Anda di halaman 1dari 114

Thema 5: Beweging aarde en kenmerken

van de atmosfeer

5 TSO

Aardrijkskunde De Nil Klaas


Thema 5: Beweging aarde en kenmerken van de atmosfeer
1. De opbouw van de atmosfeer
1. De opbouw van de atmosfeer

• Intro
– Atmosfeer maakt leven op aarde mogelijk
– Elke laag heeft specifieke kenmerken
1. De opbouw van de atmosfeer

• 1. In ons zonnestelsel is de aardatmosfeer


uniek
– Elke planeet heeft atmosfeer, behalve Mercurius
– Atmosfeer = dunne laag gassen, tot ± 1000 km
hoogte
1 In ons zonnestelsel is de aardatmosfeer uniek
1. De opbouw van de atmosfeer

• 1. In ons zonnestelsel is de aardatmosfeer


uniek
– Zuurstof maakt leven mogelijk
– Jupiter en Saturnus: vooral H2 en He
– Venus en Mars: vooral CO2
• Stabiel gas
• Kan onbeperkt blijven bestaan
 atmosfeer in chemisch evenwicht
1. De opbouw van de atmosfeer

• 1. In ons zonnestelsel is de aardatmosfeer


uniek
– Aarde: vooral N2
• Mix van N2 en O2 = onstabiel
• O2 en N2 omzetten  vorming van stikstofoxiden
• Lange reactietijd voor nodig (miljoenen jaren)
• Dampkring (= atmosfeer) gaat dit tegen
1. De opbouw van de atmosfeer

• 2. Ontstaan en evolutie van de dampkring


– Vulkanisme tijdens 1ste afkoelingsperiode
– Hoog % N2 en CO2 in onze atmosfeer
– Waterdamp ontsnapt via vulkanen
 valt uiteen door zonlicht  O2
– Atmosfeer 33°  veel waterdamp
 afkoeling (nu 15°)  vorming van de oceanen
1. De opbouw van de atmosfeer

• 2. Ontstaan en evolutie van de dampkring


– Verdere evolutie: door eerste levensvormen
– Vorming bladgroen of chlorofyl  fotosynthese !
• CO2 omzetten in koolwaterstof en zuurstof
– O2 neemt toe
– CO2 neemt proportioneel af
• Stromatolieten !
1. De opbouw van de atmosfeer

• 3. Het noorderlicht
– Wat?
• Geladen deeltjes (protonen en elektronen) van de zon
bereiken de aarde via zonnewind en reageren met
ionen in de bovenste lagen van de atmosfeer ( =
ionosfeer)
• Afgeleid naar de polen d.m.v. magnetische veld van de
aarde
– Waar?
• 80 km hoogte
1. De opbouw van de atmosfeer

• 3. Het noorderlicht
• https://www.youtube.com/watch?v=lT3J6a9p_o8
1. De opbouw van de atmosfeer

• 3. Het noorderlicht
1. De opbouw van de atmosfeer

• 4. De indeling van de atmosfeer


– Verticale opbouw o.b.v. temperatuur
• Dalen – stijgen – dalen – stijgen
• Omschakelingsmoment = pauze

– Resultaat = 4 lagen
1. De opbouw van de atmosfeer

• 4. De indeling van de atmosfeer

•Boek = van buitenste


laag naar binnen toe.

•PPT = van binnenste laag


naar buiten toe (van
troposfeer naar
thermosfeer)!
4 Indeling van de atmosfeer
1. De opbouw van de atmosfeer

• 4. De indeling van de atmosfeer


– Troposfeer
• Vanaf aardoppervlak tot ± 10km hoogte
• Temperatuur
– Aardoppervlak: 15°C
– Tropopauze: - 55°C
• Luchtdruk neemt snel af met de hoogte
• Dunste laag van de atmosfeer, maar bevat 80% van de
lucht
– Hoe hoger men gaat, hoe ijler de lucht
• Weerverschijnselen
1. De opbouw van de atmosfeer

• 4. De indeling van de atmosfeer


– Stratosfeer
• Vanaf de tropopauze
• Eerste 10km: constante temperatuur
• Daarna: stijging tot 0°C op 50 km hoogte
– Daar begint stratopauze
• Stratos = gelaagdheid = horizontale luchtbewegingen
– Vliegtuigen zoeken dit op (gunstigere omstandigheden)
1. De opbouw van de atmosfeer

• 4. De indeling van de atmosfeer


– Stratosfeer
• Ozonlaag
– Ligt in de stratosfeer
– Absorbeert veel UV-straling
» Temperatuur neemt toe in atmosfeer
» Bescherming van het leven op aarde
1. De opbouw van de atmosfeer

• 4. De indeling van de atmosfeer


– Mesosfeer
• Temp. daalt tot op 80km
• Mesopauze: - 85°C
• Geen absorptie van zonne-energie
• Ionisatie o.i.v. UV-stralen, X-stralen, zonnedeeltjes en
kosmische straling
– = productie van ionen en elektronen met een tegengestelde
lading
– Vanaf 60km: geïoniseerde atmosfeer = ionosfeer
» Van midden mesosfeer tot begin exosfeer (einde
atmosfeer)
1. De opbouw van de atmosfeer

• 4. De indeling van de atmosfeer


– Mesosfeer
• Geïoniseerde lagen
– Weerkaatsing van radiogolven
• Ionisatie gepaard met verbranding van meteoroïden 
‘vallende ster’
1. De opbouw van de atmosfeer

• 4. De indeling van de atmosfeer


– Thermosfeer
• = ‘bovenste’ laag van de atmosfeer
• Toenemende temperatuur (tot meer dan 1000°C)
• Gassen nemen kortgolvige zonnestralen op
• 90km en hoger
• Zeer lage luchtdichtheid
– Weinig of geen krachten tussen moleculen
– Lichte moleculen  interplanetaire ruimte
• Exosfeer
– Buitenste laag van de dampkring (vanaf 500 à 1000 km)
– Aparte laag  thermopauze op 350 à 800 km hoogte
2. Warmte op aarde
2. Warmte op aarde

• 1. Het natuurlijk broeikaseffect


– Zon verwarmt de aarde
– Broeikasgassen houden warmtestraling vast
– Wind en oceaanstromen verdelen warmte
– Relatie tussen verschillende elementen:
• Atmosfeer
• Oceanen
• Landoppervlak
• Sneeuw en ijs
• Biosfeer (o.a. bomen)
– Klimaatverandering:
https://www.youtube.com/watch?v=kYcm3GRXKfA
2. Warmte op aarde

• 1. Het natuurlijk broeikaseffect


– Relatie tussen verschillende elementen:
• Bv. ijskappen weerkaatsen meer zon dan bos
• Processen beïnvloeden elkaar!
Meer
verdamping

Sterker
Opwarming
broeikas-
oceanen
effect

Oceaan
wordt nog
warmer
2. Warmte op aarde

• 1. Het natuurlijk broeikaseffect


– Verdeling van warmte over onze planeet
• http://earthobservatory.nasa.gov/GlobalMaps/view.ph
p?d1=CERES_NETFLUX_M
2. Warmte op aarde

• 2. Temperatuur geeft de warmtetoestand in


de atmosfeer weer
– Zon = motor
• Kortgolvige stralen  contact met atmosfeer en aarde
 langgolvige stralen
– Lucht en bodem warmen op
• Temperatuur in de atmosfeer
– Uitgedrukt in °C, adhv thermometer
• http://www.schooltv.nl/no_cache/video/crid/20110425
_stralingsbalans01/
2 Temperatuur (de warmtetoestand van de atmosfeer), gevolg van
instraling en uitstraling 100% uitstraling

100% instraling albedo van de


aarde
2. Warmte op aarde

• 3. Factoren die de temperatuur beïnvloeden


– 3.1 De invalshoek van de zonnestralen en de
bestralingsduur
• Invalshoek
– Hoe schuiner de zonnestralen invallen  hoe langer de weg in
de atmosfeer  hoe meer absorptie en reflectie van zonlicht
– Invalshoek bepaalt grootte van de verwarmde oppervlakte
» Rechte invalshoek  kleine opp.  meer verwarming
• Bestralingsduur
– Hoe langer  hoe meer warmtetoevoer  hogere
temperatuur
3 Factoren die de temperatuur beïnvloeden

3.1 Invalshoek zonnestralen en bestralingsduur


2. Warmte op aarde

• 3. Factoren die de temperatuur beïnvloeden


– 3.1 De invalshoek van de zonnestralen en de
bestralingsduur
• Breedteligging
– Drie zones
– Poolgebied
» Klimaat afhankelijk van zonlicht, uitgestraalde warmte en
uitwisseling met gematigde zone
» Warmtetekort
– Gematigde zone
» Uitwisseling met poolgebied + tropen
– Tropen
» Enkel uitwisseling met gematigde zone
» Warmteoverschot
2. Warmte op aarde

• 3. Factoren die de temperatuur beïnvloeden


– 3.1 De invalshoek van de zonnestralen en de
bestralingsduur
• Seizoenen
– Winter
» Lagere zonnestand (schuinere inval)
» Kortere bestralingsduur
– Zomer
» Hogere zonnestand
» Kleinere oppervlakte wordt bestraald door even brede
bundel
» Hogere temperatuur
2. Warmte op aarde

• 3. Factoren die de temperatuur beïnvloeden


– 3.1 De invalshoek van de zonnestralen en de
bestralingsduur
• Tijdstip van de dag
– ‘s morgens frisser
– ‘s middags zon het hoogst
– Uurtje later = warmste moment
2. Warmte op aarde

• 3. Factoren die de temperatuur beïnvloeden


– 3.1 De invalshoek van de zonnestralen en de
bestralingsduur
• Oriëntatie van het reliëf
– Naar het zuiden gerichte hellingen  warmen meer op 
andere vegetatie
2. Warmte op aarde

• 3. Factoren die de temperatuur beïnvloeden


– 3.2 Eigenschappen van bodem en vegetatie
• Hoe lichter de bodem, hoe hoger het albedo
• Loofhoudende vegetatie
– Absorbeert veel
– Maar houdt ook uitstraling tegen
– Zomer: klein verschil tussen de min. en max. temperatuur
2. Warmte op aarde

• 3. Factoren die de temperatuur beïnvloeden


– 3.3 Samenstelling van de atmosfeer
• Bewolking en stof
– Absorberen zonlicht
– Belemmeren uitstraling
– Aanwezigheid van broeikasgassen
• Winter
– Bewolkte dagen warmer dan onbewolkte
– Onbewolkte dag  sterke instraling en opwarming, MAAR
ook snelle afkoeling ‘s nachts
– Bewolkte dag  frisser overdag, MAAR minder afkoeling ‘s
nachts
3.3 Samenstelling van de atmosfeer
2. Warmte op aarde

• 3. Factoren die de temperatuur beïnvloeden


– 3.3 Samenstelling van de atmosfeer
• Hoeveelheid broeikasgassen speelt ook een rol
– Bv. CO2
2. Warmte op aarde

• 3. Factoren die de temperatuur beïnvloeden


– 3.4 De invloed van de hoogteligging
• Isothermen wijken af in de buurt van gebergten
– Daar is het kouder
– Bv. Andesgebergte en Rocky Mountains
3.4 Invloed
hoogteligging

(verloop van
de juli-
isothermen)
2. Warmte op aarde

• 3. Factoren die de temperatuur beïnvloeden


– 3.5 Verhouding van zee t.o.v. land
• Zonder hoogteverschil of land vs zee  isothermen
evenwijdig met evenaar
• Maar: isothermen buigen weg
• Zomer: warmer boven land dan boven zee
2. Warmte op aarde

• 3. Factoren die de temperatuur beïnvloeden


– 3.5 Verhouding van zee t.o.v. land
• Zeewater warmt minder snel op + koelt langzamer af
dan land
– Water heeft hogere warmtecapaciteit
– Meer water verwarmd dan land

– Zonnestralen dringen dieper door in water


– Water is in beweging  groter volume
2. Warmte op aarde

• 3. Factoren die de temperatuur beïnvloeden


– 3.5 Verhouding van zee t.o.v. land
• Buiten de tropen
– Hoe verder weg van de zee  hoe groter de schommelingen
in temperatuur
2. Warmte op aarde
2. Warmte op aarde

• 3. Factoren die de temperatuur beïnvloeden


– 3.5 Verhouding van zee t.o.v. land Verchojansk

Thermische evenaar ligt in Afrika


hoger dan de eigenlijke evenaar 
grotere landmassa in Noord-Afrika
2. Warmte op aarde

• 3. Factoren die de temperatuur beïnvloeden


– 3.6 Invloed van zeestromen
• Verdeling land – zee verklaart niet alles
• Ook zeestromen zijn van belang!
• Warme zeestroom
– Bv. Golfstroom
– https://www.youtube.com/watch?v=UuGrBhK2c7U
• Koude zeestromen
– Bv. Labradorstroom aan Canadese oostkust
– Bv. Californische Stroom aan westkust VS
2. Warmte op aarde

• 3. Factoren die de temperatuur beïnvloeden


– 3.6 Invloed van zeestromen
• Koude zeestromen
– Bv. Labradorstroom aan Canadese oostkust
– Bv. Californische Stroom aan westkust VS

Gematigde
verschillen
3.6 Invloed zeestromen (vergelijken met fig. 3.5d)
2. Warmte op aarde

• 3. Factoren die de temperatuur beïnvloeden


– Klimatogrammen opvragen
• http://www.meteo.be/meteo/view/nl/6042865-
Klimaat+in+de+wereld.html
2. De warmtebalans, resultaat van in- en uitstraling

• SO: Opbouw atmosfeer + warmtebalans (p76


– 81)
3. Kenmerken en gevolgen van
de revolutie van de aarde
3. Kenmerken en gevolgen van de revolutie van de aarde

• 1. De aarde: ellipsvormige baan om de zon


– Ellipsvormig
• Afstand aarde – zon varieert
– Januari: 147 miljoen km
– Juli: 152 miljoen km
– Lijkt niet logisch  verklaring in schuine aardas!
3. Kenmerken en gevolgen van de revolutie van de aarde

• 1. De aarde: ellipsvormige baan om de zon


– Ellipsvormig
• ‘Wij hebben 1 week langer zomer dan het zuidelijk
halfrond’
– Aphelium = punt waarop de aarde het verst van de zon staat
– Perihelium = punt waarop de aarde het dichtst bij de zon staat
– Wetten van Kepler:
» “de aarde draait trager om de zon wanneer ze er verder
van verwijderd is”
3. Kenmerken en gevolgen van de revolutie van de aarde

• 1. De aarde: ellipsvormige baan om de zon


3. Kenmerken en gevolgen van de revolutie van de aarde

• 2. Waarom zijn er schrikkeljaren


– 1 jaar = 365 dagen
– Baan rond de zon = 365 dagen 5u 48m 46s
–  tijd loopt voor op de zon
• http://www.schooltv.nl/no_cache/video/crid/20120401
_schrikkeljaar01/
– Om de 4 jaar een schrikkeljaar
– Behalve eeuwjaren waarvan de eerste twee cijfers
geen viervoud vormen  geen schrikkeljaar!
• 1900 en 2100 niet, 2000 wel
3. Kenmerken en gevolgen van de revolutie van de aarde

• 3. Onze aardas oorzaak van de seizoenen


– De aardas
• Denkbeeldige lijn van Noordpool naar Zuidpool
• Hoek van 23°27’ (≈ 23,5°)
3. Kenmerken en gevolgen van de revolutie van de aarde

• 3. Onze aardas oorzaak van de seizoenen


– De aardas
• Blijft steeds evenwijdig met zichzelf
• Aarde draait tegen de wijzers van de klok rond de zon
3. Kenmerken en gevolgen van de revolutie van de aarde

• 3. Onze aardas oorzaak van de seizoenen


– 3.1 Gevolgen voor de verhouding dag-nacht
• Specifieke momenten
– 21 juni
» Loodrechte zonsinval op Kreeftskeerkring
» Pooldag aan noordpool, poolnacht aan zuidpool
– 20 maart (en 22 september) = herst- en lentevening
» Zonnestralen vallen loodrecht in op de evenaar
» Dag en nacht duren even lang op elke plaats
– 21 december
» Loodrechte zonsinval op Steenbokskeerkring
» Poolnacht aan noordpool, pooldag aan zuidpool
3. Kenmerken en gevolgen van de revolutie van de aarde

• 3. Onze aardas oorzaak van de seizoenen


– 3.1 Gevolgen voor de verhouding dag-nacht en
culminatiehoogte
• 20 maart (en 22 september)
– Zonnestralen vallen loodrecht in op de evenaar
– Elke plaats op aarde legt 50% van de rotatie af in de zon en
50% in de schaduwzone
– Dag en nacht duren even lang op elke plaats
– ‘lente- en herfstevening’
» In het noordelijk halfrond begint de lente, in het zuidelijke
de herfst
• https://www.youtube.com/watch?v=gIm6I8dLrb8
3. Kenmerken en gevolgen van de revolutie van de aarde

• 3. Onze aardas oorzaak van de seizoenen


– 3.1 Gevolgen voor de verhouding dag-nacht en
culminatiehoogte
• Periode van lente-evening tot zomerzonnewende
– 20 maart tot 21 juni
– Dagen worden steeds langer
» hoe meer naar de Noordpool toe, hoe langer de dagen
(24u)
» Zuidelijk halfrond: omgekeerd (Zuidpool = 0u dag)
» http://www.schooltv.nl/video/dag-en-nacht-waarom-is-
het-s-winters-langer-donker/
» Dagbogen worden langer
3. Kenmerken en gevolgen van de revolutie van de aarde

• 3. Onze aardas oorzaak van de seizoenen


– 3.1 Gevolgen voor de verhouding dag-nacht en
culminatiehoogte
• 21 juni
– Noordpool volledig naar de zon gekeerd
– Overal tussen poolcirkel en Noordpool
» Zon gaat nooit onder
» Pooldag
– Zuiden: Poolnacht
3. Kenmerken en gevolgen van de revolutie van de aarde

• 3. Onze aardas oorzaak van de seizoenen


– 3.1 Gevolgen voor de verhouding dag-nacht en
culminatiehoogte
• 21 juni: pooldag (poolnacht)
– https://www.youtube.com/watch?v=Xm_Cn8-DCNc
– Zon schijnt loodrecht in op de Kreeftskeerkring
3. Kenmerken en gevolgen van de revolutie van de aarde

• 3. Onze aardas oorzaak van de seizoenen


– 3.1 Gevolgen voor de verhouding dag-nacht en
culminatiehoogte
• Evenaar
– Hele jaar door 12u dag en 12u nacht
• 21 juni tot 21 december
– Noordelijk halfrond: dagen worden korter
• 21 december
– Zuidpool naar de zon gericht
– Pooldag vanaf Zuidpoolcirkel tot Zuidpool
Gevolgen
voor de
verhouding
dag-nacht
3. Kenmerken en gevolgen van de revolutie van de aarde

• 3. Onze aardas oorzaak van de seizoenen


– 3.2 Gevolgen voor de klimaten op aarde
• Koude of polaire klimaten
– Van aan de poolcirkel tot de pool
– Perioden van pooldag en poolnacht
– Daglicht: zeer schuine inval van zonnestralen
– Klimaat: lage temperaturen voor lange periode
3. Kenmerken en gevolgen van de revolutie van de aarde

• 3. Onze aardas oorzaak van de seizoenen


– 3.2 Gevolgen voor de klimaten op aarde
• Gematigde of middelbreedteklimaten
– 4 seizoenen door culminatiehoogte van de zon
– Nooit loodrechte zoninval
– Lengte van dag en nacht varieert van 8 tot 16 uur (bij ons)
3. Kenmerken en gevolgen van de revolutie van de aarde

• 3. Onze aardas oorzaak van de seizoenen


– 3.2 Gevolgen voor de klimaten op aarde
• Warme of tropische klimaten
– Gebied tussen twee keerkringen
– Op elke plaats: zon staat 2x per jaar in het Zenit
– Hele jaar door hoge temperaturen
– Snelle zonsopgang en –ondergang
– Ongeveer gelijke duur dag en nacht
4. Kenmerken en gevolgen van
de aardrotatie
4. Kenmerken en gevolgen van de aardrotatie

• 1. Van schijnbare beweging naar aardrotatie


– Zon (dag) & planeten (nacht)
• Oost – Zuid – West
• Hoogste stand bereiken = culmineren  zuiden
• ‘Schijnbare beweging van de hemellichamen’
4. Kenmerken en gevolgen van de aardrotatie

• 1. Van schijnbare beweging naar aardrotatie


– Zon (dag) & planeten (nacht)
• Omwenteling rond aardas = 24u = 1 etmaal
• Weerkunde: gemiddelde dagtemperatuur, neerslag, …
4. Kenmerken en gevolgen van de aardrotatie

• 2. De gevolgen van de aardrotatie


– Intro: Aardrotatie
• ‘middag’ is niet overal hetzelfde moment  zonnetijd
is niet praktisch  andere tijdsindeling nodig
– 2.1 De tijdsindeling op aarde
• https://www.youtube.com/watch?v=-j-SWKtWEcU
• GMT: Greenwich Mean Time
– Bepaald door de zonnetijd op de meridiaan van Greenwich
– 24 uurzones van 15° (360/24)
– Meridiaan Greenwich = centraal in de 1ste uurgordel
» Meridiaan ligt altijd centraal in de uurgordel!
8.2 Van Afrika tot in Amerika …
4. Kenmerken en gevolgen van de aardrotatie

• 2. De gevolgen van de aardrotatie


– 2.1 De tijdsindeling op aarde
• GMT: Greenwich Mean Time
– Gaat van 7°30’ W tot 7°30’ O (= 7,5°W tot 7,5°O)
• Binnen 1 zone: eenzelfde lokale tijd
– Verplaatsing naar Oosten: uren bijtellen
– Verplaatsing naar Westen: uren aftrekken
• Praktijk: aanpassing aan landsgrenzen = conventionele
tijd
– Bv. China
4. Kenmerken en gevolgen van de aardrotatie

• 2. De gevolgen van de aardrotatie


– 2.1 De tijdsindeling op aarde
• België
– Grondgebied: volledig in West-Europese tijdzone
– MAAR: we gebruiken de Midden-Europese tijdzone (GMT +1)
• Europa
– 3 uurgordels
» West-Europese tijdzone (GMT)
» Midden-Europese tijdzone (GMT +1)
» Oost-Europese tijdzone (GMT +2)
4. Kenmerken en gevolgen van de aardrotatie

• 2. De gevolgen van de aardrotatie


– 2.1 De tijdsindeling op aarde
• Zomer- en winteruur
– Aanpassing aan daglicht  in de zomer de klok nog één uur
vooruit zetten
– In de zomer zitten wij dus 2u voor op onze zonnetijd!
» Lokale tijd/zonnetijd = GMT
» Conventionele tijd = GMT +1
» Zomertijd  nog eens een uur bij
– Zonnetijd
» http://aardrijkskunde.dbz.be/vijfdetweeuurs/kosmografie
/zonnetijdkaart.html
» http://suncalc.net/#/51.508,-0.125,2/2016.08.06/11:39
4. Kenmerken en gevolgen van de aardrotatie

• 2. De gevolgen van de aardrotatie


– 2.1 De tijdsindeling op aarde
• Datumlinie
– Uurgordel 180°-meridiaan  24u uurverschil
4. Kenmerken en gevolgen van de aardrotatie

• 2. De gevolgen van de aardrotatie


– 2.2 De afwisseling van dag en nacht
• Steeds 1 helft van het aardoppervlak belicht  dag
• http://www.schooltv.nl/no_cache/video/crid/20060208
_dagennacht01/
4. Kenmerken en gevolgen van de aardrotatie

• 2. De gevolgen van de aardrotatie


– 2.3 De afwijking van de winden en zeestromen
• Aarde draait met 15° per uur
– = constante hoeksnelheid
• Omtreksnelheid
– Niet overal gelijk  omtrek van de aarde is niet overal gelijk
– Afhankelijke van de breedteligging
» Straal tov de aardas
» Hoe dichter bij de polen, hoe kleiner de omtreksnelheid
• Corioliskracht
– = kracht ten gevolge van de aardrotatie
– Wind en zeestromen buigen af
– http://www.youtube.com/watch?v=1Y1Qi821n-
s&feature=youtu.be
– https://www.youtube.com/watch?v=dt_XJp77-mk
4. Kenmerken en gevolgen van de aardrotatie

• 2. De gevolgen van de aardrotatie


– 2.4 Andere gevolgen
• Middelpuntvliedende kracht  neemt toe naar de
evenaar toe
– Bv. lancering raketten
• Gevolg  afplatting van de polen en uitzetting aan
evenaar
– Wordt duidelijk aan straal aardas tot evenaar of polen (21km)
4. Kenmerken en gevolgen van de aardrotatie

• 2. De gevolgen van de aardrotatie


– 2.4 Andere gevolgen
• Afwisseling van eb en vloed
• ‘Magneetwerking’ van de maan
SO: GEVOLGEN VAN DE
AARDREVOLUTIE EN –ROTATIE (P82
– 87)
5. Luchtdruk en wind
5. Luchtdruk en wind

• 1. Verschillen in luchtdruk veroorzaken wind


– Wat is luchtdruk?
• De druk in de atmosfeer ten gevolge van zijn eigen
gewicht.
• Door de zwaartekracht van de aarde die de lucht
aantrekt
• Aflezen van een barometer
– Wat is wind?
• http://www.schooltv.nl/no_cache/video/crid/20140127
_wind01/
5. Luchtdruk en wind

• 1. Verschillen in luchtdruk veroorzaken wind


– 1.1 Temperatuursverschillen veroorzaken
drukverschillen
– Tropen  energieoverschot
– Polen  energietekort
– Warmte wordt uitgewisseld tussen beide gebieden
5. Luchtdruk en wind

• 1. Verschillen in luchtdruk veroorzaken wind


– Warme lucht stijgt tot aan tropopauze
– Lucht vloeit weg richting polen
– Gevolg  luchtdruk boven evenaar daalt
– Boven de polen
» Lucht komt samen en daalt
» Hogedrukgebieden aan de grond
5. Luchtdruk en wind

• 1. Verschillen in luchtdruk veroorzaken wind


– 1.2 Drukverschillen doen wind ontstaan
• Wind = bewegende lucht
• Van hogedrukgebied naar lagedrukgebied
5. Luchtdruk en wind

• 1. Verschillen in luchtdruk veroorzaken wind


– 1.2 Drukverschillen doen wind ontstaan
• Wind wijkt af door de rotatie van de aarde
– Moest aarde niet draaien: altijd noordenwind
5. Luchtdruk en wind

• 2. Het model van de drie kringlopen


– Niet kennen
5. Luchtdruk en wind

• 2. Het model van de drie kringlopen


– Luchtstromingen
• http://www.schooltv.nl/video/luchtstromen-op-aarde-
van-hoge-naar-lagedrukgebied/#q=weer%20voorspel
5. Luchtdruk en wind

• 3. Straalstromen bepalen mee de ligging van


de drukgebieden
– NIET kennen
5. Luchtdruk en wind

• 4. De drukgordels en windsystemen op aarde


– 4.1 Overheersende winden worden bepaald door
de drukgebieden
• NIET kennen
– 4.2 Drukgebieden en winden die ons land
beïnvloeden
• NIET kennen
5. Luchtdruk en wind

• Video: lucht druk en wind


– Atmosferische circulatie
• https://www.youtube.com/watch?v=WXuGYSM2D8k
6. Neerslag als gevolg van
verdamping en condensatie
6. Neerslag als gevolg van verdamping en condensatie

• Intro
– De waterkringloop heeft grote invloed
• Drinkwater
• Landbouw
• Vegetatie
• De trek van dieren
6. Neerslag als gevolg van verdamping en condensatie

• Intro
– De waterkringloop heeft grote invloed
• https://www.youtube.com/watch?v=al-do-HGuIk
6. Neerslag als gevolg van verdamping en condensatie

• INTRO. Hydrologische cyclus


– De zon als motor van het proces
6. Neerslag als gevolg van verdamping en condensatie

• 1. Vochtigheid kan leiden tot neerslag


– Evaporatie  vochtigheid van de atmosfeer
– Absolute luchtvochtigheid
• = totale hoeveelheid waterdamp per m3 lucht op een
bepaald moment
• Lucht kan maar beperkte hoeveelheid waterdamp aan
• Maximumhoeveelheid bereikt  lucht = verzadigd
– Grens afhankelijk van temperatuur en luchtdruk
– Relatieve luchtvochtigheid
• = verhouding tussen aanwezige hoeveelheid
waterdamp en maximale capaciteit bij bepaalde temp.
en druk
6. Neerslag als gevolg van verdamping en condensatie

• 1. Vochtigheid kan leiden tot neerslag


6. Neerslag als gevolg van verdamping en condensatie

• 1. Vochtigheid kan leiden tot neerslag


6. Neerslag als gevolg van verdamping en condensatie

• 1. Vochtigheid kan leiden tot neerslag


– Bij verzadiging  condensatie
• Vorming van kleine druppeltjes
– Condensatiekernen nodig  kristalletjes zeezout
– Waterdruppels hechten zich hieraan
» Bij de grond: mistvorming
» In opstijgende lucht: wolkenvorming
6. Neerslag als gevolg van verdamping en condensatie

• 1. Vochtigheid kan leiden tot neerslag


– Soorten wolken
• Hoge wolken (> 6 km)
– Bv. Cirruswolken
• Middelhoge wolken (2 – 6 km)
– Bv. Altocumuluswolken
• Lage wolken (<2 km)
– Bv. Nimbostratus, cumuluswolken of cumulonimbuswolken

• Verticaal ontwikkelende wolken


– Cumulus en cumulonimbus
6. Neerslag als gevolg van verdamping en condensatie

• 1. Vochtigheid kan leiden tot neerslag

Cirrus Altocumulus

Nimbostratus Cumulus
6. Neerslag als gevolg van verdamping en condensatie

• 1. Vochtigheid kan leiden tot neerslag

Onweerswolk of
cumulonimbus
6. Neerslag als gevolg van verdamping en condensatie

• Wolken in Scheire en de schepping


– https://vimeo.com/61365094
6. Neerslag als gevolg van verdamping en condensatie

• 1. Vochtigheid kan leiden tot neerslag


– Grote hoogte  druppels bevriezen  neerslag
• Regen, sneeuw of hagel
– 3 types regen
• http://www.schooltv.nl/no_cache/video/crid/20060209
_regen01/
• Convectieregen
– Warmte-uitstraling van de aarde doet lucht stijgen
– Namiddag : vorming van zware stapelwolken in evenaarszone
– Hevige, buiige convectieregens
– Bijna dagelijks ritueel aan de evenaar
6. Neerslag als gevolg van verdamping en condensatie

• 1. Vochtigheid kan leiden tot neerslag


– 3 types regen
• Stijgingsregen
– Reliëf dwingt vochtige lucht omhoog
– Daar koelt deze lucht af
• Frontale depressies
– Warme en koude lucht komen samen
– Warme lucht wordt omhoog gestuwd  afkoeling en
condensatie
6. Neerslag als gevolg van verdamping en condensatie

• 1. Vochtigheid kan leiden tot neerslag


– Water uit neerslag  belangrijkste bron van zoet
water!
6. Neerslag als gevolg van verdamping en condensatie

• 2. Ruimtelijke spreiding van de neerslag


naargelang de klimaten
– Neerslagverdeling afhankelijk van
• Regio en seizoen
• Vaak gekoppeld aan vaste drukgebieden
– Smalle ITC-zone
– Wolkenloze woestijnen aan keerkringen
– Wolkenkrullen in centrale zone van de middelbreedten
– (Ant)arctische zone  hogedrukgebied  weinig neerslag
6. Neerslag als gevolg van verdamping en condensatie

• 2. Ruimtelijke spreiding van de neerslag


naargelang de klimaten
Arctische zone

ITC-zone

Antarctische zone
6. Neerslag als gevolg van verdamping en condensatie

• 2. Ruimtelijke spreiding van de neerslag


naargelang de klimaten
– Regionale neerslagverschillen (leren op slides)
• Steppen en woestijnen komen vooral in het Westen van
de continenten voor
– Reden: passaten zorgen voor neerslag aan de oostkust
– Bv. Atacamawoestijn of Kalahariwoestijn
• Hooggebergten zorgen voor droge(re) gebieden
regenschaduwzijde
– Vochtige westenwind laat neerslag achter op westflank van
bvb. de Rocky Mountains
– Drogere, warmere winden dalen af aan de oostkant
6. Neerslag als gevolg van verdamping en condensatie

• 2. Ruimtelijke spreiding van de neerslag


naargelang de klimaten
– Regionale neerslagverschillen (leren op slides)
• Stijgingsregens zorgen voor veel neerslag aan
bergflanken die naar de Indische Oceaan gericht zijn
– Bv. flank van de Himalaya
• West-Europa krijgt meer regen dan continentale oosten
– Wolken zijn hun regen al kwijt voordat ze het oosten bereiken
– Winter: krachtig hogedrukgebied boven Siberië houdt lucht
van over zee tegen
7. Verschillen in klimaten en
vegetaties
7. Verschillen in klimaten en vegetaties

• NIET KENNEN

Anda mungkin juga menyukai