dat beiden voortdurend elkander hernieuwd aanvaarden,
voortdurend elkander hernieuwd waarderen, voortdurend hernieuwd eigen streven t.o.v. de
ander en met de ander herzien. Zo komt de grote geestelijke eenheid en daarmede de
bewuste en vrije continuïteit van samengaan in de stof maar ook samenwerking in de geest
feitelijk tot stand.
Bij het sterven zien wij heel vaak mensen terugkijken en zeggen: "Maar ik had nog zoveel
willen doen. Ik had voor die nog moeten zorgen en ik had dat nog moeten volbrengen." Wij
zien dat een dergelijk afscheid zeer pijnlijk is. Hierbij treedt wederom een verwarring op.
Wanneer u op deze wereld of in een andere sfeer sterft en daarbij een taak onvervuld
achterlaat, is het op dat ogenblik te laat om daarover na te denken. Het heeft geen zin meer te
denken over wat men had moeten doen: het gaat er alleen om datgene, wat men nog kan
doen, te volbrengen. Hoe minder men zich daarbij aansprakelijk acht voor de levens van
anderen of voor goederen of voor het volbrengen van bepaalde daden, des te beter is het. Het
mag in het leven nooit en te nimmer. gaan om het volbrengen van specifieke taken, noch om
het eerbiedigen van specifieke wetten of gewoonten. Al deze dingen zijn bijkomstig en uit de
menselijke maatschappij voortgekomen. Ten dele beïnvloeden zij ongetwijfeld uw beeld van
hetgeen God van u verlangt en dan is het aanvaardbaar. Maar de waarheid berust op een oud
magisch concept:

56
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 5 – Magie en vrijheid

Wanneer ik leef, leef ik tussen licht en duister. Ik leef met licht en duister en kan niet leven
zónder licht en duister. In deze eerste vaststelling is het leven zelf omschreven. Men leeft met
licht en duister, men kan niet eenzijdig leven en streven. Zelfs de mens, die naar het licht
streeft, moet de schaduw kennen, anders is zijn streven onmogelijk. In de tweede plaats: Hij
kan zonder deze waarden nooit verder komen. De verwerping van één van beide ( van duister
of van licht) brengt hem tot een zodanige eenzijdigheid, dat hij in onevenwichtigheid buiten de
kosmos komt te staan niet en dus aan een soort begoocheling lijdt. Hij kan alleen leven door
licht én duister: want zijn die factoren weg, dan is er geen leven of bestaan. In God is hij licht
én duister en zal zich als licht en duister openbaren.
Deze op zichzelf wat moeilijke stelling wordt dan heel aardig aangevuld, doordat wij de magiër
horen uitroepen: "Niet als smekeling maar als meester sta ik tegenover u." En dan spreekt hij
over alle geesten, alle demonen. De magiër vraagt niet, hij bedelt niet: hij eist. Hij eist op
grond van zijn innerlijk kunnen, zijn weten en zijn wetenschap. Vandaar dat wij in zoveel
rituelen dreigformules tegenkomen, als b.v.: "Anders zal ik u pijnigen door de geheime naam,
die mij bekend is," enz.
Wij, die vrij willen zijn, zijn niet afhankelijk - ongeacht in welke sfeer wij leven - van enigerlei
geest of demon, van een kleine godheid of een hoge engel. Wij zijn te allen tijde en alleen
afhankelijk van de Al-Vader, van de kosmische Godheid. Verder niet. Elke weg, die wij kiezen,
kan ons voeren tot een samenwerking met de geest of voor ons zelfs met de stof. Maar deze
samenwerking is volkomen vrij en wij hebben het recht hier te eisen. Zelfs wanneer wij dieren,
mogen wij een eis stellen. Natuurlijk wordt een dergelijke eis niet in een bevel uitgedrukt. Dat
is niet passend. Maar zelfs Jezus stelt eisen. Wanneer hij zegt tot de Romeinse hoofdman:
"Gelooft gij, dat uw dochtertje zal genezen?" en deze antwoordt: "Ja Heer," dan zegt hij: "Gaat
heen, uw geloof heeft haar behouden." Hij stelt de condities: aanvaarden. Deze zelfde conditie
mogen, ja, moeten wij stellen t.o.v. de werelden, waarin wij leven en de krachten, waarmede
wij werken.
Het is goed te spreken over het paranormale. Het is goed erover na te denken, hoe de geest
kan uittreden en een andere sfeer kan binnengaan. Het is interessant te wetens hoe een
medium functioneert en wat er al zo bij kan optreden. Maar belangrijk is boven alles, dat men
leert in deze dingen vrij te zijn. En die vrijheid is dus gelegen in dit feitelijk magisch concept.
Wanneer ik in mij God draag en ik realiseer mij deze God, heb ik krachtens deze God macht
over alles, wat lager staat dan ik en lager is in bewustzijn. Ik behoef aan geen enkele eis toe
te geven buiten de eisen, die gesteld worden door degenen, die boven mijn bewustzijnsvlek
staan en daardoor geweld over mij kunnen uitoefenen. Dit klinkt hard. Hier is veel van de z.g.
liefelijkheid van de geestelijke leer vervangen door het constateren van machtsverhoudingen.
Toch is het juist. Altijd weer wanneer wij uitgaan van het standpunt: "ik vraag niet, ik eis, ik
heb een récht in de schepping", gebruiken wij het goddelijk erfrecht, dat ons is gegeven. Voor
u bestaat niet de noodzaak vriendelijk te vragen of u a.u.b. moogt leven. Begrijp dat wel. God
heeft u geschapen. Door u te scheppen heeft Hij u het recht gegeven te leven. Hij heeft u het
recht gegeven voort te gaan en u de verplichting ingeschapen om te beantwoorden aan
datgene, wat Hij als Schepper in u heeft gelegd.
Tussen deze rechten en plichten speelt zich voor de mens het werkelijke leven af. Het ontdoet
het leven - dat geef ik graag toe - van ontzettend veel gevoeligheden. Wij zijn zo graag
sentimenteel, geroerd. Wij denken na over die "arme" mensen hier of daar, over dat "arme"
dier of wij hebben medelijden met onszelf, omdat wij toch zo reuze ongelukkig zijn en dit juist
óns moest overkomen. Maar dergelijke sentimenten zijn ketenen, waarmede wij ons
vastbinden aan anderen. Een mens, die zichzelf beklaagt, bindt zich door dit zelfbeklag aan
anderen, want hij eist de bevestiging van dit beklag. Hij eist dus wel, maar niet positief doch
negatief. Zolang hij in deze stemming verkeert, is hij gebonden aan een ieder, die hem daarin
een bevestigend antwoord geeft. Dat wordt zijn wereld: hij beperkt zijn wereld en zijn
mogelijkheden. Een mens heeft m.i. niet het recht om zijn vrijheid te beperken. Hij moet
eerlijk en oprecht durven staan tegenover God en de schepping en zeggen: Ik eis. Maar hij
moet ook weten, dat al wat hij eisen kan inherent moet zijn aan zijn eigen wezen.

57
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 5 – Magie en vrijheid

In de magie heet het: De magiër kan al datgene volbrengen, wat ligt binnen de harmonische
mogelijkheden van zijn wezen. Ofwel: Een magiër heeft alleen de macht en het recht tot het
stellen van die eisen, die hij uit eigen wezen en door de harmonie, die hij eventueel met
andere en hogere krachten verwerft, inderdaad stellen kán en uitvoeren. Dit beperkt natuurlijk
weer even de vrijheid. Daarom ben ik reeds begonnen met te stellen, dat vrijheid nooit
onbeperkt kan zijn. Want wij moeten weten, dat hetgeen door ons van het leven wordt geëist
ons recht is, dat het goed is, dat het aanvaardbaar is. Nu wordt het zeer belangrijk wanneer
wij in deze scholingsleergang, waar wij - ten slotte een beperkte tijd hebben - even afstand
doen van alle vooropgezette denkbeelden en concepten. Deze harde levenswaarheid moet de
mens durven aanvaarden: Ik heb plichten.
Ik heb plichten. Elke plicht, die ik heb, heb ik in de eerste plaats tegenover mijzelve. Niet
tegenover anderen. Een ander kan mij eventueel een plicht kwijtschelden. Mijzelve kan ik dit
nooit doen, omdat ik in mijzelf niet verander dan door bewustwording. En bewustwording
wordt door onthouding niet verkregen.
In de tweede plaats moet u goed begrijpen, dat liefde wel degelijk een levenswet is maar dan
als kosmische liefde. U kunt nooit in de kosmos of in de mensheid liefde kennen, die op
enigerlei wijze bestaat uit een eis dan deze ene en voorname eis, die in alle liefde ligt: de
behoefte aan eenheid. Eenheid in de volste en ruimste zin van het woord. Eenheid in de
kosmische zin van het woord vooral. Wanneer wij zeggen: dat God ons lief heeft, dan bedoelen
wij daarmede te zeggen, dat God één wil zijn met ons. Wanneer wij zeggen, dat wij de mensen
liefhebben, dan bedoelen wij, dat wij met deze mensen één willen zijn: dat ons wezen dus
a.h.w: moet optreden als dragend en werkend deel van die mensheid. En zelfs als je zegt, dat
je een kind lief hebt of eenvoudig een medemens, dan betekent dit ten slotte hetzelfde. Wij
moeten en wij zullen met ons wezen volgens ons eigen bewustzijn - en zonder beperking van
de vrijheid van anderen overigens - de eenheid met die anderen bevorderen door onze werken
en daden: en wel zo, dat wij ons met de anderen één kunnen voelen. Of de ander dat ook met
ons voelt is niet belangrijk. Dus weg met de zoetheid en zalving, die al te veel de boventoon
voert in het menselijk denken: en daarvoor in de plaats realisme, maar dan een realisme van
een hogere orde.
Het realisme van hogere orde leert ons: Er is een verdeling van de kosmos in vele werelden en
krachten. Een stoffelijke wereld is daarvan niet de laagste, maar zeker niet één van de hogere.
Wij kunnen in die wereld als mens alleen juist leven en reageren volgens de wetten ván die
wereld: niet zoals deze door mensen worden uitgedrukt of geïnterpreteerd, maar zoals zij in de
schepping zijn gelegd. Daarbij is onze innerlijke behoefte tot harmonie de maatstaf, waarmede
wij onze daden meten t.o.v. de godheid. Hoe groter en intenser onze innerlijke eenheid wordt
met de grote krachten van het Al, hoe zuiverder en beter wij ons werk in deze bepaalde sfeer
en op, deze bepaalde wereld verwerkelijken.
Wij zullen ons niet bezig houden met vragen over het onmetelijke en het oneindige, vóór wij in
staat zijn meesterschap te verwerven in onze eigen sfeer of wereld. Een beroep op de hoogste
krachten, dat niet wordt gesteund door een harmonie in het eigen wézen (dus door een zekere
hoogheid van kracht, althans t.o.v. jezelf en je eigen wereld), is altijd nutteloos. Eigen emotie,
eigen beleven dient zo volledig mogelijk te worden uitgedrukt in stof én geest, met geest èn
stof. Het is niet mogelijk een onderscheid te maken. Het totaal van het eigen wezen, zoals dit
wordt gekend, zal altijd moeten worden ingezet. Voorzover wij niet in de mogelijkheid
verkeren bepaalde daden in een eigen wereld voor onszelven te verwerkelijken - ik denk b.v.
aan een contact tussen geest en stof, dat stoffelijk moeilijk reëel is voor te stellen - kunnen wij
grijpen naar symbolen en symbolisch handelingen: en daarvan uitgaande toch stoffelijke
handelingen verrichten gebaren maken, woorden spreken, waardoor de eenheid, die wij op
hoger vlak zoeken, in eigen wereld en bewustzijn wordt gegrift en uitgedrukt.
Voorbeeld: Wanneer ik zoek naar een contact met een hogere geest (laat ons zeggen een
engel), dan is het duidelijk dat deze engel de macht zal kunnen hebben zich als een stoffelijk
mens te manifesteren. Ik heb echter niet het vermogen mijzelf als engel te manifesteren. Het
gevolg is, dat - zo geen directe manifestatie plaatsvindt - ik de volledige door mij begeerde
eenheid moet uitdrukken in symbolische handelingen. Ik kan dit b.v. doen door een gebed,

58
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 5 – Magie en vrijheid

door het voeren van een gesprek, het aannemen van bepaalde houdingen, het maken van
bepaalde gebaren, die m.i. overeenstemmen met hetgeen ik aan de engel wil mededelen of
met hetgeen de engel misschien aan mij zou willen mededelen. Door dit acteren - want dit is
het eigenlijk - maak ik stoffelijk iets voor mij reëel, dat op een hoger geestelijk vlak inderdaad
verwerkelijkt wordt. De praktijk leert, dat zeer vele geesten - ongeacht of zij engelen zijn of
van lager gehalte - wel met de mens samenwerken, maar slechts onder zeer zelden
voorkomende omstandigheden een meer stoffelijke vorm aannemen. Zij naderen ons dus
meestal slechts in de geest, waardoor het noodzakelijk zal zijn ons te bedienen van ritualen en
symbolen, wanneer ons streven is gericht op contact met een hogere sfeer of wereld.
De magie, dat heb ik u reeds gezegd, berust op de werking van kosmische wetten. Kosmische
wetten worden over het algemeen verpersoonlijkt. In de magie vinden wij dus entiteiten, die
een bepaalde wet voorstellen. Of wij hen goden noemen of een andere naam geven is
onbelangrijk. Wij identificeren ook delen van het Goddelijke, die geen werkelijke eigen
persoonlijkheid hebben, als een persoonlijkheid, omdat deze voor ons slechts op deze wijze
voorstelbaar zijn. Alleen zó kunnen wij een beroep doen op deze wetten en een harmonie met
een dergelijke wet in onszelf scheppen.
Wanneer dit kan gelden in de magie voor kosmische krachten, waarden en wetten, moet dit
ook het geval zijn in de stoffelijke wereld voor u en uw eigen leven en wezen. Er is n.l. geen
verschil tussen het groot- en hoog-kosmische en het laag-kosmische, het klein-kosmische. Er
bestaat geen verschil tussen geestelijke werelden en stoffelijke werelden dan alleen in de
verschijningsvorm. De inhoud van al deze werelden is gelijk en wordt voor een ieder die deze
beleeft slechts door eigen bewustzijn bepaald. Op grond hiervan kunnen wij stellen: Elke
poging om in eigen wereld iets te bereiken eist een omschrijving van het doel. Verder een
benadering van het doel, alsof dit een geest is. U herinnert zich wat zo even is gezegd: Een
geest, die wij krachtens ons goddelijk recht bevelen. Een geest, die wij echter slechts kunnen
bevelen en waarvan wij slechts mogen eisen, omdat er tussen ons en die geest een harmonie
bestaat.
Indien u zich in deze wereld een doel stelt, vraag u dan af, of dit doel goed is. Tracht dan dit
doel u zo concreet mogelijk voor te stellen. Geef het desnoods een naam. Zorg, dat alles wat
in dat doel ligt en wat in uzelf bestaat in een blijvende harmonie is en zend a.h.w. alle kracht
en uw gehele wezen daarheen uit. Vraag niet, of dit verwerkelijkt wordt, maar stel dat dit
geschiede. Eis van de wereld dat dit verwerkelijkt wordt. En bij elke eis, die u stelt, moet u
deze tot uw eigen wezen beperken. Wij hebben n.l. het recht om eisen te stellen aan de wereld
en aan de kosmos, dat heb ik u zo even duidelijk gemaakt. En wel voor zover ons eigen
bewustzijn en ons eigen vermogen tot harmonie reikt. Wij hebben echter niet het recht een
dergelijke eis te stellen aan wezens, met wie wij niet harmonisch zijn. Dus ook niet aan
medemensen, met wie wij niet harmonisch zijn. Dit is voor mij deze avond het einde van de
les en daarom wil ik daarop nog even dieper ingaan.
Wanneer ik op een gegeven ogenblik de medewerking van mensen nodig heb om een bepaald
doel te bereiken, dat volgens mij volgens de goddelijke wil goed is, dan ben ik volledig vrij om
dat doel na te streven. Maar ik ben slechts vrij om een eis te stellen aan die anderen, indien
tussen deze anderen en mijzelve een werkelijke harmonie bestaat: dus als wij op dit punt een
gelijkheid van denken hebben. Voorbeelden: Officieren, die hun manschappen bezielen en door
hun bezielend voorbeeld tot prestaties brengen, die men niet van hen zou kunnen verwachten.
Het bezielend voorbeeld van een arts of prediker, waardoor velen hun krachten wijden aan de
mens of de lijdende mensheid en prestaties verrichten, die men eigenlijk niet zou mogen
verwachten. Een voorbeeld uit uw eigen tijd: Een radiospreker stelt zich ten doel b.v. een
bepaald stadje op te bouwen, een bepaald sanatorium op te richten, een ziekenhuis te
vestigen etc. Hij gelooft hierin volledig. Hij kan dan dit doel verwerkelijken, doordat hij zijn
eigen inzicht en overtuiging volledig aan anderen overdraagt. Het grote resultaat van sommige
radioacties is dan ook te danken aan het feit, dat degene die de actie voert daarin volledig
gelooft, volledig terecht meent dit van de wereld te mogen eisen en deze instelling volledig aan
anderen overdraagt, die daardoor met hem medewerken en het onverwachte en het
ongelooflijke mogelijk maken.

59
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 5 – Magie en vrijheid

Het klinkt u misschien wat vreemd en u hebt in verband hiermede nooit aan "magie" gedacht,
noch aan het begrip “vrijheid”. En toch is hierbij het typische, dat de magie (de wet van
harmonische waarden plus de eis van de bewuste) hierin een zeer grote rol speelt, terwijl
tevens de vrijheid (d.w.z. het volledig vrijelijk kiezen van een doel zowel voor degeen die de
actie leidt als degenen, die aan de acties al of niet deelnemen) blijft bestaan. Slechts wanneer
een harmonie van streven bestaat, ontstaat een verwerkelijking, die boven alle verwachting
uitgaat. Dit geldt in elk aspect van uw eigen leven, onthoudt u dat wel. U kunt nooit iets met
een medemens bereiken, zelfs al meent u dit terecht van die ander te mogen vergen of eisen,
als u niet zelf volledig gelooft in de verwerkelijking en dit geloof a.h.w. op de ander kunt
overbrengen. U kunt van geest en stof niets verlangen, niets vragen of eisen, tenzij het in
uzelve leeft en a.h.w. uit uzelve in de ander wordt overgebracht.
In vele gevallen zult u daardoor reeds bestaande waarden wekken en t.o.v. uzelf actief maken.
In andere gevallen zal u blijken, dat u de harmonie niet dáár vindt, waar u haar zoekt, maar
elders. Zoek daarom deze harmonie niet in bepaalde personen, klassen, kringen of zelfs
vormen, maar zoek de harmonie op zichzelf. Dan zult u beseffen, hoe u vrij kunt zijn in het
leven. Vrij t.o.v. uzelf, in de eerste plaats door het terzijde stellen van misplaatste
zelfbeperking, schuldbewustzijn, zondegevoel e.d. Hoe u vrij kunt zijn t.o.v. uw God, n.l. door
de aanvaarding van Zijn wezen als enige wet en het gehoorzamen aan deze wet op elke wijze
die harmonieert met uw wezen en waarvoor mede in de schepping harmonische factoren
kunnen worden gevonden. Vrij in uw bewustwording, omdat uw vrije aanvaarding van
harmonie met andere en hogere krachten een volkomen door uzelf te bepalen (zowel in tempo
als in omvang) bewustwording tot stand brengt.
Een volkomen vrijheid in vermogens, omdat u - mits gij met uw gehele wezen daarnaar streeft
en u daarop instelt en met dit streven en alle krachten volledige harmonie zoekt - u alle dingen
kunt verwerkelijken, die u zich werkelijk volledig en juist kunt voorstellen. Er is voor de mens
geen enkele beperking buiten die, welke hij zichzelf oplegt en de kosmische wetten Gods. Er is
voor de mens vrijheid. Een vrijheid, die hij moet leren aanvaarden en dragen, waar zij grote
verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. t.o.v. het "ik" behelst. Er is een mogelijkheid voor
elke mens in contact te komen met alle sferen, die voor hem voorstelbaar zijn. Er is een
mogelijkheid de medewerking te verkrijgen van de geest op elk vlak en op elk terrein, mits er
een harmonie kan worden geschapen tussen uzelve én die geest.
In deze les heb ik getracht u duidelijk te maken, dat uw mogelijkheden onbeperkt zijn. In een
vorige les hebben wij getracht u aan te tonen, hoe het paranormale zich ontwikkelt en wat
ermee samenhangt. Deze dingen zijn zeker niet zonder meer een regel die men moet volgen.
Maar zij betekenen een terrein, waarop uw vrije ontwikkeling en uw persoonlijk streven een
zeer snelle bewustwording en een vergroting van invloed en vermogen ten gevolge kunnen
hebben, welke zowel voor uzelf als ook voor de wereld tot de beste, ja, de onverwacht schone
en goede gevolgen kunnen voeren, die u allen in de komende tijd zeker te stade zullen komen.

HET COMPROMIS OF DE MIDDENWEG


Wanneer wij in het menselijk leven en ook vaak in de geest geconfronteerd worden met
schijnbaar onverenigbare condities en omstandigheden, dan zijn wij al heel gauw geneigd een
compromis te sluiten. Een mens doet dat al heel gemakkelijk. Hij zegt: "De omstandigheden
zijn zodanig, dat ik niet in staat ben om dit doel dat ik goed acht te verwerkelijken, als ik niet
gelijktijdig iets kwaads van de andere kant erbij neem." Dat is natuurlijk op zichzelf niet juist.
Want als ik mijzelve een doel stel en ik erken dit inderdaad als goed, dan moet ik er ook
werkelijk naar streven, dan moet ik er achteraangaan. Als ik b.v. zeg, dat ik verplicht ben
tegenover mijn naaste altijd dienend te zijn, dan mag ik niet op een gegeven ogenblik zeggen:
"Ja, maar nu heb ik een kaartje voor een concert, nu moet mijn naaste maar tot morgen
wachten.” En dan misschien ook nog de opmerking maken: "Want het zou zo zonde zijn, als
die kaart zou verlopen." Dan is dit een compromis en dat is kwaad. Want er zou misschien
juist op deze avond behoefte zijn aan die dienst, terwijl deze morgen overbodig is geworden:
dan is het ongeluk al gebeurd. Een ander voorbeeld van een gezellig compromis: Ik weet
natuurlijk wel dat het niet goed is, als ik iemand een tikje bij de neus neem. Maar per slot van
rekening, als ik het niet zou doen, dan zou een ander het doen. Als ik het nu maar zo goed

60
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 5 – Magie en vrijheid

mogelijk doe, zal toch niemand er bezwaar tegen kunnen hebben. Compromis. Een mens, die
op deze manier met zichzelve en de wereld een compromis sluit, compromitteert zich ook
t.o.v. zijn God. Want hij is niet eerlijk, niet oprecht.
Nu staat daar tegenover de kwestie van de gulden middenweg, de weg van het midden.
Menigeen denkt, dat deze ook een compromis is. Want, zegt men, je kiest niet links en niet
rechts. Toch bestaat er een klein verschil.
Wanneer ik de middenweg ga, dan kies ik voor mijzelve - dus bewust en wel-overlegd - een
doel, waarbij ik de uitersten (zowel negatief als positief) terzijde laat en mijzelf een zo groot
mogelijke verwerkelijkingsmogelijkheid geef. Een voorbeeld daarvan kan ik u ook geven. We
zouden kunnen zeggen: We moeten alle dieren beschermen, want het leven van de dieren, die
jonger zijn dan wij in het leven, is per slot van rekening kostbaar: en wij, als ouderen en
wijzeren zijn daarvoor aansprakelijk. Dat is heel goed, maar dan moet ik ook elk dierenleven
sparen: ook een ei, ook een vlo, een mier, een mug, een spin, alles. Een aardappelkevertje net
zo goed als een regenworm: en een regenworm net zo goed als een adelaar of een olifant of
wat anders. Ik mag mij niet afvragen: Is die leeuw of die tijger gevaarlijk voor mij en mijn
medemensen? Neen, wanneer het dierenleven mij heilig is, moet ik het beschermen. Dan zou
ik dit dus zonder compromis doen.
Ik kan ook zeggen: Wat geeft het eigenlijk? Het dierenleven omvat jongere zielen, die
incarneren wel weer, die komen wel verder. Maar waarom zou ik dan b.v. trachten om een
hond, een kat, een paard voor leed of voor de dood of iets anders te sparen? Dat heeft ook
geen zin. Als zij toch terugkomen, moet ik ook hierin consequent zijn en zeggen: Wat geeft het
dan?
Degene, die verstandig is, begrijpt wel dat dit negatieve standpunt niet geheel juist is: maar
het positieve standpunt is niet door te voeren. Ik mag mij dus nooit een doel stellen, warbij ik
elk dierenleven volkomen heilig acht. Maar ik moet stellen: Ik zal elk dierenleven heilig achten,
in zoverre het niet onmiddellijk en kenbaar schadelijk of gevaarlijk is voor mijzelve of anderen.
Dan heb ik de weg van het midden gekozen. Dat is geen compromis meer, omdat ik mijn doel
heb gesteld. Ik erken dus voor mijzelve: Mijn doel is niet het sparen van alle dierenlevens
maar het sparen van dierenlevens voor zover deze niet: gevaarlijk of hinderlijk zijn. En zo kan
ik dit doel nastreven.
Een ander voorbeeld van de weg van het midden, dat misschien sommigen wat meer
aanspreekt, is dit: Een mens kent angsten en begeerten. Nu zijn er mensen, die zeggen: Wij
moeten alle begeerten overwinnen. Zij worden dan zo angstig voor hun eigen begeren, dat
hun angst hen volkomen domineert en de begeerte naar vrij zijn van angst bij wijze van
spreken hun hele leven gaat beheersen. Zij doen er alles voor en bereiken het nooit. Dat is dus
eigenlijk een poging om tot een compromis te komen, want ten slotte ga je zeggen: Ik zal zus
of zo doen: en dan moet een ander maar de rest doen. Ik stel mij wel een doel, maar kan het
niet verwerkelijken. En hier is dan weer de kwestie van de gulden middenweg noodzakelijk.
De gulden middenweg, die zegt: Angst hebben is op zichzelf niet begeerlijk, het is niet prettig.
En begeerten zouden mij ook kunnen domineren. Het is dus goed, dat ik die begeerten ook
zoveel mogelijk overwin. Ik wil proberen zo weinig mogelijk te vrezen en zo weinig mogelijk te
begeren en dus zoveel mogelijk zonder angst of begeerten mijn weg te gaan. Iemand, die zich
dat doel stelt, kan het verwerkelijken. U zou het misschien het best zo kunnen formuleren: Het
compromis is het resultaat van de extremist, die zijn extrême doeleinden ten slotte niet kan
bereiken. De weg van het gulden midden is de weg van de realist, die reëel beseft waar zijn
mogelijkheden liggen, wat hij mag, kan en wil doen en zich daar dan ook zonder verdere
compromissen aan weet te houden.
Een heel belangrijk punt zou ik zeggen. Want op het ogenblik, dat je een compromis gaat
sluiten met jezelf, loop je vast, omdat een compromis in feite is het ontkennen van je eigen
bekwaamheid of het toegeven dat je niet deugt. En wanneer je het eerste compromis hebt
gesloten, dan volgen er meer.
U kunt het voorbeeld zien op b.v. het gebied van de politiek. De socialist gaat uit van het
standpunt: Alles wordt door de arbeider voortgebracht, dus alles moet het bezit zijn van de
61
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 5 – Magie en vrijheid

arbeider. Maar op een gegeven ogenblik merkt hij, dat wanneer alles het bezit zou zijn van de
arbeider, deze niet meer zou willen werken. Hij moet dus een compromis sluiten en gaat aan
de arbeider een zeker bezit geven. Hij begint aan bezitsvorming. Dit compromis is op zichzelf
al tamelijk fataal. Maar nu hij eenmaal is begonnen aan bezitsvorming, moet hij overgaan tot
bezitsbescherming. En hij gaat dus het particulier bezit tegen de gemeenschap beschermen,
iets wat volledig in strijd is met zijn eigen stelregels. En nu moet hij wat verdergaan. Want
wanneer hij dit bezit gaat beschermen, moet hij zijn staatsmacht ook baseren op het
particulier bezit. En daarom moet hij tenslotte de arbeiders beletten meer te vergen dan hun
eigen particulier bezit of hun directe verdienste. Zo wordt dan het socialisme tot een soort
kapitalisme. Dit is een kwestie van compromissen, die steeds weer worden gesloten, waardoor
de geaardheid van de stelling is teloor gegaan. Ik meen, dat u dit bij verschillende partijen in
verschillende landen zult kunnen zien.
Maar nu kunnen wij ook een andere weg gaan. Wij kunnen beginnen aan de weg van het
gulden midden. Dan gaan wij zeggen: Wij beseffen, dat de arbeider rechten heeft, maar ook
dat bezit noodzakelijk is, omdat dit de grote stimulans is voor de verdere vorming van bezit en
ook voor het scheppen van de arbeidsmogelijkheid. Wij zullen dus trachten alle bezit zo te
beschermen, dat het - wanneer het op onverantwoorde wijze optreedt tegenover een
werknemer - daarvan zoveel schade lijdt, dat het zichzelf - om tegen die schade behoed te zijn
- zal gaan beperken. Ik leg dus beperkende maatregelen op, maar laat een zo groot mogelijke
vrijheid toe. Hierbij volg ik dus de gulden middenweg, waarbij ik niet uitsluitend voor het
kapitaal behoef te werken of alleen voor de arbeider, maar waarbij het evenwicht, dat ik
nastreef, mijn doel zelve is, dat het mij mogelijk maakt om alle ervaringen op te voeren en
daaruit een steeds juistere en onveranderlijke richtlijn voor eventueel verder bestuur of
politiek streven enz. te vinden.
Ik geloof, dat het nu al iets duidelijker wordt wat hier in feite wordt bedoeld. En zo wil ik nog
verder wijzen op de verschillen, die er bestaan tussen een compromis en de gulden
middenweg.
Een compromis, om het nu eens heel eenvoudig te zeggen, sluit de man die zegt: "Nu ja, ik
ben geen heilige: met één vrouw kan ik het niet doen, dus laat ik maar een harem aanleggen.
Want dan heb ik al die vrouwen voor mijzelf en dat is dan toch wel de beste oplossing voor
mij." Nu begrijpt u wel, dat zo'n harem op het ogenblik door het vrouwelijk geslacht zeer zou
worden aangevochten, kortom het zou heel veel moeilijkheden opleveren. Het zou
onaanvaardbaar zijn. Het blijkt echter, dat de stelling van die man "ik ben geen heilige" toch
wel juist is. En dan gaat hij van een andere stelregel uit: Ik maak de mogelijkheid tot huwen
maar ook tot ontbinding van het huwelijk zo moeilijk, dat men het niet al direct om de
geringste reden zal doen: maar dat men anderzijds toch, wanneer men op een gegeven
ogenblik tot onmin komt, er vanaf kan. Nu is wat in de harem bestond en sociaal en
economisch moeilijkheden veroorzaakte, omgezet in een opeenvolging, waarbij in de eerste
plaats het monogame huwelijk een grote kans krijgt, een veel grotere dan in een
maatschappij, waarin een harem met bewoners een kwestie van aanzien wordt. In de tweede
plaats: de mensen, die elkaar niet kunnen verdragen of op de een of andere wijze niet bij
elkaar passen, kunnen uit elkaar gaan en men kan dus blijven zoeken naar een perfecte
partner, tot men tevreden is. Zo ziet u, het komt overal voor.
Om een ander voorbeeld te geven van een gulden middenweg. Er zijn bepaalde staten, die
geen diploma's eisen. Daar moogt u elke winkel beginnen, als u er kapitaal voor hebt. U bent
verplicht u aan bepaalde regels te houden, dat is zeker waar. Kunt u dat niet, dan kost u dat
heel veel geld en heel veel moeilijkheden, maar u bent vrij het te doen. Zegt u, dat u
constructiewerker bent, niemand vraagt of u een diploma hebt. U kunt het bewijzen. Bent u
metterdaad in staat het te doen, dan is het goed. Gaat het niet, dan is het niet goed. Dat heeft
natuurlijk wel voordelen maar ook bezwaren. En dat is n.l. dat heel veel mensen niet in staat
zouden zijn om hun bekwaamheid aan te tonen en dat iemand, die werkgever is, in heel veel
gevallen zal zeggen: "Nu ja, begin nu eerst maar eens als loopjongen, dan zullen we later wel
eens zien, of je deugt voor ingenieur." En daardoor zou heel veel moeite voor niets zijn.

62
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 5 – Magie en vrijheid

Een ander voorbeeld zien wij op het ogenblik in Nederland. Daar eist men voor alle dingen een
diploma. U moet een diploma hebben om winkelier te kunnen zijn en dan nog een diploma om
bepaalde artikelen te mogen verhandelen: hoe meer artikelen hoe meer diploma's. Op den
duur wordt dus het papier in de plaats van de bekwaamheid gesteld. Het gevolg is een veel
minder bekwame zakenleiding, dan normaal het geval zou kunnen zijn: een zeer sterk beroep
op schoolkennis, waarbij de praktische bekwaamheid wordt verwaarloosden op de achtergrond
wordt geschoven: dus een veel minder rationele maatschappij. Maar wat is nu het ideaal? Het
ideaal is dit: Stel iedereen - ongeacht zijn leeftijd - in de mogelijkheid om aan de hand van
enkele praktische proeven en wat theoretische kennis te allen tijde een diploma te halen in een
vak, dat hij reeds uitoefent. Neem de examens zo af, dat ze een zeer hoge waardemeter
hebben en niet slechts een gemiddelde weergeven, zodat degene die een diploma heeft
inderdaad een expert is op zijn terrein. Stel daarnaast eventueel getuigschriften. Dan zal een
ieder in staat zijn te zeggen: "Kijk, deze man is gediplomeerd: dat is inderdaad iemand, die
iets kent: hij heeft het in de praktijk gedaan en hij kent ook de theorie, die er achter zit."
Anderzijds kan men zeggen: "Wanneer ik zelf iets wil beginnen, doe ik dit, en wanneer ik de
bekwaamheid heb, kan ik de erkenning daarvan verkrijgen, zodat ik deze tegenover anderen
ook schriftelijk kan bewijzen."
De landen, waarin dat laatste het geval is, hebben over het algemeen de beste leiders, zowel
in de industrie als in de economie, in de kerken, en elders. U zult begrijpen, dat het verschil
ook hier weer is: de kwestie van een compromis. Want men kan tenslotte niet van iedereen
een diploma vergen en men kan ook niet elk diploma buiten beschouwing gaan laten. Of men
kan reëel toegeven: Kijk, wij stellen als doel de gediplomeerde vakman, maar we beschermen
het diploma niet. Het is de bekwaamheid, die het diploma beschermt en niet omgekeerd. En
dan kom je wel ergens. Uit dit alles blijkt u wel, dat er een zeer groot verschil bestaat tussen
een compromis en het kiezen van een gulden middenweg.
Voor uw eigen leven geldt precies hetzelfde. Sluit nooit met uzelf een compromis. Zeg niet:
"Nu ja: alles tezamen genomen zou ik dat - ofschoon het eigenlijk niet goed is - toch wel
kunnen doen." Als u dat gaat doen, zult u een innerlijk schuldbewustzijn krijgen en onzeker
worden. U krijgt daarvan allerhande psychologische nevenverschijnselen en ook zuiver
materieel wordt u er over het algemeen niet beter van. Maar stelt u voor uzelf: "Ik zal niet
meer eisen dan dit, maar dat wil ik dan ook bereiken," zodat gij uw doel beperkt en gelijktijdig
zegt: "deze middelen zijn daarvoor aanvaardbaar voor mij," dan blijkt dat u door zelfstandig
en voortdurend werkzaam te zijn niet alleen uw doel bereikt, maar dat doel ook bereikt zonder
schuldbewustzijn, zonder de onvrede, die men in het geval van het compromis krijgt, maar
eerder met de zekerheid: nu ik dit heb bereikt, zal ik ook meer kunnen bereiken. Zodat je uit
het kiezen van een middenweg altijd komt tot een beter resultaat, maar door het compromis
altijd weer komt te staan voor de onvolledige vervulling van eigen doelstelling, schuld-
bewustzijn en daardoor belemmeringen schept voor het verdergaan op het pad.
NOOT
Wanneer ik stel, dat het doel de middelen heiligt, sluit ik een compromis.
Wanneer ik zeg, dat de beschikbare middelen het doel mede helpen bepalen, dan is dat het
kiezen van de gulden middenweg.

DE FASEN VAN BEWUSTWORDING.


In elke mens - en wat dat betreft elke ziel - kunnen wij de bewustwording indelen in
verschillende fasen. Schijnbaar is voor een ieder die fase ongeveer gelijk. Maar er zijn grote
verschillen in interpretatie. Op het ogenblik dat wij ons bewust worden "ik ben", zal de één
zich afvragen "wat ben ik?" een ander zal zich afvragen "waar ben ik?" en een derde "hoe ben
ik?" Ieder zullen zij in hun relatie tot de buitenwereld de vraag moeten beantwoorden en toch
in de eerste plaats de beperking, de begrenzing van het "ik" t.o.v. de kosmos leren kennen.
Maar degenen, die met andere vragen zijn bezig geweest, hebben daarvoor vele experimenten
nodig gehad, die degene, die de juiste vraag had gesteld, n.l. "wat ben ik, hoever reik ik?" dus
onmiddellijk vond. Het gevolg is, dat degene, die onmiddellijk de juiste vraag stelt, er eerder

63
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 5 – Magie en vrijheid

komt dan de ander. Men denkt nu misschien, dat in deze fase de één de ene vraag krijgt en de
ander de andere vraag. Dat is niet waar. Een ieder beschikt in het begin over dezelfde
gegevens en een ieder beschikt dus ook over een zelfde reeks vragen, die beantwoording
vergen. Maar naargelang men is ingesteld, tracht men die vragen in een bepaalde volgorde te
beantwoorden. Het is deze volgorde, die - wanneer wij bij de eerste incarnaties komen - al
onmiddellijk verschillen toont.
Wanneer in zo'n fase van "ik"-erkenning de eerste vraagt naar het hoe en het waarom van het
"ik", zal hij zoeken naar een beweeglijke vorm. Maar hij zoekt naar een vorm, die zoveel
mogelijk zal samenhangen met wat voor hem begrensd is. Hij zoekt dus een starre vorm en
zal zeer waarschijnlijk plantaardig zijn. De ander, die het "wát" van zijn eigen wezen verder wil
bepalen, zoekt daarentegen een dierlijke vorm, opdat hij zoveel mogelijk verschillende milieus
kan ontmoeten en dus door afwisseling van ervaring beter zal kunnen beseffen, wat hij is.
Maar daardoor beantwoordt hij ook voor een deel de vraag: Hoe ben ik? Daardoor schiet hij
sneller op.
Aangezien bij elke opeenvolgende fase van bewustwording het aantal vragen, dat men zich
kan stellen, groter pleegt te worden - en dit gaat tot men zichzelf in de wereld geheel en
objectief weet te beschouwen - wordt het aantal keuzemogelijkheden steeds groter. De
beantwoording van vragen, die men vindt in elk van die fasen, blijft in het "ik" geestelijk
behouden. Wanneer de geest dus terugkeert en zij heeft daarbij eigenlijk een lagere vorm
bewoont, maar tevens vragen beantwoord, die in een normale gang van zaken eerst vele fasen
later aan de orde komen, zo zal ze traag zijn in haar volgende fasen van bewustwording.
Wanneer er eenmaal een punt komt, waar zij reeds vragen beantwoord heeft, zal zij daarin
zeer snel verdergaan.
Het is met geen mogelijkheid te zeggen, of het aantal fasen van bewustwording ook bepaald
kan worden door het aantal levens, dat men heeft geleefd. Zover ik kan nagaan is dit niet het
geval. We zouden het totaal van de fasen van bewustwording gevoegelijk 27 kunnen noemen,
een bekend getal: en wel 27 fasen, die alle tezamen vallen onder de 12 grote Heren van de
kosmos, plus een aantal Heren, die buiten de kosmos staan en daar als een soort triade
regeren.
Nu is het aantal fasen op zichzelf voor een ieder gelijk. Maar de tijd - of moet ik zeggen: het
aantal levenservaringen, dat men per fase nodig heeft - zal steeds verschillen. Dit houdt in,
dat b.v. iemand, die zeer oud is als ziel en ten slotte mens wordt, innerlijk over zoveel
vroegere ervaringen kan beschikken, dat zijn keuze van stoffelijk voertuig reeds juister is: dat
hij daardoor laten we zeggen in 2 of 3 incarnaties het hele menselijk leven achter zich laat.
Terwijl iemand, die plantaardige en dierlijke vormen voor een groot gedeelte heeft
overgeslagen en ook geestelijk bepaalde dingen terzijde heeft gelegd, juist in die menselijke
fase een paar honderd keer blijft vastkleven. Want hij moet inhalen, wat hij nog niet heeft
geleerd. Anderzijds zal hij weer over kennis beschikken, die hem b.v. in de sferen een grotere
bewegingsvrijheid geeft dan de ander. Elke mens dus gaat van fase tot fase op zijn eigen
wijze. Het totaal van de te leren stof (of zo u wilt zeggen: de weg van niet-bewustzijn tot de
totale bewustwording) is voor allen volkomen gelijk. De kracht, die geestelijk gezien daaraan
wordt besteed, is ook voor allen volkomen gelijk. Maar de wijze, waarop de kracht wordt
gebruikt en de wijze, waarop de verschillende fasen van de weg verwerkt worden, zullen voor
een ieder verschillend zijn. Daarom zullen bepaalde mensen dingen gaan doen, die een ander
absoluut slecht en demonisch lijken en die toch voor hen goed zijn. Wij kunnen dat natuurlijk
niet voor de hele massa gaan zeggen. Dan gaat iedereen zeggen: "O, het slechte dat ik wil is
altijd goed voor mij: dus... vooruit maar." Dat is dwaas. Maar je kunt jezelf soms niet helpen.
Soms moet je wel haast dingen doen, die volgens alle regels van het menselijk denken kwaad
zijn en die toch ten slotte hun nut blijken te hebben door de ervaring, die ze opleveren.
Sommigen zijn gelukkig. Ze hebben zoveel van het dierlijke in het verleden doorgemaakt, dat
ze als meester van het dierlijke a.h.w. in de mensheid incarneren. En omdat zij meester zijn
van het dierlijke in zichzelve, nu de beheersing erover hebben, zullen ze met heel weinig
menselijke incarnaties kunnen volstaan.

64
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 5 – Magie en vrijheid

De vraag is dan natuurlijk, of zij in die menselijke levens of in die enkele incarnaties zelfs
voldoende ervaringen ook omtrent geestelijke sferen hebben opgedaan. Is dat niet het geval,
dan zullen ze dáár langer vertoeven. Dit voert tot schijnbaar zeer grote verschillen in tijd. Maar
die tijdrekening is niet kosmisch. Die tijdrekening is volkomen gebaseerd op het menselijk
tijdservaren, en menselijk tijdservaren is weer gekoppeld aan de wenteling van de aarde en de
weg van de zon door de hemelen. De gevolgtrekking ligt voor de hand. Ook de totale tijd der
bewustwording zal altijd dezelfde zijn. En - kosmisch gezien - is elke sfeer zelfs identiek aan
een tijdseenheid, zodat elke fase van bewustwording een bepaalde kosmische tijd betekent. De
wijze echter, waarop die kosmische tijd wordt besteed, is individueel. En naar mensenrekening
lijkt dit dan soms onnoemelijk lang, of buitengewoon kort. Geestelijk echter zijn het de
ervaringsmomenten, die tijd betekenen en niet een aantal willekeurige, van buiten komende
factoren en invloeden.
Wat ik begrijp, wat ik beleef, wat ik verwerk, dát is tijd voor de geest. Wanneer ik mijn eigen
wezen zie en daarbij dan tevens te uwen bate even constateer dat ik leef in een sfeer, waarin
geen vorm bestaat, maar waarin wij wel verschillende waarden van licht kennen en lagere
trillingen, die wij met geluid zouden kunnen vergelijken, dan kom ik tot de conclusie, dat b.v.
het spreken hier, dat voor u gemiddeld naar schatting 40 - 50 minuten zal duren, voor mij
gelijk komt met één moment. Het is n.l. één ervaring en niet een reeks van ervaringen: zodat
1000 van deze gesprekken tezamen ongeveer gelijk zijn aan 5 minuten van uw tijd in een
mensenleven, wanneer er werkelijk wat gebeurt. Maar zo dadelijk zal ik misschien kosmisch
contemplerend hangen en in contact komen met een hogere kracht. En dan krijg ik een
veelheid van indrukken te verwerken en verwerk ik ook, die naar uw idee een tiende seconde
duurt. Voor mijn eigen idee heb ik dan echter jaren geleefd. En dat is dan mijn tijd.
Kosmisch gezien zijn bewustwording en tijd praktisch identiek: evengoed als ruimte en tijd
identieke waarden zijn, die volkomen vergelijkbaar en meetbaar zijn. Dit aan een mens uit te
leggen is erg moeilijk. Toch zal een ieder, die begrip wil hebben voor verschillende fasen van
bewustwording en ontwikkeling van de geest, hieraan juist aandacht moeten besteden. Want
wanneer je alleen wilt rekenen met een menselijke tijd, dan lijken er zeer grote verschillen te
zijn. En dat zou onrechtvaardig zijn. Wie echter een maal de stoffelijke vormwerelden en ook
de daaraan gelieerde geestelijke vormwerelden achter zich heeft, gelaten, beseft al heel snel:
ik kan niet spreken van tijd buiten mijn persoonlijk beleven: en het is het aantal indrukken,
dat ik kan verwerken, dat de tijd uitmaakt.
Zo kan ik dan misschien het best deze kleine uiteenzetting besluiten door te constateren, dat
de tijd van bewustwording identiek is aan het aantal ontvangen impressies. En dat als zodanig
de werkelijke tijd van bewustwording en ook het totaal aantal noodzakelijke impressies,
innerlijke beroeringen en ontdekkingen voor iedereen volkomen gelijk zal zijn, zodat alle fasen
der bewustwording op zichzelf een bepaalde ontwikkeling van de geest vertegenwoordigen en
de ontwikkeling van de geest weer gepaard gaat met een bewustzijn in sferen. Hoe hoger ik
met mijn geest kom, hoe groter het aantal tijdseenheden, dat ik in een zeer korte tijd binnen
die geest kan verwerken, hoe korter ook de tijd kan zijn b.v. tussen eventuele incarnaties, hoe
korter zeker de tijd zal zijn tussen de ene fase van bewustwording en de volgende.

DE LOTUSVIJVER.
Er is een oude gelijkenis uit India, waarin wordt gezegd, dat de mens als de lotus is. Hij
wortelt in de modder, hij rijpt aan de oppervlakte en hij ontplooit zich voor de hemelen. Voor
ons zou de gehele wereld een lotusvijver kunnen zijn. Althans als wij beseffen, wat er zich
precies afspeelt.
Er zijn n.l. drie niveaus van leven. Het eerste is een stoffelijk niveau, wat u zou kunnen
noemen de modder. De modder, die bestaat uit eten, drinken en alles, wat ermee kan
samenhangen. Wij hebben verder het niveau van ontwikkeling. En dit zou ik willen noemen:
mentaliteit: dat is het vermogen tot denken en realiseren, versterkt door het vermogen tot
aanvoelen. Het derde is de spiegel van het begrip. Wanneer wij op een gegeven ogenblik met
ons begrip omhoog zien, dan lijkt het ons dat boven alles precies is als beneden. Wij zien
a.h.w. onszélven weerkaatst en wij begrijpen niet, dat wij die spiegel moeten doorbreken om

65
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 5 – Magie en vrijheid

verder te gaan. Er is n.l. de oppervlaktespanning van de vijver, die overwonnen moet worden,
om het zo eens te zeggen. Wij moeten op een gegeven ogenblik in staat zijn alle stoffelijke
waarderingen - ook de mentale - geheel terzijde te stellen. Een mens, die dat kan doen,
doorbreekt de oppervlakte en ontplooit zich voor de hemelen.
Maar wat doet de lotus? Zij ontplooit zich meestal het eerst tegen de avond, in het milde licht.
Zo zal het ons natuurlijk ook gaan. Ook wij zullen ons eerst in het milde ondergaan van
kosmische krachten gaan ontplooien, vóór wij in staat zullen zijn om het felle en verblindende
licht van een kosmische waarheid te verdragen.
Het weten omtrent deze dingen is niet genoeg. Want wanneer ik een scheiding maak tussen de
drie waarden in de vijver (dus de bodem, het water en de oppervlakte met daarboven de
hemel), dan moet ik dit in het leven ook doen. En dan stel ik in de eerste plaats: De modder is
nooit zo diep als het water van een werkelijke vijver hoog is. Het stoffelijke mag nimmer een
grotere plaats in het menselijk leven innemen dan het geestelijke, het mentale, het redelijke.
In de tweede plaats zeg ik: In de vijver is het water het belangrijkste, want de vijver wordt
bepaald door het feit, dat ze water bevat, anders is het geen vijver meer. Menselijk leven en
alle leven, dat met de mensheid samenhangt, heeft alleen waarde door het denken. De kritiek,
mits eerlijk, oprecht en goed gemeend, de gedachtegangen, zelfs die met elkaar in strijd zijn,
zij. hebben alle hun betekenis. Zonder deze is het menselijk leven niets waard. Een mens, die
niet redelijk denkt, kan niet verder groeien, want hij laat de middenmoot tussen hoog
bewustzijn en stoffelijk bewustzijn buiten beschouwing. Dat wil niet zeggen, dat menselijke
kennis (volgens menselijke maatstaven dan) noodzakelijk is, maar alleen dat je moet leren je
eigen denkvermogen, je eigen capaciteiten te gebruiken tot het laatste toe.
Nu weten we ook dat een lotus, die in haar vijver groeit, in het begin juist uit de modder haar
voedsel puurt. Zo moet het ook voor ons zijn. Ons vermogen tot denken, tot handelen, moet
zolang wij in de stof leven voortkomen uit de stoffelijke elementen van het leem. Op het
ogenblik, dat wij ons daarvan willen afsnijden en het stoffelijk leven tot een minimum trachten
terug te brengen, blijkt dat wij in feite verhongeren in het mentaal gebied en daardoor de
kracht niet meer bezitten om de oppervlakte te doorbreken en te komen tot die wereld, waarin
kosmisch werken als een soort gevoel doordringt, zelfs tot in de wortels en ten slotte zelfs de
wortels losmaakt, totdat de gehele plant a.h.w. naar boven zweeft. We kunnen zo ook niet tot
bloei komen: we kunnen ons niet ontplooien.
Een mens heeft geestelijke zintuigen. Deze chakra's zijn elk afzonderlijk te vergelijken met een
dichtgevouwen bloem. En elk van hen staat in verband met een bepaalde geestelijke sfeer en
ervaring. In het beeld van de lotusvijver is het erg moeilijk zich voor te stellen, dat men b.v. 7
waterspiegels boven elkaar zou hebben: maar misschien kunt u het zich geestelijk wel
voorstellen.
Wanneer wij levende in de materie (wat een taak is) komen tot een bewustzijn en een denken
dat een zekere wijsheid inhoudt, een zeker begrip en vooral zelfstandig is, zo zullen wij in
staat zijn allereerst te begrijpen wat levende kracht is, levenskracht. Wij krijgen gevoel voor
het leven. En zo ontplooit zich het onderste chakra’s men wordt mens. Mens-zijn is niet
voldoende. Wanneer je mens bent, moet je leren je denken anders in te stellen. Je moet
a.h.w. leren de wereld op een andere manier te bezien. De wereld der gedachte wordt dus
uitgebreid. Zij overspoelt a.h.w. die eerste waterspiegel en het eerste chakra. Er ontplooit zich
een tweede. Nu weet u, dat wij van een primitieve mens zeggen, dat hij met zijn maag denkt.
Dat is misschien niet zo heel gek, als wij er rekening mee houden, dat b.v. de zonne-vlecht
een zeer belangrijk chakra is voor praktisch elke mens. En dat, wanneer dit zich geestelijk
ontplooit, er wel geen sprake is van geestelijk bewustzijn maar van geestelijke
contactmogelijkheden. Nooit echter van geestelijk bewustzijn. Eerst wanneer je verdergaat,
wanneer de borst (het hart a.h.w.) bereikt wordt, het denken zover komt, dat het het
gevoelsleven op de juiste wijze kan aanvaarden, dan ervaren wij het aanvoelen van de
kosmische waarden in onszelf nog steeds wortelen wij dan in de stof, want wij kunnen die stof
niet ontberen en de ontkenning van die stof is dwaasheid. Het is nog steeds de bodem, waaruit
wij ons voeden.

66
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 5 – Magie en vrijheid

Ga je echter verder, dan beleef je ten slotte het moment dat het gevoel kan worden omgezet
in beelden. Het bewustzijn van wat boven de oppervlakte ligt ontwaakt. Wij spreken dan van
het keel-chakra en zeggen dan: Hier ontwaakt een chakra. Langzaam maar zeker ontplooien
wij ons verder en ten slotte wordt dat bekende voorhoofd-chakra wakker. (Ik behandel ze niet
allemaal, neem mij niet kwalijk. ) Dit voorhoofd-chakra nu is als het vormen van de knop van
de lotus op het hoogste vlak. Hier wordt n.l. het gehele gedachteleven betrokken in de
harmonieën van een hogere sfeer, een hogere fase van bewustzijn. Wij voeden ons dan nog
wel nu en dan met de materie, maar eigenlijk is dit niet meer nodig. Het lijkt, of wij de wortels
uit de modder kunnen lostrekken en ons door de sfeer der gedachte zelf kunnen voeden.
Dit geeft aanleiding tot overleveringen in India en Tibet, waarvan u wel gehoord hebt: mensen
die slechts van lucht leven, alleen door de ademhaling. Zij hebben zich losgemaakt van het
laagmateriële. Zij houden het nog wel in stand: maar eigenlijk zou je zeggen dat er al
eigenschappen zijn, die langzamerhand verkommeren: zij zijn niet meer noodzakelijk.
En nu, met het bewustzijn van de vrije geest, komt het typische: het laagste chakra (dat
ontstond op het ogenblik van zelfbeoordeling en het hoogste chakra worden met elkaar
verbonden. Het kruin- of top-chakra bloeit open en de eigen levenskracht is nu niet alleen
meer van beneden afhankelijk. De bloem, opengebloeid, trekt haar krachten uit de atmosfeer,
ook voor de plant naar beneden en brengt zo zichzelf tot rijpheid.
Bij een bloem betekent dit het voortbrengen van nieuwe bloemen. Voor een mens, die in de
lotusvijver van het leven bestaat, betekent het eigenlijk, dat hij vrij wordt in de geest te leven:
dat hij afstand kan doen van alle dingen en daardoor juist heerser wordt over alle dingen.
Want alleen dat, wat je niet begeert en dat, wat je niet vreest kun je werkelijk beheersen. Zo
ontstaat een meesterschap en in plaats van dat wij een rijping krijgen, waaruit later nieuwe
planten zullen voortkomen, zien wij uit het kapsel van de menselijke wereld en de menselijke
gedachtewereld de nieuwe bloei ontstaan. Wat eens het topvlak was, wordt a.h.w. tot bodem
van een nieuwe vijver. De bewuste, de ontwaakte, streeft omhoog door de vele sferen van
weten en denken en ontplooit zich eindelijk boven het niveau van alle vorm, van alle
differentiatie, zelfs van wezen, tot een nieuwe erkenning van de kosmische eenheid.
Maar dat is een fase van leven, die ook weer ingedeeld kan worden in een sfeer, waarin je je
beweegt (de sferen): het voedsel (het mentale wereldje: én de spiegel), die dan misschien al
heel dicht ligt bij een lichtende of goddelijke sfeer.
Zo is de vergelijking van de lotusvijver op ons allen toepasselijk, of wij nu geest of stof zijn en
waar wij ook vertoeven. Zeker is dat wij steeds weer wanneer wij - bewust wortelend in het
laagste - ons voeden, wij dan de wereld van denken (hoe die dan ook in onze wereld wordt
uitgedrukt) voor onszelf vergroten en daarin a.h.w. langzaam bereikt worden door het
goddelijk licht, zodat wij kunnen openbloeien. Dan zullen wij ons wezen aanmerkelijk
verhogen.
Men zegt wel - ik ben er niet zeker van - dat de meeste wezens drie fasen nodig hebben voor
elk van die vijvers. Omdat ze de eerste maal te veel in de modder blijven wortelen: de tweede
maal te veel naar het licht streven en daardoor teniet gaan: en pas de derde maal leren om te
leven uit het water van bewustzijn, het levend water of de bron des levens, waaruit het wezen
zich langzaam ontplooit en omhoog wiekt tot voltooiing.

67
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 6 – Overzicht

ZESDE LES - OVERZICHT

Bij het bespreken van de geheimen van de geest hebben wij reeds vele mogelijkheden en
wegen ontmoet. Het lijkt mij dienstig nogmaals en zo kort mogelijk alle bijzondere facetten en
mogelijkheden op te sommen en in dit overzicht zoveel mogelijk alle details, ook die verder ter
sprake komen, in te sluiten.
Allereerst dan de geest zelve.
De geest leeft in een eigen wereld, waarin geen werkelijke tijd bestaat. Haar tijdservaren is
volkomen relatief, haar verhouding met anderen in die wereld en haar contact met die wereld
of andere werelden wordt alleen bepaald door haar eigen instelling en gedichteninhoud. De
taal van de geest is het best te vergelijken met telepathie. Zij wordt gebruikt om beelden uit te
wisselen en indien er slechts een klein deel van het beeld als antwoord optreedt in degene, die
men aanspreekt, kan daarvan over het algemeen een zeer grote uitbreiding van bewustzijn -
ook in vorm - in de sferen het gevolg zijn. Het z.g. geestelijk onderricht van de geest is in de
eerste plaats gebaseerd op harmonie. De in de geest gewekte harmonieën kunnen worden
versterkt door een leraar of meester, zodat ervaringen worden opgedaan, die boven het eigen
vlak liggen. Bij een later overdenken van een dergelijke les is men in staat een groot gedeelte
hiervan in de termen van zijn eigen wereld weer te geven.
De verschillende sferen. De sferen worden - zoals u bekend - verdeeld in vormkennende en
niet-vormkennende. In elke vormkennende wereld heeft de geest haar eigen vormdragende
voertuigen. Dat wil zeggen dat deze voertuigen tot op beperkte hoogte in staat zijn ook als
vormwezen op de stof invloed uit te oefenen, zich aldaar te manifesteren of in de vormwereld
onmiddellijk in te grijpen. De z.g. niet-vormkennende werelden laten deze mogelijkheid niet
toe en vergen - als men uit deze wil ingrijpen - eerst de opbouw van een vormkennend
voertuig.
Verder kan in verband met de geest worden gesteld: zij leeft voor haar eigen bewustzijn het
grootste gedeelte van de tijd in sferen. Wanneer zij een beperkt bewustzijn heeft, kent zij in
deze sferen een z.g. sluimer- of slaapperiode, gevolgd door een zekere afkeer voor de wereld,
waarin zij verkeert. Zij zal dan uit die wereld trachten terug te keren naar een lagere wereld
om daar kennis op te doen en op bepaalde wijze werkzaam te zijn: Wanneer de geest niet rust
of slaapt en niet terugkeert, is haar toestand over het algemeen één van blijmoedigheid, tenzij
zij zich van haar wereld afsluit. Er bestaat geen enkele geestelijke wereld, die in zichzelf
duister of onaangenaam is. Al het duister en onaangenaam zijn van sferen en bestaansvormen
van de geest komen uit haarzelve voort, zodat elke geest, die in zich licht draagt, ook tot in de
duisterste sferen kan gaan, zonder te worden aangetast door de wanhoop, de ellende en de
beperkingen, die daar bestaan.
De incarnaties van de geest vinden plaats op grond van harmonie. Zij erkent in zichzelve
bepaalde tekorten en zal krachtens deze erkende tekorten een stoffelijke vorm zoeken, die
haars inziens daarvan een aanvulling zal betekenen.
In de stof openbaart de geest zich hoofdzakelijk middels het onderbewustzijn en zij zal daarin
slechts weinige invloeden direct bewust kunnen uitoefenen. Ook wanneer zij in de stof
vertoeft, blijft zij contact houden met alle werelden en sferen, waarin zij bewust is en voor
welke zij dus een door haar gekend voertuig heeft gevormd.
Werkingen en krachten van de geest in de stof.
De geest in de stof geeft impulsen en werkt hoofdzakelijk middels de emoties. De krachten en
werkingen van de geest kunnen nimmer door de rede worden bepaald, omdat het bestaan van
de geest zich geheel aan de menselijke rede en haar beperkingen onttrekt. Alle krachten, die
de geest in hogere sferen kan opdoen, kan zij - mits voldoende bewust - naar elke lagere sfeer

68
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 6 – Overzicht

en naar elk lager voertuig, waarin zij persoonlijk bewust is, overbrengen. Het is haar niet
alleen mogelijk om krachten van het hoogste licht b.v. te projecteren in een zeer duistere sfeer
maar ook om dergelijke krachten in een stoflichaam over te brengen. Een uiting van deze
krachten in de stof is niet mogelijk, tenzij zij worden getransformeerd in voor de stof kenbare
trillingen en werkingen. De grootste belangstelling van de geest gaat niet uit naar het stoffelijk
beleven. Voor haar is belangrijk het emotioneel quotiënt dat daarin schuilt, en alleen datgene,
wat mede door het gevoelsleven wordt beleefd, is voor haar werkelijk en van groot belang. Zij
zal zich hierop baseren, als zij gelijktijdig haar eigen wereld en haar eigen inzichten opbouwt.
In verband hiermede mag worden opgemerkt, dat een bekend gezegde "U bouwt zich een huis
in de hemel of in Zomerland", in deze beperkte zin dus waar is, daar al wat op aarde wordt
gedaan voor de geest belangrijk is en tevens eigen kracht, waarde en mogelijkheden in de
geestelijke wereld onmiddellijk verandert.
De geest is met het lichaam verbonden door het bewustzijn. Zolang het bewustzijn in het
lichaam voldoende prikkels naar de geest uitzendt, zal zij zich daarvan niet losmaken. Treedt
er een ogenblik op, dat het aantal prikkels, dat de stof afgeeft en de daaruit volgende
bewustzijnsreacties, te klein worden, dan kan de geest zich uit de stof terugtrekken, hetzij met
achterlating van één of meer voertuigen in of bij de stof, hetzij geheel. Wat zij niet kan doen is
de band van levenskracht verbreken, waardoor zij zich voortdurend met het stoflichaam
associeert.
Onder de vermogens, die in de stof aan de geest worden toegeschreven, zijn een groot aantal
z.g. occulte of paranormale. Deze occulte of paranormale vermogens zijn echter grotendeels
mede eigen aan het lichaam en dus niet alleen aan. de geest toe te schrijven. Slechts de wijze,
waarop zij gebruikt en gericht kunnen worden, is in feite geestelijk, vooral wanneer het
noodzakelijk blijkt ook met niet-stoffelijke invloeden en waarden te gaan werken.
Het uitschakelen van de tijd (althans van de menselijke tijd) is voor de geest een normaal
verschijnsel. Onder omstandigheden kan zij dit in de stof projecteren. Overal zal de geest ook
middels de stof zoeken naar voor haar belangrijke harmonische aspecten. Zij zal daartoe in die
stof impulsen trachten te wekken, die een dergelijke harmonie zo emotioneel, zo zuiver en zo
intens mogelijk uitdrukken. Zij zal daarbij weinig of geen rekening houden met de zuiver
stoffelijke standpunten, maar zal wel door gevoelens van berouw, van verwerping, zelfbeklag
e.d. kunnen worden gestoord. Er moet dus behoorlijk rekening worden gehouden met
stoffelijke toestanden en omstandigheden, wanneer de impulsen van de geest in de stof
worden beoordeeld.
Onder het hoofd magie en al wat daarmede samenhangt, vinden wij over het algemeen een
beschrijving van de contacten, die door de mens kunnen worden gelegd met de verschillende
geesten én zijn mogelijkheid tot beheersing van natuurgeesten en wat dies meer zij. In
beginsel kan worden gezegd, dat dit alleen stoffelijk niet mogelijk is. Slechts indien de eigen
geest - en wel in volledige concentratie en met voldoende machtsoverwicht - hieraan
medewerkt, is een beheersing van andere, lagere geesten mogelijk. Men zal nimmer in staat
zijn een geest te beheersen of te bedwingen door eigen kracht alleen. Hoe groter de entiteit is,
tot wie men zich wendt en wie men een bevel wil opleggen, hoe intenser men dus één zal
moeten zijn met de hoogste kracht. Is dit niet het geval, dan is men te allen tijde kwetsbaar
en wordt men onderdanig aan degene die men oproept. Daarom is dus alle magie, die zich met
bezwering en oproeping bezighoudt, uit den boze en is te verwerpen. Wij kennen echter ook de
z.g. sympathische magie, waarbij de geest eveneens werkzaam is. Voor de geest geldt n.l. dat
voor haar twee punten, die in tijd en ruimte verschillen en waar stoffelijk een andere
persoonlijkheid bestaat, op bepaalde voor háár bestaande momenten identiek en gelijk zijn. Zij
zal op dat ogenblik niet alleen in haar eigen voertuig maar ook in het andere voertuig alles
kunnen verrichten, wat in haar ligt. Hierop berusten o.m. de z.g. genezingen op afstand. Het
zal duidelijk zijn dat door het gebruikmaken van een gelijktijdig optreden - ook wanneer in
plaats zowel als tijd werkelijke verschillen bestaan - de geest haar eigen persoonlijkheid verder
kan uitbreiden, een groter aantal emoties en ervaringen kan opdoen, dan door één enkel
voertuig mogelijk is en daardoor sneller bewust zal worden en grotere kracht zal kunnen
verkrijgen. De kern van dit alles vindt men terug in de overigens niet magische zegswijze: Heb
uw naasten lief gelijk uzelve.
69
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 6 – Overzicht

Het is belangrijk te weten, dat uw geest in u te allen tijde een zodanige invloed heeft, dat
daardoor uw gedachte van de normale stoffelijke denksporen worden afgeleid en ook bepaalde
associaties in het stoffelijk denken worden bepaald. Wanneer wij dit denken op de juiste wijze
weten te stuwen of te beheersen, is het omgekeerd dus ook mogelijk daarmee de eigen geest
sterker te beïnvloeden en zelfs van die geest bepaalde, door ons stoffelijk begeerde reacties te
verkrijgen.
In deze enkele punten heb ik getracht u een overzicht te geven van de geest en wel speciaal
van haar relaties met uw eigen wezen. Een volgend hoofdstukje van dit overzicht is speciaal
bestemd u inzicht te geven in hetgeen de geest in haar eigen werelden kent en doet, opdat u
daaruit zult kunnen afleiden, hoe zij zich in de stof kan uitdrukken, wanneer zij niet stoffelijk
bevoertuigd is, hoe zij in het stoffelijk bestaan ingrijpt en waarom en wat haar eigen werelden
en mogelijkheden zijn.
Bij het beschouwen van de geest in een niet-stofgebonden bestaan valt ons allereerst op, dat
haar eigen bewustzijn, het voertuig plus de wereld bepaalt, waarin zij zich beweegt. Zij zal
deze voertuigen over het algemeen kiezen in een sfeer, die niets met de stof te maken heeft.
Is zij zeer stofgebonden, dan kiest zij echter de astrale sfeer, die halfstoffelijk is. Van alle
geesten, die in een astrale sfeer leven, kan worden gezegd: Zij hebben geen volledige toegang
tot hun werkelijke, geestelijke persoonlijkheid en kunnen evenmin volledig beschikken over al
hetgeen uit de lichte geestelijke sferen voortkomt. Datgene, wat uit negatieve sferen (dus uit
duister, ontkenning en chaos) voortkomt, kan echter in de genoemde sfeer wel volledig tot
uiting worden gebracht. De voertuigen, die in een dergelijke sfeer door de geest worden
gebruikt, zijn niet aan een vaste vorm gebonden, maar wijzigen zich met de veranderingen in
de persoonlijkheid van de geest. Vaste voertuigen, die stoffelijk zijn gevormd (de z.g. schillen),
kunnen voor een tijdelijk of duurzaam verblijf in die sfeer worden gebruikt. Een
gedachtematrix, door mensen gevormd, b.v. door aanbidding van een bepaalde, op zichzelf
nietbestaande godheid, kunnen in de astrale wereld tot voertuig worden van geesten, die
behoren tot duistere of lichte sferen.
Wanneer wij de geest zien in een z.g. Zomerland dan wel in een z.g. halfduistere vormsfeer,
valt ons verder op dat zij daar uit haar eigen gedachte en herinneringen - deze voegende bij
die van anderen - een soort complexe wereld opbouwt, die niet identiek is met de uwe, maar
daarvan toch vele verschijnselen kent. Zij leeft in deze wereld volgens normen, die in de stof
nog aanvaardbaar zouden zijn. Zij kent daarin dan ook arbeid, onderricht e.d. Datgene, wat in
een dergelijke vormsfeer arbeid heet, is geen feitelijke arbeid, tenzij deze bestaat uit z.g.
studie, meestal gericht op het begrijpen van lagere sferen, het beter erkennen van de wetten,
die daarin heersen, dan wel uit onderricht om 't "ik" harmonisch te maken met leermeesters
en daardoor inzicht te krijgen in wat zich in een hogere sfeer afspeelt. Ál het andere, hoezeer
het de geest ook in beslag moge nemen, is nutteloos. Dit te erkennen brengt vele geesten, die
in dergelijke vormwerelden leven, er reeds toe zich - zij het op beperkte wijze - met een lagere
wereld of met de stofwereld bezig te houden.
De z.g. vormvrije werelden geven de geest een zeer grote mogelijkheid tot eenwording met
anderen. Het is mogelijk hier, waar geen uiterlijke begrenzing van de persoonlijkheid wordt
aangenomen, een tijdelijke fusie aan te gaan, waarbij verscheidene persoonlijkheden van zelfs
verschillend niveau en gehalte een tijdelijke eenheid vormen. Niet van het gezamenlijk
ervaren, dat dus voor een ogenblik door elk deel wordt beleefd, maar wel van de in het "ik"
gedurende deze toestand gewekte vermogens zal na scheiding in elke persoonlijkheid een
volledig beeld achterblijven. Deze vorm van eenwording en versmelting zal dan ook in de
niet-vormkennende sferen heel vaak door de geest worden gebruikt en wel bij voorkeur om
daaruit hetzij lering te trekken omtrent een taak, die men wil volvoeren, dan wel eigen
innerlijke vermogens zó te vergroten, dat men bewust en als persoonlijkheid een hogere sfeer
durft benaderen.
In de lagere sferen, die dan bijna duister zijn, vinden wij hiervan een soort evenbeeld. Hier is
het "ik" met zijn gedachte in zichzelf besloten, maar van een versmelting met anderen is hier
geen sprake, wel vaak van een onderlinge strijd. Opvallend is, dat - waar in de lichte sferen bij
het vormloos bestaan het tijdselement praktisch is uitgeschakeld - in de lage of duistere sferen

70
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 6 – Overzicht

daarentegen het tijdsverloop verveelvoudigd blijkt, zodat een korte spanne tijds - volgens
menselijke tijdrekening - voor een dergelijke geest zelfs duizenden jaren zou kunnen
betekenen. Dit komt ook tot uiting door de samenwerking, die men daar nog eventueel wil
kennen. Dat zijn over het algemeen gedachteassociaties, die men gezamenlijk voor een
bepaald doel uitzendt. Krachten, die uit het duister zijn gekomen in een vormloze of praktisch
vormloze wereld, kunnen daar wel tijdelijk chimaera of nachtmerries scheppen, die zelfs
astraal geuit worden. Deze vervallen echter zeer snel en vergen van de lagere sfeer zeer grote
kracht om te worden in stand gehouden. In de lagere wereld echter wordt een dergelijke
inspanning gerechtvaardigd, omdat nieuwe impulsen worden ervaren, die men niet aan
vijanden behoeft te wijten, doch aan persoonlijkheden, die men als minderen ziet. Voor de
lagere sferen kan het contact met de wereld dus betekenen: een verrijking van het "ik",
zonder angst dat men er zelve aan ten gronde gaat. Vandaar dat het demonische zich op de
wereld heel vaak tracht te uiten.
De werking van uit hogere en geen vormkennende werelden naar de stof is wat omslachtiger.
Er bestaat ten eerste de mogelijkheid om de geest, die zich van de stof vrijmaakte mede in
eigen gedachtesfeer te betrekken en zo, in haar toestand van uittreding, aan die geest, lering,
onderricht én zelfs krachten af te geven of over te dragen. Bovendien is het mogelijk om via
een daartoe speciaal geschapen voertuig, dat ook door de samenwerking van meer dan één
geest kan worden gevormd en in stand gehouden, b.v. krachten, bepaalde leringen etc. door
te geven naar de stof. Hierbij kunnen wij denken aan zowel het geven van kracht, het tot
stand brengen van genezingen, het schenken van beelden of andere inspiratieve waarden, als
het woord en zelfs aan inbeslagneming, zoals bij trance en half-trance geschiedt. Wanneer de
geest dit doet, zo zal zij daarbij over het algemeen niet haar eigen wezen volledig prijsgeven,
maar trachten datgene, wat zij op dit ogenblik voor de wereld als juist erkent krachtens haar
eigen wereldervaring en overzicht, zo duidelijk en zo kort mogelijk aan de mens voor te
leggen.
Het onderscheid tussen de geest, die werkt van uit het duister en de geest, die werkt van uit
het licht, kan zeer snel worden gemaakt. De geest, die werkt van uit het duister, beroept zich
in de eerste plaats op de verlangens en wensen van de mens, die hij benadert. Zij tracht dus
aan deze tegemoet te komen, doch nimmer trachten dit te verklaren, maar gaat uit van een
gezagspositie. Daarbij zal zij bovendien geneigd zijn vele vormen of persoonlijkheden, die niet
de hare zijn, aan te nemen, als daardoor een voldoende contact met haar gehoor of
medewerkers in de stof zal ontstaan. De lichte geest zal over het algemeen de voorkeur geven
aan al datgene, waaruit directe hulp kan voortkomen. Haar eerste belangstelling zal gericht
zijn op de zelferkenning van de mens. Zo tracht zij de mens tot zelfkennis te brengen en
gebruikt daarvoor alle middelen, maar slechts zelden zuiver persoonlijke. Het doen van
voorspellingen e.d. is nimmer het hoofddoel van de lichte geest. Orakels worden over het
algemeen weinig gegeven: profetieën alleen dan, als er tevens lering uit getrokken kan
worden. Het doel is o.m. door het vergroten van de harmonie met de mensheid de eigen
levenssfeer aanmerkelijk uit te breiden en dus juist uit de niet-vormkennende werelden een
samengaan met de vormkennende wereld te verwezenlijken, waarbij echter het eigen
hoog-geestelijk peil en de eigen sfeer niet behoeven te worden prijsgegeven.
De vraag, waarom de geest zich met de mens bemoeit, kan als volgt worden beantwoord: De
geest heeft in zekere zin dezelfde inzichten als de mens. Zij is evenals hij overtuigd van haar
roeping. Zij kent eveneens verschillende geloofsvormen. Zij kent bovendien ook verschillende
benaderingswijzen tot eenzelfde probleem. Wanneer door een groep als de onze verschillende
beschouwingen aan de mens worden medegedeeld en voorgelegd, moet er toch mee worden
gerekend, dat het geheel van de zienswijze altijd een zekere hoofdtoon heeft, die het gevolg is
van eigen geloof, eigen leven en eigen bestaan in de sferen. De bedoeling eenheid te scheppen
en harmonie te vergroten is niet alleen voor de mens maar ook voor de geest belangrijk.
Uitgaande van het feit, dat ook in de eigen wereld door vergroting van harmonie meer kan
worden bereikt en begrepen, ja, dat men grotere krachten in en rond zich zal kunnen wekken,
is reeds voldoende om de vaak zeer krachtige en langdurige pogingen te verklaren, welke de
geesten zullen doen om de mensen op deze wereld bij te staan. Al hetgeen vanuit haar wereld
wordt voortgebracht, kan zij niet in stoffelijke termen weergeven. De taal van de geesten des

71
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 6 – Overzicht

lichts is dan over het algemeen een gelijkenis ofwel het opbouwen van een stoffelijk redelijk
betoog, dat niet geheel wordt voleind, maar een bepaalde conclusie aan de toehoorder
overlaat of liever nog in hem een bepaalde emotie wekt.
Werken met z.g. magische middelen (dus met trillingen, vormen, die één incantatie gelijk
komen e.d.) is over het algemeen voor de geesten uit het licht aanvaardbaar. De geesten uit
het duister zullen zich over het algemeen meer houden aan een strak ritueel, waarbij zij
uitgaan van een rituele handeling, die om te beginnen door de mens moet worden volbracht.
Het samenvloeien van vele verschillende tijden betekent, dat ook de hoogste geest geen direct
overzicht heeft over de op aarde gebruikelijke zeden, de daar op dit ogenblik gangbare moraal,
de daar op het ogenblik heersende vooroordelen. Om toch enigszins met voldoende succes te
kunnen werken op aarde, is het dan ook noodzakelijk een systeem van waarnemers of
waarnemingen te vormen. Daarvoor zal men uit de vormloze werelden, waarin men immers
zelve slechts met moeite tot de stofwereld kan doordringen en alleen door middel van
daarvoor opgebouwde voertuigen, z.g. astrale observatieposten vestigen. Een dergelijke
observatiepost kan het best worden vergeleken met een soort ontvanger voor menselijke
gedachtetrillingen, waarin alle sterk voorkomende trillingen tijdelijk worden vastgelegd. Een
dergelijk voertuig wordt afgelezen en daarna in zijn bestanddelen ontbonden, waardoor de
vastgelegde trillingen worden vernietigd. Daarna wordt het voor een nieuwe ontvangst
wederom opgebouwd. Op deze wijze is het mogelijk zelfs zeer accuraat een groot gedeelte van
het menselijk denken en weten te peilen. Het is dus ook mogelijk het werken van uit de
hogere geestelijke sfeer en zelfs de trilling van krachten, die worden gegeven om de mens te
helpen, daarop volledig te baseren en af te stemmen.
De vormwerelden zelf vinden over het algemeen eerder contact met de mensheid door
voortdurend tot hen af te dalen en dus hun gedachte onmiddellijk te delen. De geestelijke
helpers uit de lichtende werelden. De z.g. helpers, kunnen worden onderverdeeld in de
klassen: helpers op aanroep, geleidegeesten, helpers of controles en meesters. De toevallige
helper is iemand, die - meestal levend in een vormkennende sfeer - geneigd is anderen, die
met soortgelijke problemen te kampen hebben als hij in eigen leven kende, bij te staan om
dan tot een gunstige oplossing te komen. Afgaande op de harmonie van het gekende
probleem, dalen zij af, blijven een korte tijd bij de mens in de buurt, lenen hem hun krachten
en trachten hem tot juiste handelwijzen te inspireren. De z.g. geleidegeest is iemand, die -
hetzij door lot uit vroegere incarnaties hetzij door verplichtingen of banden tijdens dit leven
ontstaan - zich zozeer met enkele personen verbonden acht, dat hij dezen voortdurend blijft
vergezellen: dan wel iemand, die krachtens een geestelijke gemeenschap of eenheid een
bepaalde tijd een mens blijft volgen en dienen en daarbij door zijn geestverwanten vaak wordt
afgelost. Deze helpers zullen trachten de mens in het juiste spoor van denken te brengen: in
enkele gevallen inspireren zij hem daarbij en veelal helpen zij hem bovendien aan wat extra
krachten. De z.g. controles of geestelijke helpers zijn personen, die daarbij tevens trachten de
menselijke aura onder hun controle te krijgen, zodat het hun mogelijk is de contacten, die met
andere geesten worden gelegd, mede te bepalen en te controleren, ongewenste invloeden voor
de persoon in kwestie af te wenden en hem ook af te schermen, wanneer hem stoffelijk
onaangename impulsen worden toegezonden. De z.g. meester vertoeft meestal niet in de
nabijheid van zijn pupil, maar zal trachten een geestelijke harmonie door middel van een
bepaald begrip op te bouwen. Dit begrip is dan de sleutel, waardoor de leerling zich vrijwillig in
harmonie met de meester kan brengen. In tegenstelling met de drie voorgaande groepen is de
meester wel altijd bereid te helpen, maar zijn hulp, zijn inspiratie wordt nimmer bepaald door
de eigen geaardheid of de toestand van zijn leerling.
Om deze korte samenvatting van geestelijke hulp nog een ogenblik verder te beschouwen: Het
is duidelijk, dat genoemde klassen van helpers eveneens met meer bewusten op aarde en zelfs
met ingewijden tot samenwerking kunnen komen. In dergelijke gevallen is het mogelijk, dat
een geestelijk middelpunt wordt gevormd, dat meestal ligt aan de grens van de vormkennende
en niet-vormkennende sferen. Hier komen dus de geesten van degenen, die in de stof leven
met de bewoners van de sferen samen. Het is mogelijk in deze punten een zeer grote kracht te
ontwikkelen. Een dergelijk krachtpunt kan worden vergeleken o.a. met het z.g. altaar van de

72
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 6 – Overzicht

Witte Broederschap: het punt dus, waar de grote krachtuitwisseling tussen sferen plaatsvindt.
Dit bestaat ook voor kleinere groepen en genootschappen.
Een volgend deel van ons overzicht van de geheimen van de geest brengt ons tot de vraag: In
hoeverre kan de geest juist overzien wat op aarde gaat gebeuren: in hoeverre kan zij hiervan
mededeling doen aan de mens: in hoeverre kan de mens daaruit nut trekken?
Slechts voor de zeer hoge geest is het mogelijk alle werkingen van oorzaak en gevolg in alle
details, ongeacht tijd of ruimte, volledig te volgen. Dezen zouden een volledige voorspelling
kunnen geven van het menselijk lot, maar zullen meestal daarvan afzien. Zij weten immers
dat bepaalde delen van het lot vastgesteld zijn door goddelijke wetten en niet kunnen worden
gewijzigd. Het aangeven van onbelangrijke details zou hoogstens verwarrend werken. Wel
wordt van deze zijde soms de aandacht gevestigd op eigen vermogens en zal men in enkele -
maar niet vaak voorkomende - gevallen waarschuwingen geven. Waarschuwingen worden
meer gegeven door geesten, die geen beperkt overzicht hebben in de tijd, maar wel de
waarschijnlijkheid van een gebeuren kunnen voorzien. Zij zullen zich daarbij vooral baseren op
hetgeen zij in de mens zien en hetgeen zij in zijn omgeving vaststellen. Zij zijn geneigd om
bepaalde predicties te doen en bepaalde voorstellingen mede te delen. Hun gegevens zijn
echter nooit volledig. Verder volgt uit hun wezen, dat de menselijke tijd niet geheel kan
overbruggen, dat zij slechts fragmenten uit het geheel zullen aflezen en door een verkeerde
samenvoeging van deze fragmenten soms kunnen komen tot een geheel verkeerde
eindconclusie. Vandaar dat het aanvaarden van voorspellingen door de geest, ook al komen zij
van de lichtende geest, voor de mens niet goed is en dat zij ten hoogste kunnen worden
beschouwd als een waarschuwing maar nooit als een zekerheid.
Al hetgeen geestelijk wordt voortgebracht en gedaan, kan door de geest bewust worden
gedaan. Maar ook is een onbewust contact mogelijk. Wanneer er n.l. tussen een mens en een
geest een zodanig sterke harmonie ontstaat, dat de geest onbewust haar gehele weten en
wezen doet overvloeien in die mens, zal die mens alle voorkennis kunnen aflezen, welke in de
geest aanwezig is en deze volgens stoffelijke maatstaven interpreteren. Het is hier de
interpretatie, die zodanig verwarrend werkt, dat de gevolgen en mogelijkheden daarvan over
het algemeen gering zijn. Manifestaties en verschijningen worden door de geest wel eens tot
stand gebracht, maar meestal slechts met medewerking van de mens of bepaalde elementaire
krachten, dus elementalen.
Alle geest, die als mens op aarde heeft geleefd, heeft grote mogelijkheden bij het beïnvloeden
van de mensheid. Degenen, die dit niet hebben gedaan, kunnen alleen van buitenaf ingrijpen,
dan wel onder zeer beperkte condities en mogelijkheden tijdelijk optreden als leermeester.
Nu wil ik dan nog dieper ingaan op andere achtergronden en geheimen, n.l.: Wat is eigenlijk
geest? Die vraag wil ik trachten zo beknopt mogelijk te beantwoorden. Wat is eigenlijk geest?
Het is zeer moeilijk de geaardheid van de geest te omschrijven. Zij is in wezen uitdrukkelijk
niet materieel. Zelfs daar, waar zij vormen bouwt, die semi-materieel zijn - zoals in de astrale
wereld het geval is - is en blijft de geest iets, wat niet door materie kan worden bepaald. Een
van de eenvoudigste, maar daardoor moeilijk te begrijpen omschrijvingen is: Een in zich
gemoduleerd veld met moduli van vaste waarde, die elk voor zich een veldvariant bepalen en
zo een reactie op omringende velden mogelijk maken. Deze bepaling kunt u rustig terzijde
leggen, als u maar het volgende onthoudt: Kracht is de kern van elke geest. Deze kracht is
niet een goddelijke kracht maar een ontleding van het Goddelijk, zoals gekleurd licht een
ontleding kan zijn van wit licht. De wijze van ontleding bepaalt de geaardheid van de geest. Je
zou dus kunnen zeggen: Kleur en sfeer zijn - in dit voorbeeld - vergelijkbaar.
De geest belast zich echter over het algemeen met veel, wat niet tot haar eigen wezen
behoort. Vergelijking: Een stofwerveling, waarin veel papier en stof wordt opgezogen.
Ongetwijfeld maakt dit de vorm van de werveling meer zichtbaar, maar het betekent tevens
een belasting, welke energie verbruikt. Zo kost dus elk bestaan van de geest in een lagere
sfeer kracht, energie. Hoe vrijer de geest is van alle vorm en van alle bewust gezochte
versnippering en begrenzing, hoe minder zij stoffelijk nog definieerbaar wordt, maar hoe meer
zij haar eigen wezen gelijk komt en hoe minder krachtverspilling in haar kan optreden. Hoe
groter derhalve haar vermogen.
73
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 6 – Overzicht

Wanneer u stelt, dat elke gedachte de mogelijkheden van de geest in zich draagt en zodra zij
wordt uitgestraald in geaardheid aan die van de geest zeer sterk verwant is, kan men zeggen:
De geest is een samenbundeling van gedachte. Deze gedachte mogen echter niet worden
gezien als onsamenhangend. Zij worden a.h.w. in bepaalde rubrieken verdeeld. Elke rubriek
van gedachte nu moet harmonisch en evenwichtig zijn met elke andere rubriek, wil er sprake
zijn van een afgeronde of bewuste persoonlijkheid. Waar dit niet het geval is, zal de geest niet
in staat zijn haar vormloze status te handhaven en zal zij uit haar omgeving bepaalde
begrippen, vormen en zelfs materie moeten opnemen om zich te stabiliseren.
De z.g. geesten, spoken enz., die zich op aarde manifesteren, hebben daarvoor krachten
nodig, die aan de mens inherent zijn. Het zijn moleculair bindende krachten, die zij in het
menselijk protoplasma vinden en die onder bepaalde omstandigheden en anders gecombineerd
het z.g. ectoplasma vormen. Deze krachten worden niet alleen door de mens maar door de
meeste warmbloedige dieren voortgebracht en kunnen van de meeste warmbloedige dieren
worden afgenomen. Zo wordt het voor dergelijke geesten mogelijk om bij overheersende
geestelijke kracht bezit te nemen van mensen en dieren (denk aan de bezwering van de geest
"Legio" door Jezus: hij geeft hem n.l. toestemming met zijn gezellen in de zwijnen te varen)
en zij zullen bovendien uit deze wezens dus dat plasma kunnen nemen. Dit plasma stelt de
geest in staat tot het wekken van verschijnselen van zuiver stoffelijke geaardheid. Zonder een
dergelijk plasma echter is zij betrekkelijk krachteloos. Zij kan dan niet overgaan tot
manifestaties, die fysiek geweld kunnen veroorzaken. Wel kan een geest (een lagere geest
dus), die zich op aarde wil manifesteren, gebruikmaken van de gevoeligheid van de mens.
Hierbij worden in de menselijke geest voorstellingen gelegd, die via het onderbewustzijn, waar
zij prikkels vormen, in het bewustzijn een stoffelijke illusie wekken. Alle spookverschijningen,
die door de mens worden waargenomen, - visueel of auditief - zijn in feite illusies, welke door
impulsen op een niet-stoffelijk terrein worden gewekt. Zij kunnen dan ook nooit gevaarlijk of
dodelijk zijn, tenzij de mens zijn eigen bewuste gedachte in harmonie laat brengen met het
denken (de uitzending van het wezen) van een dergelijke geest. Dan ontstaat b.v. de angst,
waardoor een geest kan wurgen, kan doden e.d.. Een groot gedeelte van de
spookverschijnselen, die van uit het astraal gebied worden geprojecteerd, is absoluut
onschadelijk. Het heeft dus geen zin om bang te zijn voor deze manifestaties. Onthoudt u
echter dit: wanneer u de manifestatie hebt overwonnen, hebt u nooit de geest overwonnen. De
geest is daarmede n.l. niet identiek. En wat als manifestatie wordt gebruikt, is ten hoogste een
tijdelijk aanvaarde belasting van de geest zelf, die niet materieel is, geen invloed kan hebben
dan door uw geestelijke voertuigen, maar ook onaantastbaar is voor elke kracht, die u als
stoffelijke bezwering gebruikt.
Wat is de geest verder nog?
Zij is natuurlijk een ontbindingsverschijnsel van de ziel. De ziel zelve is goddelijke kracht,
goddelijk licht, kleurloos. Het valt uiteen in kleuren door "ik"-kennis en ervaring. Het begrip
"ik" kan worden gezien als een prisma, waardoor de kracht van de ziel wordt ontleed in een
reeks van kleuren: en deze reeks van kleuren plus de daarin optredende afwijkingen vormen
dan de persoonlijkheid. Zo min als licht definieerbaar is - hetzij alleen als straling, hetzij alleen
als trilling - evenmin zal men de ziel en de krachten, die daaruit voortkomen, kunnen
omschrijven als energie of niet-bestaande, negatief, enz. Er bestaat geen mogelijkheid om de
geaardheid van de geest stoffelijk nauwkeurig vast te stellen. Wanneer men b.v. spreekt van
gewichtsvermindering bij sterven, kan dit ten hoogste betreffen het z.g. astraal lichaam, dat –
fijn-materieel zijnde - een deel van het plasma met zich neemt. Een dergelijke
gewichtsvermindering kan echter maar zeer klein zijn.
Het is voor een ieder belangrijk te beseffen, dat het dus geen zin heeft van andere dan eigen
geest een direct ingrijpen in de stof te verlangen of te verwachten. Slechts via de daarvoor
geschapen centra of middelen kan die geest wel ingrijpen. Uit de geaardheid van de geest
vloeit dit reeds voort. Wanneer u zich afvraagt: "wat is mijn geest?", dan kunt u het best
zeggen: Mijn geest is een weten - niet te vergelijken met een gedachtesysteem van
opeenvolgende impulsen maar een totale reeks van impulsen - gepaard gaande met een
bepaalde kracht, een bepaald vermogen, dat tijdelijk met mijn stof is verbonden.

74
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 6 – Overzicht

Nu ik getracht heb hierop antwoord te geven, komt natuurlijk de vraag: Welk doel heeft de
geest met het zich meermalen binden aan een stoffelijk lichaam?
Zoals reeds is gezegd, is emotie voor de geest belangrijk. Emotie kan in de geest altijd worden
opgewekt, maar alleen aan de hand van in haar aanwezige waarden. Datgene, waarvan zij
geen principieel harmonisch beeld in zich draagt, kan door haar niet zonder meer worden
ervaren. Eerst wanneer zij de beperking van het "ik" prijsgeeft, kan zij dat wel. Daarom zal zij
tot de stof terugkeren om zo haar innerlijke harmonie aanmerkelijk te vergroten. In de stof n.l.
wekt zij harmonieën van uit haar eigen wezen, maar krijgt als antwoord daarop reacties, die
niet in haar eigen wezen bestaan: althans behoeven te bestaan. De uitbreiding van geest en
geestelijk vermogen geschiedt dus door de stoffelijke emotie en bovendien door de beelden,
die met een dergelijke emotie verbonden zijn. Elke geest kan worden voorgesteld als een
beperkt heelal, waaraan steeds meer elementen worden toegevoegd, tot het een harmonisch
geheel is en in zijn structuur volledig aan de goddelijke wet beantwoordt, als b.v. een kristal.
Punten, die zeker ook uw aandacht vragen, zijn: Waarom is onze geest zo weinig bewust in het
stoffelijke aanwezig? Waarom weten wij niet, hoe en wanneer wij vroeger geleefd hebben?
Waarom beseffen wij niet, wanneer onze geest ingrijpt en wanneer het alleen een stoffelijke
reactie is? Etc. Wanneer wij spreken over de geheimen van de geest, dan zijn dit feitelijk geen
geheimen voor de geest, maar alleen geheimen voor de mens. Wat de mens niet kan beseffen
is, dat zijn stoffelijke vorm van voorbijgaande aard en volledig onbelangrijk zijnde, niet zijn
werkelijk "ik" is.
Hij meent dus, dat het belangrijk is om zijn volledige personalieën voor te leggen aan elk
instrument, dat hij hanteert. Stel nu eens, dat de geest een schets maakt van een volgens
haar ideëel bestaan. Zij doet dit door in plaats van een stift een mens te hanteren. Dan zou
dus van menselijk standpunt uit gezien (het standpunt van het potlood dus) het noodzakelijk
zijn, dat de geest niet alleen de tekening aan hem zou verklaren maar bovendien de reden,
waarom die tekening werd gemaakt, de wijze waarop die geest bestaat en hoe zij de ervaring
tot het maken van die tekening heeft verkregen.. Het stoffelijk voertuig is voor de geest een
instrument, meer niet. Het is juist hierdoor, dat er voor de mens zulke grote problemen
ontstaan. Het heeft voor de mens geleid tot een aantal verstandelijke stellingen, waarin hij zelf
meestal slechts ten dele gelooft.
Uit stoffelijk en redelijk standpunt gezien is twijfel het enig werkelijk redelijke product, dat de
stoffelijke mens voortbrengt. Van weten kan geen sprake zijn. Daar waar de twijfel echter voor
de geest belangrijk is, wordt deze op een voor de geest belangrijke wijze gecompenseerd door
geestelijke krachten en wordt dan tot weten of geloof. Dit geschiedt niet, opdat de stof daaruit
voordeel zal trekken, maar omdat de geest op deze wijze het meest van het door haar
begeerde kan verwerkelijken. Dit klinkt natuurlijk voor de stof niet erg prettig, dat weet ik.
Besef echter goed, dat - wanneer u de werking van de geest op de stof wilt begrijpen - gij u de
belangrijkheid van uw stoffelijke wereld uit het hoofd moet zetten. Alleen dan zal het u
begrijpelijk worden, waarom de geest uws inziens zoveel dwaze dingen doet. Waarom de geest
u zo vaak voor moeilijkheden stelt: die naar uw mening in het geheel niet noodzakelijk zijn.
Waarom zij u raadseltjes opgeeft, die u misschien kinderspel lijken of kwajongenswerk. Voor
de geest gaat het niet om uw stoffelijk wezen en uw stoffelijke ervaring als zodanig. Zij wil
daaruit slechts enkele elementen peuren en zij doet dit door een zeer groot aantal
mogelijkheden in u te wekken en daaruit de enkele die zij begeert te nemen. U kunt dit
vergelijken met de goudgraver, die in een wasgoot de enkele, door hem begeerde
gouddeeltjes tracht over te houden uit een zeer grote massa ruw materiaal.
Wanneer u dit alles hebt kunnen verwerken en begrijpen, dan meen ik dat u ook meer inzicht
zult krijgen in de laatste punten, die ik in deze lezing voor u zal behandelen. Zij houden n.l.
o.m. in: het geboren worden bij een bepaald ouderpaar: bepaalde fasen van het leven zoals
opvoeding, huwelijk, oud worden en zelfs ook de dood. Elke keuze van ouders geschiedt niet
om het ouderpaar maar om de sfeer, die het ouderpaar en de omgeving scheppen. Wanneer er
van een genegenheid sprake kan zijn op stoffelijke en ook op geestelijke basis, zo kán deze
mede in de waag worden gelegd en kán daardoor een invloed op de keuze worden
uitgeoefend: noodzakelijk is dit echter niet. Wel blijkt, dat elke geest de voorkeur geeft aan
75
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 6 – Overzicht

het zoveel mogelijk ontmoeten van reeds met haar harmonische persoonlijkheden of waarden,
waardoor zij bij herhaalde incarnaties geneigd is de in eigen leven reeds voorkomende
persoonlijkheden (in vroeger leven dus gekende persoonlijkheden) in een stoffelijke incarnatie
te volgen en in hun nabijheid te incarneren. De verhoudingen wijzigen zich daarbij voortdurend
en volkomen in de stof: de geestelijke harmonie echter is praktisch blijvend. Bij elke geboorte
gaat de geest uit van:
a. een fase van zoeken,
b. een voorlopige keuze.
Een voorlopige keuze kan zelfs betekenen, dat verscheidene ouderparen gelijktijdig op de
nominatie staan, mits er niet zoveel drang van geestelijke zijde is, dat de geest moeite heeft
een bepaald ouderpaar voor zich te reserveren. Dan wordt aan de hand van de ontwikkeling en
vooral de sfeer in de eerste 4 á 5 maanden van de zwangerschap de definitieve keuze gedaan.
Is dit geschied, dan heeft de geest tevens haar merkteken (het latere gouden koord) in het
wordende kind vastgelegd. Zij kan zich daarvan niet meer scheiden zonder tevens de dood van
de wordende mens te veroorzaken. Een aanleiding voor een dergelijke scheiding kan zijn, dat
zeer grote disharmonieën haar beroeren: of wanneer ervaringen door middel van het
moederlichaam zozeer een aanvulling van het door haar begeerde evenwicht kunnen vormen,
dat zij meent gemakkelijker te kunnen voortgaan zonder stoffelijk leven. De toestand, waarin
het lichaam na de geboorte volgens menselijk oordeel zal verkeren, heeft geen enkele invloed
op de geest. Zij kan dus soms de incarnatie als b.v. idioot of gebrekkige binnen een bepaald
milieu prefereren boven een volledig gezonde en zelfs geniale menselijke persoonlijkheid uit
een ander ouderpaar. Stoffelijke waarden tellen in deze periode niet.
In de jeugd zal de geest in de eerste plaats trachten aan de hand van oude ervaringen het
lichaam te beïnvloeden. Dit - samengaande met de instinctieve ontwikkeling van het kind -
zorgt ervoor dat sommige vermogens traag, andere zeer snel worden ontwikkeld. Wij zien, dat
sommige kinderen b.v. het gezichtsvermogen zeer snel ontwikkelen of auditief zeer ontwikkeld
zijn. Sommigen kunnen weer spreken. Anderen daarentegen klaarblijkelijk minder snel en
luisteren minder goed, maar bewegen zich weer veel sneller en gedecideerder.
Tijdens de opvoeding wordt niet gereageerd op uiterlijke verschijnselen, ook al lijkt dit de
opvoeder wel zo. De geest zal, zolang zij in dit lichaampje zeggenschap heeft (dat duurt
praktisch tot het 4e jaar: daarna wordt het bewustzijn te veel overspoeld door indrukken en zal
het onderbewustzijn dus worden teruggedrongen), reageren op harmonieën en disharmonieën.
Hierbij gelden voor het kind in zeer sterke mate betrouwbaarheid, een gelijkblijvende
uitstraling en daarnaast natuurlijk ook genegenheid. Het gelijk blijven van de uitstraling is voor
het kind veel belangrijker dan het uiterlijk gedrag van de mens. Tijdens de verdere opvoeding
komt het kind, zoals u zult begrijpen, tot een zoeken van zijn eigen harmonieën en
disharmonieën: het stoffelijke krijgt de overhand en behoudt deze meestal tot over de helft
van de puberteitsjaren. In deze periode worden de lichamelijke functies ontwikkeld en blijft -
althans geestelijk - het bewustzijn ongeveer gelijk aan dat, wat bereikt werd op rond 5-jarige
leeftijd. Pas wanneer de mens werkelijk volwassen is (en dat is b.v. in het Verre Oosten rond
de 12-jarige, in uw omgeving rond de 16-jarige en in noordelijker streken soms zelfs eerst op
20-jarige leeftijd), zal de geest opnieuw beginnen met dit lichaam te werken. Zij heeft tot op
dat ogenblik wel getracht om bepaalde geestelijke ervaringen, droomvoorstellingen en
belevingen aan het lichaam te geven, maar eerst nu neemt zij werkelijk het heft in handen. Zij
zal daarbij trachten haar eigen sympathieën te doen overheersen. Is nu de nadruk in de
vormingsperiode te veel gevallen op het lichamelijke, dan zal zij daartoe niet in staat zijn. Er
wordt dan b.v. in het huwelijk niet gezocht naar een geestelijk maar naar een lichamelijk
aanvaardbare partner. De nadruk wordt niet gelegd op een geestelijk samengaan en streven
maar op stoffelijke bezitsrechten etc. Als dit het geval is, dan is het huwelijk over het
algemeen zeer dubieus, tenzij men alsnog een althans beperkte geestelijke harmonie kan
scheppen. Is de geest echter in staat om bij het zoeken naar een levensgezel of -gezellin te
domineren, dan blijkt dat niet zozeer op het uiterlijk wordt gelet, maar wel dat een zeer grote
onderlinge aanvulling (en niet gelijkheid!) van belangstellingen en eigenschappen bestaat. Het
is zeker, dat een dergelijk paar - ofschoon ook daar strijd en moeilijkheden kunnen voorkomen

76
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 6 – Overzicht

- voor elkaar een voortdurende geestelijke groei zal kunnen betekenen. Het is ons bekend, dat
in sommige gevallen geesten zelfs incarneren met de bedoeling met een andere geest stoffelijk
gelijktijd, aanvullende ervaringen door te maken en daartoe een huwelijksverhouding of
althans een soortgelijke verhouding in de stof scheppen.
Het ouder worden van de mens gaat gepaard met een afremming van zijn stoffelijke
mogelijkheden, een stabilisatie van zijn denkvermogen en ten slotte ook een vermindering van
zijn vermogen nieuwe prikkels op te nemen. Voor de geest betekent dit, dat in de ouderdom
de emotie een zeer goede weerspiegeling kan zijn van het gehele stoffelijke bestaan. Vandaar
dat ouderen geëerd moeten worden. Niet omdat zij wijs zijn, maar omdat zij veelal - mits zij
eerlijk leven - een grote en innerlijk emotionele communicatie met de eigen geest bereiken en
daardoor in staat zijn geestelijk hogere waarden uit te stralen, ook al kunnen zij deze b.v. niet
in woorden of begrippen uitdrukken.
Wanneer het op de overgang aankomt, kan het volgende worden geconstateerd: Elke
overgang wordt mede bepaald door de geest. Een goede geest, een bewuste geest, zal niet
van een lichaam afscheid nemen, voordat haar doel in de stof zover mogelijk werd bereikt en
zoveel mogelijk uit deze binding met de stof werd verkregen. Wij hebben dan te maken met
geesten, die zelfs zeer lang een lichaam, dat zichzelf niet eens prettig voelt, kunnen blijven
gebruiken. Onbewuste geesten laten heel vaak hun lichaam abrupt in de steek, wanneer
enkele disharmonische acties en reacties achter elkaar optreden. De dood is in dit geval dus
ook niet harmonisch en voor de geest vaak teleurstellend.
Elk sterven, dat gebaseerd is op de erkenning van een voortbestaan - ongeacht zelfs hoe dit
wordt voorgesteld - en daardoor op een aanvaarding van de dood als een periode van
overgang, geeft de geest een zeer eenvoudige mogelijkheid tot het afschudden of omvormen
van de voertuigen, die direct in de stof werden beheerst. Dit betekent dus het vermogen om
het astraal voertuig zeer snel af te schudden ofwel om te vormen, terwijl ook het z.g.
levenslichaam gemakkelijk bruikbaar is en desnoods kan worden achtergelaten om als
brandpunt voor later contact met de wereld te dienen. Sterven in angst is altijd nadelig.
Vergeet niet, dat deze angst echter een mentale en emotionele moet zijn. Zolang zij een zuiver
lichamelijk verzet tegen de dood is, heeft zij geen enkele werkelijke betekenis. De mens, die
dus geleidelijk en rustig overgaat, wiens stoffelijk bewustzijn zich van die overgang niet
bewust is, dan wel die dit volledig gelaten aanvaardt, heeft de grootste mogelijkheid om
onmiddellijk en met volledig overzicht van hetgeen hij stoffelijk heeft bereikt zijn activiteiten
op geestelijke wijze voort te zetten.
Ik zou u dan ook willen aanraden om in alle fasen van het leven uzelf af te vragen: Is wat ik
doe in overeenstemming met mijn innigste en diepste geloof? Want in dit geloof is een
omzetting van uw twijfel tot zekerheid door middel van de geest aanwezig. Het is dan ook wel
zeker, dat de eigen persoonlijkheid van de geest daardoor het gemakkelijkst voor u kenbaar
wordt en ook buiten elke esoterische bewustwording om reeds de mogelijkheid schenktouw
stoffelijk leven en alle daarin optredende ervaringen en emoties zo te regelen, dat de geest
slechts een zo kort mogelijk verblijf in de stof behoeft, dan wel gedurende haar stoffelijk
bestaan een zo groot aantal ervaringen kan opdoen, dat daarmede de noodzaak tot
hernieuwde incarnatie in de stof praktisch teneinde is.

NOOT
Het levenslichaam bestaat voor een groot gedeelte uit energieën, die op aarde voorkomen,
welke gebonden zijn tot een eenheid, die ongeveer met de vorm van het lichaam
overeenstemt. Daarin zijn 3 centra van intensiteit aan te wijzen. Wanneer een dergelijk
krachtcentrum a.h.w. geïsoleerd wordt, d.w.z. in een omgeving wordt gebracht waar geen
onmiddellijke afvloeiing van die kracht mogelijk is, kan dit lichaam - ofschoon de geest het
achterlaat - door diezelfde geest later herhaalde malen worden gebruikt en dan zal een
betrekkelijk kort verblijf - geleid dus door een geestelijk bewustzijn - in een stoffelijk of
stofverwante sfeer voldoende zijn om aan dit levenslichaam weer de oude vitaliteit en
vermogens terug te geven. Het is dan ook mogelijk dit levenslichaam te gebruiken o.m. als
omvormer van geestelijke krachten, die zo tot lichamelijke vitaliteit voor de mens kunnen

77
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 6 – Overzicht

worden geschikt gemaakt, terwijl het ook mogelijk is een dergelijk centrum te gebruiken om
menselijke gedachte om te zetten in voor de geest aanvaardbare beelden en invloeden.

REDENEN TOT INCARNATIE


Ongeacht hetgeen u uit de lessen al hebt kunnen vernemen omtrent de redenen, die een geest
kan hebben voor een incarneren in de stof, zal ik daarvan nog enkele punten nader trachten te
verduidelijken.
Wanneer een geest in het duister leeft, is zij zeer beperkt, want zij verwerpt alles, wat zij niet
als een bevestiging van haar "ik"-voorstelling ziet. Maar het "ik", dat zij zich voorstelt, is niet
reëel: het is niet haar werkelijk wezen. Zij dwingt zichzelf dus in deze duisternis bovendien nog
voortdurend aan valse waarderingen tegemoet te komen. Een uitermate vermoeiende,
uitputtende en ook vernederende bezigheid. Stel nu, dat een dergelijke geest zich bewust
wordt van de onwaarheid in haar levensuitdrukking en "ik"-voorstelling. Zij zou natuurlijk
kunnen zeggen: "Ja goed, dan wil ik mijn werkelijk "ik" aanvaarden in het licht, dus in de
openbaring." Maar ook dit is vaak een zeer moeizame en vooral pijnlijke kwestie. Ik kan dit
misschien het best door een vergelijking duidelijk maken. Stel nu eens, dat een broodmagere
persoon zich met een brandbare stof heeft opgemaakt tot het ideaal van gevulde schoonheid.
Daardoor is een vals beeld geschapen. Het zal natuurlijk lastig zijn voortdurend met deze
opvullingen rond te lopen. Maar stel nu bovendien nog, dat je erkent: ik moet terug naar mijn
eigen persoonlijkheid en dat de enige weg, om al wat je aan dat "ik" hebt toegevoegd of
daaraan valselijk hebt toegekend te verwijderen, is het in brand te steken. Zelfs wanneer je dit
levend kunt doorstaan, moet het wel een uitermate grote kwelling zijn om dit schroeien, dit
wegdruipen van de valse delen van het “ik" te ondergaan. Voor een mens zou een dergelijke
kwelling naar ik meen dodelijk zijn. Voor een geest, die een werkelijk volledig valse
voorstelling van haar eigen wezen heeft gemaakt, is dit wel niet dodelijk maar daarom des te
pijnlijker en langduriger. Niet iedereen heeft dan ook de moed om te zeggen: Ik aanvaard het
licht en ik wil daar desnoods onder duizenden pijnen in sterven, als ik dan maar in waarheid
mag bestaan en verdergaan. Er is echter geen uitweg. Ofwel je blijft in die valse
voorstellingswereld leven, dan wel je moet het "ik" veranderen.
Nu is er één mogelijkheid om dit laatste te doen, n.l. door dit "ik" in de stof te projecteren.
Wanneer het "ik" in de stof wordt gebracht, dan wordt het geestelijk wezen een beetje op
non-actief gesteld. De ervaringen, die je in de stof opdoet, corrigeren dat "ik". En als je dan
bovendien tracht wat nederiger te zijn, is het heel wel mogelijk, dat je nadat menselijk leven
zonder meer in een lichtende sfeer kunt binnentreden. Het is duidelijk, dat menige geest als
enige uitweg uit het duister de incarnatie zal verkiezen. En zelfs als die behoefte aan waarheid
niet bestaat, kan het voorkomen dat de incarnatie een zeer begeerlijke uitweg wordt. Want als
je in de diepste duisternis verkeert, bestaat er niets voor je dan je eigen gedachtebeelden. En
zelfs deze zijn vliedend, je moet voortdurend je best doen ze in stand te houden. Niets is zo
demonisch, ze hels, zo pijnlijk, zo vernietigend als te leven in een volslagen "niet", een
duisternis, waarin je eigen vormloze wezen voortdurend al wat er dan nog is zelf moet
scheppen.
Wanneer je dan de mogelijkheid krijgt om - al is het maar voor een ogenblik - dit alles te
vergeten, zo zul je die kans gaarne aangrijpen. Eén van die mogelijkheden is een mens in bezit
te nemen, die toevallig harmonisch is met de voorstelling, die je jezelf opbouwt. Dan ontstaat
er een demonische bezetenheid. Ook een nieuw lichaam, dat klaar is voor bezieling, zou echter
bruikbaar zijn. En ook dit zou betekenen steeds meer te ontkomen aan het besloten, gevangen
zijn eigenlijk, in het eigen denken. Het gevolg is, dat zelfs in deze gevallen soms geesten op
aarde incarneren: en dat zij bewust of onbewust hun demonische haat tegen alles wat licht en
vreugde kent ook in hun stoffelijke vorm nog willen botvieren.
Degene, die in een nevelsfeer leeft, waarin eigenlijk wel een vorm bestaat maar niet de
mogelijkheid een wereld duidelijk te erkennen en evenmin een voldoende contact met anderen
te bereiken, zou - wanneer die toestand te lang blijft aanhouden - de mogelijkheid tot
stoffelijke incarnatie zien als, zeg een woningzoekende in Den Haag, die plotseling een
vrijstaande villa vindt. Hij vliegt erop af. Zo iemand doet natuurlijk dikwijls een verkeerde

78
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 6 – Overzicht

keuze. Maar ondanks het verkeerde, geeft die keuze op zichzelf hem toch wel de mogelijkheid
iets meer omtrent zichzelf te ontdekken en zo een volgende keer misschien wat minder inde
nevel, in de schaduw te dolen en het licht te bereiken.
Met deze enkele voorbeelden heb ik willen aantonen, dat er vanuit het duister menige
aanleiding tot incarnatie kan bestaan. Vanuit het licht echter, dus uit de bewuste werelden,
kan ditzelfde ook voorkomen.
De eenvoudigste verklaring hiervoor vinden wij waarschijnlijk in de laagste vormkennende
lichtsferen. Hier is een wereld, die vreugdig en lichtend is, maar waarin je op den duur versuft,
als een leerling die vele malen is blijven zitten en telkens dezelfde leerstof krijgt. Een dodelijke
verveling maakt zich van je meester. De volheid van vormen en kleuren, eens door je
gedachte en die van anderen geschapen, verliest haar betekenis. Het wordt vaal, nevelachtig
en mistig. Het heeft geen enkele werkelijke invloed meer op je. Je weet, dat je niet verder
kunt gaan. En dan komt er iemand, die je zegt dat er wel een mogelijkheid is, als je wilt
incarneren. Het is logisch, dat in dit geval de verveling, de stilstand van eigen leven in de
geest, de aanleiding wordt tot incarnatie.
Gaan wij in een hogere sfeer, kijken, dan blijkt dat de incarnatie veel doelbewuster
plaatsvindt. In de zo-even genoemde incarnatievormen zal de incarnerende geest zich weinig
of niet bekommeren om het lichaam, dat hij nu tijdelijk gaat nemen. Hij vraagt zich af: Is dit
met mijn wezen enigszins in harmonie of niet en voel ik er mij voldoende toe aangetrokken om
er een eenheid mee te bereiken? En verder laat hij alles rusten. Kom je echter uit een
bewuster wereld, dan wéét je waarom je in de stof incarneert. Het is doodgewoon de
erkenning ik kan sneller en juister leven in een hogere sfeer, indien ik slechts bepaalde dingen
aanvul. Je erkent hier dus, dat je ervaringen moet doormaken. Wanneer je dan gaat zoeken
naar een incarnatiemogelijkheid, let je niet, zoals de anderen op de meer stoffelijke omgeving,
maar dan ga je je afvragen: Bestaat in het lot van deze wordende mens de mogelijkheid, dat
ik de voor mij noodzakelijke ervaring kan opdoen? En pas wanneer je bevestigend antwoordt,
ga je daar tot eenwording over.
Nog een stap verder ga je, wanneer je werkelijk geheel bewust incarneert. Dan wéét je wat
het leven zal brengen: je aanvaardt het reeds met al zijn details, voor je op aarde komt. Want
je weet wat je geestelijk doel is en je weet wat de stoffelijke mogelijkheden zijn, je kunt
overzien wat die wereld gaat brengen en weet dus wat er gaat gebeuren. Maar omdat het doel,
dat je je stelt, zo hoog is voor jou dat je daarvoor alles wilt aanvaarden, zul je het gekozen
voertuig bezielen en je stoffelijk leven met al zijn beperkingen daaraan verbonden, beginnen.
Hoe bewuster je bent, hoe meer je contact kunt behouden met ándere werelden en sferen. Een
grootmeester, als b.v. Jezus, zal ongetwijfeld in staat zijn om elke sfeer, waarin hij heeft
geleefd, bewust ook op aarde te beleven. Eén, die het wat minder ver brengt, kan misschien
met twee of drie sferen communiceren. En zelfs hij, die nauwelijks aan de grens staat van een
bewust incarneren, vindt meestal nog wel de mogelijkheid om althans in zichzelve twee of drie
contacten met kosmische krachten te leggen en zo a.h.w. bepaalde sferen en mogelijkheden in
zichzelf bewust te erkennen.
Nu moet u goed begrijpen, dat in geen van deze gevallen de incarnatie voortkomt uit een
dwang van buitenaf. Er is geen enkele reden om te incarneren buiten je eigen wezen. Je kunt
raad krijgen bij de incarnatie: maar er is niemand, die je dwingt om tot de stof te gaan. Het
ongekeerde is wél waar. In elke stoffelijke incarnatie word je gedwongen op een bepaald
moment tot de sferen terug te keren. Het is niet mogelijk onbeperkt een stoffelijk leven en een
stoffelijke binding te handhaven, en zelfs met magische middelen, als b.v. de Egyptenaren en
de Inca's gebruikten, speel je dat niet klaar. Er komt een moment, dat je de geestelijke
werelden weer moet aanvaarden en - als je naar het licht gaat - daardoor ook weer de
werkelijke kennis van jezelf. De vorderingen, die je maakt, staan natuurlijk in verband met de
grootgeestelijke of groot-kosmische krachten, waarmee je harmonisch bent en waarmee je
jezelf in verbinding weet.
Wanneer je op een bepaalde wereld bent uitgestudeerd, dan is het helemaal niet zeker, dat je
zonder meer alle vorm achter laat. Je kunt dan incarneren in een stofverwante vorm en b.v.
een geleidegeest worden, die een jong ras helpt opkweken: of zelfs een rassengeest. De
79
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 6 – Overzicht

ervaringen leren ons zelfs, dat sommige wezens incarneren als een ster of als een planeet. De
mogelijkheden zijn ongelimiteerd. Maar ze ontstaan nog altijd uit eigen behoefte: uit het
erkennen van verschillen tussen het "ik" en een kosmische werkelijkheid, die je in de geest
steeds weer innerlijk erkent als het grootste en hoogste geluk.
Laten we dit betoog dan besluiten met de opmerking: Ook al weet je het niet, het leven, dat je
voert, heb je zelf gekozen. In de meeste gevallen zul je het hebben gekozen, omdat het voor
jou noodzakelijk was. Tracht dit leven zo gelukkig mogelijk, maar vooral ook zo bewust
mogelijk te ondergaan. Probeer er zo weinig mogelijk waan en fantasie in te brengen maar
daarentegen realist te zijn. Want op die manier zul je ongetwijfeld kunnen bereiken wat de
geest nodig heeft voor een vrijelijk verdergaan in de sferen.

GEZAG
Wanneer het woord gezag wordt gebruikt, kan het een tweeledige betekenis hebben. Iemand
kan n.l. gezag uitoefenen door een persoonlijk overwicht, dus door een meerwaardigheid. In
dit geval is het gezag volkomen logisch en aanvaardbaar en is het een normaal verschijnsel in
de menselijke samenleving. Wij kennen echter ook gezag als een omschrijving voor het
uitoefenen - en wel zo nodig met geweld - van zeggenschap over de levens van anderen. Dit
geweld, hetzij stoffelijk of meer geestelijk, is m.i. niet geheel in overeenstemming met het
einddoel van de mensheid.
Wanneer u gezag uitoefent door uw eigen capaciteiten, uw eigen meerwaardigheid, uw begrip
voor anderen, dan bewijst u daarmede, dat u het recht hebt om de macht, die aan gezag is
verbonden, uit te oefenen. Want in dat geval hebt u iets, wat in al die anderen leeft. U kunt
het in die anderen ontdekken, het in hen wekken, versterken en zelfs tot volmaking brengen.
Natuurlijk geldt dit helaas zowel negatief als positief. Een goed voorbeeld van gezag kunnen
wij wel eens ontmoeten wanneer er ergens oproer is. Dan is er soms een enkele mens, die
nuchter en zonder wapens of geweld, de roerige menigte tegemoet durft te gaan en alleen
door zijn moed en zijn persoonlijkheid dier menigte tot stilstand brengt, zelfs tot naar huis
gaan weet te bewegen.
Negatief vinden wij het in de man, die in staat is een heel volk soms zijn eigen meningen
zozeer aan te praten, dat hij hen daardoor kan bewegen tot het volbrengen van iets, waartoe
hij alleen niet in staat is en dat ten nadele gaat van allen, die er geen deel aan hebben. Dan
gaan wij dus de richting uit van de dictatuur. Het gezag b.v. van de heer Castro berust op het
ogenblik op zijn persoonlijkheid. Zijn wapens zijn daarbij, ofschoon u er misschien ook anders
over denkt, secundair. Want slechts door zijn persoonlijkheid, zijn eigen gedachte en
verlangens aan anderen op te leggen, anderen a.h.w. mee te slepen in zijn wensen en
dromen, is hij werkelijk in staat heel Cuba in een ban te houden en ondeugende dingen te
doen tegen gezagdragers in een andere vorm, als b.v. de U. S. A.
Het gezag, dat van een staat uitgaat b.v., is altijd meer twijfelachtig. Wij moeten toegeven,
dat de mens in zijn huidig stadium van ontwikkeling klaarblijkelijk dit gezag begeert en - zo hij
het al niet begeert - toch van node heeft. Maar een dergelijk gezag kent geen persoonlijkheid.
Een dergelijk gezag heeft vaak niet eens een persoonlijk denken of een persoonlijk leven. Ik
wil u voorbeelden geven van wat een dergelijk gezag tot stand kan brengen.
Politierelletjes in Den Haag. Een jongen is doodgestoken. Het gezag had gesteld, dat met de
scherpste en zwaarste middelen de rust moest worden gehandhaafd. Nu kan men achteraf
proberen dit goed te praten, maar hier is de gezagdrager, de agent, de vertegenwoordiger
geworden van een maatregel, die eigenlijk geen persoonlijke aanpassing meer gedoogt.
Een dergelijk gezag hebben wij een tijdlang gevonden bij de rechterlijke macht. Hier is n.l. het
gezag de wet geworden. En wanneer die wet zegt, dat iemand slecht doet als hij steelt en 10
jaar gevangenisstraf krijgt, dan veroordeelt de rechter tot 10 jaar gevangenisstraf. Het is het
gezag van de staat, dat hij dan tot uitdrukking brengt. Of deze diefstal nu wel of niet redelijk
verantwoord had kunnen worden, bleef - vooral vroeger - buiten beschouwing.
Tegenwoordig wordt het gezag zelfs nog dubieuzer, omdat het niet zeker van zichzelf meer is.
Wij krijgen nu b.v. te maken met de psychopathologie, die op haar eigen wijze binnen het

80
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 6 – Overzicht

criminele gebeuren tracht interpretaties te geven en daardoor in feite een gezagaantasting


vormt, die door het gezag zelve wordt aangemoedigd. Als wij op grond van het voorgaande
een overtuiging tot uitdrukking mogen brengen, zal het deze moeten zijn: Voor de werkelijk
vrije mens, zijn juiste geestelijke ontwikkeling en vrijheid, is elk gezag uit den boze, dat niet
voortkomt uit de persoonlijkheid en meerwaardigheid van deze mens zelve.
Ik zie nu al van alle kanten de mensen samendrommen om mij duidelijk te maken, dat ik dit te
veel uit een geestelijk standpunt bezie. "Want," zo roept men onmiddellijk uit, "als er geen
gezag en geen gezagdragers zouden zijn, zou de mensheid dan geen chaos worden?" Mijn
antwoord is: Já, ongetwijfeld. Maar in deze chaos zouden de sterksten en de besten op den
duur een zeker, maar beperkt en van hun persoonlijkheid afhankelijk, gezag gaan uitoefenen.
En deze uitoefening zou zich niet bezig houden met wat de mensheid als zodanig wenselijk
acht maar wel met datgene, wat de mensheid kan aanvaarden en dulden. Zo zouden door de
ervaringen van de doorsnee-mens wijzigingen kunnen ontstaan in het huidig gedragspatroon:
wijzigingen, die voor het aanvaarden van een persoonlijke aansprakelijkheid en begrip van
eigen verantwoordelijkheid niet anders dan nuttig kunnen zijn. Het ligt natuurlijk niet in mijn
bedoeling uw huidig sociaal stelsel, uw economisch bestel en wat dies meer zij aan te tasten.
Ik erken deze voor wat zij zijn. Maar als ik het gezag zelfs als abstracte waarde moet
beschouwen, zo stel ik onmiddellijk dat alles, wat u hebt genoemd, daaruit voortvloeit.
Wij weten, dat in de oudheid het gezag berustte bij diegenen, die - hetzij door uitzonderlijke
krachten vooral door uitzonderlijke intelligentie, besluitvaardigheid en inzicht - zich dit gezag
waardig bleven tonen. Tegenwoordig wordt het gezag gelegd in handen van hen, die zich vaak
dit gezag onwaardig tonen door hun gebrek aan intelligentie, inzicht en brede blik. Zelfs hun
gebrek aan macht. De gevolgen daarvan gaan verder, dan menigeen zal vermoeden. Zodra
gezag aan een persoon is gebonden en door die persoon zelf bewust en verantwoord, wordt
uitgeoefend, is het mogelijk om alles tot stand te brengen. Wanneer gezag een abstracte
waarde wordt, die niet meer aan een persoon is gebonden, maar slechts wordt uitgeoefend
door personen op grond b.v. van een overeenkomst, dan blijkt, dat wanneer het verschil
tussen de mensheid als zodanig en het gezag plus zijn dragers te groot wordt, de mens die op
straat protesteert de gezagdragers met het gezag zal vernietigen zonder daarvoor onmiddellijk
een andere aanvaardbare gezagvorm en gezagdrager in de plaats te stellen.
Bij geestelijk gezag geldt precies hetzelfde. Een geestelijk gezag kan ik uitoefenen op grond
van z.g. of werkelijk paranormale vermogens, door goochelarij, een bepaalde, mystiek en/of
het opbouwen van theologische stellingen. Maar wanneer er niemand meer is, die b.v. mijn
stellingen omtrent hemel en hel en mijn autoriteit wil aanvaarden, verlies ik dit gezag. Ik kan
het gezag niet ontlenen aan mijn stellingen. Maar als ik er zelf volledig in geloof, zal ik dááraan
een bepaald gezag kunnen ontlenen.
Men zegt dan ook wel, dat sommige mensen met gezag spreken. Mag ik stellen, dat dit alleen
mogelijk is, als zij spreken uit innerlijke overtuiging en volledige bereidheid om deze
overtuiging tot de laatste consequentie gestand te doen? Gezag vloeit voort uit innerlijke
eenheid, een streven, waarbij innerlijk begrip van het doel plus uiterlijke middelen met elkaar
in overeenstemming blijven en eigen wezen zich juist door deze scherpe gerichtheid t.o.v.
anderen als gezaghebbend kan openbaren.

INNERLIJK WETEN
Daar, waar de grenzen van de rede liggen en het gevoel zichzelf niet meer kent, bestaat een
zekerheid, die voortkomt uit de hoogste voertuigen van de geest' uit het hoogste besef. van
eenheid met uw God.
Verborgen in uzelf ligt deze kracht, ligt dit weten. En als u er een naam aan wilt geven, dan
kunt u het het best een: innerlijk weten noemen. Het kent geen bewijzen, het vindt geen
mogelijkheid zich onmiddellijk stoffelijk kenbaar te maken en het onttrekt zich veelal aan alles,
wat U zou willen omschrijven. Er zijn geen woorden en geen letters gevonden, waarmede u het
innerlijk weten volledig kunt vastleggen. Het is als eb en vloed. Want soms welt het in u op als
een stortvloed, het overspoelt uw redelijk denken, het verwart uw emoties en het laat u een
indruk na als: dit is nu mijn taak, of: dit is onvermijdelijk. Een volgend ogenblik ebt het weg

81
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 6 – Overzicht

en het laat u achter in het droge zand van de rede: zoekend naar een verklaring, waarom u
deze of gene daad hebt gesteld: waarom u dit of dat gelooft. Ze is het innerlijk weten voor de
mens een vreemde en onbeheersbare kracht, die schijnbaar vreemd dansende bewegingen
maakt als de planeten en dwaalsterren aan de sterrenhemel.
Maar wat is dan dit weten? Waaruit komt deze innerlijke zekerheid voort? Vanwaar komt deze
onveranderlijke aansporing tot het overtreffen van uw eigen stoffelijke en redelijke
mogelijkheden? Eens ging de mens uit in de schepping. De bron van zijn wezen was God. En
toen zijn ziel voortging, werd ze gedragen op de adem Gods en in de veelheid der
verschijnselen ondergedompeld. Van dit ogenblik af is het innerlijk wezen onverbrekelijk tot
aan het einde der tijden en verder, gebonden met die God.
God is waarheid. God is harmonie. In God bestaat het zuivere beeld van uw leven, zoals dit in
de schepping moet zijn. In God bestaat het tijdloze beeld van uw wérkelijkheid, die nooit zal
veranderen, zolang Hij Zijn scheppende gedachte doet uitgaan. En dit beeld weerkaatst zich in
u. Vreemd lichtend in de krachten der ziel, vindt het in de hoogste voertuigen van de geest
een vage vorm. En veel wordt vergeten, wanneer lagere voertuigen de impuls overnemen.
Maar dat wat het minst in tegenspraak is met het leven en het bewustzijn: dat gij u op lager
peil hebt verworven, klinkt door uit onbekende bron. Het is de daimon in u, het is het wezen
Gods in u, dat Zich openbaart.
Het innerlijk weten is een kracht, die verdergaat dan het voorgevoel en zelfs verdergaat dan
het geloof, omdat zij u doet aanvoelen wat uw werkelijkheid en uw werkelijk wezen zijn.
Begrijp goed, dat elk wezen zijn eigen innerlijk weten heeft en zijn eigen innerlijke
werkelijkheid. Want God heeft Zijn tempel gebouwd uit de schepping en elke mens moge een
bouwsteen zijn: maar elk van hen heeft een afzonderlijke plaats, elk van hen heeft een
afzonderlijke functie. En daarom heeft elk zijn eigen doel, zijn eigen streven, zijn innerlijke en
kosmische werkelijkheid. Deze innerlijke waarheden kunnen elkaar alleen ontmoeten in het
Goddelijke. Zij kunnen nooit tot uiting worden gebracht en door anderen worden begrepen. Zij
kunnen niet worden gedeeld. Ze zijn onmetelijk en onpeilbaar als eb en vloed in de diepte van
de wereldzee.
Dit te begrijpen betekent: beseffen hoezeer je in het leven aan jezelf bent overgelaten en op
jezelf moet vertrouwen. Wanneer u werkelijk strééft naar het lichte, wanneer u niet zoekt naar
een reden om uw eigen zinnen na te gaan, maar alleen zoekt naar een werkelijke verklaring
"wat is goed voor mij en wat is waar?" dan spreekt dat innerlijk weten en u kunt het niet in
woorden vertolken. Maar het toont u: dit ben je. En wanneer u geleerd hebt daarmee één te
zijn, wanneer u geleerd hebt daarmede een band te vormen, die ook in een stoffelijk bestaan
niet gebroken kan worden, dan is er meer. Want het innerlijk weten kent uw wezen en dus ook
uw lot. En zo is het als een profetische geest, die uit ongekende diepten, herinneringen van
wat nog moet geschieden en de zekerheid put omtrent al wat zal gebeuren, al wat deel moet
zijn van het leven van een mens en een geest, die in waarheid leeft.

82
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest

ZEVENDE LES - DE PRAKTISCHE EIGENSCHAPPEN EN KWALITEITEN VAN DE GEEST

Het wezen, dat geest wordt genoemd en omschreven kan worden als een in zich beperkt en
potentieel verschillend krachtveld, kan worden gesteld te zijn in de eerste plaats: een
bewustzijnsvorm, te vergelijken met elektronische registratie van signalen, waarin dus een
zeer groot aantal signalen onafhankelijk van elkaar kunnen worden opgeslagen, maar door
middel van prikkels of reacties met elkaar in verbinding kunnen worden gebracht, zodat
daaruit bepaalde reacties en een zeker weten naar voren treden: in de tweede plaats: de kern:
De kern is persoonlijkheiddragend en wordt vaak verward met de ziel. Zij is dat echter niet. De
kern van de geest zelf wordt van kracht, van intentie en van mogelijkheid voorzien door de
ziel. Deze is dus de krachtcentrale. Het centrum zelf kan worden gezien als een ledig, waarin
echter voortdurend de voor het "ik" belangrijkste en sterkst vastgelegde prikkels tot werking
komen. Daaruit ontstaan reacties en zo is een innerlijk denken mogelijk.
Verder blijkt, dat deze geest t.o.v. de buitenwereld zeer selectief ontvangt en uitstraalt en wel
op de volgende wijze: Elke gedachte die in de kern een voldoende intensiteit bereikt, zal in het
omringende veld een reactie veroorzaken van zodanige sterkte, dat dit veld hetzij algemeen
stralend of gericht stralend de begrenzing van het "ik" doorbreekt en daarbuiten kan worden
afgelezen. Omdat het een veld is, dat geen vaste vorm heeft, kan verder worden gesteld, dat
de veldstructuur of de vorm (de gestalte van de geest) zich voortdurend zal aanpassen aan
haar mogelijkheden en behoeften. Hiervoor is wederom het ontstaan van bepaalde beelden in
de bijna ledige kern van die geest aansprakelijk. Wij kunnen dus nu vaststellen, dat de geest
in de eerste plaats prikkels van buiten ontvangt: in de tweede plaats naar buiten impulsen kan
afgeven: en in de derde plaats zowel bij het ontvangen als het zenden van impulsen geheel
afhankelijk is van hetgeen zich in de kern van haar wezen afspeelt.
Nu zullen wij trachten dit praktisch te verwerken en er voor de mens iets bruikbaars van te
maken. Wij kennen in de menselijke wereld n.l. een ongeveer gelijk proces. De mens heeft zijn
innerlijke gedachtewereld. Daar, waar hij niet denkt, dringen zich op dat ogenblik sterker dan
ooit gedachte op. Tracht u maar eens niet te denken, dan zult u zien dat de dingen, die u het
sterkst bezighouden in feite - en dus niet alleen volgens uw eigen bewustzijnsnormen - nu als
gedachte in u oprijzen. U zult verder, wanneer u nadenkt zien, dat het deze gedachte zijn, die
een groot gedeelte van uw acties en reacties zullen bepalen. Bijvoorbeeld de wijze, waarop u
een andere mens tegemoet treedt. Het is dus belangrijk, dat er in die geest een aantal zo juist
mogelijke impulsen wordt gelegd. Die impulsen moet men als mens in de stof trachten te
wekken. Hoe dit moet gebeuren, zal voor een ieder verschillend zijn, maar ik zal er zo dadelijk
enige voorbeelden van geven. Het wekken van de juiste impulsen betekent, dat wij in de geest
een overheersende gedachte doen ontstaan. Deze overheersende gedachte zal dus in de kern
domineren. Zij zal dan voor de geest al haar uitstralingen, maar ook elke ontvangst van
geestelijke krachten, geheel beheersen. Dan geven wij nu de voorbeelden als volgt:
1. Ik heb de behoefte om b.v. geestelijk tot evenwicht te komen. Ik erken in mijn eigen
leven een bepaalde onevenwichtigheid. Ik zal deze onevenwichtigheid opheffen door
een tegengestelde handeling te verrichten. Maar dit is niet genoeg. Alleen als die
handeling weloverwogen is en wanneer ik haar uitvoer met geheel mijn wezen, met al
mijn denken en mij daarbij realiseer wat er gaande is zal de geest daaruit - vooral
omdat er meestal een emotionele achtergrond mee verweven is - deze intentie, deze
gedachte dus ontvangen. Hoe sterker deze gedachte zich ontwikkelt, hoe krachtiger zij
in de geest aanwezig zal zijn en hoe groter de mogelijkheid is, dat zij ons tot het
aantrekken van bepaalde krachten brengt. Voor de stofmens geldt daarbij bovendien
dat alles, wat alleen in gedachte wordt gesteld, onjuist is en geen vruchten draagt. Het
denken is voor de mens nimmer vruchtbaar, tenzij het door een daad wordt
ondersteund. Dat is begrijpelijk en reeds herhaaldelijk door ons gesteld. Let wel, de
mens, die deze bepaalde gedachtereeks, deze bepaalde onevenwichtigheid wil
83
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest

opheffen, kan dit alleen doen, als hij voor zichzelf overtuigd is, dat hij feitelijk ingrijpt.
Dit feitelijk ingrijpen is voor zijn gedachtewereld met een lichamelijke werkelijkheid
verbonden. Dientengevolge zal hij een daad moeten stellen - of dit nu een rituele daad
is of een andere - die voor hem aanleiding wordt te zeggen:"Nu héb ik gedaan." Eerst
daardoor zal de emotionele achtergrond voldoende sterk en dragend zijn geworden om
de heersende gedachte in de geest te projecteren.
2. Een mens stelt zich voor in de wereld een zekere invloed te scheppen. Om dit tot stand
te brengen moet hij een beroep kunnen doen op de materie zowel als op de geest. Stel
nu echter, dat een daadwerkelijk en direct ingrijpen materieel niet mogelijk is, dan blijft
hem dus de gedachtewereld over en al, wat daarmede samenhangt. Het blijkt nu dat
om een directe beïnvloeding van de kern te veroorzaken emotie noodzakelijk is. Wij
kunnen ons nooit en te nimmer op afstand bezighouden met iets, wat ons persoonlijk in
feite niet beroert. Alleen wanneer wij er wel door beroerd worden, wanneer het ons iets
zegt en tot ons spreekt, kunnen wij daadwerkelijk een voldoende kracht opwekken om
de kern, die voor het geestelijk denken en wezen dus belangrijk is, te bereiken.
Zelfs dan zal het echter vaak onmogelijk blijken de gedachte zonder meer uit te zenden. Want
wij hebben geestelijke kracht nodig.
Dat betekent, dat wij in de geest een zekere ontvankelijkheid wensen. Deze ontvankelijkheid
kan alleen worden gewekt, indien wij stoffelijk de handelingen volbrengen, die in de geest de
gedachte aan een daad of zelfs aan een daaddwang doen ontstaan. Deze gedachte, gekoppeld
aan het beeld, veroorzaakt nu een uitstraling van de geest, die in de kosmos, waar zij een
harmonische trilling kan ontmoeten, een antwoord krijgt. De antwoordende kracht kan dan
door de voorstelling op elk willekeurig punt in de ruimte - en dus ook op de aarde - worden
geprojecteerd: Waar nu deze kracht over het algemeen op materiële of pseudo-materiële
verhoudingen is afgesteld, zal daarmee zelfs het veranderen van bepaalde materiële
omstandigheden en toestanden mogelijk zijn. Waar het voorbeeld u niet helemaal duidelijk
blijkt, wil ik trachten het nog aan te vullen. U kunt uit uzelf en alleen door uw gedachtekracht
weliswaar een gedachte over zeer grote ruimten en in zeer korte tijd uitzenden, maar u kunt
aan deze gedachte niet die kracht verlenen, waardoor zij actief wordt in de materie of in een
pseudo-materie, dus b.v. op het astraal gebied. Het gevolg is, dat de mens, die alleen met
gedachtekracht zonder meer werkt, weinig of geen resultaten bereikt. Eerst wanneer deze
mens in de eigen geest een gelijksoortige reactie op het gebeuren (dus op de wens tot hande-
len) plus een daadnoodzaak of daaddwang doet ontstaan (en hiervoor is wederom over het
algemeen een stoffelijke dan wel symbolische of zinnebeeldige handeling noodzakelijk), kan
door de geest dus die kracht werkelijk worden gevraagd op een niveau, waarop het "ik" deze
kracht kan aanvaarden. Het is dan echter niet noodzakelijk, dat die kracht eerst naar het
stoflichaam terugkeert. De geest, die in zichzelf - dank zij de gedachte plus de handeling plus
de emotie van het lichaam - nu de gehele toestand heeft beseft en aanvaard, projecteert die
kracht onmiddellijk uit zichzelf op het punt in de ruimte, waarop de gedachte dus van de
persoon zelf waren gericht en waarmee diens streven was verknoopt.
Door deze enkele voorbeelden heb ik getracht u duidelijk te maken, dat een kennis van de
eigen structuur van de geest en vooral van haar werking belangrijk kan zijn. Het geheim van
de geest is vanuit menselijk standpunt, dat de geest niet redelijk reageert, maar dit kan zij
volgens menselijke normen ook niet doen. Haar eigen wereld en omstandigheden verschillen
zozeer van de menselijke dat alles: wat voor de mens redelijk is, voor de geest eenvoudig
onbegrijpelijk is. Het is alsof het lichaam een totaal andere taal spreekt, zodra het redelijk is.
Verder blijkt, dat de menselijke rede zoveel eigenaardige verschuivingen en verdraaiingen van
feiten en beperkingen kent, dat ook hierdoor geen geestelijk begrip zonder meer kan worden
verwacht. Slechts daar waar de mystieke beleving en de occulte lering, die niet alleen
verstandelijk worden verwerkt maar ook innerlijk worden beleefd, optreden, beleeft de geest
nog een deel van de redelijke processen van het lichaam. Wij mogen dus stellen, dat elke band
tussen stof en geest moet bestaan uit een niet-redelijk element. Welke elementen mogen nu in
deze zin als niet redelijk worden beschouwd? In de eerste plaats: Alles, wat onmiddellijk en
innerlijk wordt aangevoeld, kan zonder meer en onmiddellijk worden gebruikt.

84
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest

Zodra echter een aangevoeld feit wordt beredeneerd, blijkt deze beredenering heel vaak aan
de bruikbaarheid van dit feit voor de geest afbreuk te doen. Zodra een rationalisatie in de
mens optreedt, zal de emotie over het algemeen een andere waarde krijgen. Zij wordt minder
mystiek en minder in zichzelf verzonken en is dan eerder een vorm van werelds denken
geworden.
Daardoor wordt de eigen geest niet voldoende beroerd. Het is in de praktijk dan ook duidelijk,
dat het wezen van de geest eist, dat de eerste impulsen, waarmee wordt gewerkt, niet geheel
redelijk of beredeneerd mogen zijn. Zelfs wanneer wij van vaststaande en feitelijke gegevens
uitgaan, mogen wij nimmer verwachten, dat een volledige werking kan ontstaan, vrienden.
Een volledige werking kan alleen werkelijk daar tot stand komen, waar emotie aanwezig is.
Wanneer ik een aantal feiten heb en ik droom erover, dan kan geen volledige werking
ontstaan. Maar als ik in deze droom iets van mijzelf, mijn eigen streven en denken leg - dat
dan emotioneel is en niet redelijk - dan blijkt het, dat ik een harmonie kan scheppen met deze
wetenschappelijke waarden en op deze wijze in de ruimten in de kosmos en in het kosmisch
geheugen feiten kan aanboren, die anders niet tot mijn beschikking zouden staan.
Wanneer u een aantal formules of gegevens hebt, die een redelijk denken vergen, is het niet
mogelijk deze te maken tot deel van een geestelijk streven. Indien er een droom mee
verknoopt wordt (dus een beeld dat niet werkelijk is, maar dat wel een emotionele waarde in
zich kan dragen), is het nog niet mogelijk om de formuleringen, de formules, de structuren,
die redelijk waren, geheel naar de geest over te brengen. De droom is daarvoor niet
voldoende. Maar wanneer er in een projectie van het "ik" dus b.v. een verlangen bijkomt, dan
is dit verlangen zelf voldoende om ook de stoffelijk redelijke gegevens (dus zelfs
mathematische formules e.d.) zover naar de geest over te brengen, dat zij aan de hand van
deze stoffelijk erkende symbolen in zichzelf waarden ontdekt en daarop uit de kosmos
antwoord kan verkrijgen.
De vraag: Hoe kan ik van uit de stof met mijn geest op de meest rationele wijze werken?
zullen wij dus enerzijds in emotionele zin moeten beantwoorden. Anderzijds geldt natuurlijk
voor de geest ook, dat waar haar redelijkheid voor de mens niet onmiddellijk als rede
aanvaardbaar is, zij zichzelf onredelijk en emotioneel in de stof zal uiten. Hierover is reeds
meer gezegd in de samenvatting in een der vorige lessen.
Nu stel ik het volgende: Op het ogenblik dat uit de geest een emotie in de stof wordt
geprojecteerd, zal deze emotie niet redelijk verklaarbaar zijn. Zij zal ook niet redelijk kunnen
worden ontleed en het is onmogelijk een dergelijke onrust of emotie op een redelijke wijze te
verklaren. Zij behoort n.l. tot een gebied, waarin deze maat van rede niet geldt. Dan
concludeer ik: Wil ik praktisch werken met dat, wat de geest mij stuurt, dan moet ik enerzijds
in staat zijn alle gevoelens en emoties, die van uit dit niveau in de stof worden geprojecteerd,
te aanvaarden zonder daarvoor onmiddellijk een redelijke verklaring te zoeken. Anderzijds
moet ik in staat zijn daar, waar mijn leven redelijke processen en denkwijzen vergt, deze
emoties terzijde te stellen. Dit doet men dan door zich sterk op het redelijke element te
concentreren en de emotie terzijde te stellen. De geestelijke inhoud, de achtergrond, ja, zelfs
de gevoelswereld wordt dus zoveel mogelijk vervangen door een emotionele inhoud, een
gevoelswereld etc., die is aangepast aan het stoffelijk redelijke. In sommige gevallen kunnen
wij zelfs zover gaan, dat wij zeggen dat bepaalde oefeningen (o.m. sommige yoga-oefeningen)
geschikt zijn om tijdelijk deze dingen terzijde te stellen. De geest zal echter, wanneer voor
haar een bepaald iets belangrijk is, deze emotionele inhoud steeds weer naar het lichaam
projecteren, zodat de emotie steeds opnieuw zal ontstaan. Het is dan ook niet goed u tegen
een dergelijke emotie te verzetten, tenzij zij storend werkt in uw stoffelijk leven.
Hieruit valt dan verder af te leiden, dat dus een wederkerige beïnvloeding van stof en geest
alleen op grond van gevoelens geschiedt. Gevoelens zijn niet praktisch bruikbaar volgens
menselijk maatstaven. Intuïtie echter (wat een vorm van gevoel is) blijkt dikwijls wel bruikbaar
te zijn daar, waar de rede tekort schiet. In vele gevallen blijken de innerlijke gevoelens en
gedachte van de mens sterker te zijn dan zijn rede en hem te behoeden voor veel kwaad of
hem in toestanden te brengen, die hem anders zeer zeker zouden ontgaan.

85
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest

Wat is hiervan de verklaring? Alles, wat onredelijk in de mens bestaat, is deel van het
groot-kosmisch geheel. Het is voor een gedeelte de vertaling van de drift van de geest in de
stof. Zolang de stof daarvoor geen bijzondere en eigen uitweg zoekt, maar dit binnen de
normale en redelijke normen tracht te verwerken, kan de doorsnee-mens hieruit veel energie
putten. Juist de achtergronden (de emotie, welke door de geest in u wordt geprojecteerd)
zullen in staat zijn u een uithoudingsvermogen te geven waar dit noodzakelijk is, anderzijds u
terug te houden van handelingen en overwegingen, die niet in overeenstemming zijn met
hetgeen voor u werkelijk goed is. Hierbij heeft de stoffelijke norm geen enkele zeggenschap
maar wel en alleen de geestelijke. Zo oefent dus de geest een zekere censuur op de stof uit
door middel van de emotie. Waar dit het geval is, zouden de volgende regels door de stof
volledig aanvaardbaar geacht moeten worden. Ik zeg: zou moeten worden.
1. Elke uitleving van emotie is aanvaardbaar, mits deze binnen redelijke perken wordt
gehouden en nimmer de beheersing van het "ik" geheel verbreekt.
2. Elke emotie, die in mij ontstaat en waarvoor ik geen redelijke verklaring heb, kan
worden toe geschreven aan mijn eigen geest, ofwel aan andere wezens van gelijke
geaardheid. Ik kan mij daartegen stoffelijk niet verzetten behalve door het wekken van
een wederkerige emotie, die zo sterk is, dat ze de geest en vooral haar kern bereikt.
3. Alles, wat ik wil bereiken, hetzij langs magische weg, langs esoterische weg of langs
verstandelijke weg, is in feite de weergave, het wekken of het produceren van iets dat
in de totale en kosmische schepping reeds bestaat. Het gevolg is dan ook dat er al
sprake is van een keuze-element, maar nimmer van een onbeperkte of vrije keuze. De
vrijheid van keuze - ook voor de stof - wordt beperkt door de geest, haar eigen inhoud
en de achtergronden die ze in de mens legt.
4. Voor het volbrengen van daden met geestelijke kracht zijn wij afhankelijk van onze
geest. Wij kunnen daarmede alleen door redelijk denken weinig of niets bereiken.
Dientengevolge zal voor alles, wat geestelijk moet worden bereikt, de juiste emotionele
ondergrond moeten worden geschapen. De mens, die in zich bewogenheid weet te
scheppen, heeft daarin het meest perfecte middel gevonden om zijn eigen geest
behoorlijk en goed te benaderen en de grootst mogelijke vervulling - ook van zijn
stoffelijk redelijke wensen - door de geest te verkrijgen.
Wij gaan weer even terug naar het wezen van de geest. Bij het beschouwen van de geest
hebben wij nu wel een bepaalde structuur aangenomen,wij hebben daarbij echter niet de
buitenlaag of de begrenzing van die geest aan een nader onderzoek onderworpen. Wanneer
wij spreken over voertuigen van de geest, dan doet dit vermoeden, dat dit volledige wezens
zijn. Om echter de zaak eenvoudiger te stellen kunnen wij ook aannemen, dat de geest a.h.w.
een soort noot is, waarom vele afwisselende en van verschillende structuur zijnde schillen zijn
gelegen. De buitenste schil is bepalend voor de reactie en de mogelijkheid van de geest naar
buiten te werken. Elke schil kan tijdelijk of voorgoed worden afgelegd en achtergelaten. Haast
elke schil kan automatisch in de sfeer, waartoe zij behoort, door de geest worden opgebouwd.
Zo is het dus eigenlijk de bepantsering van de geest als ik het zo mag noemen, die bepaalt in
hoeverre de door haar uitgestraalde emoties en gedachte werkzaam zijn of niet. Er bestaat
daarop maar één uitzondering. Dat is n.l. haar eigen belichaming (stof of b.v. een lagere schil)
waar hier n.l. een onmiddellijk contact bestaat, dat geen begrenzingen kent. Hoe minder aan
voertuigen, aan schillen, dus om het eigenlijk bewustzijn plus het centrum aanwezig is, hoe
sterker de uitstraling van de gedachte van de impuls, de emotie kan zijn. Alleen reeds om tot
een zo juist mogelijke reactie te komen een zo groot mogelijk resultaat te verkrijgen of een zo
groot mogelijke kracht te wekken, zou het dus voor de mens raadzaam zijn allereerst zijn
geest zo hoog mogelijk te doen stijgen. Op redelijke wijze kan hij dit alweer niet. Hij kent
daartoe zijn eigen geest niet voldoende. Maar hij heeft wel enkele hulpmiddelen tot zijn
beschikking.
Deze hulpmiddelen zijn in de eerste plaats: concentratie. Naarmate zijn concentratie een hoger
doel heeft (niet een hoger onderwerp, maar een hoger doel) zal ertoe voeren, dat de vrijheid
van een hoger voertuig, (dus van een kleiner aantal schillen om de geest, voor de werking
hiermee verbonden) voor de geest geldend is.
86
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest

Verder: Op het ogenblik, dat het "ik" zich absoluut niet meer van een gedachte bewust is,
maar deze wel naar de geest is afgezonden, kan zich het volgende proces afspelen: Eerst
wordt dit in de geest verwerkt. Maar het geestelijk bewustzijn is meermalen in staat om een
uit de stof ontvangen impuls te veredelen en te wijzigen in overeenstemming met de eigen
kern. Geschiedt dit, dan zullen tijdens dit proces, alle voertuigen worden afgeworpen, die niet
noodzakelijk zijn voor het verwerken en uitzenden van deze gedachte of impuls. Daarom is de
tweede techniek, die gebruikt kan worden als volgt: Concentreer u sterk op het punt, dat u wilt
weten. Volledig. Tracht dit niet alleen verstandelijk te doen of in vragende zin, maar door uw
gehele wezen erachter te stellen, met emotie en al wat erbij hoort. Gebruik daarvoor desnoods
weer symbolische handelingen als extra versterking van de idee, dat de gedachte inderdaad
naar de geest is geprojecteerd. Doe dit echter niet te lang. Blijf niet voortdurend dezelfde
vraag en dezelfde impuls herhalen. Stel haar éénmaal, zo kort, zo klaar, zo duidelijk als u
maar kunt. Formuleer haar voor uzelf, tot zij zo scherp is, dat zij het geheel van het door u
gewenste in zo weinig mogelijk begrippen omvat. Hebt u dit gedaan en door emotie en
eventueel ook door een symbolische handeling bevestigd, leg dan de zaak terzijde en laat haar
volledig aan de geest over. Hierdoor hebt u n.l. het geval weer naar de geest verwezen. Omdat
er geen binding is met voortdurende stoffelijke emotie en impuls, kan wederom een groot deel
van de buitenste schillen wegvallen en zullen wij - zij het niet op een door ons te bepalen
ogenblik, wanneer wij in de stof zijn - een reactie krijgen uit het hoogst mogelijke voertuig en
een zo volledig mogelijke vervulling van onze wens, althans een zo duidelijk mogelijk antwoord
op onze vraag.
Wij gaan nu weer terug naar de geest, want deze heeft nog meer mogelijkheden en
eigenschappen.
Wanneer wij dus de geest beschouwen, dan zien wij dat elk van haar omhulsels of voertuigen
een geheel eigen structuur heeft. Deze kan zij zeer duidelijk en volledig nabootsen, mits zij
over een voorstelling van die voertuigen beschikt. Zo kan de geest, als haar een beeld wordt
gegeven van iets, wat voor de stof belangrijk is, in de stof direct werkzaam optreden en onder
omstandigheden, bewust of onbewust via het lichaam of via krachten rond het lichaam
werkende, zuiver stoffelijke feiten tot stand brengen. En nu, denk ik hier heus niet alleen aan
het verplaatsen van een beeldje, het laten vallen van een schilderij of het openvallen van een
boek e.d.. Het is soms mogelijk zodanige condities te scheppen, dat een aantal door de geest
vastgestelde stoffelijke reacties een zeer bepaald doel (b.v. het ontmoeten van een mens, het
kennis nemen van een bepaald idee, het niet in staat zijn een bepaalde handeling te
volbrengen) realiseren. Indien u dit beseft, zal het u ook duidelijk zijn, dat de invloed van uw
geest zeer groot is. Maar daarvoor moet die geest bewust zijn van de stof. Zij wordt zich
daarvan bewust, zodra het hoogst stoffelijk bewustzijn met tenminste het laagst-geestelijk
actief bewustzijn in evenwicht is. Eerst wanneer dit evenwicht optreedt, is de wederkerige
beïnvloeding zodanig, dat de geest onmiddellijk ingrijpt. In de praktijk betekent dit, dat men
stoffelijk redelijk gerijpt moet zijn en een zeker aantal geestelijke en ook stoffelijke ervaringen
moet hebben doorleefd, vóór men door de geest gedirigeerd kan worden naar een bepaald
doel.
Onthoudt u daarbij steeds weer, dat een dergelijk doel voor stoffelijk en menselijk denken niet
redelijk en niet zinvol is en soms vele bezwaren heeft. Het zal echter voor het verdere verloop
van het leven vaak bepalend kunnen zijn en daarmede dat, wat voor de geest in dit leven
belangrijk is, kunnen concretiseren.
Wanneer dit u misschien wat onaanvaardbaar lijkt, dan kan ik u alleen dit vertellen (en dit is
zuivere praktijk): Wanneer uw streven bewust te worden van uw geest - wat in den beginne
ongetwijfeld hoofdzakelijk verstandelijk is - voor u langzaam maar zeker de mogelijkheid
schept om bepaalde toestanden te beleven en daarbij toch een normaal mens te blijven, die
normaal stoffelijk leeft, dan hebt u daarmede de weg gevonden om aan de geest een zo groot
mogelijke gelegenheid tot uiting te geven. Er zijn natuurlijk grote moeilijkheden om het
contact tot stand te brengen. Want zoals ik u reeds meermalen heb verteld: de geest kan het
lichaam alleen emotioneel beïnvloeden, maar is niet in staat dit volkomen redelijk te doen.
Omgekeerd kan ook het lichaam de geest niet redelijk beïnvloeden. Wij zitten dus met een
medium, dat niet beantwoordt aan de stoffelijk verstandelijke eisen en over het algemeen
87
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest

moeilijk of niet in woorden kan worden omschreven. Deze omschrijving na te streven


betekent: in zichzelf vaak het doel van de geest of de mogelijkheid van de geest frustreren.
Het is niet de bedoeling, dat men deze dingen redelijk uiteen zet, vóór zij gebeurd zijn.
Wanneer u onder invloed van de geest handelt middels de emotie, dan is het goed om ná het
gebeuren te rationaliseren, maar nimmer voordien.
Wanneer u voelt, dat in u bepaalde krachten aan het werk zijn, krachten van de eigen geest of
van andere geesten, dan is het verstandig volgens uw eigen oordeel omtrent goed en kwaad te
bepalen, of u daarop al dan niet wilt ingaan. Voelt u dat het voor uw eigen ontwikkeling of voor
de wereld belangrijk is, ga er dan rustig verder op in. Eerst wanneer alles zich voltooid heeft,
zal het u mogelijk zijn een overzicht te krijgen en niet voordien.
Bedenk verder dat er een groot verschil bestaat in tijd en tijdservaren. De geest zal op elk vlak
- of beter gezegd: in elke schil of elk voertuig - een afzonderlijke en eigen tijdsfactor bezitten.
Wanneer wij die van de kern stellen op oneindig, dan zien wij b.v. in de astrale sfeer een
persoonlijke tijd, die de stoffelijk zeer nabij komt, maar daarvan toch afwijkt. Het is
onmogelijk bij geestelijke werkingen in jezelf een bepaalde tijdslimiet te stellen. Doet men dit
toch, dan zal men wederom door dit verstandelijk ingrijpen het aan de geest onmogelijk
maken de volledige ontlading van haar emoties en haar eigen invloeden binnen u tot stand te
brengen: en heel vaak zult u daardoor een herhaling van het proces veroorzaken, maar dan
later in de tijd.
Nu zijn er heel veel emoties, die uit de geest komen en die voor u niet erg prettig zijn. Zij
beantwoorden n.l. niet aan uw wereld en wereldvoorstelling. Zij beantwoorden soms aan
factoren in uw eigen wezen, maar zeker niet aan die, welke volgens u goed of behoorlijk zijn,
of kwaad en onbehoorlijk. Zij zijn vaag. Alles wat uit de geest komt is te vaag en veroorzaakt
daardoor dikwijls verwarringen. Een praktisch mens realiseert zich, dat deze vaagheid niet tot
helderheid kan worden geforceerd. Men moet deze vaagheid aanvaarden. Men moet haar in de
stof niet zien als een definitieve daadaanduiding en daadontplooiing. Het is ten hoogste de
aanduiding van een bedoeling. De geest kan nu dus nooit zeggen, dat u aan Pieterse f. 100.-
moet geven: of dat u bloemen moet gaan plukken in de tuin van boer Jansen. Wel kan zij in u
de impuls wekken, dat u iemand goed moet doen. Wel kan u de idee worden gegeven, dat u
een bepaalde schoonheidservaring met anderen moet délen. Dus waar het zeker is, dat eigen
geest (en hier alleen dus eigen geest) niet in staat is een definitieve en in de stof beperkte
daaddrang te doen ontstaan in het "ik ", zullen wij ons realiseren dat elke dadendrang, die wij
uit de geest voelen voortkomen, voor ons een rationalisatie is: dat wil dus zeggen het
projecteren van de emotie in de richting van een bepaalde toestand, een bepaalde ruimte, een
bepaalde figuur enz.. Wanneer u zich dit realiseert, wordt het gemakkelijker die uitspraken van
de geest te hanteren. Want je gaat je niet meer afvragen: Hoe moet ik dit nu stoffelijk
vertalen? Wat moet dit betekenen? Je accepteert ze.
Je zegt: Ik voel, dat er een bepaalde noodzaak in mijzelf bestaat. Deze noodzaak zal zich
verwerkelijken, zodra dit voor mij mogelijk is: Wanneer ik voel, dat die noodzaak in mijn leven
of in het leven van anderen misschien bepaalde risico's met zich zal brengen of mijn eigen
verantwoordelijkheid in gevaar zou kunnen brengen, zal ik overleggen op welke wijze ik dit
binnen de mij stoffelijk ten dienste staande mogelijkheden kan volbrengen: Ik zal echter
nimmer trachten mij geheel aan deze drang te onttrekken.
Wanneer door de geest een definitieve dadendrang op u wordt uitgeoefend, waarbij zowel de
daad als het onderwerp volledig zijn omschreven (dus b.v. pluk rozen in het middenperk van
de tuin van boer Jansen), dan kunnen wij aannemen dat deze nimmer uit eigen geest
voortkomt. Zij kan alleen voortkomen uit een geest, die - los van de stof staande - toch
onmiddellijk met de stof in verband staat en in die stof bepaalde wijzigingen wenst. Voelen wij
dat een dergelijke definitieve opdracht ons wordt opgelegd, dan zullen wij wel zeer goed
moeten overwegen, of deze voor ons aanvaardbaar is. Het is dan zeer verstandig om door
concentratie hierop en de verwerking van onze eigen gevoelens en emoties, welke voortvloeien
uit een dergelijke opdracht, eerst af te wachten, of onze eigen geest een bevestigend of een
afwijzend emotioneel antwoord geeft.

88
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest

Ten slotte: Uit alle dingen, die de geest op aarde brengt, kan stoffelijk nut worden getrokken.
Waar de stofwereld in zekere zin een weerkaatsing is van de mogelijkheden, die in de
geestelijke wereld bestaan, kan alles, wat in de geest aanwezig is, inderdaad stoffelijk
verwezenlijkt worden. Echter nimmer aan de hand van stoffelijk bestaande maatstaven of
regels. Als wij dit weten, zullen wij - vooral wanneer wij trachten met de geest te werken, b.v.
voor genezing of andere doeleinden - ons juist richten op dat element, waarin de rede
misschien een minder grote rol speelt, maar waarbij onze kennis van de wereld wordt gebruikt
om bepaalde geestelijke tendensen te leiden. Alle voorstellingen van persoonlijkheden,
plaatsen e.d., waarbij een zekere emotionele waarde op de voorgrond treedt, evenals alle
emotionele voorstellingen omtrent gebeurtenissen in het verleden of de toekomst, die in mij of
in u emotie wekken, zijn bruikbaar om als centraal punt te dienen voor de geest.
De krachten van de geest kunnen dan worden uitgezonden in die richting. Zo kan de geest dus
evengoed voor u de ruimte van het heden doorvorsen als de ruimte van het verleden. Zij kan
daarop weliswaar geen antwoord geven in redelijke woorden of gedachte, maar zij kan
antwoorden door symbolische dromen. Zij kan antwoorden door emoties. Zij kan zelfs
antwoorden door vergroting of vermindering van uw eigen krachten en capaciteiten. Een
dergelijk antwoord is over het algemeen voldoende voor u om de waarde van hetgeen u
stoffelijk hebt gesteld nader te bezien. Elke aanwijzing, die u uit de geest krijgt - mits het uw
eigen geest is - is belangrijk voor uw eigen ontwikkeling. De tijdsfactor kan daarbij zeer
verschoven zijn. Verwacht dus nooit, dat wanneer de geest uur A aankondigt, dit ook op uur A
geschiedt: het kan uur X zijn. Maar realiseer u dat alles, wat door de geest wordt
aangekondigd, in de vorm van emotie, wordt verwerkelijkt.
Doet u dit, dan zult u, mijne vrienden, mede aan de hand van de door mij kort omschreven
methodiek, in staat zijn uw eigen geest en uw eigen innerlijke gevoelswereld te gebruiken als
een maatstaf voor alle beslissingen, waarin u niet van uit uw eigen leven en wezen een
onmiddellijk oordeel kunt of durft uitspreken. Het is verder mogelijk om alle problemen, die u
bezwaren, wederom aan de hand van deze procedure op de geest af te wentelen en - in de
wetenschap dat het antwoord komt - althans tijdelijk deze stoffelijk terzijde te leggen.
De meest rationele wijze van werken voor geest en stof wordt door deze procedure zeker
bevorderd. De kracht en het wezen van de geest zijn te allen tijde bruikbaar. Ook voor de
stofmens. De enige beperking is de rede, die te verschillend is in de onderscheidene werelden,
waarin de geest zich openbaart, om als communicatiemiddel te dienen.
Ik ben mij ervan bewust, dat in deze les enkele herhalingen voorkomen. Ik wijs erop, dat ik
deze opzettelijk in deze les naar voren bracht, omdat sommige punten niet genoeg en niet
duidelijk genoeg kunnen worden herhaald. Ik hoop, dat aan de hand van het gestelde
menigeen door zelfonderzoek een juister begrip van zijn eigen wezen en mogelijkheden zal
kunnen verwerven.

KRITISCH DENKEN.
Kritisch denken betekent: niet denken zonder daarbij kritiek uit te oefenen. Wanneer wij te
maken hebben met stellingen, die uit de geest komen of met stellingen, die ons door anderen
worden voorgelegd, dan zijn wij wel verplicht na te gaan, wat hierin voor ons aanvaardbaar of
niet aanvaardbaar is. Dit kritisch denken n.l. heeft een doel. Wanneer wij iets na rijp beraad en
overleg voor onszelf kunnen aannemen of aanvaardbaar achten of zeggen: "wij hebben
daarover geen mening", dan hebben wij ons de overdachte delen eigen gemaakt. Wij kunnen
daardoor dus ons bewustzijn stoffelijk verruimen. Gelijktijdig echter zal hetgeen wij werkelijk
aanvaarden, nadat wij kritisch hebben nagedacht, voor ons ook innerlijk vastliggen. Wij zijn
het daarmee innerlijk met onze gevoelens en onze gedachte eens. Het gevolg is, dat al
hetgeen wij na kritisch denken aanvaarden, ons eigendom wordt. Het kan evengoed in de
geest zijn vastgelegd als in de stoffelijke rede.
Er is dus wel enig verschil tussen het kritisch denken en voortdurend met kritiek tegenover de
wereld staan. Er zijn omstandigheden te over, waarop wij kritiek zouden kunnen uitoefenen.
Maar wij kennen die omstandigheden nu eenmaal. De kritiek heeft weinig of geen zin. Ze zou
ons ten hoogste in verbinding brengen met omstandigheden, die wij zelf niet aanvaardbaar

89
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest

achten. De kritiek laten wij dus terzijde en bepalen ons zoveel mogelijk alleen tot een
persoonlijke mening.
En ten slotte: Wanneer wij innerlijk werken, dan werken wij met de krachten, die in onszelf
liggen. Wanneer wij dáár kritisch willen gaan denken, dan gaan wij onszelf tegen onszelf
verdelen. Want wij zullen dan b.v. onze geestelijke achtergronden en onze
geloofsachtergronden confronteren met onze redelijke vermogens. En die redelijke vermogens
kunnen heel goed tekort schieten. Wij zouden onszelf dan gaan beroven van dingen, die voor
ons geestelijken misschien ook stoffelijk van groot levensbelang zijn. Het heeft geen zin dit te
doen. Ik mag voor mijzelf ook kritisch zijn, natuurlijk, maar alleen als het gaat om datgene,
wat ik inderdaad kan overzien. Zodra het gaat om zaken, waar ik verstandelijk niet bij kan,
heeft mijn kritiek geen zin meer. Ik wil u enkele vergelijkende voorbeelden geven over wel en
niet aanvaardbaar kritisch denken: daarnaast over aanvaardbare en niet-aanvaardbare
vormen van kritiek.
Als eerste voorbeeld stel ik, dat een arts b.v. in het vakblad "Lancet" leest over een nieuwe
geneesmethode voor pneumonie (longontsteking). Deze arts weet, dat dit nog slechts proeven
zijn. Hij heeft zijn eigen achtergrond en ervaring. Hij heeft bovendien zijn eigen mogelijkheden
en capaciteiten. Hij zal dit dus geheel kunnen nalezen en daarover kritiek kunnen uitoefenen.
Hij zal het al of niet aanvaardbaar kunnen stellen. en o.m. bij zichzelf de eis stellen: dat moet
ik eerst eens bewezen zien, voor ik het zelf praktisch zal durven gebruiken. Dit is volledig
redelijk kritisch denken.
Nu echter komt deze arts te staan voor een publicatie over - laten we zeggen - een van de
vele lezingen, die Vox Vaticanae (de stem van het Vaticaan) geeft. Dat is volkomen
godsdienstig. Dat geloof je of dat geloof je niet. Je moet uitgaan van een bepaalde premisse,
anders heeft het geheel geen zin. Onze dokter begint dit nu te ontleden, niet aan de hand van
de gestelde premisse en stelt dus niet voor zichzelf: deze premisse is onaanvaardbaar,
dientengevolge laat ik het geheel rusten. Maar hij zegt: het is niet aanvaardbaar en gaat nu
zijn eigen premisse stellen i.p.v. die van de ander en gaat dan diens gehele bewijsvoering
belachelijk maken. Dit is geen juist kritisch denken. Hier kan hij alleen als vakman oordelen,
mits hij a: de bewijzen kan geven voor de onjuistheid van de gestelde premisse, b: de
afleidingen daarvan door zijn eigen vakkennis kan nagaan. Is dat niet het geval, dan kan hij
ten hoogste weer zijn kritisch denken beperken tot een persoonlijk al of niet aanvaarden van
de waarden. Gaat hij verder dan de stelling "dit is voor mij niet aanvaardbaar" of "ik meen, dat
dit voor mij te aanvaarden is", dan is zijn wijze van denken verwerpelijk, onjuist en in feite
onredelijk. Toch komt deze wijze van denken vaak voor.
Geoorloofde kritiek:
Een criticus kan zelf niet schilderen. Hij heeft echter onnoemelijk veel schilderstukken gezien:
hij heeft de technieken daarvan bestudeerd, hij is op de hoogte van de achtergronden en
inhouden, die door het penseel op het doek kunnen worden afgebeeld. Hij krijgt een kunstwerk
te zien. De schilder zegt: "Ik heb daarin b.v. de verworpenheid van de mens willen
uitdrukken." Deze criticus echter, op grond van hetgeen hij hier dus kent en ziet, gaat zeggen:
"Deze uitdrukkingswijze heeft voor de beschouwer geen enkel belang. De gebruikte techniek is
onvoldoende. Het kiezen van de kleuren is onredelijk. Dit is knoeiwerk." Dan kan de schilder
wel roepen, dat dit niet waar is, maar het oordeel, dat de criticus geeft, is redelijk: Indien hij
zijn kritiek echter goed wil afronden, dan zou hij deze aldus moeten formuleren: Daar hier de
grote gebreken in uitdrukking b.v. in gebrek aan techniek van de penseelvoering en
vlakverdeling zijn gelegen, zouden wij aan de schilder de raad willen geven deze eerst eens te
bestuderen. Het is mogelijk, dat hij dan zijn denkbeelden duidelijker weet uit te drukken:
Volkomen aanvaardbaar.
Nu echter een klassiek musicus. Misschien zelf een bekwaam bespeler van het instrument, dat
hij wilde kritiseren. Hij gaat spreken over een jazzstijl, een combo b.v. met een nieuwe stijl,
die hij niet kan aanvaarden. Hij schrijft nu: De afwezigheid van elke klassieke opbouw is een
klaar bewijs van de onmuzikaliteit van de uitvoerders, die door virtuositeit hun gebrek aan
gevoelsinhoud willen goed maken. Volkomen fout.

90
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest

Punt 1 : De opbouw van muzikaliteit en van muziek is niet gebonden aan vaste vormen. Zou
dat het geval zijn, dan zouden er ook geen Strauss-walsen zijn.
Punt 2 : Virtuositeit is lang niet altijd een verhulling van een gebrek aan muzikaliteit.
Integendeel, virtuositeit in samenspel bewijst dikwijls muzikaliteit.
Punt 3 : Het feit, dat de criticus persóónlijk deze stijl verwerpt, mag voor hem nog geen reden
zijn te stellen, dat ze algemeen onaanvaardbaar is. Ook wanneer hij hierbij tracht aanwijzingen
in de goede richting te geven, is zijn onvermogen om deze bepaalde tak te overzien voldoende
om te zeggen: "Hier is geen redelijk denken, hier is geen kritisch denken aanwezig maar een
op vooroordeel gebaseerde kritiek." En dat is iets heel anders.
Ik meen met deze voorbeelden tezamen met de daarvóór gesproken woorden u allen duidelijk
te hebben gemaakt, op welke wijze u de door ons gebruikte uitdrukking "kritisch denken" zult
moeten interpreteren. Denk steeds na over hetgeen u wordt gebracht, onverschillig door wie.
Tracht voortdurend vast te stellen, of deze waarden voor uzelf aanvaardbaar zijn of niet. Als u
over vakbekwaamheid beschikt of vakbekwamen kunt laten oordelen, oordeel dan desnoods
over de juistheid of onjuistheid van de gegeven feiten en voorstellingen. Dit is uw volste recht
en het brengt u tot een beter en juister verwerking van al, wat in de kosmos en ook in deze
wereld - ongeacht op welke wijze - tot uw beschikking wordt gesteld. Zorg er echter voor, dat
gij uw kritiek niet zo ver voert, dat gij uw eigen rede tegenover uw eigen geloof stelt en zo
uzelve verdeelt. Draag er voortdurend zorg voor, dat u handelt volgens hetgeen u dank zij uw
kritisch denken voor uzelf als juist en aanvaardbaar hebt vastgesteld.

BEWUSTZIJNSVORMEN
In principe kan worden gesteld, dat in elk levend wezen tot in het kleinste toe een zeker
bewustzijn schuilgaat. Ofschoon dit t.o.v. sommige bacilli niet juist is, kan de regel toch wel
worden gesteld te gelden voor het kleinste lichaam, zeker de half-levende eiwitcel. Hierin is
reeds een zekere gevoeligheid t.o.v. de omgeving en dus ook een zeker bewustzijn aanwezig.
Het blijkt ons, dat het bewustzijn in de eenvoudige cel, het ééncellige wezen, bestaat uit een
zeer beperkt en beknopt vaststellen van verschillen tussen omgeving en eigen persoonlijkheid
of eigen eisen. Er is hier dus alleen sprake van een differentiatie tussen aanvaardbaar en niet
aanvaardbaar, aangenaam en onaangenaam. Verder komt men niet. Bij de meer
gespecialiseerde cel blijkt, dat deze zelfs dit verschil niet maakt. Ze heeft ongeveer dezelfde
feitenkennis. De cel reageert dus positief en negatief. Daartussen kent ze weinig varianten.
Maar naarmate haar eigen taak een meer beperkte wordt, zal ze binnen die taak nauwkeuriger
kunnen functioneren, omdat haar bewustzijn voor die taak dan groot genoeg is. Zo kan een
eenvoudig organisme bestaan uit een reeks cellen, die elk voor zich nog zekere
persoonlijkheidskwaliteiten bezitten. Denk hier b.v. aan die simpele wezens, waarbij het
afbreken van ledematen e.d. onmiddellijk door een aangroeien (dus een versneld groeiproces)
wordt gevolgd. Hier is zeker nog sprake van een soort all-round bewustzijn van de cel.
Negatief: ik ben niet omgeven door voldoende andere cellen, dus moet ik mij delen tot de
massa, die voor mij noodzakelijk is, bereikt is.
Moeilijker wordt het, wanneer wij gaan denken aan verschillen als in een hoger organisme, een
hoger dier of een mens. Hier zien wij n.l. het volgende: Er worden direct al aan de hand van de
chromosomen en hun verhoudingen (bij de bevruchting dus) verdelingen van eigenschappen
gemaakt. En er ontstaan groepen (het z.g. framboosje), waarin verschillende cellen zijn, die
elk een andere ontwikkelingsgeaardheid en stijl hebben.
Zo zou je kunnen zeggen, dat hier dus een voortdurende beperking van bewustzijn optreedt
voor cellen bij verdere verdeling: Deze beperking t.o.v. het geheel gaat gepaard met een
grotere capaciteit tot vaststelling in positieve en negatieve zin voor het eigen "ik" binnen
weefsel of omgeving. Het gevolg is, dat b.v. de chemische processen, die zich ook binnen
cellen afspelen, als eigen elektriciteit, eigen wijze van functioneren dus, opname en
afscheiding (meestal een osmotisch proces) worden gevarieerd tot in het oneindige, maar elke
cel daarbij slechts drie waarden kent: n.l. aanvaarden, verwerpen en zich delen of oplossen.
Dat zijn de drie waarden, die elke cel kent.

91
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest

Een orgaan echter bestaat uit een groot aantal cellen met ongeveer - maar niet volledig -
gelijke werking. Deze worden in hun kern vaak beschut door cellen met een beschermende
werking (een vlieshuid b.v.): daarbinnen treffen wij actieve cellen aan, die b.v. zeer sterk zijn
ingesteld op osmose of juist weer slechts zeer beperkt vreemde stoffen aanvaarden en
doorlaten. Het gevolg is, dat die onderlinge samenwerking noodzakelijk is voor het behoud van
alle cellen. Er kan dan ook worden gezegd, dat uit de verhouding, waarin de cellen
oorspronkelijk binnen het orgaan zijn ontstaan, een soort wet van gezondheid ontstaat, die
wederom een positief en een negatief mogelijk maakt: een beslissing dus. Deze beslissing
echter kent nu vele tussentrappen, omdat naarmate het aantal cellen in het orgaan groter
wordt, het aantal gradaties tussen aanvaardbaar en onaanvaardbaar voor het orgaan
eveneens stijgt.
Gaan we verder naar een lichaam, dan blijkt dat dit uit verschillende organen en uit
verschillende weefsels is opgebouwd. Elk van die weefsels moet worden gezien als in zichzelf
besloten, in zichzelf en in het bijzonder krachtens eigen geaardheid positief of negatief
reagerend. Daarbij ontstaat in een menselijk lichaam en bij een hogere diersoort (b.v. de
vertebraten) een z.g. zenuwreactie, doordat andere cellen, die wezensvreemd zijn aan het
weefsel, over invloeden beschikken, waarvoor alle cellen even gevoelig zijn. Zo ontstaat dan
de mogelijkheid om de prikkels positief of negatief te scholen.
Het wordt dus mogelijk om organen maar ook spierweefsels bepaalde gewoonten bij te
brengen. Deze gewoonten kunnen aanmerkelijk afwijken van hetgeen genetisch in die cellen
was vastgelegd en wel alleen door wederom af te gaan op die eenvoudige waarden:
onbehagen en welbehagen. Het geheel is daarvan wederom onderling afhankelijk. Het gevolg
is, dat alle weefsels tezamen wederom een bewustzijn hebben van aanvaardbaar en niet
aanvaardbaar, met daartussen een aantal trappen, dat groter wordt, naarmate het totaal
aantal cellen plus organen in het lichaam ook toeneemt.
Nu komt natuurlijk het denken erbij te pas. Maar laten we niet vergeten, dat het denken in
feite door de hersenen geschiedt. En deze zijn op zichzelf een orgaan of beter gezegd: een
samenstelling van organen. Deze kennen nu ook weer de noodzaak van welbehagen door a.
zuurstof en bloedtoevoer: b. een zekere activiteit, waardoor het lichaam deze toevoer
stimuleert: c. bepaalde afscheidingen uit het lichaam. Deze zijn voor de instandhouding van de
cellen en hun eigen activiteit belangrijk. Vallen deze weg, dan worden prikkels geschapen,
waardoor de organen worden gewaarschuwd, dat de hersenen het niet goed hebben.
Waar nu de hersenen een bijzonder soort organen zijn, die door de zenuwstrengen (de nerven
dus) zijn verbonden met praktisch alle organen en weefsels, is het duidelijk, dat de hersenen
het snelst behagen of onbehagen registreren, zowel van zichzelf als van een der organismen of
een der weefsels. Zo zijn het de hersenen, die aansprakelijk zijn voor verschijnselen als koorts,
pijn, weerpijnreactie en al wat daarbij behoort.
Het zal u zijn opgevallen, dat ik hier alleen de stoffelijke bewustzijnsvormen heb aangesneden.
En dat heeft zijn reden. Het ééncellige wezen kent wel een zekere bezielingsmogelijkheid, er
kan een geest aan gebonden zijn, maar die geest kan niet in het lichaam vertoeven, waar dit
onvoldoende uitings- en waarnemingsmogelijkheden heeft. Zo vertoeft de geest van
ééncelligen er altijd buiten. Bij meercelligen is dit ook meestal nog wel het geval. Eerst bij
meer complexe structuren, waarin verschillende soorten cellen of varianten van dezelfde
celvorm voorkomen, kan er sprake zijn van een werkelijke geestelijke bezieling. En deze
betreft dan steeds het totaal van de weefsels en niet slechts bepaalde delen. Men zou
misschien geneigd zijn een lichaam te vergelijken met een mierenzwerm, zeggende: Dit
mierenvolk bestaat uit vele individuen, elk voor zich zeer beperkt bewust, maar als geheel met
een vaste erfenis, een vaste kennis, een groot aanpassingsvermogen, dus denkvermogen,
bewustzijn. Deze vergelijking gaat echter slechts zeer beperkt op. Want in de mierenwereld is
het ondergaan van de cellen (de diertjes afzonderlijk) voor het volk onbelangrijk. In het
lichaam betekent echter elk verval van een cel de noodzaak een nieuwe te produceren, dan
wel een aanpassing niet slechts van dit ene weefseldeel maar van het totaal der weefsels. De
vergelijking gaat dus maar zeer beperkt op. Zouden wij nog kunnen aannemen, dat b.v. de
soldado's, de bekende vecht- en trekmieren, elk afzonderlijk nog beleefd worden door een

92
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest

geest buiten hen, terwijl een groepsentiteit het volk bestuurt, dan kunnen wij ons dit niet
denken bij een lichaam, waar de geest als geheel de totale samenwerking der levende cellen
leidt. Van een geestelijk verschil in bewustzijn is dus alleen sprake als bewustzijnsgraad maar
niet in aantallen van geesten, die gezamenlijk een bepaald bewustzijn zouden vormen.

HUIDIGE CULTUUR EN MYSTIEK


Eén van de grote fouten van de mens is, dat hij cultuur als een zelfstandige maatstaf
beschouwt. Hij begrijpt niet, dat zijn begrip van cultuur zeer sterk wordt bepaald door zijn
eigen maatschappelijke vorm en de van buiten - o.a. klimatologisch - op hem inwerkende
omstandigheden plus zijn eigen behoefte tot gelding in eigen wereld. Cultuur als zodanig heeft
dan ook nooit een absolute waarde, maar is zeer relatief en moet eerder worden gezien als de
uitdrukking van een bepaald bestaand iets dan als een ontwaken van iets nieuws. Vandaar ook
dat zeer veel van wat men als cultuur beschouwt, in feite absoluut waardeloos is.
De poging b.v. om de mensen op te voeden Shakespeare mooi te vinden, te luisteren naar de
muziek van Willem Pijper, om Picasso een groot kunstenaar te vinden, ja, zelfs om de
sensitieve snorharen van Salvador Dali als een soort openbaringswetenschap te zien, zijn m.i.
dan ook uit den boze. Een begrip voor schoonheid is altijd relatief. Men kan trachten de
aandacht van de mens op schoonheid te vestigen volgens zijn eigen instelling. Volkomen juist.
Men kan trachten de mens bewust te maken van de mogelijkheden, die in de streling van
bepaalde klanken zijn gelegen. Maar als men daarbij een bepaald standpunt gaat innemen en
b.v. stelt, dat Shakespeare groter is dan Goethe, terwijl Oscar Wilde weer bij dezen onderdoet
en Poe eigenlijk alleen maar een zeer literaire sensatieschrijver was, dan begaat men de
grootst mogelijke stommiteit. Men gaat dan n.l. de volkomen subjectieve meningen van een
bepaalde klasse aan anderen opleggen als een objectief oordeel en vormt hiermede dan - wat
men noemt een cultuurpatroon.
U zult begrijpen, dat een dergelijke cultuur niet is te handhaven, tenzij er op de achtergrond
daarvan iets meer bestaat. Nu blijkt het, dat de huidige cultuur voor een groot deel berust op
de behoefte aan aanzien. Men gaat b.v. naar een orgelconcert van Bach luisteren, omdat men
daar gezien wil worden en denkt ondertussen aan Eddie Christiani, bier en rijst met kerry.
Dergelijke dingen komen te veel voor. Aanzien is dus iets, wat het cultuur dragen bevordert.
Er zijn mensen, die anderen Beethoven opdwingen, terwijl zij zelf ternauwernood rijp zijn voor
Speenhof. Ik stel dit alles van te voren zo duidelijk mogelijk om u te doen inzien, dat de
mensen vele beweegredenen hebben om de cultuuraanvaarding en de cultuurnormen in een
bepaalde richting te stuwen.
Het blijkt nu echter, dat er in de mens nog iets anders bestaat, n.l. zijn behoefte aan een band
met het ongeziene, zijn beleving van voor hem zintuiglijk niet toegankelijke werelden en
toestanden. En zo komen wij dus bij de mystiek terecht. Een nabootsing vaak van het
ongeziene. Een poging om te beleven en in vele gevallen een gevoelservaring, die om een
verandering in de door de huidige cultuur aanvaarde middelen roept.
Hier zien wij dan een eigenaardig verschijnsel: de mystiek en de verborgen achtergronden, die
in de mens zelf leven en door zijn godsdienstig besef, zijn begrip voor magische waarden (zijn
esoterisch streven dus) tot uiting komen, worden volgens cultuurnormen veranderd. Zelfs
wanneer er sprake is van een rebellie, wordt deze uitgedrukt in de cultuurnorm, al is het dan
op negatieve wijze. Als wij dit beseffen, rijst de vraag, of mag worden gesteld dat bepaalde
dingen deel zijn van de cultuur, of ondanks de vormende (?) invloed van de cultuur sommige
dingen een eeuwigheidswaarde in zich kunnen dagen En dan worden plotseling de bloedige
schouwspelen die Shakespeare schreef magisch, omdat zijn woordgebruik magisch is en zijn
cadansen in de mens de één of andere vreemde kracht losmaken, waardoor hij buiten eigen
werkelijkheid staat en zich verzinkt in andere krachten en waarden. Mystiek. Dan rijst de
vraag, of Beethoven structureel gezien een groot componist is of iemand, die in klanken iets
van een menselijk heimwee of beleven heeft vastgelegd: misschien iets van een verborgen
achtergrond. Ook dus weer van het mystieke.
Als wij dan deze maatstaf gaan hanteren, wordt het erg moeilijk nog over cultuurwaarden te
spreken. Het dreunen van de trommen voor de Voodoo-plechtigheid wordt over het algemeen

93
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest

als "wild" verworpen, maar heeft precies dezelfde eigenaardige roepstem, die wij kunnen
vinden in bepaalde passages van Wagner of in werken als die van Ravel b.v.: en soms vinden
wij er iets in van de beeldende, sinistere krachten, die bij Saint Saëns soms op de voorgrond
treden of van de weemoed, waarvan Sibelius zo vaak blijk geeft. En dit alles in het eenvoudige
tromgeroffel van een primitief volk.
Waarom? Omdat wij dezelfde achtergrond hebben: de band met andere werelden, het contact
met vreemde geesten, het ontstijgen aan eigen werkelijkheid, de verhoging van eigen
bewustzijn en het treden in een nieuwe wereld. Dit zijn hierbij de werkelijke waarden. En
wanneer deze waarden evengoed in de klassieke muziek liggen als in het geroffel van de
trommen en in primitieve deunen, die menigeen waarschijnlijk een ontheiliging van de cultuur
zou noemen, zo mag worden gesteld, dat zij toch werkelijk deel van de cultuur zijn.
Maar ja, wanneer de mensen over "cultuur" spreken, blijkt dikwijls dat ze zich doodturen op de
"cul". Met andere woorden dat zij in een poging om binnen de maatschappij iets te betekenen
aan de wanhopige pogingen medewerken om oude maatstaven te behouden, ook wanneer zij
in henzelven niet leven. Een mens, die dit doet, moet daarvoor zijn eigen innerlijk doden.
Mystiek en een starre cultuur zijn vijanden. Maar de cultuur, die soepel blijft, die zich
voortdurend wil aanpassen, die voortdurend nieuwe maatstaven en normen wil aanvaarden en
ook voortdurend nieuwe methoden van uitdrukking een kans wil geven, zal ook de
mogelijkheid in zich dragen om nieuwe en hoge ervaringen van de menselijke geest op
materiele wijze te vertolken. En vaak op een zodanig magisch materiele wijze, dat de
herbeleving van zulk een gedachte of van een zodanig ontrukt zijn aan de eigen werkelijkheid,
ook voor anderen mogelijk wordt.
Te denken dat cultuur als gedragspatroon waarde heeft, is dwaas. Te denken dat cultuur alleen
kan bestaan uit de erkenning van de grootheid van algemeen aanvaarde dichters, schrijvers,
componisten enz., voert in feite tot het doden van de menselijke ziel. Want voor elke mens
spreekt een andere melodie. Voor elke mens spreekt een ander beeld en een andere
kleurcombinatie. De cultuur dient slechts de middelen te geven, waardoor de mens binnen een
voor het geheel nog aanvaardbaar kader zich kan verzinken in zichzelf en zo de mystieke
tempel kan betreden, waarin de scheppingskrachten zelf tot openbaring komen.
Indien wij de oudheid beschouwen, blijkt dat de mystiek der volkeren oorspronkelijk vaak in
hun cultuur tot uitdrukking kwam, maar dat al zeer snel een grote mystieke invloed uitging
van alle cultuurverschijnselen, waardoor deze werden verheven tot dragers van een
eeuwigheidswaarde. Dat kunt u zien aan de tempels van Egypte, de bouwvallen van
Griekenland, de verborgen schoonheid van vergane tempels en graven in Italië en Frankrijk.
Dat kunt u terugvinden in de bouwwerken van de Moren. Altijd weer vinden wij een
betrekkelijk star patroon, dat zich cultuur noemt en arbiter tracht te zijn omtrent wat al of niet
aanvaardbaar en al of niet goed is. Maar wij zien, dat dan de mens - mits hij geestelijk
ontwaakt - uit bekende waarden variaties schept en vervolgens op den duur in deze het
magische weet te leggen, dat de weergave is van de menselijke ziel, die zich boven het
menselijke zijn heeft verheven.
In deze dagen is er ongetwijfeld sprake van een vreemd en zonderling zoeken van een reeks
van oppervlakkigheden en van een z.g. cultuur, die in feite niet veel anders is dan een
opgelegde maatstaf van wat aanvaardbaar en niet-aanvaardbaar zou zijn. Maar waar deze tijd
meer en meer in de mens de mystieke behoefte tot communicatie met het hogere aanmoedigt
en steeds méér mensen daarnaar zullen grijpen, is het logisch dat ook deze cultuur, die dreigt
te verstarren, ondanks haar schijnbare moderniteit zo dadelijk in beweging komt, zodat ook
deze tijd in schoonheid en uiting het bovennatuurlijke aan de mens zal kunnen weergeven.
Opdat hij - geleid door de gedachte van hen, die eens een vreemde wereld betraden - boven
zichzelf mag uitreiken en de geheimen mag kennen van de verrukking, waarin de ziel een
ogenblik haar beperkingen vergeet.

94
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest

TWIJFEL
Ik twijfel aan mijzelf. Ik twijfel aan mijn God en aan de wereld. Ik kan maar niet zeker zijn.
Dat is begrijpelijk. Want wanneer ik mijzelf niet volledig besef, wanneer ik niet vertrouw in
mijn eigen oordeel, wanneer ik niet zeker ben dat ik mogelijkheden bezit, zal ik altijd twijfelen:
Er was eens een mens, die niet twijfelde, nimmer.
Hij zeide: "Dit is waar en dat is niet waar." Maar hij was wel open van geest. Toen men hem
zeide: "Over deze vloed kan geen brug worden gebouwd," antwoordde hij: "Het kan wel," want
hij twijfelde niet en hij bouwde die brug. Toen zij gereed was, zei hij: "Het is moeilijk geweest,
maar het was mogelijk."
Maar het is ook wel gebeurd, dat er een mens bij het bouwen van de brug gewond werd en dat
hij zeide: "Deze mens moet sterven: hij is niet meer te redden" en dat hij zich gedroeg, alsof
die mens reeds dood was. Een arts echter, die althans in dit opzicht niet aan zichzelf twijfelde,
slaagde erin die mens te behouden. En hij gaf toe: "Ik heb gefaald," maar daarom twijfelde hij
nog niet aan zichzelf. Want hij zeide: "Wat voor mij waarheid is, wat voor mij een mogelijkheid
is, dat is voor mij zeker, tot het tegendeel wordt bewezen."
Nu zijn er mensen, die twijfelen, of er een God is, omdat God hun niet antwoordt, zoals zij
willen. Maar toch durven zij een God niet ontkennen. Laten zij die God dan aanvaarden. Je
kunt niet zeggen "misschien ja of misschien nee," wanneer het voor jezelf om de
allerbelangrijkste dingen gaat. Je kunt alleen zeggen: "Ik aanvaard het of ik verwerp het." En
wanneer er geen reden is om te verwerpen, dan aanvaard je. Zijn er redenen tot verwerpen,
dan verwerp je. En je houdt er ook rekening mee, dat je eigen standpunt op elk ogenblik
gewijzigd kan worden.
Een mens moest meer vertrouwen hebben in zichzelf, dan zou hij niet twijfelen en dan zou
deze vreemde gespletenheid minder mensenlevens en minder geestelijke bewustwording te
gronde richten. Want is het niet zo, dat gij geschapen zijn als deel van een kosmisch geheel
met in u een goddelijke kracht? Is het niet zo dat ge hier op deze aarde bestaat, met een
zeker weten en een zekere mogelijkheid? En zo ge daaraan niet twijfelt, kunt ge daaraan
toevoegen: en vele levens en ervaringen in andere werelden vóórdien. Wanneer ge op deze
wereld staat en ge denkt aan de materie, die ge beperkt kunt beheersen, dan zijt ge iets. Dan
hebt ge het recht over de kleine dingen te oordelen, die voor u aanvaardbaar, die voor u
redelijk beredeneerbaar zijn en die ge kunt toetsen. Hier komt geen twijfel bij te pas. Een
weifeling misschien, maar geen twijfel.
En wanneer het gaat om geestelijke zaken en gij aanvaardt het dat er in u ergens een
behoefte aan geestelijke waarden en geestelijke kracht bestaat, dan is twijfel overbodig. Als er
in u een behoefte bestaat tot aanvaarding, aanvaard dan - tot het tegendeel voor u bewezen
is. En zo ge een behoefte hebt om te verwerpen en ge hebt reden om te verwerpen, verwerp
dan - tot de aanvaarding onvermijdelijk wordt. Maar twijfel niet. Twijfel niet aan de feiten en
twijfel niet aan uzelve. Want hij die twijfelt handelt niet, hij die twijfelt denkt niet, hij die
twijfelt schiet tekort. Daarom meen ik te mogen zeggen:
Wanneer je twijfelt, verdrijf je de duivel en God gelijktijdig uit je hart. Dan verwerp je het licht
en het duister. Het is beter zelfs het duister te aanvaarden dan alle dingen te verwerpen. Want
in alle dingen ben je eenzaam: uit het duister kun je nog het licht gewinnen. Verlaat je ook
niet te veel op redelijkheid, als je innerlijk aanvoelt, dat iets waar moet zijn of dat je graag zou
willen, dat het waar zou zijn en je hebt geen redelijk tegenargument. Wanneer je te kort
schiet, aanvaard.
Aanvaarden is het belangrijkste in de wereld. Niet alleen omdat het twijfel uitbant, maar
omdat het aanvaarden van datgene, wat men niet werkelijk beoordelen en daardoor ook niet
werkelijk en feitelijk verwerpen kan, het de mens mogelijk maakt het contact met de
goddelijke schepping en alle waarden daarin zo sterk mogelijk en voortdurend mogelijk in
stand te houden.
Vóór alles geldt dit: Twijfel niet aan uzelf. Indien gij aan uzelve twijfelt, gaat ge ten onder.

95
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest

En als tweede waarheid zou ik u willen zeggen: Twijfel niet aan uw God. Verwerp Hem, zo ge
niet anders kunt. Hij zal u dat niet euvel duiden en ge zult toch tot waarheid kunnen komen.
Of aanvaard Hem: maar dan met geheel uw wezen. Maar twijfel niet over wat verkeerd is en
wat goed is.
En wanneer ge in uzelf een geloof hebt, strijd er niet over. Wanneer dat geloof u voldoet,
wanneer het u voortdurend bewijst: "hierdoor leef ik gemakkelijker, beter, schoner, edeler,
denk ik verder, leer ik meer," aanvaard dan dit geloof. En zo ge merkt: "dit geloof kan mij niet
verder helpen," verwerp het dan, maar twijfel niet. Blijf niet staan tussen twee krachten,
tussen twee mogelijkheden. Anders gaat het u als de ezel tussen twee hooischelven, die
verhongerde, omdat hij geen keuze kon maken. Ons allen, geest en stof, is een kosmische
krachten een kosmische werkelijkheid gegeven: en zolang wij naar ons beste weten handelen
en denken, zal deze kracht ons ten goede leiden.
Ik weet het….. Gij twijfelt er misschien aan. Maar ge hebt geen betere oplossing, nietwaar? Ge
kunt deze gedachte ook niet ontkennen of verwerpen. Aanvaard haar dan, althans voorlopig,
en ga daaruit verder. Zolang ik eerlijk handel, denk en streef, zal de kosmische kracht mij
geven wat noodzakelijk is en mij waar ik verkeerd heb besloten corrigeren, totdat ik de
groot-kosmische waarheid ken en voor mij er geen twijfel meer is maar alleen weten.
Dit is mijn einddoel. Ik weet het. Gij zult er misschien aan geloven of ge zult eraan twijfelen.
Vóór alles zou ik zeggen: hoe zonderling de taak u ook lijkt, die u is opgelegd: hoe vreemd de
wereld u ook toeschijnt, in uw twijfel vertwijfel niet. Want wie twijfelt, komt vaak de wanhoop
dicht nabij. De wanhoop is een levende ontkenning. En slechts wie het leven aanvaardt en
erkent, zal steeds verder kunnen stijgen tot steeds groter bewustzijn.
Als einde zou ik u misschien dit mogen zeggen:
De halm buigt zich op de wind en hij gaat in de richting, waarin de wind hem drijft. Maar hij
erkent slechts zichzelve en is kind van de aarde zowel als kind van de wind. De mens, die de
waarheid ervaart: "ik ben en ik leef, ik ben zelve," wordt soms door de winden van het leven
gedreven - nu in deze, dan in gene richting. Maar hij is en kent zichzelf en is kind van de aarde
en kind van de Kracht, die hem drijft. Want de eeuwigheid schrijft met haar eigen letter in
haar eigen taal, die wij niet verstaan.
Maar alleen reeds de aanvaarding van het "ik" en de aanvaarding van de Kracht, die het "ik"
drijft, brengt ons voortdurend dichter bij de oplossing, bij het ogenblik, dat wij het hemels
schrift lezen, bij het ogenblik dat het kosmisch licht tot ons spreekt en dat de stilte van het
ledig "Niet" een stem heeft gekregen.

FUNDAMENT
Fundament, is het verborgene, waarop alles is gebouwd.
Fundament, is de kracht, waarop de tempel rust.
Fundament, is het stoffelijk beperkte, waarop de oneindigheid kan worden opgetrokken.
Fundament, is materie, voetstoel voor des Heren troon.
Wij spreken van fundament en van een fundamentele waarde. Wij spreken van werelden,
machtig en groot. Wij spreken van het fundament van het leven en de fundamentele noodzaak
van dood: Maar weten wijzelven wel het fundamentele (de grondslag) voor eigen ontwikkeling
te geven?
Het leven als mens met de mensen, ontkennend niets van het menselijk zijn, is het drinken
van de goddelijke wijn van licht.
Fundament is waar het bewustzijn van plicht en taak wordt opgebouwd.
Het leven en geestelijk streven, het erkennen van de samenwerking en liefdevolle kracht, de
volle macht van kosmisch één-zijn het geestelijke wél beleefd, is het fundament, dat ons de
mogelijkheid tot het bereiken van de Schepper geeft.

96
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest

Het ontrukt-zijn aan alle dingen, het in onszelven zingen en klinken, tot heel de wereld en heel
de kosmos zich in het "ik" weerkaatst, wordt ten laatste het fundament, waaruit de mens niet
slechts de schepping, maar ook zichzelve erkent.
Een waarheid is het fundament, waaruit de eenheid met de Schepper en alle zijn, steeds wordt
herboren.
Zo is het fundament van alle zijn: God, in elke fase van het leven. Het fundament van elk
bewustzijn en streven, waar een God erkend wordt en niets ontkend van eigen zijn en wereld
en de waarheid van alle dingen ten laatste wordt geopenbaard.
Indien wij de fundamentele kracht van de goddelijke liefde niet ontkennen maar steeds, de
eenheid met het Goddelijke kennend, levend niet slechts uit Gods rechtvaardigheid en toorn,
maar uit Zijn liefde, overbruggend de verschillen tussen alle wereld en niet slechts onszelven
kennend: in onszelf de Schepper aanschouwend en zo bouwend de tempel van Zijn wezen in
ons wezen, opdat Hij - wonend op het altaar van onze ziel ons tot Zich neemt en één maakt
met Zijn Persoonlijkheid, dat is het fundament, waarop de kosmos zelf is opgebouwd.

97
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 8 – De belichaamde geest

ACHTSTE LES - DE BELICHAAMDE GEEST

Wanneer de geest in de stof leeft u zult zich dit uit vorige lessen herinneren behoudt ze een
groot gedeelte van haar eigen capaciteiten, maar is door haar concentratie op de stof zeer
beperkt in de mogelijkheden, die binnen haar eigen wereld liggen. Er mag dus a priori worden
gesteld, dat de geest in elke mens alle geestelijke eigenschappen bezit, alle geestelijke
eigenschappen kan gebruiken, alle voor haar normale geestelijke contacten kan opnemen of
handhaven en theoretisch althans dit ook zou kunnen doen met diegenen, die in de stof leven,
op voorwaarde dat er een geestelijk contact bestaat. Want voor haar is alles even bereikbaar
als in de tijd, dat ze geest was. (Dus alleen geest.)
Van dit standpunt uitgaande zou ik graag met u wat willen babbelen over de geest zelf, zoals
ze in de mens leeft en u duidelijk willen maken, wat de verschillen zijn tussen deze geest en de
stof, om daarnaast weer te geven hoe soms wisselwerkingen tussen geest en stof tot op zijn
minst eigenaardig te noemen resultaten kunnen voeren. Onthoudt u dit:
Elke geest (behalve die, welke onmiddellijk uit diepe duisternis zou incarneren) is in haar
wezen denkend in beelden of visueel denkend. Zij kent dus niet reeksen van woorden om iets
uit te drukken, maar is eerder gewend dit in een beeld te projecteren. Dit beeld houdt een
bepaalde stemming in. Bovendien zal het beeld een massa details bevatten, die elke
beschouwer (dus ontvanger van een dergelijke mededeling b.v.) naar eigen inzicht kan bezien
en interpreteren. Het is duidelijk, dat dit beeld denken, dat zo met het geestelijk bestaan is
vergroeid, ook niet wordt achtergelaten gedurende de periodes dat de geest in de stof is
geïncarneerd.
Verder heeft deze geest naast haar beeld denken nog andere mogelijkheden. Zij bezit n.l. de
capaciteit om alleen door haar voorstellingsvermogen en wil in de lagere geestelijke sferen (en
dikwijls ook in de fijnstoffelijke sferen) voor zichzelf een passend voertuig te bouwen. Met dit
voertuig kan zij in die lagere wereld werken en het is een soort lichaam manipuleren. Ook deze
capaciteit behoudt de geest, zelfs wanneer ze in het menselijk lichaam is.
Zij kan dus naast haar eigen astraal voertuig (dat, met het lichaam direct is verknoopt en
noodzakelijk is voor het beleven van dat lichaam) een levenslichaam e.d. over het algemeen
als duplicaat opbouwen. Zij kan elders dezelfde vormen, dezelfde mogelijkheden, dezelfde
inhoud doen ontstaan, die zij gewoonlijk in haar lichaam bezit en behoeft dus niet al haar
voertuigen uit het lichaam mede te nemen, maar kan deze dank, zij haar concentratie en
instelling naar willekeur projecteren op elk gewenst punt van een door haar gekende wereld of
sfeer.
Dit is een zeer belangrijk punt, omdat vele eigenschappen, die men op aarde niet goed
begrijpt en die men paranormaal, occult of zelfs magisch of demonisch noemt, onmiddellijk
met deze dingen in verband staan. Wanneer men u vertelt, dat een ingewijde een tweede
lichaam (een dubbel) projecteert, dan berust dit op deze kwaliteit van de geest. Wanneer u
hoort van een mens, die uittredingen doet en die in die uittreding zij het misschien wat wazig
is waargenomen op een andere plaats dan zijn eigen lichaam, dan berust dat hierop. Wanneer
u hoort van uittredingen en activiteiten in verschillende werelden, soms schijnbaar zo
ongeloofwaardig, dan berust dat op deze zelfde kwaliteit.
Een volgende mogelijkheid die de gemiddelde geest bezit is deze, dat zij zich althans in
beperkte mate langs de tijdlijn kan bewegen. Tijd heeft voor de geest niet dezelfde betekenis
als voor een stofmens en zij beschouwt deze over het algemeen als een hanteerbare afmeting,
die men naar eigen vermogen van krachten - willekeurig - op elk willekeurig moment kan
betreden, waarvan men bepaalde momenten kan samenkoppelen en die men zelfs in verband
met ruimtelijke verhoudingen zou kunnen wijzigen. Dit is een ongetwijfeld moeilijk punten, ik
wil dan ook trachten het met enkele kleine voorbeelden iets duidelijker te maken.

98
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 8 – De belichaamde geest

Een mens leeft van minuut tot minuut. De geest echter zou in staat zijn om (ik zal een
eigenaardig voorbeeld nemen) b.v. een dag vooruit te zien. Aangenomen, dat die geest zich
dan zou manifesteren in een zodanig lichaam, dat lezen mogelijk zou zijn, dan zou zij b.v. dus
op de ochtend van deze dag reeds hebben kunnen weten wat de beurskoersen morgen zullen
zijn. Natuurlijk is dit een fantastisch voorbeeld dat zelden of nooit voorkomt. Maar het geeft u
een klein idee van wat er mogelijk is.
Verder kan die geest op een gegeven ogenblik in deze tijd en ruimte waarnemingen doen. U
zou dat waarschijnlijk noemen een uittreding in ruimte en tijd. Maar voor de geest is dat haar
eigen element. Nu ontdekt zij b.v. dat er morgen om 10 uur regenwolken zullen komen
aandrijven over de Noordzee. Zij heeft verder geconstateerd, dat zij morgen om 10 uur, in
haar lichaam onderweg zal zijn van Scheveningen naar de Hoek van Holland. Met deze kennis
gewapend zal zij dan het lichaam, dat waarschijnlijk niet beseft waarom, bewegen om op een
gegeven ogenblik haar tijdsinhoud iets te wijzigen. Zij gaat daardoor iets vroeger van huis en
zal tegen 10 uur ergens rusten, omdat zij zo goed is gevorderd. Daardoor voorkomt zij dat het
lichaam natregent en heeft op deze wijze twee momenten, die zij afzonderlijk heeft erkend, tot
een handeling samengevoegd
Theoretisch zou men nog veel verder kunnen gaan, maar dan komen wij op een terrein, dat
alleen door de ingewijden en de grote magiërs kan worden betreden. Als wij n.l. weten, dat
toestand A (laten we b.v. zeggen een schaakspel, waarin een bepaalde stand is bereikt) op
moment A (laat ons zeggen hedenavond 8 uur) hervat zal worden over 7 dagen op een andere
plaats en een andere tijd, dan kan het haar voorkomen, dat de tijdswaarden zo volkomen
parallel lopen, dat zij hier (dus vanavond) het gehele spel afspeelt, dat door een veel groter
schaker eerst enkele dagen later elders zo gespeeld zal worden. Ik hoop met deze voorbeelden
althans enigszins te hebben verduidelijkt wat ik hiermede bedoel.
Indien men eveneens in staat is haar beelden naar elke andere willekeurige mens uit te
zenden, zou mits de geest van deze mens wordt beroerd een volkomen gelijkheid van
instelling (emotioneel en zeer waarschijnlijk zelfs wat associatie, betreft) kunnen worden
bereikt.
Uit de voorgaande vier punten blijkt, dat de geest in de stof dus zeer vele mogelijkheden bezit,
die echter voor een groot gedeelte juist vallen buiten de menselijke rede. Men kan daarvoor
dus geen verstandelijke verklaring geven. Zoals ook in de vorige les is uiteengezet, moeten wij
ook hier weer vooropstellen, dat zeer vele werkingen van de geest in de stof slechts dan de
verlangde gevolgen kunnen hebben, wanneer wij tijdig het redelijk en logisch denken van de
mens weten uit te schakelen en daarvoor tijdelijk een emotioneel denken in de plaats kunnen
stellen. Door het emotioneel denken zal over het algemeen de mens stoffelijk in staat zijn de
ware intenties van zijn geest (zijn bestuurder, zijn bezieler) te begrijpen en ofschoon deze
misschien niet in overeenstemming, zijn met hetgeen men stoffelijk wenselijk acht op de juiste
wijze ten uitvoer te brengen. Het gevolg is dat beïnvloeding door de geest de mens op aarde
zeer grote mogelijkheden tot bereiking geeft, welke ver liggen buiten wat normaal mogelijk is:
terwijl omgekeerd, een juiste beantwoording aan de onlogische en vaak ook onredelijke
impulsen, die de geest uitzendt, een zeer grote en snelle bewustwording zal kunnen
veroorzaken.
Hiervan uitgaande wil ik proberen u duidelijk te maken hoe uw geest met u tracht te spreken.
Uw geest schept zich een voorstelling. Deze bestaat voor een zeer groot gedeelte uit vroegere
ervaringen: dus niet uit het heden, dat u nu beleeft maar uit voorstellingen, die voor deze
geest een soortgelijke betekenis hadden in het verleden. Wanneer de geest haar lichaam dus
sterk wenst te beïnvloeden door middel van een emotie, zal zij voor zichzelf een voorstelling
uit een vroeger leven opbouwen. Het gevolg is, dat de mens voertuiglijk (dus stoffelijk) in een
voor hem of haar onverklaarbare en onredelijke situatie verkeert, waarbij allerhande vreemde
gedachte overspringen en waarbij men zich afvraagt wat men nu eigenlijk wel moet doen. Het
resultaat hiervan is voor menigeen, dat hij ten slotte besluit deze onzin maar opzij te zetten,
maar daarvoor dan later duur betaalt. Degene echter, die beantwoordt aan wat die geest door
oude herinneringen oproept, zal mede door juist te reageren de oude situatie ook voor de

99
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 8 – De belichaamde geest

geest oplossen: d.w.z. dat de oude voorstelling een vervolg krijgt, dat van de vroeger beleefde
werkelijkheid verschilt, maar voor de geest een harmonische ervaring betekent.
Aangezien wij altijd te maken hebben met waarden uit het verleden en zelden of nooit met
waarden, die uit het nu bestaande stoffelijk leven zijn ontstaan, zal het verder duidelijk zijn,
dat wij zeer veel uitermate eigenaardige beelden en symbolen zullen ontvangen. Onze dromen
b.v. zullen wel worden geplaatst in de huidige associaties, maar de opbouw ervan kan eeuwen
terugleggen. De volgorde is absoluut onlogisch. Als wij echter beseffen, dat wanneer u b.v.
vandaag over een auto droomt, dit in vele gevallen met een karos in verband staat of zelfs
met een voetreis, dan zult u de eigenaardige verschuivingen, die daarin optreden, beter
begrijpen. Als u heden droomt over de dood, dan zult u dat misschien doen in een allegorische
vorm volgens de nu geldende allegorieën of in een tamelijk reële vorm. Maar als u, deze
droom hebt, dan drukt de geest iets uit het verleden af, en haar dood kan b.v. zijn gebaseerd
op de legenden en overleveringen, die indertijd door Durer zo mooi zijn afgebeeld: of wat
evenzeer mogelijk is op ervaringen, die men met de dood heeft gehad ergens in een leven, in
een stad b.v. of op het land. Door te begrijpen hoe de geest dit doet, wordt het mogelijk om
het droomleven beter te verklaren, maar ook, om te beseffen, hoe die emoties eigenlijk tot
stand komen. En wanneer men in de stof weet, hoe de emotionele gesteldheid, de emotionele
spanning ontstaat, die de geest oplegt, dan kan men haar gemakkelijker verwerken en
aanvaarden: ook kan men tegenover het verleden, dat de geest a.h.w. in het waakbewustzijn
projecteert het heden stellen met de in het heden verworven mogelijkheden en in het heden
verworven rechten. Hierbij stuit men stoffelijk vaak op hinderpalen. Er zijn b.v. vaak impulsen,
die vanuit de geest volledig aanvaardbaar, zijn, maar waartegen men stoffelijk enig bezwaar
heeft. Men kan zich dan zeer rustig aan die stoffelijke bezwaren houden, indien men dit
noodzakelijk acht. Het is in het geheel niet nodig, dat wat de geest, uit het verleden,
projecteert zo in de stof te verwerkelijken. Als u ook dit begrijpt, zal het u duidelijk zijn, dat
het leven in de stof de basis moet zijn, vanwaar men als stoffelijk en redelijk denkend mens
uitgaat, maar dat men de impulsen, die in dit stoffelijk leven de mogelijkheden en
wenselijkheden bepalen, geheel mag richten in overeenstemming met vorige levens en vorige
incarnaties.
Nu kan de geest een dergelijk beeld echter ook zoals reeds werd gesteld naar een andere
geest uitzenden. En daarmede gebeuren ook eigenaardige dingen. Want u denkt aan een
bepaalde mens. Nu zal deze mens op enigerlei wijze met u harmonisch zijn, via een vorig
leven misschien met u in verband staan (of niet, dat is ook mogelijk) en zo zal wat u denkt
vertaald worden in beelden, die weer met het verleden samenhangen. Deze voorstelling wordt
geprojecteerd naar een andere geest. Deze andere geest erkent de voorstelling en produceert
nu een ongeveer gelijke emotionele gesteldheid in de persoon, die op deze wijze wordt bereikt
en daarmede in overeenstemming maar in eigen termen, verder droomt. Hij zet de droom dus
voort, maar met eigen associaties en eigen beelden.
Dat de geest daarnaast natuurlijk ook nog een ander spel kan spelen, zal u duidelijk worden,
wanneer u bedenkt, dat zij zich kan bevoertuigen. Uw geest kan uitgaan en een ander
bezoeken Die ander kan op aarde leven, dus een mens zijn, Hij kan ook bestaan in een
geestelijke wereld of sfeer. Zolang uw eigen geest in staat is het voertuig aan te nemen, dat
daarvoor noodzakelijk is, zal er een communicatie tot stand komen. Deze communicatie zal in
u meestal weerspiegeld worden als een soort tweegesprek (een dialoog dus), dat soms maar
lang niet altijd met visuele voorstellingen samenhangt. Hierbij geldt wederom, dat de inhoud
van de dialoog niet woordelijk juist is, maar over het algemeen de overgebrachte gedachte
wel. Zo ontstaat dus dank zij de capaciteiten van uw geest een soort relatie, die met alle
harmonische geesten (die u dus niet in de stof behoeft te kennen) over geheel de aarde kan
worden uitgebreid. Het resultaat is een telepathisch netwerk, dat weliswaar niet woordgetrouw
overbrengt en dus niet in staat is directe boodschappen woordelijk over te brengen: wel echter
stellingen, emoties, voorstellingen en oplossingen van problemen. Deze kunnen worden
overgedragen. Zolang dit onbewust geschiedt (dus de stof zich daarvan niet bewust zal
worden), krijgen wij te doen met wat wij noemen eigenaardigheden. Wij zien, dat twee
mensen op geheel verschillende plaatsen op dezelfde tijd praktisch dezelfde oplossing van
hetzelfde probleem vinden. Wij zien, dat op verschillende plaatsen in de wereld praktisch

100
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 8 – De belichaamde geest

gelijktijdig dezelfde gedachterichting en filosofie worden ontwikkeld: of dat men aan gelijke
experimenten begint op wetenschappelijk terrein: ofwel dat men in de menselijke relatie een
praktisch gelijke wijziging ziet optreden. Dit echter is het gevolg van het feit dat men stoffelijk
niet bewust is van wat er geschiedt. Durven wij echter het verstand uit te schakelen, dan
kunnen wij resultaten krijgen, die wel stoffelijk bekend zijn, zodat wij in betrekkelijk grote
mate naderhand kunnen berekenen, wat er elders op de wereld geschiedt. Voorbeeld:
A. heeft een oplossing gevonden voor een dringend verkeersvraagstuk, b.v. (laten wij een
bekende oplossing nemen) de opstelling van televisiecamera’s, waardoor op afstand de
bediening van een zeer groot aantal regelende verkeerslichten mogelijk is: en wel volkomen
synchronisch en volkomen aangepast aan de overal bestaande behoefte. Nu denkt deze mens
daarbij aan een collega b.v., die laat ons zeggen ergens in Zuid Amerika is. Deze gedachte, die
bewust wordt overgebracht, brengt hem kort daarop een brief, waarin staat: "Ik heb er eens
over nagedacht: bij ons zou het kunnen worden opgelost door zus en zo televisiecamera’s te
monteren. Zou dat iets voor jullie zijn?" De opstelling en de wijze van bediening zullen
aanmerkelijk verschillen van die, welke men heeft uitgezonden, maar de kern van de oplossing
is dezelfde. Stel, dat er in andere grote steden allerhande overheidspersonen zijn, die
moeizaam worstelen met dezelfde gedachte en tijdens het uitzenden van de gedachte
ontvankelijk waren (dus harmonisch waren), dan zullen ook dezen met soortgelijke schema’s
beginnen. Het gevolg is, dat we binnen zeer korte tod in vele grote steden synchroon
systemen zien ontstaan, die b.v. op televisie camera’s of op elektrische cellen of iets dergelijks
zijn gebaseerd.
Nu wil ik nog wat verdergaan. Want ik kan ook andere sferen betreden. Mijn geest zal, terwijl
ik in de stof vertoef, alle werelden en sferen kunnen betreden, die zij kent. Dit houdt in, dat als
mijn geest eens in lagere sferen heeft vertoefd, al deze lagere sferen door mij betreden
kunnen worden: terwijl ik ook alle hogere en lichtende sferen, die zij zich heeft eigen gemaakt,
wederom rustig betreed en in al deze werelden actief kan zijn.
De consequenties die dit voor de mens kan hebben, zijn zeer vele. Wij kennen b.v. vormen
van bezetenheid, die te wijten zijn aan - laat ons zeggen - wat lagere en schemerachtige of
duistere sferen. Iemand, wiens geest is geschoold (en die naast deze sfeer ook een lichtende
wereld kent), kan zich wapenen met het licht van de gekende lichtende sfeer en in de duistere
sfeer handelend optreden, beschermd door het licht, maar met een volledige kennis van alles,
wat daar gebeurt en zal daar krachtens het licht en het overwicht, dat hij bezit, de
inbezitneming, aanhechting e.d. van de bezetene, ongedaan kunnen maken. Op deze wijze zou
dus een bewuste dergelijke geestesziekten (zo noemt men ze) ongedaan kunnen maken en
zeer snelle genezingen kunnen bevorderen.
U zult inzien, dat een dergelijk gebruik weliswaar nuttig is, maar zeker niet behoort tot de
beste mogelijkheden. Want juist de lichtende sferen, die u geestelijk kunt betreden, bevatten
over het algemeen onnoemelijk veel lering, die ook op dit ogenblik op aarde erg kostbaar zou
zijn. En nu denk ik hier vooral aan de juiste manier van handelen, aan de juiste manier van
denken, aan de juiste reactie op de omstandigheden. Wanneer u in dergelijke sferen
binnentreedt kunt u daar geestelijke lering ontvangen en deze leringen kunnen betrekkelijk ver
gaan. Helaas zult u ze slechts ten dele in de stof kunnen verwerkelijken. De eenvoudigste
methode, die hiervoor door de bewuste geest wordt gebruikt, is deze: Zij tracht in het lichaam
een zodanige stemming te wekken, dat een concentratie op soortgelijke problemen in de stof
verstandelijk ontstaat. Dit redelijk denken gaat over in een overpeinzing. Deze overpeinzing
wordt al wordt dit niet beseft onderbroken door een volledige geestelijke beleving. Het verschil
in tijdsfactor tussen geest en stof kan deze periode terugbrengen tot misschien 1 á 2 minuten
stoffelijke tijd, met een gelijktijdige inhoud van vele uren geestelijke lering. Daarna wordt en
vaak weer in de vorm van een dialoog het geleerde als een gevoelswaarde naar het lichaam
teruggebracht. Hier kan men dus een aantal gevoelsargumenten laten gelden, die op het
eerste gezicht onredelijk zijn. Zij berusten echter op een geestelijk redelijke toestand en
situatie en mogen dus van uit dit geestelijk denken worden overgedragen. Wij gebruiken dan
dergelijke in ons ontvangen woordbeelden als een beginpunt voor redelijke overpeinzing.
Treden er b.v. 4 of 5 dergelijke beelden achtereenvolgens op, dan mogen wij wel aannemen,
dat zij onderling met elkaar in verband staan. Zij moeten in eenzelfde en redelijke these bevat
101
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 8 – De belichaamde geest

kunnen worden. Als wij pogen dit redelijk te benaderen, dan hebben wij in de stof een
weerkaatsing gevonden van de geestelijke lering en wel op een stoffelijk bruikbaar niveau. Op
deze manier kun je voor je zelf vele problemen oplossen en kun je ongetwijfeld ongeacht het
grote behang, van het gevoelselement hierin komen tot een redelijk en logisch verantwoord
handelen op aarde.
Anders wordt de situatie natuurlijk, wanneer u te maken krijgt met een geest, die zich op
lering heeft gespecialiseerd en die zich tot u richt. Was in het gegeven voorbeeld onze eigen
geest de leerling, die opgaand uit het tijdelijk voertuig de geestelijke meesters bezocht en daar
de wijsheid puurde, zo is het ook mogelijk dat iemand voor ons als leraar optreedt. En deze
leraar zal trachten ons mededelingen te doen.
Zijn wij ons daarvan bewust, dan ontvangen wij leringen, die volkomen redelijk zijn Ze worden
nu aangepast aan het menselijk denken. De gevoelsinhoud blijft wel aanwezig, maar wordt
veel geringer. De eigen geest vertoeft tijdens het ontvangen van dergelijke leringen ook niet in
een andere sfeer of wereld, maar zal in de meeste gevallen zich slechts even buiten het li-
chaam bevinden of zelfs van uit het lichaam via de aura de prikkels ontvangen. Op deze wijze
kan door een speciale geestelijke lering van een zich tot u richtende meester onmiddellijk een
redelijke gevolgtrekking met volkomen redelijke resultaten worden verkregen.
Nu wijs ik u nog op de mogelijkheden, die de geest heeft om als geest bepaalde krachten op te
doen. Wanneer uw eigen geest moet worden uitgezonden om krachten op te doen, dan kan dit
nooit als gevolg van een verstandelijke behoefte in de stof. Eerst wanneer er een emotionele
behoefte aan kracht is, onverschillig op welk terrein, kan door deze emotie de behoefte aan de
geest zuiver worden overgedragen. Deze zal uit haar eigen herinnering meestal in verband
staande met vorige levens of belevingen in andere werelden en sferen voor zichzelf een
soortgelijke situatie scheppen en volgens het daarin erkende (en dus niet de feitelijke
toestand) krachten verzamelen en deze naar de stof projecteren, zo goed zij kan. Zij moet
daarbij deze kracht dus transformeren en op het astrale gebied tot levenskracht of
gedachtekracht omvormen, Ongetwijfeld gaat hierbij meestal een deel van deze kracht
verloren. Wat overblijft is echter meer dan voldoende om b.v. een mens een zeer grote
zedelijke moed te geven, hem te brengen tot grotere besluitvaardigheid of in staat te stellen
zelfstandig te handelen, ook als dit ingaat tegen zijn eigen directe begeerte of tegen de
gangbare zeden enz. van zijn tijd. Hij handelt dan volkomen geestelijk, verantwoord, heeft
daartoe de kracht en daarnaast voldoende besef om zich in de verklaring weer tot de
menselijke logica richtend een oplossing te vinden, die volledig aanvaardbaar blijkt. Zo kan
dus de geest, die inde stof is, onnoemelijk veel betekenen voor de mens en het menselijk
denken.
U zult zich afvragen, of al deze voorbeelden voor u bruikbaar zijn. Ik kan u verzekeren dat
degenen, die hierop een eerlijk beroep doen en beseffen dat hetgeen zij ontvangen niet altijd
volledig overeenkomstig het redelijk verlangde maar wel in overeenstemming met de
emotionele toestand, waarin de vraag werd gesteld, zal zijn daarmede zichzelf kunnen
verrijken, ook als stofmens. Er zijn vele voorbeelden, waarbij geestelijke invloeden op het
stoflichaam een minder aangename werking hebben. Dan is er echter geen sprake van dat de
eigen geest aan de stof kwaad doet of bewust ziekten, ongenoegen, zwakte enz. veroorzaakt:
maar eerder is hier sprake van een misverstand tussen geest en stof. Ik hoop, dat u het mij
niet kwalijk neemt, dat ik ook hierop nog even inga.
De geest stelt een bepaalde behoefte vast bij de stof. Dat is dus een redelijke behoefte. Deze
redelijke behoefte associeert zij meestal weer met een beeld aan het verleden ontleend tot een
voor haar aanvaardbaar beeld. Maar wat voor die geest aanvaardbaar is, behoeft dit voor de
stof nog lang niet te zijn Zij heeft nu haar krachten, haar belevingen en haar emoties aan de
stof door. Op welke wijze gaat de stof dit alles nu verwerken? De stof n.l. heeft zo’n beetje
haar eigen kwaliteiten en eigenschappen. En zij zal geneigd zijn sommige groot geestelijke
krachten om te zetten b.v. in overdadige beweging of in andere veel energie vergende
bezigheden. Het zou voor haar beter zijn geweest, indien zij de opgewekte spanning in zich
wist te behouden in plaats van haar stoffelijk onmiddellijk weer af te reageren. Want die
spanning zou haar kunnen verzadigen. Het hele stoflichaam zou daardoor vitaler kunnen

102
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 8 – De belichaamde geest

worden, het denkvermogen zou kunnen, worden vergroot. U moet zich daarom wel heel goed
realiseren, dat de daadimpuls, die soms van de geest uitgaat, lang niet altijd identiek is met
een stoffelijke daadimpuls. Integendeel, soms is de opgewekte spanning voor ons veel
gunstiger, wanneer de impuls juist niet tot ontlading komt. Ik zal trachten dit met een
voorbeeld te verduidelijken. Stel, dat de geest erkent dat in het stoffelijke bestaan binnenkort
een grote behoefte zal zijn aan vitaliteit. Deze vitaliteit zal nodig zijn, opdat mijn lichaam juist
en snel zal kunnen reageren en denken in condities, die ik voorvoel. Of (een andere
mogelijkheid): Ik (de geest) geef deze vitaliteit en deze kracht, opdat mijn lichaam bij het
ontstaan van een bepaalde geestelijke noodzaak zal kunnen beantwoorden aan alles, wat
stoffelijk van die noodzaak tot uiting komt. Nu ontvangt de persoon in kwestie die krachten:
hij voelt zich op dat ogenblik werkelijk gespannen, vitaal en geladen. Gedachtebeelden trekken
met plastische helderheid en duidelijkheid voorbij. Het is alsof je in de verte ziet: het lijkt alsof
de geestelijke vermogens geprojecteerd zijn. En nu zegt die mens: "Nu heb ik kracht genoeg"
en hij gaat een wandeling maken van 40 km. Met als gevolg, dat alle ontvangen energie en
meer dan deze wordt verbruikt. Op het ogenblik dat volgens het geestelijk standpunt die
energie nodig zou zijn, is ze niet meer aanwezig. Het is dus wel zaak om goed na te gaan wat
men wel en wat men niet stoffelijk tot uiting kan en mag brengen om zoveel mogelijk aan de
bedoeling van de geest tegemoet te komen. Er zijn hiervoor bepaalde kleine regels. En deze
z.g. kleine regels die dus niets met magie of esoterie te maken hebben, maar zuiver praktisch
zijn stellen:
1. Alle geestelijke krachten, die ik ontvang, moeten worden gebruikt om een zo geestelijk
mogelijk resultaat tot stand te brengen. Stoffelijke begeleidingsverschijnselen zijn alleen
acceptabel, wanneer ze onontkoombaar zijn. B.v. omdat ze in het eigen karakter liggen of in
de eisen, die de omgeving stelt.
2. Wanneer ik in mij bepaalde geestelijke impulsen, die mij kracht geven, heb erkend en deze
stoffelijk kan bevorderen, zal ik mijn handelingen dus niet op het verbruik van deze kracht
richten maar eerder op een bevestiging van deze tendens in de stof, voor zover het mij
mogelijk is. Bijvoorbeeld: u krijgt een zeer grote kracht om rustig te zijn, vredig te zijn, om
vreugde te brengen en anderen te helpen hun leed te dragen. U merkt dat deze kracht steeds
toeneemt. Nu is er op een gegeven ogenblik voor u absoluut geen noodzaak om te gaan
luisteren bij anderen, die over dingen praten, die u helemaal niet interesseren. Dan kunt u dus
op dat ogenblik zeggen: Maar als ik door te luisteren ook al vermoeit mij dat en al ergert het
mij een beetje harmonie kan veroorzaken, dan schep ik hier en nu niet alleen bij mijzelf maar
ook bij die anderen, zolang ik mijn geprikkeldheid maar beheers een sfeer en een stemming,
die voor mijn eigen geest het projecteren van grotere harmonische krachten mogelijk maakt
en daarnaast de geest van die anderen kan wijzen op de harmonische noodzaak, zodat ook
anderen aan deze krachten kunnen deel hebben. Op deze wijze kan dus toch soms een reeks
van stoffelijke handelingen noodzakelijk worden, maar nooit om de kracht te ontladen. De
ontladingsnoodzaak en -mogelijkheid volgt vanzelf en uit de geest, zonder dat u daar zelf iets
toe bijdraagt.
Maar als die kracht bevórderd moet worden, dan is het goed om te zoeken naar een stoffelijke
weg die deze bevestiging a.h.w. bij velen uitdrukt of ze voor uzelve stoffelijk zó sterk voelbaar
maakt, dat u met grotere intensiteit opgaat in deze impulsen, deze tendensen en dus meer
krachten kunt ontvangen. Een volgend regeltje kunt u misschien in het dagelijks leven
gebruiken. Dat is n.l. dit:
Overal waar wij een tekort aan krachten ontdekken, kunnen wij door het erkennen van het
tekort op stoffelijke en het om te zetten in een emotionele behoefte plus een volle en niet
logische aanvaarding van geestelijke werkingen vaak in zeer korte tijd deze stoffelijke
krachten en noodzaken aanvullen. Het is voor de geest belangrijk, dat het stoffelijk voertuig in
een zo goed mogelijke staat wordt gehouden. De geest zal alles doen om daaraan mee te
werken. Maar dan moet ook het stoffelijk voertuig de geest daartoe de gelegenheid geven. Dit
geschiedt:
1. Door het wekken van een emotie (onverschillig welke, het kan zelf als wanhoop zijn onder
omstandigheden, al is het niet de beste) de geest te bereiken.

103
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 8 – De belichaamde geest

2. Na het ondergaan van de emotie voor, zichzelf de zekerheid te scheppen, dat de geest zal
ingrijpen volgens haar beste weten.
3. Zonder verder hierop door te gaan of zonder onze eigen gedragsregels te wijzigen te
wachten op wat de geest doet: ons daarbij niet verbazend over de misschien onredelijke of
zelfs soms onzinnige opkomende gedachte en impulsen, maar deze eenvoudig terzijde leggen,
zeggend: "Hier wordt onze energie aangevuld en deze begeleidingsverschijnselen moeten wij
dan ook maar aanvaarden."
Wilt u met uw eigen persoonlijkheid voor anderen een invloed ten goede uitoefenen, dan zult u
moeten trachten dit op enigerlei wijze tot uiting te brengen en wel zo mogelijk weer op
emotionele wijze. Dus in het gevoelsleven. Wanneer ik iemand wil bereiken, die op het
ogenblik voor mij niet bereikbaar is (ik stel voor een ogenblik, dat ik hier in de stof leef en die
mens b.v. in Canada, in Australië, in Indonesië of Afrika woont), dan kan ik hem niet
onmiddellijk beroeren. Maar nu kan ik datgene, wat ik voor die mens zou willen doen (dus met
het gevoelsleven als achtergrond), hier tot uiting brengen. Ik ga hier iemand doodgewoon een
cadeautje geven, omdat ik die andere een geschenk wil geven. Dat klinkt misschien vreemd en
onredelijk en toch heeft het de volgende zin. Er ontstaat daardoor een geestelijke instelling op
die persoonlijkheid: de stoffelijke behoefte wordt in de geest uitgedrukt: van geest tot geest
wordt de impuls overgedragen: en in 9 van de 10 gevallen zal zelfs stoffelijk het geschenk zij
het misschien wat anders dan u hebt gegeven ook daar arriveren: maar zeker zal het gevoel
van verbondenheid of genegenheid of dankbaarheid, dat door het geschenk zou moeten
worden uitgedrukt, daar worden erkend en ervaren. Nog een heel eenvoudige regel: Alles wat
u bent en doet in stoffelijk opzicht, is slechts het vernis van uw werkelijk wezen. Het is
geestelijk gezien de buitenkant en als zodanig onbelangrijk. Realiseer u dit steeds! Realiseer u
echter daarnaast dat alles, wat ervaring betekent en vooral harmonische en dus voor het "ik"
gunstige en aanvullende ervaring, voor de geest van het gróótste belang is. Richt u in uw
stoffelijk leven voortdurend op het vormen van steeds intensere en grotere harmonieën.
Niet alleen met de mens, maar ook met andere geesten. Hoe intenser u deze beleeft, hoe
beter de invloed van uw eigen geest op uw stof zal zijn en hoe groter de mogelijkheid, dat uw
stoffelijk denken en het beeld denken van de geest althans op zeer veel punten parallellen
vertonen, ja, zelfs tijdelijk identiek zijn.
Nimmer mag men echter trachten zuiver stoffelijke en stoffelijk redelijke doeleinden via de
geest na te streven. Wanneer u zegt: Ik heb f. 2500,- nodig en ik moet die morgen hebben en
ik wil ze zo en zo hebben, dan krijgt u ze zeker niet. Want door het geven van verstandelijke
aanwijzingen beperkt u de mogelijkheid voor de geest te begrijpen wat u bedoelt. Druk uw
behoefte steeds zo algemeen mogelijk uit. Tracht nimmer te definiëren op welke wijze daaraan
moet worden voldaan. Dan zult u - mits de emotie diep genoeg is - in uw eigen geeft zeker
ook de neiging wekken tot hulp en bevrediging en zullen uw geestelijke krachten, zij het dan
misschien niet geheel bewust, in uw stoffelijk leven zijn ingeschakeld en u helpen tot een
bestaan, waaruit u een maximum aan bewustwording zult verkrijgen.
Bedenk wel, dat in al die gevallen, welke met geestelijke waarden in verband staan, het
initiatief door de mens zelf moet worden genomen. Als u afwacht tot uw wereld voor u den
situatie schept, waarin de voor u belangrijke emotionele mogelijkheden of contacten met de
geest bereikt worden, dan zullen ze meestal niet komen op de tijd dat ze voor u noodzakelijk,
begeerlijk of wenselijk zijn. Ze zullen in uw stoffelijk leven hiaten achterlaten en uw geest
waarschijnlijk nopen zich meer te verwijderen van uw stoffelijke werkelijkheid. Als u dus
erkent, dat er voor u een behoefte bestaat, waarin uw eigen geest of andere krachten van de
geest kunnen voorzien neem dan zelf het heft in handen. Overweeg op welke wijze u stoffelijk
redelijk en logisch tot de noodzakelijke emotie kunt komen. Overweeg op welke wijze u de
voor u begeerde harmonie tot stand kunt brengen. Overweeg welke uw behoeften zijn en hoe
u deze het best kunt uitdrukken, onverschillig op welk terrein ze liggen, stoffelijk of geestelijk.
Neem deze dingen onmiddellijk ter hand, als u daarvoor de stoffelijk redelijke gelegenheid
hebt. Doe dus deze dingen niet, als u zeker weet, dat u gehaast bent. Doe het als u zeker
weet, dat u ze rustig en redelijk in uzelf kunt verwerken en dat u de tijd hebt in volledige
overgave aan, en vertrouwen op de geest en de geestelijke krachten uit de emotie ook het

104
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 8 – De belichaamde geest

antwoord te ontvangen. Stel geen tijdslimiet en ga wanneer ge bemerkt, dat voor u de


toestand van ontvankelijkheid voorbij is rustig verder met uw andere bezigheden. Maar wees
actief. Slechts in deze activiteit kunt u het beste resultaat bereiken.

ATLANTISCHE WIJSHEID EN HAAR ACHTERGRONDEN


In het fabelrijk Atlantis, dat overigens feitelijk heeft bestaan, heeft zich een zeer belangrijke
fase van de menselijke ontwikkeling afgespeeld. De mens, eerst nog gebonden aan het zuiver
natuurlijk instinct, gedreven door de krachten der natuur, ontwaakte langzaam maar zeker tot
een eigen besluitvaardigheid en wist op velerlei terrein zeker ook op het gebied van paring en
voortbrenging zich los te maken van de rond hem geldende invloeden.
Het is in dit rijk, dat de eerste werkelijke wijsbegeerte ontstond. Helaas is weinig daarvan
vastgelegd, zodat ik mij hoofdzakelijk op citaten moet beroepen, die wij uit de tijd hebben
afgelezen. Oorspronkelijk was natuurlijk de nadruk zeer sterk gericht op het vrije handelen van
de mens en de vrije menselijke gemeenschap. Later echter ging men zich bezighouden met de
geest en de instincten: die men dus ook uit de geest verklaarde. Ongetwijfeld zou de huidige
wetenschap sommige van deze stellingen verwerpen. Toch zijn zij zeker in het licht van de
toenmalige ontwikkeling van deze, aanvankelijk toch primitieve beschaving gezien,
opmerkelijk en vaak ook opmerkelijk juist. Deze juistheid is m.i. te danken aan het feit, dat de
mens in die dagen nog zo dicht bij de natuur leefde en zo gevoelig was voor alle invloeden, die
zich daarin ook minder stoffelijk openbaarden, waardoor hij het innerlijk bestaan als een
volkomen natuurlijk iets aanvoelde. Dat was ook de oorzaak, dat hij verschijningen waarnam
en waarschijnlijk sprak met geesten en geestelijke leiders, zoals u heden spreekt met de
dominee, de rabbi of de pastoor. Ik leg hierop de nadruk, omdat natuurlijk de huidige mens
het bestaan van geesten lang niet zo natuurlijk vindt en zich ermee vermoeit, hoe ze er
eigenlijk uit zouden zien, hoe ze leven, terwijl het destijds daar een aanvaarde zaak was. In de
bijbel vinden wij daarvan nog een weerklank "en Adam wandelde met God". De eerste mens
was nog opgenomen in de grote gemeenschap van vormende en leidende geesten, die de
mensheid op haar zelfstandige gang door de wereld voorbereidden. En nu ik u hier dus een
inzicht heb gegeven van althans de meest primaire achtergronden, zou ik graag wat leringen
willen aanhalen:
"In elke mens leeft de werkelijke mens." (Tegenwoordig zegt men de geest). "Het is de
werkelijke mens, die alle dingen ziet en ervaart. Want de betekenis van de dingen wordt niet
bepaald door wat het oog ziet of wat men hoort, maar door de - ik zou het willen vertalen met
- "essentie der dingen."
Hieruit ontwikkelt zich later de magie, want het begrip voor het wezenlijke der dingen, met
hun totaal eigen betekenis in de ontwikkeling der wereld, hun eigen banden met geest en zelfs
met goddelijke krachten, maakt hen tot middelaars voor de mens. Een offer van de eerste
vruchten, de eerste nog wat grauwe en ijle bloesems, het offer van de vissen uit de zee, van
geld en gebruiksvoorwerpen: krijgt zin, wanneer men van dit standpunt uitgaat.
"De geest," zo zegt dan een van deze eerste denkers, "is in feite een beeld van het
Goddelijke." (Hij gebruikt daarvoor het "Licht" omdat de zon in die tijd werd vereerd.)
"En zo zij rechtvaardig is en beantwoordt aan de eisen, die de godenwereld (de natuur) haar
stelt, zo zal zij zijn als het Licht, als het Goddelijke."
Dit komt heel dicht bij menige moderne geloofsbelijdenis. En het heeft zin, zelfs in modern
esoterische gedachtegangen. Het is echter opmerkelijk, dat toen de ontwikkeling in Atlantis
pas een 5000 jaar oud was er echter ook daar reeds een denker bestond, die aan zijn
leerlingen het volgende onderwees:
"Wij zijn een deel van een groot geheel. Eens waren er grote krachten (of goden), die ons allen
beheersten. Nu echter kunnen wij hun vrienden zijn. En wie een vriend van de grote geesten
(of goden) is, zal tot hun peil worden verheven." Wanneer u dit eens omzet in de moderne
denkwijze, dan komen wij tot de volgende esoterische stelling: Op het ogenblik, dat de mens
de hoge geest leert aanvaarden en tezamen met die hoge geest zijn taak volbrengt, zal hij het
bewustzijnspeil van deze geest benaderen en door deze geest worden opgeheven, tot zij

105
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 8 – De belichaamde geest

gelijken zijn. En dat is volkomen waar. Natuurlijk waren er ook wel wat vreemde opmerkingen.
Zo horen wij b.v. stellingen verkonden als:
“De mens wordt geboren in het water, (in zekere zin is dit dwaas, maar biologisch gezien weer
niet onjuist), "en hij wordt uit de wateren (men bedoelde daarmee dus de zee) in het
moederlichaam gebracht."
Een wat dwaze opvatting, maar die aanleiding was tot een geestelijke beschouwing, die m.i.
niet zo dwaas is. Want iemand, die zich op grond van deze z.g. wetenschappelijke stellingen
bezighield met het verklaren van het menselijk wezen, merkte op:
"Zoals de mens uit de zee wordt geboren, zo wordt zijn werkelijke wezen (het woord geest
wordt eigenlijk niet gebruikt, maar je kunt het ervoor in de plaats stellen) geboren uit de
kosmos. En eerst wie in zijn kosmisch bestaan de vorm heeft gevonden, kan mens zijn."
Een zeer interessante stelling, die gezien onze kennis juist is: ook al is het beeld, waaruit het
wordt gevonden, onjuist.
De ideeën ontwikkelen zich steeds verder. Men mag niet vergeten, dat het Atlantisch rijk een
zeer lange tijd het centrum is geweest van de menselijke beschaving en dat wij daarvoor een
periode van bijna 80.000 jaren mogen uittrekken. Deze beschaving wordt natuurlijk
meermalen doorstrijd vernietigd. En daar zoals tegenwoordig ook hier zijn oorlog, strijden
rampen vaak de aanleiding tot nieuwe ontwikkelingen en vooruitgang. Dat een dergelijke
maatschappij op een gegeven ogenblik hoogten bereikt, die nu voor een primitief mensenras
onvoorstelbaar zijn, is dus wel verklaarbaar uit de feiten, die de tijd ons in de geest kan tonen.
Deze mens maakt zijn beschaving echter steeds complexer en draagt deze complexiteit over
op de geest. De oorspronkelijk eenvoudige aanvaarding maakte plaats voor vele rubrieken en
klassen, waarbij zelfs de geest van een slaaf, b.v. van een ander gehalte is en een andere
origine heeft dan de geest van een burger. En de edelen (dat waren de regeerders, de
priesters en je kunt zeggen de kapiteins, de gezagvoerders b.v. van de vissersschepen,
prauwen, de handelsvloot), die waren weer ergens anders ontstaan.
Zo vormt zich het beeld van de drie hemelen. Men zou kunnen zeggen: Er is een soort
voorgeborchte, waarin de ziel rust en waaruit de geest dan slaaf wordt of misschien een hoger
ontwikkeld dier. Daarnaast bestaat een soort hemel voor de lagere standen, waarin de
middenstand zich mag vermeien in een beperkte aanschouwing van de goden. En daarboven
ligt de derde hemel. Daar worden de hogeren (de hoge kasten dus) ingewijd door de hoge
geest, voor ze op de wereld komen. Ze hebben dus een zekere inherente wijsheid. Het is dan
ook niet zo vreemd, dat deze stellingen werden bestreden door de wijsgeren, die zich hadden
teruggetrokken uit de maatschappelijke groepen. Wel is het opvallend, dat zij stellingen
ontwikkelen, die enerzijds overeenkomen met latere astrologische inzichten (b.v. die der
Arabische astrologie) en anderzijds weer met vele moderne esoterische stellingen.
"Wanneer," zo zegt een van hen, "er drie hemelen zouden zijn, dan zou een ieder tot de
hoogste hemel moeten kunnen stijgen. Want wie het licht kan aanvaarden, kan in de zon
schouwen." Dat was toen mogelijk, omdat de atmosfeer van de aarde nog heel wat troebeler
was. Je zag de zon toen meer door een wolkenlaag, een soort nevel, zoals tegenwoordig als
het heiig is.
"Wie echter het licht durft aanschouwen, zal nimmer tot drie hemelen beperkt kunnen blijven."
En dan gaat hij zijn eigen stelling ontwikkelen.
"Er zijn tenminste 7 fasen, waarin de geest, die ons bezielt, kan leven. Zij kan van de ene fase
naar de andere fase overgaan" (en nu moet u opletten, want dit is interessant) "en zal bij elke
trap, die zij beklimt en elke poort, die zij doorschrijdt een nieuwe gave ontvangen. Een
rijkdom, die zij ook op de wereld met zich draagt.” Dit was natuurlijk een heel zwaar punt.
Want als een eenvoudig mens kon opklimmen tot in de 7e hemel en daar steeds gaven
verwierf, dan moest er op aarde iemand zijn, die begaafder was dan de hoogste standen. U
begrijpt wel, dat die ketter dus werd achtervolgd. Maar ja, hij zat er in eenzaamheid, het was
een z.g. heilige en daarom durfden ze hem toch niet goed aan. Hij ging daar verder over

106
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 8 – De belichaamde geest

nadenken en toen kwam hij tot een soort esoterische wet, die later b.v. in de tijd van de 12
rijken haast een gewone burgerlijke wet werd. Die esoterische wet luidt als volgt:
“De uiterlijke vorm van een mens kan nooit zeggen, wie in hem woont. Want de geest wordt
niet gekend aan het lichaam maar wel aan de verrichtingen daarvan." Dat was een schop
onder het achterwerk van heel veel nietsdoeners. Maar ja, ze verdiende het wel.
"Alle krachten, die zich op de aarde manifesteren (hij zegt eigenlijk "regeren") zullen de
rechtvaardigheid als wet handhaven. Er is geen mogelijkheid, dat een onrecht duurzaam
bestaat, tenzij je het zelf wilt en aanvaardt."
Het derde regeltje, dat hij gaf, was ook al zo leuk. Hij zei:
"Niemand kan enig recht verwerven, dan door eigen werken en streven. Dit recht zal nimmer
in de stof maar altijd in de geest zijn uitgedrukt."
Ik vind dit een zeer interessante en ook zeer wijze regel. Want wij kennen allen oorzaak en
gevolg, waarop hij hier klaarblijkelijk zinspeelt. Maar wij ontdekken allen wel voor onszelf, dat
dit hier op aarde niet altijd klopt. Want je kunt wel eens een aantal gevolgen bewaren tot wie
weet hoeveel incarnaties verder: zo in de zin van wat in het vat is, verzuurt niet. Hij wist dit
dus klaarblijkelijk en maakte direct de juiste gevolgtrekking:
"Het is dus in de geest, dat je het recht ten deel valt. De ware rechtvaardigheid bestaat in de
geest niet in de stof."
Ik zou graag over deze periode nog heel veel vertellen, maar ik merk hoe het met de tijd staat
en zal daarom een grote sprong moeten maken naar de tijd van de machtige magiërs. Die
magiërs hebben het hoogtepunt in hun macht bereikt ca. 15.000 jaar geleden. Toen was een
groot gedeelte van de eerste beschaving reeds verloren gegaan: het mensenras had zich al
ontwikkeld tot de blonde Atlanten in de heersende kringen en daarnaast bestonden de
verschillende tussengroepen en de z.g. "donkere” slavenvolkeren. Deze magiërs waren lang
niet altijd brave mensen. Maar zij moesten wel denken. Want magiër zijn is altijd een
gevaarlijke baan: Menige vorst zal een magiërs die faalt het beloofde te verrichten, eenvoudig
om hals doen brengen op de meest eenvoudige maar niet meest aangename wijze. Zo was
scherp denken, logisch denken en het verwerven van kennis voor die magiërs wel een
levensbehoefte. Onder hen nu, scholen ook wit magiërs, die dus het goede zochten. En aan
hen wil ik ook nog enkele gedachte ontlenen:
"Alle dingen dragen in zich dezelfde kracht. Waar zij dus door de kracht met mij verwant zijn,
zullen zij mijn wil volbrengen, zo geen machtiger wil mij weerhoudt." Dat is heel logisch. Maar
nu: "De machtigste wil op aarde is die van de geest, die de mens beheerst tijdens zijn leven.
Niet zijn eigen geest: maar de geest, die eens zijn eigen geest deed opgroeien tot mens.” Hier
wordt dus zeer duidelijk een relatie gesteld tussen de zich ontplooiende geest en een
groepsgeest of geestelijke leider, welke met die mens blijft verbonden in zijn verder bestaan,
En deze is machtiger dan die mens en machtiger dan alles wat de magiër op aarde kent. Het is
werkelijk soms verbluffend, hoe logisch enerzijds en hoe waar anderzijds die gedachtegangen
zijn.
Nu moeten wij beantwoorden aan de geest die ons leidt. Niet omdat hij onze meester is, doch
omdat wij zijn wijsheid aanvaarden of de juistheid of noodzaak van hetgeen hij wenselijk acht
in ons erkennen. Dus het vrijwillig werken mét en in de zin van de hogere geest is hier de kern
van de witte magie. En dat is nog steeds waar.
Ik zou misschien verkeerd doen hier alleen de mooie en edele spreuken aan te halen. U zou
dan denken, dat de Atlantiers een volk waren vol van ras en schoonheid en zonder enige
dwaasheid en zelfzucht. Laat ik u dan vlug uit de droom helpen. Ongeveer te zelfder tijde dat
de door mij geciteerde magiër en leraar optrad, was er ook een andere een laat ons zeggen
wat grijze, magiër, vooral grijs wat zijn daden betreft. En deze had de brutaliteit te beweren:
"Als ik een deel van mijn wijsheid aan een mens geef, behoef ik hem die niet te leren: want als
ik mijn wijsheid in een voorwerp leg, zo zal hij deze met het verwerven van het voorwerp
bezitten." Die man was werkelijk de eerste, die een kwartjesbazaar begon: alleen rekende hij

107
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 8 – De belichaamde geest

dan naar verhouding duizenden guldens voor die rommel. U ziet dus, er zijn heel veel wegen.
Maar de witte magiërs en de lichtende denkers van Atlantis brengen ons ook tot stellingen als
de volgende:
"Alles wat ik bewust volbreng, daarbij zoekende ten goede en niet kennende schuld of
verplichting, zal voor mij een band betekenen met de Heer (dat is dus weer die geleide of
groepsgeest), die mij leidt en de God, Die ik dien.” Heel typisch. Er wordt dus een onderscheid
gemaakt tussen de geest, die leiding geeft aan je leven in de stof en de God Die je dient. De
God Die je dient nu, vinden wij later nog eens terug en wel bij een debat over het idee goden
en godheid. Daar zegt iemand:
"God is als de adem: men kent hem niet en bemerkt hem niet. Slechts waar God niet is,
beseffen wij Zijn aanwezigheid in het verleden." Ik zou zeggen: Dat is mooi en een wijsheid
eerste klas. Ze gaan verder en een stelt weer krachtens deze zelfde magie, dus het genoemde
beginsel van leiding:
"Zolang ik mijzelve ben en mijn eigen daden stel uit eigen wil en bewegingen zal ik machtig
zijn, want dan zijn de krachten en mijn God met mij. Maar daar waar ik niet mijzelve ben en
niet datgene volbreng, waarvoor ik ben geschapen of besef te leven, daar waar ik weiger dat,
wat ik in mij als noodzaak voel, te verwerkelijken, daar verwerp ik mijn God. Zo zal mijn Heer
(dus dat is weer de groepsgeest) mij met harde hand dwingen. En in deze dwang zal ik het
Licht niet meer kennen."
Als slot mag ik nu daarmede misschien een kleine parallel maken met uw cursus "Geheimen
van de Geest". Wanneer je dit n.l. zo hoort dan zeg je: Ja, dat was de oude tijd en het was erg
mooi: maar wat heb ik eraan? Luister dan eens goed.
Wanneer je een eigen geest hebt, dan is die eigen geest degene die leeft. Zolang je nu leeft in
overeenstemming met de Godheid, de goddelijke Kracht, dan leef je inderdaad goed. Dan is er
harmonie tussen jezelf en je God en heb je de kracht van de God, maar a.h.w. nog steeds
onder hulp en leiding van de geest. Op het ogenblik echter, dat je niet meer wilt erkennen wat
je bent, dat je dus onjuist gaat handelen, dat je dingen gaat verloochenen, onderdrukken,
fantasietjes houden, dan verlies je de band met God en verdwijnt de kosmische werkelijkheid.
Dan blijft er nog steeds de heerschappij over van deze groepsgeest of geleidegeest, deze Heer,
die op dit moment de mensheid beheerst. Maar wat gebeurt er nu? Hij is niet meer met je. Hij
wordt tot rechter, een harde rechter. Hij laat je het onware ervaren. Maar dat leidt, zo zegt
deze oude denker, tot een je verzetten tegen God: en zoals wij zouden zeggen tot een
geestelijk duister, adat heel veel moeite en pijn met zich meebrengt.
Hier is dus zij het in een te vluchtig overzicht voor u iets gedemonstreerd van de eenheid der
geestelijke leringen in de zeer oude tijd en het heden. Want de waarheid van de geest blijft
door alle tijden dezelfde. En al mogen de achtergronden waarvan ik er ook helaas slechts
enkele kon citeren en omschrijven verschillen, de mens blijft gelijk. En omdat de mens gelijk
blijft en zijn geest gelijk blijft, al zal zijn bewustzijn misschien wat veranderen, blijft de
verhouding met God maar ook met de kosmische heersers steeds bestaan. Zo hebben zij in de
oudheid de basis kunnen leggen voor de ontwikkeling van de geestelijke mens op een wijze,
die praktisch nu nog wordt voortgezet door de oude groepen, die de enige bewuste
erfgenamen zijn van de Atlantische wijsheid, waaruit ik even heb durven putten.

DANKBAARHEID
Wanneer wij zeggen dankbaar te zijn, dan bedoelen wij daarmede, dat wij ons aan een ander
verplicht voelen en dat dit gevoel een zekere vreugde geeft om het bestaan van die ander.
Maar de mens, die dankbaarheid alleen beschouwt als een soort verplichting of zelfs als een
vreugde om het bestaan van een ander, heeft daarvan de werkelijke en diepe inhoud nog niet
doorzien.
Dankbaarheid is het begin van een besef van eenheid.
Dankbaar zijn wil zeggen, dat je veel van jezelf, van je eigen behoeften, maar ook van je eigen
gedachte en begeerten in een ander hebt onderkend.

108
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 8 – De belichaamde geest

Dankbaarheid wil zeggen, dat je ergens achter de uiterlijkheden en de vormen om een


harmonie hebt ontdekt. Want alleen dán kun je waarlijk dankbaar zijn.
Het zijn niet de gaven, die je worden gegeven, welke dankbaarheid veroorzaken. Het is het
gevoel van eenheid, dat alles in de stof verre te boven gaat. Het besef van eenheid, dat de
kern is van dankbaarheid, is het begin van het ontwaken in een kosmische wereld, waarin alles
een zekere eenheid kent.
Wanneer wij zeggen "Mijn God, wij danken U," dan zeggen wij in feite "Mijn God, iets van wat
Gij zijt en in ons wezen openbaart, hebben wij bevat, hebben wij begrepen." Wij zeggen in
feite "Mijn God, uit hetgeen wij door U mochten erkennen als werkelijkheid of als steun, zijn
wij meer werkelijk geworden." Wanneer wij zeggen "Broeder of zuster, of vader of moeder:wij
danken u," wanneer wij zeggen "Mens, wij danken u," en wij menen dat van ganser harte, dan
bedoelen wij er is tussen ons een band, een eenheid, een harmonie, die niet teloor kan gaan.
In de kosmos zijn wij allen uitgegaan van een bron. Er is een kracht, die in ons allen regeert.
Er is een werkelijkheid, waarin wij allen in feite bestaan. Deze band te leren kennen is alleen
mogelijk zeker wat betreft ons eigen wezen door het koesteren van liefde voor de schepping
en voor de mens maar ook door het ontvangen.
Dankbaarheid betekent niet, dat wij een verplichting voelen, omdat wij een gave kregen.
Neen, wij erkennen haar als een deel van ons leven, van ons recht: daar wij erkennen haar
met vreugde, omdat daardoor een eenheid wordt uitgedrukt. Het is in deze zin, dat ik uw
onderwerp wil besluiten.
Leer mij dankbaar zijn voor álle gaven. Ook voor de gaven, die ik niet heb begeerd, maar die
ik innerlijk erken tot mijn wezen en mijn lot te behoren.
Leer mij dankbaar zijn, niet om de vervulling van mijn wensen maar om de eenheid, die de
vervulling bracht.
Leer mij dankbaar zijn, niet omdat het banden schept, maar omdat de vrije gave en de vrije
aanvaarding juist de eenheid vormen, die ons eeuwig en kosmisch doet zijn in dezelfde wereld
en hetzelfde leven: deel doen zijn van eenzelfde volmaaktheid.
Laat ons dankbaar zijn voor alles, wat wij verwerven in de geest.
Laat ons vooral dankbaar zijn, indien onze ziel wordt beroerd door een licht of een kracht en
laatons niet vragen naar een begrip of een weten. Begrip en weten zijn kleine zaken, maar de
harmonie met God en de kosmos zijn groot.
Daarom moeten wij leren dankbaar zijn, maar werkelijk van harte, met vreugde, zonder ons
bevoorrecht of ons teruggewezen te voelen in dat, wat ons wordt gegeven: erkennende dat al,
wat tot ons komt uit de lichtende Kracht en de liefde Gods, gemanifesteerd door Zijn vele
schepselen uit vele sferen, ons een stap nader brengt, tot de eenheid met de Schepper Zelf.
Wie zo dankbaar kan zijn, heeft een deel van ‘s levens grootste wet begrepen. Daar, waar
ware harmonie ontstaat, is een deel van de waarheid geopenbaard en is een eenheid ontstaan,
die nimmer kan worden verscheurd of verstoord, omdat zij in God zelf bestaat.
Ik hoop vrienden, dat u mij zult vergeven, als ik zeg, dat ik dankbaar ben voor het onderwerp.
Want er leeft iets in mij in de zin van de kosmos, van God van de werkelijke eenheid, die wij
eens allen zullen vormen en die ik heb getracht door mijn woorden uit te drukken. In deze zin
heb dank.

EEN HEILIGE
Deze mens heeft niet zijn leven lang gebeden. Hij heeft niet voortdurend rouwmoedig verzucht
"Mijn God, ik ben zondig." Soms waren zelfs de slechte woorden niet van de lucht en gaf hij
zijn mening bondig.
Deze mens was in het leven nimmer bescheiden.

109
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 8 – De belichaamde geest

Hij ging voorwaarts, recht op zijn doel steeds aan en heeft heel vaak wat scherp en nijdig een
ander gewezen op diens waan.
Deze mens heeft zijn God erkend op eigen wijze, in eerlijkheid en gordde zich, wanneer het
nodig was, voor deze God ten strijd.
Deze mens is geen heilige in mensenogen. O neen, die heiligheid kunnen mensen niet
verstaan. Maar deze mens is al zijn dagen bewust en met zijn God gegaan.
Deze mens heeft zijn dagen en, zijn nachten, hoe menselijk hij ook was, gevuld met zijn God
en geleefd uit Gods krachten.
Dat kwam naar zijn inzicht het beste van pas.
Deze mens heeft voortdurend met al zijn daden gedaan, wat hij meende dat de Schepper
verlangt.
Hij sprak niet van noodzaak tot genade of een Damocles’ zwaard van de zonde, dat hangt
boven het hoofd van elke mens, die daardoor beroofd wordt van alle licht en genade.
Hij ging rustig maar voort en vond in zichzelve, al wist hij niet hoe toch het machtige woord:
Wat ik ben, hebt Gij mij gemaakt, o mijn God. Al, wat de wereld is, deed Gij ontstaan.
Ik heb U lief, mijn God, en wil met U tot aan het eind der tijden gaan.
Mijn God, of Gij mij hel geeft of hemel, daar trek ik mij heus niemendal van aan.
Zo het Uw wil is: zal ik ‘t wel doorleven.
Is het Uw wil, ik zal ‘t ondergaan.
Mijn God, ik ben een eenvoudig mens, een geest, die niet van vele krachten weet.
Maar Gij zijn het, Die met mij. gaat in alle tijden.
Maak, God, dat ik dàt niet vergeet.
Zolang Gij mij op de levensweg wilt leiden en met mij door de tijd wilt gaan, mijn God, kan mij
de rest niets schelen, dan durf ik heel de kosmos aan.
En zie, toen aan het eind der tijden men sprak over de heiligheid, waren ‘t enkel slechts dezen,
die God zo aanvaardden, die Hij aan het einde van ‘s levens strijd deed bezitten al wat eeuwig
is.
Zij werden deel van alle kracht en alle licht en waarde.
Want heiligheid is gaan met God!
Dat kun je ook op aarde.

110
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 9 – Twee werelden

NEGENDE LES - TWEE WERELDEN

Wij spreken over de wereld van de stof als een afzonderlijke wereld en erkennen daarnaast de
wereld van de geest. Voor zeer veel mensen is het moeilijk zich een voorstelling van die
verhoudingen te maken en nog moeilijker lijkt het te beseffen, dat beide werelden zich op
dezelfde plaats kunnen bevinden. Wij zouden dit misschien aannemelijk kunnen maken door
een ingewikkeld technisch betoog op te zetten over twee drie-dimensionale werelden,
gescheiden door het element beweging, dat hier tot uitdrukking komt als tijd, elders als
vermogen van plaatsbepaling. Maar daarmede komen wij niet verder. Want wij moeten
beseffen, wat er eigenlijk precies gebeurt.
Wanneer twee chemische stoffen van gelijke dichtheid of ijlheid met elkaar in contact komen,
is het mogelijk dat zij elkaar geheel doordringen en toch hun eigen kwaliteiten geheel blijven
behouden. Dit is in de chemie bekend en wordt gebruikt om bepaalde gasmengsels te vormen,
en op dezelfde wijze is de wereld van de geest voor de wereld vást van vorm en materie
(althans in de vormkennende werelden), terwijl de wereld van de mens op zijn hoogst
nevelachtig of rookachtig is. Zoals u door een nevel kunt gaan, zo kan een geest, die de stof
waarneemt, zich door die stof bewegen. Dat van uw standpunt het omgekeerde geldt voor de
wereld van de geest, is vanzelfsprekend en blijkt o.m. uit het feit, dat men door bepaalde
verschijningen en verschijnselen heen kan gaan.
Wanneer ik echter terugkeer tot het genoemde mengsel van twee stoffen, dan valt ons op, dat
er door de aanwezigheid van een voor beide delen niet interessante derde stof een fusie kan
ontstaan. Plotseling kunnen twee delen van verschillende stoffen worden samengevoegd tot
één deel of - in een ander geval - zich haast explosief ontbinden in geheel verschillende
bestanddelen. Ik hoop, dat dit voorbeeld duidelijk genoeg is.
Wanneer de werelden van de stof en van de geest - vooral van de lagere geest - elkaar
voortdurend kruisen, a.h.w. op dezelfde plaats aanwezig zijn en gewoonlijk zonder dat ze
elkaar bemerken, mag ook worden - aangenomen dat de aanwezigheid van een derde factor,
die voor beide werelden op zichzelf minder interessant blijkt of minder belangrijk is - plotseling
een contact kan doen ontstaan.
De grote vraag is nu: zullen bij het ontstaan van een dergelijk contact de geest en de mens in
de stof in staat zijn precies te begrijpen wat er is gebeurd? Voor een meer bewuste geest zou
dit bevestigend kunnen worden beantwoord. Maar juist de minder bewuste geest realiseert
zich niet wat er geschiedt. Zij is alleen plotseling aan haar eigen wereld of omgeving ontrukt.
Haar enige punt van contact is op dat ogenblik een binding met een menselijke wereld, die
voor haar maar zeer ten dele reëel is. Zo ontstaan b.v. soms door emotionele explosies wat wij
noemen "aanhechtingen". De emotionele inhoud veroorzaakt een gedichtenstraling, welke zulk
een sterke invloed op de geestelijke wereld heeft, dat een lagere geest eenvoudig a.h.w. uit
haar eigen bestaan wordt weggesleept. Zij wenst dit niet en zal dit over het algemeen dan ook
niet zoeken. Zij weet waarschijnlijk niet eens waarom of hoe het gebeurt. Maar het is gebeurd
en zij wordt naar het individu in de stof getrokken, dat - door deze emotie op te wekken - de
explosie veroorzaakte.
De mens in de stof heeft door deze sterk emotionele uiting weer iets van de beheersing van
zijn eigen wereld verloren. Nu zijn de geest en de stofmens met elkaar verbonden en er
ontstaat een tweeledig denken, n.l. van de aangehechte geest en van de mens en eveneens
een tweeledige poging tot leven.
De menselijke geest en de aangehechte geest trachten beiden de materie te beïnvloeden. Voor
geen van beiden is de wereld volkomen reëel. Zij zijn geen van beiden in staat een volledig
contact met de stoffelijke wereld te maken, terwijl ook geen van beiden in staat is geestelijke
invloeden en werkingen op een andere dan wat schimmige wijze te zien. Wanneer dit door een

111
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 9 – Twee werelden

aanhechting - en dus onbewust - kan gebeuren, zal het u duidelijk zijn dat een geest, die erop
speculeert een dergelijke binding met de stof te vinden, zich in een milieu zal ophouden, waar
dergelijke emotionele explosies nogal eens voorkomen. Er zijn geesten, die naar een contact
met de mens zoeken en dit contact meestal uit eigenbelang trachten te verstevigen, zodra het
is ontstaan, omdat dit een ontkomen aan hun eigen wereld betekent. Op alle plaatsen, waar
menselijke emoties in zeer sterke mate en veelvuldig voorkomen en deze emoties niet
persoonlijk maar zo mogelijk nog onpersoonlijk zijn ook of het resultaat zijn van een roes (een
verlies dus van redelijkheid en menselijke maatstaven), kunnen wij erop rekenen, dat hier
inderdaad de z.g. lagere of duistere geest haar slachtoffers kan vinden: en vooral wanneer zij
enige ervaring heeft, kan zij heel vaak in deze nevelachtige schijnwereld met deze mens een
reeks toestanden scheppen en daden volbrengen, die voor de mens zelf onvoorstelbaar zijn,
onredelijk en ónlogisch.
Wanneer ik hier uitga van het lagere, moet u wel beseffen, dat ik dit uitdrukkelijk kies, omdat
de geest in de lagere wereld uit zichzelf de mogelijkheid niet heeft: de begrenzing tussen haar
wereld en die van de stof te doorbreken ofwel haar eigen wereld geheel te verlaten. Deze
mogelijkheid bestaat echter wel voor een lichtere geest. Wanneer een aantal mensen of een
enkele mens in de nabijheid komt van een geest, die in staat is deze mens enigszins te zien en
waar te nemen, zo kan deze hogere geest uit zichzelf dezelfde impuls scheppen. Ook deze
geest schept een werking, die - een zeer complexe trilling zijnde - voor de mens overeenkomt
met een sterke emotionele invloed. Ook hier krijgt de geest de mogelijkheid een band aan te
gaan met de stof. Maar waar zij zich bewust is van wat zij doet en daarom ook de weg terug
beheerst, kan zij deze mens gebruiken, zolang zij dit noodzakelijk acht. Op deze wijze kunnen
hogere en zeer bewuste geesten soms gebruik maken van mediums, die op zichzelf geen
enkele kwaliteit bezitten, welke een dergelijke hoogheid van uiting zou rechtvaardigen. Er zal
dan echter altijd sprake moeten zijn van een beheersing door de geest en nimmer van een
samenwerking tussen stof en geest.
Door het feit, dat de geest de scheiding tussen de stoffelijke en geestelijke wereld kan
doorbreken krachtens bepaalde maatstaven en waarden, zullen deze ongetwijfeld ook
bruikbaar zijn om b.v. geestelijke krachten over deze grens te brengen. Niet alleen geestelijke
genezing, zoals u misschien onmiddellijk zult denken, maar ook bewustzijn: bepaalde
ervaringen, die van geestelijk standpunt uit gezien een inwijding betekenen. Het zal die geest
mogelijk zijn verschijnselen te veroorzaken, die in de geestelijke wereld absoluut niet reëel
zijn, maar voor de mens een nauwkeurig omschreven betekenis hebben en dus ook in hem
wenselijke of gewenste reacties uitlokken.
Hoe bewuster de geest is, des te gemakkelijker zij deze grens overschrijdt en hoe eenvoudiger
het dus voor haar is om op aarde bepaalde invloeden uit te oefenen. Dat deze invloeden echter
beperkt zijn, is betreurenswaard maar nu eenmaal een feit en maakt het voor haar
noodzakelijk om haar wegen en middelen wel met overleg en pas na diepgaande studie te
kiezen.
Wat nu kan de geest van haar zijde in de stof zoeken? In de eerste plaats zoekt de geest heel
vaak een voortzetting van bepaalde bezigheden, die zij in de stof heeft gekend. Het is mogelijk
dat iemand, die b.v. medicijnen of rechten heeft gestudeerd, onder zekere omstandigheden
door een haast niet te bemerken en uit eigen wil geproduceerde aanhechting b.v. op aarde
college gaat lopen en zich zo op de hoogte stelt van de nieuwste stoffelijke ontwikkelingen. Het
is mogelijk, dat de geest niet meer een uitbreiding van stoffelijke kennis zoekt maar juist een
interpretatie, die daar bovenuit gaat. Zij zal dan eerder zoeken naar praktijk. Als voorbeeld
hiervan: aanhechting niet bij een student of een professor, doch bij een praktiserend medicus
of een praktiserend lid van de balie. Op deze wijze kunnen n.l. menselijke aspecten worden
bestudeerd.
Nu zullen dergelijke aanhechtingen slechts plaatsvinden door geesten, die nog in een
vormwereld verkeren onder leiding van hogere geesten. Een groot deel van haar
mogelijkheden vindt de geest hier in het rationaliseren van eigen denkbeelden en opvattingen,
die reeds in een ver verleden misschien redelijk leken, maar nu in de geest onaanvaardbaar
zijn, terwijl men er nog geen vervanging voor heeft gevonden. Zo wordt een nieuwer en

112
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 9 – Twee werelden

harmonischer innerlijk bewustzijn opgebouwd. De geest zal echter nooit trachten de vrije wil
van de mens aan te tasten, zolang ze licht is. Dit is een punt, dat uit den treure is herhaald en
niet vaak genoeg herhaald kan worden. De lichtende geest kan u nimmer dwingen tot
handelingen of daden, die u ook niet zelf uit vrije overtuiging en vrije wil zou stellen.
Een methode om deze begrenzingen te erkennen en precies te weten, waar de wereld van de
stof ophoudt en die van de geest begint, bestaat voor de doorsnee-stofmens niet: Wanneer u
in de stof leeft, hebt u n.l. de mogelijkheid om geestelijk uit te gaan in de z.g. grenswerelden,
waarin bepaalde gebieden van Zomerland zeker ook zijn begrepen. Onder leiding kan men
zelfs - zoals u zich uit de vorige lessen zult herinneren - nog verder stijgen. U zult als mens
dus alleen kunnen onderscheiden tussen waakbewustzijn en droombewustzijn of trance etc.
Voor u moet dan ook gelden: Zolang u waakbewust bent, dient u te handelen volgens uw vrije
wil en uw vrij bewustzijn. Elke impuls, die in u opwelt en waarvoor u geen reden kent, moet
eerst worden doordacht en onderzocht. Eerst wanneer men de volle overtuiging heeft, dat zij
in het eigen leven past en aanvaardbaar is, mag men daaraan eventueel toegeven.
Voor de mens is het verder raadzaam zich verre te houden van alle te sterk emotionele
ontladingen. Er zijn b.v. sommige kerkdiensten - ofschoon niet bij de hier te lande bekende
gemeenschappen - waarbij men zich tot een zeer emotionele staat pleegt op te winden. Over
het algemeen zal men hierdoor inderdaad contact kunnen krijgen met lichtere geesten. Maar
ook een demonische geest of een aardgebonden geest vindt er dezelfde mogelijkheden tot
aansluiting. Wanneer u ervan houdt eens gezellig. uit te gaan en hier en daar een slokje te
drinken, is daartegen geen bezwaar. Maar weest u voorzichtig, dat u zich niet in een omgeving
beweegt, waarin het merendeel der aanwezigen dronken of althans sterk onder de invloed van
alcoholica of andere roesmiddelen zou verkeren.
In een dergelijk geval gaat er een zo grote invloed van deze emotionele mensen uit naar de
geest toe, dat het verwerven van bindingen met de mens - bewust en gewild of onbewust door
de geest - haast niet te vermijden is:
1e Realiseer u verder, dat u zelf de emotie kunt gebruiken om eveneens die grens te
overschrijden. Het overschrijden van die grens houdt nimmer voor de mens in een verandering
van zijn waakbewustzijn.
2e Het zal nimmer een totale verandering van omstandigheden of van beheersing in de stof
impliceren. (Dit kan hoogstens gelden, indien zuiver geestelijke krachten door de stof bewust
worden gebruikt).
3e Zal een dergelijk contact met de geest nooit een plotselinge vooruitgang van verstandelijke
vermogens of een plotselinge vernieuwing van inzichten kunnen betekenen. Alles wat door zo'n
contact zelfs inspiratief in de mens wordt ontwikkeld, moet zijn gebaseerd op hetgeen aan
redelijk bewustzijn in hem aanwezig is.
Dan wil ik u erop wijzen, dat de geest, die de stof beziet, over het algemeen wat melancholiek
is gestemd. Dat is begrijpelijk. Wij zien in die stoffelijke wereld vele dingen, die in een hoger
licht bezien zo kinderlijk en kinderachtig en onredelijk zijn, terwijl degene, die van uit een
lagere wereld de stof benadert, daarin zoveel ziet van genietingen en mogelijkheden, die hem
zijn ontnomen, dat in beide gevallen de benadering - laat ons zeggen - nu niet direct volledig
vreugdig is. Dit zal altijd zijn stempel drukken op elk contact tussen geest en stof. Ook zelfs
het contact, dat u hebt met ons, zal onder omstandigheden hiervan te lijden krijgen. Vandaar
dat u bij elke benadering van uit de geest, die u bewust kunt waarnemen of waarvan u zich
bewust kunt worden, steeds moet zorgen, dat u uw eigen redelijke en menselijke
blijmoedigheid stelt tegenover deze onwillekeurige melancholie, die uit de geest tot u kan
doordringen.
Wanneer u gebruik wilt maken van uw eigen geestelijke vermogens en dus de grens tussen
leven en dood - zoals men dat noemt - wilt overschrijden, terwijl u lichamelijk blijft
voortbestaan, dan wil ik ook voor een paar punten waarschuwen.
Deze grens is zeer klein en zeer scherp. Zij kan als een haarfijne lijn worden beschreven. Maar
deze lijn is - denkt u aan mijn eerste uitleg omtrent dimensies - in feite een zeer snelle

113
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 9 – Twee werelden

beweging. Vergelijkenderwijs zou kunnen worden gezegd: Tussen uw zuiver stoffelijke wereld
en alles wat daarin bestaat en de zuiver geestelijke wereld, beweegt zich een zeer smalle,
maar zeer snel stromende beek. Wie in deze beek stapt, heeft grote kans, dat hij van de
voeten wordt gerukt door de snelheid van de stroom. De mens, die zich niet onmiddellijk weet
aan te passen van uit het menselijk besef aan het geestelijk besef, bevindt zich in een
verwarde wereld, waarin zijn eigen beheersing aanmerkelijk wordt beperkt en hij alleen zijn
verankering aan het lichaam (het gouden koord) nog als een soort hulpen redmiddel heeft.
Alleen daardoor kan hij tot het lichaam terugkeren. Vreest hij echter, dan is het mogelijk, dat
hij daardoor zo'n grote spanning zet op deze verbinding met de stof, dat zij zelfs kan breken.
Dit heeft dan de dood ten gevolge.
Maar men is daarmede nog niet uit die snelle stroming, uit die draaikolk a.h.w. van elementen
op de grens van beweging en tijd, waardoor de breuk tot stand kwam. Hulp, die u wordt
gebonden, kan niet altijd doelmatig zijn, onverschillig of deze uit de stof of uit de geest komt.
Eerst door u aan te passen aan de stroom zult u tot een benadering kunnen komen van het
geestelijk element.
Gaat u terug naar de stoffelijke wereld, dan bent u een stofgebonden geest en zult u op den
duur leren - door daar gemaakte contacten met de geest - hoe u in feite verder kunt gaan naar
een andere wereld. Misschien klinkt dit allemaal erg eenvoudig en vraagt u zich af, waarom ik
daar zo de nadruk op leg? Waarde vrienden, wij hebben nu met elkaar een groot aantal
lezingen achter de rug. Wij hebben geprobeerd die geheimen van de geest zo'n beetje uiteen
te rafelen. Maar wanneer ge u niet realiseert wat het gevaar is, dat ons bedreigt op de grens
tussen stof en geest, dan zult ge u ook nooit kunnen realiseren, waarom wij voortdurend
behoefte hebben aan dit explosief effect, deze plotselinge emotionele toestand, deze
plotselinge ontlading van krachten, hetzij uit de geest, hetzij uit de stof. Welnu, dit is de enige
mogelijkheid om tijdelijk a.h.w. deze tijds- en bewegingsstroom te doorbreken en daardoor de
andere zijde zonder meer te bereiken. Heeft men met zijn eigen wereld een zekere
verankering (dus een bestaande verbinding), dan kan men - ongeacht de stroming en
beweging, die tussen beide werelden bestaat - altijd weer tot eigen vlak en wereld terugkeren.
In uw eigen geest nu zijn over het algemeen elementen opgenomen, die moeilijk verwerkt
kunnen worden. U hebt n.l. uit de geestelijke wereld de geestelijke maatstaven meegebracht.
U kunt als Europeaan b.v. naar Japan of China gaan, u zult leren rijst te eten met stokjes, de
daar aanwezige keuken te waarderen en dergelijke. Maar gij zult u nooit volledig kunnen
aanpassen aan alle daar heersende opvattingen en gebruiken. U hebt nu eenmaal een
kernopvoeding, een kerninhoud, welke verschilt van die van de Chinees, de Japanner enz..
Op dezelfde wijze geldt dit voor de geest. Zij komt uit een wereld, waarin maatstaven bestaan,
die sterk van de uwe verschillen. Wanneer zij zich op deze wereld gaat bewegen, doet zij dit óf
in een droomtoestand, waarbij zij dus de voor haar onredelijke toestanden als normaal en
redelijk gaat aanvaarden (zoals u doet in een slaaptoestand en een droom), dan wel ze gaat
met haar eigen gedachte en inhoud zoveel mogelijk met de stof mee en tracht daaraan zoveel
mogelijk tegemoet te komen, maar ze zal toch altijd een zeker verschil van denken, reageren
behouden. U moet dit goed beseffen, want uw eigen geest, mits zij bewust is geïncarneerd -
en dat is voor de aanwezigen hier allen en voor zeer vele mensen. op het ogenblik op aarde
het geval - zal dank zij deze bewuste incarnatie in zich dragen een aantal andere maatstaven
dan de stoffelijke. Zij zal door de erkenning van deze maatstaven altijd tot haar eigen wereld
kunnen terugkeren. Maar zolang zij zich tracht te voegen naar de stoffelijke maatstaven,
vervreemdt zij zich van haar eigen oorspronkelijke geestelijke wereld en vlak en wordt haar
terugkeer daarheen aanmerkelijk bemoeilijkt, zelfs wanneer zij alle middelen daartoe zou
bezitten en alle wegen zou kennen. Het is juist hierdoor, dat zovele in de stof levende mensen
weinig of geen ervaringen in de sferen doormaken, en zo dit al gebeurt, daarvan zeer weinig
naar het lichaam kunnen terugbrengen.
Dit is natuurlijk van uit een gééstelijk standpunt niet erg aanvaardbaar en niet prettig. Wij, die
in de geest werkzaam zijn, hebben een zekere behoefte om ons geestelijk streven ook door de
geest in de stof uitgedragen te zien. Onze erkenning van kosmische eenheid is voor ons zo
belangrijk, dat alles, wat daarmede in strijd zou komen (en zeker binnen de geest) voor ons

114
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 9 – Twee werelden

onaanvaardbaar is. Vandaar dat - ook wanneer de geest nog niet in staat is bewust naar een
andere wereld uit te treden - velen van de geesten uit hun eigen sfeer beïnvloedingen trachten
tot stand te brengen.
U hebt zich misschien wel eens afgevraagd, hoe het komt, dat u op bepaalde ogenblikken zo
overgevoelig bent: dat u op bepaalde ogenblikken ineens in opstand komt tegen allerhande
gebruiken, die u toch altijd zeer normaal hebt gevonden: hoe u opeens die andere visie krijgt,
waardoor u ineens walgt en genoeg hebt van dingen die vóór die tijd zo aangenaam en zo leuk
waren? Hier kan sprake zijn van een overbrenging van kracht uit de geest. Uw eigen geest
wordt a.h.w. hernieuwd tot haar oorspronkelijke maatstaven gewekt. Daardoor zal haar
inwerking op het onderbewustzijn de menselijke reacties veranderen en zo denken en ervaren
een wijziging doen ondergaan.
Wanneer echter die geest nu al redelijk is getraind, wanneer zij zich langzaam maar zeker
meer en meer heeft aangepast aan de geestelijke maatstaven en toch nog niet bewust contact
heeft met die andere wereld, zo zal men vooral uit de lichtende geest heel vaak proberen zo'n
geest de middelen te geven, waardoor zij ten slotte de grens kan overschrijden. En zoals wij
reeds hebben gezegd: deze middelen liggen hoofdzakelijk in een emotionele werking en een
soort explosie van krachten: en wel voor de bewusten dus in een zeer sterk gerichte en bewust
gehanteerde explosie van krachten.
Daarom zal iemand, die het genoemde vlak heeft bereikt, zeer sterk onderhevig worden aan
onverklaarbare emoties. Het kan soms schrik zijn, angst, in sommige gevallen een plotselinge
blijheid, een plotselinge moeheid en een plotselinge vitaliteit: maar altijd optredend uit het
innerlijk, uit het gedachteleven, zonder dat er uiterlijk kenbare oorzaken voor zijn. Deze
situaties, zoals zij dus worden gecreëerd door de geest, zijn dienstig om binnen lichaam en
geest - in de stof verkerende - de middelen te scheppen waarmede de grens tussen beide
werelden kan worden overschreden. In de stof zijn het vooral de ingewijden, de grote
meesters, die de grens overschrijden of de overschrijding daarvan zonder meer voor anderen
mogelijk maken. Zij gaan daarbij enigszins anders te werk dan de geest en zullen dan ook niet
proberen een bepaalde emotie in de geest te scheppen.
Deze zou trouwens uit de stof komende eerder verwarrend dan aanvaardbaar werken. Zij
echter zoeken dit in een toestand van aanvaarding, waarbij het innerlijk besef van het hoogste
wordt omgevormd tot een emotionele toestand. Wij zien hiervan wel één van de grootste
voorbeelden op de z.g. Wesac-bijeenkomsten, waar immers zelfs uit zeer hoge sferen stralen
van licht en banen van kracht zich prompt en haast in de stof kenbaar uitstorten. Ook hier zal
het begin bestaan uit een reeks van handelingen, die in de stof plaats hebben en dan
geestelijk worden voortgezet.
Geloof, harmonie en overgave zijn de middelen, die zelfs de grootste ingewijden gebruiken om
dit contact met het hoogste goed te bereiken. En dit "hoogste goed" is dan de meest lichtende
geest, de geest die het dichtst staat bij het Alscheppend Vermogen. Ik neem niet aan, dat u
onmiddellijk in staat zult zijn hiervan gebruik te maken, maar hoop in dit eerste deel van mijn
betoog van deze avond u te hebben duidelijk gemaakt:
a. dat u zelf zonder dit te wensen vaak gevaarlijke contacten met de geest kunt
veroorzaken:
b. dat u zich hiertegen kunt beschermen door bepaalde voorzorgen te nemen:
c. dat u door de geest zelve kunt worden geholpen en beïnvloed om de grens tussen stof
en geest meester te worden:
d. dat u door steeds beter te leren hoe ge uzelf moet instellen kunt komen tot directe
contacten met de hoogste kracht, die in de geest en ten slotte ook binnen de
menselijke rede zó sterk waarneembaar en zelfs berekenbaar worden, dat wij met een
zeer bepaald doel krachten uit de hoogste geest naar de stof kunnen brengen, precies
genoeg om dit doel te vervullen.
Voorbeelden van aanhechting.

115
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 9 – Twee werelden

Aanhechting in volledig onbewustzijn.


De mens noch de geest is zich bewust van het feit, dat een aanhechting ontstaat. De geest is -
zoals men dat noemt - verward in de aura van de mens. Zij zal voor een groot gedeelte de
levenskracht van deze mens voor zichzelf gebruiken, maar omgekeerd ook haar eigen
levenskrachten aan die mens, afstaan. Door deze wisselwerking ontstaat een irrationeel
gedrag, dat zeer snel tot krankzinnigheid leidt en daarbij, zo de geest krachten "vreet", voert
tot paranoia. Indien dit niet het geval is en zij haar eigen krachten teruggeeft, zien wij
bepaalde verschijnselen van schizofrenie, waarbij het eigen bewustzijn van de patiënt vaak in
de grenswerelden vertoeft.
Een tweede voorbeeld is: Bewuste samenwerking met de geest.
De geest, die in de mens een mogelijkheid ziet om bepaalde behoeften of begeerten te
bevredigen, hecht zich aan deze mens. Er is dan geen sprake meer van inbezitneming of
aanhechting in de aura, maar eerder van een vervlechting vooral met de gedachte-uitstraling
van de mens. Er wordt weinig kracht genomen en weinig kracht gegeven. Wel echter zullen de
gedachte voortdurend in die richting worden gevoerd, die voor de geest het meest belangrijk is
en waardoor zij een zo groot mogelijke bevrediging kan verwachten. Zijn deze geesten van -
laten we zeggen - zeer laag allooi, dan kan b.v. in zeer korte tijd uit een schijnbaar normaal en
vreedzaam mens een sadist worden, enz.. In andere gevallen zien wij plotseling bepaalde
afwijkingen ontstaan, b.v. op het gebied der lusten, op het gebied van misbruik van alcohol,
narcotica, e.d.. Er is dan geen kennelijke reden voor deze plotselinge verandering.
In gevallen waar dit - zoals een enkele keer voorkomt - ten goede wordt gebruikt, zal een
mens plotseling bepaalde slechte kwaliteiten of eigenschappen terzijde stellen en met een vaak
onbegrijpelijke beheersing beginnen veel oude fouten te verbeteren en gelijktijdig in zijn
omgeving een nieuwe invloed uit te oefenen. In deze gevallen is het opvallend, dat na een
bepaalde periode en het tot stand brengen van zekere veranderingen, over het algemeen deze
tendens verdwijnt en de aanhechting bewust wordt verbroken.
Als laatste voorbeeld van aanhechting noem ik: Aanhechtingen door de geest gedaan met het
bijzondere doel om mededelingen en misschien ook bepaalde krachten op aarde door middel
van de mens te demonstreren.
Een onbewust mens wordt in beslaggenomen, ongeacht zijn stoffelijke handelwijze, waarop
ook verder geen invloed zal worden uitgeoefend. Deze mens zal normaal leven, zoals hij altijd
heeft gedaan, maar in sommige ogenblikken plotseling profeteren, plotseling en impulsief,
zonder te weten waarom, waarnemingen doen, beschrijvingen geven van visioenen of zelfs
direct door handoplegging e.d. verschijnselen krachten aan anderen overdragen. In dergelijke
gevallen blijkt heel vaak, dat de tijd van inbeslagname kort is. Deze blijft vaak beperkt tot
hoogstens enkele jaren, waarin zich afwisselend verschillende krachten kunnen manifesteren.
Wanneer dit ophoudt, is er in vele gevallen een schade te ontdekken, omdat de mens meende
deze kwaliteiten krachtens eigen verdienste te bezitten. Men tracht van uit de geest dan wel
eens dit op te heffen, maar het kan toch wel voeren tot, laten we zeggen, een groot gebrek
aan hernieuwde aanpassing in de wereld.

Tweede deel
Twee werelden zijn er. Die van de stof en die van de geest. Maar zowel in de wereld van de
geest als in die van de stof vinden wij wat wij kunnen noemen onderverdelingen.
Ik heb u b.v. zo-even gesproken over lagere of duistere geest, ik heb u gesproken over
Zomerland en andere sferen. Een indeling op zichzelf dus. Elk van die vlakken zou een wereld
genoemd kunnen worden, maar eenvoudigheidshalve houden wij ons bij deze twee werelden:
hier is de geest en dáár is de stof.
Wat nu zijn de verschillende maatstaven, die in de stof optreden? In de eerste plaats: Het
innerlijk harmonisch zijn met bepaalde krachten of vele krachten is een binding met de andere
werelden. Daarom zal niet het verstandelijk kennen en weten alleen, maar daarnaast ook wel
degelijk de eigen instelling t.o.v. het leven en de kosmos bepalen op welk niveau men zich -

116
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 9 – Twee werelden

van uit de geest beschouwd - beweegt. De mens, die ofwel geheel dierlijk leeft, dan wel tracht
geheel cerebraal (dus mentaal) te leven, zal behoren tot de laagste trap. Want de mens, die
geheel dierlijk leeft, zal geen enkele voor de geest belangrijke ervaring kunnen opdoen en zal
door zijn voortdurend instinctief handelen geen enkele bewuste reactie op de wereld van de
geest kunnen veroorzaken. Degene, die uitsluitend in zijn gedachtewereld leeft en de materie
geheel terzijde werpt, leeft in een droomwereld, die zoveel van de werkelijkheid verschilt, dat
hij daarin onbenaderbaar wordt. Men kan hem niet meer benaderen, men kan niet met hem in
contact komen: en daarom wordt ook deze mét de volledig dierlijke mens tot hetzelfde en
laagste niveau gerekend.
Iets daarboven vinden wij de mens, die zijn stoffelijke bedoelingen primair stelt, maar zich
daarbij toch enigszins laat leiden door wat hij geestelijk aanvaardbaar noemt. Eerst waar
stoffelijke en geestelijke aanvaardbaarheid in alle aspecten en bij voortduring de hoofdrol
spelen, spreken wij van de hoogste graad, dus de hoogste trap van mens-zijn. Ik hoop, dat dit
duidelijk is. Het is natuurlijk wel mogelijk u een hele reeks indelingen in typen te geven, doch
die indeling is zo complex, dat ze een totaal van 144 verschillende typen zou omvatten. Het is
echter voldoende te volstaan met deze eenvoudige aanduiding.
Zoals in de geest mag gelden: hoe minder gebonden aan vorm en hoe intenser één met het
kosmisch denken, hoe hoger men staat, zo kan voor de mens in de stof worden gesteld: hoe
harmonischer en juister zijn stoffelijk en geestelijk leven op elkaar zijn afgesteld, hoe hoger hij
staat. Nu althans enig idee is gegeven van een indeling in beide werelden, moeten wij
natuurlijk ook nog vaststellen wat deze indeling kan betekenen in het contact tussen beide
werelden. De harmonische mens verwerft een maximum aan geestelijke krachten en
vermogens uit zichzelf en brengt uit het verworvene een maximum van - eveneens met zijn
eigen wezen - harmonische stoffelijke uitingen voort. Eerst wanneer een geestelijk bewustzijn,
en een geestelijke kracht voortdurend in daad en uiting worden omgezet, krijgen wij de
perfecte wisselwerking. Voor de mens, die dit bereikt, bestaat geen direct kenbare grens meer
tussen de werelden van stof en geest en hij kan zowel met zijn bewustzijn (ook zijn stoffelijk
bewustzijn en denken) als met zijn krachten (zowel stoffelijk als geestelijk) vrijelijk wisselen
van de ene wereld naar de andere.
Het is een ideaal om dit te bereiken, maar helaas schiet men daarin steeds weer tekort. En het
is ook duidelijk waarom. Want wie dit heeft bereikt is zo vrij, ook in de wereld van de geest,
dat er maar weinig aanleiding bestaat - behalve misschien het voltooien van een enkele taak in
de stof - te blijven of daarin terug te keren. Realistisch gezegd mag worden aangenomen:
9/10 van degenen, die geestelijke mogelijkheden hebben en die geestelijk bewust zijn, zullen
slechts een zeer klein deel daarvan redelijk en normaal verwerken. Het grootste gedeelte
daarvan wordt onderbewust verwerkt en in de mens zelf meestal geuit als spanningen, die
men dan door lichamelijke reacties, ontboezemingen e.d. pleegt af te reageren.
Daarnaast kunnen wij stellen: de grootste invloeden op de wereld der mensen zal zeker komen
uit die geestelijke sferen en werelden, die nog het meest met de mens zijn verwant. Vandaar
dat alle vormkennende werelden de meest blijvende invloed kunnen uitoefenen in de stof en er
in vele gevallen, ook door de hogere geest, gewerkt wordt via de vormkennende werelden om
zo te helpen in de mens het gewenste tot stand te brengen of te veroorzaken.
Ik ben bijna aan het einde van het tweede doel van mijn betoog gekomen, want over deze
twee werelden valt dan nog slechts het volgende te zeggen: Elk contact tussen de werelden
van stof en geest betekent in alle deelhebbers daaraan een bevestiging van de kosmische
waarden, die in stof en geest gelijkelijk zijn geuit. Gelijkelijk geuit in stof en geest nu is de
goddelijke kracht die in haar geuite vorm ook wel goddelijke of kosmische waarheid wordt
genoemd. Dientengevolge zullen steeds nauwere contacten tussen stof en geest voeren tot de
steeds sterkere uitdrukking van de kosmische waarheid in mens en geest. Deze verhoging van
bewustzijn en vergroting van vermogen zal dan op den duur kunnen voeren tot de volmaakte
uitdrukking van het geestelijk weten, kunnen en vermogen in een al even volmaakte stoffelijke
vorm met even volmaakte stoffelijke mogelijkheden en capaciteiten.

117
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 9 – Twee werelden

Derde deel
Gezien het voorgaande, gezien de voorgaande lessen, zouden voor alle mensen, die niet alleen
de geheimen van de geest willen leren kennen. maar ook hun eigen geest in het stoffelijk
leven actiever willen gebruiken, de volgende regels van groot belang zijn.
1. Leef steeds als mens en nimmer als geest.
2. Druk elke waarde echter, die u in uzelf als juist erkent, zo sterk en juist mogelijk uit op
elk voor u beschikbaar vlak, gaande van de eenvoudigste daad tot de hoogste
gedachte, projectie van gedachtekracht en zelfs geestelijke werking.
3. Wanneer u een bepaalde werking van uit de geest of in verband met de geest op aarde
of in een sfeer wilt volbrengen, dient gij u steeds in te stellen op de hoogste, voor u
bereikbare krachten. Doe dit met een volledig geloof, zo het u mogelijk is: in ieder
geval met een zo vast mogelijk vertrouwen zowel in uw eigen capaciteiten als in die van
de krachten, die u zullen helpen. Stoor u daarbij niet aan bijkomende verschijnselen of
invloeden. Bezie deze alleen als een inwerking op uzelf, bestemd om een zekere
bereiking mogelijk te maken. Op deze wijze komt u tot een zeer grote uitwisseling van
kracht tussen zelfs hogere geestelijke werelden en uw eigen "ik".
4. Stel nimmer kennis als voorwaarde om geestelijk werkzaam te zijn: maar tracht alle
kennis, die u bezit, dienstig te maken aan hetgeen u als een geestelijke taak
beschouwt.
5. Behoedt uzelf niet slechts in geestelijk maar evenzeer, in stoffelijk opzicht: want u bent
zowel voor uw stoffelijk leven en uw stoffelijke mogelijkheden als voor uw geestelijke
aansprakelijk.
6. Indien u tot samenwerking komt met een bepaalde geest of een bepaalde groep van
geesten of meesters e.d. dan dient u als mens steeds weer te beseffen, dat de
maatstaven, waarmede de geest rekent en meet, van de uwe verschillen. Elke poging
van onze zijde of van welke andere geestelijke zijde ook om uw eigen maatstaven te
hanteren, zal toch nog een lichte vertekening daarvan ten gevolge hebben. Wees dus in
deze dingen voor alles redelijk en zelfstandig.
7. Leer rekening te houden met de kosmische invloeden rond u. Want evengoed als u
wordt beïnvloed door bepaalde groot-kosmische entiteiten - misschien wel eens
foutievelijk sterren en sterrenbeelden genoemd - zo zal ook de geest aan deze
werkingen onderworpen zijn. Op alle ogenblikken, dat een grote activiteit aan beide
kanten (dus in beide werelden) plaatsvindt, zal het overschrijden van de grens
gemakkelijker mogelijk zijn en zullen grotere resultaten in beide werelden kunnen
worden geboekt door pogingen in of van uit een andere wereld.
8. Houd er rekening mee, dat uw eigen persoonlijkheid u altijd predisponeert voor
bepaalde contacten met de geest en met bepaalde soorten entiteiten. Realiseer u, dat u
niet in staat bent om precies vast te stellen wie wel, en wie niet zal komen. U kunt een
voorkeur kenbaar maken, maar u kunt nimmer regelen wat u uit een andere wereld zal
benaderen. Evenmin bent u volledig in staat te bepalen, waar u in de geest zult zijn,
wanneer u de grens overschrijdt. Het is echter in beide gevallen mogelijk om door het
"ik" juist aan te passen ten slotte toch het gewenste doel te bereiken.
9. Wanneer er zich in de stof een geest manifesteert, die niet degene is, die u wenste te
spreken of te zien, dan zal er toch een zeker verband bestaan. Gebruik een dergelijke
entiteit of kracht dan als een middelaar of een vertaler en laat deze, die toch met zijn
eigen wereld blijft verbonden, in zijn eigen wereld het door u gewenste contact zoeken.
Het zal u blijken, dat u op deze wijze praktisch gelijksoortige resultaten krijgt als bij
een volledig slagen van uw streven.
10. Wanneer uit de geest bepaalde krachten tot uiting komen en deze niet volledig
beantwoorden aan hetgeen u wenst, zal het u blijken, dat u vaak zelf door middel van
manipulatie (dus door uw wil, het gebruik maken van een zekere instelling, uw kennis,

118
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 9 – Twee werelden

de projectie van gedachte enz.) deze krachten toch aan het voor hen bestemde doel
zult kunnen doen beantwoorden.
11. Begrijp zeer wel, dat de geheimen van de geest voor een groot gedeelte zijn gelegen in
de grote en moeilijk hanteerbare verschillen tussen de geestelijke en de stoffelijke
wereld. Het zijn niet alleen maar verborgen geheimen en krachten, maar voor een
groot gedeelte voor u niet aanvaardbare of niet erkenbare waarden, die - door de geest
geuit - in u zelfs een verweer of een zeker verzet kunnen wekken. Dit is het juist, wat
het u moeilijk maakt om de geest te begrijpen. Wanneer u de geest niet begrijpt, leg
dan de gehele zaak terzijde. Tracht nimmer uw eigen interpretaties daaraan toe te voe-
gen en het zo aanvaardbaar te maken zonder - als u de mogelijkheid daartoe hebt -
eerst te toetsen, of deze rationalisatie of aanpassing ook voor de geest aanvaardbaar
is.
12. Verwacht nimmer door middel van geestelijke krachten iets zonder moeite in de stof of
in de geest te bereiken. In alle gevallen en in beide werelden geldt nog steeds, dat
streven en inspanning de enige manieren zijn om tot resultaten te komen en het
gewenste te verwerkelijken. Wees niet spaarzaam met uw krachten in de stof of in de
geest, want alle krachten die u geeft in overeenstemming en harmonie met een groter
doel, zullen - zowel in stof als in geest - vanuit de kosmos worden aangevuld.
13. Verder wil ik u erop wijzen, dat de overgang van de mens (de dood) zowel als het
menselijk leven zelf, eigenlijk de mens altijd weer confronteren met de begrenzing, die
tussen beide werelden aanwezig is. Alles wat u ziet als tijd, alles wat u dus ervaart als
het verder snellen naar het graf enz., is niets anders dan het erkennen van de grens,
die tussen uw stoffelijke wereld en de werkelijke geestelijke wereld bestaat. Aan beide
zijden is de waarheid: alleen de grens op zichzelf is niet waar. Realiseer u dit steeds.
Deze grens, die zo moeilijk is te overschrijden, deze grens, die ons in sommige gevallen
in astrale sferen doet verdolen en aan enorme beproevingen kan blootstellen, is niet
reëel. Zij komt ten slotte voort uit de verschillen in bewustzijn, waardoor de verschillen
in wereldrealisatie en beweging ontstaan. De grens tussen de wereld van de geest en
de wereld van de stof komt voort uit de verschillen in bewustzijn, reactie en leven.
Zodra u deze verschillen voor uzelf kunt wegvegen - en dit is onder omstandigheden
mogelijk - hebt u een directe weg gevonden tot het heilige der heiligen toe, want dan
kan geen enkele begrenzing tussen werelden of sferen u meer weerhouden door te
dringen tot het hoogste, dat voor u nog aanvaardbaar, voor u eventueel nog dragelijk
is.
14. Zoek de waarheid altijd in uzelf. Maar begrijp, dat elke waarheid, die ge in uzelf vindt,
alleen dient als toetssteen voor hetgeen buiten u bestaat. Wat buiten u bestaat in geest
en stof en wat in u als waarheid leeft, zal door voortdurende vergelijking tot
overeenstemming moeten worden gebracht.
15. Ten slotte wil ik u dan nog op het volgende wijzen: Voor de geest is een absolute
vrijheid in de stof op elk terrein begeerlijk. Voor de stof echter is een dergelijke vrijheid
absoluut onaanvaardbaar. Vandaar dat in alle gevallen, dat u zich afvraagt: Wat is nu
de geestelijke richtingen wat de stoffelijke? Een redelijk overleg en het te rade gaan
met de gevoelswereld, waarin de geest het sterkst tot uiting komt, tot het kiezen van
de juiste middenweg zal moeten leiden. De juiste middenweg, die onmiddellijk handelen
mogelijk maakt en niet alleen berust op een afwachtende houding, maar anderzijds
ervoor zorg draagt, dat voor onszelf (innerlijk), voor de wereld waarin wij leven (de
stoffelijke b.v.) en voor de invloeden van de wereld van de geest een aanvaardbaar
bestaan wordt geschapene
Dit laatste punt is één van de meest belangrijke. Want alleen hierdoor kunt u komen tot die
andere geheimzinnige kennis, die niet geheel met de wereld van de geest en de geheimen van
de geest samenhangt: de kennis van het innerlijk "ik" of de esoterie en de kennis van de
beheersing der dingen of de magie. Deze beide zijn alleen van uit deze waarden van het
gemiddelde benaderbaar én kunnen nooit uit extreme handelingen of acties voortvloeien:
ongeacht in welke richting deze zich bewegen.
119
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 9 – Twee werelden

EENZAAMHEID
Eenzaamheid is moeilijk te omschrijven. Je bent alleen, zelfs wanneer je niet alleen bent. Je
kunt eenzaam zijn te midden van de grootste drukte, te midden van de meest intense
contacten die je je maar kunt voorstellen. Iemand, die eenzaam is, voelt zich eigenlijk als een
figuur in de kristallen bal van een hemelse wichelaar gevat: aan alle zijden door het kristal
bezien en zichtbaar zich tonend in wereld en leven en weten, zonder ooit zelve de begrenzing
te kunnen doorbreken en dat wat hem gadeslaat te kunnen zien, te kunnen beroeren en te
kunnen kennen.
Eenzaamheid is een onzichtbare ban, die je - als een demon binnen het pentagram - gebonden
houdt aan een plaats, waar je niet wenst te zijn. Waarom is men eenzaam? Soms zegt men,
dat eenzaamheid voortkomt uit eigen onbegrip, uit onvermogen zich bij de mensen aan te
passen. Soms stelt men, dat eenzaamheid een zekere vorm van egoïsme is, waardoor ge uzelf
afzondert: of een vrees voor anderen en een vrees gekwetst te worden. Maar is dat wel waar?
Eenzaamheid, mijne vrienden, is in feite al deze dingen en meer.
Eenzaamheid is: uiterlijk leven. Hoe meer je uiterlijk leeft, hoe eenzamer je bent. Hoe meer je
innerlijk leeft, hoe minder eenzaam je zult zijn. Want de kern waar alles om draait, is in dit
geval: er is tussen mij en anderen een grens. Datgene, wat ik als mijn eigendom zou willen
zien, kan ik niet tot mijn eigendom maken: datgene, wat ik zou willen geven, wordt niet
aanvaard: datgene, wat ik zou willen horen, wordt niet gesproken: en datgene, wat ik zeg,
wordt niet verstaan. Maar dat is uiterlijk, dat is een eis aan de buitenwereld. Eenzaamheid zal
altijd verdwijnen, als je beseft, hoe de kern der dingen in jezelf is gelegen.
Je kunt natuurlijk hongerig zijn naar bepaalde verschijnselen in het leven. Soms kan het je
overweldigen als een alles meeslepende stormvloed en je voortjagen tot aan de grenzen van
een onbekende wereld. "Ik wil, ik moet" of "ik kán niet anders". Maar dat is incidenteel en dat
heeft met het al of niet eenzaam-zijn niets te maken. Want de mens, die wordt voortgezweept
door zijn lusten en al zijn begeerten, is in vele gevallen eenzamer dan de mens, die beheerst
en schijnbaar eenzaam als kluizenaar leeft te midden van de wildste wildernis. Het is: Hoe sta
je tegenover de wereld? Wat is de wereld voor jou, wat betekent ze?
En nu kun je die wereld in een systeem gaan vastleggen, maar dat neemt de eenzaamheid niet
weg. Je kunt die wereld gaan zien als iets, dat je moet overwinnen, maar wie overwint is
eenzaam. En wie zich verslagen acht zóékt eenzaamheid, al is het maar om van zijn wonden te
genezen. Neen, de aanvaarding van de wereld is een eerste noodzaak. Om niet eenzaam te
zijn moet je in de wereld a.h.w. jezelf zien en jezelf erkennen. Je moet beseffen, dat alle
dingen tot je spreken, wanneer je je eigen wezen toestaat hun taal te verstaan. Je moet
begrijpen, dat er geen grenzen zijn tussen leven en dood, tussen ondergang en herrijzenis,
dan alleen de grenzen, welke je zelf stelt. Want daar, waar leven eenmaal is, blijft leven. Daar,
waar eenmaal een beeld in jezelf is ontstaan, is dat beeld blijvend. Het is niet noodzakelijk,
zoals de mensen denken, om voortdurend voort te jagen, voortdurend hetzelfde te herhalen,
voortdurend hetzelfde hernieuwd te bevestigen, als je in jezelf zuiver, redelijk en reëel leeft.
Wanneer een mens je eenmaal zijn aandacht geeft, éénmaal een woord misschien, dan blijft
dat woord toch in je bestaan, als het waarde heeft? Hoe kun je dan nog eenzaam zijn? Omdat
het woord niet meer klinkt? Laat het klinken uit jezelf.
Een mens is eenzaam, omdat niemand hem begrijpt. Maar er is toch ergens iets, wat jou
begrijpt? Al is het maar God, waarin je gelooft. Of de wereld, die je stemmingen weerspiegelt
met regen en met zonneschijn, met spel van wolken en golven. Of misschien ook met de
geheimzinnigheid van nevel tussen de bomen. Aanvaard die dingen als gezelschap. Aanvaard
het hele leven eigenlijk als één voortdurende openbaring van wat in je leeft en een antwoord,
dat in je bestaat: en je zult nooit eenzaam zijn.
God is niet de grote Wichelaar en wij zijn niet de spookbeelden, die Hij oproept in Zijn
kristallen bol, als misschien een vertoning, een vermakelijkheid voor de ongekende groten van
een vreemde kosmos. Wij zijn wezens, die in en van uit zichzelven wereld en kosmos kunnen
construeren en opbouwen. Bevalt de geschiedenis van de wereld ons niet, dan kunnen wij
gaan strijden en zullen eenzaam worden. Maar wij kunnen in onszelf ook die wereld dragen en

120
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 9 – Twee werelden

a.h.w. onze eigen betekenis aan al die dingen in de wereld toekennen. En ziet, de gehele
wereld spreekt tot ons en geeft antwoord op ons wezen. Eenzaamheid is waan. Eenzaam zijn,
verzinken in de put der eenzaamheid, die tot de onderwereld leidt, waar de wraak der
demonen je in diepe duisternis zou verbergen, is niets anders dan de vlucht voor het Gouden
Licht, het gouden Leven, dat je gegeven is en dat in je bestaat.
Eenzaamheid is een vorm van haat en verwijt. Verwijt tegen de wereld en strijd met de tijd,
met onvolkomenheden: een niet reëel en werkelijk betreden van de wereld. Neem met het
ogenblik genoegen, dat de tijd je geeft. Eenzaamheid is een innerlijk sterven. Niet omdat je
sterven moet, maar omdat je weigert voort te leven, het "ik" geen wil tot leven heeft. Zoek
dan uit de wereld het gouden Licht te puren, de kracht die alles verstaat. Dan zijn alle uren
gevuld, die tezamen vormen het leven en de tijd. Gevuld is dan de eeuwigheid en de volheid
van het leven spreekt dan tot je. Dan kun je niet meer eenzaam zijn.

VERTROUWEN
Vertrouwen is een dwaas iets. Je hoort van mensen, dat ze elkaar vertrouwen: maar deze
woorden houden in, dat ze de rest wantrouwen. Met andere woorden: vertrouwen is een
uitzonderingstoestand, iets wat men een enkeling toekent, zonder precies te beseffen, dat men
daardoor de rest van de wereld veroordeelt. Zo is in feite alle vertrouwen in zekere zin een
verwerpen.
Wanneer een mens zegt: "Ik vertrouw op God", dan klinkt dat fraai. Het is een woord, dat
vooral in de kerken werd geboren en wordt gezegd door een ieder, die gelooft. Maar gelijktijdig
berooft men zich zo van het vertrouwen in het leven, in de wereld zelf, in het "ik". Wanneer ik
iets vertrouw, dan geef ik toe, dat ik dit meer vertrouw dan andere dingen: of andere dingen
minder ken, vertrouw en begrijp of zelfs voor mij betrouwbaar en hanteerbaar acht.
Nu zegt men: "Je moet in de wereld vertrouwen hebben. Vertrouw in je medemens." Zeker,
het klinkt fraai. Maar zou het niet eerlijker en beter zijn te zeggen: "Mens, leer op jezelf te
bouwen en in je medemens steeds dát te zien, wat in jezelf leeft?" Onverschillig welk antwoord
die medemens je geeft met zijn gedrag, zijn handelingen en zijn taal, vertrouw in jezelf, in de
kracht die in je leeft, de kracht die je geschapen heeft. Niet in een ideaal, dat vaag in de verte
zweeft, maar in de werkelijkheid die je bent, nu. En de mogelijkheid die je bezit, nu. Is dat niet
het enig ware vertrouwen? Het moet uit jezelf komen.
Vertrouw de gehele wereld. En als je de hele wereld vertrouwt - volgens de menselijke
opvatting van vertrouwen - dan word je door minstens de helft van de wereld beschaamd.
Want de helft van de wereld denkt anders, leeft anders en is anders dan jij. En wat je in jezelf
zo schoon had opgebouwd, wordt door die anderen eenvoudig vertrapt en verloochend en je
voelt je verraden. Maar is dat realisme? Wanneer ik een mens vertrouw, dan doe ik dat
eigenlijk, omdat ik van die ander aanneem, dat hij precies beantwoordt aan wat ik van hem
verwacht. Met andere woorden: ik verg eigenlijk, dat hij zich aan mijn macht, mijn denken,
mijn streven en werken overgeeft. Ik verwacht dat een ieder leeft volgens mijn maatstaven en
mijn regels. En is dat nu wel realistisch? Heeft het nu werkelijk ook maar iets van doen met de
werkelijkheid en met de schepping? Het is in de schepping toch eigenlijk zo, dat elk wezen
wordt geschapen meteen eigen taak, een eigen mogelijkheid en een eigen leven. Een eigen
leven en een eigen taak, niet de uwe. Hoe kunt gij, die deze taak en het wezen van de ander
niet kent en diens leven en mogelijkheden niet erkent, beoordelen, of vertrouwen mogelijk is
of niet?
Vertrouwen is een projectie van jezelf in anderen: maar dan met de verwachting, dat de ander
een getrouwe nabootsing van dat "ik" zal zijn of van de verwachtingen, die het "ik" stelt. Zelfs
wanneer wij in God vertrouwen, dan verwachten wij, dat God ons een wereld zal bouwen met
alle gebeurtenissen, precies zoals wij ze willen hebben. En als dat niet gebeurt, dan heeft God
ons vertrouwen beschaamd. Is dat reëel?
O, ik weet het wel. Men zou zo gaarne het vertrouwen zien als de zoete band van mens tot
mens, van mens tot God, datgene wat het lot onscheidbaar verenigt en voort doet gaan door
de eeuwigheid. Maar is het dan ónze voorstelling op een bepaald moment van bestaan en een

121
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 9 – Twee werelden

bepaalde trap van leven, die ten slotte een oordeel velt over alle tijd? Is óns het recht gegeven
te zeggen: "Gij zult en gij zult niet?" Is het óns gegeven te zeggen: "Zo alleen is het goed"?
Toch is vertrouwen daarop gebaseerd.
Een mens belooft u iets. Een belofte, wel gesproken, wordt goed verstaan naar ge meent. Wat
heeft hij gezegd? "Ik zal zeker in de morgen tot u komen." Maar hij heeft de morgen niet
genoemd, waarop hij tot u komt. Gij wacht: de volgende morgen zal hij komen. En ziet, als hij
niet komt, uw vertrouwen is beschaamd en ge zegt: "Op zijn woord kunt ge niet bouwen. Ik
heb geen vertrouwen meer in iemand, die zo is." Wie heeft het nu mis, u of die ander? Wie
heeft er eigenlijk iets gedood, gij of die ander?
Gij zegt tegen een mens: "Ik verwacht van u dat ge zo zult handelen, denken en leven. En ge
zet het desnoods in een contract. Alles plechtig neergeschreven en notarieel bevestigd. Dit is
in de menselijke dreven dan toch wel het recht. Daarop mag ik dan toch vertrouwen, want het
staat op papier. Het gaat een tijd lang goed. Maar de omstandigheden veranderen, de mens
verandert en zijn mogelijkheden en behoeften veranderen. En dan kan hij zich niet meer
houden aan het contract. Het contract is verbroken. Gij kunt hem misschien aanklagen of
bestrijden. Maar wat zegt ge?: "Nu dacht ik toch wel zo, dat ik déze mens kon vertrouwen."
Kunt u iets vertrouwen op deze manier? Is er dan iets blijvends, wat gij kent aan vormen en
aan leven? Zeg me eens, wat is eeuwig op aarde behalve misschien de goddelijke kracht, die
leeft in de mens? Van moment tot moment wisselt de mens zijn wezen en denken, al beseft hij
het niet. Van moment tot moment verandert de wereld en verandert de tijd. Elk ogenblik
opnieuw andere krachten en andere mogelijkheden. En gij wilt een vaste maatstaf aannemen,
waaraan gij een ieder kunt meten en onderwerpen en dat vertrouwen noemen? Ach kom. Zijt
gij dan vergeten, dat ieder zijn eigen taak heeft en zijn eigen leven? Dat ieder op zijn eigen
wijze naar het ene einddoel gaat?
Neen, laat vertrouwen als een woord niet met die bittere loden zwaarte wegen, waarmede zo
menigeen medemens en anderen kluistert. Vertrouwen moogt gij hebben in uzelve. Uzelf
immers kent ge van dag tot dag, van uur tot uur. Althans uzelve kunt gij kennen, indien gij
wilt. Vertrouw op uzelf, dat is aanvaardbaar. En zo ge erop vertrouwen wilt, dat uw leven een
doel heeft, is het redelijk, indien dit uw geloof is. Maar wat wilt ge meer vertrouwen? Wil ge de
geest vertrouwen? Of zeker, de geest is te vertrouwen, zolang uw eigen wezen antwoord vindt
in die geest. Maar als die geest morgen verandert en andere dingen ziet en andere krachten
kent en ge wendt u daarvan af, heeft dan die geest uw vertrouwen beschaamd? Of hebt ge
misschien anders en meer verwacht dan gegeven kon worden? Of hebt ge misschien eisen
gesteld, zonder te weten, of ze redelijk en mogelijk zijn? Gij vertrouwt in alle dingen en ge
wordt steeds in uw vertrouwen beschaamd. Daarom wil ik u van dit woord zeggen:
Vertrouw alleen in uzelf. Vertrouw - zo ge wilt - op uw God, maar nimmer op datgene wat uw
God voor u zal doen. Bouw op datgene, wat ge in uzelf als mogelijkheid op dit ogenblik kent:
maar kies voor vertrouwen - zo ge kunt - een ander woord en spreek van "geloof". Want als ge
iets gelooft en het blijkt onwaar, dan kan een deel der waarheid voortbestaan en dan kan de
bevrijding van de waan zelfs het geloof in de grootheid sterker maken.
Geloof is niet als het vertrouwen, dat breekt. Wáár geloof veredelt zichzelf, naarmate het meer
wordt beproefd en meer met de waarheid wordt geconfronteerd. In geloven léért de mens. En
uit geloven put hij onmetelijke krachten. Maar wanneer hij op vertrouwen alleen zich baseert,
dan wordt het al te vaak een pogen om al, wat hij in zichzelve meent te kennen of meent te
hebben geleerd, aan anderen op te leggen. Dan betekent dit, dat hij zich het recht toekent te
zeggen wat anderen moeten doen, welke maatstaven van fatsoen, van leven en van rede voor
hen moeten bestaan. En hij is verbitterd en acht zich gebroken, wanneer anderen aan dit, wat
ten slotte toch waan is, een voorstelling die alleen in het "ik" bestaat, niet beantwoorden. Dan
zegt men: "Ja, ik heb vertrouwd, maar het was weer ten onrechte. Ik ben weer beschaamd."
Geloof, mens, in het leven en de zin van het leven. Deze dingen zijn waar.
Geloof, dat al wat je aan mogelijkheden wordt gegeven bestemd is voor een bepaald doel.
Want dat is waar.

122
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 9 – Twee werelden

Geloof, dat je alle dingen kunt volbrengen, waarvoor je bent geschapen. Want dat is zeker
waar.
Geloof, dat alles mogelijk voor je is en vertrouw in jezelve, dat je deze dingen kunt en zult
volbrengen. Dat is mogelijk.
Zodra je een ander vertrouwt, bouw je op zand. En wie een kostbaar huis bouwt op zand,
wordt vaak verpletterd onder de ruïne. Bouw daarom liever op rots en op steen. Op dat, wat je
gelooft en wat je kent: op dat, wat alleen in jezelf als maatstaf geldend, zich voortdurend kan
aanpassen aan een werkelijkheid, die je kent. Iets wat voortdurend dat wat je bent, in
werkelijkheid uitdrukt. Dat is het enige wat van belang is. En zo ge wilt vertrouwen, vertrouw
dan een ieder. Maar niet: vertrouw op wat iedereen zal doen. Hoe zult ge weten welke belofte
of welk woord wel betekenis heeft, dan wel niet zal worden gehouden?
Vertrouw, dat elke mens op zijn wijze ten slotte toch ook streeft naar het geluk, naar het
goede, naar het lichte, zoals hij meent dat te kunnen bereiken, evenals gij.
Vertrouw, dat de mensheid zelve zin heeft, omdat ze anders niet zou bestaan. Maar dat is dan
ook het enige vertrouwen, dat voor u mogelijk is, vrienden. Elk ander vertrouwen ligt zo dicht
bij de grens van de zelfbegoocheling, dat het moeilijk is u daartoe op te wekken.
Ik kan u wel zeggen: Vertrouw in ons en in de geest. Maar gij zult ons eisen stellen, of gij zult
in onze woorden dingen lezen: en wij kunnen de eisen niet vervullen of onze woorden zijn
anders gezegd: en ze hadden een andere inhoud, een andere achtergrond, een andere
gedachte. En dan zult ge ons verwijten, dat wij uw vertrouwen hebben beschaamd. Daarom is
het zelfs moeilijk dit te zeggen. En dus blijft er voor mij alleen nog dit: Vertrouw waar ge wilt,
mits ge nimmer - ook wanneer uw verwachtingen beschaamd worden - uw vertrouwen
beschaamd acht. Dat lijkt mij dan het juiste antwoord op dit onderwerp. Gezien het
voorgaande, dat volgens mij volledig waar is, meen ik er goed aan te doen te verklaren, dat
het begrip "vertrouwen" door ons in algemeen menselijke zin ook verder gebruikt zal worden.
Maar dat wij de inhoud van vertrouwen eerder zien als een geloof en een aanvaarding, een
éénwording in zekere zin, dan als een contract, waaruit zal blijken dat onze verwachtingen niet
beschaamd worden.

ZEEPBELLEN
Een zeepbel is het vel van de illusie, dat glimmend om het niet is gepast en barstend zich
oplost in de lucht en of het oog doet tranen en zo wast uit het oog het beeld van een
schitterende, volle gedachte. Een zeepbel is een luchtkasteel uit een pijp geblazen en - gaande
met vele - speelt met de wind, totdat de spanning wat te groot wordt en de lucht de vrijheid
vindt en uit de verbroken begrenzing de mens terugkeert tot de werkelijkheid. Zeepbellen
blazen is een spel, dat de meeste mensen zo gaarne bedrijven. Ze menen: daarmede blijven
we dan gevrijwaard voor de zorgen en noden van de tijd. Zij blazen hun bellen van rust en van
vrede, van geestelijke wijsheid en democratie. Ze blazen hun bellen van kosmisch begrijpen en
wereldomvattende melodie. En zodra er ook maar iets begint te nijpen, dan springen die bellen
al uit hun vel. En de mensen? Nou, dat kun je best begrijpen, die springen mee, dat snap je
wel. Daarom blaas je luchtbellen, zeepbellen, Wil je spelen? Speel mens, zoveel je wilt. Speel
met al wat je, goed en schitterend en lichtend als een zeepbel vindt. Maar speel daarmee dan
als een kind en vang aan, zodra de eerste klapt, de volgende te blazen. Wees niet als dwazen,
die alles betreuren wat sterft als een zeepbel: gebeuren, dat plotseling zijn glanzen derft. Pleit
niet te veel om wat vergaat, zolang een nieuwe zeepbel, hoop en licht en vreugde gevend,
opnieuw de pijp van het menselijk denken met spelende glanzen zacht ontgaat. De mens, met
zichzelf zeer begaan en wel vervlochten in het menselijk bestaan, bouwt zich voortdurend een
waan, waaraan hij zichzelve heeft overgegeven. En wil nu van zichzelf dan niet weten, dat hij
voor waan slechts wilde bestaan. Vandaar dat zoveel mensen hopen, dat de wereld zal
vergaan: dan behoeven zij tenminste niet van eigen dwaasheid nog te weten. Maar zoek je
mens, de werkelijkheid, het menselijk leven, mensenvreugd en mensenleed, ben je vrij en
eerlijk in je streven, dan zal de wereld voortbestaan, omdat je leeft en denkt in
werkelijkheden: en daarom niet uit bange waan bevreesd bent om het spoor van nieuwe tijd
en lichte kracht te betreden.

123
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 10 – Het occulte

TIENDE LES - HET OCCULTE

Het occulte ofwel het verborgene maakt deel uit van alle geestelijke wetenschappen en vele
van de geheimen van de geest, die u bekend zijn en waarover wij hebben gesproken, vallen
dus inderdaad in dit gebied. In feite echter omvat het gebied van het occultisme, het
verborgene, het gehele leven.
De opzet van de oorspronkelijk verborgen leerstellingen is n.l. het ontdekken van het
levensritme en het gebruiken ervan. Het houdt zich bezig met geboorte, opvoeding, met
huwelijk, leven en dood, terwijl het daarnaast een zo groot mogelijke eenheid tracht te
bereiken tussen de mens zelf, zijn innerlijk weten en wezen en al datgene, wat hij uit andere
sferen kan putten. Verder dan het menselijk leven gaat het begrip occultisme echter niet. Dit
in tegenstelling tot hetgeen vaak wordt beweerd. Het occultisme n.l. houdt zich bezig met de
geestelijke werelden en geestelijke werkingen, evenals ritmen, zover als die op aarde tot uiting
komen. De grootste geheimen van de geest zijn zeer waarschijnlijk wel deze levensritmen, die
een ieder heeft. Ik zal trachten deze kort te omschrijven.
Er bestaat iets, wat je met een kosmische ademhaling kunt vergelijken. Deze ademhaling is
bepalend voor de wijze, waarop de mens of de geest energie ontvangt en in een toestand van
rust verkeert. Het eigen krachtniveau en daarmee ook eigen daad- en wilskracht wordt
daardoor terdege beheerst. Het geheel van deze werkingen wordt voortgezet over alle
voertuigen: maar wel moet worden opgemerkt, dat naarmate het voertuig grover is een groter
aantal ritmen optreedt. Is dus de ziel zelf aan één enkelvoudig ritme onderhevig, zo zal de
mens b.v. in zijn lichaam in het totaal een 40-tal verschillende ritmen kunnen ondergaan. De
wetenschap van het occulte is nu het aanpassen van het "ik" aan deze ritmen en het
ontdekken, hoe deze ritmen in eigen wezen bestaan. U zult begrijpen, dat het niet mogelijk is
ook maar bij benadering voor een enkele mens een dergelijk ritme weer te geven. Algemene
regels bestaan daarvoor echter wel. Wij kunnen stellen dat wanneer :
a. de mens materieel tamelijk energiek is en geïnteresseerd,
b. geestelijk scherp reageert en inzicht heeft in geestelijke waarden,
c. zelf werkelijk en intens nadenkt en,
d. geneigd is persoonlijke verantwoordelijkheid te dragen,
deze mens in uw tijd zal behoren tot één der hoofdritmen: n.l. een zwellend ritme voor
praktisch alle voertuigen op dit ogenblik met een intensiteitsfactor voor de laagste voertuigen
van ongeveer 1 1/2 jaar, een intensiteitsfactor voor b.v. astraal- en levenslichaam van
ongeveer 3 jaar. Daarnaast is men aan het begin van een stoffelijke cyclus, de 13-jaar-cyclus
enz..
Altijd weer zullen incarnaties en reïncarnaties gepaard gaan met verschuivingen in deze
energieritmen. Voor de mens ontstaat dus steeds een nieuwe constellatie, waarbij de
krachtsverhouding tussen de verschillende voertuigen aanmerkelijk wordt gewijzigd. Het
gebruikmaken hiervan kan voeren tot het beheersen van de z.g. gaven als daar zijn (u
herinnert het zich nog wel): telepathie, inspiratief vermogen, mediamiek vermogen, helder-
ziendheid, helderhorendheid, het uitstralen van levenskrachten e.d.. Nu zou ik misschien hier
goed doen om een spreuk uit de Dammápadan naar voren te brengen: "Hij, die geneest uit
heiligheid, is goed. Maar slechts hij, die geneest uit eenheid, dient het Volmaakte." Als wij
uitgaan van het standpunt, dat wij goed moeten zijn, zal dit in het geestelijk leven ongetwijfeld
een prettige invloed hebben. Wij zullen door het streven naar positieve factoren in alles, wat
zich binnen het leven aan ons voordoet, een voortdurend sterkere klimming ondergaan van
ons eigen beleven, een grotere tevredenheid kennen en na overgang ongetwijfeld sneller
bewust worden en stijgen. Maar indien wij uit eenheid met het Al werken en dit dus naar de

124
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 10 – Het occulte

wereld toe uitdragen, dan vallen de belangrijke kleine ritmen, die de menselijke wereld
beheersen, voor een dergelijke persoon bijna weg. Daar komt alleen tegenover te staan de
uiting van het persoonlijk en goddelijk ritme, dat uit het eerste scheppingsmoment ontstond.
De occultisten hebben getracht deze dingen voor te stellen op duizend-en-één wijze. Ze
hebben daarbij gebruik gemaakt van. systemen van trappen (van inwijding), systemen van
poorten (van bewustwording), van bouwschema's: ze hebben alchemistische voorstellingen
gebruikt en ze hebben eigenlijk steeds weer hetzelfde beweerd: "Alleen door de kennis van het
"ik" komt men tot de erkenning van de innerlijke waarde." Nu zegt hier de Shástra Vedanta:
"Wie zichzelve kent is groot. Doch wie zichzelve is heeft de volste grootheid bereikt." Hierbij
valt wederom de nadruk op één van de geheimen van de geest. Bewustwording en bewustzijn
zijn belangrijke factoren: ze zijn het hulpmiddel a.h.w. ter bereiking. Maar het jezelve zijn, dus
leven zoals je bent in alle sferen en alle voertuigen - een overigens moeilijke taak - is de
voleinding. Verder dan dit kunnen wij niet komen. Uit deze korte samenvatting van enkele
denkbeelden uit het occultisme kunt uzelf reeds conclusies trekken omtrent hetgeen wij in
deze cursus hebben onderwezen. Alles wat u doet moet aangepast zijn, niet alleen aan uw
eigen levensritme, maar ook aan de ritmen van anderen. En deze kunnen zeer sterk van de
uwe verschillen. Daarom wil ik trachten u nu een aantal eenvoudige regels te geven,
eenvoudige punten, die u ongetwijfeld bij een nadere beschouwing en door ze in praktijk te
brengen dienstig kunnen zijn bij uw eigen verdere geestelijke ontwikkeling, de beheersing van
uzelf en ten dele van uw omgeving.
1. Niemand is gelijk aan uzelf in wezen en in denken. Ieder is gelijk aan uzelf in kracht, uit
het Goddelijke gezien.
2. Alle dwang wekt dwang, alle strijd wekt strijd, alle begrip echter doet strijd wegvallen.
3. Alle kwaliteiten, die ik geestelijk bezit, moet ik in stof en geest gelijkelijk uitdragen. Ik
ben te allen tijde een geheel, waar ik mij ook bevind en in mijn laagste voertuig moet ik
te allen tijde het totaal van mijn voertuiglijke mogelijkheden tot uiting brengen. Ik
moet gebruikmaken van alle krachten, die mij ter beschikking staan en ben verplicht
deze krachten niet alleen in maar ook buiten mijzelf uit te dragen.
4. Uitgaande, van een harmonie, die ik heb bereikt, hetzij met een enkele mens, hetzij
met de mensheid, hetzij met het Goddelijke, kan ik altijd verder doordringen in het Al.
Elke vorm van harmonie is het beginpunt voor een persoonlijke ontwikkeling.
5. Persoonlijke ontwikkeling, b.v. van begaafdheid, kan nooit en te nimmer alleen in
eenzijdige vorm geschieden. Specialisatie op een bepaalde begaafdheid is alleen dan
aanvaardbaar, indien zij tevens levenstaak is. Is zij dit niet, dan moet de veelzijdigheid
zoveel mogelijk worden gehandhaafd. Doelbewust streven is noodzakelijk.
6. Alle gaven en begaafdheden zullen zich - vooral in het begin - onbeheerst openbaren.
Dit betreft alle vormen van mediumschap, waarnemingen, uitstraling van krachten,
opvanging en overbrenging van gedachte en wat dies meer zij. Elke onbeheerste vorm
mag slechts worden gezien als een oefeningsmogelijkheid, welke het mogelijk maakt
deze kracht in beheerste vorm aan de wereld te brengen. Nimmer mag dit voordien.
Verschijnselen in leven en dood zijn volkomen gelijk voor het ware "ik". Maak
daartussen dus geen onderscheid, ook wanneer u bepaalde gaven gebruikt.
7. Indien ge wilt uitgaan van een grote en sterke innerlijke bewustwording en ge kiest
daarbij een z.g. innerlijk of esoterisch pad, dan zult ge alle uiterlijke verschijnselen als
secondair moeten zien en deze slechts als persoonlijkheidsuiting en verdere
persoonlijkheidserkenning dienen te gebruiken. Ligt dit niet in uw aard en zijt ge
voortdurend geneigd u bezig te houden met de wereld en hetgeen daar geschiedt, zo
zult ge een weg moeten gaan, waarbij bovenal een begrip voor de wereld voor u
belangrijk is. Beperkt u tot die plaatsen en mogelijkheden, waar dit begrip voor uzelf
bereikbaar is. Houdt u nimmer bezig met toestanden, die te groot zijn om te worden
overzien: houdt u ook nimmer bezig met persoonlijkheden, die u niet voldoende kent
om met hen althans enig inzicht, enige harmonie en enig contact te verwerven.

125
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 10 – Het occulte

8. Besef wel, dat de geest zelf met haar zeer bijzondere kwaliteiten in feite buiten tijd en
ruimte staat. Alle beleving van tijd en ruimte is gebonden aan de gedachte. De
gedachte en het denken zijn dus de bepalende factoren - ook in het menselijk leven -
voor alles, wat u ondergaat. Wijzig uw denken en ge wijzigt voor uzelf de condities en
omstandigheden, ook wanneer deze - in de stof b.v. – uiterlijk dezelfde lijken.
9. Alles wat de geest aan energie bezit kan worden omgezet in stoffelijke harmonie en
stoffelijke energie. Het is mogelijk daardoor een afscherming te verwerven, die - om
het eigen wezen gelegen – alle ongunstige factoren automatisch afstoot. Het is mogelijk
door deze kracht in het lichaam bepaalde gebreken te doen herstellen en eigen vitaliteit
zeer sterk op te voeren.
10. Bij alle geestelijke activiteit, die gericht is op veranderingen binnen het "ik" of op
afscherming van het "ik", mag de instelling nimmer en nooit gericht zijn op het "ik" zelf.
Het moet altijd gericht zijn op een hogere kracht, waarin men zekerheid zoekt en
waarin men volledig vertrouwt en gelooft.
Tot zover deze punten, die een korte samenvatting willen zijn van conclusies, die u uit het
voorgaande zelf getrokken zoudt kunnen hebben. Wij hebben natuurlijk ook met bepaalde
stoffelijke aspecten van het leven te doen en deze te omschrijven is voor mij als
buitenstaander enerzijds eenvoudiger maar anderzijds moeilijker dan voor u. Eenvoudiger,
omdat ik meer overzie: moeilijker, omdat ik in de algemeenheid de voor u bestaande sterk
persoonlijke problemen ongetwijfeld over het hoofd zie. Toch zou ik willen trachten enkele
regels te geven, waardoor de geest zo gunstig mogelijk kan incarneren, zich tijdens haar
incarnatie zo gunstig mogelijk zelf kan ontwikkelen, zonder van de wereld te vervreemden en
ten slotte kan overgaan naar een nieuwe wereld, zonder daarbij onnodig leed, onnodige pijn of
waan te ondergaan.
Bedenk wel: Overal, waar jong leven gaat geboren worden, is de gedachtewereld en de
geestelijke instelling van groot belang. Deze behoeft niet suikerzoet te zijn. Zij mag zelfs soms
vitaal zijn en niet zonder strijdlust. Zij moet echter toch vóór alles een zekere harmonie
nastreven en niet alleen geestelijke, maar zich ook stoffelijk goede waarden voortdurend voor
ogen stellen. Een dergelijke gedachtewereld zorgt voor een harmonische opbouw van het
lichaam, zorgt verder voor de aantrekking van de juiste elementen en daardoor de geboorte
van een geest, die zo zuiver en goed mogelijk geïncarneerd is.
Wanneer een geest is geïncarneerd en op de wereld komt, zo moet worden gesteld: Van dit
ogenblik af maakt deze geest krachtens haar stoffelijk voertuig deel uit van een organisme,
dat maatschappij heet. Zij zal moeten leren zich voortdurend daarnaar te voegen, zich
voortdurend daaraan te geven. In de opvoeding mag het kind zoveel mogelijk zichzelf zijn,
maar het moet daarnaast leren aan rechtvaardige normen te gehoorzamen. Daarvoor is gezag
en een zekere kracht noodzakelijk. Is deze niet aanwezig, dan krijgen wij wat wij noemen
a-sociale verschijnselen, die vaak gepaard gaan met innerlijke problemen, die voor de geest
bezwarend zijn.
Wanneer wij uitgaan van een innerlijke ontplooiing, zullen wij ook beseffen, dat de eenheid
tussen b.v. twee mensen van groot belang kan zijn. Deze eenheid - een huwelijksband vaak -
mag nooit bestaan uit een zuiver geestelijke of een zuiver stoffelijke band. Er moet altijd
sprake zijn van zowel geestelijke als stoffelijke aspecten. Blijken deze in het begin niet
aanwezig, dan is het noodzakelijk zich steeds sterker op de partner in te stellen om daardoor
een zo groot mogelijk en ook zo juist mogelijk onderling contact te verkrijgen. Dat is - zowel
voor eigen ontwikkeling als voor het nageslacht - van groot belang. Door al te sterk de nadruk
te leggen op de stoffelijke aspecten worden over het algemeen de contacten in het huwelijk
zeer sterk vertroebeld. Zij moeten een normaal deel van het leven zijn en meer niet. Zij
kunnen dan tevens aanleiding zijn tot vele mooie geestelijke belevingen en een bewust-
wording, die ongetwijfeld ook later zeer goede en grote resultaten geeft.
Bij het ouder worden zal de mens heel vaak bezwaren krijgen tegen het feit, dat hij niet meer
vol in het leven staat, althans zich niet meer als zodanig gevoelt. Wij moeten dan uitgaan van
het standpunt, dat de mens - indien hij zijn geest laat overheersen, naarmate het lichaam

126
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 10 – Het occulte

ouder wordt en dus klaarblijkelijk minder belangrijk- zijn normaal deel in de maatschappelijke
taak kan blijven vervullen en zijn gezondheid en veerkracht kan blijven behouden. Ik geloof
wel, dat ik ook hiermede dit punt voldoende duidelijk heb gesteld.
Verder wil ik erop wijzen, dat alle ziekten, ook infectieziekten e.d., voortkomen uit een
disharmonie in het stoffelijk organisme. Is er een grote innerlijke geestelijke harmonie, dan
kunnen deze defecten van het lichaam snel worden opgeheven. Is er geestelijke verdeeldheid
of geestelijke spanning, dan treden stoffelijke verschijnselen van onlust, van zich niet goed
gevoelen e.d. steeds meer op.
Ten slotte wil ik nog opmerken: Overgang is altijd een overgaan van de ene in de andere
wereld, waarbij het milieu zich wijzigt, maar de voorstelling van het "ik" gelijk blijft. U hierop
te oriënteren is belangrijk, zodat men overgaande - zelfs indien men zichzelf in volledig gelijke
gestalte en gedaante ziet - toch durft uit te gaan van het standpunt: Ik sta in een nieuwe
wereld. Ik moet in deze wereld handelen, de oudere voorlopig achter mij latend, want deze is
voorbij. Eerst wanneer ik voldoende in mijn nieuwe geestelijke wereld ben gegroeid, zal ik
gebruik kunnen maken van al hetgeen in die vroegere wereld in mij groeide en zal ik - voor
zover er banden bestaan ook nu nog met die wereld - alle verplichtingen kunnen honoreren,
zover dit noodzakelijk is.
In het menselijk leven maakt men zich vaak problemen over anderen. Heel vaak zien wij, dat
b.v. ouders of ouderen de verantwoordelijkheid op zich willen laden voor jongeren (kinderen
b.v.), dat mensen zich wijzer achten en daardoor een aansprakelijkheid op zich willen nemen
voor huns inziens minder bewusten, die in feite tot dwang wordt. Niemand heeft het recht de
vrije wil van zijn medemens te benadelen, te beperken, laat staan te onderdrukken. De vrije
wil is noodzakelijk. Alleen voor zover een stoffelijke band van aansprakelijkheid bestaat
volgens zo mogelijk natuurlijke normen - in ieder geval op grond van maatschappelijk
aanvaardbare en blijvende normen - mag men, voor zover dit voor de gemeenschap maar niet
voor eigen gevoelens noodzakelijk is, de vrijheid van een ander intomen: en dan nog niet
innerlijk, maar alleen voor zover het de uiting van bepaalde sentimenten enz. betreft.
Hiermede heb ik u enkele regels gegeven t.a.v. het leven zelf. Nu moet ik nog even
terugkomen op geestelijke gaven.
Wij weten allen, dat geestelijke begaafdheid een begerenswaard iets is. Onthoud dus:
Elke geestelijke begaafdheid - hetzij verworven in vroegere incarnaties, hetzij in dit leven - is
het indirect stoffelijk gevolg van een geestelijke bewustwording. Deze geestelijke
bewustwording kan dan volgens ons standpunt positief of negatief zijn, maar zij moet een
groot gedeelte van de schepping omvatten. Eerst dan is het mogelijk andere werelden te
betreden, daarmede contact op te nemen en krachten uit andere werelden te beheersen.
Houdt u nimmer te veel met deze dingen bezig op zuiver wetenschappelijke basis, tenzij u ze
uit liefhebberij wilt onderzoeken. Tracht nooit uw leven en denken daarop te baseren. Op het
ogenblik dat u dit doet, ontstaan voor u steeds grotere problemen en vraagstukken, die u niet
kunt oplossen. Het geheim van de geest is niet een stoffelijke verklaarbaar iets. De geest
onttrekt zich krachtens haar wezen en haar wereld volledig aan elke stoffelijk redelijke
bepaling daarvan. Een omschrijven van die geest en van haar capaciteiten of zelfs het
inpassen van die capaciteiten in stoffelijke regels is onmogelijk. Realiseer u dit. Wanneer ge
geestelijke waarden wilt ontwikkelen, ga uw gang. Maar doe dit dan innerlijk en door de
bewustwording: nimmer uiterlijk door pogingen, door studie e.d. omtrent die ontwikkeling van
gaven is overigens ook voldoende gezegd, zodat ik wat het verdere betreft hiernaar verwijs.
Dit is dan het eerste deel van mijn betoog.

Tweede deel
Hiermede brengen wij de eigenlijke cursus meteen tot een slot.
Na de beschouwing van het occulte moeten wij n.l. nogmaals terugkeren tot de geest. De
wereld van de geest doorkruist de uwe. Zij is niet slechts daaraan parallel maar in vele
gevallen bijna identiek en verschilt alleen in bevoertuiging. Het is onmogelijk voor een mens

127
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 10 – Het occulte

de wereld van de geest geheel te beseffen. De wereld van het vormloze is niet te omschrijven.
Een wereld, waarin de vorm een voortdurende verandering ondergaat en het eigen wezen
voortdurend in nieuwe vormen wordt uitgedrukt, naarmate eigen inhoud en reacties
veranderen, is eveneens onvoorstelbaar. Toch is dit de feitelijke wereld van de geest.
Zij kan haar geheimen dan ook nooit geheel prijsgeven. Er zullen altijd geheimen van de geest
blijven, die u nooit zult ontcijferen voor u vrij van de stof als geest bestaat. Zoudt u in een
stoffelijke vorm zover komen, dan zou het u onmogelijk blijken deze dingen over te brengen in
stoffelijke gedachte of in een stoffelijke kennis. Ten hoogste kunt u ze onderbrengen in wat
symbolen en gelijkenissen, die - naar ge zelf voelt - onvoldoende en onjuist zijn. Het wezen en
leven van de geest moet dus omschreven worden wanneer wij daarover willen spreken althans
in menselijke termen. Deze menselijke termen zijn krachtens hun beperking nooit volledig
juist.
Wij hebben in deze cursus getracht u een beeld te geven van de geest en van al, wat ermee
samenhangt. Wij hebben getracht u een inzicht te geven in de mogelijkheden, die de geest -
die ge toch in u draagt - binnen de beperking van de stof bezit en zelfs hoe zij daaraan zo nu
en dan zou kunnen ontkomen. In deze veelheid van onderwerpen is voor u dus een beeld
ontworpen, dat stoffelijk bruikbaar is. Het is echter slechts een werkthese, meer niet. Gij zelf
zult in staat zijn dit alles op te bouwen tot een voor u aanvaardbaar beeld, een beeld, dat
ongetwijfeld veel zal verschillen van hetgeen wij hebben gezegd. Zolang u in dit beeld niet in
de eerste plaats streeft naar een zelfrechtvaardiging, zult ge echter ontdekken dat dit beeld -
mits in de praktijk omgezet - door een zo intens mogelijk stoffelijk en geestelijk streven
bevredigend is en u steeds meer inzicht geeft in uw eigen mogelijkheden, zowel als in die van
de geest rond u.
Natuurlijk bent u niet alleen omringd door geesten, die eens mens zijn geweest. Er zijn zeer
vele soorten entiteiten op te noemen, waarvan sommigen op andere stofwerelden hebben
geleefd, terwijl enkelen - soms nog verkerend in een primitieve vorm van bestaan - vroeger
gebonden zijn geweest aan dierlijk of plantaardig leven of zelfs een bestaan kennen in de
elementen. Al deze geesten zijn reëel, maar voor u hebben ze weinig zin. Het klinkt mooi, als
een kind met elfjes speelt en met kabouters: maar als u er niet mee speelt, bestaan die dingen
niet voor u. Daarmede rekening te houden vóór u voldoende gevoeligheid hebt, is alleen maar
tijd verknoeien.
Als u op een gegeven moment ontdekt, dat u een zeker zeggenschap hebt over deze
toevalligheden der natuur, die in feite berusten op haar bezieling dan zult ge daarvan rustig
gebruik mogen maken, mits dit gebruik niet zelfzuchtig is. Houdt u er niet mee bezig, waarom
geesten dit of dat doen. Het is voor u van weinig belang. Het is alleen een punt van interesse.
Waarom een spook spookt, behoeft u niet te interesseren, tenzij u het spook rust wilt geven
ofwel de lege schil, misbruikt als spook als blijvende gedachte zoudt willen vernietigen. In
andere gevallen hebt u daarbij geen interesse.
Houdt u, juist ook wanneer u bezig bent met de geheimen van de geest, toch altijd aan een
redelijke norm. Een redelijke norm van stoffelijk handelen en denken wel te verstaan. Want
alleen indien uw leven daarop is gebaseerd, kan het voldoende harmonisch zijn met de
mensheid en daardoor met zichzelf om de grotere geestelijke begaafdheden, die - zoals zo
even reeds omschreven - in de occulte wetenschappen worden nagestreefd, ook voor u
bereikbaar te maken.
Onderschat uzelf niet. U bezit meer gaven en krachten, dan u ooit in dit stoffelijk leven tot
uiting zult brengen. Overschat uzelf echter evenmin en tracht niet met deze geestelijke gaven
alleen iets te doen. Het zou tot teleurstellingen en spanningen kunnen leiden, die voor u nu
niet verantwoord zijn.
In alle dingen, die met de geest te maken hebben, moogt u verder onthouden:
De ritmen, die zowel de geest als ook uzelf beheersen, treden op en zijn kenbaar voor de mens
in de kortere ritmen, in de kortere perioden. Deze 3-dagen, 28-dagen, 7- of 9-daagse,
7-jaar-cyclus enz. spelen natuurlijk een rol. Deze cycli kunt u gebruiken om uw stoffelijk leven
beter te begrijpen en te beseffen. Maar u zult wel begrijpen, dat wij toch niet kunnen uitgaan
128
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 10 – Het occulte

van het standpunt, dat als we nu maar deze ritmen kennen, wij alles weten. Het is eerder een
kennis van de begeleidende verschijnselen op deze wereld. Indien u er rekening mede houdt,
dat de grote ritmen tot uiting komen in uw eigen leven door plotselinge veranderingen van
instelling en bewustzijn, die niet verklaard kunnen worden in verband met stoffelijk leven, dan
hebt u wederom één geheim begrepen: n.l. dat uw geest ook tijdens het leven op aarde a.h.w.
haar incarnatie, haar instelling, haar geestelijke harmonie kan wijzigen, evenals haar energie
en zelfs haar doel. Treedt dit op, maak u dan geen zorgen. Ga door, zoals u bent, nuchter,
redelijk. Al deze ritmen, zoals zij in uw stoffelijk leven optreden, brengen veranderingen die
gunstig zijn en die u ten slotte tot beter begrip voeren. Alles wat geest is en met de geest
samenhangt wordt door deze ritmen beïnvloed, zodat u in bepaalde perioden van uw leven
opeens kunt ontdekken sterker contact te krijgen met de geest of het contact met de geest te
verliezen, ja, zelfs beheersing te verkrijgen over bepaalde soorten entiteiten of deze tijdelijk te
verliezen. Maak u daarover geen zorg. U kunt dit vanuit de stof niet beïnvloeden.
Leef zo harmonisch als u kunt. Blijf voortdurend met de voeten op de grond, zoals dat heet.
Gebruik uw eigen geestelijke krachten en vermogens zo goed als het maar gaat. Wanneer ge
gedachte kunt uitstralen, laat het gedachte zijn van vrede, van harmonie en van rust. Tracht
aan een ieder hetzelfde te gunnen wat ge voor uzelf begeert. Dan zullen deze geheimen van
de geest zich ten slotte voor uzelf ontraadselen en binnen u en voor u juist, bepaald en
vatbaar de oplossing vormen van de grote reeks problemen, waarmee elke mens in zijn leven
en kort na zijn overgang wordt geconfronteerd.

OFFERGEDACHTE
In de oudheid ziet men herhaaldelijk het element offer op de voorgrond komen. Bij het
bouwen van een stad of van een tempel worden offers gebracht. Wanneer er een droogte is en
men wenst water: er wordt een offer gebracht. Men offert aan de zon, de maan en de
demonen. Men offert dieren of mensen, kortom men offert heel vaak leven.
In de moderne zin van het woord klinkt dat ongetwijfeld wreed en onnodig. Maar ook in de
moderne tijd vraagt men offers, alleen op een andere manier. De moderne mens vindt het
leven pas levenswaard, als hij over een zekere luxe, een zekere welvaart beschikt. Nu begint
men op een gegeven ogenblik van hem offers te vragen om dit of dat te bereiken, waar hij
eigenlijk helemaal geen zin in heeft en wat hem helemaal niet interesseert. Deze offers worden
hem opgelegd en hij volbrengt ze tenslotte. Denkt u eens aan oorlog en al, wat erbij behoort.
De gedachte aan het offer leeft dus inderdaad wel in de mens. Toch moeten wij een groot
verschil maken tussen de oude en magische offergedachte b.v. en de moderne offergedachte.
Wanneer in de oudheid offers werden gebracht - zoals b.v. het offer aan de zon, dat de
Tolteken brachten - dan was dit in zekere zin een verheerlijking van het offer zelf. Want dit
offer, dat dan met de rijzende zon naar boven, naar de tempel ging om - na nogmaals te zijn
geëerd en met guirlandes te zijn omkranst - ten slotte op het middaguur te sterven, was de
zon. Het was een beeld van de zon. Het zou zo dadelijk opgaan naar de zon en spreken over
het land en over het volk met de zon. Het was niet de mens, die stierf. O neen, het was de
geest van de mens, die hoger en groter opging naar een groter bestaan, een leven
achterlatend, dat eigenlijk onbelangrijk was.
Die gedachtegang vind je tegenwoordig niet zo vaak meer. Wij horen op het ogenblik alleen
nog maar over de krijtende maagden, die in de put het offer aan de maan moesten brengen en
daar - verbeten zwemmende tot het zinken van de zon of van de maan - krijtend en huilend
verdronken. Het zal ongetwijfeld zijn gebeurd. Maar het is in feite een minderheid. De mens
heeft de behoefte zichzelf te vereeuwigen en het offer is voor hem de directe geestelijke band
met het hogere, met het Goddelijke. Het is de associatie met iets, wat meer waard is dan
hijzelf. Ik kan dit uit vele legenden verhalen.
Eens - het is lang geleden - moest er voor één van de keizers uit de Han-dynastie een grote
tempelklok worden gegoten. Negen malen had men haar gegoten en zij had geen stem, geen
klank. Maar de jonge dochter van de meester, die het gieten moest volbrengen, droomde dat
er het leven in moest zijn van een mens. En zo wierp zij zich op het ogenblik, dat de klok weer
hergoten werd, in de gloeiende massa, en werd verbrand voor de ogen van haar vader. Maar

129
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 10 – Het occulte

de klok sprak met een stem zo sonoor en zo mooi, dat men nu nog zegt, dat het deze maagd
is, die roept over het land. En zij heeft het zelf ongetwijfeld zo aangevoeld. Het was niet alleen
de kwestie van: Hoe zullen wij nu even die klok laten klinken? Er was het idee van
vereeuwiging bij, van eeuwigheid.
Kijk naar de oude graven. Daar vindt ge een vorst in alle statie opgebaard en rond hem de
lijken van zijn dienaren, van de dieren, die hij liefhad, van al hetgeen bij hem behoorde. Denk
aan de sutti, de weduweverbranding, die tot voor kort nog in Voor-Indië zo vaak voorkwam.
Hier is de werkelijke gedachte niet die van een offer tegen wil en dank. Het is de gedachte van
het één-blijven, van een opgaan a.h.w. met de meester, met de vorst. Het is een daad van
uiterste trouw, maar gelijktijdig een verheffing boven het normaal menselijke. Want in de dood
wint de mens zijn goddelijke kwaliteiten. En dat vinden wij in het geloof van de oudheid steeds
weer terug.
Ik weet dat er velen zijn, die in deze dagen zeggen: "Maar al, waar bloed bij te pas komt, is
magie." Neem zwarte magie? Zeker niet. Daar waar een offer wordt gebracht onwillig en tegen
elke zin in, daar is sprake van zwarte magie. Daar wordt het offer tot een aanfluiting, daar is
het een omkooppoging van demonen uit de diepste duisternis. Maar als het gaat om het
vrijwillig gebrachte offer, dan is het het grootste, dat er kan bestaan. Het is vreemd, dat juist
de Christenheid dit vergeet. De vrijwilligheid van het offer is dat, wat het belangrijk maakt. Het
verheft eigenlijk boven al het andere, dat de mens tot stand kan brengen. En toch zijn het de
Christenen, die de mens vereren, die zijn leven ten offer bracht aan het kruis, volledig,
vrijwillig. Want dat was ook een offer, een zelfgekozen dood. Iedereen is het erover eens, dat
Jezus zich daaraan had kunnen onttrekken. Maar hij deed het niet. Vreemd, dat men dit ene
offer dan wel goed acht en al het andere niet:
Laten wij het offer bezien, zoals het is. Het is voortgekomen uit het begrip van eenheid. De
band die er ligt tussen al het dode, dat toch eigenlijk ook bezield is, tussen de ongeziene
wereld van goden en demonen en de mens. De mens, die zich boven zichzelf verheft, die zijn
lichaam ergens laat inmetselen, als offer b.v. in het fundament wan een tempel, opdat zijn
geest in die tempel leve en vandaaruit sprekend met een haast goddelijk geweld de demonen
weren, de tempel in stand houden en zo in direct contact trede met de goden.
Maar zó denkt men er niet over in deze dagen. In deze dagen denkt men er anders over. Het
offer echter blijft in feite als leuze nog precies gelijk. Is er niet gevraagd: Offer uw geld, uw
goed en uw tijd voor de grootheid van onze natie, voor de vrijheid van het westen? Wordt niet
elders gevraagd het offer van je tijd, van je geld, van je verdienste, opdat ons systeem moge
overwinnen? Is dat eigenlijk niet precies hetzelfde? De goden zijn veranderd en de goden zijn
zinloos geworden, omdat ze niet eeuwig zijn. Maar de gedachte aan het offer blijft gelijk.
De mens voelt echter aan, dat deze eeuwigheid van God en van kosmos niet bestaat in die
dingen, waar nu het offer voor wordt gevraagd. Het offer ligt niet meer in een kerk, die een
bouwwerk is, dat alleen misschien door een wijding of een heiliging enige betekenis krijgt. Dat
zou het alleen zijn, als God er werkelijk in woonde en als God a.h.w. ontvangen moest worden
door de ziel van een mens.
Als u het zo zoudt bezien, dan zoudt u misschien de offergedachte kunnen omschrijven als
volgt: In ons - als mens en als geest - is een begrip. Een begrip van eenheid met het hogere.
Wij weten dat al wat wij doen, al wat wij tot stand brengen, van het hogere afhankelijk is.
Innerlijk voelen wij, dat wij zonder kosmische krachten en kosmische machten niets tot stand
kunnen brengen, dat wij machteloos zijn. En het is daarom, dat wij offeren: dat wij onszelf in
een tijdelijke vorm desnoods teniet doen om zo - deelhebbend aan dat eeuwige en kosmische -
dat belangrijke voor allen tot stand te helpen brengen. De mens die zoekt naar dit nieuwe
bewustzijn, de mens die dit offer brengt - onverschillig of het een klein offer is of het offer van
zijn leven zelf - doet dit in feite om deel te hebben aan het grote, aan het machtige, aan het
lichtende.
En zoals op alle dingen een parodie bestaat, bestaat er ook hier één. De parodie van het
duister, de parodie van de zwarte mis. De parodie van het kinderoffer, dat zo nutteloos was.
De parodie van het zoeken naar de toekomst in de ingewanden van een mens. Dwaasheden!

130
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 10 – Het occulte

Maar dwaasheden, die alleen geboren werden door een omkering van op zichzelf natuurlijke en
volkomen juiste waarden.
In uw dagen is dit begrip teloor gegaan. Uit het verleden komt een lange stoet naar ons toe
van martelaren, van vrijwillige offers. En ze worden geëerd. Er zijn heiligenkalenders. We eren
de helden, die hier zijn gevallen en dáár zijn gevallen in de uitoefening van hun plicht. We eren
degenen, die in een vrijwillige daad om anderen te redden hun leven. hebben gelaten,
nietwaar? Maar wij vergeten daarbij de eeuwigheid. Want de wereld is materie geworden, stof,
stof, stof. En in de stoffigheid van een materialistisch denken is langzaam maar zeker die band
met de kosmos, met de eeuwigheid vervlakt, vergaan. Geworden tot een ijskast en een
televisie, tot een volle maag en een roes. Maar dat is het materialisme. Een materialisme, dat
op het ogenblik alweer aan het sterven is.
Geloof me, zolang er mensen zijn, mensen die in zich het contact met het hogere aanvoelen,
zullen zij daarvoor hun offer brengen. En die offers zullen soms belachelijk schijnen. Soms
zullen ze ons vreemd lijken. Maar ze hébben zin. En naarmate de mens meer bewust wordt
van hetgeen hij in feite is, zal hij minder trachten om een vervanging te vinden door dieren,
zoals in de oudheid gebeurde. (Abraham, Isaäc en de ram). Hij zal meer en meer zichzelf als
offer leggen in hetgeen hij brengt. Niet meer - let wel - in de bloedige, eenvoudige wijze van
de meer primitieve denkers. Maar door zijn eigen geestelijk wezen in te leggen in de dingen.
Er zijn altijd offeraars geweest, die dat hebben geweten. Er is - en dat was voor Abrahams tijd
- al een orde geweest, die leerde zichzelf te offeren. Zichzelf te offeren vaak in de symbolen
b.v. van koren, van brood, van wijn en vruchten. Maar die daarbij zichzelven offerden,
voortdurend weer. En deze waarden, welke de grootste band hebben gevlochten, die tussen
kosmos en mens kon bestaan, zijn het geweest, die de offergedachte verheven hebben naar
het bovenmenselijk vlak, die het gemaakt hebben tot een directe Godsbeleving en een directe
Godsuiting op aarde.
En al wat op het ogenblik over offeren spreekt en dit niet beseft, zal langzaam maar zeker
versukkelen en ten ondergaan. Maar degenen, die leren begrijpen, hoe je in een offer, waarin
je jezelf legt en jezelf geeft, de werkelijkheid vindt van het kosmische - ook wanneer dit gaat
in een symbool of in den rituaal, ook wanneer dit soms een daadwerkelijk offer zelfs van eigen
leven inhoudt - zullen de mensen weer doen beseffen wat de ware band is.
In deze dagen spreekt men over het bloed vergieten in de oudheid. Spreekt men over de vele
bloedoffers van de Druïden, die heus niet zo vaak voorkwamen als men wel denkt, en maar
zelden zo onvrijwillig waren, als men voorstelde. Men spreekt op het ogenblik over de
verworpenheid van de offers, die men heeft gebracht aan Moloch en de andere Baäls. En men
vergeet erbij, dat vele van die offers vrijwillige offers waren. En dat ze juist dóór de
vrijwilligheid een werkelijke, ethische, een haast kosmisch goddelijke betekenis hadden.
Al wat zelfs in deze dagen nog verwant is met de magie, al wat verwant is met de juiste en de
goede esoterie, al wat de mens wil brengen tot een contact met het hogere, is gebaseerd op
een zeker offer. Soms alleen maar het offer van een gewoonte. Soms het offer van je eigen
denken of van je eigen begeren. Soms een offer van tijd, soms een offer van een heel leven,
maar altijd weer het offer. Want geloof mij: de offergedachte voor de mens is niet - zoals men
stelt - het prijsgeven van iets. Neen, het is het winnen van iets. De mens, die offert, wint. Hij
wint eeuwige waarden en laat daarvoor in feite onbelangrijke en tijdelijke waarden achter zich.
Dat is de kern van de offergedachte. En wie dat in deze dagen niet kan begrijpen, is een arm
mens, die met zijn gedachte te veel in de materie en het zuiver menselijke is vastgelopen.
Maar de grote en verre planeten komen dichterbij. Opnieuw volgen zij hun banen en schrijven
reeds aan de hemel de tekenen, die zeggen: Hier is het einde van het materialisme. Het is het
einde van veel, wat op het ogenblik onvermijdelijk en noodzakelijk heet. Het is het einde van
heel veel, wat men op het ogenblik geluk en welvaart noemt.
Het offer van de mens, zeker. Het offer van een moderne mensheid, die veel zal moeten
prijsgeven van hetgeen ze op het ogenblik nog onvermijdelijk en noodzakelijk acht. Die heel
veel geliefkoosde stellingen zal moeten laten vallen. Maar in de plaats daarvoor weer kan
winnen het contact met het Eeuwige, dat bij de mensen bijna was verloren gegaan.

131
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 10 – Het occulte

OPGANG
Naar boven gaan. Stijgen. Kunnen wij eigenlijk wel stijgen? Kunnen wij in feite opgaan ergens
buiten onszelf? Want per slot van rekening in de wereld, in de kosmos ligt God. Al wat wij
kennen, kennen wij in onszelven en al wat buiten ons is, is in feite een illusie. Iets dat de
waarheid in zich draagt misschien, maar zich aan ons steeds toont met het masker van onze
eigen vooroordelen.
Neen, opgang kan niet buiten ons liggen. Buiten ons ligt te veel aan waan, te veel aan
begoocheling. Maar in onszelf. Maar in onszelf, steeds beter onszelf kennend, steeds verder
doordringend in de waarheid, die in ons leeft, beter begrijpend misschien ook waarom we zijn
en waarom we zijn wát we zijn, dat is opgang.
Men zegt: Opgang is het gaan tot God. God is de scheppende kracht, de kern van ons wezen.
Waar kunnen wij die beter benaderen dan in onszelf?
Men zegt: Opgang is wijsheid. Maar welke wijsheid kunnen wij werkelijk verwerven, buiten de
wijsheid, die uit de waarheid van ons wezen en daardoor uit het besef van de waarheid in de
schepping voortvloeit?
Neen. De mens, die mij spreekt van opgang, die moet ik tegenwerpen: De opgang, waarvan
gij droomt buiten u in stijgen alleen, is praktisch onmogelijk. Wat ge kunt is opgaan in uzelf.
Ge kunt opgaan in de God, Die in u woont. Ge kunt een deelgenootschap kennen, dat niet uit
te drukken is in persoonlijke waarden. Dat van binnenuit een band vormt met al het
geschapene. Daarom mag ik het misschien dan zo overwegen.
Ik wil opgaan. Opgaan als een priester tot het altaar. Maar ook als een kind, dat gaat tot zijn
ouders.
Ik wil opgaan. Opgaan in het licht. Licht zijn en toch mijzelve zijn. Want wat ik ook wil
verliezen, niet mijzelve, niet het weten en het bewustzijn.
Ik wil opgaan. Ik wil stijgen en stijgen, tot al het kleine van de wereld beneden mij ligt, een
verdoezeld detail, dat slechts dient om het grote en volmaakte beeld van de schepping
duidelijker tot uitdrukking te brengen. En ik kan dit slechts doen in mijzelf.
Ik ga op tot de tempel, die ín mij is.
Ik ga op tot de vlam, die ín mij brandt en die is het eeuwige licht, waaruit ik leef.
Ik wil opgaan tot de kracht, die in mij het voortdurende brandpunt is van al het
wereldgebeuren, waardoor ik mij bewust word.
Ik wil opgaan tot dat deel van mijn wezen, waarin vormen en waan als een nevel vervlieden en
overblijft het zuiver stralende licht van een gouden en gulden waarheid.
Leven wil ik, maar leven in waarheid. Dat is mijn opgang, mijn doel. In mij is het leven als een
onmetelijke oceaan: en wat ik ken en weet, is niet meer dan de branding, die breekt aan de
kust.
Ik wil opgaan, ik wil het leven kennen, ik wil weten wat en wie ik ben. En het leven is als een
atmosfeer, misschien vol van stormen en wolken, maar in zichzelve één en ondeelbaar. Zo
ondeelbaar is de tijd van mijn wezen, van het begin tot het einde. Zo ondeelbaar is de eenheid
van de vele vormen van bewustzijn en leven, die zich samenvlechten tot het vreemde geheel,
dat ik "ik" noem.
Opgaan wil ik naar waarheid, want ik wil leven.
Het werkelijke leven is de eenheid met het gouden Licht. Het ware opgaan is de band, die alle
dingen saam verbindt, alle grenzen doet vallen en alle scheiding doet vergaan. Op wil ik gaan
tot de waarheid.
Ik wil leven. Ik wil leven in al wat bestaat.

132
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN
Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest
Les 10 – Het occulte

Leven in het vuur van de sterren, leven in de uitgedoofde steen, die dwaalt, door het Al leven,
in mensen en dieren en in de kleinste wezens, die reizen door de ruimte op de druk van een
lichtstraal.
Leven wil ik in waarheid. Van het kleinst tot het grootst van micro- tot macrokosmos, wil ik
leven en zijn.
Klimmen wil ik, niet slechts naar het grootste, maar in mijzelve naar de ruimte, waarin het
grootste en het kleinste bevat kunnen worden.
Opgaan wil ik, niet alleen naar het licht, maar tot het begrip, waarin licht en duister vervloeien
en het Eeuwig Principe zich openbaart in de volheid van Zijn Wezen.
Opgaan wil ik in mijzelve, tot uit de diepte van mijn gedachte en weten ik mijzelve tegemoet
schrijd en - mijzelf erkennend - zeg: Zie, dit is het beeld van God, dit is het beeld van de
kosmos en de schepping. Want waarlijk zijt ge één met uw God, indien ge Die aanvaardt.
Dan ben ik opgegaan. Want waar ik mijn eenheid erken met de macht, die mij heeft
voortgebracht, waar ik de waarheid erken omtrent leven en Al, daar vallen alle grenzen, daar
vervloeien alle scheidingen, daar rusten alle tegenstellingen en klinkt het machtwoord, dat is
de schepping zelve, de eeuwige uiting van het Onbekende.
In deze beschrijvende en overwegende vorm heb ik getracht, u weer te geven wat de gedachte
"opgang" in mijzelf wakker riep in het verleden en ook nu nog voor mij betekent. Ik hoop, dat
het u heeft getroffen en misschien een inzicht geeft in hetgeen ge zelf eens kunt zijn, zodra ge
bewust zijt van uzelf.
Nimmer kunnen wij onze God verloochenen. Wij kunnen niet weigeren onze God te dienen.
Maar, wij moeten groeien, tot wij in staat zijn om het beeld van de waarheid van onze God in
onszelf te bevatten, totdat de grens van het "ik" wegvalt voor de waarheid.
Dit, vrienden, is dan de laatste these, die wij in deze cursusgang kunnen meegeven.
In dank voor uw pogen tot volgen en begrijpen, met niet slechts wensen, maar ook
daadwerkelijke hulp om u tot bereiken te brengen, nemen wij wat deze cursus betreft nu
afscheid in de hoop, dat u het innerlijk licht moge vinden, het innerlijk weten en dat u, door de
geheimen van de geest te beseffen, moge doordringen tot de waarheid van uw eigen wezen.

133

Anda mungkin juga menyukai